VERSLAG over de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid
26.10.2007 - (2007/2088(INI))
Commissie buitenlandse zaken
Rapporteurs: Charles Tannock en Raimon Obiols i Germà
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid
Het Europees Parlement,
– gezien de ontwikkeling van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) sinds 2004 en in het bijzonder de voortgangsverslagen van de Commissie over de uitvoering van het Europees nabuurschapsbeleid van 4 december 2006 (SEC(2006)1504/2, SEC(2006)1505/2, SEC(2006)1506/2, SEC(2006)1507/2, SEC(2006)1508/2, SEC(2006)1509/2, SEC(2006)1510/2, SEC(2006)1511/2, SEC(2006)1512/2.),
– gezien de actieplannen die gezamenlijk zijn overeengekomen met Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Moldavië en Oekraïne, en met Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, de Palestijnse Autoriteit en Tunesië,
– gezien het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI), nauw verbonden met de uitvoering van de gezamenlijk overeengekomen actieplannen, dat de plaats inneemt van de technische ondersteuning die voorheen werd verleend door Tacis en Meda,
– gezien het non-paper van de Commissie, "What the EU could bring to Belarus" ("Wat de EU zou kunnen betekenen voor Wit-Rusland"), van 21 november 2006,
– gezien de Europese veiligheidsstrategie "Een veilig Europa in een betere wereld", door de Europese Raad aangenomen op 12 december 2003,
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 4 december 2006 over versterking van het ENB van 4 december 2006 (COM(2006)0726),
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 11 april 2007, getiteld "Synergie voor het Zwarte Zeegebied - een nieuw regionaal samenwerkingsinitiatief" (COM(2007)0160)
– gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 14 en 15 december 2006[1] en van 21 en 22 juni 2007[2], en van het voortgangsverslag van het Duitse voorzitterschap van 15 juni 2007,
– onder verwijzing naar zijn resoluties over de grotere Europese nabuurschap en over het ENB, in het bijzonder die van 19 januari 2006[3],
– onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de buurlanden en -regio's van de EU,
– onder verwijzing naar zijn resoluties over het nabuurschapsbeleid en de uitbreidingsstrategie van de EU,
– onder verwijzing naar zijn resoluties over de Noordelijke dimensie van16 november 2006[4] en over een strategie voor het Baltische Zeegebied in het kader van de noordelijke dimensie van 16 november 2006[5]
– gezien de bevindingen in de Arab Human Development Reports van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties,
– gezien de conferentie over het Europees nabuurschapsbeleid, georganiseerd door de Commissie en gehouden op 3 september 2007,
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0414/2007),
A. overwegende dat de consolidatie van veiligheid, democratische stabiliteit en welvaart, en de bevordering van goed bestuur en eerbiediging van fundamentele vrijheden en mensenrechten in de nabuurschap van de EU, van cruciaal belang is voor de stabiliteit en welvaart van het gehele Europese continent,
B. overwegende dat het ENB een hoofdprioriteit van het buitenlands beleid van de EU blijft,
C. overwegende dat het ENB gescheiden dient te blijven van het uitbreidingsproces; overwegende dat deelname aan het ENB voor de nabuurlanden in het oosten die duidelijk herkenbaar zijn als Europese landen, het perspectief op een mogelijk EU-lidmaatschap op langere termijn niet uitsluit; overwegende dat het ENB voor alle betrokken landen een kans is om nauwer met de EU te integreren,
D. overwegende dat het ENB, ondanks de succesvolle invoering van hervormingsagenda's in verschillende nabuurlanden, nog niet volledig aan de verwachtingen heeft voldaan wat betreft het op gang brengen en versterken van het streven van de regeringen van de ENB-landen naar politieke en economische hervorming,
E. overwegende dat er meer prikkels moeten worden ontwikkeld om partners te motiveren verder te gaan op het pad van de hervorming en dat het ENB aanzienlijk moet worden versterkt om dat proces te bevorderen, onder andere door toewijzing van voldoende financiële middelen om de aangekondigde aspiraties en doelstellingen te kunnen verwezenlijken,
F. overwegende dat open en bevroren conflicten nog steeds een belangrijke belemmering vormen voor de volledige ontwikkeling van de voornaamste doeleinden van het ENB; overwegende dat stabiliteit alleen bereikt kan worden door een volledige en blijvende regeling van bestaande conflicten,
G. overwegende dat de specifieke aspecten van het EU-beleid inzake de landen van de zuidelijke Kaukasus en inzake het Zwarte Zeegebied worden behandeld in afzonderlijke verslagen van de Commissie buitenlandse zaken van het Europees Parlement,
1. steunt volledig de hoofddoelstellingen van het ENB, dat is gericht op consolidatie van een ring van welvaart, stabiliteit en veiligheid, om nauwe banden te ontwikkelen met en tussen onze nabuurstaten en hen te binden aan het streven hervormingen uit te voeren in de richting van democratie op basis van eerbiediging van de mensenrechten, de rechtsstaat, beter bestuur en economische en sociale ontwikkeling; onderstreept de noodzaak om speciale aandacht te schenken aan de bevordering van gelijke rechten, in het bijzonder de verbetering van de rechten van vrouwen, maar ook met betrekking tot minderheden en het vermogen van de nabuurlanden om via vreedzame middelen een einde te maken aan etnische, religieuze of sociale conflicten;
2. spreekt zijn twijfels uit over de zin van de geografische reikwijdte van het ENB omdat het landen betreft die in geografisch opzicht Europees zijn maar ook mediterrane niet-Europese landen; merkt evenwel op dat het thans niet realistisch lijkt om dit overkoepelende beleidskader fundamenteel te veranderen; onderstreept daarom dat meer gedaan moet worden om de doelstellingen en instrumenten van dit beleid te omschrijven ten einde de EU en haar nabuurlanden in staat te stellen de gezamenlijke uitdagingen het hoofd te bieden en tegelijk de verschillende omstandigheden en specifieke kenmerken van de betrokken regio's en landen te eerbiedigen;
3. pleit er derhalve krachtig voor dat bij de volledige uitvoering van het beleid zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de onderscheidende identiteiten van alle landen die onder het ENB vallen, om de meest geschikte en tastbare prikkels voor hervormingen op middellange en lange termijn te ontwikkelen en de binding van deze samenlevingen met het proces van modernisering en van samenwerking en integratie met de EU te versterken;
4. merkt op dat de voorwaardelijkheid die is verankerd in de ENB-benadering is geënt op de positieve ervaring met de uitbreiding van de EU; is van oordeel dat voorwaardelijkheid een goede prikkel kan vormen voor het versnellen van de hervormingsprocessen in de ENB-landen in de richting van convergentie met de EU, indien die positief wordt opgevat, wordt gedifferentieerd naar gelang de specifieke behoeften en capaciteiten van het betrokken land en gepaard gaat met de ontwikkeling van een visie die in al haar politieke, institutionele en economische aspecten wordt gedeeld met de partners;
5. onderstreept ten stelligste dat eerbiediging van universele mensenrechten en fundamentele vrijheden het kernbeginsel van het beleid van de Unie is; benadrukt dat, ongeacht de mate van bereidheid van regeringen van partnerlanden om samen te werken en in deze waarden te delen, maatschappelijke organisaties in alle ENB-landen krachtig gesteund en aangemoedigd moeten worden om deel te nemen aan en een sleutelrol te spelen bij het hervormings- en democratiseringsproces en dat de ontwikkeling van vrije en onafhankelijke media gesteund moet worden; verzoekt de Commissie te onderhandelen over het opzetten van subcommissies mensenrechten met alle ENB-landen om ervoor te zorgen dat er een daadwerkelijke politieke dialoog over dit thema op gang komt;
6. onderstreept dat de EU haar contacten met de parlementen, politieke partijen, lokale overheden en andere belanghebbenden in de ENB-landen moet uitbreiden om deze bij de ontwikkeling en uitvoering van de actieplannen te betrekken; dringt er derhalve op aan periodiek partnerschapsforums te houden,
7. benadrukt het zeer grote belang van een brede maatschappelijke dialoog en intensievere contacten van mens tot mens, die bijdragen tot een beter begrip tussen de samenlevingen van de EU en de ENB-landen en aan beide partijen de voordelen van samenwerking duidelijk maken; is van mening dat bijzondere aandacht besteed moet worden aan de uitwisseling van studenten en op het vlak van cultuur en onderzoek; verwelkomt in dit verband het initiatief van de Commissie om communautaire agentschappen en programma's open te stellen voor de ENB-landen en steunt in het bijzonder verdere betrokkenheid van alle ENB-landen bij het Erasmus Mundus-programma;
8. spoort de Commissie en de nationale, regionale en lokale autoriteiten ertoe aan twinning-programma's voor steden en regio's te ontwikkelen en voor dergelijke programma's te voorzien in adequate steun, ten einde de capaciteiten van de lokale en regionale besturen in buurlanden te versterken en uitwisselingsprogramma's voor de civil society en initiatieven op het gebied van microprojecten te bevorderen;
9. benadrukt de noodzaak van sterke politieke toezeggingen van de kant van de EU en de lidstaten om het ENB tot een duurzaam succes te maken; dringt er bij de EU-lidstaten op aan hun eigen beleid inzake de ENB-landen zo veel mogelijk af te stemmen op de prioriteiten zoals die in de nationale strategiedocumenten van het ENB zijn vastgelegd, ten einde compatibiliteit, coherentie en complementariteit van het beleid te waarborgen;
10. pleit voor verdieping van de regelmatige politieke dialoog tussen de EU en de ENB-landen; verwelkomt het feit dat Oekraïne, Moldavië, Georgië en Armenië zich opstellen achter de meeste verklaringen en standpunten van de EU binnen het GBVB en steunt het besluit om Azerbeidzjan op dezelfde wijze te betrekken; is ervan overtuigd dat zulke afstemming met het buitenlands beleid van de EU moet worden opengesteld voor alle andere ENB-landen;
11. verwelkomt het langetermijndoel van de totstandbrenging van een vrijhandelszone in het gehele nabuurschapsgebied, zoals geformuleerd in de mededeling van de Commissie; steunt de afsluiting van diepgaande bilaterale vrijhandelsovereenkomsten tussen de EU en elk ENB-land die, overeenkomstig de uitvoering van hervormingen in de regelgeving, verder dienen te gaan dan tarieven en ook diensten en de bescherming van investeringen moeten omvatten; benadrukt dat bij de onderhandelingen over deze overeenkomsten ook rekening gehouden moet worden met een evaluatie van de sociale en milieugevolgen daarvan; betreurt het dat de EU tot nu toe meende dat het niet mogelijk is haar markt open te stellen voor producten die de nabuurlanden bij uitstek tegen concurrerende prijzen kunnen leveren in een kwaliteit die voldoet aan de EU-normen;
12. steunt de ontwikkeling van multilaterale samenwerking tussen de EU en haar partners in bepaalde sectoren op basis van bestaande regionale en grensoverschrijdende banden op terreinen zoals het milieu, de zekerheid van de energievoorziening, cultuur, vervoer en grens- en migratiebeheer; steunt waar mogelijk de afsluiting van bindende sectorovereenkomsten die de integratie van gemeenschappelijk beleid bevorderen; benadrukt in het bijzonder de noodzaak investeringen in uitbreiding van de trans-Europese energie- en vervoernetwerken naar de ENB-landen te bevorderen;
13. benadrukt de noodzaak om de bestaande multilaterale organisaties te gebruiken voor de versterking van de interactie tussen de Europese Unie en de ENB-landen; onderstreept vooral de rol van de Raad van Europa en de OVSE op het gebied van controle op de naleving van de mensenrechten, democratische beginselen en de beginselen van de rechtsstaat;
14. pleit ervoor dat visumversoepeling- en overnameovereenkomsten worden gesloten met alle ENB-landen; benadrukt de noodzaak om de ENB-landen beter in staat te stellen migratiestromen te beheersen, onwettige immigratie daadwerkelijk te bestrijden en te waarborgen dat internationale verplichtingen ten aanzien van de mensenrechten worden geëerbiedigd; verzoekt de lidstaten, de EU en alle ENB-landen intensiever samen te werken in de strijd tegen de grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, terrorisme, mensenhandel en drugshandel; steunt de betrokkenheid van de nabuurlanden bij het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (Frontex) en de Europese Politiedienst (Europol); benadrukt de noodzaak te waarborgen dat bij de uitvoering van zulke overnameovereenkomsten het beginsel van ‘non-refoulement’ volledig wordt gerespecteerd, en toegang tot een eerlijke asielprocedure te waarborgen; dringt er bij de Commissie op aan te zorgen voor een effectieve controle op de behandeling van personen die in het kader van met ENB-landen gesloten overnameovereenkomsten zijn teruggekeerd, vooral in verband met mogelijke ‘kettinguitwijzingen’ (‘chain refoulement’);
15. wijst erop dat het ENB een uitstekend kader voor regionale en subregionale samenwerking verschaft; roept op tot meer regionale samenwerking op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie, in het bijzonder grensbeheer, migratie en asiel, de strijd tegen de georganiseerde misdaad, mensenhandel, illegale immigratie, terrorisme, het witwassen van geld en drugshandel, alsook tot meer politiële en justitiële samenwerking; is van mening dat bij de regionale samenwerking en het opzetten van regionale netwerken over dergelijke kwesties voortgebouwd zou kunnen worden op ervaringen die zijn opgedaan in het kader van onder meer het Söderköping-proces, waarbij Wit-Rusland, Moldavië en Oekraïne zijn betrokken en van EU-zijde Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowakije en Zweden;
16. vraagt de lidstaten dringend de afhandeling van visa te verbeteren om de mobiliteit te bevorderen en legitiem reizen naar de EU minder omslachtig en kostbaar te maken, in het bijzonder voor groepen zoals studenten, wetenschappers, zakenlieden en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties; verzoekt de lidstaten om problemen bij hun consulaire diensten doeltreffend op te lossen; bepleit de oprichting van gemeenschappelijke Schengen-centra voor visumaanvragen in de ENB-landen;
17. moedigt de lidstaten aan, waar nodig, onderhandelingen te beginnen over het sluiten van bilaterale overeenkomsten met ENB-landen met als doel de regeling voor klein grensverkeer toe te passen zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1931/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst[6];
18. verwelkomt met belangstelling het voorstel van de Commissie om een haalbaarheidsstudie uit te voeren naar een mogelijke "nabuurschapsenergieovereenkomst" en moedigt daartoe de ENB-landen aan het internationale recht en de op de wereldmarkt aangegane verplichtingen te respecteren;
19. pleit voor een betere dialoog en coördinatie en meer gezamenlijke acties tussen de EU en de Verenigde Staten bij het streven naar gemeenschappelijke doelen zoals de bevordering van democratie, verbetering van de energiezekerheid en versterking van de regionale veiligheid in de buurt van de EU;
20. benadrukt de noodzaak van afdoende financieringsniveaus en nauwe samenwerking met andere financiële instellingen om het nabuurschapsbeleid tot een succes te maken en is van mening dat de herziening van de financiële vooruitzichten 2007-2013 die is gepland in 2008-2009 moet worden benut om de begroting voor het ENPI te verhogen; verwelkomt de introductie van de nabuurschapsinvesteringsfaciliteit, die zal helpen om middelen vrij te maken voor de ENB-partners; onderstreept krachtig de noodzaak om een globaal evenwicht te handhaven tussen het oostelijke en het zuidelijke deel van het ENB, waarin de ambities en doelstellingen van de EU in de regio's, de doeltreffendheid van eerdere hulp en de omvang van de betreffende bevolking tot uiting komen;
21. verzoekt de Commissie om haar financiële middelen en capaciteiten op het gebied van beleidsanalyse te bundelen met die van de internationale financiële instellingen (EIB, EBWO, Wereldbank), zodat bij het voorbereiden en stimuleren van hervormingen overeenkomstig de ENB-actieplannen, een synergetisch effect wordt gecreëerd;
22. verwelkomt het motiverende concept van de bestuursfaciliteit die dient om aanvullende financiële steun te verstrekken aan landen die het best presteren; wenst dat deze faciliteit echte vooruitgang in termen van doelstellingen op het gebied van mensenrechten en een democratisch bestuur beloont, is gebaseerd op transparante toekenningscriteria en wordt aangewend om het hervormingsproces te ondersteunen;
23. beveelt grote en voortdurend waakzaamheid aan in de strijd tegen corruptie in de landen zelf, waarvan de resultaten dienen te worden gebruikt als basis voor het bepalen van de mate van hulpverlening;
Oost-Europees nabuurschap
24. wijst erop dat democratische buurlanden die duidelijk herkenbaar zijn als Europese landen en die de rechtsstaat eerbiedigen in beginsel op grond van artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie kunnen verzoeken om te mogen toetreden tot de EU en dat het tempo en de diepte van het gemeenschappelijke Europese proces zo nauw mogelijk moet aansluiten bij de mogelijkheden om de desbetreffende hervormingen uit te voeren en in de partnerlanden en de EU te voldoen aan de voorwaarden (criteria van Kopenhagen);
25. wijst in dit verband nogmaals op de in de aanbeveling van het Parlement van 12 juli 2007[7] verwoorde opvatting dat de met Oekraïne te voeren onderhandelingen zouden moeten resulteren in de sluiting van een associatieovereenkomst die op efficiënte en geloofwaardige wijze bijdraagt tot de Europese vooruitzichten van de Oekraïne en het bijhorende proces op gang brengt, daaronder begrepen de mogelijkheid van een lidmaatschap; is van mening dat eenzelfde aanpak moet gelden voor de betrekkingen met Moldavië, daar de eerste periode van de geldende partnerschaps- en samenwerkingovereenkomst in juni 2008 afloopt;
26. neemt nota van het initiatief van de Commissie om Wit-Rusland uit te nodigen de ENB-conferentie van 3 september 2007 als waarnemer bij te wonen; maakt zich evenwel ernstig zorgen over het uitblijven van een positieve reactie van de kant van de Wit-Russische regering op het voorwaardelijke aanbod tot samenwerking zoals dat is geformuleerd in een non-paper van de Commissie uit november 2006, veroordeelt de voortdurende executies in Wit-Rusland, het enige land in Europa dat nog de doodstraf oplegt, en andere schendingen van fundamentele mensenrechten en vrijheden door de Wit-Russische autoriteiten en doet een beroep op hen om alle politieke gevangenen vrij te laten en alle onderdrukking van democratische krachten te staken om de Wit-Russische bevolking de kans te geven te profiteren van vrijheid, democratie en welvaart en alle mogelijkheden die voortvloeien uit nauwere integratie met de EU; onderstreept dat de EU met spoed doeltreffender steun dient te geven aan maatschappelijke organisaties, onafhankelijke media en politieke partijen die de democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de universele mensenrechten en fundamentele vrijheden voorstaan; dringt er bij Wit-Rusland sterk op aan een moratorium op de doodstraf in te stellen, als eerste stap op weg naar afschaffing van de doodstraf, en het tweede facultatieve protocol bij het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR) en het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens met de desbetreffende bijbehorende protocollen te ratificeren; dringt er bij de Commissie op aan doeltreffender gebruik te maken van het EIDHR om ervoor te zorgen dat de middelen die worden verstrekt door de financieringsinstrumenten van de EU niet door de Wit-Russische regering misbruikt kunnen worden tegen Wit-Russische burgers en het maatschappelijk middenveld;
27. vraagt de Commissie contacten van mens tot mens te bevorderen door de huidige kosten van visa voor Wit-Russische burgers te verlagen, met name voor studenten, beursstudenten en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, ten einde deze kosten gelijk te maken aan die welke gelden voor andere ENB-landen, zoals Rusland en Oekraïne;
28. is van oordeel dat Wit-Rusland dezelfde Europese bestemming en perspectieven als Oekraïne en Moldavië heeft wanneer het eenmaal de democratie omhelst, de fundamentele rechten en vrijheden van de mens respecteert en de beginselen van de rechtsstaat bevordert;
29. is ervan overtuigd dat er een motiverend kader met doelen voor de middellange termijn zou moeten worden vastgesteld op basis van een nieuwe generatie associatieovereenkomsten met ENB-landen die de fundamentele Europese waarden eerbiedigen, bereid zijn nauwer te integreren met de EU en objectieve resultaten laten zien in termen van de uitvoering van het actieprogramma voor het ENB;
30. is van mening dat deze overeenkomsten moeten voorzien in de stapsgewijze ontwikkeling van de bilaterale verhouding met de EU, met in onderling overleg opgestelde concrete voorwaarden en tijdschema's waaraan moet worden voldaan, met inbegrip van bindende prestatienormen die worden gespecificeerd in de gezamenlijk aanvaarde actieplannen, en vergezeld van een regelmatig bewakingsproces; herhaalt zijn eerdere voorstel om met landen die duidelijk herkenbaar zijn als Europees vergaande vrijhandelsovereenkomsten te ontwikkelen in de context van een mogelijke "Europese Economische Ruimte Plus";
31. prijst de sluiting van de visumversoepelings- en overnameovereenkomsten met Oekraïne, alsmede het initiatief voor een dergelijke procedure met Moldavië, en dringt erop aan soortgelijke overeenkomsten af te sluiten met de landen van de zuidelijke Kaukasus; is ervan overtuigd dat het vooruitzicht van een visumloos regime op lange termijn kan worden gerealiseerd en dat de maatregelen die nodig zijn om zover te komen moeten worden vastgelegd; merkt op dat, in het geval van Georgië, de vooruitgang bij de hervormingen en de onbedoelde negatieve gevolgen van de visumversoepelingsovereenkomst tussen de EU en de Russische Federatie voor de oplossing van de conflicten in de Georgische afgescheiden gebieden Zuid-Ossetië en Abchazië nopen tot snelle sluiting van de visumovereenkomst tussen Georgië en de EU; dringt aan op het opzetten van doeltreffende bewakingsmechanismen, met name ten aanzien van het eerbiedigen van de fundamentele mensenrechten van personen op wie overnameovereenkomsten van toepassing zijn; benadrukt het belang van voldoende garanties dat degenen die internationale bescherming nodig hebben op een eerlijke asielprocedure kunnen rekenen, met name bij "versnelde overnameprocedures" voor personen die in grensgebieden zijn opgepakt, zoals daarin wordt voorzien in de overnameovereenkomst met Oekraïne en het voorstel voor een overnameovereenkomst met Moldavië;
32. benadrukt de noodzaak om de uitvoering van de bestaande, door de EU gesteunde vervoersprojecten in de regio krachtiger aan te pakken, met name het TRASECA-vervoersproject dat Europa, de Kaukasus en Azië met elkaar verbindt, en zo optimaal gebruik te maken van het doorvoerpotentieel van de betrokken landen;
33. meent dat moet worden gestreefd naar de geleidelijke integratie van de oostelijke buurlanden van de EU in de Europese Energiegemeenschap en dringt erop aan hervormingen van energiesectoren met voorrang uit te voeren met handhaving van de beginselen van een open markteconomie en transparantie, in het bijzonder met betrekking tot prijzen, netwerktoegang en energierendement; verwelkomt de inspanningen om veiligstelling van de externe energievoorziening tot een van de hoekstenen van het ENB te maken, zulks in overeenstemming met het gemeenschappelijk buitenlands beleid van de EU;
34. onderstreept het belang van de politieke dimensie van het ENB; pleit voor krachtiger steun van de EU voor regionale politieke samenwerkingsprojecten, zoals de Gemeenschap voor een democratische keuze, GUAM en BSEC, om op meer doelmatige wijze democratie, zelfvertrouwen, multilaterale samenwerking en duurzame ontwikkeling in de regio te bevorderen;
35. onderstreept de noodzaak van een sterkere betrokkenheid van de kant van de EU bij de oplossing van zogenoemde "bevroren conflicten", onder andere via programma's voor vertrouwensopbouw, conflictbeheer en projecten op het gebied van onderwijs, cultuur en de opbouw van maatschappelijke organisaties in zelfstandig geworden territoria; prijst het werk van de EUBAM-missie aan de Oekraïens-Moldavische grens; verzoekt de Raad en de Commissie duidelijk te maken dat deelname aan het ENB de betrokken landen verplicht tot goede betrekkingen met hun buurlanden en dat het, om het potentieel van het ENB volledig te kunnen benutten, van de betrokken landen hernieuwde, nieuwe en oprechte inspanningen vraagt om tot blijvende en duurzame oplossingen te komen voor de conflicten in de regio en zich te onthouden van oorlogszuchtige verklaringen, dreigingen en handelingen die de situatie verder zouden kunnen verslechteren en de inspanningen van de internationale gemeenschap ondermijnen;
36. spoort Oekraïne aan om zich, in het kader van zijn opstelling achter de GBVB-verklaringen en -standpunten van de EU, aan te sluiten bij de beperkende maatregelen die de EU heeft genomen tegen het leiderschap van de regio Transnistrië in Moldavië, en zo een verdere belangrijke bijdrage te leveren aan de vreedzame oplossing van het Transnistrische conflict;
37. verwelkomt de ondersteuning middels het ENPI van maatregelen voor vertrouwensopbouw in Georgië en zijn afgescheiden gebieden Abchazië en Zuid-Ossetië; vraagt de Commissie te onderzoeken of er steun kan worden verleend aan Nagorno-Karabach in de vorm van vertrouwensopbouw ter plaatse en lokale projecten voor economische rehabilitatie, teneinde bij te dragen aan een oplossing van het conflict aldaar;
38. roept Turkije op om normale diplomatieke betrekkingen aan te knopen met zijn buurland Armenië en zijn landgrens met dit land te heropenen als onderdeel van de vertrouwen opbouwende maatregelen die nodig zijn voor een duurzame vrede en economische integratie in de regio; verzoekt Turkije en Armenië een openhartige discussie over alle nog bestaande conflictpunten te openen;
39. onderstreept dat het belangrijk is om voor het Zwarte Zeegebied een verfijnder beleid uit te werken, dat het ENB aanvult, en benadrukt het belang van Turkije als partner bij de ontwikkeling van een werkbare strategie voor dat gebied;
40. acht het belangrijk de parlementaire dimensie van het politieke partnerschap tussen het Europees Parlement en de oostelijke ENB-landen te versterken; pleit derhalve voor de oprichting van een Parlementaire Vergadering voor het Oostelijk Nabuurschap (EURO-NEST), naar het voorbeeld van de reeds bestaande multilaterale parlementaire vergaderingen waaraan wordt deelgenomen door het Europees Parlement, met de parlementen van Oekraïne, Moldavië, Armenië, Georgië en Azerbeidzjan alsmede democratisch gezinde waarnemers uit Wit-Rusland;
41. is ervan overtuigd dat zo'n vergadering een nuttige bijdrage zou leveren aan de implementatie van het versterkte ENB en een meerwaarde zou geven aan het werk van de bilaterale interparlementaire delegaties, doordat het alle betrokken partijen de gelegenheid geeft de samenwerking, solidariteit en het wederzijds vertrouwen te versterken, bij te dragen tot de oplossing van bevroren conflicten en de regelmatige multilaterale dialoog te bevorderen over onderwerpen van gemeenschappelijk belang met een duidelijke regionale dimensie, zoals energie, milieu, de strijd tegen het terrorisme, migratiebeheer, mensenrechten, enz.;
42. is van mening dat de in november 2007 te houden Parlementaire Conferentie over het Europese Nabuurschapsbeleid Oost met als thema "Tezamen naar de volgende 50 jaar" een eerste stap in de goede richting is;
43. benadrukt dat het strategisch partnerschap tussen de EU en Rusland gebruikt moet worden om te eisen dat fundamentele mensenrechten en vrijheden, democratische keuzevrijheid en de beginselen van de rechtsstaat worden geëerbiedigd als leidende beginselen van beide partners in het gedeelde nabuurschap; roept de Russische autoriteiten op om hun verantwoordelijkheid voor het herstel van de territoriale integriteit van de ENB-landen te aanvaarden, te voldoen aan de verplichting van Rusland om minderheden in gebieden waar het betrokken is bij vredesoperaties te beschermen, en zich niet te verzetten tegen een mogelijke Europese betrokkenheid bij civiele en militaire vredesoperaties in gebieden met bevroren conflicten, zoals enkele betrokken partijen hebben verzocht; betreurt het dat energiebronnen voor politieke doeleinden worden gebruikt; nodigt Rusland uit een constructieve dialoog met de EU en onze gemeenschappelijke buurlanden aan te gaan over mogelijkheden om de multilaterale samenwerking in het Zwarte-Zeegebied te verdiepen;
44. verwelkomt het initiatief om de betrekkingen met buurlanden van de oostelijke ENB-landen, met name de landen van Centraal-Azië, strategisch te versterken; wijst er in dit verband op dat er links kunnen worden gelegd tussen het ENB en de onlangs aangenomen strategie voor Centraal-Azië; benadrukt dat, gegeven de sleutelrol die Kazachstan op politiek, economisch en energiegebied in de regio speelt en gezien de kenmerkende en succesvolle seculiere multi-etnische structuren in het land, ernstig moet worden overwogen op welke manieren Kazachstan kan worden betrokken bij het ENB, met in de toekomst wellicht toekenning van de volwaardige status van ENB-land, mits het land uitgebreide politieke hervormingen doorvoert en er speciale aandacht wordt geschonken aan de eerbiediging van de mensenrechten en de democratische beginselen;
45. dringt erop aan dat implementatie van het ENB een gemeenschappelijke politieke taak blijft van alle EU-lidstaten; raadt de Commissie aan rekening te houden met de unieke, tijdens de transitie opgedane hervormingservaringen van de lidstaten die zich in de 21e eeuw bij de EU hebben aangesloten, teneinde de nieuwe mechanismen die thans in werking zijn verder te ontwikkelen en te verfijnen, hetgeen de ENB-landen ten goede kan komen;
Zuidelijk mediterraan nabuurschap
46. benadrukt de sterke en langdurige banden tussen de EU en de landen ten zuiden van de Middellandse Zee en onderstreept dat nauwe samenwerking in het belang van beide zijden is;
47. roept in herinnering dat de EU het hervormingsproces in de zuidelijke ENB-landen actief moet steunen en aanmoedigen, daar de potentiële baten van ingrijpende politieke, economische en sociale hervormingen veel groter zijn dan de kosten; wijst er tevens op dat het gaat om een geleidelijk proces, dat ook afhangt van de inzet van de partnerlanden om de hervormingen te laten slagen;
48. verzoekt de Commissie om diepgaander studie te maken van de verschillende mogelijkheden die er zijn voor de volgende generatie brede overeenkomsten met de zuidelijke ENB-landen; dringt aan op de opneming in deze overeenkomsten van mechanismen voor de uitvoering van de mensenrechtenclausule; merkt op dat deze bilaterale overeenkomsten niet ten koste mogen gaan van de stimulering van multilaterale samenwerking in de regio, in het bijzonder de verwezenlijking van de doelstellingen van het Barcelona-proces, onder meer de totstandbrenging van een vrijhandelszone; roept de lidstaten op na te denken over mogelijke manieren om diepgaander samenwerking te bereiken, ook door middel van grotere flexibiliteit bij het openstellen van landbouw- en arbeidsmarkten in de toekomst, op een wijze die verenigbaar is met de sociale bescherming en de gerechtigheid; roept de zuidelijke ENB-partnerlanden op hun inspanningen bij de verdere openstelling van de economieën en de harmonisatie van hun economische regelgeving met de relevante onderdelen van het acquis van de EU te vergroten; benadrukt dat de landen aan de Middellandse Zee het recht moeten hebben het tempo waarmee zij hun markten openstellen alsmede hun nationale strategieën voor economische en sociale ontwikkeling zelf te bepalen; is van oordeel dat een doeltreffender gebruik van het ENPI voor regionale projecten het mogelijk zou kunnen maken de situatie te verbeteren, teneinde met name een werkelijk geïntegreerde regionale economische ruimte te bevorderen;
49. herhaalt dat universele mensenrechten de kern vormen van de waarden van de EU; betreurt het dat sinds het begin van het Euro-mediterrane partnerschap weliswaar wezenlijke vooruitgang is geboekt ten aanzien van democratie en mensenrechten, maar niet genoeg, en verzoekt de Commissie te blijven samenwerken met regeringen, regionale en lokale autoriteiten en maatschappelijke spelers in deze landen; benadrukt het belang van vrijheid van meningsuiting voor de opbouw van een democratische cultuur en versterking van maatschappelijke organisaties; dringt er bij de Commissie op aan een doeltreffende dialoog op dit gebied aan te gaan en actief gezamenlijk beleid en gezamenlijke programma’s op educatief gebied te ontwikkelen, als de beste manier om wederzijds begrip, tolerantie en begrip voor de rechten van de vrouw te kweken, met name onder de nieuwe generaties; meent dan ook dat de zuidelijke partners meer transparantie moeten betonen en meer open moeten staan voor bijdragen van maatschappelijke organisaties; is er echter van overtuigd dat de mensenrechtendialoog de EU er niet van moet weerhouden in het openbaar kritiek te uiten en andere maatregelen te treffen in geval van ernstige inbreuken op fundamentele rechten;
50. erkent de verschillende omstandigheden, belangen en prioriteiten van elk van de zuidelijke landen, waarmee rekening gehouden moet worden bij het overeenkomen en uitvoeren van de actieplannen; benadrukt het zeer grote belang van meer regionale samenwerking in het kader van het Euro-mediterrane partnerschap (EMP); onderstreept dat het ENB op geen enkele wijze een vervanger of concurrent van het EMP is, maar dat de beide beleidsinstrumenten elkaar aanvullen, zodat de multilaterale benadering van het Barcelona-proces gecombineerd kan worden met het bilaterale perspectief; roept de Commissie op haar communicatie-inspanningen te versterken om het verband tussen de twee beleidsinstrumenten duidelijk te maken, zowel aan de partnerlanden als aan het Europese publiek;
51. herhaalt dat er behoefte is aan een sterkere politieke wil bij de EU-instellingen en de lidstaten om zich actief bezig te houden met conflictoplossing in de regio, en tegelijkertijd te voorkomen dat de conflicten de ontwikkeling van het ENB in de weg staan; benadrukt dat het ENB niet volledig tot wasdom kan komen zonder de oplossing van conflicten die regionale samenwerking moeilijk of onmogelijk maken; herhaalt dat ENB-activiteiten ten behoeve van conflictpreventie moeten worden versterkt met de nadruk op vertrouwenwekkende maatregelen zoals grensbeheer, ondersteuning van verzoeningsprocessen op nationaal, regionaal en lokaal niveau, en steun voor maatschappelijke organisaties; onderstreept de belangrijke rol van de bestuursfaciliteit als instrument ter voorkoming en oplossing van conflicten; benadrukt in dit verband de noodzaak van coherentie en complementariteit tussen het ENB en andere instrumenten en beleidszaken, en van een gestructureerde analyse van en aandacht voor conflicten bij het opstellen, uitvoeren en bewaken van programma's;
52. herinnert eraan dat het ENB in combinatie met het EMP het kader vormt voor alle terreinen van samenwerking; is van mening dat nauwere samenwerking tussen belanghebbende partijen mogelijk moet zijn en zelfs bevorderd moet worden; wijst erop dat bij plannen voor nieuwe initiatieven voor een nauwere samenwerking in het Middellandse-Zeegebied in ieder geval het Euro-mediterrane partnerschap nieuw leven ingeblazen moet worden, wat betekent dat men zich serieus moet bezinnen op de grenzen en problemen waarop men de laatste jaren is gestuit; stelt dat het Middellandse Zeegebied een gemeenschappelijke politieke zorg moet blijven voor alle lidstaten; onderstreept het belang van de Euro-mediterrane Parlementaire Vergadering; spreekt de wens uit dat deze instelling bij de ontwikkeling van het Euro-mediterrane beleid wordt betrokken;
53. acht het belangrijk nauwere betrekkingen aan te knopen, zelfs door het aangaan van nieuwe relaties, met de buurlanden van onze nabuurlanden, zoals de landen van de Samenwerkingsraad van de Golfstaten;
Rol van het Europees Parlement
54. herhaalt zijn vastbeslotenheid om de uitvoering van het ENB kritisch te blijven volgen door gebruik te maken van zijn bevoegdheden, met inbegrip van, in laatste instantie, zijn begrotingsbevoegdheden, en door de dialoog met de Commissie over de uitvoering van het ENPI en van het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) voort te zetten, een dialoog die in 2007 is begonnen en zal worden voortgezet met het oog op de herziening die voor 2009 is gepland; is van plan regelmatig de voortgangsverslagen over het ENB te bestuderen; betreurt echter het feit dat het niet is geraadpleegd over de actieplannen van het ENB, de evaluatie van hun uitvoering en de voortgang van de besprekingen binnen de subcomités mensenrechten;
55. is zich bewust van zijn rol als belangrijk meningsvormer en als forum voor openbaar debat en is van plan de samenwerking met parlementen en maatschappelijke organisaties in de ENB-landen te versterken; neemt zich daarom voor doeltreffender gebruik te maken van zijn afvaardigingen naar interparlementaire organen; benadrukt in dit verband het belang van de non-gouvernementele dimensie, namelijk het Euro-mediterrane platform van maatschappelijke organisaties, voor het versterken van de politieke dynamiek in de zuidelijke partnerlanden;
°
° °
56. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regeringen en parlementen van alle overige bij het Europees nabuurschapsbeleid betrokken landen.
- [1] Conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad 16879/1/06 REV 1.
- [2] Conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad 11177/07.
- [3] PB C 287 E van 24.11.2006, blz. 312.
- [4] PB C 280 E van 18.12.2006, blz. 113.
- [5] PB C 314 E van 21.12.2006, blz. 330.
- [6] PB L 405 van 30.12.2006, blz. 1.
- [7] Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0355.
ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (31.7.2007)
aan de Commissie buitenlandse zaken
inzake de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid
(2007/2088(INI))
Rapporteur voor advies: Tunne Kelam
SUGGESTIES
De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. is verheugd over de mededeling van de Commissie betreffende de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) en beklemtoont dat dit beleid een essentieel instrument is om onze buurlanden te stimuleren toenadering tot de Unie te zoeken, hen aan te moedigen zich een Europees waardestelsel eigen te maken en de economische en sociale ontwikkeling van aan de Unie grenzende gebieden te bevorderen, hetgeen van belang is voor de EU zowel als voor haar buurlanden;
2. juicht de thematische dimensie van het ENB toe, met name op het gebied van energie (inclusief, heel in het bijzonder, maatregelen ter bevordering van de energie-efficiëntie), klimaatverandering, vervoer, telecommunicatie, onderzoek en de informatiemaatschappij, en beklemtoont de regionale dimensie van deze samenwerking;
3. is van mening dat de buurlanden die in de toekomst tot de EU willen toetreden via een doeltreffend en voor beide partijen gunstig ENB moeten worden aangemoedigd zich op de kwaliteit en de bespoediging van hun voorbereidende inspanningen toe te leggen en dat een dergelijk beleid ook moet inhouden dat de EU van haar kant, naar gelang van de door deze landen gemaakte concrete vorderingen, openheid toont en haar steun laat blijken;
4. beklemtoont dat de doeltreffendheid van het ENB ook afhankelijk is van de bereidheid van de lidstaten om de beginselen die aan de vier fundamentele vrijheden van de Unie ten grondslag liggen in hun partnerstaten toe te passen en is van oordeel dat sectorale en regionale overeenkomsten als een praktisch middel moeten worden gezien om dit doel te bereiken;
5. verzoekt de Commissie en de buurlanden een onevenredige concentratie van ENB-financieringen in grote steden te vermijden;
6. onderstreept het cruciale belang van grensoverschrijdende en interregionale samenwerkingsprogramma's, alsook van bredere uitwisselingen in EU-verband bij de tenuitvoerlegging van het ENB, en is van mening dat in deze programma's rekening moet worden gehouden met economische, ecologische, sociale en culturele aspecten en dat gendergelijkheid en gelijke kansen daarbij moeten worden bevorderd;
7. verzoekt de Commissie en de nationale, regionale en lokale overheden die bij grensoverschrijdende en interregionale samenwerkingsprogramma's en uitwisselingen in EU-verband betrokken zijn een gedecentraliseerde aanpak te hanteren, gebaseerd op de beginselen van het cohesiebeleid, namelijk partnerschap en meerjarenplanning, en meer stimulansen te bieden voor samenwerking aan de basis;
8. verzoekt de Commissie, de lidstaten en de buurlanden de betrokkenheid van de civil society en de lokale en regionale autoriteiten bij de tenuitvoerlegging van en de controle op het ENB te stimuleren; wijst op de positieve ervaringen die zijn opgedaan bij de tenuitvoerlegging van het partnerschapsbeginsel in het kader van het cohesiebeleid; verzoekt de Commissie derhalve te zorgen voor de uitwisseling van ervaringen tussen autoriteiten in de lidstaten en de buurlanden wat betreft de tenuitvoerlegging van het cohesiebeleid en het ENB;
9. verzoekt de Commissie en de lidstaten de maatregelen te treffen die nodig zijn om de zichtbaarheid van het ENB te garanderen;
10. verzoekt de Commissie richtsnoeren op te stellen voor lokale en regionale overheden betreffende hun specifieke rol bij de tenuitvoerlegging van de actieplannen van het ENB en het ENB verder te ontwikkelen;
11. spoort de Commissie en de nationale, regionale en lokale autoriteiten ertoe aan twinningprogramma's voor steden en regio's te ontwikkelen en voor dergelijke programma's te voorzien in adequate steun, ten einde de capaciteiten van de lokale en regionale besturen in buurlanden te versterken en uitwisselingsprogramma's voor de civil society en initiatieven op het gebied van microprojecten te bevorderen;
12. wijst op het belang van intensieve regionale samenwerking op het gebied van grens- en immigratiecontrole;
13. acht het van belang dat de visumvoorschriften voor grensoverschrijdend verkeer en specifieke bevolkingsgroepen (inclusief studenten, onderzoekers, kunstenaars, zakenlieden en journalisten) op efficiënte wijze worden versoepeld, ten einde de economische, ecologische, sociale en culturele ontwikkeling in de aan de Unie grenzende gebieden en de buurlanden te stimuleren, in het belang van alle partijen, en de ongelijkheden aan de externe grenzen van de Unie te beperken;
14. is van mening dat samenwerking op het gebied van preventie en gezamenlijke bestrijding van natuurrampen ook deel moeten uitmaken van het ENB en spoort zowel de lidstaten als de regionale en lokale overheden ertoe aan dit aspect in hun grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma's te integreren;
15. vraagt de Commissie nogmaals in haar jaarverslag aan het Europees Parlement en de Raad over de tenuitvoerlegging van communautaire bijstand - het eerste dergelijke verslag dient eind van 2007 te worden ingediend – een evaluatie op te nemen van het ENB-instrument inzake grensoverschrijdende samenwerking, met inbegrip van informatie over lokale en regionale deelneming per land, wat betreft de diverse gezamenlijke operationele programma's en de daarmee samenhangende gedecentraliseerde capaciteitsopbouw.
PROCEDURE
Titel |
Versterking van het Europees nabuurschapsbeleid |
||||||
Procedurenummer |
|||||||
Commissie ten principale |
AFET |
||||||
Advies uitgebracht door |
REGI |
||||||
Nauwere samenwerking – datum bekendmaking |
|
||||||
Rapporteur voor advies |
Tunne Kelam |
||||||
Vervangen rapporteur voor advies |
|
||||||
Behandeling in de commissie |
25.6.2007 |
28.6.2007 |
|
|
|
||
Datum goedkeuring |
17.7.2007 |
||||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
43 |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Alfonso Andria, Stavros Arnaoutakis, Elspeth Attwooll, Tiberiu Bărbuleţiu, Jean Marie Beaupuy, Rolf Berend, Wolfgang Bulfon, Bairbre de Brún, Vasile Dîncu, Gerardo Galeote, Iratxe García Pérez, Pedro Guerreiro, Zita Gurmai, Marian Harkin, Jim Higgins, Filiz Hakaeva Hyusmenova, Mieczysław Edmund Janowski, Rumiana Jeleva, Tunne Kelam, Evgeni Kirilov, Constanze Angela Krehl, Mario Mantovani, Sérgio Marques, James Nicholson, Lambert van Nistelrooij, Jan Olbrycht, Maria Petre, Markus Pieper, Pierre Pribetich, Wojciech Roszkowski, Elisabeth Schroedter, Grażyna Staniszewska, Kyriacos Triantaphyllides, Oldřich Vlasák |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
Jan Březina, Den Dover, Jill Evans, Emanuel Jardim Fernandes, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Samuli Pohjamo, Christa Prets, Károly Ferenc Szabó |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Péter Olajos, Thomas Ulmer |
||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
… |
||||||
ADVIES van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (5.10.2007)
aan de Commissie buitenlandse zaken
inzake de versterking van het Europees Nabuurschapsbeleid
(2007/2088(INI))
Rapporteur voor advies: Adina-Ioana Vălean
SUGGESTIES
De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. bevestigt het cruciale belang van het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB) bij de consolidering van een ring van stabiliteit, veiligheid, welvaart en goed bestuur, waarbij eerbiediging van de mensenrechten, democratie en de rechtsstaat het waardenfundament vormen; is derhalve van mening dat de EU in het kader van het ENB verder moet bijdragen aan capaciteitsopbouw op het terrein van vrijheid, veiligheid en justitie in de ENB-landen, via uitgebreidere, concrete maatregelen, zoals het verstrekken van technische bijstand en het verzorgen van opleidingen voor personen zoals rechters en politie- en douaneambtenaren;
2. wijst erop dat dit doel van wederzijds belang is voor de EU en haar buurlanden, aangezien het ENB bijdraagt tot een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid door het bevorderen van eerbieding van de mensenrechten, in het bijzonder het recht op vrijheid van meningsuiting, het beheer van de migratiestromen en de bestrijding van terrorisme, de georganiseerde misdaad, mensenhandel en corruptie;
3. is verheugd over het initiatief voor een versterkt ENB dat de partnerlanden nieuwe stimulansen biedt; is van mening dat het ENB flexibel genoeg moet blijven, met een aanpak op maat voor elk buurland; houdt eraan vast dat een verdieping van de relatie van de EU met elk land afhankelijk moet zijn van de mate waarin het gemeenschappelijke waarden omhelst en uitvoering geeft aan overeengekomen prioriteiten;
4. benadrukt dat eerbiediging van fundamentele rechten en nakoming van de internationale verplichtingen van de lidstaten, met name die welke in het kader van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden zijn aanvaard, de basis dienen te zijn voor alle betrekkingen met de ENB-partnerlanden;
5. toont zich verontrust over het feit dat enkele ENB-partnerlanden onvoldoende toezeggingen doen ten aanzien van eerbiediging van fundamentele rechten en dringt er bij de partners met name op aan om maatregelen te nemen ten aanzien van zaken als de beperking van de persvrijheid, de intimidatie van NGO's, het gevangen zetten van politieke tegenstanders en de mishandeling van personen die in verzekering zijn gesteld;
6. betreurt de zwakke resultaten van het ENB op het gebied van de democratie, hetgeen de politieke geloofwaardigheid en reputatie van de EU enorme schade zal toebrengen, met name in de zuidelijke partnerstaten; moedigt de EU aan om verder te gaan dan haar beginselverklaring;
7. is zich bewust van de Europese aspiraties van sommige ENB-landen; wijst erop dat wanneer in het kader van het ENB, als onderdeel van het Europees buitenlands beleid, middelen worden verstrekt voor het versterken van de bilaterale betrekkingen, steun wordt verleend voor het overgangsproces als zelfstandig doel en welvaart, stabiliteit en veiligheid worden bevorderd omdat dit een gemeenschappelijke belang is, dit losstaat van de vraag naar het lidmaatschap van de Europese Unie;
8. juicht het voorstel toe om de ENB-partners te betrekken bij de communautaire agentschappen en programma's op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, hetgeen als katalysator voor hervormingen zou kunnen werken en de uitwisseling van best practices en het wederzijds begrip zou kunnen versterken alsook de interculturele dialoog;
9. wijst opnieuw op de noodzaak van meer samenwerking met de instanties van de ENB-landen die met justitiële en binnenlandse zaken zijn belast, alsook van participatie van organisaties uit het maatschappelijk middenveld (vakbonden, werkgeversorganisaties en NGO's, in het bijzonder die welke zich inzetten voor de rechten van de vrouw); onderstreept dat het ook van belang is de samenwerking tussen de EU en het maatschappelijk middenveld van de ENB-landen te verbeteren;
10. wijst op het belang van het bevorderen van de mobiliteit van studenten, onderzoekers en overheidspersonen; herinnert eraan dat het op deze wijze vergemakkelijken van de mobiliteit bijdraagt tot het creëren van nauwere menselijke banden en een verbetering van het imago van de EU in de ENB-landen; verzoekt om het wegnemen van hinderpalen voor legitieme reizigers uit ENB-landen door middel van adequate visumvoorschriften; verwelkomt derhalve het initiatief voor een versterkt ENB dat nieuwe mogelijkheden biedt om legaal naar de EU te reizen; verwelkomt de overeenkomsten met Oekraïne en Moldavië inzake de versoepeling van de visumverstrekking en de oprichting van een gemeenschappelijk centrum voor visumaanvragen in Moldavië, dat als proefproject voor de oprichting van dergelijke centra in andere partnerlanden zou kunnen dienen; moedigt de lidstaten aan hun consulaire diensten in de ENB-landen te verbeteren en gemeenschappelijke centra voor het aanvragen van visa op te richten;
11. verwelkomt het vaststellen van een regeling inzake klein grensverkeer die grensbewoners in staat stelt traditionele contacten in stand te houden zonder met overdreven administratieve hinderpalen te worden geconfronteerd;
12. is van mening dat nauwere samenwerking bij grenscontroles, migratiebeheer, met volledige inachtneming van het bepaalde in internationale mensenrechtenverdragen, het internationaal recht en internationale verplichtingen inzake opsporing en redding op zee, naast overnameovereenkomsten, een noodzakelijk onderdeel vormen van een bredere strategie voor de bestrijding van illegale immigratie, terrorisme, georganiseerde misdaad, handel in mensen voor seksuele en andere doeleinden en drugshandel en een voorwaarde zijn voor de versoepeling van de visumverstrekking;
13. betreurt het dat de EU zeven jaar na aanneming van het programma van Tampere nog steeds geen samenhangend gemeenschappelijk immigratiebeleid heeft en dat het zwaartepunt tot nog toe eenzijdig op illegale immigratie heeft gelegen, terwijl beleid inzake illegale migratie en beleid inzake legale migratie tegelijk en op evenwichtige wijze moeten worden ontwikkeld;
14. is van mening dat een gemeenschappelijk immigratiebeleid van de EU moet zijn gebaseerd op eerbiediging van fundamentele rechten (in het bijzonder het recht op asiel en "non-refoulement"), solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid; is verder van mening dat dit beleid moet worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met de derde landen van herkomst en doorreis en verbonden moet zijn met een beleid van gezamenlijke ontwikkeling, waarbij de grondoorzaken van migratie, zoals armoede, oorlog en dictatuur, worden aangepakt en rekening wordt gehouden met de pull- en push-factoren van migratie;
15. wijst erop dat tussen illegale en legale migratie een hechte relatie bestaat en dat het voor de bestrijding van clandestiene immigratie noodzakelijk is de legale immigratiekanalen te verbeteren;
16. verwelkomt het voorstel van de Commissie voor een richtlijn die voorziet in sancties voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen;
17. benadrukt de noodzaak van het bevorderen van programma's voor de oprichting van organisaties voor het beheer van de immigratiestroom uit de ENB-landen naar de EU;
18. verwelkomt de opening van centra waar informatie wordt verstrekt over arbeidsmogelijkheden in de EU en waar visumaanvragen kunnen worden ingediend, zoals in Mali, en doet de aanbeveling dergelijke proefprojecten ook in de ENB-landen uit te voeren;
19. verzoekt de EU beleid te ontwikkelen waarmee het positieve effect van kapitaaloverdrachten maximaal wordt bevorderd, door hindernissen voor kapitaalstromen weg te nemen alsook het risico van fraude en van het betalen van te veel belasting;
20. wijst erop dat de bestrijding van mensenhandel een hoge prioriteit moet hebben in het ENB, waarbij de aandacht in het bijzonder moet uitgaan naar de bescherming van kwetsbare groepen, zoals vrouwen en kinderen; dringt aan op een grotere politiële en justitiële samenwerking tussen de lidstaten en de ENB-landen, enerzijds om te komen tot een betere preventie door het voeren van bewustmakingscampagnes in de ENB-landen en de lidstaten, en anderzijds voor het ontmantelen van de criminele organisaties die van deze handel profiteren;
21. wijst erop dat het sluiten van overnameovereenkomsten prioriteit heeft en onderdeel vormt van de samenwerking met derde landen bij de bestrijding van illegale migratie en mensenhandel; verwelkomt in dit opzicht de overnameovereenkomsten met Oekraïne en Moldavië;
22. betreurt het dat Oekraïne de versoepelde visumregeling nog niet voor burgers uit Roemenië en Bulgarije hanteert; dringt er bij Oekraïne op aan om alle EU-burgers met onmiddellijke ingang gelijk te behandelen; verwelkomt de beslissing van de Gemeenschap om de ratificatie van de overnameovereenkomsten uit te stellen totdat deze kwestie is geregeld; roept ertoe op de overeenkomsten snel ten uitvoer te leggen en de toepassing ervan naar behoren te bewaken;
23. is van mening dat de overnameovereenkomsten van de EU met de landen die onder het ENB-programma vallen – welke overeenkomsten in de plaats komen van bilaterale en multilaterale overeenkomsten – moeten worden aangenomen in volledige transparantie en met inachtneming van internationale verdragen, waaronder het Verdrag van Genève en het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, en van het beginsel van "non-refoulement";
24. stelt voor dat de Commissie jaarlijks een evaluatieverslag over de toepassing van de overnameovereenkomsten publiceert en, zo nodig, voorstellen doet voor verbetering van die overeenkomsten, en het Parlement volledig bij dit proces betrekt;
25. wijst erop dat een efficiëntere controle aan de grenzen van wezenlijk belang is voor de bestrijding van illegale migratie, terrorisme en georganiseerde misdaad, waaronder begrepen mensenhandel, drugshandel en vervalsing; is van mening dat het ENB een goed kader biedt voor het verlenen van hulp aan de ENB-landen bij het bewaken van hun buitengrenzen tegen zulke bedreigingen;
26. is van mening dat de uitvoering van grenscontroles moet gebeuren in een geest van solidariteit tussen de lidstaten, wat onder meer betekent dat de lasten van het beheer van de buitengrenzen moeten worden gedeeld;
27. onderstreept dat het visum- en grensbewakingsbeleid niet alleen met veiligheid te maken heeft maar ook aan het buitenlands beleid raakt; het feit dat alleen op veiligheidsaspecten wordt gelet, bezorgt de EU een slechte naam;
28. is verheugd over de oprichting van Frontex en de start van de samenwerking tussen Frontex, ENB-landen en andere derde landen; moedigt aan tot het sluiten van aanvullende overeenkomsten met die ENB-partnerlanden; benadrukt de noodzaak van een versterking van deze samenwerking en een verhoging van de financiële middelen voor Frontex; verzoekt de lidstaten hun toezeggingen na te komen en Frontex te voorzien van alle logistieke en personele middelen die het voor de vervulling van zijn taken nodig heeft;
29. wijst erop dat terrorisme, illegale immigratie en georganiseerde misdaad – in of afkomstig van de buurlanden –nauwelijks effectief kan worden bestreden wanneer niet alle middelen worden aangewend van zowel de Commissie als van de lidstaten zelf en niet ook andere in de EU gevestigde en internationale actoren daarbij worden betrokken;
30. wijst opnieuw op het belang van het vergroten van de samenwerking met ENB-landen in de strijd tegen het terrorisme, vooral door de samenwerking van deze landen met Europol en Eurojust te intensiveren, zodat het wederzijds vertrouwen toeneemt en "best practices" worden gedeeld; verzoekt de ENB-landen dringend het niveau van gegevensbescherming te verhogen en hun wetten en procedures in overeenstemming te brengen met de EU-normen inzake gegevensbescherming, als voorwaarde voor verdere samenwerking op dit terrein; wijst erop dat gezamenlijke antiterrorismemaatregelen volledig in overeenstemming dienen te zijn met de beginselen van rechtmatigheid, proportionaliteit en efficiency;
31. wijst erop dat het ENB een uitstekend kader voor regionale en subregionale samenwerking verschaft; roept op tot meer regionale samenwerking bij kwesties die betrekking hebben op vrijheid, veiligheid en justitie, in het bijzonder grensbeheer, migratie en asiel, de strijd tegen de georganiseerde misdaad, mensenhandel, illegale immigratie, terrorisme, het witwassen van geld en drugshandel, alsook tot meer politiële en justitiële samenwerking; is van mening dat bij de regionale samenwerking en het opzetten van regionale netwerken over dergelijke kwesties voortgebouwd zou kunnen worden op ervaringen die zijn gemaakt in het kader van onder meer het Söderköping-proces, waarbij Wit-Rusland, Moldavië en Oekraïne zijn betrokken en van EU-zijde Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowakije en Zweden;
32. is verheugd over het nieuwe regionale samenwerkingsinitiatief "Synergie voor het Zwartezeegebied", dat een aanvulling vormt op het ENB dat ten aanzien van het Zwartezeegebied wordt gevoerd, doordat onder meer wordt voorgesteld om op regionaal niveau de samenwerking op het gebied van grensbeheer en douaneonderzoek te verbeteren en de regionale dialoog met het maatschappelijk middenveld te stimuleren; is van mening dat het werk dat wordt verricht om te komen tot een sterkere en samenhangende betrokkenheid bij het Zwartezeegebied zou kunnen voortbouwen op de ervaringen die in het kader van het Barcelona-proces en de Noordelijke Dimensie zijn gemaakt; benadrukt dat bij deze regionale aanpak de volgende prioriteiten moeten gelden: bevordering van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, democratie, naleving van het internationaal recht en samenwerking met het maatschappelijk middenveld;
33. wijst opnieuw op het wezenlijke belang van het ENB, dat een geschikt kader vormt voor het voeren van een dialoog en het nemen van maatregelen om een oplossing te vinden voor bevroren conflicten, zoals in Transnistrië; is van mening dat dergelijke conflicten in afwezigheid van een rechtsstaat "zwarte gaten" vormen voor de georganiseerde misdaad, het terrorisme en de handel in mensen en drugs, en een bron van onveiligheid zijn; roept daarom op tot het versterken van regionale initiatieven die de ENB-partnerlanden bij elkaar brengen, zodat naar gemeenschappelijke oplossingen voor zulke conflicten kan worden gezocht;
34. betreurt het dat het voorzitterschap het Parlement niet naar behoren heeft geraadpleegd over de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, als bepaald in artikel 21 van het EU-Verdrag;
35. verzoekt het Raadsvoorzitterschap en de Commissie om het Parlement gedurende onderhandelingen over akkoorden in het ENB-gebied beter op de hoogte te houden over het verloop daarvan en rekening te houden met de aanbevelingen van het Parlement, overeenkomstig de artikelen 39 en 21 van het EU-Verdrag en artikel 300 van het EG‑Verdrag;
36. verzoekt de Raad en de Commissie om het Parlement gedurende onderhandelingen met ENB-landen over visumversoepelings- en overnameovereenkomsten beter en regelmatiger te informeren over het verloop daarvan, conform het beginsel dat de Europese instellingen te goeder trouw moeten samenwerken;
37. roept op tot een betere samenwerking tussen de EU en internationale organisaties zoals de Raad van Europa, zodat optimaal gebruik kan worden gemaakt van de expertise van deze organisaties op het gebied van mensenrechten, informatie, computercriminaliteit, bio-ethiek, illegale handel en georganiseerde misdaad;
38. ondersteunt het idee van de oprichting van een "Parlementaire Vergadering voor het Oostelijk Nabuurschap", naar het voorbeeld van de bestaande Euro-mediterrane Parlementaire Vergadering;
39. is verheugd over de totstandbrenging van het Europees Nabuurschapsinstrument, dat flexibeler is en nieuwe samenwerkingvormen mogelijk maakt alsmede vooruitgang op de weg naar een "nabuurschapsinvesteringsfonds", dat zich moet gaan richten op specifieke onderdelen van de samenwerking, met name de grensoverschrijdende samenwerking;
40. verzoekt de Commissie om haar financiële middelen en capaciteiten op het gebied van beleidsanalyse te bundelen met die van de internationale financiële instellingen (EIB, EBWO, Wereldbank), zodat bij het voorbereiden en stimuleren van hervormingen overeenkomstig de ENB-actieplannen, een synergetisch effect wordt gecreëerd.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
3.10.2007 |
||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
26 3 0 |
|
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Alexander Alvaro, Philip Bradbourn, Michael Cashman, Carlos Coelho, Fausto Correia, Panayiotis Demetriou, Bárbara Dührkop Dührkop, Kinga Gál, Roland Gewalt, Jeanine Hennis-Plasschaert, Lívia Járóka, Magda Kósáné Kovács, Barbara Kudrycka, Esther De Lange, Henrik Lax, Kartika Tamara Liotard, Sarah Ludford, Viktória Mohácsi, Martine Roure, Søren Bo Søndergaard, Vladimir Urutchev, Adina-Ioana Vălean, Ioannis Varvitsiotis |
||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
Inés Ayala Sender, Edit Bauer, Maria da Assunção Esteves, Ona Juknevičienė, Jean Lambert, Antonio Masip Hidalgo, Siiri Oviir, Eva-Britt Svensson |
||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
|
||
PROCEDURE
Titel |
Versterking van het Europees nabuurschapsbeleid |
|||||||
Document- en procedurenummers |
||||||||
Commissie ten principale |
AFET |
|||||||
Medeadviserende commissie(s) |
INTA |
REGI |
LIBE |
|
|
|||
Geen advies |
INTA |
|
|
|
|
|||
Nauwere samenwerking |
|
|
|
|
|
|||
Rapporteur(s) |
Charles Tannock Raimon |
Obiols i Germà |
||||||
Vervangen rapporteur(s) |
Panagiotis Beglitis |
|
||||||
Behandeling in de commissie |
13.09.07 |
09.10.07 |
22.10.07 |
|
|
|||
Datum goedkeuring |
22.10.2007 |
|||||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
49 1 2 |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Christopher Beazley, Bastiaan Belder, Elmar Brok, Colm Burke, Véronique De Keyser, Giorgos Dimitrakopoulos, Hélène Flautre, Hanna Foltyn-Kubicka, Michael Gahler, Georgios Georgiou, Bronisław Geremek, Maciej Marian Giertych, Ana Maria Gomes, Klaus Hänsch, Jana Hybášková, Anna Ibrisagic, Metin Kazak, Maria Eleni Koppa, Joost Lagendijk, Emilio Menéndez del Valle, Willy Meyer Pleite, Pasqualina Napoletano, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Vural Öger, Ria Oomen-Ruijten, Ioan Mircea Paşcu, Béatrice Patrie, Samuli Pohjamo, Bernd Posselt, Raül Romeva i Rueda, Jacek Saryusz-Wolski, György Schöpflin, Marek Siwiec, Hannes Swoboda, István Szent-Iványi, Konrad Szymański, Charles Tannock, Geoffrey Van Orden, Ari Vatanen, Jan Marinus Wiersma, Josef Zieleniec |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Ryszard Czarnecki, Alexandra Dobolyi, Patrick Gaubert, David Hammerstein, Marie Anne Isler Béguin, Tunne Kelam, Evgeni Kirilov, Rihards Pīks, Aloyzas Sakalas, Antolín Sánchez Presedo, Adrian Severin |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
|
|||||||