AANBEVELING VOOR DE TWEEDE LEZING betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie)

12.10.2007 - (9388/2/2007 – C6‑0261/2007 – 2005/0211(COD)) - ***II

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Rapporteur: Marie-Noëlle Lienemann

Procedure : 2005/0211(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0389/2007
Ingediende teksten :
A6-0389/2007
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie)

(9388/2/2007 – C6‑0261/2007 – 2005/0211(COD))

(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (9388/2/2007 – C6‑0261/2007),

–   gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt[1] inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2005)0505)[2],

–   gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,

–   gelet op artikel 62 van zijn Reglement,

–   gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6‑0389/2007),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt, als geamendeerd door het Parlement;

2.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Gemeenschappelijk standpunt van de RaadAmendementen van het Parlement

Amendement 1

Overweging 2

(2) Het behoeft geen betoog dat de druk op natuurlijke mariene hulpbronnen en de vraag naar mariene milieudiensten dikwijls te groot is en dat de Gemeenschap haar invloed op mariene wateren moet verkleinen.

(2)Het behoeft geen betoog dat de druk die wordt uitgeoefend op de natuurlijke mariene hulpbronnen en milieudiensten, bijvoorbeeld wegens de opname van afval, te hoog is en dat de Gemeenschap de mariene wateren binnen en buiten haar grondgebied minder moet belasten;

Amendement 2

Overweging 3

(3) Het mariene milieu is een kostbaar erfgoed dat moet worden beschermd, behouden en, waar mogelijk, hersteld, met als uiteindelijk doel handhaving van de biodiversiteit en schone, gezonde en productieve zeeën en oceanen met een rijke diversiteit en dynamiek. In dat verband zal deze richtlijn de milieupijler vormen van het toekomstige maritieme beleid van de Europese Unie.

(3) Het mariene milieu is een kostbaar erfgoed dat moet worden beschermd, behouden en hersteld, met als uiteindelijk doel handhaving van de biodiversiteit en schone, gezonde en productieve zeeën en oceanen met een rijke diversiteit en dynamiek. In dit verband zal deze richtlijn de milieupijler vormen van het toekomstige maritieme beleid van de Europese Unie en moet zij onder andere bevorderen dat op alle relevante beleidsterreinen rekening met milieuoverwegingen wordt gehouden.

Amendement 3

Overweging 10

(10) Daarom dient elke lidstaat een mariene strategie te ontwikkelen voor zijn mariene wateren, die weliswaar specifiek op de eigen wateren is toegesneden maar wel het algemene perspectief weergeeft van de betrokken mariene regio of subregio. De mariene strategieën dienen uit te monden in de uitvoering van programma's van maatregelen om een goede milieutoestand te bereiken of te behouden. Van de lidstaten moet echter niet worden geëist dat zij specifieke maatregelen nemen wanneer er geen significant risico voor het mariene milieu bestaat of wanneer de kosten onevenredig hoog zouden zijn gezien de risico's voor het mariene milieu, mits het besluit om geen actie te ondernemen naar behoren is gemotiveerd.

(10) Daarom dienen lidstaten die een mariene regio delen ervoor te zorgen dat een enkele, gemeenschappelijke mariene strategie wordt opgesteld per regio of subregio voor de wateren die vallen onder hun soevereiniteit of jurisdictie. Elke lidstaat dient een mariene strategie te ontwikkelen voor zijn Europese mariene wateren, die weliswaar specifiek op de eigen wateren is toegesneden maar wel het algemene perspectief weergeeft van de betrokken mariene regio. De mariene strategieën dienen uit te monden in de uitvoering van programma's van maatregelen om een goede milieutoestand te bereiken. Van de lidstaten moet echter niet worden geëist dat zij specifieke maatregelen nemen wanneer er geen significant risico voor het mariene milieu bestaat of wanneer de kosten onevenredig hoog zouden zijn gezien de risico's voor het mariene milieu, mits het besluit om geen actie te ondernemen naar behoren is gemotiveerd.

(Amendement 9 eerste lezing EP)

Motivering

Het amendement benadrukt dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat een enkele, gemeenschappelijke mariene strategie wordt opgesteld per regio of subregio.

Amendement 4

Overweging 19

(19) Voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn is het van cruciaal belang dat instandhoudingsdoelstellingen, beheersmaatregelen en monitorings- en beoordelingsactiviteiten die zijn ingevoerd voor beschermde mariene gebieden die de lidstaten kunnen aanwijzen als onderdeel van programma's van maatregelen, geïntegreerd worden.

(19) Voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn is het van cruciaal belang dat instandhoudingsdoelstellingen, beheersmaatregelen en monitorings- en beoordelingsactiviteiten die zijn ingevoerd voor beschermde mariene gebieden, in mariene strategieën geïntegreerd worden.

Amendement 5

Overweging 19 bis (nieuw)

 

(19 bis) Er moet ook aandacht worden besteed aan de biodiversiteit en de mogelijkheden voor diepzeeonderzoek (schrapping) van de ultraperifere gebieden en er moet steun worden verleend in het kader van specifieke programma's voor het opstellen van wetenschappelijke studies om tot een beter begrip van de diepzee-ecosystemen te komen.

Motivering

Amendement 13 eerste lezing EP.

Amendement 6

Overweging 21

(21) Als eerste stap van de voorbereiding van programma's van maatregelen dienen alle lidstaten van een mariene regio of subregio de kenmerken van en de belastende en beïnvloedende factoren voor hun mariene wateren te analyseren en met betrekking tot die wateren de belangrijkste belastende en beïnvloedende factoren vast te stellen, alsook een economische en sociale analyse te maken van het gebruik daarvan en van de door de aantasting van het mariene milieu veroorzaakte kosten. Als basis voor hun analyses kunnen zij gebruik maken van beoordelingen die reeds in het kader van regionale zeeverdragen zijn uitgevoerd.

(21) Als eerste stap van de voorbereiding van programma's van maatregelen dienen alle lidstaten van een mariene regio of subregio de kenmerken en functies van en de belastende en beïnvloedende factoren voor hun mariene wateren te analyseren en met betrekking tot die wateren de belangrijkste belastende en beïnvloedende factoren vast te stellen, alsook een economische en sociale analyse te maken van het gebruik daarvan en van de door de aantasting van het mariene milieu veroorzaakte kosten. Als basis voor hun analyses kunnen zij gebruik maken van beoordelingen die reeds in het kader van regionale zeeverdragen zijn uitgevoerd.

Motivering

Amendement 15 eerste lezing EP.

Amendement 7

Overweging 22

(22) Op basis van deze analyses dienen de lidstaten vervolgens voor hun mariene wateren een reeks kenmerken van een goede milieutoestand vast te stellen. Te dien einde is het dienstig dat wordt voorzien in de vaststelling van criteria en methodologische standaarden omwille van de consistentie en om te kunnen vergelijken in welke mate in mariene regio's en subregio's de goede milieutoestand wordt bereikt.

(22) Op basis van deze analyses dienen de lidstaten vervolgens voor hun mariene wateren een reeks kenmerken van een goede milieutoestand vast te stellen. Te dien einde is het dienstig dat wordt voorzien in de vaststelling van criteria en methodologische standaarden omwille van de consistentie en om te kunnen vergelijken in welke mate in mariene regio's en subregio's de goede milieutoestand wordt bereikt. Bij de ontwikkeling hiervan moeten alle belanghebbenden worden betrokken.

Motivering

Om transparantie te garanderen.

Amendement 8

Overweging 25

(25) Het is passend dat de lidstaten deze stappen ondernemen, gezien de specificiteit die is vereist. Om te kunnen zorgen voor de samenhang van de maatregelen in de hele Gemeenschap en de op mondiaal niveau aangegane verplichtingen is het van essentieel belang dat de lidstaten de Commissie in kennis stellen van de ondernomen stappen, zodat deze de samenhang van de maatregelen in de gehele mariene regio of subregio kan beoordelen en de lidstaten dienovereenkomstig van advies kan dienen.

(25) Het is passend dat de lidstaten deze stappen ondernemen, gezien de specificiteit die is vereist. Om te kunnen zorgen voor de samenhang van de maatregelen in de hele Gemeenschap en de op mondiaal niveau aangegane verplichtingen is het van essentieel belang dat de lidstaten de Commissie in kennis stellen van de ondernomen stappen, zodat deze de samenhang van de maatregelen in de gehele mariene regio of subregio kan beoordelen en op passende wijze haar goedkeuring aan de maatregelen kan hechten.

Amendement 9

Overweging 29

(29) Wel is het noodzakelijk dat communautair toezicht wordt uitgeoefend op de soepelheid die met betrekking tot deze bijzondere gevallen aan de dag wordt gelegd. Wat het eerste bijzondere geval betreft, is het derhalve passend dat bij de beoordeling terdege rekening wordt gehouden met de doeltreffendheid van de eventueel toegepaste ad-hoc maatregelen. Voorts moet er, in gevallen waar een lidstaat verwijst naar maatregelen die zijn genomen om doorslaggevende redenen van openbaar belang, voor worden gezorgd dat eventuele veranderingen in het mariene milieu die door die maatregelen worden veroorzaakt, niet zodanig zijn dat zij het bereiken van een goede milieutoestand in de betrokken mariene regio of subregio of in de mariene wateren van andere lidstaten voorgoed uitsluiten of in het gedrang brengen. De Commissie dient de lidstaten op de hoogte te brengen indien zij de voorgenomen maatregelen onvoldoende of ongepast acht om de samenhang van acties over de gehele betrokken mariene regio of subregio te waarborgen.

(29) Wel is het noodzakelijk dat communautair toezicht wordt uitgeoefend op de soepelheid die met betrekking tot deze bijzondere gevallen aan de dag wordt gelegd. Wat het eerste type bijzondere gevallen betreft, is het derhalve passend dat de Commissie bij haar beoordeling voorafgaand aan de goedkeuring van het programma van maatregelen, terdege rekening houdt met de doeltreffendheid van de eventueel toegepaste ad-hoc maatregelen. Voorts moet de Commissie, in gevallen waar een lidstaat verwijst naar maatregelen die zijn genomen om redenen van openbaar belang, voor zorgen dat eventuele wijzigingen of veranderingen in het mariene milieu die door die maatregelen worden veroorzaakt, niet zodanig zijn dat zij het bereiken van een goede milieutoestand in de betrokken mariene regio of subregio of in de mariene wateren van andere lidstaten voorgoed uitsluiten of in het gedrang brengen.

Amendement 10

Overweging 34

(34) De Commissie dient een eerste beoordelingsverslag over de uitvoering van deze richtlijn indient binnen twee jaar na de ontvangst van alle programma's van maat­regelen, en in ieder geval uiterlijk in 2021. Vervolgens dient de Commissie om de zes jaar een verslag bekend te maken.

(34) Het is passend dat de Commissie een eerste beoordelingsverslag over de uitvoering van deze richtlijn indient binnen twee jaar na de ontvangst van alle programma's van maatregelen, en in ieder geval uiterlijk in 2017. Vervolgens dient de Commissie om de zes jaar een verslag bekend te maken.

(Amendement 20 eerste lezing EP)

Amendement 11

Overweging 36

(36) Maatregelen ter regulering van het visserijbeheer mogen alleen worden genomen in de context van het gemeenschappelijk visserijbeleid zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, op basis van wetenschappelijke adviezen, en vallen derhalve niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn. De artikelen 30 en 31 van het Euratom-Verdrag regelen lozingen en emissies die het gevolg zijn van het gebruik van radioactief materiaal en vallen derhalve niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn.

(36) Maatregelen ter regulering van het visserijbeheer kunnen onder meer worden genomen in de context van het gemeenschappelijke visserijbeleid zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijke visserijbeleid, op basis van wetenschappelijke adviezen, en vallen derhalve tevens binnen de werkingssfeer van deze richtlijn. Het Euratom-Verdrag regelt lozingen en emissies die het gevolg zijn van het gebruik van radioactief materiaal en valt derhalve niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn.

Motivering

Amendement 21 uit de eerste lezing opnieuw ingediend. Alleen verwijzen naar de artikelen 30 en 31 van het Euratom-Verdrag om te motiveren dat het «toezicht op de lozingen en emissies die het gevolg zijn van het gebruik van radioactief materiaal» van de werkingssfeer van de richtlijn is uitgesloten, is juridisch niet de meest geschikte werkwijze.

Amendement 12

Overweging 37

(37) Het gemeenschappelijk visserijbeleid dient rekening te houden met de milieueffecten van de visserij en met de doelstellingen van deze richtlijn.

(37) Het gemeenschappelijk visserijbeleid dient, ook in de toekomstige hervorming ervan, rekening te houden met de milieueffecten van de visserij en met de doelstellingen van deze richtlijn.

Amendement 13

Overweging 39

(39) Daar de doelstellingen van deze richtlijn, te weten de bescherming en instandhouding van het mariene milieu, de voorkoming van de verslechtering ervan, en, waar haalbaar, het herstel van dat milieu in de gebieden waar het schade heeft geleden, niet in voldoende mate door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt en zij derhalve, gezien de omvang en de consequenties van de actie, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(39) Daar de doelstellingen van deze richtlijn, te weten de bescherming en instandhouding van het mariene milieu, de voorkoming van de verslechtering ervan, en het herstel van dat milieu in de gebieden waar het schade heeft geleden, niet in voldoende mate door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt en zij derhalve, gezien de omvang en de consequenties van de actie, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

Amendement 14

Artikel 1

1. Deze richtlijn stelt een kader vast voor de bescherming en instandhouding van het mariene milieu, de voorkoming van de verslechtering ervan, en, waar uitvoerbaar, het herstel van dat milieu in de gebieden waar het schade heeft geleden.

1. Deze richtlijn stelt een kader vast door middel waarvan de lidstaten uiterlijk in 2017 een goede milieutoestand van het mariene milieu moeten verwezenlijken en maatregelen moeten treffen die:

Te dien einde worden mariene strategieën ontwikkeld en uitgevoerd met de bedoeling uiterlijk in 2021 een goede milieutoestand van het mariene milieu te bereiken of te behouden.

a) de bescherming en het behoud van het mariene milieu garanderen of tot het herstel ervan leiden of, indien dit mogelijk is, de structuur, de functie en de processen van de mariene biodiversiteit en ecosystemen herstellen;

 

b) geleidelijk de vervuiling van het mariene milieu voorkomen en wegnemen zodat deze geen gevolgen heeft of een groot risico vormt voor de mariene biodiversiteit, de mariene ecosystemen, de volksgezondheid of het legitieme gebruik van de zee;

 

c) ervoor zorgen dat de mariene diensten en goederen en andere werkzaamheden die in het mariene milieu worden uitgevoerd duurzaam kunnen worden voortgezet en geen bedreiging zullen vormen voor het gebruik door en de activiteiten van toekomstige generaties of het vermogen van de mariene ecosystemen om te reageren op de door de natuur of de mens teweeggebrachte veranderingen.

2. In de mariene strategieën zal een ecosysteemgerichte benadering op het beheer van menselijke activiteiten worden toegepast en bovendien het duurzaam gebruik van mariene goederen en diensten mogelijk wordt gemaakt.

 

3. Deze richtlijn draagt bij tot de samenhang van de verschillende beleidsterreinen, overeenkomsten en wetgevende maatregelen die van invloed zijn op het mariene milieu, en streeft ernaar de integratie van de milieudimensie daarin te waarborgen.

 

(Amendement 85 eerste lezing EP)

Amendement 15

Artikel 2, lid 1

1. Deze richtlijn is van toepassing op alle mariene wateren zoals omschreven in artikel 3, lid 1.

1. Deze richtlijn is van toepassing op alle mariene wateren zoals omschreven in artikel 3, lid 1 en houdt rekening met het feit dat de kwaliteit van het mariene milieu van geassocieerde landen en kandidaat-lidstaten moet worden gegarandeerd.

Motivering

Nadelige effecten op het mariene milieu houden zich niet aan grenzen of jurisdicties. Daarom is het essentieel dat alle betrokken staten nauw samenwerken.

Amendement 16

Artikel 3, definitie 1

1) "Mariene wateren": wateren, de zeebodem en ondergrond daarvan zeewaarts van de basislijn vanwaar de breedte van de territoriale wateren wordt gemeten, en reikend tot de uiterste grens van het gebied waarover een lidstaat jurisdictie heeft en/of uitoefent overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, met uitsluiting van de wateren die grenzen aan de in bijlage II van het Verdrag genoemde landen en gebieden en de Franse overzeese departementen en collectiviteiten. Mariene wateren zeewaarts van de basislijn waarop Richtlijn 2000/06/EG van toepassing is, vallen alleen onder de werkingssfeer voor zover het voor de bescherming van het mariene milieu relevante elementen betreft die niet door Richtlijn 2000/60/EG worden bestreken.

1) "Mariene wateren":

 

a) wateren, de zeebodem en ondergrond daarvan zeewaarts van de basislijn vanwaar de breedte van de territoriale wateren wordt gemeten, en reikend tot de uiterste grens van het gebied waarover een lidstaat jurisdictie heeft en/of uitoefent overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, met uitsluiting van de wateren die grenzen aan de in bijlage II van het Verdrag genoemde landen en gebieden en de Franse overzeese departementen en collectiviteiten, alsook

 

b) alle getijdenwateren - zowel in als grenzend aan de lidstaten - landwaarts van de basislijn vanwaar de omvang van de territoriale wateren wordt gemeten, en ieder stuk land of zeebodem dat voortdurend of bij tussenpozen wordt bedekt door deze wateren.

 

Kustwateren als gedefinieerd in Richtlijn 2000/06/EG landwaarts van de basislijn vallen ook onder de werkingssfeer voor zover bepaalde aspecten van de milieutoestand van het mariene milieu niet reeds door deze richtlijn worden bestreken.

Amendement 17

Artikel 3, definitie 4

4) "Milieutoestand": de algemene toestand van het milieu in mariene wateren, rekening houdend met de structuur en functie van en de processen in de samenstellende mariene ecosystemen in combinatie met de natuurlijke fysiografische, geografische en klimatologische factoren alsmede de fysische en chemische omstandigheden, met inbegrip van die welke het gevolg zijn van menselijke activiteiten in het betrokken gebied.

4) "Milieutoestand": de algemene toestand van het milieu in mariene wateren, rekening houdend met de structuur en functie van en de processen in de samenstellende mariene ecosystemen in combinatie met de natuurlijke akoestische, biologische, fysiografische, geografische, geologische en klimatologische factoren alsmede de fysische en chemische omstandigheden, met inbegrip van die welke het gevolg zijn van menselijke activiteiten in het betrokken gebied, ongeacht of deze activiteiten plaatshebben in of buiten de mariene wateren in kwestie.

Amendement 18

Artikel 3, definitie 5

5) 'goede milieutoestand': de milieutoestand van de mariene wateren wanneer deze tot ecologisch verscheiden en dynamische oceanen en zeeën leiden die schoon, gezond en gelet op hun intrinsieke omstandigheden productief zijn, en wanneer het gebruik van het mariene milieu op een duurzaam niveau is, aldus het potentieel voor gebruik en activiteiten door de huidige en toekomstige generaties veilig stellend, dat wil zeggen:

5) 'goede milieutoestand': de milieutoestand van de mariene wateren wanneer deze tot ecologisch verscheiden en dynamische oceanen en zeeën leiden die schoon, gezond en gelet op hun intrinsieke omstandigheden productief zijn, en wanneer het gebruik van het mariene milieu op een duurzaam niveau is, aldus het potentieel voor gebruik en activiteiten door de huidige en toekomstige generaties veilig stellend, dat wil zeggen:

a) door hun structuur, functies en processen kunnen de mariene ecosystemen, in combinatie met de daarmee verbonden fysiografische, geografische en klimatologische factoren optimaal functioneren en hun veerkracht behouden. Mariene soorten en habitats worden beschermd, door de mens veroorzaakte achteruitgang van de biodiversiteit wordt voorkomen en de verschillende biologische componenten functioneren in evenwicht;

a) door hun structuur, functies en processen kunnen de ecosystemen die het mariene milieu vormen, in combinatie met de daarmee verbonden fysiografische, geografische, geologische en klimatologische factoren functioneren op de autonome wijze die natuurlijk aanwezig is en hun natuurlijk weerstandsvermogen tegen een ruimere milieuverandering behouden. Mariene soorten en habitats worden beschermd, de achteruitgang ervan wordt voorkomen en de structuur, de functie en de processen ervan worden in de mate van het mogelijke hersteld; door de mens veroorzaakte achteruitgang van de biodiversiteit wordt voorkomen en de verschillende biologische componenten functioneren in evenwicht;

b) de hydromorfologische, fysische en chemische eigenschappen van de ecosystemen, met inbegrip van die welke het gevolg zijn van menselijke activiteiten in het betrokken gebied, ondersteunen de hierboven beschreven ecosystemen. De door de mens in het mariene milieu ingebrachte stoffen en energie brengen geen verontreinigingseffect teweeg.

b) de hydromorfologische, fysische en chemische eigenschappen van de ecosystemen, met inbegrip van die welke het gevolg zijn van menselijke activiteiten in het betrokken gebied, ondersteunen de hierboven beschreven ecosystemen. De door de mens in het mariene milieu ingebrachte stoffen en energie, met inbegrip van lawaai, worden voortdurend verminderd om de gevolgen of gevaren ervan voor de mariene biodiversiteit, de mariene ecosystemen, de menselijke gezondheid of het legitieme gebruik van de zee zo gering mogelijk te houden en deze door de mens ingebrachte elementen brengen geen verontreinigingseffect teweeg;

 

b bis) alle menselijke activiteiten in en buiten de betrokken sector worden beheerd op een wijze waardoor de totale druk ervan op de mariene ecosystemen geen afbreuk doet aan de goede milieutoestand. De menselijke activiteiten in het mariene milieu overschrijden niet het niveau dat duurzaam is op de geografische schaal die voor de evaluatie geschikt is. De mogelijkheden voor gebruik door en activiteiten van de toekomstige generaties in het mariene milieu blijven intact; alsook

 

 

b ter) aan alle in bijlage I vermelde voorwaarden is voldaan.

De goede milieutoestand wordt bepaald op het niveau van de mariene regio of subregio, overeenkomstig artikel 4, op basis van de algemene kwalitatief beschrijvende elementen in bijlage I. Op basis van de ecosysteemgerichte benadering zal een aanpassingsgericht beheer worden toegepast om het bereiken van een goede milieutoestand te bevorderen.

De goede milieutoestand wordt bepaald op het niveau van de mariene regio of subregio, overeenkomstig artikel 4. Op basis van de ecosysteemgerichte benadering zal een aanpassingsgericht beheer worden toegepast om een goede milieutoestand te bereiken.

Motivering

De nieuwe versie van het amendement blijft veel dichter bij de Raadstekst, met toch de nodige wijzigingen om de formulering te verbeteren.

Amendement 19

Artikel 3, definitie 6

6) "Criteria": kenmerkende technische karakteristieken die nauw verband houden met algemene kwalitatief beschrijvende elementen.

6) "Criteria": kenmerkende technische karakteristieken die nauw verband houden met algemene kwalitatief beschrijvende elementen, met verwijzing naar de lijst van voorwaarden in bijlage I.

Amendement 20

Artikel 3, definitie 8

8) "Verontreiniging": het direct of indirect brengen in het mariene milieu, ten gevolge van menselijke activiteiten, van stoffen of energie, met inbegrip van door de mens veroorzaakt onderwatergeluid, waardoor nadelige effecten optreden of kunnen optreden zoals schade aan levende rijkdommen en mariene ecosystemen, gevaren voor de menselijke gezondheid, hinder voor mariene activiteiten met inbegrip van visserij, toerisme en recreatie en ander rechtmatig gebruik van de zee, aantasting van de kwaliteit van het zeewater in verband met het gebruik ervan en vermindering van de recreatieve waarde, of, algemeen gesproken, de aantasting van het duurzaam gebruik van mariene goederen en diensten.

8) "Verontreiniging": het direct of indirect brengen in het mariene milieu, ten gevolge van menselijke activiteiten, van stoffen of energie, geluid, waardoor nadelige effecten optreden of kunnen optreden zoals schade aan de mariene biodiversiteit en mariene ecosystemen, gevaren voor de menselijke gezondheid, hinder voor mariene activiteiten met inbegrip van visserij, toerisme en recreatie en ander rechtmatig gebruik van de zee, aantasting van de kwaliteit van het zeewater in verband met het gebruik ervan en vermindering van de recreatieve waarde, of, algemeen gesproken, de aantasting van het duurzaam gebruik van mariene goederen en diensten.

Motivering

Herinvoering amendement 27 eerste lezing EP.

Amendement 21

Artikel 4, lid 2 bis (nieuw)

 

2 bis. In iedere mariene regio bereiken de betrokken lidstaten uiterlijk in 2017 een goede milieutoestand in de Europese mariene wateren binnen deze regio dankzij de ontwikkeling en uitvoering van een mariene strategie voor deze regio in overeenstemming met de bepalingen van onderhavige richtlijn.

(Amendement 31 eerste lezing EP)

Amendement 22

Artikel 5, lid 1

1. Elke lidstaat ontwikkelt ten aanzien van elk voor hem betreffende mariene regio's of subregio's een mariene strategie voor zijn mariene wateren overeenkomstig het in lid 2, punten a) en b), omschreven actieplan.

1. De lidstaten verwezenlijken een goede milieutoestand door mariene strategieën uit te stippelen en toe te passen.

Amendement 23

Artikel 5, lid 2, inleidende formule

2. De lidstaten werken als volgt samen om binnen elke mariene regio of subregio, de voor het bereiken van de doelstellingen van deze richtlijn noodzakelijke maatregelen, met name de in de punten a) en b) genoemde verschillende elementen van de mariene strategieën, te coördineren.

2. Lidstaten die een mariene regio delen, stellen een enkele gemeenschappelijke mariene strategie per regio of subregio op voor de wateren die onder hun soevereiniteit of jurisdictie binnen dat gebied vallen. Elke lidstaat ontwikkelt ten aanzien van elke voor hem relevante mariene regio een mariene strategie voor zijn Europese mariene wateren overeenkomstig het volgende actieplan.

Amendement 24

Artikel 5, lid 2, letter a)

a) voorbereiding:

a) voorbereiding:

i) een initiële beoordeling, af te ronden uiterlijk op …*, van de huidige milieutoestand van de betrokken wateren en de milieueffecten van menselijke activiteiten daarop, overeenkomstig artikel 8;

i) een initiële beoordeling, af te ronden uiterlijk op …*, van de huidige milieutoestand van de betrokken wateren en de milieueffecten van menselijke activiteiten daarop, overeenkomstig artikel 8;

ii) een omschrijving, vast te leggen uiterlijk op …*, van de goede milieutoestand van de betrokken wateren, overeenkomstig artikel 9, lid 1;

ii) een omschrijving, vast te leggen uiterlijk op …*, van de goede milieutoestand van de betrokken wateren, overeenkomstig artikel 9, lid 1;

iii) de vaststelling, uiterlijk op …**, van een reeks milieudoelen en daarmee samenhangende indicatoren, overeenkomstig artikel 10, lid 1;

iii) de vaststelling, uiterlijk op …**, van een reeks milieudoelen en daarmee samenhangende indicatoren, overeenkomstig artikel 10, lid 1;

iv) de vaststelling en uitvoering, uiterlijk op …***, tenzij in de desbetreffende Gemeenschapswetgeving anders is bepaald, van een monitoringprogramma voor voortgaande beoordeling en periodieke actualisering van de doelen, overeenkomstig artikel 11, lid 1;

_______________

* PB: vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

** PB: vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

*** PB: zes jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

iv) de vaststelling en uitvoering, uiterlijk op …**, tenzij in de desbetreffende Gemeenschapswetgeving anders is bepaald, van een monitoringprogramma voor voortgaande beoordeling en periodieke actualisering van de doelen, overeenkomstig artikel 11, lid 1;

_______________

* PB: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

** PB: drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

(Amendement 34 eerste lezing EP)

Amendement 25

Artikel 5, lid 2, letter b)

b) programma's van maatregelen:

b) programma's van maatregelen:

i) ontwikkeling, uiterlijk in 2016, van een programma van maatregelen dat gericht is op het bereiken of behouden van een goede milieutoestand, overeenkomstig artikel 13, leden 1, 2 en 3;

i) ontwikkeling, uiterlijk in 2012, van een programma van maatregelen dat gericht is op het bereiken of behouden van een goede milieutoestand, overeenkomstig artikel 13, leden 1, 2 en 3;

ii) toepassing, uiterlijk in 2018, van het in punt i) bedoelde programma overeenkomstig artikel 13, lid 7.

ii) toepassing, uiterlijk in 2014, van het in punt i) bedoelde programma overeenkomstig artikel 13, lid 7.

(Amendement 35 eerste lezing EP)

Amendement 26

Artikel 5, lid 2 bis (nieuw)

 

2 bis. De lidstaten voeren gepaste instrumenten in om de in lid 2 met betrekking tot de artikelen 8, 9, 10, 11 en 13 genoemde maatregelen overeenkomstig artikel 6 te ontwikkelen en ten uitvoer te leggen op een zodanige wijze dat per regio één gezamenlijke mariene strategie wordt opgezet en gezamenlijk verslag wordt uitgebracht over de in deze artikelen genoemde aspecten.

 

Voor elke mariene regio doet de lidstaat of de bevoegde autoriteit de Commissie en de betrokken lidstaten binnen drie maanden het verslag toekomen.

(Amendement 37 eerste lezing EP)

Amendement 27

Artikel 5, lid 2 ter (nieuw)

 

2 ter. De bepalingen in lid 2, punten (a) en (b) mogen geen enkele lidstaat ervan weerhouden strengere beschermende maatregelen te handhaven of in te voeren.

Motivering

De lidstaten moeten het recht behouden strengere beschermingsmaatregelen in te voeren.

Amendement 28

Artikel 5, lid 3, inleidende formule

3. Lidstaten die aan dezelfde onder deze richtlijn vallende mariene regio's of subregio's grenzen en waarvan de kritieke toestand van de zee tot dringende maatregelen noopt, streven ernaar te streven overeenstemming te bereiken over een actieplan in de zin van lid 1, met een vervroegde toepassing op het terrein van de programma's van maatregelen. In die gevallen:

3. Lidstaten die aan dezelfde onder deze richtlijn vallende mariene regio's of subregio's grenzen en waarvan de kritieke toestand van de zee tot dringende maatregelen noopt, stellen een actieplan in de zin van lid 1 op, met een vervroegde toepassing op het terrein van de programma's van maatregelen. In die gevallen:

Motivering

Met de formulering in artikel 5, lid 3 van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad worden de lidstaten tot niets verplicht. Om te komen tot een echte integratie van verschillende sectoren overeenkomstig het Groenboek "Naar een toekomstig maritiem beleid voor de Unie", is een veel bindender formulering nodig.

Amendement 29

Artikel 5, lid 3, alinea's 1 bis en 1 ter (nieuw)

 

De mariene regio van de Oostzee kan een proefgebied voor de uitvoering van de mariene strategie worden. Het komende actieplan voor de Oostzee van het Verdrag van Helsinki (HELCOM) kan een nuttig middel zijn om de Oostzee als proefgebied voor de uitvoering van de mariene strategie te gebruiken.

 

Uiterlijk in 2010 wordt door de lidstaten in de regio een gemeenschappelijk programma van maatregelen overeenkomstig artikel 13 voor de mariene regio van de Oostzee ontwikkeld om een goede milieutoestand in de mariene regio van de Oostzee te bereiken.

Motivering

Het is bekend dat de milieutoestand van de Oostzee zeer urgent is. Acht van de negen staten rond de Oostzee zijn lid van de Europese Unie. De mariene regio van de Oostzee kan daarom geschikt zijn als proefgebied om de mariene strategie uit te voeren.

Amendement 30

Artikel 5, lid 4

4. De lidstaten ontwikkelen alle in de punten a) en b) genoemde onderdelen van de mariene strategieën en voeren die ook uit; daarbij zijn zij niet verplicht om specifieke acties te ondernemen wanneer er geen significant risico voor het mariene milieu bestaat of wanneer de kosten onevenredig zijn ten opzichte van het risico voor het mariene milieu.

4. De lidstaten ontwikkelen alle in de punten a) en b) genoemde onderdelen van de mariene strategieën en voeren die ook uit.

Wanneer een lidstaat om een van deze redenen geen acties onderneemt, verschaft hij de Commissie het nodige bewijsmateriaal ter staving van zijn besluit.

 

Motivering

De nieuwe tekst van de Raad is overbodig. Het artikel over programma’s van maatregelen voorziet in een kosten-batenanalyse en de garantie dat de maatregelen kostenefficiënt zijn.

Amendement 31

Artikel 6, lid 2, alinea 1

2. Voor de toepassing van deze richtlijn spannen de lidstaten zich in om in elke mariene regio of subregio de acties die zij ondernemen via de betrokken internationale fora, waaronder de mechanismen en structuren van de regionale zeeverdragen, te coördineren met derde landen die soevereiniteit of jurisdictie uitoefenen over mariene wateren in dezelfde regio of subregio.

2. In het kader van het opstellen en implementeren van een mariene strategie, spannen de lidstaten zich in om in elke mariene regio of subregio de acties die zij ondernemen via de betrokken internationale fora, waaronder de mechanismen en structuren van de regionale zeeverdragen, te coördineren met:

 

a) derde landen die soevereiniteit of jurisdictie uitoefenen over maritieme zones in de betreffende mariene regio;

 

b) derde landen waarvan de vlaggenschepen varen in de betreffende mariene regio; en

 

c) derde landen die door land worden omgeven, maar die op hun territorium puntbronnen of diffuse bronnen van verontreiniging hebben die naar de betreffende mariene regio wordt overgebracht via rivieren of de lucht.

(Amendement 42 eerste lezing EP)

Motivering

De activiteiten van landen die door land worden omgeven en landen die schepen laten varen binnen wateren van een lidstaat kunnen grote invloed hebben op de milieutoestand van deze wateren door tellurische vervuiling en scheepsvervuiling. De richtlijn bepaalt dat lidstaten zich ´voor zover passend en uitvoerbaar' bedienen van bestaande institutionele structuren om met elkaar samen te werken.

Amendement 32

Artikel 8, lid 1, inleidende formule en punten (a) en (b)

1. De lidstaten voeren een initiële beoordeling van hun mariene wateren uit, rekening houdend met eventueel beschikbare gegevens en die het volgende omvat:

1. De lidstaten voeren voor elke mariene regio een initiële beoordeling van hun mariene wateren uit, rekening houdend met eventueel beschikbare gegevens en die het volgende omvat:

a) een analyse van de essentiële kenmerken en de huidige milieutoestand van die wateren, die gebaseerd is op de in tabel 1 van bijlage III opgenomen indicatieve lijst van elementen, en betrekking heeft op de fysisch-chemische kenmerken, de habitattypes, de biologische componenten en de hydromorfologie;

a) een analyse van de essentiële kenmerken, de functies en de huidige milieutoestand van die wateren, die gebaseerd is op de in tabel 1 van bijlage III opgenomen indicatieve lijst van elementen, en betrekking heeft op de fysisch-chemische kenmerken, de habitattypes, de biologische componenten en de hydromorfologie;

b) een analyse van de overheersende belastende en beïnvloedende factoren, met inbegrip van menselijke activiteiten, die inwerken op de kenmerken en de milieutoestand van die wateren, die gebaseerd is op de in tabel 2 van bijlage III opgenomen indicatieve lijst van elementen, en betrekking heeft op de kwalitatieve en kwantitatieve mix van diverse belastende factoren, alsmede op waarneembare trends;

b) een analyse van de belangrijkste belastende en beïnvloedende factoren, met inbegrip van menselijke activiteiten, die inwerken op de milieutoestand van die wateren die:

 

 

 

(i) gebaseerd is op de in tabel 2 van bijlage III opgenomen indicatieve lijst van elementen, en betrekking heeft op de kwalitatieve en kwantitatieve mix van diverse belastende factoren, alsmede op waarneembare trends;

 

(ii) betrekking heeft op de cumulatieve en synergische gevolgen, en

 

(iii) rekening houdt met de desbetreffende evaluaties die krachtens de vigerende Europese wetgeving zijn uitgevoerd.

Motivering

Aanvulling van de criteria voor de evaluatie door de lidstaten van de toestand van hun mariene wateren.

Amendement 33

Artikel 8, lid 2

2. Bij de in lid 1 bedoelde analyses wordt rekening gehouden met elementen in verband met de kustwateren, overgangswateren en territoriale wateren die onder de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2000/60/EG vallen. Tevens wordt rekening gehouden met andere relevante beoordelingen, die ook als basis kunnen dienen, zoals de beoordelingen die gezamenlijk in het kader van de regionale zeeverdragen zijn uitgevoerd, zodat een allesomvattende beoordeling van de toestand van het mariene milieu wordt verkregen.

2. Bij de in lid 1 bedoelde analyses wordt rekening gehouden met elementen betreffende de kustwateren, overgangswateren en territoriale wateren die vallen onder de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2000/60/EG en de relevante bepalingen van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater1, Richtlijn 2006/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 betreffende het beheer van de zwemwaterkwaliteit2 en Richtlijn …/…/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van waterbeleid3. Tevens wordt rekening gehouden met andere relevante beoordelingen, die ook als basis kunnen dienen, zoals de beoordelingen die gezamenlijk in het kader van de regionale zeeverdragen zijn uitgevoerd, zodat een allesomvattende beoordeling van de toestand van het mariene milieu wordt verkregen.

__________
1
PB L 135 van 30.5.1991, blz. 40. Richtlijn laatstelijk gewijzigd door Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
2 PB L 64 van 4.3.2006, blz. 37.
3 COM(2006)0397.

Motivering

De beoordeling van de elementen zoals beschreven in bijlage III voor de bepaling van een goede milieutoestand en analyses waarnaar verwezen wordt in lid 1 moeten voortbouwen op bestaande en komende wetgeving en deze aanvullen om dubbel werk te voorkomen.

Amendement 34

Artikel 8, lid 2 bis (nieuw)

 

2 bis. Voor iedere mariene regio stellen de lidstaten de in lid 1 bedoelde evaluatie op en streven zij er via de in de artikel 5 en 6 bedoelde coördinatie naar ervoor te zorgen dat:

 

a) de evaluatiemethoden van de lidstaten die tot eenzelfde mariene regio behoren, coherent zijn;

 

b) rekening wordt gehouden met grensoverschrijdende gevolgen en kenmerken;

 

c) rekening wordt gehouden met de gezichtspunten van de lidstaten die tot dezelfde mariene regio horen.

(Amendement 51 eerste lezing EP)

Amendement 35

Artikel 8, lid 2 ter (nieuw)

 

2 ter. Gegevens en informatie afkomstig van de initiële evaluatie worden, uiterlijk drie maanden na voltooiing ervan, beschikbaar gesteld aan het Europees Milieuagentschap en de relevante regionale mariene en visserijorganisaties en -verbanden om gebruikt te worden voor pan-Europese mariene evaluaties, met name met het oog op de in artikel 20, lid 2 onder b) bedoelde herziening van de status van het mariene milieu in de Gemeenschap.

Motivering

Het Europees Milieuagentschap moet alle relevante informatie krijgen, om een centrale gegevensbank te vergemakkelijken, en voor gebruik in pan-Europees situatieverslagen over de zeeën van Europa.

Amendement 36

Artikel 9, lid 1, alinea 1

1. Voor elke betrokken mariene regio of subregio stellen de lidstaten in het licht van de initiële beoordeling overeenkomstig artikel 8, lid 1, voor de mariene wateren een reeks kenmerken van een goede milieutoestand vast op basis van de in bijlage I bedoelde algemene kwalitatief beschrijvende elementen en van de in lid 3 bedoelde criteria en methodologische standaarden.

1. Voor elke betrokken mariene regio of subregio stellen de lidstaten in het licht van de initiële beoordeling overeenkomstig artikel 8, lid 1, voor de mariene wateren een reeks kenmerken van een goede milieutoestand vast op basis van de in bijlage I bedoelde voorwaarden en de in bijlage III bedoelde kenmerken, belastende en beïnvloedende factoren.

(Amendement 53 eerste lezing EP)

Amendement 37

Artikel 9, lid 3

3. De criteria en de methodologische standaarden voor het bepalen van een goede milieutoestand, die opgesteld zijn om de niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen middels een aanvulling, worden uiterlijk op …* vastgesteld overeenkomstig de in artikel 23, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing, op basis van de bijlagen I en III, omwille van de consistentie en om te kunnen vergelijken in welke mate in mariene regio's en subregio's de goede milieutoestand wordt bereikt. Voordat de Commissie dergelijke criteria en standaarden voorstelt, raadpleegt zij alle betrokken partijen, inclusief de regionale zeeverdragen.

______________

* PB: twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

Schrappen

(Amendement 54 eerste lezing EP)

Amendement 38

Artikel 10, lid 1

1. Op basis van de initiële beoordeling overeenkomstig artikel 8, lid 1, stellen de lidstaten voor elke mariene regio of subregio een uitvoerige reeks milieudoelen en bijbehorende indicatoren vast voor hun mariene wateren, teneinde de voortgang op weg naar het bereiken van een goede milieutoestand in het mariene milieu te begeleiden, rekening houdend met de in bijlage IV opgenomen indicatieve lijst van kenmerken.

1. Op basis van de initiële beoordeling overeenkomstig artikel 8, lid 1, stellen de lidstaten ten aanzien van elke voor hen relevante mariene regio gezamenlijk een uitvoerige reeks milieudoelen die zijn ontworpen om uiterlijk in 2017 een goede milieutoestand te realiseren, en bijbehorende indicatoren vast, rekening houdend met de in bijlage IV opgenomen niet-uitputtende lijst van kenmerken.

Bij het afleiden van die doelen en indicatoren houden de lidstaten rekening met de ononderbroken toepassing van de ter zake dienende bestaande milieudoelen die op nationaal, communautair of internationaal niveau met betrekking tot dezelfde wateren zijn vastgesteld, waarbij zij ervoor zorgen dat deze doelen onderling verenigbaar zijn.

Bij het opstellen van die doelen en indicatoren houden de lidstaten rekening met de ononderbroken toepassing van bestaande milieudoelen die op nationaal, communautair of internationaal niveau met betrekking tot dezelfde wateren zijn vastgesteld, en zorgen zij ervoor dat ook rekening wordt gehouden met relevante grensoverschrijdende effecten en kenmerken.

(Amendement 55 eerste lezing EP)

Motivering

Dit amendement stemt overeen met het voorstel van het Parlement in eerste lezing om te zorgen dat sprake is van één enkele strategie voor het mariene milieu per regio of subregio. Het is de bedoeling dat voor elke mariene regio of subregio één enkele set milieudoelen en indicatoren wordt vastgesteld. In het mariene milieu moet, meer nog dan in een landmilieu, rekening worden gehouden met grensoverschrijdende invloeden en kenmerken.

Amendement 39

Artikel 11, lid 1, alinea 2

De monitoringprogramma's moeten de relevante bepalingen inzake beoordeling en monitoring welke gelden krachtens het Gemeenschapsrecht of internationale overeenkomsten als vertrekpunt nemen en daarmee verenigbaar zijn.

Deze programma’s dienen binnen elke mariene regio en subregio consistent te zijn en zij moeten de bepalingen inzake evaluatie en monitoring welke gelden krachtens het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder de habitatrichtlijn en de vogelstandrichtlijn, internationale overeenkomsten of communautaire initiatieven inzake infrastructuur voor ruimtelijke informatie en GMES (Wereldwijde monitoring van milieu en veiligheid), als vertrekpunt nemen en daarmee verenigbaar zijn, met name bij mariene diensten, voor zover dergelijke vereisten gerelateerd zijn aan de Europese mariene wateren van de lidstaten in de voornoemde mariene regio.

Motivering

De expliciete verwijzing naar het instandhoudingsbeleid van de EU moet de toepassing ervan vergroten en zorgen voor consistentie met de bredere koers van het milieubeleid van de EU.

Amendement 40

Artikel 11, lid 1 bis (nieuw)

 

1. Voor elke mariene regio of subregio stellen de lidstaten een monitoringprogramma op in overeenstemming met lid 1 en nemen zij met het oog op de coördinatie de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:

 

a) de monitoringmethoden consistent zijn in alle lidstaten en gebaseerd zijn op duidelijk omschreven gemeenschappelijke streefdoelen;

 

b) relevante grensoverschrijdende invloeden en kenmerken in aanmerking worden genomen.

(Amendement 57 eerste lezing EP)

Motivering

De bedoeling van dit amendement is de coördinatie en de consistentie van de controles die worden uitgevoerd onder de programma's te verbeteren. Er moet voor worden gezorgd dat de karakteristieke grensoverschrijdende effecten en factoren in aanmerking worden genomen in de monitoringfase.

Amendement 41

Artikel 11, lid 3 bis (nieuw)

 

3 bis. Gegevens en informatie afkomstig van deze monitoringprogramma's worden uiterlijk drie maanden na voltooiing ervan, beschikbaar gesteld aan het Europees Milieuagentschap en de relevante regionale mariene en visserijorganisaties en -verbanden om gebruikt te worden voor pan-Europese mariene evaluaties, met name met het oog op de in artikel 20, lid 2 onder b) bedoelde herziening van de status van het mariene milieu in de Gemeenschap.

Motivering

Het Europees Milieuagentschap moet alle relevante informatie krijgen, om een centrale gegevensbank te vergemakkelijken, en voor gebruik in pan-Europees situatieverslagen over de zeeën van Europa.

Amendement 42

Artikel 12

Artikel 12

Artikel 12

Kennisgevingen en advies van de Commissie

Kennisgevingen en beoordeling door de Commissie

Op basis van alle kennisgevingen overeenkomstig artikel 9, lid 2, artikel 10, lid 2, en artikel 11, lid 2, geeft de Commissie voor elke mariene regio of subregio iedere lidstaat advies over de vraag of de meegedeelde elementen een passend raamwerk vormen om aan de eisen van deze richtlijn te voldoen.

Op basis van de kennisgevingen artikel 9, lid 2, artikel 10, lid 2, en artikel 11, lid 2, beoordeelt de Commissie voor elke mariene regio of subregio voor iedere lidstaat of de medegedeelde elementen een passend raamwerk vormen voor het bereiken van een goede milieutoestand overeenkomstig de eisen van deze richtlijn.

Bij het formuleren van haar advies houdt de Commissie rekening met de samenhang van de raamwerken binnen de verschillende mariene regio's of subregio's en de Gemeenschap als geheel en kan zij de betrokken lidstaat verzoeken om alle beschikbare en noodzakelijke aanvullende informatie te verstrekken.

Bij deze beoordeling houdt de Commissie rekening met de samenhang van de raamwerken binnen de verschillende mariene regio's of subregio's en de Gemeenschap als geheel en kan zij de betrokken lidstaat verzoeken om alle noodzakelijke aanvullende informatie te verstrekken.

 

Binnen zes maanden na ontvangst van de kennisgeving van de op grond van artikel 11 op te stellen monitoringprogramma’s kan de Commissie ten aanzien van een gegeven lidstaat besluiten het monitoringprogramma of bepaalde aspecten daarvan te verwerpen indien het niet in overeenstemming is met deze richtlijn.

Amendement 43

Artikel 13, lid 1, alinea 2

Die maatregelen worden afgeleid op basis van de initiële beoordeling overeenkomstig artikel 8, lid 1, en in het licht van de overeenkomstig artikel 10, lid 1, vastgestelde milieudoelen, waarbij de in bijlage VI opgesomde typen maatregelen in aanmerking worden genomen.

Die maatregelen worden afgeleid op basis van de initiële beoordeling overeenkomstig artikel 8, lid 1, en in het licht van de overeenkomstig artikel 10, lid 1, vastgestelde milieudoelen, waarbij de in bijlage VI opgesomde typen maatregelen, relevante grensoverschrijdend effecten en kenmerken in aanmerking worden genomen, en worden gebaseerd op de volgende milieubeginselen:

 

(a) het voorzorgsbeginsel en de beginselen dat preventieve actie moet worden ondernomen, dat milieuschade in de eerste plaats bij de bron moet worden hersteld en dat de vervuiler betaalt;

 

(b) een op het ecosysteem gebaseerde aanpak.

 

De lidstaten beslissen welke maatregelen met betrekking tot de detecteerbaarheid en traceerbaarheid van mariene verontreiniging moeten worden genomen.

Amendement 44

Artikel 13, lid 2

2. De lidstaten nemen de overeenkomstig lid 1 uitgewerkte maatregelen op in een programma van maatregelen, rekening houdend met de relevante maatregelen die krachtens de Gemeenschapswetgeving, met name Richtlijn 2000/60/EG, of internationale overeenkomsten zijn vereist.

2. De lidstaten nemen de overeenkomstig lid 1 uitgewerkte maatregelen op in een programma van maatregelen, rekening houdend met de relevante maatregelen die krachtens de Gemeenschapswetgeving, met name Richtlijn 2000/60/EG, Richtlijn 91/271/EEG, Richtlijn 2006/7/EG en Richtlijn …/…/EG [inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid] of internationale overeenkomsten zijn vereist.

Motivering

Als aan de vereisten van de genoemde richtlijnen wordt voldaan, zal dit specifiek positieve gevolgen voor het mariene milieu hebben en tot het halen van de milieudoelstellingen van de kaderrichtlijn mariene strategie bijdragen. Betere coördinatie en consistente toepassing van maatregelen minimaliseren de kans op verdubbelingen of omissies binnen het toepassingsbereik van de maatregelen, zorgen voor een consistente toepassing in het gehele geografische gebied waarop de maatregel betrekking heeft en vergemakkelijkt een consistente implementatie van tijdschema's.

Amendement 45

Artikel 13, lid 3, alinea 1

3. Wanneer de lidstaten het programma van maatregelen overeenkomstig lid 2 opstellen, besteden zij de nodige aandacht aan duurzame ontwikkeling en in het bijzonder aan de sociale en economische gevolgen van de overwogen maatregelen.

3. Wanneer de lidstaten het programma van maatregelen overeenkomstig lid 2 opstellen, besteden zij de nodige aandacht aan duurzame ontwikkeling en in het bijzonder aan de sociale en economische gevolgen van de overwogen maatregelen. Lidstaten moeten administratieve kaders en platforms opzetten waardoor mariene zaken sectoroverschrijdend behandeld kunnen worden om milieuwetenschap en maatregelen te combineren met economische, sociale en administratieve ontwikkelingen van het gebied en moeten van dergelijke interactie profiteren.

Motivering

Amendement 88 eerste lezing EP.

Amendement 46

Artikel 13, lid 4

4. De overeenkomstig dit artikel opgestelde programma's van maatregelen zouden maatregelen moeten bevatten zoals het gebruik van speciale instandhoudingszones in de zin van Richtlijn 92/43/EEG, speciale beschermingszones in de zin van Richtlijn 79/409/EEG en beschermde mariene gebieden zoals door de Gemeenschap of de betrokken lidstaten overeengekomen in het kader van internationale of regionale overeenkomsten waarbij zij partij zijn.  

4. De overeenkomstig dit artikel opgestelde programma's van maatregelen bevatten ruimtelijke beschermingsmaatregelen, inclusief, maar niet uitsluitend, het gebruik van speciale instandhoudingszones in de zin van Richtlijn 92/43/EEG, speciale beschermingszones in de zin van Richtlijn 79/409/EEG en beschermde mariene gebieden zoals door de Gemeenschap of de betrokken lidstaten overeengekomen in het kader van internationale of regionale overeenkomsten waarbij zij partij zijn, inclusief besluit VII/5 van de conferentie van partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit.

In dit verband zouden de lidstaten moeten garanderen dat deze gebieden bijdragen tot een samenhangend en representatief netwerk van beschermde mariene gebieden.

In dit verband garanderen de lidstaten dat deze gebieden bijdragen tot de totstandbrenging uiterlijk in 2012 van een samenhangend en representatief netwerk van beschermde mariene gebieden. Het netwerk omvat gebieden met een voldoende omvang die volledig worden beschermd tegen alle extractieve toepassingen, om onder anderen paaiplaatsen, kweekplaatsen en voedselgebieden te beschermen en de integriteit, de structuur en de werking van ecosystemen mogelijk te maken die moeten worden behouden of hersteld.

 

De programma's van maatregelen omvatten ook de maatregelen betreffende territoriale, overgangs- en kustwateren die vallen onder richtlijn 2000/60/EG.

 

De lidstaten stellen voor deze beschermde mariene gebieden een of meer registers op die uiterlijk ...* voltooid moeten zijn.

 

Het of de register(s) van de beschermde mariene gebieden worden voor iedere mariene regio of subregio herzien en bijgewerkt.

 

Het publiek heeft toegang tot de informatie in het of de register(s).

_________
* Drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

Amendement 47

Artikel 13, lid 5

5. In hun programma's van maatregelen geven de lidstaten aan hoe de maatregelen zullen worden uitgevoerd en hoe zij gaan bijdragen tot het bereiken van de overeenkomstig artikel 10, lid 1, vastgestelde milieudoelen.

5. In hun programma's van maatregelen geven de lidstaten aan hoe de maatregelen zullen worden uitgevoerd en hoe zij gaan bijdragen tot het bereiken van de goede milieutoestand en de overeenkomstig artikel 10, lid 1, vastgestelde milieudoelen.

Motivering

Ter vervanging van de amendementen 15 en 23 (beschermde mariene gebieden).

Amendement 48

Artikel 13, lid 7 bis (nieuw)

 

7 bis. Nadat zij alle belanghebbende partijen heeft geraadpleegd, stelt de Commissie uiterlijk …* overeenkomstig de in artikel 23, lid 3 bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing gedetailleerde criteria en standaarden vast voor het toepassen van de good ocean governance beginselen.

_________
* Drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

Motivering

Herinvoering amendement 65 eerste lezing EP.

Amendement 49

Artikel 14

1. Een lidstaat kan binnen zijn mariene wateren een specifiek gebied aanwijzen waar om enige onder de punten a) tot en met d) genoemde reden de milieudoelen niet door middel van door die lidstaat genomen maatregelen kunnen worden bereikt of om onder punt e) bedoelde redenen niet binnen het betrokken tijdschema kunnen worden bereikt:

1. Indien een lidstaat, na vaststelling van een programma van maatregelen krachtens artikel 13, lid 1 een geval aanwijst waar om enige hierna genoemde reden de milieudoelen en een goede milieutoestand niet door middel van door die lidstaat genomen maatregelen kunnen worden gerealiseerd, omschrijft hij dat geval duidelijk in zijn programma van maatregelen en verschaft hij de Commissie de nodige uitleg ter ondersteuning van zijn standpunt:

 

(-a) het milieustreefdoel is voor deze lidstaat niet relevant, vanwege een kenmerk dat niet van toepassing is voor de lidstaat;

 

(-a bis) de bevoegdheid om de betrokken maatregel(en) vast te stellen komt uit hoofde van het Gemeenschapsrecht niet uitsluitend aan deze lidstaat toe;

 

(-a ter) de bevoegdheid om de betrokken maatregel(en) vast te stellen komt uit hoofde van het internationale recht niet uitsluitend aan deze lidstaat toe;

(a) maatregelen of het uitblijven van maatregelen waarvoor de betrokken lidstaat niet verantwoordelijk is;

(a) maatregelen of het uitblijven van maatregelen van een derde land, de Europese Gemeenschap of een andere internationale organisatie waarvoor de betrokken lidstaat niet verantwoordelijk is;

b) natuurlijke oorzaken;

(b) natuurlijke oorzaken;

(c) overmacht;

(c) overmacht;

 

(c bis) klimaatverandering;

(d) veranderingen in de kenmerken van mariene wateren veroorzaakt door maatregelen die werden genomen om redenen van dwingend openbaar belang die zwaarder wegen dan de negatieve milieueffecten, inclusief grensoverschrijdende effecten;

(d) wijzigingen of veranderingen in de fysische kenmerken van mariene wateren veroorzaakt door maatregelen die werden genomen om redenen van dwingend openbaar belang die zwaarder wegen dan de negatieve milieueffecten, inclusief grensoverschrijdende effecten.

(e) natuurlijke omstandigheden laten niet toe dat de toestand van de betrokken mariene wateren tijdig verbetert.

 

De betrokken lidstaat omschrijft dat gebied duidelijk in zijn programma van maatregelen en verschaft de Commissie het nodige bewijsmateriaal ter staving van zijn standpunt. Bij het identificeren van specifieke gebieden houden de lidstaten rekening met de gevolgen voor de lidstaten in de betrokken mariene regio of subregio.

De lidstaat houdt rekening met de gevolgen voor de lidstaten in de betrokken mariene regio of subregio.

De betrokken lidstaat dient evenwel passende ad-hoc maatregelen te nemen om het nastreven van de milieudoelen voort te zetten, een verdere verslechtering van de toestand van de getroffen mariene wateren vanwege de in de punten b), c) of d) genoemde redenen te voorkomen en de negatieve gevolgen op het niveau van de betrokken mariene regio, subregio of mariene wateren van de overige lidstaten te verlichten.

De lidstaat die verwijst naar de streepjes (-a bis), (-a ter), (a), (b), (c) of (c bis), dient in het kader van zijn programma van maatregelen evenwel passende, met het communautaire en het internationale recht strokende ad-hoc maatregelen te nemen om de mate waarin om de opgegeven reden geen goede milieutoestand kan worden gerealiseerd, zoveel mogelijk te beperken en om het nastreven van de milieudoelen voort te zetten, een verdere verslechtering van de toestand van de getroffen mariene wateren vanwege de in de punten b), c) of d) genoemde redenen te voorkomen en de negatieve gevolgen op het niveau van de betrokken mariene regio, subregio of mariene wateren van de overige lidstaten te verlichten.

2. In de in lid 1, onder d), bedoelde situatie zien de lidstaten erop toe dat de veranderingen niet zodanig zijn dat zij het bereiken van een goede milieutoestand op het niveau van de betrokken mariene regio, subregio of mariene wateren van de overige lidstaten voorgoed uitsluiten of in het gedrang brengen.

2. De lidstaat die verwijst naar de redenen in lid 1, onder d), ziet erop toe dat de wijzigingen en veranderingen niet zodanig zijn dat zij het bereiken van een goede milieutoestand op het niveau van de betrokken mariene regio, subregio of mariene wateren van de overige lidstaten voorgoed uitsluiten of in het gedrang brengen.

3. De in lid 1, derde alinea, bedoelde ad-hoc maatregelen worden voor zover zulks haalbaar is, geïntegreerd in de programma's van maatregelen.

3. Als een lidstaat verwijst naar de reden in lid 1, onder (-a bis) en de Commissie deze reden aanvaardt, onderneemt de Commissie onverwijld alle nodige acties overeenkomstig artikel 15.

Motivering

Herinvoering amendement 66 eerste lezing EP.

Amendement 50

Artikel 16

Kennisgevingen en advies van de Commissie

Kennisgevingen en beoordeling door de Commissie

Op basis van de kennisgevingen aangaande de programma's van maatregelen overeenkomstig artikel 13, lid 6, geeft de Commissie iedere lidstaat afzonderlijk advies over de vraag of de medegedeelde programma's een passend raamwerk vormen voor het bereiken van een goede milieutoestand, zoals bepaald overeenkomstig artikel 9, lid 1.

Op basis van de kennisgevingen aangaande de programma's van maatregelen overeenkomstig artikel 13, lid 6 beoordeelt de Commissie voor iedere lidstaat afzonderlijk of de medegedeelde programma's een passend raamwerk vormen voor het bereiken van een goede milieutoestand overeenkomstig de eisen van deze richtlijn.

Bij het formuleren van dat advies houdt de Commissie rekening met de samenhang van de programma's van maatregelen in de Gemeenschap als geheel en kan zij een lidstaat verzoeken om de eventuele beschikbare en noodzakelijke aanvullende informatie te verstrekken.

Bij deze beoordeling houdt de Commissie rekening met de samenhang van de programma's van maatregelen in de Gemeenschap als geheel en kan zij een lidstaat verzoeken om de eventuele noodzakelijke aanvullende informatie te verstrekken.

 

Binnen zes maanden na de ontvangst van de kennisgeving van de programma’s van maatregelen kan de Commissie ten aanzien van een gegeven lidstaat besluiten het programma van maatregelen of bepaalde aspecten daarvan te verwerpen indien het niet in overeenstemming is met deze richtlijn.

Amendement 51

Artikel 19, lid 1 bis (nieuw)

 

1 bis. De lidstaten betrekken, indien mogelijk, belanghebbende partijen hierbij met behulp van bestaande beheersorganisaties of structuren, waaronder regionale zeeverdragen, wetenschappelijke adviesorganen en regionale adviesraden.

Amendement 52

Artikel 20, lid 1, alinea 1

1. De Commissie maakt binnen twee jaar na de ontvangst van alle programma's van maatregelen, en in ieder geval uiterlijk in 2021, een eerste beoordelingsverslag over de uitvoering van deze richtlijn bekend.

1. De Commissie maakt binnen twee jaar na de ontvangst van alle programma's van maatregelen, en in ieder geval uiterlijk in 2017, een eerste beoordelingsverslag over de uitvoering van deze richtlijn bekend.

(Amendement 69 eerste lezing EP)

Amendement 53

Artikel 20, lid 1 bis (nieuw)

 

1 bis. De Commissie publiceert uiterlijk ..* een verslag waarin wordt nagegaan of de eventuele verbetering van deze richtlijn in strijd is met bestaande communautaire of internationale verplichtingen, afspraken en initiatieven van de lidstaten of de Gemeenschap op het gebied van de bescherming van het milieu in de Europese mariene wateren, dan wel deze overlapt.

 

Dit verslag wordt voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad.

___________

* Vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn

(Amendement 70 eerste lezing EP)

Motivering

De bedoeling van dit amendement is ervoor te zorgen dat eventuele tegenstrijdigheden tussen de richtlijn en bestaande beleidsmaatregelen van de Gemeenschap, zoals het gemeenschappelijk visserijbeleid en het beleid voor natuurbehoud,worden vastgesteld en rechtgetrokken en dat eventuele aanvullingen hierop voortbouwen.

Amendement 54

Artikel 20, lid 2 bis (nieuw)

 

Uiterlijk ...* brengt de Commissie verslag uit over de toestand van het mariene milieu van de wateren van het Noordpoolgebied die voor de Gemeenschap van belang zijn en stelt zij het Europees Parlement en de Raad zo nodig beschermingsmaatregelen voor met het oog op vaststelling van het noordpoolgebied tot beschermd gebied, vergelijkbaar met Antarctica, dat tot 'natuurreservaat bestemd voor rust en wetenschap' is uitgeroepen.

 

Lidstaten die Europese mariene wateren hebben in het noordpoolgebied stellen de bevindingen van de eerste beoordeling van deze wateren ter beschikking aan de Arctische Raad.

_____________

* Twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

(Amendement 71 eerste lezing EP)

Motivering

Het noordpoolgebied is een uniek ecosysteem. De risico's van de bestaande en toekomstige exploitatie van dit gebied moeten zorgvuldig worden onderzocht, waarbij rekening wordt gehouden met de effecten van de klimaatverandering waardoor het poolijs over grote gebieden afsmelt en zee wordt.

Amendement 55

Artikel 20 bis (nieuw)

 

Artikel 20 bis

 

Voortgangsverslag over beschermde gebieden

 

Uiterlijk …* brengt de Commissie verslag uit over de vooruitgang betreffende de oprichting van een globaal netwerk van beschermde gebieden en tijd/gebiedsluitingen voor de bescherming van paaiplaatsen en perioden in overeenstemming met de verplichting onder besluit VII/5 van het Verdrag inzake Biologische Diversiteit, en de bijdrage van de Gemeenschap aan de totstandkoming van een dergelijk netwerk.

 

Op basis hiervan stelt de Commissie, indien van toepassing, overeenkomstig de procedures van het Verdrag, eventuele aanvullende communautaire maatregelen voor die nodig zijn om de beoogde bescherming van een representatief netwerk van beschermde mariene gebieden uiterlijk in 2012 te verwezenlijken.

_____________

* Twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

Motivering

Als ondertekenaar van het Verdrag inzake Biologische diversiteit, is de EU verplicht uiterlijk in 2012 een representatief netwerk van beschermde mariene gebieden te beschermen en te zorgen voor tijd/gebiedsluitingen voor de bescherming van paaiplaatsen en perioden. Bij de verdere ontwikkeling van het netwerk van de Gemeenschap van beschermde gebieden beoordeelt de Commissie de bijdrage van de Gemeenschap aan een representatief globaal netwerk van beschermde mariene gebieden en stelt zij indien nodig verdere maatregelen voor (amendement 72 uit de eerste lezing van het EP).

Amendement 56

Artikel 21

De Commissie evalueert deze richtlijn opnieuw uiterlijk op …* en stelt in voorkomend geval eventueel noodzakelijke wijzigingen voor.

1. De Commissie evalueert deze richtlijn opnieuw uiterlijk op …* en stelt het Europees Parlement en de Raad in voorkomend geval eventueel noodzakelijke wijzigingen voor ten einde:

 

a) een goede milieutoestand in de Europese mariene wateren te verwezenlijken als dit niet voor 2017 is gebeurd;

 

b) een goede milieutoestand in de Europese mariene wateren in stand te houden als deze toestand is bereikt tegen 2017.

 

2. De Commissie houdt onder meer rekening met het krachtens artikel 20, lid 1 opgestelde initiële evaluatieverslag.

____________

* Vijftien jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

____________

* Tien jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

(Amendement 73 eerste lezing EP)

Amendement 57

Artikel 21 bis (nieuw)

 

Artikel 21 bis

 

Communautaire financiering

 

1. Gezien het prioritaire karakter van de mariene strategie moet de uitvoering van de onderhavige richtlijn vanaf 2007 worden gesteund met de communautaire financieringsinstrumenten.

 

2. De door de lidstaten opgestelde programma's worden door de EU medegefinancierd overeenkomstig de bestaande financieringsinstrumenten.

(Amendement 74 eerste lezing EP)

Amendement 58

Artikel 23 bis (nieuw)

 

Artikel 23 bis

 

Wateren die zich buiten de Europese mariene wateren bevinden

 

Het Europees Parlement en de Raad, dan wel de Raad, stellen communautaire maatregelen vast ter verbetering van de milieutoestand van de zich buiten de Europese mariene wateren bevindende wateren, indien een dergelijke verbetering mogelijk is door middel van controle op de activiteiten die onder de bevoegdheid van de Gemeenschap of de lidstaten vallen.

 

Deze maatregelen worden vastgesteld op basis van de voorstellen die de Commissie uiterlijk ...* overeenkomstig de procedures van het Verdrag indient.

_________________

* Vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

(Amendement 78 eerste lezing EP)

Amendement 59

Artikel 24, lid 1, alinea 1

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk …* aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

______________

* Drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk …* aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

______________

* Twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

(Amendement 79 eerste lezing EP)

Amendement 60

Bijlage I

Algemene kwalitatief beschrijvende elementen waarmee bij de omschrijving van de goede milieutoestand rekening moet worden gehouden
(bedoeld in artikel 3, lid 5, artikel 9, leden 1 en 3, en artikel 22)

Voorwaarden waarnaar wordt verwezen in de artikelen 3 en 9

1) Alle elementen van de mariene voedselketens, voor zover deze bekend zijn, komen voor in normale dichtheden en diversiteit.

a) op basis van relevante informatie over trends wordt de biologische diversiteit van een mariene regio in stand gehouden (als de trends stabiel zijn) en hersteld (als een neerwaartse trend geconstateerd is), met inbegrip van de ecosystemen, de habitats en de soorten, door vooral aandacht te schenken aan die welke op grond van de volgende milieukenmerken het kwetsbaarst zijn voor de gevolgen van menselijke activiteiten: kwetsbaarheid, gevoeligheid, trage groei, lage vruchtbaarheid, levensduur, perifere situatie binnen het verspreidingsgebied, slechte genenstroom en genetisch onderscheiden subpopulaties;

2) Door menselijke activiteiten geïntroduceerde niet-inheemse soorten komen voor op een niveau waarbij het ecosysteem niet verandert.

b) de populaties van alle levende mariene hulpbronnen zijn hersteld tot en blijven op niveaus die de abondantie van de species op lange termijn en het behoud van hun volledige voortplantingsvermogen garanderen waarbij de populatieverdeling op grond van leeftijd en grootte van de goede gezondheid van het bestand getuigt;

3) Populaties van alle commercieel geëxploiteerde soorten vis en schaal- en schelpdieren blijven binnen veilige biologische grenzen.

c) de verspreiding en dichtheid van species die niet direct worden geëxploiteerd mogen niet (substantieel) worden beïnvloed door menselijke activiteit;

4) Door de mens veroorzaakte eutrofiëring, en met name de negatieve effecten daarvan, is tot een minimum beperkt.

d) de negatieve gevolgen van de visserijactiviteiten voor het mariene milieu zijn verminderd, met inbegrip van de gevolgen voor de zeebodem en de bijvangst van vissoorten die niet voor vangst bedoeld zijn en van jonge vissen;

5) Soorten en habitats vertonen een verspreiding, dichtheid en kwaliteit die overeenstemt met de heersende fysiografische, geografische en klimatologische omstandigheden. De biodiversiteit wordt behouden.

e) het niveau van de populatie van kleine "voedervissen" onderaan de voedselketen is duurzaam, met name rekening houdend met hun belang voor roofvissen, met inbegrip van commerciële vissoorten, en voor het duurzaam behoud van de ecosystemen en hun voedselbronnen;

6) Integriteit van de zeebodem is zodanig dat de functies van de ecosystemen gewaarborgd zijn.

 

7) Permanente wijziging van de hydrografische eigenschappen berokkent de mariene ecosystemen geen schade.

f) concentraties van in de natuur voorkomende ecotoxische substanties bevinden zich rond de natuurlijke waarden van het ecosysteem;

8) Concentraties van vervuilende stoffen zijn zodanig dat geen verontreinigingseffecten optreden.

(g) de gevolgen van organische verontreinigende stoffen en kunstmeststoffen afkomstig van de kuststreek of het land daarachter, de aquacultuur of riolerings- en andere afvoersystemen, bevinden zich onder de niveaus die het milieu, de menselijke gezondheid of het legitieme gebruik van de zee en de kusten zouden kunnen aantasten;

9) Vervuilende stoffen in vis en andere visserijproducten voor menselijke consumptie overschrijden niet de grenzen die door communautaire wetgeving of andere relevante normen zijn vastgesteld.

h) eutrofiëring, bijvoorbeeld veroorzaakt door de emissie van nutriënten als fosfor en stikstof, is beperkt tot een niveau waarop ze niet langer ongewenste effecten heeft zoals verlies aan biodiversiteit, aantasting van het ecosysteem, groei van giftige algen en de onttrekking van zuurstof aan de bodemwateren;

10) De eigenschappen van, en de hoeveelheden zwerfvuil op zee veroorzaken geen schade aan het mariene milieu.

i) de gevolgen voor ecosystemen van de zee en de kust, met inbegrip van de habitat en de soorten, ten gevolge van de exploratie of exploitatie van de zeebodem, ondergrond daarvan of sedentaire soorten, zijn tot een minimum beperkt en hebben geen negatieve gevolgen voor de structurele en ecologische integriteit van de bentische en daarmee verbonden ecosystemen;

11) De toevoer van energie, waaronder onderwatergeluid, berokkent het mariene milieu geen schade.

j) de hoeveelheid afval in het mariene en kustmilieu is verlaagd tot een zodanig niveau dat dit geen bedreiging vormt voor de mariene soorten en habitats, de menselijke gezondheid en de veiligheid en economie van de kustgemeenschappen;

Om de kenmerken van een goede milieutoestand van een mariene regio of subregio overeenkomstig artikel 9, lid 1, te omschrijven, houden de lidstaten rekening met elke van de in deze bijlage opgenomen algemene kwalitatief beschrijvende elementen, teneinde na te gaan welke van die beschrijvende elementen moeten worden gebuikt om de goede milieutoestand voor die mariene regio of subregio vast te stellen. Wanneer een lidstaat het niet passend vindt een of verschillende van deze beschrijvende elementen te gebruiken, verschaft hij de Commissie een motivering in het kader van de kennisgeving als bedoeld in artikel 9, lid 2.

k) de gevolgen van bouwwerkzaamheden voor de vissoorten en mariene en kusthabitats zijn tot een minimum beperkt en van geen schadelijke invloed op de structurele en ecologische integriteit van de bentische en daarmee verband houdende ecosystemen of het vermogen van vissoorten en mariene en kusthabitats om hun verspreidingsgebied aan de klimaatverandering aan te passen;

 

l) geluidsvervuiling door (bijvoorbeeld) de scheepvaart en akoestische instrumenten van onderzeeërs, is tot een minimum beperkt om schadelijke effecten op het zeeleven, de menselijke gezondheid of het legitieme gebruik van de zee en de kusten te voorkomen;

 

m) de stelselmatige/opzettelijke lozing van vloeistoffen of gassen in de waterkolom en de lozing van vaste stoffen in de waterkolom zijn verboden, tenzij vergunning is verleend met inachtneming van het internationale recht en vooraf een milieueffectrapportage is uitgevoerd in overeenstemming met Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten1 en de toepasselijke internationale verdragen;

 

n) de stelselmatige/opzettelijke lozing van vloeistoffen, gassen of vaste stoffen in de zeebodem en/of de ondergrond daarvan is verboden, tenzij behoudens regelmatige monitoring en controle op vloeistoffen en gassen vergunning is verleend met inachtneming van het internationale recht en vooraf een milieueffectrapportage is uitgevoerd overeenkomstig Richtlijn 85/337/EEG en de toepasselijke internationale verdragen;

 

o) in elke regio is het aandeel mariene gebieden die worden beschermd tegen mogelijk schadelijke menselijke activiteiten en ook de diversiteit van de constituerende ecosystemen die aanwezig zijn in deze gebieden, voldoende om een effectieve bijdrage te leveren aan een regionaal en globaal netwerk van beschermde mariene gebieden.

_____________
1 PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 156 van 25.6.2003, blz. 17).

Motivering

Vervangt amendement 33. Voor de opslag van CO2 in de zeebodem is de wettelijke situatie veranderd. De nieuwe tekst sluit aan bij de internationale conventie (het "Protocol van Londen") die in november 2006 is gewijzigd om de opslag van CO2 in de zeebodem en/of de ondergrond daarvan toe te staan.

Amendement 61

Bijlage III, tabel 2, Verontreiniging met gevaarlijke stoffen, streepje 3

- Toevoer van radionucliden.

schrappen

Motivering

Amendement 90 uit de eerste lezing van het EP. De vermelding van "toevoer van radionucliden" in deze lijst is niet in overeenstemming met overweging 36, waar staat: "Het toezicht op de lozingen en emissies die het gevolg zijn van het gebruik van radioactief materiaal is geregeld bij het Euratom-Verdrag en valt derhalve niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn".

Amendement 62

Bijlage VI, punt 1

(1) Beheersing van de ingrepen: beheermaatregelen met betrekking tot de omvang van de toegestane menselijke activiteiten.

(1) Beheersing van de ingrepen: beheermaatregelen met betrekking tot de omvang van de toegestane menselijke activiteiten, inclusief maatregelen om te garanderen dat Europese subsidies het halen van de doelstellingen van deze richtlijn niet in gevaar brengen.

Motivering

Amendementen uit de eerste lezing van het EP op artikel 8.

Amendement 63

Bijlage IV, punt 4 bis (nieuw)

 

(4 bis) Maatregelen om de detecteerbaarheid en traceerbaarheid van mariene verontreiniging te verbeteren.

Motivering

Amendementen uit de eerste lezing van het EP op de artikelen 14 en 16.

  • [1]  PB C 314 E van 21.12.2006, blz. 86.
  • [2]  Nog niet in het PB gepubliceerd.

PROCEDURE

Titel

EU-beleid mariene milieu

Document- en procedurenummers

09388/2/2007 - C6-0261/2007 - 2005/0211(COD)

Datum eerste lezing EP – P-nummer

14.11.2006                     T6-0482/2006

Voorstel van de Commissie

COM(2005)0505 - C6-0346/2005

Datum bekendmaking ontvangst gemeenschappelijk standpunt

6.9.2007

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ENVI

6.9.2007

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Marie-Noëlle Lienemann

14.12.2005

 

 

Datum goedkeuring

9.10.2007

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

40

0

4

Bij de eindstemming aanwezige leden

Adamos Adamou, Margrete Auken, Pilar Ayuso, Irena Belohorská, Johannes Blokland, John Bowis, Frieda Brepoels, Hiltrud Breyer, Martin Callanan, Dorette Corbey, Jill Evans, Anne Ferreira, Karl-Heinz Florenz, Françoise Grossetête, Satu Hassi, Jens Holm, Marie Anne Isler Béguin, Caroline Jackson, Dan Jørgensen, Christa Klaß, Eija-Riitta Korhola, Urszula Krupa, Aldis Kušķis, Marie-Noëlle Lienemann, Jules Maaten, Linda McAvan, Miroslav Ouzký, Vladko Todorov Panayotov, Vittorio Prodi, Frédérique Ries, Guido Sacconi, Daciana Octavia Sârbu, Carl Schlyter, Richard Seeber, María Sornosa Martínez, Antonios Trakatellis, Evangelia Tzampazi, Anja Weisgerber

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Milan Gaľa, Miroslav Mikolášik, Lambert van Nistelrooij

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Paulo Casaca, Manuel Medina Ortega, Vincenzo Aita

Datum indiening

15.10.2007