VERSLAG over depositogarantiestelsels
16.11.2007 - (2007/2199(INI))
Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Christian Ehler
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over depositogarantiestelsels
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie over de evaluatie van Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels (COM(2006)0729),
– gezien aanbeveling 87/63/EEG van de Commissie van 22 december 1986 over de invoering van depositogarantiestelsels in de Gemeenschap[1],
– gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake coördinatie van wetten, verordeningen en administratieve maatregelen in verband met de depositogarantiestelsels van 22 september 1992[2],
– onder verwijzing naar zijn standpunt van de eerste en tweede lezing over het voorstel van de Commissie aan de Raad voor een richtlijn over de depositogarantiestelsels[3],
– gezien Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels[4],
– gezien het verslag van de Commissie over de toepassing van de "exportverbodclausule" (artikel 4, lid 1) van de richtlijn inzake de depositogarantiestelsels (94/19/EG) (COM(1999)0722),
– gezien het verslag van de Commissie inzake de werking van de "topping-up"-bepalingen van artikel 4, leden 2 tot en met 5 van de richtlijn inzake de depositogarantiestelsels (94/19/EG (COM(2001)0595),
– gezien het verslag van het Comité van Europese Bankentoezichthouders "Technisch advies inzake een aantal aspecten in verband met depositogarantiestelsels" van 30 september 2005[5].
– gezien het verslag van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) van de Commissie "Analyse van scenario's: beoordeling van de gevolgen van een wijziging van het financieringsmechanisme van depositogarantiestelsels" van februari 2007[6],
– gezien het verslag van de Commissie over het minimumbedrag van de dekking van de Richtlijn inzake de depositogarantiestelsels 94/19/EG[7],
– gezien het Witboek van de Commissie over het beleid op het gebied van financiële diensten 2005-2010 (COM(2005)0629),
– onder verwijzing naar zijn standpunt van 11 juli 2007 over het Witboek van de Commissie inzake het beleid op het gebied van financiële diensten (2005-2010)[8],
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A6‑0448/2007),
A. overwegende dat de depositogarantiestelsels een belangrijk bestanddeel van het veiligheidsnet vormen,
B. overwegende dat depositogarantiestelsels bedoeld zijn als individuele en functionele bescherming alsmede ter waarborging van eerlijke concurrentievoorwaarden,
C. overwegende dat de huidige, door de hypotheekcrisis in de Verenigde Staten op gang gebrachte crisis in de banksector, en de gevolgen voor de financiële markten hebben aangetoond hoe relevant depositogarantiestelsels zijn,
D. overwegende dat de verschillen in opzet van de nationale depositogarantiestelsels het gevolg zijn van uiteenlopende institutionele voorwaarden in de lidstaten,
E. overwegende dat het vertrouwen in een gegarandeerde stabiliteit van de financiële markt en eerlijke mededingingsvoorwaarden belangrijke fundamenten zijn voor de gehele interne markt,
F. overwegende dat uit de jongste onderzoeken is gebleken dat een groeiend aantal EU-burgers overweegt financiële producten in het buitenland aan te kopen,
G. overwegende dat door toenemende grensoverschrijdende activiteiten van de kredietinstellingen, alsmede door veranderingen in de structuur van het Europese banktoezicht, nieuwe vragen met betrekking tot de samenwerking, de coördinatie en de verdeling van de lasten tussen het land van herkomst en het gastland, in het geval van een crisis, rijzen,
H. overwegende dat het veiligheidsnet door de steeds verder geïntegreerde financiële markt zijn nut in grensoverschrijdende crisissituaties moet waarmaken,
1. erkent het belang van de depositogarantiestelsels en het nut van de richtlijn voor de consument en de stabiliteit van de financiële markt; onderstreept daarnaast dat het belangrijk is mogelijke, na een analyse vastgestelde marktverstoringen uit de weg te ruimen;
2. deelt het standpunt van de Commissie dat wetgevingswijzigingen in Richtlijn 94/19/EG pas na overlegging van nieuwe onderzoeksresultaten, met name op het gebied van het grensoverschrijdend risico- en crisismanagement, moeten worden nagestreefd; vindt het belangrijk dat ernstige, na een analyse vastgestelde concurrentievervalsingen worden aangepakt;
3. is van mening dat een harmonisatie van de bestaande minimumgarantie op een hoger niveau wenselijk is maar dat een verhoging gepaard moet gaan met een adequate economische ontwikkeling, te meer daar enkele landen op grond van hun economische randvoorwaarden nog altijd niet voldoen aan het door de richtlijn voorgeschreven minimumgarantieniveau; wijst er in dit verband echter op dat uiterlijk bij de volgende wijziging van de richtlijn een eind moet worden gemaakt aan een verdere daling van het garantieniveau als gevolg van inflatie;
4. volgt het standpunt van de Commissie dat door zelfregulerende maatregelen, met name grensoverschrijdende, het functioneren van de depositogarantiestelsels verbeterd zou kunnen worden;
5. is dan ook ingenomen met de door de Commissie geïnitieerde samenwerking met het Europees Forum van depositoverzekeraars (EFDI) en het GCO en met de door de Commissie breed opgezette dialoog voor het formuleren van zelfregulerende maatregelen; verzoekt de Commissie het Parlement op de hoogte te stellen van het tijdschema en de resultaten hiervan;
6. is van oordeel dat aan de klanten meer informatie dient te worden verstrekt teneinde hen in staat te stellen met kennis van zaken de financiële bemiddelaars te kiezen aan wie zij hun spaargelden toevertrouwen, en meent dat het beleid moet zijn gericht op een voortdurende verbetering van de voorwaarden voor grensoverschrijdende activiteiten van de bemiddelaars en op de bevordering van de marktintegratie; is van mening dat zelfregulering en met name de potentiële bijdrage van het EFDI in dit verband een belangrijke rol kan spelen;
7. is van mening dat de bestaande uiteenlopende financieringstelsels voor de depositogarantiestelsels met betrekking tot eventuele concurrentievervalsing, met inbegrip van gelijke behandeling van klanten, en de daaruit voortvloeiende kosten, vooral ook met het oog op de gevolgen voor een functioneren in een grensoverschrijdende crisissituatie, moeten worden onderzocht;
8. wijst erop dat ex post-depositogarantiestelsels voor de consumenten even veilig dienen te zijn als ex ante-depositogarantiestelsels;
9. is van mening dat de scheiding tussen de toezichthoudende functies van de lidstaten en de aldaar bestaande depositogarantiestelsels reguleringsproblemen met zich meebrengt; verzoekt de Commissie een onderzoek in te stellen naar de mogelijke nadelige gevolgen van een dergelijke situatie;
10. is van mening dat in het geval van een crisis de termijn voor vergoedingen voor deposanten op grond van de aanmerkelijke innovaties op het gebied van de communicatietechnologieën sinds de vaststelling van de richtlijn aanzienlijk zou kunnen worden verkort; is van mening dat hier door overeenkomsten, beste praktijken, verbetering van de gegevenskwaliteit alsmede duidelijke verdelingen van de bevoegdheid voor informatieverwerking en door vrijwillige verplichtingen van de banken in eerste instantie moet worden gestreefd naar verbeteringen die geen wettelijke voorschriften vereisen;
11. acht het noodzakelijk dat in het geval van een vergoeding uit twee verschillende depositogarantiestelsels de termijn waarop de deposant deze ontvangt voor de vergoeding uit de regeling van de lidstaat van herkomst niet langer mag zijn dan die voor de vergoeding uit de regeling van het gastland;
12. steunt de opzet dat een eventuele restitutie of overdracht van de door de kredietinstelling aan het garantiesysteem betaalde bijdrage in geval van uittreding van een lid uit de depositogarantiestelsels op nationaal niveau moet worden opgelost;
13. steunt de inschatting van de Commissie dat nieuwe voorschriften voor de overdracht of restitutie van bijdragen aan de garantiestelsels de werking van het fonds niet mogen verzwakken en ook niet mogen leiden tot een ontoelaatbare cumulatie van risico's;
14. is van mening dat de kwestie van de harmonisatie van depositogarantiestelsels met betrekking tot financiering, bevoegdheden en toezicht op lange termijn aan de orde moet worden gesteld, als uit het gevraagde onderzoek blijkt dat er sprake is van concurrentievervalsing, ongelijke behandeling van klanten of negatieve gevolgen voor het grensoverschrijdend risicobeheer;
15. is ingenomen met de instelling van werkgroepen van het Economisch en Financieel Comité en het Comité financiële diensten om EU-maatregelen voor een stabiele financiële markt en toezichtregels te controleren en te ontwikkelen;
16. wijst erop dat ook de trend om in de bankensector dochtermaatschappijen te vervangen door filialen gepaard gaat met nieuwe eisen aan de samenwerking tussen de autoriteiten van de betrokken lidstaten in geval van een crisis;
17. acht het noodzakelijk dat de Commissie, samen met de ministers van Financiën van de lidstaten, de centrale banken en het EFDI, de mogelijke voor- en nadelen van een lastenverdeling voor en na het optreden van eventuele crisissituaties gaat analyseren en de resultaten meedeelt aan het Parlement;
18. acht het noodzakelijk dat de procedures en het samenspel van alle betrokkenen in een eventuele grensoverschrijdende crisissituatie tevoren vastgelegd worden en dat de Commissie samen met vertegenwoordigers van de lidstaten, de centrale banken en het EFDI procedures en samenwerkingsvormen plant en vastlegt en het Europees Parlement daarvan adequaat op de hoogte stelt;
19. verzoekt de Commissie normen voor een betere vroegtijdige herkenning van risico's door de depositogarantiestelsels op te stellen; denkt dat het mogelijk is dat het systeem van een vroegtijdige herkenning voor de vastlegging van risicoafhankelijke bijdragen wordt gebruikt;
20. is van oordeel dat het aan te bevelen is om een diepgaander onderzoek in te stellen teneinde een gemeenschappelijke risicobeoordelingsmethode te kunnen vaststellen;
21. maakt duidelijk dat de primaire verantwoordelijkheid voor de beperking van risico's bij de banken ligt;
22. acht het noodzakelijk principes voor een grensoverschrijdend risico- en crisisbeheer te ontwikkelen, om het free-rider-probleem en het risico van moral hazard te beperken;
23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie.
- [1] PB L 033, 4.2.1987, blz. 16.
- [2] PB C 332, 16.12.1992, blz.13.
- [3] PB C 115, 26.4.1993, blz. 96 en PB C 91, 28.3.1994, blz. 85.
- [4] PB L 135, 31.5.1994, blz. 5. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG.
- [5] CEBS/05/81.
- [6] http://ec.europa.eu/internal_market/bank/docs/guarantee/final_report_en.pdf.
- [7] http://ec.europa.eu/internal_market/bank/docs/guarantee/report_en.pdf.
- [8] Aangenomen teksten, P6 TA(2007)0338
TOELICHTING
De Commissie heeft eind 2006 een mededeling voor de evaluatie van de richtlijn van 1994 over de depositogarantiestelsels voorgelegd. Meer dan tien jaar na de omzetting ervan in nationaal recht heeft de Commissie de richtlijn aan een evaluatie onderworpen om na te gaan of de bestaande regels nog steeds voldoen in het licht van de aanhoudende trend naar financiële integratie en grensoverschrijdende fusies tussen kredietinstellingen.
Bij de raadpleging werden met name de verschillen tussen de soort financiering van de stelsels en de grote verschillen in hoogte en omvang van de aan de deposanten verleende garantie als problemen of hindernissen voor marktintegratie of grensoverschrijdende samenwerking genoemd.
In de door de Commissie voorgelegde mededeling werd op de volgende onderzoeksgebieden ingegaan:
● definitie van deposito's en omvang van de dekking,
● medeverzekering,
● de minimis-clausule,
● "topping-up"-regelingen,
● voorschriften voor de uitwisseling van informatie,
● risicoafhankelijke bijdragen aan depositogarantiestelsels (DGS),
● overdraag- of restitutiemogelijkheid bij DGS-bijdragen,
● consumentenvoorlichting en reclame,
● termijn voor vergoedingen/verzachting van de gevolgen voor deposanten,
● pan-europees/regionaal DGS,
● statistische verplichtingen.
Als resultaat van de werkzaamheden stelde de Commissie samenvattend vast dat de noodzaak van wetgevende ingrepen op dit moment nog niet wordt ingezien, dat voor noodzakelijke veranderingen verder onderzoeken en kostenramingen moeten worden afgewacht en dat het functioneren van depositogarantiestelsels in Europa met name op grensoverschrijdend gebied door een betere toepassing van de geldende regelingen of een andere handhaving door de actoren kan worden bereikt.
De Commissie legt het accent van de toekomstige werkzaamheden op het oplossen van de lastenverdeling in een grensoverschrijdende crisissituatie.
Met het voorgelegde verslag moet door het Europees Parlement duidelijk worden gemaakt, dat de depositogarantiestelsels als een belangrijk bestanddeel van ons financiële marktsysteem worden beschouwd en dat het functioneren permanent moet worden verbeterd. Naast standpunten over kwesties als minimumgarantieniveau of een tijdelijke aanscherping van de procedures met de betere mogelijkheden van de nieuwe communicatietechniek, ligt het accent van het verslag op de benadering van het crisisbeheer. Met name door de toenemende marktintegratie worden de garantiestelsels met nieuwe uitdagingen geconfronteerd die met het oog op de stabiliteit van de financiële markt moeten worden aangegaan.
Met het voorgelegde verslag verlangt het Parlement ook voor de sector van de depositogarantiestelsels een regeling van het grensoverschrijdend crisisbeheer en is het de mening toegedaan dat voor dit soort kwesties werkgroepen van het Economisch en Financieel Comité en van het Comité financiële diensten moeten worden ingesteld.
Voor het Europees Parlement moet het crisisbeheer daarbij gebaseerd worden op een betere herkenning van risico's in een vroeg stadium, op vastgelegde en geplande procedures voor het samenspel van alle betrokken actoren en duidelijkheid over het tijdstip van de lastenverdeling. Daarbij moet rekening worden gehouden met systeemverschillen en met de verscheidenheid van de betrokkenen van de publieke en particuliere sector. In dit verband moet ook duidelijk worden gemaakt dat de banken in eerste instantie verantwoordelijk blijven voor het beperken van de risico's.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
5.11.2007 |
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
38 0 0 |
|
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Mariela Velichkova Baeva, Zsolt László Becsey, Pervenche Berès, Slavi Binev, Sharon Bowles, Udo Bullmann, Ieke van den Burg, Christian Ehler, Jonathan Evans, José Manuel García-Margallo y Marfil, Jean-Paul Gauzès, Donata Gottardi, Benoît Hamon, Karsten Friedrich Hoppenstedt, Othmar Karas, Piia-Noora Kauppi, Wolf Klinz, Christoph Konrad, Andrea Losco, Gay Mitchell, Cristobal Montoro Romero, John Purvis, Alexander Radwan, Eoin Ryan, Antolín Sánchez Presedo, Manuel António dos Santos, Olle Schmidt, Peter Skinner, Margarita Starkevičiūtė, Sahra Wagenknecht |
||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Harald Ettl, Ján Hudacký, Werner Langen, Gianni Pittella, Margaritis Schinas, Charles Tannock |
||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Jamila Madeira, Cornelis Visser |
||