VERSLAG over het initiatief van de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek met het oog op de aanneming van een kaderbesluit van de Raad inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen, alternatieve straffen en voorwaardelijke veroordelingen

5.10.2007 - (6480/2007 – C6‑0129/2007 – 2007/0807(CNS)) - *

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur: Maria da Assunção Esteves

Procedure : 2007/0807(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0356/2007
Ingediende teksten :
A6-0356/2007
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het initiatief van de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek met het oog op de aanneming van een kaderbesluit van de Raad inzake de erkenning en tenuitvoer­legging van voorwaardelijke straffen, alternatieve straffen en voorwaardelijke veroordelingen

(6480/2007 – C6‑0129/2007 – 2007/0807(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

–   gezien het initiatief van de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek (6480/2007)[1],

–   gelet op artikel 31, lid 1, onder a) en c) en artikel 34, lid 2, onder b) van het EU‑Verdrag,

–   gelet op artikel 39, lid 1 van het EU‑Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6‑0129/2007),

–   gelet op de artikelen 93 en 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6‑0356/2007),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het initiatief van de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek, als geamendeerd door het Parlement;

2.  verzoekt de Raad de oorspronkelijke tekst dienovereenkomstig te wijzigen;

3.  verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.  wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het initiatief van de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek ;

5.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen van de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek .

Door de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek voorgestelde tekstAmendementen van het Parlement

Amendement 1

Titel

Initiatief van de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek met het oog op de aanneming van een kaderbesluit van de Raad inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen, alternatieve straffen en voorwaardelijke veroordelingen

Initiatief van de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek met het oog op de aanneming van een kaderbesluit van de Raad inzake de erkenning, het toezicht op en de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen, alternatieve straffen en voorwaardelijke veroordelingen

Motivering

Dit kaderbesluit heeft betrekking op het toezicht op opschortende maatregelen of alternatieve straffen en de verdere besluiten die verband houden met de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen, alternatieve straffen en voorwaardelijke veroordelingen. Door de voorgestelde formulering "toezicht en tenuitvoerlegging" komt deze gedachte goed tot zijn recht.

Amendement 2

Overweging 5

(5) Dit kaderbesluit is in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen die zijn erkend in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en zijn weergegeven in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name in hoofdstuk VI. Het kaderbesluit belet in genen dele dat de erkenning van een vonnis en/of het toezicht op een opschortende maatregel of alternatieve straf kan worden geweigerd, indien er objectieve redenen bestaan om aan te nemen dat de opschortende maatregel of alternatieve straf is opgelegd met het oog op de bestraffing van een persoon op grond van zijn geslacht, ras, godsdienst, etnische afstamming, nationaliteit, taal, politieke overtuiging of seksuele geaardheid, of dat de positie van die persoon om een van deze redenen kan worden aangetast.

(5) Dit kaderbesluit is in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen die zijn erkend in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en zijn weergegeven in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name in hoofdstuk VI. Het kaderbesluit belet in genen dele dat de erkenning van een vonnis en/of het toezicht op een opschortende maatregel of alternatieve straf kan worden geweigerd, indien er objectieve redenen bestaan om aan te nemen dat de opschortende maatregel of alternatieve straf is opgelegd in duidelijke en ontoelaatbare schending van de grondrechten die zijn verankerd in de Verdragen van de Europese Unie of in de grondwetten van de lidstaten.

Amendement 3

Overweging 6

(6) Dit kaderbesluit laat de toepassing door de lidstaten van hun grondwettelijke bepalingen betreffende een eerlijke rechtsgang, vrijheid van vereniging, vrijheid van drukpers en vrijheid van meningsuiting in andere media, onverlet.

(6) Dit kaderbesluit laat de toepassing door de lidstaten van hun grondwettelijke bepalingen betreffende een eerlijke rechtsgang, vrijheid van vereniging, vrijheid van drukpers en vrijheid van meningsuiting in andere media en over het algemeen alle grondwettelijke regels betreffende de grondrechten die qua werkingssfeer niet onverenigbaar zijn met de aard van de uitvoering van de maatregelen, onverlet.

Amendement 4

Overweging 8

(8) De wederzijdse erkenning van, alsook het toezicht op voorwaardelijke veroordelingen en alternatieve straffen vonnissen in de tenuitvoerleggingsstaat is erop gericht de resocialisatiekansen van de veroordeelde te vergroten, doordat hem de mogelijkheid wordt geboden familiale, talige, culturele of andere banden te onderhouden. Tevens echter wordt de controle op de taalkundige naleving van de voorwaarden en op de uitvoering van de opschortende maatregelen en alternatieve straffen verbeterd, om recidive te voorkomen en aldus voldoende aandacht te schenken aan de bescherming van slachtoffers.

(8) De wederzijdse erkenning van, alsook het toezicht op voorwaardelijke veroordelingen, alternatieve straffen en voorwaardelijke veroordelingen in de tenuitvoerleggingsstaat is erop gericht de resocialisatiekansen van de veroordeelde te vergroten, doordat hem de mogelijkheid wordt geboden familiale, talige, culturele of andere banden te onderhouden. Tevens echter wordt de controle op de naleving van de opschortende maatregelen en alternatieve straffen verbeterd, om recidive te voorkomen en aldus voldoende aandacht te schenken aan de bescherming van slachtoffers en de bescherming van de samenleving in het algemeen.

Motivering

In deze overweging wordt verwezen naar het doel van voorkoming van recidive, dat is ingegeven door het beginsel van bescherming van het slachtoffer. Hierdoor wordt een wezenlijke idee, namelijk die van bescherming (of verdediging) van de samenleving, die in het kader van de verwezenlijking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder enige twijfel een belangrijke rol speelt, buiten beschouwing gelaten.

Amendement 5

Overweging 9

(9) Om te kunnen zorgen voor een efficiënte uitwisseling van alle informatie die voor de opschorting van een straf relevant is, is het wenselijk dat op grond van de nationale wetgeving van de lidstaten de aanvaarding van het toezicht op opschortende maatregelen en alternatieve straffen kan worden gestaafd door de nationale registers.

(9) Om te kunnen zorgen voor een efficiënte uitwisseling van alle informatie die voor de opschorting van een straf relevant is, is het wenselijk dat op grond van de nationale wetgeving van de lidstaten de aanvaarding van het toezicht op opschortende maatregelen, alternatieve straffen en voorwaardelijke veroordelingen kan worden gestaafd door de nationale registers.

Motivering

De verwijzing naar voorwaardelijke veroordelingen strookt met de algemene context van het kaderbesluit.

Amendement 6

Artikel 1, lid 1

1. Dit kaderbesluit heeft ten doel de regels vast te stellen volgens welke een lidstaat, ter bevordering van de resocialisatie van gevonniste personen en ter verbetering van de slachtofferbescherming, toeziet op opschortende maatregelen, opgelegd op grond van een in een andere lidstaat gegeven vonnis, of op in zo'n vonnis vervatte alternatieve straffen en, voor zover hij hiertoe bevoegd is, alle overige besluiten neemt in verband met de tenuitvoerlegging van het vonnis.

1. Dit kaderbesluit is gericht op bevordering van de resocialisatie van gevonniste personen en verbetering van de bescherming van de slachtoffers en de samenleving evenals op het vergemakkelijken van de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen, alternatieve straffen en voorwaardelijke veroordelingen bij overtreders die niet in de staat van het vonnis woonachtig zijn. Met het oog op de verwezenlijking van deze doelstellingen legt dit kaderbesluit de regels vast volgens welke de staat waar de veroordeelde persoon zijn gewone, wettelijke verblijfplaats heeft, de in de andere lidstaat opgelegde straffen erkent, toezicht houdt op de voorwaardelijke straffen, alternatieve straffen en voorwaardelijke veroordelingen en deze ten uitvoer legt.

Motivering

a)Er moet duidelijk zijn dat met het kaderbesluit een strafbeleid wordt ondersteund dat alternatieven voor vrijheidsstraffen bevordert (alternatieve straffen, voorwaardelijke straffen en voorwaardelijke veroordelingen als "straffen" die zich van vrijheidsstraffen onderscheiden). b) De verwijzing naar de regels inzake erkenning is noodzakelijk aangezien wederzijdse erkenning voorwaarde is voor het toezicht. c) Door dit kaderbesluit wordt de veroordeelde persoon alleen maar een recht om te worden gehoord toegekend. Hieruit vloeit uiteraard alleen een wettelijk recht en geen grondrecht voort.

Amendement 7

Artikel 1, lid 2

2. Dit kaderbesluit is uitsluitend van toepassing op de erkenning van vonnissen en de overname van het toezicht op opschortende maatregelen en alternatieve straffen, alsmede van alle overige rechterlijke vonnissen waarin dit kaderbesluit voorziet. Dit kaderbesluit is niet van toepassing op de tenuitvoerlegging van strafvonnissen waarbij een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel wordt opgelegd en die vallen onder Kaderbesluit 2007/...*/JBZ van de Raad. Erkenning en tenuitvoerlegging van geldelijke straffen en vonnissen tot confiscatie in een andere lidstaat berusten op de instrumenten die tussen de lidstaten van toepassing zijn, in het bijzonder Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke straffen en Kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op vonnissen tot confiscatie.

2. Dit kaderbesluit is uitsluitend van toepassing op de erkenning van vonnissen en de overname van het toezicht op en de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke en alternatieve straffen en voorwaardelijke veroordelingen, alsmede van alle verdere besluiten waarin dit kaderbesluit voorziet. Dit kaderbesluit is niet van toepassing op de tenuitvoerlegging van strafvonnissen waarbij een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel wordt opgelegd en die vallen onder Kaderbesluit 2007/...*/JBZ van de Raad. Erkenning en tenuitvoerlegging van geldelijke straffen en vonnissen tot confiscatie in een andere lidstaat berusten op de instrumenten die tussen de lidstaten van toepassing zijn, in het bijzonder Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke straffen en Kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op vonnissen tot confiscatie.

Motivering

a) "Opschortende maatregelen" zijn geen "straffen". Het gaat hierbij krachtens artikel 2, onder e), om verplichtingen en instructies die volgens het nationale recht van de staat van het vonnis aan een natuurlijke persoon worden opgelegd in verband met een voorwaardelijke straf of een voorwaardelijke veroordeling. b) De vervanging van " overige rechterlijke vonnissen" door "verdere besluiten" is ingegeven door een streven naar terminologische coherentie (zie artikelen 12, 14 en 15).

Amendement 8

Artikel 2, letter b), punt (ii)

(ii) nadat een gedeelte van de vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel is ondergaan (voorwaardelijke invrijheidstelling of vervroegde invrijheidstelling);

(ii) nadat een gedeelte van de vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel is ondergaan (besluit inzake voorwaardelijke invrijheidstelling of vervroegde invrijheidstelling) door het opleggen van één of meer opschortende maatregelen;

Amendement 9

Artikel 2, letter c)

c) "alternatieve straf": een als zelfstandige straf opgelegde verplichting of instructie die geen vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel noch een geldelijke sanctie is;

c) "alternatieve straf": een als autonome straf opgelegde verplichting of instructie die geen tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel noch de betaling van een geldbedrag is;

Motivering

Door de uitdrukking "autonome straf" komt beter de aard van de alternatieve straffen beter tot zijn recht. Het gaat hierbij immers om in een vonnis vastgelegde "straffen" die alleen door een rechter kunnen worden opgelegd.

Amendement 10

Artikel 2, letter d)

d) "voorwaardelijke veroordeling": een vonnis van een rechter waarbij de oplegging van een straf voorwaardelijk is opgeschort middels één of meer opschortende maatregelen;

Niet van toepassing op de Nederlandse tekst

Amendement 11

Artikel 2, letter g)

g) "tenuitvoerleggingsstaat": de lidstaat waar toezicht wordt gehouden op de opschortende maatregelen en de alternatieve straffen en waar, voor zover de lidstaat de verantwoordelijkheid hiertoe heeft aanvaard, alle overige besluiten in verband met de tenuitvoerlegging van het vonnis worden genomen.

g) "tenuitvoerleggingsstaat": de lidstaat waar toezicht wordt gehouden op de opschortende maatregelen en de alternatieve straffen en waar alle overige besluiten in verband met de tenuitvoerlegging van de opschortende maatregelen, alternatieve straffen en voorwaardelijke veroordelingen naar aanleiding van een besluit in de zin van artikel 7 worden genomen.

Amendement 12

Artikel 2, letter g) bis (nieuw)

 

g bis) "gewone, wettelijke verblijfplaats": de plaats waar de betrokkene het permanente centrum van zijn belangen heeft gevestigd; deze plaats moet worden bepaald aan de hand van alle relevante feitelijke elementen.

Motivering

Het begrip verblijfplaats is een communautair begrip waarvan de definitie niet aan de verschillende nationale stelsels mag worden overgelaten. Derhalve dient een definitie, namelijk die welke in de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie wordt gebruikt, in het kaderbesluit te worden opgenomen.

Amendement 13

Artikel 3

Dit kaderbesluit geldt onverminderd de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen, die in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie is neergelegd.

Dit kaderbesluit geldt onverminderd de plicht tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen, die in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de grondwetten van de lidstaten is neergelegd.

Motivering

De waarden van de Europese Verdragen stemmen principieel overeen met die van de grondwetten van de lidstaten. De lijsten van grondrechten hebben een open karakter.

Amendement 14

Artikel 4, lid 1

1. Elke lidstaat deelt het secretariaat-generaal van de Raad mee welke rechterlijke autoriteiten naar intern recht bevoegd zijn te handelen overeenkomstig dit kaderbesluit, in het geval dat die lidstaat staat van het vonnis of tenuitvoerleggingsstaat is.

1. Elke lidstaat deelt het secretariaat-generaal van de Raad mee welke autoriteiten naar intern recht bevoegd zijn te handelen overeenkomstig dit kaderbesluit, in het geval dat die lidstaat staat van het vonnis of tenuitvoerleggingsstaat is. De lijst van bevoegde autoriteiten wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Motivering

Dit kaderbesluit bevat ook bepalingen betreffende de rol van andere dan de rechterlijke autoriteiten of autoriteiten die functies met een rechterlijk karakter uitoefenen (bijvoorbeeld politiële of administratieve instanties met functies zonder rechterlijk karakter). Daarom is het in artikel 4 - maar niet noodzakelijkerwijs in de gehele tekst van het kaderbesluit (zie de motivering van de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1) - gerechtvaardigd de formulering "rechterlijke autoriteiten" door "bevoegde autoriteiten" te vervangen. Om welke autoriteiten het gaat, hangt af van de specifieke context waaraan het kaderbesluit per geval refereert.

Amendement 15

Artikel 5, lid 1, inleidende formule

1. Een vonnis dat één of meer van de onderstaande opschortende maatregelen of alter­natieve straffen bevat kan, ter fine van de erkenning van en het toezicht op die maatregelen en straffen, worden toegezonden aan een andere lidstaat, waar de gevonniste persoon zijn gewone, wettelijke verblijfplaats heeft:

1. Een vonnis of besluit inzake voorwaardelijke invrijheidstelling dat één of meer van de onderstaande opschortende maatregelen of verplichtingen of instructies bevat, kan ter fine van de erkenning van en het toezicht op die maatregelen en verplichtingen of instructies, worden toegezonden aan een andere lidstaat, waar de gevonniste persoon zijn gewone, wettelijke verblijfplaats heeft. In het certificaat in de zin van artikel 6 kunnen met het oog op het toezicht één of meer van de in het vonnis vastgestelde opschortende maatregelen of de verplichtingen of instructies worden vermeld:

Motivering

Deze verduidelijking is noodzakelijk voor het geval de staat van het vonnis niet wenst dat toezicht wordt uitgeoefend op alle maatregelen die in het vonnis zijn vastgelegd.

Amendement 16

Artikel 5, lid 1, letter a)

a) de gevonniste persoon moet de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat in kennis stellen van iedere verandering van woonplaats;

a) de gevonniste persoon moet de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat in kennis stellen van iedere verandering van woonplaats, arbeids- of opleidingsplaats;

Amendement 17

Artikel 5, lid 1, letter b)

b) hij mag bepaalde locaties in de staat van het vonnis of de tenuitvoerleggingsstaat niet zonder toestemming verlaten of betreden, en moet andere voorschriften betreffende levenswijze, verblijfplaats, opleiding, beroepsbezigheid of vrijetijdsbesteding opvolgen;

b) hij mag bepaalde locaties in de staat van het vonnis of de tenuitvoerleggingsstaat niet zonder toestemming betreden, en moet andere voorschriften betreffende levenswijze, verblijfplaats, opleiding, beroepsbezigheid of vrijetijdsbesteding opvolgen;

Amendement 18

Artikel 5, lid 1, letter e)

e) hij moet de door het strafbare feit veroorzaakte schade vergoeden;

e) hij moet de door het strafbare feit veroorzaakte schade vergoeden en de tenuitvoerleggingsstaat van de nakoming van deze verplichting op de hoogte stellen;

Amendement 19

Artikel 5, lid 1 bis (nieuw)

 

1 bis. Het vonnis of het besluit inzake voorwaardelijke invrijheidstelling in de zin van dit kaderbesluit wordt pas doorgezonden nadat de betrokkene die terecht staat is gehoord.

Motivering

De overbrenging van de veroordeelde mag niet afhankelijk zijn van diens toestemming. Door het kaderbesluit wordt de veroordeelde alleen maar een recht om te worden gehoord toegekend, waaruit vanzelfsprekend slechts een wettelijk recht en geen grondrecht kan worden afgeleid. Het besluit betreffende overbrenging is gebaseerd op de beoordeling van het concrete geval door de rechter, die zich hierbij door de doelstellingen van het kaderbesluit laat leiden.

Amendement 20

Artikel 5, lid 3

3. Het in artikel 6 bedoelde certificaat omvat, naast de in lid 1 genoemde maatregelen en straffen, alleen de overeenkomstig lid 2 door de betrokken tenuitvoerleggingsstaat gemelde maatregelen of straffen.

3. Het in artikel 6 bedoelde certificaat omvat, naast de in lid 1 genoemde maatregelen en straffen, alleen de overeenkomstig lid 2 door de betrokken tenuitvoerleggingsstaat gemelde opschortende maatregelen of verplichtingen of instructies.

Amendement 21

Artikel 6, lid 1

1. De bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis zendt het vonnis of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan, vergezeld van een certificaat, waarvan het modelformulier in bijlage I staat, rechtstreeks toe aan de bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat, in een schriftelijk vastgelegde of vast te leggen vorm, in die zin dat de tenuitvoerleggingsstaat de echtheid ervan kan vaststellen. Het origineel van het vonnis, of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift, en het origineel van het certificaat worden aan de tenuitvoerleggingsstaat toegezonden, indien deze daarom verzoekt. Alle ambtelijke mededelingen worden eveneens rechtstreeks door deze bevoegde rechterlijke autoriteiten uitgewisseld.

1. De bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis zendt het certificaat, waarvan het modelformulier in bijlage I staat, samen met het vonnis of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan, en, in voorkomend geval, het besluit inzake voorwaardelijke invrijheidstelling, rechtstreeks toe aan de bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat, in een schriftelijk vastgelegde of vast te leggen vorm, in die zin dat de tenuitvoerleggingsstaat de echtheid ervan kan vaststellen. Het origineel van het vonnis, of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift, en het origineel van het certificaat worden aan de tenuitvoerleggingsstaat toegezonden, indien deze daarom verzoekt. Alle ambtelijke mededelingen worden eveneens rechtstreeks door deze bevoegde rechterlijke autoriteiten uitgewisseld.

Motivering

In dit geval is de uitdrukking "rechterlijke autoriteit" gehandhaafd, aangezien het gaat om de toezending van het "vonnis" (dat altijd door een rechter wordt vastgesteld) en het "besluit inzake voorwaardelijke invrijheidstelling" (dat al dan niet door een rechter wordt vastgesteld). Aangezien er geen "organische" definitie van de "bevoegde rechterlijke autoriteit" is, moet een "functionele" definitie worden gekozen, die er de ruimte voor biedt dat onder de bevoegde rechterlijke autoriteit de rechter, het openbaar ministerie of de administratie die de functies van bevoegde rechterlijke autoriteit uitoefent, worden begrepen.

Amendement 22

Artikel 6, lid 3

3. De bevoegde rechterlijke autoriteit in de staat van het vonnis zendt het vonnis, vergezeld van het certificaat, slechts aan één tenuitvoerleggingsstaat tegelijk toe.

3. De bevoegde rechterlijke autoriteit in de staat van het vonnis zendt het vonnis, vergezeld van het certificaat en, in voorkomend geval, het besluit inzake voorwaardelijke invrijheidstelling, slechts aan één tenuitvoerleggingsstaat tegelijk toe.

Amendement 23

Artikel 6, lid 5

5. De rechterlijke autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat die het vonnis, vergezeld van een certificaat, ontvangt en niet bevoegd is deze te erkennen, zendt het vonnis met het certificaat ambtshalve aan de bevoegde rechterlijke autoriteit toe. De bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat stelt de bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis onverwijld, in een schriftelijk vastgelegde of vast te leggen vorm, in kennis van de toezending van het vonnis en het certificaat.

5. De rechterlijke autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat die het vonnis, vergezeld van een certificaat en, in voorkomend geval, het besluit inzake voorwaardelijke invrijheidstelling, ontvangt en niet bevoegd is deze te erkennen, zendt het vonnis met het certificaat ambtshalve aan de bevoegde rechterlijke autoriteit toe. De bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat stelt de bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis onverwijld, in een schriftelijk vastgelegde of vast te leggen vorm, in kennis van de toezending van het vonnis en het certificaat.

Amendement 24

Artikel 7, lid 1

1. De bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat erkent de volgens de procedure van artikel 6 toegezonden vonnissen en neemt onverwijld de voor het toezicht op de opschortende maatregelen en de alternatieve straffen vereiste maatregelen, tenzij zij beslist zich te beroepen op een van de in artikel 9 genoemde gronden tot weigering van de erkenning en de overname van het toezicht.

1. De bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat erkent de volgens de procedure van artikel 6 toegezonden vonnissen en neemt onverwijld de voor het toezicht op de opschortende maatregelen en de verplichtingen en instructies waaruit de alternatieve straf bestaat vereiste maatregelen, tenzij zij beslist zich te beroepen op een van de in artikel 9 genoemde gronden tot weigering van de erkenning en uitvoering van het toezicht.

Motivering

De uitdrukking "rechterlijke autoriteit" is in dit geval gehandhaafd omdat de betrokken "kennisgevingen" tussen de "rechterlijke autoriteiten" van de lidstaten worden uitgewisseld. Krachtens artikel 4 deelt iedere lidstaat het secretariaat-generaal van de Raad mee welke autoriteiten naar intern recht bevoegd zijn voor de tenuitvoerlegging van en het toezicht op de straffen (die, zoals reeds uiteengezet, geen autoriteiten met een rechterlijk karakter behoeven te zijn). Zoals blijkt, moet in de tekst van het kaderbesluit van geval tot geval worden bekeken of deze uitdrukking van toepassing is (zie motivering betreffende de artikelen 4, lid 1, en 6, lid 1).

Amendement 25

Artikel 7, lid 2

2. De opschortende maatregelen of de alternatieve straffen die naar aard en duur onverenig­baar zijn met het recht van de tenuitvoerleggingsstaat, kunnen door de bevoegde rechter­lijke autoriteit van deze staat worden aangepast aan de opschortende maatregelen en alternatieve straffen die het nationale recht van de tenuitvoerleggingsstaat voor vergelijk­bare strafbare feiten voorschrijft. De aangepaste opschortende maatregel of de alternatieve straf moet zoveel mogelijk overeenkomen met de in de staat van het vonnis opgelegde opschortende maatregel of alternatieve straf.

2. De opschortende maatregelen of de alternatieve straffen die qua duur onverenig­baar zijn met het recht van de tenuitvoerleggingsstaat, kunnen door de bevoegde rechter­lijke autoriteit van deze staat worden aangepast aan de opschortende maatregelen en verplichtingen en instructies waaruit de alternatieve straffen volgens het nationale recht van de tenuitvoerleggingsstaat voor soortgelijke strafbare feiten bestaan. De aangepaste opschortende maatregel of de alternatieve straf moet zoveel mogelijk overeenkomen met de in de staat van het vonnis opgelegde opschortende maatregel of alternatieve straf.

Motivering

De incompatibiliteit van de maatregelen of straffen kan alleen met betrekking tot de duur en niet met betrekking tot de aard ervan worden beoordeeld. Alleen op deze wijze wordt voldaan aan de vereisten van het legaliteitsbeginsel in strafzaken. En alleen op deze wijze is artikel 7, lid 3, zinvol. In de praktijk zou het uiterst moeilijk zijn om bij de maatregelen of straffen van uiteenlopende aard de zwaarte ervan te beoordelen.

Amendement 26

Artikel 7, lid 3 bis (nieuw)

 

3 bis. In geval van aanpassing van de opschortende maatregelen of alternatieve straffen in de zin van lid 2 stelt de bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat de bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis onverwijld in kennis van dit besluit. Na de kennisgeving kan de bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis besluiten het certificaat en het vonnis evenals, in voorkomend geval, het besluit inzake voorwaardelijke invrijheidsstelling in te trekken. In dit geval moet het recht van de persoon om te worden gehoord, gewaarborgd worden.

Motivering

Het recht van de veroordeelde persoon om te worden gehoord, dat erkend wordt voor het overbrengingsbesluit, moet ook worden gewaarborgd in het omgekeerde geval (intrekking van het besluit).

Amendement 27

Artikel 9, lid 1, inleidende formule

1. De bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat kan in de volgende gevallen besluiten de erkenning van het vonnis dan wel het toezicht op de opschortende maatregelen of de alternatieve straf te weigeren:

1. De bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat kan in de volgende gevallen besluiten de erkenning van het vonnis of, in voorkomend geval, van het besluit inzake voorwaardelijke invrijheidstelling, alsmede het toezicht op de opschortende maatregelen of de alternatieve straf te weigeren:

Amendement 28

Artikel 9, lid 1, letter a)

a) het in artikel 6 bedoelde certificaat is onvolledig of stemt kennelijk niet overeen met het vonnis en is niet binnen de door de bevoegde rechterlijke autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat gestelde redelijke termijn aangevuld of gecorrigeerd;

a) het in artikel 6 bedoelde certificaat is onvolledig of stemt kennelijk niet overeen met het vonnis of het besluit inzake voorwaardelijke invrijheidstelling en is niet binnen de door de bevoegde rechterlijke autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat gestelde redelijke termijn aangevuld of gecorrigeerd;

Amendement 29

Artikel 9, lid 1, letter b)

b) er is niet voldaan aan de in artikel 5 vermelde criteria;

b) er is niet voldaan aan de in artikel 5 vermelde criteria, met inbegrip van - maar niet beperkt tot - de eis inzake de gewone, wettelijke verblijfplaats;

Motivering

De tenuitvoerleggingsstaat dient de staat te zijn "waar de gevonniste persoon zijn gewone, wettelijke verblijfplaats heeft". Dit betekent dat de verblijfplaats ook een "criterium" is dat de lidstaat tot wie het verzoek is gericht, in aanmerking moet kunnen nemen om de erkenning van het vonnis dan wel het toezicht al dan niet te weigeren.

Amendement 30

Artikel 9, lid 1, letter e)

e) de strafvervolging of de tenuitvoerlegging is volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat verjaard en heeft betrekking op een feit waarvoor de tenuitvoerleggingsstaat naar intern recht bevoegd is;

e) de straf is volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat verjaard;

Motivering

a)De verwijzing naar de verjaring van de strafvervolging wordt geschrapt omdat het in feite niet om de strafvervolging, maar om reeds opgelegde straffen gaat. b) In principe gaat het om de "verjaring van de straf" en niet om de verjaring van de tenuitvoerlegging ervan. Indien een straf ten uitvoer wordt gelegd, verjaart zij (of beter, haar tenuitvoerlegging) indien inmiddels de verjaringstermijn van de straf is bereikt, niet.

Amendement 31

Artikel 9, lid 1, letter i)

i) het vonnis bevat een medisch-therapeutische maatregel waarop de tenuitvoerleggingsstaat, niettegenstaande artikel 7, lid 2, in het kader van het rechts- of gezondheidszorgsysteem geen toezicht kan houden, of

i) het vonnis of , in voorkomend geval, het besluit inzake voorwaardelijke invrijheidstelling bevat een medisch-therapeutische maatregel waarop de tenuitvoerleggingsstaat, niettegenstaande artikel 7, lid 2, in het kader van het gezondheidszorgsysteem geen toezicht kan houden, of

Motivering

Het heeft geen zin het rechtssysteem als motief voor de niet-tenuitvoerlegging aan te voeren: overeenkomstig artikel 11 valt "het toezicht op de opschortende maatregelen en op de alternatieve straffen […] onder het recht van de tenuitvoerleggingsstaat". Artikel 11 impliceert dat de tenuitvoerleggingsstaat, die verplicht is en zich ertoe verplicht heeft toezicht te houden op de in artikel 5, leden 1 en 2, vastgelegde maatregelen en straffen, een interne wet moet vaststellen om dit toezicht te waarborgen, zo deze niet al bestaat (zo niet, zouden de praktische effecten die met het kaderbesluit worden nagestreefd, namelijk dit soort straffen effectief ten uitvoer te leggen teneinde de vastgelegde doelstellingen te bereiken, teniet worden gedaan).

Amendement 32

Artikel 9, lid 1, letter j)

j) in het geval van artikel 13, lid 1, kon geen akkoord worden bereikt over de aanpassing van de opschortende maatregelen of de alternatieve straffen.

schrappen

Motivering

Deze alinea dient net als artikel 13 te worden geschrapt om te voorkomen dat door een teveel aan overleg de doeltreffendheid van het kaderbesluit in het gedrang komt.

Amendement 33

Artikel 9, lid 1, letter j bis) (nieuw)

 

j bis) het certificaat of het vonnis maatregelen bevat die niet zijn vermeld noch aanvaard in de zin van artikel 5, leden 1 en 2, van dit kaderbesluit.

Amendement 34

Artikel 9, lid 2

2. In de in lid 1 bedoelde gevallen pleegt de bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat, voordat zij besluit het vonnis niet te erkennen en het toezicht op de opschortende maatregelen en de alternatieve straffen niet te aanvaarden, langs passende weg overleg met de bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis, en verzoekt zij haar in voorkomend geval onverwijld de nodige aanvullende gegevens te verstrekken.

2. In de in lid 1, onder a), b), c), h) en i), bedoelde gevallen pleegt de bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat, voordat zij besluit het vonnis of, in voorkomend geval, het besluit inzake voorwaardelijke invrijheidstelling niet te erkennen en het toezicht op de opschortende maatregelen en de alternatieve straffen niet te aanvaarden, langs passende weg overleg met de bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis, en verzoekt zij haar in voorkomend geval onverwijld de nodige aanvullende gegevens te verstrekken.

Amendement 35

Artikel 10, lid 1

1. De bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat besluit binnen 10 dagen na ontvangst van het vonnis en het certificaat of zij het vonnis erkent en het toezicht op de opschortende maatregelen en alternatieve straffen aanvaardt. Zij stelt de bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis onverwijld, in een schriftelijk vastgelegde of vast te leggen vorm, in kennis van haar besluit. De weigering van de erkenning van het vonnis en de weigering van het toezicht dienen te worden gemotiveerd.

1. De bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat besluit binnen 30 dagen na ontvangst van het vonnis en het certificaat of zij het vonnis erkent en het toezicht op de opschortende maatregelen en alternatieve straffen aanvaardt. Zij stelt de bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis onverwijld, in een schriftelijk vastgelegde of vast te leggen vorm, in kennis van haar besluit. De weigering van de erkenning van het vonnis en de weigering van het toezicht dienen te worden gemotiveerd.

Motivering

Dit is een redelijke termijn.

Amendement 36

Artikel 10, lid 2

2. Indien de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat in een bepaald geval de in lid 1 genoemde termijn niet kan naleven, stelt zij de bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis hiervan onverwijld en op ongeacht welke wijze in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en van de voor het nemen van het definitieve besluit nodig geachte tijd.

2. Indien de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat in een uitzonderlijk geval de in lid 1 genoemde termijn niet kan naleven, stelt zij de bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis hiervan onverwijld en op ongeacht welke wijze in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en van de voor het nemen van het definitieve besluit nodig geachte tijd.

Motivering

Hierdoor wordt artikel 10 van het kaderbesluit in overeenstemming gebracht met het doel van "toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafrechtelijke vonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen worden opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie". Door de termijn tot 30 dagen uit te breiden, wordt tot uiting gebracht dat deze gevallen altijd een uitzonderlijk karakter hebben.

Amendement 37

Artikel 11

Het toezicht op de opschortende maatregelen en op de alternatieve straffen valt onder het recht van de tenuitvoerleggingsstaat.

Het toezicht op de opschortende maatregelen en op de verplichtingen en instructies waaruit de alternatieve straffen bestaan, valt onder het recht van de tenuitvoerleggingsstaat.

Amendement 38

Artikel 12, lid 1

1. De bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat is bevoegd alle verdere besluiten in verband met de voorwaardelijke of alternatieve straffen of de voorwaardelijke veroordeling te nemen, zoals wijziging van de opschortende maatregelen, intrekking van de strafopschorting, strafoplegging in het geval van een voorwaardelijke veroordeling of kwijtschelding. De bovenbedoelde besluiten en alle verdere gevolgen van het vonnis worden beheerst door het recht van de tenuitvoerleggingsstaat.

1. De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat is bevoegd alle verdere besluiten in verband met de voorwaardelijke of alternatieve straffen, de voorwaardelijke veroordeling of de voorwaardelijke invrijheidstelling te nemen, zoals wijziging van de opschortende maatregelen, intrekking van de strafopschorting, strafoplegging in het geval van een voorwaardelijke veroordeling of intrekking daarvan dan wel het verstrijken van de straf. De bovenbedoelde besluiten en alle verdere gevolgen van het vonnis worden beheerst door het recht van de tenuitvoerleggingsstaat.

Motivering

a) In dit artikel dient alleen naar de "bevoegde autoriteit" te worden verwezen. De "verdere besluiten" waarvan hierin sprake is, behoeven in sommige lidstaten niet door "rechterlijke autoriteiten" te worden genomen (bijvoorbeeld besluiten betreffende de wijziging van opschortende maatregelen. b) Om in een geval van voorwaardelijke veroordeling een straf te kunnen opleggen, dient eerst de voorwaardelijke veroordeling te worden ingetrokken. c) Met het oog op een uniform taalgebruik dient de voorkeur te worden gegeven aan "verstrijken" boven "kwijtschelding" van de straf [zie artikel 14, lid 1, onder d)]

Amendement 39

Artikel 12, lid 2

2. De bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis kan zich de bevoegdheid voor­behouden alle verdere besluiten in verband met voorwaardelijke veroordelingen te nemen. In dat geval is het recht van de staat van het vonnis op alle verdere gevolgen van het vonnis van toepassing.

2. De bevoegde autoriteit van de staat van het vonnis kan zich de bevoegdheid voor­behouden alle verdere besluiten in verband met voorwaardelijke veroordelingen te nemen. In dat geval is het recht van de staat van het vonnis op alle bovengenoemde besluiten en alle verdere gevolgen van het vonnis van toepassing.

Motivering

De staat die het recht toepast, of dit nu de tenuitvoerleggingsstaat of de staat van het vonnis is, past zijn eigen recht toe.

Amendement 40

Artikel 12, lid 3

3. Bij de omzetting van dit kaderbesluit mag iedere lidstaat bepalen dat hij als tenuitvoerleggingsstaat in bepaalde gevallen de in lid 1 bedoelde bevoegdheid kan weigeren. Het besluit wordt dan volgens de procedure van artikel 10 genomen en meegedeeld. De in artikel 7, lid 1, neergelegde verplichting blijft onverlet.

3. Bij de goedkeuring van dit kaderbesluit of later, op het moment van de omzetting en middels een bij het secretariaat-generaal van de Raad ingediende verklaring, mag iedere lidstaat bepalen dat hij als tenuitvoerleggingsstaat in de specifieke categorieën van gevallen die door die lidstaat worden aangegeven de in lid 1 bedoelde bevoegdheid weigert. Het besluit wordt dan volgens de procedure van artikel 10 genomen, gemotiveerd en meegedeeld. De in artikel 7, lid 1, neergelegde verplichting blijft onverlet. Deze verklaring kan door de lidstaat op elk moment worden ingetrokken. De verklaringen of de intrekking ervan worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Motivering

Principieel vormt een weigering een uitzondering. Anders zou afbreuk worden gedaan aan de doeltreffendheid en dientengevolge de strekking van het kaderbesluit.

Amendement 41

Artikel 13

Artikel 13

Overleg tussen de bevoegde rechterlijke autoriteiten

schrappen

1. Indien de bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat een aanpassing overeenkomstig artikel 7, leden 2 en 3, overweegt, raadpleegt zij vooraf de bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis over de aanpassing van de opschortende maatregelen of van de alternatieve straf.

 

2. De bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis kan bij de toezending van het vonnis en het certificaat overeenkomstig artikel 6 afzien van de in lid 1 bedoelde raadpleging. In dat geval wordt de bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis door de bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat achteraf van alle aanpassingen, bedoeld in artikel 7, leden 2 en 3, in kennis gesteld.

 

Motivering

Artikel 13 dient te worden geschrapt om te voorkomen dat door een teveel aan overleg de doeltreffendheid van het kaderbesluit in het gedrang komt. Er zij echter op gewezen dat door het nieuwe lid 4 dat aan artikel 7 wordt toegevoegd, het certificaat door de staat van het vonnis kan worden ingetrokken indien de aanpassing waarop dit artikel betrekking heeft, niet aanvaardbaar is.

Amendement 42

Artikel 14, titel

Plichten van de betrokken autoriteiten in het geval dat de tenuitvoerleggingsstaat bevoegd is alle verdere besluiten te nemen

Plichten van de betrokken autoriteiten in het geval dat de tenuitvoerleggingsstaat bevoegd is alle verdere besluiten te nemen

Motivering

(Niet van toepassing op de Nederlandse versie - vertaler).

Amendement 43

Artikel 14, lid 1, letter a)

a) de wijziging van de opschortende maatregelen of van de alternatieve straf;

a) de alternatieve straffen en de wijziging van de opschortende maatregelen;

Amendement 44

Artikel 14, lid 1, letter b)

b) de intrekking van de strafopschorting;

b) de intrekking van de voorwaardelijke straf en van de voorwaardelijke veroordeling;

Amendement 45

Artikel 14, lid 1, letter c)

c) de vaststelling van de straf in het geval van een voorwaardelijke veroordeling,

c) de strafoplegging in het geval van een voorwaardelijke veroordeling,

Motivering

Terminologische coherentie (zie artikel 12, lid 1).

Amendement 46

Artikel 14, lid 1, letter d)

d) het verstrijken van de opschortende maatregelen of van de alternatieve straf;

d) het verstrijken van de voorwaardelijke straffen, de voorwaardelijke veroordelingen of de alternatieve straf;

Amendement 47

Artikel 14, lid 1 bis (nieuw)

 

1 bis. In geval van intrekking van voorwaardelijke straffen, voorwaardelijke veroordelingen of alternatieve straffen is de staat van het vonnis verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de in het vonnis opgelegde vrijheidsstraf, behalve in de gevallen als bedoeld in artikel 12, leden 2 en 3.

Amendement 48

Artikel 14, lid 2

2. De bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis stelt de bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat onverwijld, in een schriftelijk vastgelegde of vast te leggen vorm, in kennis van alle omstandigheden of informatie die volgens haar de intrekking van de strafopschorting of een wijziging van de opschortende maatregelen of van de alternatieve straf tot gevolg kunnen hebben.

2. De bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis stelt de bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat onverwijld, in een schriftelijk vastgelegde of vast te leggen vorm, in kennis van alle omstandigheden of informatie die volgens haar de intrekking van de strafopschorting of van de voorwaardelijke veroordeling of een wijziging van de opschortende maatregelen of van de verplichtingen en instructies waaruit de alternatieve straf bestaat, tot gevolg kunnen hebben.

Amendement 49

Artikel 14, lid 2 bis (nieuw)

 

2 bis. Voordat een vonnis wordt uitgesproken, in het geval van een voorwaardelijke veroor­deling, of de opschorting van een vonnis wordt ingetrokken, wordt de persoon door de rechterlijke autoriteiten gehoord, teneinde de doeltreffendheid van het fundamentele contradictoire beginsel te waarborgen.

Motivering

Er dienen parallellen te bestaan tussen deze situatie en die welke wordt bedoeld in artikel 15, lid 2. Het contradictoire beginsel is in dergelijke gevallen een wezenlijk beginsel van de strafprocedure.

Amendement 50

Artikel 15, titel

Plichten van de betrokken autoriteiten in het geval dat de staat van het vonnis bevoegd is alle verdere besluiten te nemen

Niet van toepassing op de Nederlandse tekst

Amendement 51

Artikel 15, lid 1, inleidende formule

1. Indien de bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis overeenkomstig artikel 12, leden 2 en 3, bevoegd is alle verdere besluiten te nemen, wordt zij door de bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat onverwijld in kennis gesteld van:

Niet van toepassing op de Nederlandse tekst

Amendement 52

Artikel 15, lid 1, letter a)

a) iedere overtreding van een opschortende maatregel of een alternatieve straf, en tevens

a) een overtreding van een opschortende maatregel of van de verplichtingen en instructies waaruit de alternatieve straf bestaat, en tevens

Amendement 53

Artikel 15, lid 1, letter b), punt (i)

(i) die tot een wijziging van de opschortende maatregelen of van de alternatieve straf kan leiden,

(i) die tot een wijziging van de opschortende maatregelen of van de verplichtingen en instructies waaruit de alternatieve straf bestaat, kan leiden,

Amendement 54

Artikel 15, lid 1, letter b), punt (ii)

(ii) die van belang is voor de vaststelling van de straf in het geval van een voorwaardelijke veroordeling, of

(ii) die van belang is voor de strafoplegging in het geval van een voorwaardelijke veroordeling, of

Amendement 55

Artikel 15, lid 1, letter b), punt (iii)

(iii) die de intrekking van de opschorting van de veroordeling tot gevolg zou kunnen hebben.

(iii) die de intrekking van de opschorting van de veroordeling en de voorwaardelijke veroordeling tot gevolg zou kunnen hebben.

Amendement 56

Artikel 15, lid 3

3. Voordat over de vaststelling van de straf, in het geval van een voorwaardelijke veroordeling, of over de intrekking van de strafopschorting wordt beslist, wordt de gevonniste persoon gehoord. Aan dit voorschrift kan in voorkomend geval worden voldaan overeen­komstig de procedure van artikel 10 van het Europees Verdrag van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie1.

_____________

1 PB C 197 van 12.7.2000, blz. 3.

3. Voordat over de oplegging van de straf, in het geval van een voorwaardelijke veroordeling, of over de intrekking van de strafopschorting wordt beslist, wordt de gevonniste persoon door de rechterlijke autoriteiten gehoord, teneinde de doeltreffendheid van het fundamentele contradictoire beginsel te waarborgen.

Amendement 57

Artikel 15, lid 4, letter a)

a) de wijziging van de opschortende maatregel of van de alternatieve straf;

a) de wijziging van de opschortende maatregel of van de verplichtingen en instructies waaruit de alternatieve straf bestaat;

Amendement 58

Artikel 15, lid 4, letter b)

b) de intrekking van de strafopschorting;

b) de intrekking van de strafopschorting en de voorwaardelijke veroordeling;

Amendement 59

Artikel 15, lid 4, letter c)

c) de vaststelling van de straf in het geval van een voorwaardelijke veroordeling,

c) de strafoplegging in het geval van een voorwaardelijke veroordeling,

Amendement 60

Artikel 15, lid 4, letter d)

d) het verstrijken van de opschortende maatregelen of van de alternatieve straf.

d) het verstrijken van de voorwaardelijke straf, de voorwaardelijke veroordeling of de alternatieve straf.

Amendement 61

Artikel 15, lid 4 bis (nieuw)

 

4 bis. bij iedere wijziging door de bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis van een opschortende maatregel of van de verplichtingen of instructies waaruit de alternatieve straffen bestaan, dienen de bepalingen van artikel 5 in aanmerking te worden genomen. In geval van wijziging heeft de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat de mogelijkheid om een nieuw besluit in de zin van artikel 7, lid 2, of artikel 9, lid 1, onder i), te nemen.

Amendement 62

Artikel 15, lid 5, inleidende formule

5. In het geval van vaststelling van de straf of van intrekking van de opschorting deelt de bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis aan de bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat tegelijkertijd mee of zij voornemens is de tenuitvoerleggingsstaat:

5. In het geval van vaststelling van de straf of van intrekking van de opschorting deelt de bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis aan de bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat tegelijkertijd mee dat het toezicht op de opschortende maatregelen kan worden gestaakt.

Amendement 63

Artikel 15, lid 5, letter a)

a) een vonnis en een certificaat als bedoeld in Kaderbesluit 2007/.../JBZ van de Raad, met het oog op de overname van de tenuitvoerlegging van de tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel, of

___________

* PB: a.u.b. nummer en datum van kaderbesluit bedoeld in overweging 3 invullen.

schrappen

Amendement 64

Artikel 15, lid 5, letter b)

b) een Europees arrestatiebevel met het oog op de overlevering van de gevonniste over­eenkomstig Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten1 te doen toekomen.

___________

1 PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1.

schrappen

Amendement 65

Artikel 15, lid 6

6. Indien de verplichting tot tenuitvoerlegging van opschortende maatregelen of van alter­natieve straffen is vervallen, beëindigt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat de opgelegde maatregelen zodra de bevoegde autoriteit van de staat van het vonnis haar hiervan in kennis heeft gesteld.

6. Zodra de bevoegde autoriteit van de staat van het vonnis haar hiervan in kennis heeft gesteld, beëindigt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat het toezicht en de tenuitvoerlegging van de opschortende maatregelen.

Amendement 66

Artikel 16, titel

Amnestie en gratie

Amnestie, gratie en herziening van het vonnis

Amendement 67

Artikel 16, alinea 1 bis (nieuw)

 

De staat van het vonnis is als enige bevoegd een besluit te nemen over verzoeken om herziening van het vonnis inzake opschortende maatregelen, voorwaardelijke veroordelingen en alternatieve straffen, waarvan het toezicht en de tenuitvoerlegging door dit kaderbesluit worden geregeld.

Amendement 68

Artikel 17

Indien de gevonniste persoon de tenuitvoerleggingstaat verlaat en zijn gewone en wettelijke verblijfplaats in een andere lidstaat vestigt, draagt de bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat de bevoegdheid voor het toezicht op de opschortende maatregelen of de alternatieve straffen en voor alle overige besluiten in verband met de tenuitvoerlegging van het vonnis over aan de bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis.

Indien de gevonniste persoon de tenuitvoerleggingstaat verlaat en zijn gewone en wettelijke verblijfplaats niet meer in de tenuitvoerleggingsstaat heeft, draagt de bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat de bevoegdheid voor het toezicht op de opschortende maatregelen of de verplichtingen of instructies waaruit de alternatieve straffen bestaan en voor alle overige besluiten in verband met de tenuitvoerlegging van het vonnis of, in voorkomend geval, het besluit inzake voorwaardelijke invrijheidstelling over aan de bevoegde rechterlijke autoriteit van de staat van het vonnis.

Motivering

De tenuitvoerleggingsstaat verliest de mogelijkheid om toezicht op de gevonniste persoon uit te oefenen, hetgeen betekent dat de bevoegdheid inzake het toezicht weer aan de staat van het vonnis moet worden overgedragen. Deze overdracht dient als "verplichting" en niet als "bevoegdheid" te worden begrepen.

Amendement 69

Artikel 17, lid 1 bis (nieuw)

 

1 bis. De overdracht van de bevoegdheid als bedoeld in lid 1 dient ook plaats te vinden ingeval de staat van het vonnis de bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat hierom verzoekt omdat tegen de betrokkene in de staat van het vonnis nieuwe strafrechtelijke procedures zijn ingeleid.

  • [1]  PB C .../Nog niet in het PB gepubliceerd.

TOELICHTING

1. De Europese Unie is al sinds lange tijd meer dan alleen maar een gezamenlijke economische ruimte en presenteert zich thans ook als ruimte van waarden. De Unie heeft zich verder ontwikkeld in de richting van een politieke gemeenschap die het verlichte ideaal van de sublieme waardigheid van de mens nastreeft. De Europese Unie is de uiting van de toenemende politieke samenwerking tussen staten en instellingen en van een kosmopolitisch recht waarin de mens centraal staat.

Deze inzet voor de mens, voor een recht dat voor alle volkeren en alle generaties gelijk is, is één van de meest fascinerende aspecten van de Europese Unie.

In de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht gaat het vrije verkeer van personen thans gelijk op met het vrije verkeer van rechterlijke besluiten door de wederzijdse erkenning ervan, evenals met politiële en justitiële samenwerking. De verschillende rechtsgebieden, met inbegrip van het strafrecht, ontsnappen steeds vaker aan de "feudale sfeer" van het nationale recht om een gemeenschappelijk ideaal van een recht voor allen te verwezenlijken. De Europese Unie is het voorbeeld par excellence van een politieke orde die heeft geleerd de specifieke belangen van iedere staat af te stemmen op de morele doelstellingen van een rechtstelsel dat nog in zijn kinderschoenen staat.

Het strafrecht maakt deel uit van dit proces van toenemende samenwerking tussen de lidstaten van de Unie. Het kaderbesluit heeft tot doel de resocialisatie van gevonniste personen te bevorderen, de bescherming van de slachtoffers en de samenleving te verbeteren en tegelijkertijd de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen, alternatieve straffen en voorwaardelijke veroordelingen die zijn opgelegd aan personen die niet in de staat van veroordeling woonachtig zijn, te vergemakkelijken. Dit initiatief is vooral zo belangrijk omdat hierdoor in de rechtscultuur van de lidstaten een praktijk wordt bevorderd die erin bestaat dat in het strafrecht straffen worden opgelegd die een alternatief voor vrijheidsstraffen vormen. Het is algemeen bekend dat wanneer het politieke programma geen mogelijkheden biedt om alternatieve straffen in de praktijk om te zetten, de rechters ertoe neigen dergelijke straffen niet op te leggen. Door het vergemakkelijken van alternatieve straffen op zich wordt een humanitaire cultuur in het strafrecht en op het gebied van de straffen bevorderd, hetgeen ten goede komt aan het Europese recht in het algemeen. Hierdoor wordt de misvatting dat het recht van de veroordeelde op resocialisatie haaks staat op het belang van de samenleving bij resocialisatie, uit de weg geruimd. In werkelijkheid is er namelijk geen tegenstelling. De status van de veroordeelden is zelfs een graadmeter voor de mate van beschaving en de kwaliteit van het rechtstelsel van om het even welke politieke gemeenschap. De bevordering van de toepassing van opschortende maatregelen als alternatief voor vrijheidsstraffen is een doelstelling die binnen het Europese strafrecht met spoed moet worden verwezenlijkt. De Europese politiek moet zich ervoor inzetten dat deze verbinding tussen het strafrecht en een rechtscultuur op alle niveaus tot stand wordt gebracht: op het niveau van de vaststelling van straffen, op het niveau van de uitvoering ervan en op het niveau van de relatie tussen de veroordeelden en de samenleving in het algemeen.

2. In de praktijk blijkt dat op het vlak van de wederzijdse erkenning de doeltreffendheid soms te wensen overlaat, aangezien het strafrecht van de lidstaten nog niet voldoende is geharmoniseerd. Het onderhavige kaderbesluit is hiervan een goed voorbeeld. De procedure voor de samenwerking bij het toezicht op en de tenuitvoerlegging van de alternatieve straffen zou veel eenvoudiger en doeltreffender en veel minder problematisch zijn indien de lidstaten hetzelfde soort straffen zouden invoeren of soortgelijke juridische structuren zouden hebben. Nog idealer zouden natuurlijk sterker op elkaar gelijkende materiële en procedurele strafwetten zijn (zie alleen maar het probleem van de aanpassing van de "uiteenlopende maatregelen" of de "instabiliteit van de bevoegdheden" wanneer het erom gaat een voorwaardelijke straf in te trekken of in het geval van een voorwaardelijke veroordeling een straf vast te stellen).

De noodzaak om het materieel strafrecht van de lidstaten geleidelijk aan te passen, is zelfs de conditio sine qua non voor het welslagen van de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Het belangrijkste argument voor een sterkere harmonisatie van het nationale strafrecht vormen overigens de gemeenschappelijke waarden die zijn verankerd in artikel 6 van het EU-Verdrag: deze waarden worden immers voor het merendeel door strafrechtelijke normen gewaarborgd.

3. Maar voor het zover is, moeten de procedurele regels van het kaderbesluit volgens de huidige stand van zaken worden georganiseerd. Derhalve is bij de "verdeling" van de bevoegdheden tussen de tenuitvoerleggingsstaat en de staat van het vonnis - omwille van de rechtmatigheid, de duidelijkheid en de rechtsveiligheid - uitgegaan van het beginsel dat de lidstaat die een bepaalde bevoegdheid uitoefent, hierbij zijn nationale recht ten grondslag legt (zie artikel 12, lid 2).

Naast deze oplossing moet het beginsel dat de veroordeelde in procedures die ertoe strekken de voorwaardelijke straf in te trekken of een voorwaardelijke veroordeling uit te spreken, wordt gehoord, principieel worden toegepast [zie artikel 14, lid 2 bis (nieuw)].

Derhalve is het ook zinvol om in het kaderbesluit niet alleen naar de rechtsbeginselen die in de Verdragen zijn vastgelegd, maar ook naar die welke in de nationale grondwetten zijn verankerd, te verwijzen (zie artikel 3). De grondrechten moeten continu worden geoptimaliseerd, hetgeen impliceert dat de lijst van grondrechten van de Unie en die van de lidstaten moeten worden begrepen als open lijsten die elkaar aanvullen.

In dit verband is ook getracht een bijdrage te leveren tot het vraagstuk van de instemming met de overdracht van de verantwoordelijkheid voor het toezicht en de tenuitvoerlegging (zie artikel 5, lid 1 bis). De mogelijkheid van overdracht is geen grondrecht van de veroordeelde (juist omdat hij reeds de status van veroordeelde heeft en de verduidelijking van het tijdsbestek en de documenten ook een kwestie van juridische legitimiteit is). De overdracht is derhalve niet afhankelijk van de instemming van de veroordeelde. Wat hier vereist is, is een - afdoende - juridische afweging die zich aan de doelstellingen van het kaderbesluit oriënteert en de toekenning van een recht van de veroordeelde om te worden gehoord, aangezien het standpunt van deze laatste een belangrijk element van die afweging is.

Met het oog op de doeltreffendheid dient voorts weigering door de tenuitvoerleggingstaat principieel de uitzondering te zijn (zie artikel 12, 3).

Voorts wordt een definitie van de "gewone, wettelijke verblijfplaats" voorgesteld, die overeenkomt met die welke in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen wordt gebruikt [zie artikel 2, onder g) bis (nieuw)].

Zoals reeds gezegd, wordt met het verslag gestreefd naar verduidelijking van de afbakening c.q. verdeling van de bevoegdheden tussen de staat van het vonnis en de tenuitvoerleggingsstaat. Meer duidelijkheid komt ten goede aan de nodige rechtszekerheid en wettigheid van het strafrecht. Daarom wordt de aanpassing van de aard de maatregelen door de tenuitvoerleggingsstaat ook verworpen (zie artikel 7, lid 2). Alleen de aanpassing van de duur en eventueel de wijze van tenuitvoerlegging strookt met de krachtens het strikte legaliteitsbeginsel vereiste specificiteit.

4. Tenslotte zij erop gewezen dat het initiatief van Frankrijk en Duitsland voor dit kaderbesluit een uiterst positief signaal voor de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is. Hieruit blijkt dat de Europese werkelijkheid reeds in het licht van de idee van een diepgaande politieke en juridische integratie wordt gezien. Tevens komt hierin tot uiting dat de humanisering van het strafrecht zijn ingang vindt in het Europees recht: een rechtstelsel dat stoelt op de onaantastbare waarde van de mensheid, waarin elk individu, ook wanneer hij is veroordeeld, als doel op zich, als uniek wezen wordt beschouwd.

PROCEDURE

Titel

Erkenning en tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen, alternatieve straffen en voorwaardelijke veroordelingen

Document- en procedurenummers

06480/2007 - C6-0129/2007 - 2007/0807(CNS)

Datum raadpleging EP

11.5.2007

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

LIBE

24.5.2007

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Maria da Assunção Esteves

21.5.2007

 

 

Behandeling in de commissie

5.6.2007

27.6.2007

11.9.2007

3.10.2007

Datum goedkeuring

3.10.2007

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

26

1

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Alexander Alvaro, Philip Bradbourn, Michael Cashman, Jean-Marie Cavada, Carlos Coelho, Fausto Correia, Esther De Lange, Panayiotis Demetriou, Kinga Gál, Roland Gewalt, Jeanine Hennis-Plasschaert, Lívia Járóka, Magda Kósáné Kovács, Barbara Kudrycka, Henrik Lax, Kartika Tamara Liotard, Sarah Ludford, Viktória Mohácsi, Martine Roure, Søren Bo Søndergaard, Vladimir Urutchev, Adina-Ioana Vălean, Ioannis Varvitsiotis

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Inés Ayala Sender, Edit Bauer, Maria da Assunção Esteves, Ona Juknevičienė, Jean Lambert, Antonio Masip Hidalgo, Siiri Oviir, Eva-Britt Svensson