VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I)
21.11.2007 - (COM(2005)0650 – C6‑0441/2005 – 2005/0261(COD)) - ***I
Commissie juridische zaken
Rapporteur: Cristian Dumitrescu
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I)
(COM(2005)0650 – C6‑0441/2005 – 2005/0261(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2005)0650),
– gelet op artikel 251, lid 2, artikel 61, onder c) en artikel 67, lid 5 van het EGVerdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6‑0441/2005),
– gelet op artikel 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A6‑0450/2007),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Door de Commissie voorgestelde tekst | Amendementen van het Parlement |
Amendement 1 Overweging 1 | |
(1) De Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te handhaven en te ontwikkelen. Daartoe moet de Gemeenschap met name maatregelen nemen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen, voorzover dit nodig is voor de goede werking van de interne markt, waarbij er onder meer naar wordt gestreefd de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende collisieregels te bevorderen. |
(1) De Gemeenschap heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te handhaven en te ontwikkelen. Met het oog op de geleidelijke invoering van zo'n ruimte moet de Gemeenschap met name maatregelen nemen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen, voorzover dit nodig is voor de goede werking van de interne markt. |
Amendement 2 Overweging 1 bis (nieuw) | |
|
(1bis) Overeenkomstig artikel 65, letter b) van het Verdrag moeten deze maatregelen ook regels behelzen ter bevordering van de verenigbaarheid van de, in de lidstaten geldende, collisie- en jurisdictievoorschriften. |
Amendement 3 Overweging 2 | |
(2) Met het oog op een doeltreffende tenuitvoerlegging van de desbetreffende bepalingen van het Verdrag van Amsterdam heeft de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 3 december 1998 een actieplan vastgesteld over hoe de bepalingen van het Verdrag van Amsterdam inzake de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid het best kunnen worden uitgevoerd , waarin werd gewezen op het belang van verenigbare collisieregels voor de verwezenlijking van de doelstelling van de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en wordt aangedrongen op de herziening, waar nodig, van een aantal bepalingen van het verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, rekening houdend met de bijzondere bepalingen over collisieregels in andere communautaire instrumenten. |
Schrappen |
Amendement 4 Overweging 3 | |
(3) Op zijn bijeenkomst in Tampere op 15 en 16 oktober 1999 heeft de Europese Raad de stelling onderschreven dat het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen van cruciaal belang is voor de totstandbrenging van de Europese rechtsruimte. In het programma van maatregelen voor de uitvoering van het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke en handelszaken wordt gepreciseerd dat maatregelen voor de harmonisatie van collisieregels begeleidende maatregelen zijn die de toepassing van dit beginsel vergemakkelijken. In het Haags programma heeft de Europese Raad erop gewezen dat voortvarend verder moet worden gewerkt aan het conflictenrecht inzake verbintenissen uit overeenkomst. |
(3) Op zijn bijeenkomst in Tampere op 15 en 16 oktober 1999 heeft de Europese Raad de stelling onderschreven dat het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en andere beslissingen de hoeksteen vormt van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken en de Raad en de Commissie verzocht een programma van maatregelen goed te keuren ter uitvoering van het beginsel van wederzijdse erkenning. |
Amendement 5 Overweging 3 bis (nieuw) | |
|
(3bis) Op 30 november 2000 heeft de Raad een gezamenlijk programma van maatregelen voor de uitvoering van het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke en handelszaken[1] goedgekeurd. In het programma wordt vastgesteld dat maatregelen voor de harmonisatie van collisieregels de wederzijdse erkenning van judiciële beslissingen vergemakkelijken ____________________. 1) PB nr. C 12 van 15.1.2001, blz. 1. |
Amendement 6 Overweging 3 ter (nieuw) | |
|
(3ter) In het Haags programma1, dat op 5 november 2004 door de Europese Raad werd aangenomen, wordt erop aangedrongen voortvarend te werken aan de collisieregels op het vlak van het verbintenissenrecht ("Rome I"). _________________________ 1) PB nr. C 53 van 3.3.2005, blz. 1 |
Amendement 7 Overweging 4 | |
(4) De goede werking van de interne markt vereist, om concurrentieverstoringen tussen justitiabelen in de Gemeenschap te vermijden en de voorspelbaarheid van de uitslag van rechtsgedingen, de rechtszekerheid en de wederzijdse erkenning van beslissingen te bevorderen, dat de in de lidstaten geldende collisieregels hetzelfde nationale recht aanwijzen, ongeacht bij welke rechter het geding aanhangig is gemaakt. Om dezelfde reden moet worden gezorgd voor de grootst mogelijke overeenstemming tussen de volgende drie instrumenten: de onderhavige verordening, Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken ("Brussel I") en Verordening (EG) nr. […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht dat van toepassing is op niet contractuele verbintenissen ("Rome II"). |
(4) De goede werking van de interne markt vereist, om concurrentieverstoringen tussen justitiabelen in de Gemeenschap te vermijden en de voorspelbaarheid van de uitslag van rechtsgedingen, de rechtszekerheid en de wederzijdse erkenning van beslissingen te bevorderen, dat de in de lidstaten geldende collisieregels hetzelfde nationale recht aanwijzen, ongeacht bij welke rechter het geding aanhangig is gemaakt. |
Amendement 8 Overweging 6 | |
(6) Bij de vaststelling van de werkingssfeer van de verordening moet worden gezorgd voor samenhang met Verordening (EG) nr. 44/2001 en Verordening (EG) nr. […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht dat van toepassing is op niet contractuele verbintenissen ("Rome II"). |
(7) Het materiële toepassingsgebied en de bepalingen van deze verordening moeten stroken met Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken ("Brussel I")[2] en Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet contractuele verbintenissen ("Rome II")2. _________________________ 1) PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB nr. L 363 van 20.12.2006, blz. 1) 2) PB nr. L 199 van 31.7.2007, blz. 40. |
Amendement 9 Overweging 6 bis (nieuw) | |
|
(6bis) Familierechtelijke betrekkingen omvatten bloedverwantschap, huwelijk en aanverwantschap. De verwijzing in lid 2 van artikel 1 naar relatievormen die met het huwelijk en andere familierechtelijke betrekkingen vergelijkbare gevolgen hebben, zal worden uitgelegd overeenkomstig het recht van de lidstaat waar de zaak aanhangig wordt gemaakt. |
Motivering | |
Overneming van een overweging uit Rome II. | |
Amendement 10 Overweging 6 ter (nieuw) | |
|
(6 ter) Verbintenissen die voortvloeien uit onderhandelingen voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst vallen onder artikel 12 van Verordening (EG) nr. 864/2007. Daarom vallen deze doelstellingen buiten de werkingssfeer van deze verordening.
|
Motivering | |
Deze overweging is nodig gezien Rome II. | |
Amendement 11 Overweging 7 bis (nieuw) | |
|
(7 bis) Indien een rechtskeuze is gemaakt en alle andere aanknopingspunten zich in een ander land bevinden dan dat waarvan het recht is gekozen, laat de rechtskeuze de toepassing van de rechtsregels van dat andere land, waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken, onverlet . Deze regel is van toepassing ongeacht of de rechtskeuze al dan niet gepaard ging met de keuze van een gerecht of rechtbank. Aangezien geen inhoudelijke wijziging wordt beoogd ten opzichte van artikel 3, lid 3 van het Verdrag van Rome, is de formulering zoveel mogelijk aangepast aan artikel 14 van Verordening (EG) nr. 864/2007. |
Motivering | |
Deze overweging is nodig met het oog op het verklaren van de verwijzingen naar bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken en van de wijze waarop deze verband houden met Rome II. | |
Amendement 12 Overweging 8 | |
(8) Teneinde bij te dragen aan de algemene doelstelling van het instrument, namelijk zorgen voor rechtszekerheid in de Europese rechtsruimte, moeten de collisieregels in hoge mate voorspelbaar zijn. De rechter moet echter over een beoordelingsmarge beschikken om in een beperkt aantal gevallen vast te stellen welk recht het nauwst verbonden is met het betrokken geval. |
(8) Teneinde bij te dragen aan de algemene doelstelling van het instrument, namelijk zorgen voor rechtszekerheid in de Europese rechtsruimte, moeten de collisieregels in hoge mate voorspelbaar zijn. De rechter moet echter over een beoordelingsmarge beschikken om vast te stellen welk recht het nauwst verbonden is met het betrokken geval. |
Motivering | |
De geschrapte woorden dragen op zich niet bij tot de rechtszekerheid, aangezien zij tot verwarring aanleiding kunnen geven. | |
Amendement 13 Overweging 8 bis (nieuw) | |
|
(8 bis) Een overeenkomst tussen partijen om exclusieve rechtsbevoegdheid te verlenen aan één of meer gerechten of rechtbanken van een lidstaat om kennis te nemen van geschillen in het kader van de overeenkomst is een van de factoren waarmee rekening moet worden gehouden om vast te stellen of een duidelijke rechtskeuze is gemaakt. |
Motivering | |
Deze overweging is nodig wegens de schrapping in het voorstel van de Commissie van de bepaling dat een jurisdictieclausule wordt geacht impliciet de rechtskeuze aan te geven bij ontstentenis van een rechtskeuzeclausule. | |
Amendement 14 Overweging 8 ter (nieuw) | |
|
(8 ter) Deze verordening laat onverlet dat partijen in hun overeenkomst kunnen verwijzen naar een niet-statelijk recht of naar een internationale overeenkomst. |
Motivering | |
Er kan beter in een overweging dan in het dictum worden verwezen naar het gebruik van niet-statelijk recht zoals UNIDROIT. | |
Amendement 15 Overweging 8 quater | |
|
(8 quater )In een wettekst waarbij de Gemeenschap regels van materieel verbintenissenrecht, waaronder standaardvoorwaarden, vaststelt, kan worden bepaald dat de partijen ervoor mogen kiezen deze regels toe te passen. |
Amendement 16 Overweging 8 quinquies (nieuw) | |
|
(8 quinquies) Wat het toepasselijke recht bij ontstentenis van een rechtskeuze betreft, dient het concept "verrichten van diensten" en "verkoop van goederen" op dezelfde wijze te worden geïnterpreteerd als bij de toepassing van artikel 5, lid 1, letter b) van Verordening (EG) nr. 44/2001, voor zover goederen en diensten onder die verordening vallen. Hoewel franchise- en distributieovereenkomsten overeenkomsten inzake het verrichten van diensten zijn, zijn deze aan specifieke regels onderworpen.
|
Motivering | |
Deze verduidelijking lijkt wenselijk. | |
Amendement 17 Overweging 8 sexies | |
|
(8 sexies) Voor de vaststelling van het toepasselijke recht bij gebreke aan een rechtskeuze dienen de multilaterale systemen diegene te zijn waarbinnen de handel plaatsvindt, zoals gereglementeerde markten en multilaterale handelsfaciliteiten in de zin van artikel 4, lid 1, punten 14 en 15, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten[3], onverschillig of daarbij al dan niet gebruik gemaakt wordt van een centrale tegenpartij. ________________ 1) PB nr. L 145 van 30.4.2004, blz.1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Rcihtlijn 2007/44/EG (PB nr. L 247 van 21.9.2007, blz.1). |
Amendement 18 Overweging 8 septies (nieuw) | |
|
(8 septies) Bij ontstentenis van een rechtskeuze moet het toepasselijke recht worden vastgesteld in overeenstemming met de regel die is gespecificeerd voor het bijzondere type overeenkomst. Indien de overeenkomst niet kan worden ingedeeld bij een van de gespecificeerde types of indien de elementen ervan onder meer dan één van de gespecificeerde types vallen, wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waar de partij die de kenmerkende prestatie moet verrichten, haar gewone verblijfplaats heeft. Indien een overeenkomst bestaat uit een verzameling rechten en plichten die kunnen worden ingedeeld bij meer dan één van de gespecificeerde types overeenkomsten, wordt de kenmerkende prestatie van de overeenkomst vastgesteld op basis van het zwaartepunt van de overeenkomst. |
Motivering | |
De overwegingen 8 septies, 8 octies en 8 nonies worden nodig geacht om de regels voor het toepasselijke recht bij gebreke van de rechtskeuze uiteen te zetten, met name in geval van verwante overeenkomsten of overeenkomsten die bestaan uit een verzameling rechten en plichten die kunnen worden ingedeeld bij meer dan één van de gespecificeerde types overeenkomsten waarvoor specifieke regels worden vastgesteld. | |
Amendement 19 Overweging 8 octies (nieuw) | |
|
(8 octies) Indien de overeenkomst een kennelijk nauwere band heeft met een ander land dan bedoeld in artikel 4, leden 1 en 2, bepaalt een ontsnappingsclausule ten opzichte van deze bepalingen dat het recht van dat andere land van toepassing is. In dat geval moet onder andere worden nagegaan of de desbetreffende overeenkomst zeer nauw verbonden is met een andere overeenkomst of overeenkomsten. |
Amendement 20 Overweging 8 nonies (nieuw) | |
|
(8 nonies) Bij gebreke van een rechtskeuze dient, indien het toepasselijke recht niet is vast te stellen op grond van het feit dat de overeenkomst bij een van de omschreven soorten kan worden ingedeeld, noch als het recht van het land waar de betrokken partij die de kenmerkende prestatie moet leveren zijn gewone verblijfplaats heeft, de overeenkomst beheerst te worden door het recht van het land waarmee zij de nauwste banden heeft. Om vast te stellen welk land dit is, moet onder andere worden nagegaan of de desbetreffende overeenkomst zeer nauw verbonden is met een andere overeenkomst of overeenkomsten. |
Amendement 21 Overweging decies (nieuw) | |
|
(8 decies) Ten aanzien van de uitlegging van overeenkomsten voor het vervoer van goederen worden geen inhoudelijke wijzigingen overwogen met betrekking tot artikel 4, lid 4, derde zin van het Verdrag van 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst[4]. Bijgevolg moeten bevrachting voor een enkele reis en iedere andere overeenkomst, die hoofdzakelijk het vervoer van goederen betreft, als overeenkomsten voor het vervoer van goederen worden behandeld. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder de term "afzender" iedere persoon verstaan die een vervoersovereenkomst met de vervoerder aangaat en de term " vervoerder" verwijst naar de partij in de overeenkomst, die, al dan niet zelf, belast is met het vervoer van de goederen. __________________ 1) PB nr. C 334 van 20.12.2005, blz.1 |
Amendement 22 Overweging 10 ter (nieuw) | |
|
(10 ter) Beleggingsdiensten en -activiteiten en bijbehorende nevendiensten in de zin van de afdelingen A en B van bijlage I van Verordening 2004/39/EG, dienen beheerst te worden door de voor consumentenovereenkomsten geldende algemene rechtsregel.] |
Amendement 23 Overweging 10 quater (nieuw) | |
|
(10 quater) Voor consumentenovereenkomsten moeten verschillende afwijkingen van de algemene rechtsregel worden voorzien. Een uitzondering is bijvoorbeeld de algemene regel niet toe te passen op overeenkomsten betreffende zakelijke rechten op en huur en verhuur van onroerend goed, tenzij het een overeenkomst betreft die het recht van deeltijds gebruik van onroerend goed in de zin van Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 1994 betreffende de bescherming van de verkrijger, voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen,[5] tot onderwerp heeft. ______________ 1) PB nr. L 280 van 29.10.1994, blz. 83. |
Amendement 24 Overweging 10 quinquies (nieuw) | |
|
(10 quinquies)Wanneer in deze verordening rechten en verplichtingen, waardoor de voorwaarden voor de emissie, de openbare aanbieding of een overnamebod met betrekking tot verhandelbare effecten worden vastgelegd, of de inschrijving voor of terugkoop van aandelen in instellingen voor collectieve belegging wordt vermeld, moeten daaronder ook de voorwaarden voor de toewijzing van effecten of van aandelen, voor de rechten in geval van overtekening, intrekking en soortgelijke gevallen in verband met het aanbod, alsmede de in de artikelen 9, 10, 11 en 12 van deze verordening geregelde gevallen vallen, zodat gewaarborgd wordt dat alle relevante contractuele aspecten van een aanbod, waardoor de emittent of de aanbieder verplichtingen aangaat jegens de consument, onder een enkel recht vallen. |
Amendement 25 Overweging 10 septies (nieuw) | |
|
(10 septies Voor de toepassing van deze richtlijn zijn "financiële instrumenten" de instrumenten in de zin van artikel 4, lid 1, punt 14 van Richtlijn 2004/39/EG in de gewijzigde versie en het begrip "verhandelbare effecten" de instrumenten in de zin van artikel 4, lid 1, punt 18 van dezelfde richtlijn. |
Amendement 26 Overweging 10 septies (nieuw) | |
|
(10 septies) Voor de toepassing van deze verordening dienen financiële diensten, zoals beleggingsdiensten en -activiteiten en nevendiensten, die door een professional aan een consument worden verleend, zoals bedoeld in de afdelingen A en B van bijlage I van Richtlijn 2004/39/EG, en overeenkomsten voor de verkoop van rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging, ongeacht of deze onder Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's)[6]vallen, beheerst te worden door de voor consumentenovereenkomsten geldende algemene rechtsregel. |
Amendement 27 Overweging 10 octies (nieuw) | |
|
(10 octies) Er moet voor gezorgd worden dat rechten en verplichtingen die een financieel instrument vormen niet onder de algemene regel voor consumentenovereenkomsten vallen, aangezien zulks ertoe kan leiden dat op een enkel instrument dat is uitgegeven verschillende wetgevingen van toepassing zijn, hetgeen de aard ervan wijzigt en handel en aanbod minder fungibel maakt. Evenzo dient bij de uitgifte van dergelijke instrumenten de contractuele verbintenis tussen de uitgevende instelling of de aanbieder en de consument bij de uitgifte of het aanbod van dit soort instrumenten niet noodzakelijkerwijze dwingend te worden onderworpen aan het recht van de gewone verblijfplaats van de consument, omdat de uniformiteit van de voorwaarden voor de uitgifte of het aanbod moet worden gewaarborgd. Dezelfde beginselen dienen te gelden met betrekking tot de multilaterale systemen van artikel 4, lid 1, punt j bis, en de afwikkelingssystemen volgens Richtlijn 98/26/EC, met betrekking waartoe ervoor gezorgd moet worden dat het recht van de gewone verblijfplaats van de consument niet botst met de regels die van toepassing zijn op de overeenkomsten die in het kader van deze systemen of met de exploitant daarvan gesloten zijn.
|
Amendement 28 Overweging 11 bis (nieuw) | |
|
(11 bis) De werknemer mag de bescherming door bepalingen waarvan niet, of slechts in zijn voordeel, kan worden afgeweken, niet worden ontnomen. |
Amendement 29 Overweging 11 ter (nieuw) | |
|
(11 ter) Met betrekking tot arbeidsovereenkomsten wordt het verrichten van arbeid in een ander land als tijdelijk aangemerkt wanneer de werknemer na de voltooiing van zijn taak in het buitenland opnieuw arbeid in het land van herkomst moet verrichten. Het feit dat een nieuwe arbeidsovereenkomst wordt gesloten met de oorspronkelijke werkgever of met een werkgever die tot hetzelfde concern behoort als de oorspronkelijke werkgever, sluit niet uit dat de werknemer zijn arbeid tijdelijk in een ander land verricht; |
Motivering | |
Deze overweging is nodig met het oog op tijdelijk werk in een ander land. | |
Amendement 30 Overweging 12 | |
(12) Wat door vertegenwoordigers gesloten overeenkomsten betreft, moeten collisieregels worden ingevoerd met betrekking tot de drie rechtsbetrekkingen die bij de sluiting van de overeenkomst ontstaan tussen de vertegenwoordigde, de vertegenwoordiger en de derde. De tussen de vertegenwoordigde en de derde gesloten overeenkomst blijft aan de algemene regels van deze verordening onderworpen. |
Schrappen. |
Motivering | |
Voorgesteld wordt de bepaling over vertegenwoordiging te schrappen. | |
Amendement 31 Overweging 13 | |
(13) De eerbiediging van de openbare orde van de lidstaten vereist specifieke regels inzake bepalingen van bijzonder dwingend recht en het mechanisme van de openbare orde exceptie. Bij de toepassing van deze regels moeten de Verdragsbepalingen in acht worden genomen. |
(13) Om redenen van algemeen belang is het gerechtvaardigd dat de rechters van de lidstaten zich in uitzonderlijke omstandigheden kunnen beroepen op rechtsfiguren zoals de exceptie van openbare orde en op bepalingen van bijzonder dwingend recht. Het begrip “bepalingen van bijzonder dwingend recht” moet worden onderscheiden van de bijvoorbeeld in artikel 3, lid 4 gebezigde uitdrukking "bepaling waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken", en dient met meer terughouding te worden gebezigd. |
Amendement 32 Overweging 13 bis | |
|
(13 bis) Ten aanzien van de cessie van schuldvorderingen dient door het gebruik van de term “betrekkingen” te worden verduidelijkt dat artikel 13, lid 1, ook van toepassing is op de eigendomsaspecten van een cessie tussen de cedent en de cessionaris in de rechtsordes waarin deze aspecten los van de aspecten van het verbintenissenrecht worden behandeld. De term "betrekkingen" dient echter niet te worden opgevat als een verband met eventueel bestaande betrekkingen tussen een cedent en een cessionaris.De term wordt met name niet geacht betrekking te hebben op aangelegenheden die aan een cessie van vorderingen of contractuele subrogatie voorafgaan. De betekenis van de term dient strikt beperkt te blijven tot de aspecten die rechtstreeks van belang zijn voor de betrokken cessie van vorderingen/contractuele subrogatie. |
Amendement 33 Overweging 15 | |
(15) De verhouding tussen deze verordening en een aantal andere bepalingen van het Gemeenschapsrecht moet nader worden omschreven. |
(15) Voorkomen dient te worden dat collisieregels over verschillende instrumenten worden verspreid en dat deze regels onderling afwijken. Deze verordening belet echter niet dat in bepalingen van Gemeenschapsrecht op bepaalde gebieden collisieregels betreffende verbintenissen uit overeenkomst worden opgenomen. |
|
Deze verordening laat de toepassing onverlet van andere instrumenten waarin voorschriften ten behoeve van de goede werking van de interne markt zijn vervat, voor zover deze voorschriften niet in combinatie met het door de regels van deze verordening aangewezen recht kunnen worden toegepast. De toepassing van bepalingen van het recht dat door deze verordening als toepasselijk is aangewezen, mag niet in de weg staan aan het vrije verkeer van goederen en diensten neergelegd in Gemeenschapsinstrumenten zoals richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (richtlijn inzake elektronische handel)1. |
|
_______________________________________ 1 PB L 178 van 17.07.2000, blz. 1. |
Motivering | |
Deze overweging is overgenomen uit Rome II en is op verzoek van de delegatie van het Parlement in de bemiddeling ingebracht. | |
Amendement 34 Overweging 16 | |
(16) Met het oog op de eerbiediging van de door de lidstaten aangegane internationale verplichtingen is het vereist dat deze verordening de verdragen waarbij de lidstaten partij zijn en die betrekking hebben op bijzondere gebieden, onverlet laat. Wanneer echter alle relevante elementen van het geval met het grondgebied van de Unie verbonden zijn, zou de toepassing van een aantal internationale verdragen waarbij slechts enkele lidstaten partij zijn, in strijd zijn met de doelstelling van een echte Europese rechtsruimte. In dat geval is het wenselijk de regel van deze verordening toe te passen. Om de doorzichtigheid van de op dat gebied geldende internationale verdragen te verbeteren, zou de Commissie aan de hand van de gegevens die de lidstaten haar doorgeven, een lijst van de betrokken verdragen moeten bekendmaken in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(16) Met het oog op de eerbiediging van de door de lidstaten aangegane internationale verplichtingen is het vereist dat deze verordening de internationale verdragen waarbij een of meer lidstaten partij zijn, op het moment dat deze verordening wordt aangenomen, onverlet laat. Om de regels toegankelijker te maken zou de Commissie aan de hand van de gegevens die de lidstaten haar doorgeven, een lijst van de betrokken verdragen moeten bekendmaken in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
Amendement 35 Overweging 16 ter (nieuw) | |
|
De Commissie zal het Europees Parlement en de Raad een voorstel voorleggen over de procedures en voorwaarden volgens dewelke de lidstaten het recht hebben om in afzonderlijke en uitzonderlijke gevallen en met betrekking tot sectorale aangelegenheden zelf met derde landen over overeenkomsten te onderhandelen en overeenkomsten houdende bepalingen betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen te sluiten." |
Amendement 36 Overweging 17 | |
(17) Daar de doelstelling van het overwogen optreden, namelijk de vaststelling van eenvormige regels inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst om op dat gebied te komen tot een betere voorspelbaarheid van rechterlijke beslissingen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat de verordening, die de rechtszekerheid vergroot zonder evenwel een harmonisatie van de materiële regels van intern recht op te leggen, niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(17) Daar de doelstelling van deze verordening, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens omvang en de gevolgen van deze verordening beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening, niet verder dan nodig is om de doelstelling ervan te verwezenlijken. |
Amendement 37 Overweging 18 | |
(18) [Overeenkomstig artikel 3 van het protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland laten weten dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en de toepassing van deze verordening. / Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet deel aan de aanneming van deze verordening; deze verordening is derhalve niet bindend voor, noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk en Ierland.] |
(18) [Overeenkomstig artikel 3 van het protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, heeft Ierland laten weten dat het wenst deel te nemen aan de aanneming en de toepassing van deze verordening. |
Amendement 38 Overweging 18 bis (nieuw) | |
|
(18 bis) Het Verenigd Koninkrijk heeft de kennisgeving overeenkomstig artikel 3 van het protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland in de bijlage bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap niet verricht en neemt dus niet deel aan de aanneming van deze verordening, en is derhalve daardoor niet gebonden en niet gehouden haar toe te passen. |
Amendement 39 Overweging 19 | |
(19) Denemarken neemt, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, niet deel aan de aanneming van deze verordening; deze verordening is derhalve niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken, |
(19)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening die niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken. |
Amendement 40 Artikel 1 | |
1. Deze verordening is, in gevallen waarin tussen het recht van verschillende landen moet worden gekozen, van toepassing op verbintenissen uit overeenkomst op burgerlijk en handelsgebied. |
1. Deze verordening is, in gevallen waarin tussen het recht van verschillende landen moet worden gekozen, van toepassing op verbintenissen uit overeenkomst op burgerlijk en handelsgebied. |
Zij is met name niet van toepassing op fiscaal, administratief of douanegebied. |
Zij is met name niet van toepassing op fiscaal, administratief of douanegebied. |
2. Uitgesloten van de werkingssfeer van deze verordening zijn: |
2. Uitgesloten van de werkingssfeer van deze verordening zijn: |
(a) de staat en bevoegdheid van natuurlijke personen, onder voorbehoud van artikel 12; |
(a) de staat en bevoegdheid van natuurlijke personen, onder voorbehoud van artikel 12; |
(b) de verplichtingen die voortvloeien uit familierechtelijke betrekkingen of uit betrekkingen die overeenkomstig het daarop toepasselijke recht gelijksoortige gevolgen hebben, met inbegrip van onderhoudsverplichtingen; |
(b) verbintenissen die voortvloeien uit familierechtelijke betrekkingen of uit betrekkingen die overeenkomstig het recht vergelijkbare gevolgen hebben, met inbegrip van onderhoudsverplichtingen; |
(c) de verplichtingen die voortvloeien uit het huwelijksvermogensrecht of uit een vermogensrechtelijke regeling van betrekkingen die overeenkomstig het daarop toepasselijke recht gelijksoortige gevolgen hebben als een huwelijk, alsook uit testamenten en erfenissen; |
(c) verbintenissen die voortvloeien uit het huwelijksvermogensrecht, uit het vermogensrecht met betrekking tot relatievormen die volgens het op deze relatievormen toepasselijke recht met het huwelijk vergelijkbare gevolgen hebben, of uit het erfrecht; |
(d) verbintenissen uit wisselbrieven, cheques, orderbriefjes alsmede andere verhandelbare waardepapieren, voorzover de verbintenissen uit deze andere papieren het gevolg zijn van hun verhandelbaarheid; |
(d) verbintenissen uit wisselbrieven, cheques, orderbriefjes alsmede andere verhandelbare waardepapieren, voorzover de verbintenissen uit deze andere papieren het gevolg zijn van hun verhandelbaarheid; |
(e) overeenkomsten tot arbitrage en tot aanwijzing van een bevoegde rechter; |
(e) overeenkomsten tot arbitrage en tot aanwijzing van een bevoegde rechter; |
(f) kwesties behorende tot het recht inzake vennootschappen, verenigingen en rechtspersonen, zoals hun oprichting, hun rechts- en handelingsbevoegdheid, hun inwendig bestel en hun ontbinding, alsook de persoonlijke aansprakelijkheid van de vennoten en de organen voor de schulden van de vennootschap, vereniging of rechtspersoon; alsook de kwestie of een orgaan van een vennootschap, vereniging of rechtspersoon deze vennootschap, vereniging of rechtspersoon jegens derden kan binden; |
(f) kwesties behorende tot het recht inzake vennootschappen, verenigingen en rechtspersonen, zoals hun oprichting door registratie of anderszins, hun rechts- en handelingsbevoegdheid, hun inwendig bestel en hun ontbinding, alsook de persoonlijke aansprakelijkheid van de vennoten en de organen voor de verbintenissen van de vennootschap, vereniging of rechtspersoon; |
|
(f bis) de vraag of een vertegenwoordiger zijn principaal dan wel of een orgaan van een vennootschap, vereniging of rechtspersoon deze vennootschap, vereniging of rechtspersoon jegens een derde kan binden; |
(g) de oprichting van ‘trusts’, alsmede de daardoor ontstane rechtsbetrekkingen tussen oprichters, ‘trustees’ en begunstigden; |
(g) de oprichting van ‘trusts’, alsmede de daardoor ontstane rechtsbetrekkingen tussen oprichters, ‘trustees’ en begunstigden; |
(h) het bewijs en de rechtspleging, onder voorbehoud van artikel 17; |
(h) het bewijs en de rechtspleging, onder voorbehoud van artikel 17; |
(i) de verplichtingen die voortvloeien uit een precontractuele relatie. |
(i) verbintenissen die voortvloeien uit onderhandelingen voorafgaand aan de sluiting van een overeenkomst. |
3. In deze verordening wordt onder " lidstaat" verstaan: alle lidstaten behalve Denemarken [, Ierland en het Verenigd Koninkrijk]. |
3. In deze verordening wordt onder "lidstaat" verstaan: alle lidstaten behalve Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. In artikel 3, lid 5 worden er echter alle lidstaten onder verstaan. |
Motivering | |
Deze wijzigingen zijn met name bedoeld om de formulering in overeenstemming te brengen met Rome II. | |
Amendement 41 Artikel 2 | |
Het door deze verordening aangewezen recht is toepasselijk ongeacht of het het recht van een lidstaat is. |
Niet van toepassing op de Nederlandse tekst. |
Amendement 42 Artikel 3 | |
1. Onder voorbehoud van de artikelen 5, 6 en 7, wordt een overeenkomst beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen. |
1. Een overeenkomst wordt beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen. |
De rechtskeuze kan uitdrukkelijk zijn gedaan of voldoende duidelijk blijken uit de bepalingen van de overeenkomst, het gedrag van de partijen of de omstandigheden van het geval. Indien de partijen een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die in het kader van de overeenkomst zijn ontstaan of zullen ontstaan, wordt vermoed dat de partijen ook het recht van deze lidstaat hebben gekozen. |
De rechtskeuze wordt uitdrukkelijk gedaan of blijkt duidelijk uit de bepalingen van de overeenkomst of de omstandigheden van het geval.
|
Bij hun keuze kunnen de partijen het toepasselijke recht aanwijzen voor de overeenkomst in haar geheel of voor slechts een onderdeel daarvan. |
Bij hun keuze kunnen de partijen het toepasselijke recht aanwijzen voor de overeenkomst in haar geheel of voor slechts een onderdeel daarvan. |
2. De partijen kunnen als toepasselijk recht ook kiezen voor beginselen en regels van het materiële verbintenissenrecht die op internationaal of communautair niveau zijn erkend. De kwesties betreffende gebieden die onder deze beginselen of regels vallen en die daardoor niet uitdrukkelijk worden geregeld, worden beheerst door de daaraan ten grondslag liggende algemene beginselen, of bij ontstentenis van dergelijke beginselen door het recht dat bij gebreke van een rechtskeuze, overeenkomstig deze verordening toepasselijk is. |
|
3. De partijen kunnen te allen tijde overeenkomen de overeenkomst aan een ander recht te onderwerpen dan het recht dat deze voorheen, hetzij op grond van een vroegere rechtskeuze overeenkomstig dit artikel, hetzij op grond van een andere bepaling van deze verordening, beheerste. Een wijziging in de rechtskeuze door de partijen na de sluiting van de overeenkomst is niet van invloed op de formele geldigheid van de overeenkomst in de zin van artikel 10 en doet geen afbreuk aan rechten van derden. |
3. De partijen kunnen te allen tijde overeenkomen de overeenkomst aan een ander recht te onderwerpen dan het recht dat deze voorheen, hetzij op grond van een vroegere rechtskeuze overeenkomstig dit artikel, hetzij op grond van een andere bepaling van deze verordening, beheerste. Een wijziging in de rechtskeuze door de partijen na de sluiting van de overeenkomst is niet van invloed op de formele geldigheid van de overeenkomst in de zin van artikel 10 en doet geen afbreuk aan rechten van derden. |
4. Deze keuze door de partijen van een recht overeenkomstig de leden 1 of 2, al dan niet gepaard gaande met de aanwijzing van een buitenlandse rechter, laat, wanneer alle elementen van het geval op het ogenblik van deze keuze met een enkel land verbonden zijn, onverlet de bepalingen waarvan volgens het recht van dat land niet bij overeenkomst mag worden afgeweken, hierna "dwingende bepalingen" te noemen. |
4. Indien alle overige op het tijdstip van de keuze mogelijke aanknopingspunten zich bevinden in een ander land dan het land waarvan het recht is gekozen, laat de door de partijen gemaakte keuze de toepassing van de rechtsregels van dat land waarvan niet bij overeenkomst mag worden afgeweken, onverlet. |
5. De keuze door de partijen van het recht van een staat die geen lidstaat is, mag geen afbreuk doen aan de toepassing van de dwingende bepalingen van het Gemeenschapsrecht wanneer deze op het betrokken geval van toepassing zijn. |
5. Indien alle overige op het tijdstip van de keuze mogelijke aanknopingspunten zich in een of meer lidstaten bevinden, laat de keuze door de partijen van het recht van een niet-lidstaat de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken, in voorkomend geval zoals deze in de lidstaat van de rechter zijn geïmplementeerd, onverlet. |
6. De kwestie of er overeenstemming tussen de partijen tot stand is gekomen over de keuze van het toepasselijke recht en of deze overeenstemming geldig is, wordt beheerst door de artikelen 9, 10 en 12. |
6. De kwestie of er overeenstemming tussen de partijen tot stand is gekomen over de keuze van het toepasselijke recht en of deze overeenstemming geldig is, wordt beheerst door de artikelen 9, 10 en 12. |
Motivering | |
Dit amendement is bedoeld om het bereiken van overeenstemming met de Raad te vergemakkelijken. | |
Amendement 43 Artikel 4 | |
1. Bij gebreke van een rechtskeuze overeenkomstig artikel 3, wordt het op de overeenkomst toepasselijke recht als volgt vastgesteld: |
1. Bij gebreke van een rechtskeuze overeenkomstig artikel 3 en onverminderd de artikelen 4bis tot en met 6, wordt het op de overeenkomst toepasselijke recht als volgt vastgesteld: |
(a) de koopovereenkomst wordt beheerst door het recht van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft; |
(a) een verkoopovereenkomst voor goederen wordt beheerst door het recht van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft; |
(b) de overeenkomst inzake dienstverrichting wordt beheerst door het recht van het land waar de dienstverrichter zijn gewone verblijfplaats heeft; |
(b) een overeenkomst inzake dienstverrichting wordt beheerst door het recht van het land waar de dienstverrichter zijn gewone verblijfplaats heeft ; |
(c) de vervoerovereenkomst wordt beheerst door het recht van het land waar de vervoerder zijn gewone verblijfplaats heeft; |
|
(d) de overeenkomst die een zakelijk recht op of een recht tot gebruik van een onroerend goed tot onderwerp heeft, wordt beheerst door het recht van het land waar het onroerend goed is gelegen; |
(d) een overeenkomst die een zakelijk recht op een onroerend goed of de huur van een onroerend goed tot onderwerp heeft, wordt beheerst door het recht van het land waar het onroerend goed is gelegen; |
(e) ongeacht het bepaalde in punt d), worden de huur en verhuur, de pacht en verpachting van een onroerend goed voor tijdelijk particulier gebruik voor ten hoogste zes opeenvolgende maanden beheerst door het recht van het land waar de eigenaar zijn gewone verblijfplaats heeft, mits de huurder of pachter een natuurlijke persoon is en zijn gewone verblijfplaats heeft in hetzelfde land; |
(e) niettegenstaande punt d), wordt een huurovereenkomst van een onroerend goed voor tijdelijk particulier gebruik met een duur van ten hoogste zes opeenvolgende maanden beheerst door het recht van het land waar de eigenaar zijn gewone verblijfplaats heeft, mits de huurder een natuurlijke persoon is en zijn gewone verblijfplaats heeft in hetzelfde land; |
(f) de overeenkomst inzake intellectuele of industriële eigendom wordt beheerst door het recht van het land waar degene die de rechten overdraagt of verleent zijn gewone verblijfplaats heeft; |
|
(g) de franchiseovereenkomst wordt beheerst door het recht van het land waar de franchisenemer zijn gewone verblijfplaats heeft; |
(g) een franchiseovereenkomst wordt beheerst door het recht van het land waar de franchisenemer zijn gewone verblijfplaats heeft; |
(h) de distributieovereenkomst wordt beheerst door het recht van het land waar de distributeur zijn gewone verblijfplaats heeft. |
(h) een distributieovereenkomst wordt beheerst door het recht van het land waar de distributeur zijn gewone verblijfplaats heeft; |
|
(h bis) een veilingovereenkomst wordt beheerst door het recht van het land waar de veiling plaatsvindt, indien die plaats kan worden bepaald; |
|
(h ter) een overeenkomst die overeenkomstig niet-discretionaire regels is gesloten in het kader van een multilateraal systeem dat meerdere koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten in de zin van artikel 4, lid 1, punt 17 van Richtlijn 2004/39/EG samenbrengt of het samenbrengen daarvan vergemakkelijkt, en die wordt beheerst door één recht, wordt beheerst door dat recht. |
2. De niet in lid 1 vermelde overeenkomsten worden beheerst door het recht van het land waar de partij die de kenmerkende prestatie moet verrichten, op het ogenblik van de sluiting van de overeenkomst haar gewone verblijfplaats heeft. Indien niet kan worden vastgesteld wat de kenmerkende prestatie is, wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waarmee zij het nauwst verbonden is. |
2. Indien de overeenkomst niet onder lid 1 valt of de bestanddelen van de overeenkomst onder meer dan een van de punten a) tot en met h ter) van lid 1 vallen, wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waar de partij die de voor de overeenkomst kenmerkende prestatie moet verrichten, haar gewone verblijfplaats heeft. |
|
2 bis. Indien uit alle omstandigheden blijkt dat de overeenkomst een kennelijk nauwere band heeft met een ander land dan het in lid 1 of lid 2 bedoelde land, is het recht van dat andere land van toepassing. |
|
2 ter. Indien het toepasselijke recht niet overeenkomstig lid 1 of lid 2 kan worden vastgesteld, wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waarmee zij het nauwst verbonden is. |
|
|
Motivering | |
Dit amendement moet worden gelezen in samenhang met de nieuwe overwegingen 8qua ter, 8 quinquies en 8 sexies. | |
Amendement 44 Artikel 4 bis (nieuw) | |
|
Artikel 4bis Vervoerovereenkomsten |
|
1. Indien de partijen voor de overeenkomst voor het vervoer van goederen geen rechtskeuze overeenkomstig artikel 3 hebben gemaakt, wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waar de vervoerder zijn gewone verblijfplaats heeft, mits de plaats van ontvangst of de plaats van levering of de gewone verblijfplaats van de verzender ook in dat land is gelegen. Indien niet aan deze voorwaarden is voldaan, wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waar de plaats van levering, als door de partijen overeengekomen, is gelegen. |
|
2. Indien de partijen voor de overeenkomst voor het vervoer van passagiers geen rechtskeuze overeenkomstig alinea 2 hebben gemaakt, wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waar de passagier zijn gewone verblijfplaats heeft, mits de plaats van vertrek of de plaats van bestemming in dat land is gelegen. Indien niet aan deze voorwaarden is voldaan, is het recht van de plaats waar de vervoerder zijn gewone verblijfplaats heef van toepassing. De partijen kunnen als het recht dat overeenkomstig artikel 3 van toepassing is op de overeenkomst voor het vervoer van passagiers, alleen het recht kiezen van het land waar: (a) de passagier zijn gewone verblijfplaats heeft; of (b) de vervoerder zijn gewone verblijfplaats heeft; of (c) het vertrek plaatsvindt; of (d) de aankomst plaatsvindt. |
|
3. Indien uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de overeenkomst, bij gebreke van een rechtskeuze, een kennelijk nauwere band heeft met een ander dan het in lid 1 of lid 2 bedoelde land, is het recht van dat andere land van toepassing. |
Motivering | |
Deze ongecompliceerde oplossing is bedoeld om de rechtszekerheid te bevorderen. | |
Amendement 45 Artikel 5 | |
1. Consumentenovereenkomsten in de zin van het volgende lid worden onder de in dat lid vastgestelde voorwaarden beheerst door het recht van de lidstaat waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft.
2. Lid 1 is van toepassing op overeenkomsten gesloten door een natuurlijke persoon, de consument, die zijn gewone verblijfplaats in een lidstaat heeft, voor een gebruik dat als niet bedrijfs of beroepsmatig kan worden beschouwd, met een andere persoon, de verkoper, die handelt in de uitoefening van zijn beroepsactiviteit. Lid 1 is van toepassing op voorwaarde dat de overeenkomst is gesloten met een verkoper die commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de lidstaat waar de consument zijn woonplaats heeft, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op die lidstaat, of op meerdere staten met inbegrip van die lidstaat, en de overeenkomst onder die activiteiten valt, tenzij de verkoper niet wist waar de consument zijn gewone verblijfplaats had en deze onwetendheid niet aan zijn eigen nalatigheid was te wijten. 3. Lid 1 is niet van toepassing op: (a) overeenkomsten tot verstrekking van diensten, wanneer de diensten aan de consument uitsluitend moeten worden verstrekt in een ander land dan dat waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft; (b) vervoerovereenkomsten, met uitzondering van pakketreisovereenkomsten in de zin van Richtlijn 90/314/EEG van 13 juni 1990; (c) overeenkomsten die een zakelijk recht op of een recht tot gebruik van een onroerend goed tot onderwerp hebben, met uitzondering van de overeenkomsten die een recht van deeltijds gebruik in de zin van Richtlijn 94/47/EG van 26 oktober 1994 tot onderwerp hebben. |
1. De overeenkomst gesloten door een natuurlijke persoon voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd ("de consument") met een andere persoon die handelt in de uitoefening van zijn beroepsactiviteit ("de verkoper") wordt beheerst door het recht van het land waar de consument zijn of haar gewone verblijfplaats heeft, op voorwaarde dat: a) de verkoper zijn beroepsactiviteit ontplooit in de lidstaat waar de consument zijn woonplaats heeft, b) deze zijn activiteit met enigerlei middel richt op dat land of op verscheidene landen, waaronder dat land, en de overeenkomst binnen de werkingssfeer van deze activiteiten valt. 2. Onverminderd paragraaf 1 kunnen de partijen het recht kiezen waardoor de overeenkomst wordt beheerst en waarop dit artikel van toepassing is overeenkomstig artikel 3. Deze keuze mag er evenwel niet toe leiden dat de consument de bescherming verliest welke hij geniet op grond van bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken op grond van het recht dat overeenkomstig lid 1 toepasselijk zou zijn geweest bij gebreke van rechtskeuze. 3. Lid 1 en 2 zijn niet van toepassing op: (a) overeenkomsten tot verstrekking van diensten, wanneer de diensten aan de consument uitsluitend moeten worden verstrekt in een ander land dan dat waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft; (b) vervoerovereenkomsten, met uitzondering van pakketreisovereenkomsten in de zin van Richtlijn 90/314/EEG van 13 juni 1990; (c) overeenkomsten die een zakelijk recht op of een recht tot gebruik van een onroerend goed tot onderwerp hebben, met uitzondering van de overeenkomsten die een recht van deeltijds gebruik in de zin van Richtlijn 94/47/EG van 26 oktober 1994 tot onderwerp hebben. d) rechten en verplichtingen die een financieel instrument vormen en rechten en verplichtingen waardoor de voorwaarden voor de emissie, de openbare aanbieding of een overnamebod met betrekking tot verhandelbare effecten en de inschrijving en terugkoop van rechten van deelneming in instellingen voor collectieve beleggingen worden vastgelegd, voorzover deze geen verrichting van een financiële dienst vormen; (e) een overeenkomst tot het inschrijven op of aankopen van effecten in de zin van artikel 4, lid 1, punt 18, van Richtlijn 2004/34/EG, of rechten en verplichtingen om in te schrijven op rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging of deze te laten terugbetalen; (f) een overeenkomst die is gesloten binnen het type regeling dat onder de werkingssfeer van artikel 4, lid 1, punt h) ter, van deze verordening valt |
Amendement 46 Artikel 6 | |
1. Ongeacht het bepaalde in artikel 3 kan de rechtskeuze van partijen in een individuele arbeidsovereenkomst er niet toe leiden dat de werknemer de bescherming verliest welke hij geniet op grond van de dwingende bepalingen van het recht dat ingevolge het onderhavige artikel bij gebreke van een rechtskeuze op hem van toepassing zou zijn. |
1. Een individuele arbeidsovereenkomst wordt beheerst door het recht dat de partijen overeenkomstig artikel 3 hebben gekozen. Deze keuze mag er evenwel niet toe leiden dat de werknemer de bescherming verliest welke hij geniet op grond van bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken op grond van het recht dat overeenkomstig de leden 2, 2 bis en 3 toepasselijk zou zijn geweest bij gebreke van een rechtskeuze. |
2. Bij gebreke van een rechtskeuze overeenkomstig artikel 3 wordt de individuele arbeidsovereenkomst beheerst door: |
2. Voor zover het op een individuele arbeidsovereenkomst toepasselijke recht niet door de partijen is gekozen, wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waar of, bij gebreke daarvan, van waaruit de werknemer ter uitvoering van de overeenkomst gewoonlijk zijn arbeid verricht. Het land waar het werk gewoonlijk wordt uitgevoerd wordt niet geacht te zijn gewijzigd wanneer de werknemer zijn arbeid tijdelijk in een ander land verricht. |
(a) het recht van het land waar of van waaruit de werknemer ter uitvoering van de overeenkomst gewoonlijk zijn arbeid verricht. De plaats waar of van waaruit de arbeid gewoonlijk wordt verricht, wordt niet geacht te zijn gewijzigd wanneer de werknemer zijn arbeid tijdelijk in een ander land verricht. Het verrichten van arbeid in een ander land wordt als tijdelijk aangemerkt wanneer de werknemer na de voltooiing van zijn taak in het buitenland opnieuw arbeid in het land van herkomst moet verrichten. Het feit dat een nieuwe arbeidsovereenkomst wordt gesloten met de oorspronkelijke werkgever of met een werkgever die tot hetzelfde concern behoort als de oorspronkelijke werkgever, sluit niet uit dat de werknemer zijn arbeid tijdelijk in een ander land verricht; |
|
(b) het recht van het land waar zich de vestiging bevindt die de werknemer in dienst heeft genomen, indien de werknemer niet in of vanuit eenzelfde land gewoonlijk zijn arbeid verricht of indien hij zijn arbeid gewoonlijk verricht op een plaats die niet onder de soevereiniteit van een staat valt. |
|
|
2 bis. Indien het toepasselijke recht niet overeenkomstig lid 2 kan worden vastgesteld, wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waar zich de vestiging bevindt die de werknemer in dienst heeft genomen. |
3. Het overeenkomstig lid 2 aangewezen recht kan terzijde worden gesteld wanneer uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de arbeidsovereenkomst nauwer is verbonden met een ander land; in dat geval is het recht van dit ander land van toepassing. |
3. Indien uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de overeenkomst een kennelijk nauwere band heeft met een ander dan het in lid 2 of lid 2 bis bedoelde land, is het recht van dat andere land van toepassing. |
Amendement 47 Artikel 7 | |
Artikel 7 Door een vertegenwoordiger gesloten overeenkomsten |
Schrappen. |
1. Bij gebreke van een rechtskeuze overeenkomstig artikel 3 wordt de overeenkomst tussen de vertegenwoordigde en de vertegenwoordiger beheerst door het recht van het land waar de vertegenwoordiger zijn gewone verblijfplaats heeft, tenzij de vertegenwoordiger zijn werkzaamheden voornamelijk verricht of moet verrichten in het land waar de vertegenwoordigde zijn gewone verblijfplaats heeft, in dat geval is het recht van dat land van toepassing. |
|
2. De betrekking tussen de vertegenwoordigde en de derde welke voortvloeit uit het feit dat de vertegenwoordiger heeft gehandeld in de uitoefening van zijn bevoegdheden, met overschrijding van zijn bevoegdheden of zonder bevoegdheid, wordt beheerst door het recht van het land waar de vertegenwoordiger op het ogenblik dat hij heeft gehandeld zijn gewone verblijfplaats had. Het toepasselijke recht is evenwel dat van het land waar de vertegenwoordiger heeft gehandeld, indien ofwel de vertegenwoordigde namens wie de vertegenwoordiger heeft gehandeld ofwel de derde in dat land zijn gewone verblijfplaats heeft, of indien de vertegenwoordiger aldaar ter beurze heeft gehandeld of aan een veiling heeft deelgenomen. |
|
3. Ongeacht het bepaalde in lid 2 is, wanneer een schriftelijke aanwijzing door de vertegenwoordigde of de derde van het recht dat toepasselijk is op de onder dat lid vallende betrekking, uitdrukkelijk door de wederpartij is aanvaard, het aldus aangewezen recht op die kwesties van toepassing. |
|
4. Het overeenkomstig lid 2 aangewezen recht beheerst tevens de betrekking tussen de vertegenwoordiger en de derde die voortvloeit uit het feit dat de vertegenwoordiger heeft gehandeld in de uitoefening van zijn bevoegdheden, met overschrijding van zijn bevoegdheden, of zonder bevoegdheid. |
|
Amendement 48 Artikel 8 | |
Bepalingen van bijzonder dwingend recht |
Bepalingen van bijzonder dwingend recht |
1. Een bepaling van bijzonder dwingend recht is een dwingende bepaling aan de inachtneming waarvan een land zoveel belang hecht voor de handhaving van de politieke, sociale of economische organisatie, dat zij moet wordt toegepast op elk geval dat onder de werkingssfeer ervan valt, ongeacht welk recht overeenkomstig deze verordening van toepassing is op de overeenkomst. |
1. Bepalingen van bijzonder dwingend recht zijn bepalingen aan de inachtneming waarvan een land zoveel belang hecht voor de handhaving van zijn openbare belangen, zoals zijn politieke, sociale of economische organisatie, dat zij moeten wordt toegepast op elk geval dat onder de werkingssfeer ervan valt, ongeacht welk recht overeenkomstig deze verordening van toepassing is op de overeenkomst. |
2. De bepalingen van deze verordening doen geen afbreuk aan de toepassing van de bepalingen van bijzonder dwingend recht van de rechter bij wie de zaak aanhangig is. |
2. De bepalingen van deze verordening laten de toepassing van de bepalingen van bijzonder dwingend recht van het land van de rechter onverlet. |
3. Deze rechter kan ook gevolg toekennen aan de bepalingen van bijzonder dwingend recht van een ander land waarmee het geval nauw verbonden is. Bij de beslissing of aan deze bepalingen van bijzonder dwingend recht gevolg moet worden toegekend, houdt de rechter rekening met hun aard en voorwerp overeenkomstig de definitie in lid 1, alsmede met de gevolgen die de toepassing of niet-toepassing van deze bepalingen zou kunnen hebben voor het door de betrokken bepaling van bijzonder dwingend recht nagestreefde doel alsook voor de partijen. |
|
Motivering | |
Dit amendement is bedoeld ter verduidelijking van de betekenis van bepalingen van bijzonder dwingend recht (zie ook overweging 13 zoals gewijzigd). Het streeft ook naar betere wetgeving, aangezien het Rome I in overeenstemming brengt met Rome II. Dit zal ook de uiteindelijke overneming van Rome I en Rome II in een enkel instrument vergemakkelijken. | |
Amendement 49 Artikel 10 | |
|
-1. Een overeenkomst tussen personen die of personen wier vertegenwoordigers zich bij het sluiten van de overeenkomst in hetzelfde land bevinden, is naar de vorm geldig indien zij voldoet aan de vormvereisten van het recht dat ingevolge deze verordening de overeenkomst zelve beheerst, of van het recht van het land waar de overeenkomst wordt gesloten. |
1. Een overeenkomst is wat de vorm betreft geldig indien zij voldoet aan de vormvereisten van het recht dat ingevolge deze verordening op de overeenkomst zelve van toepassing is of van het recht van het land waar een van de partijen of haar vertegenwoordiger zich bevindt op het ogenblik van de sluiting van de overeenkomst of van het recht van het land waar een van de partijen op dat ogenblik haar gewone verblijfplaats heeft. |
1. Een overeenkomst tussen personen die of personen wier vertegenwoordigers zich bij het sluiten van de overeenkomst in verschillende landen bevinden, is naar de vorm geldig indien zij voldoet aan de vormvereisten van het recht dat ingevolge deze verordening de overeenkomst zelve beheerst, of van het recht van het land waar een van de partijen of haar vertegenwoordigers zich op het moment van de sluiting bevindt, of van het recht van het land waar een van de partijen op dat moment haar gewone verblijfplaats heeft. |
2. Een eenzijdige rechtshandeling die betrekking heeft op een reeds gesloten of nog te sluiten overeenkomst, is wat de vorm betreft geldig indien zij voldoet aan de vormvereisten van het recht dat de overeenkomst zelve ingevolge deze verordening beheerst of zou beheersen, of van het recht van het land waar die rechtshandeling is verricht, of van het recht van het land waar de persoon die ze heeft verricht op dat ogenblik zijn gewone verblijfplaats had. |
2. Een eenzijdige rechtshandeling die betrekking heeft op een reeds gesloten of nog te sluiten overeenkomst, is wat de vorm betreft geldig indien zij voldoet aan de vormvereisten van het recht dat de overeenkomst zelve ingevolge deze verordening beheerst of zou beheersen, of van het recht van het land waar die rechtshandeling is verricht, of van het recht van het land waar de persoon die ze heeft verricht op dat ogenblik zijn gewone verblijfplaats had. |
3. De leden 1 en 2 van dit artikel zijn niet van toepassing op overeenkomsten waarop artikel 5 van toepassing is. Deze overeenkomsten worden wat de vorm betreft beheerst door het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft. |
3. De leden -1, 1 en 2 van dit artikel zijn niet van toepassing op overeenkomsten waarop artikel 5 van toepassing is. Deze overeenkomsten worden wat de vorm betreft beheerst door het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft. |
4. Ongeacht de leden 1 tot en met 3 van dit artikel wordt de overeenkomst die een zakelijk recht op of een recht tot gebruik van een onroerend goed tot onderwerp heeft, beheerst door de dwingende vormvoorschriften van het recht van het land waar het onroerend goed is gelegen, voor zover het volgens dat recht gaat om bepalingen van bijzonder dwingend recht in de zin van artikel 8 van deze verordening. |
4. In afwijking van de leden -1 tot en met 3 wordt de overeenkomst die een zakelijk recht op, of de huur van, een onroerend goed tot voorwerp heeft, beheerst door de vormvoorschriften van het recht van het land waar het onroerend goed is gelegen, voor zover deze voorschriften gelden ongeacht het land waar de overeenkomst wordt gesloten en ongeacht het recht dat de overeenkomst beheerst, en van deze voorschriften niet bij overeenkomst kan worden afgeweken. |
Amendement 50 Artikel 13 | |
1. De verbintenissen tussen cedent en cessionaris of tussen subrogant en gesubrogeerde worden beheerst door het recht dat ingevolge deze verordening op de tussen hen bestaande overeenkomst van toepassing is. |
1. De betrekkingen tussen cedent en cessionaris of tussen subrogant en gesubrogeerde uit hoofde van een subrogatie van een vordering op een andere persoon ("de schuldenaar") worden beheerst door het recht dat ingevolge deze verordening op de tussen hen bestaande overeenkomst van toepassing is. |
2. Het recht dat de gecedeerde vordering beheerst, bepaalt of zij voor cessie vatbaar is, alsmede de betrekkingen tussen cessionaris of subrogant en schuldenaar, de voorwaarden waaronder de cessie of subrogatie aan de schuldenaar kan worden tegengeworpen en of de schuldenaar door betaling is bevrijd. |
2. Het recht dat de gecedeerde of gesubrogeerde vordering beheerst, bepaalt: de overdraagbaarheid van de vordering, inclusief de werkzaamheid,de overdraagbaarheid van de vordering, inclusief de werkzaamheid, jegens de cessionaris of subrogant, van de contractuele en juridische beperkingen die aan de cessie of subrogatie tussen de cessionaris of gesubrogeerde en de schuldenaar zijn gesteld; (b) de betrekkingen tussen de cessionaris of subrogant en de schuldenaar; (c) de voorwaarden waaronder de cessie of subrogatie aan de schuldenaar kan worden tegengeworpen; (d) de vraag of de schuldenaar door betaling is bevrijd; en (e) de vraag of de cessionaris of subrogant recht heeft op de vordering, inclusief de opbrengst daarvan, tegenover andere cessionarissen of subroganten met dezelfde vordering, schuldeisers van de cedent of subrogant en andere derde partijen. |
3. Het recht van het land waar de cedent of de subrogant op het ogenblik van de cessie of de overdracht zijn gewone verblijfplaats heeft, beheerst de tegenwerpbaarheid aan derden van de cessie of de subrogatie. |
|
Amendement 51 Artikel 14 | |
Wettelijke subrogatie |
Wettelijke subrogatie |
Wanneer een derde verplicht is een schuldeiser van een verbintenis uit overeenkomst te voldoen, wordt het verhaalrecht van deze derde jegens de schuldenaar van de verbintenis uit overeenkomst beheerst door het recht dat van toepassing is op de voldoeningsverplichting van deze derde. |
In het geval waarin een persoon ("de schuldeiser") op een andere persoon ("de schuldenaar") een contractuele vordering heeft waaraan een derde jegens de schuldeiser moet voldoen of reeds heeft voldaan, bepaalt het recht dat op de verplichting van de derde van toepassing is, of en in welke mate de derde jegens de schuldenaar de rechten kan uitoefenen die de schuldeiser overeenkomstig het recht dat hun betrekkingen beheerst jegens de schuldenaar had. |
Amendement 52 Artikel 15 | |
Hoofdelijke schuldenaars |
Hoofdelijke schuldenaars |
Wanneer een schuldeiser rechten heeft jegens meerdere schuldenaars die hoofdelijk aansprakelijk zijn, en wanneer een van deze schuldenaars de schuldeiser reeds heeft voldaan, wordt het recht van deze schuldenaar om zich tot de andere schuldenaars te wenden, beheerst door het recht dat van toepassing is op de verbintenis van deze schuldenaar jegens de schuldeiser. Wanneer het recht dat van toepassing is op de verplichting van een schuldenaar jegens de schuldeiser regels bevat om hem te beschermen tegen vorderingen terzake van aansprakelijkheid, kan hij zich jegens de andere schuldenaars ook op deze regels beroepen. |
Indien een schuldeiser een vordering heeft op verscheidene, voor dezelfde schuldvordering aansprakelijke schuldenaars, van wie er één de schuld reeds geheel of ten dele heeft voldaan, wordt het recht van verhaal van deze schuldenaar op de andere schuldenaars eveneens beheerst door het recht dat op de verbintenis van deze schuldenaar jegens de schuldeiser van toepassing is. De andere schuldenaars kunnen zich beroepen op het verweer dat zij tegen de schuldeiser zouden kunnen aanvoeren op grond van het recht dat hun verbintenissen jegens de schuldeiser beheerst. |
Amendement 53 Artikel 16 | |
Wettelijke schuldvergelijking |
Verrekening |
Wettelijke schuldvergelijking wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op de verbintenis waarvoor beroep wordt gedaan op schuldvergelijking. |
Indien het recht op schuldvergelijking niet op een overeenkomst tussen de partijen berust, wordt de schuldvergelijking beheerst door het recht dat toepasselijk is op de schuldvordering ten aanzien waarvan men zich op schuldvergelijking beroept. |
Amendement 54 Artikel 17, lid 1 | |
1. Het recht dat ingevolge deze verordening de overeenkomst beheerst, is van toepassing voor zover het ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst wettelijke vermoedens vestigt of regels inzake de verdeling van de bewijslast omvat. |
1. Het recht dat ingevolge deze verordening de verbintenis uit overeenkomst beheerst, is van toepassing voor zover het ter zake van verbintenissen uit overeenkomst wettelijke vermoedens vestigt of de bewijslast regelt. |
Amendement 55 Artikel 18 | |
Gelijkstelling met de gewone verblijfplaats |
De gewone verblijfplaats |
1. Voor de toepassing van deze verordening is de gewone verblijfplaats van vennootschappen, verenigingen of rechtspersonen de plaats van hun hoofdbestuur. |
1. In deze verordening wordt onder de gewone verblijfplaats van een vennootschap, vereniging of rechtspersoon verstaan, de plaats waar zich de hoofdvestiging bevindt. |
|
In deze verordening wordt onder de gewone verblijfplaats van een natuurlijk persoon bij de uitoefening van zijn beroep verstaan, de voornaamste plaats van bedrijvigheid. |
Wanneer de overeenkomst is gesloten in het kader van de uitoefening van de activiteit van een filiaal, agentschap of enige andere vestiging, of indien de prestatie volgens de overeenkomst door een dergelijke vestiging moet worden verricht, geldt deze vestiging als gewone verblijfplaats. |
1 bis. Indien de overeenkomst is gesloten in het kader van de uitoefening van de activiteit van een filiaal, agentschap of andere vestiging of indien de vestiging volgens de overeenkomst verantwoordelijk is voor de prestatie, wordt de plaats waar het filiaal, het agentschap of de vestiging zich bevindt, als de gewone verblijfplaats beschouwd. |
2. Wanneer de overeenkomst is gesloten in het kader van de uitoefening van de beroepsactiviteit van een natuurlijke persoon, geldt voor de toepassing van deze verordening de bedrijfsvestiging als gewone verblijfplaats. |
2. Het tijdstip van sluiting van de overeenkomst is bepalend voor de vaststelling van de gewone verblijfplaats. |
Amendement 56 Artikel 20 | |
Openbare orde |
Openbare orde van het land van de rechter |
De toepassing van een bepaling van het door deze verordening aangewezen recht kan slechts terzijde worden gesteld indien deze toepassing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van het land van de rechter. |
De toepassing van een bepaling van het door deze verordening aangewezen recht kan slechts terzijde worden gesteld indien deze toepassing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van het land van de rechter. |
Amendement 57 Artikel 21 | |
Indien een staat uit meer dan een territoriale eenheid bestaat en elke eenheid daarvan eigen rechtsregels voor verbintenissen uit overeenkomst bezit, wordt voor de bepaling van het overeenkomstig deze verordening toe te passen recht elke territoriale eenheid als een land beschouwd. |
1. Indien een staat uit meer dan een territoriale eenheid bestaat en elke eenheid daarvan eigen rechtsregels voor verbintenissen uit overeenkomst bezit, wordt voor de bepaling van het overeenkomstig deze verordening toe te passen recht elke territoriale eenheid als een land beschouwd. 2. Een lidstaat die verschillende territoriale eenheden met eigen rechtsregels inzake verbintenissen uit overeenkomst telt, is niet verplicht deze verordening toe te passen op conflicten die zich uitsluitend voordoen tussen de wetgevingen van deze territoriale eenheden. |
Amendement 58 Artikel 22 | |
Deze verordening laat de toepassing of vaststelling onverlet van besluiten van de instellingen van de Europese Gemeenschappen die
|
Deze verordening laat onverlet de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht inzake het op bepaalde gebieden toepasselijke collisierecht, op verbintenissen uit overeenkomst. |
(a) voor bijzondere gebieden regels van internationaal privaatrecht met betrekking tot verbintenissen uit overeenkomst bevatten; bijlage 1 bevat een lijst van dergelijke thans geldende besluiten; of (b) de verbintenissen uit overeenkomst beheersen en die overeenkomstig de wil van de partijen van toepassing zijn in gevallen waarin uit het recht van verschillende landen moet worden gekozen; of (c) regels vaststellen ter bevordering van de goede werking van de interne markt, voor zover deze regels niet in combinatie met het door de regels van internationaal privaatrecht aangewezen recht kunnen worden toegepast. |
|
Motivering | |
Deze bepaling is aangepast aan de overeenkomstige bepalingen van Rome II. | |
Amendement 59 Artikel 22 bis (nieuw) | |
|
Artikel 22bis |
|
1. Deze verordening vervangt het Verdrag van Rome in de lidstaten, uitgezonderd ten aanzien van de grondgebieden van de lidstaten die onder de territoriale werkingssfeer van dat verdrag vallen en waarop de verordening niet van toepassing is overeenkomstig artikel 299 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. 2. Voor zover deze verordening in de plaats komt van het Verdrag van Rome vervangt, geldt elke verwijzing naar dat verdrag als een verwijzing naar deze verordening. |
Amendement 60 Artikel 23 | |
1. De lidstaten bezorgen de Commissie uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening een lijst van multilaterale verdragen waarbij zij partij zijn en die voor bijzondere gebieden regels van internationaal privaatrecht met betrekking tot verbintenissen uit overeenkomst bevatten. De Commissie maakt deze lijst binnen zes maanden na ontvangst ervan bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. De lidstaten stellen de Commissie vervolgens in kennis van elke latere opzegging van deze verdragen, die de Commissie binnen zes maanden na ontvangst ervan bekendmaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
1. Deze verordening laat onverlet de toepassing van internationale overeenkomsten waarbij een of meer lidstaten op het tijdstip van de vaststelling van de verordening partij zijn en die regels bevatten inzake het op verbintenissen uit overeenkomst toepasselijke recht. |
2. Deze verordening laat de toepassing van de in lid 1 bedoelde verdragen onverlet. Wanneer echter alle relevante elementen van het geval ten tijde van de sluiting van de overeenkomst met een of meer lidstaten verbonden zijn, heeft deze verordening voorrang boven de volgende verdragen: - Verdrag van Den Haag van 15 juni 1955 nopens de op internationale koop van roerende lichamelijke zaken toepasselijke wet; - Verdrag van Den Haag van 14 maart 1978 betreffende het toepasselijke recht op vertegenwoordiging. |
2. Deze verordening heeft echter tussen de lidstaten voorrang op uitsluitend tussen lidstaten gesloten overeenkomsten, voor zover deze betrekking hebben op aangelegenheden waarop deze verordening van toepassing is. |
3. Deze verordening heeft ook voorrang boven tussen lidstaten gesloten bilaterale internationale verdragen die zijn opgenomen in bijlage 2, voor zover zij betrekking hebben op onder deze verordening vallende gebieden. |
|
Amendement 61 Artikel 23 bis (nieuw) | |
|
Artikel 23bis Lijst van overeenkomsten |
|
1. De lijst van de in artikel 23, lid 1, bedoelde overeenkomsten wordt door de lidstaten uiterlijk op … * aan de Commissie bezorgd. De lidstaten delen aan de Commissie elke na die datum gedane opzegging van een overeenkomst mee. |
|
2. Binnen zes maanden na ontvangst ervan maakt de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend: (i) de in lid 1 bedoelde lijst van overeenkomsten; (i) de in lid 1 bedoelde lijst van overeenkomsten; |
|
____ *12 maanden na de aanneming van deze verordening. |
Amendement 62 Artikel 23 ter (nieuw) | |
|
Artikel 23ter Herzieningsclausule |
|
1. "Uiterlijk … * brengt de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité verslag uit over de toepassing van deze verordening. Het verslag gaat indien nodig vergezeld van voorstellen tot aanpassing van deze verordening. Het verslag wordt uiterlijk ...** voorafgegaan door: (i) een studie over de gevolgen van artikel 5 van deze verordening voor: a) de gevolgen voor consumententransacties die via elektronische weg zijn aangegaan; b) de gevolgen van de toepassing van meer dan een wetgeving op dezelfde transactie en c) conformiteit met artikel 15 van Verordening nr. 44/2001; (ii) een studie over de bevordering van alternatieve geschillenbeslechting op het gebied van de elektronische handel en hoe e.e.a. kan worden bevorderd door wetgevende en andere midden; in deze studie wordt eveneens nagegaan in hoeverre online systemen voor alternatieve geschillenbeslechting kunnen worden gebruikt in combinatie met waarmerken teneinde het vertrouwen van de consument op het gebied van de elektronische handel te vergroten en de noodzaak van rechtszaken weg te nemen; (ii) door de Commissie, in het kader van het project verbintenissenrecht passend geachte voorstellen tot invoering van standaardbepalingen en -voorwaarden met name voor gebruik bij grensoverschrijdende elektronische transacties tussen bedrijven en consumenten; (iv)een overzicht van de bepalingen inzake het toepasbare recht in de communautaire verzekeringswetgeving. |
|
_____ * Twee jaar na de datum van toepassing van de verordening. ** Een jaar na de datum van inwerkingtreding van de verordening. |
Amendement 63 Artikel 23 quater (nieuw) | |
|
Artikel 23quater Toepassing in de tijd Deze verordening is van toepassing op overeenkomsten die na de datum van toepassing ervan zijn gesloten. |
Motivering | |
In tegenstelling tot hetgeen bij onrechtmatige daad en delicten het geval is, worden overeenkomsten doelbewust en vrijwillig gesloten. Voor partijen is het van fundamenteel belang te weten dat de in deze verordening vervatte bepalingen inzake toepasselijk recht alleen van toepassing zijn op overeenkomsten die gesloten zijn na de datum van toepassing. Daarom wordt het Verdrag van Rome toegepast op procedures die worden aangespannen na de datum van toepassing met betrekking tot overeenkomsten die voor die datum zijn gesloten. | |
Amendement 64 Artikel 24 | |
Inwerkingtreding en toepassing in de tijd |
Datum van inwerkingtreding en toepassing |
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
Deze verordening wordt van toepassing [1 jaar na de inwerkingtreding ervan]. |
Deze verordening wordt van toepassing [18 maanden na de inwerkingtreding ervan]met uitzondering van artikel 24 dat [12 maanden na datum van goedkeuring] van toepassing wordt. |
Deze verordening geldt voor verbintenissen uit overeenkomst die zijn ontstaan nadat zij van toepassing is geworden. Deze verordening geldt evenwel ook voor verbintenissen uit overeenkomst die zijn ontstaan voordat zij van toepassing is geworden, wanneer de regels ervan leiden tot de toepassing van het recht dat ook overeenkomstig het verdrag van Rome van 1980 van toepassing zou zijn. |
|
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. |
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. |
TOELICHTING
Met het voorstel voor een verordening (Rome I) moet het Verdrag van Rome uit 1980 worden omgezet in een communautair instrument en moet het waar nodig worden herzien.
Hoewel de behoefte om een verordening vast te stellen in enkele onderdelen ter discussie is gesteld, is uw rapporteur van mening dat dit om de volgende redenen de moeite waard is: a) een verordening kan sneller worden aangepast dan een verdrag en, als deel van het acquis communautair, kan deze makkelijker worden uitgebreid tot nieuwe lidstaten; b) de mogelijkheid om te verwijzen naar prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie wordt gewaarborgd (zie de vertraging in België om de protocollen bij het Verdrag van Rome ten uitvoer te leggen en de interpretatie door het Hof van Justitie); c) met een verordening kan een enkel instrument worden ingezet dat rechtstreeks bindend is voor nationale gerechten, terwijl de ratificatie van een internationaal verdrag in vele landen vereist dat een nationale wet wordt goedgekeurd om het verdrag bindend te maken in de nationale wetgeving. De enige achteruitgang is dat de verordening niet van toepassing is in Denemarken. Te hopen is dat het Verenigd Koninkrijk zijn aanvankelijke tegenzin zal overwinnen en uiteindelijk de verordening, ook zal goedkeuren.
In dit verband stelt uw rapporteur vast dat vele van de bepalingen in de voorgestelde verordening nieuw zijn vergeleken met het Verdrag van Rome.
Hierover is grondig van gedachten gewisseld in de commissie en passende amendementen op de Commissietekst zijn ingediend.
De amendementen in dit verslag zijn bedoeld als een verbetering van de tekst zoals deze wordt voorgesteld door de Commissie, in het licht van de diverse suggesties die aan de rapporteur zijn voorgelegd en met het oog om deze consistenter te maken met het Rome II-project.
Tot slot stelt de rapporteur vast dat er een groot aantal discrepanties tussen de taalversies van het Commissievoorstel bestaan. Zij vertrouwt erop dat deze door de jurist-linguïsten van het Parlement en de Raad in de loop van de procedure zullen worden gecorrigeerd.
PROCEDURE
Titel |
Wet inzake contractuele verplichtingen (Rome I) |
|||||||
Document- en procedurenummers |
COM(2005)0650 - C6-0441/2005 - 2005/0261(COD) |
|||||||
Datum indiening bij EP |
15.12.2005 |
|||||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
JURI 16.2.2006 |
|||||||
Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmaking |
EMPL 27.4.2006 |
LIBE 16.2.2006 |
|
|
||||
Geen advies Datum besluit |
LIBE 22.2.2006 |
|
|
|
||||
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Cristian Dumitrescu 23.2.2006 |
|
|
|||||
Vervangen rapporteur(s) |
Maria Berger |
|
|
|||||
Behandeling in de commissie |
21.6.2006 |
11.9.2006 |
20.11.2006 |
20.12.2006 |
||||
|
26.2.2007 |
19.3.2007 |
2.5.2007 |
11.6.2007 |
||||
|
10.9.2007 |
|
|
|
||||
Datum goedkeuring |
20.11.2007 |
|
|
|
||||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
25 0 0 |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Carlo Casini, Marek Aleksander Czarnecki, Bert Doorn, Cristian Dumitrescu, Monica Frassoni, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Neena Gill, Othmar Karas, Piia-Noora Kauppi, Klaus-Heiner Lehne, Katalin Lévai, Antonio López-Istúriz White, Hans-Peter Mayer, Manuel Medina Ortega, Aloyzas Sakalas, Diana Wallis, Tadeusz Zwiefka |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Mogens N.J. Camre, Charlotte Cederschiöld, Luis de Grandes Pascual, Vicente Miguel Garcés Ramón, Kurt Lechner, Eva Lichtenberger, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Gabriele Stauner |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Toine Manders, Tomáš Zatloukal |
|||||||
Datum indiening |
21.11.2007 |
|||||||
ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (14.9.2006)
aan de Commissie juridische zaken
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I)
(COM(2005)0650 – C6‑0441/2005 – 2005/0261(COD))
Rapporteur voor advies: Jan Andersson
BEKNOPTE MOTIVERING
Het is niet de bedoeling om met het Commissievoorstel een nieuw pakket wettelijke voorschriften in te voeren, maar om een bestaand verdrag, Rome I van 1980 (het Verdrag), om te zetten in een communautair instrument. Toch heeft de Commissie ook geprobeerd bepaalde voorzieningen van het Verdrag te moderniseren, met name de bepalingen over arbeidsovereenkomsten.
Voordat het voorstel werd ingediend zijn de lidstaten en het maatschappelijk middenveld geraadpleegd, met name door middel van een Groenboek en een openbare hoorzitting[1]. Op het Groenboek zijn ongeveer 80 reacties gekomen van regeringen, universiteiten, vakmensen, enz.[2]. De Europese Gemeenschap heeft de rechtsbevoegdheid om communautaire instrumenten betreffende collisieregels (of internationaal privaatrecht) krachtens artikel 61, letter c) van het EG-Verdrag vast te stellen.
Het voorstel is op 15 december 2005 door de Commissie gepresenteerd. De Commissie juridische zaken is als commissie ten principale aangewezen.
De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken heeft besloten een ontwerpadvies over het voorstel aan de verantwoordelijke commissie uit te brengen, als gevolg van het nauwe verband tussen richtlijn 96/71/EG, betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten, en het onderhavige voorstel. Het voorstel behelst ook belangrijke veranderingen van de voorschriften die van toepassing zijn op een arbeidsovereenkomst.
In dit ontwerpadvies worden tegenstrijdigheden en juridische technische elementen die ter verbetering van de verordening kunnen worden opgehelderd, aangesneden. Het belangrijkste doel is dat er een grotere rechtszekerheid ontstaat voor de wet die van toepassing is op arbeidscontracten.
AMENDEMENTEN
De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie juridische zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Door de Commissie voorgestelde tekst | Amendementen van het Parlement |
Amendement 1 Overweging 11 | |
(11) Wat individuele arbeidsovereenkomsten betreft, moet de collisieregel het mogelijk maken om achter de uiterlijke schijn vast te stellen waar het zwaartepunt van de arbeidsrelatie ligt. Deze regel doet geen afbreuk aan de toepassing van de bepalingen van bijzonder dwingend recht van het land van terbeschikkingstelling overeenkomstig Richtlijn 96/71/EG van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten. |
(11) Wat individuele arbeidsovereenkomsten betreft, moet de collisieregel het mogelijk maken om achter de uiterlijke schijn vast te stellen waar het zwaartepunt van de arbeidsrelatie ligt. Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van de bepalingen van bijzonder dwingend recht van het land van terbeschikkingstelling overeenkomstig Richtlijn 96/71/EG van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten. |
Motivering | |
Het verband met richtlijn 96/71/EG en de verwijzing in de richtlijn in de verordening moet duidelijk zijn. De in de eerste zin neergelegde regel is niet het enige element waarvoor de verordening geen afbreuk mag doen aan de terbeschikkingstellingsrichtlijn. De wijziging "does not prejudge" in "without prejudice to" betreft niet de Nederlandse versie. Het amendement zorgt voor meer helderheid en consistentie met richtlijn 96/71/EG. | |
Amendement 2 Overweging 11 (nieuw) | |
|
(11) In Richtlijn 96/71/EG worden minimumregels vastgelegd voor de bescherming van werknemers die ter beschikking zijn gesteld op het grondgebied van een andere lidstaat dan die waar zij gewoonlijk werkzaam zijn. Dit belet lidstaten niet om andere, in collectieve arbeidsovereenkomsten vastgestelde arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden voor te schrijven, noch om andere arbeidsvoorwaarden voor te schrijven indien het gaat om bepalingen van openbare orde. |
Motivering | |
In deze nieuwe overweging wordt het specifieke karakter van de regels die zijn vastgelegd in Richtlijn 96/71/EG verhelderd, waarin bepaald wordt dat lidstaten op nationaal niveau strengere maatregelen mogen treffen bijvoorbeeld indien het gaat om bepalingen van openbare orde. | |
Amendement 3 Artikel 6, lid 1 | |
1. Ongeacht het bepaalde in artikel 3 kan de rechtskeuze van partijen in een individuele arbeidsovereenkomst er niet toe leiden dat de werknemer de bescherming verliest welke hij geniet op grond van de dwingende bepalingen van het recht dat ingevolge het onderhavige artikel bij gebreke van een rechtskeuze op hem van toepassing zou zijn. |
Niet van toepassing op de Nederlandse tekst |
Amendement 4 Artikel 6, lid 2 | |
2. Bij gebreke van een rechtskeuze overeenkomstig artikel 3 wordt de individuele arbeidsovereenkomst beheerst door: |
2. Bij gebreke van een rechtskeuze overeenkomstig artikel 3 wordt de individuele arbeidsovereenkomst, onverminderd het bepaalde van artikel 4, beheerst door: |
Motivering | |
De formulering "onverminderd het bepaalde van artikel 4" die in het Verdrag staat, is door de Commissie geschrapt. Deze tekst wordt opnieuw ingevoerd met het oog op de duidelijkheid en de consistentie. | |
Amendement 5 Artikel 6, lid 2, letter (a) | |
(a) het recht van het land waar of van waaruit de werknemer ter uitvoering van de overeenkomst gewoonlijk zijn arbeid verricht. De plaats waar of van waaruit de arbeid gewoonlijk wordt verricht, wordt niet geacht te zijn gewijzigd wanneer de werknemer zijn arbeid tijdelijk in een ander land verricht. Het verrichten van arbeid in een ander land wordt als tijdelijk aangemerkt wanneer de werknemer na de voltooiing van zijn taak in het buitenland opnieuw arbeid in het land van herkomst moet verrichten. Het feit dat een nieuwe arbeidsovereenkomst wordt gesloten met de oorspronkelijke werkgever of met een werkgever die tot hetzelfde concern behoort als de oorspronkelijke werkgever, sluit niet uit dat de werknemer zijn arbeid tijdelijk in een ander land verricht; |
(a) het recht van het land waar de werknemer ter uitvoering van de overeenkomst gewoonlijk zijn arbeid verricht. De plaats waar of van waaruit de arbeid gewoonlijk wordt verricht, wordt niet geacht te zijn gewijzigd wanneer de werknemer zijn arbeid tijdelijk in een ander land verricht. De arbeids- en loonvoorwaarden worden echter beheerst door het recht van het land waar hij zijn arbeid tijdelijk verricht. Het verrichten van arbeid in een ander land wordt als tijdelijk aangemerkt wanneer de werknemer na de voltooiing van zijn specifieke taak in het buitenland opnieuw arbeid in het land van herkomst moet verrichten. |
Motivering | |
De tekst "het verrichten van arbeid in een ander land wordt als tijdelijk aangemerkt wanneer de werknemer na de voltooiing van zijn taak in het buitenland opnieuw arbeid in het land van herkomst moet verrichten" staat niet in het Verdrag. Er is dan een zeker risico dat"taak" ruimer wordt geïnterpreteerd. Wat gebeurt er als de taak van de werknemer er bijvoorbeeld uit bestaat de in lidstaat X gevestigde werkgever voor zijn activiteiten te vertegenwoordigen in lidstaat Y? Wanneer is zo'n taak "voltooid"? Dat kan best een erg lange periode beslaan. De inlassing van "specifieke" wijst erop dat de tijdelijke activiteit in een ander land beperkt moet worden opgevat. | |
De tekst kwam in het Verdrag niet voor. Bij een conflict tussen een lokale werkgever en de werknemer dient de enige relevante arbeidsplaats in het uitzendende land te liggen. Toepassing van een andere wet is mogelijk, maar uitsluitend via de ontsnappingsclausule van sectie 3. Door deze toevoeging wordt de betekenis van de arbeidsplaats als reguliere verbindende factor uitgebreid en daardoor vager. Bovendien kan deze regeling er ook toe leiden dat arbeidscontracten uitsluitend als dekmantel voor het echte contract worden afgesloten. Daarom dient dit voorschrift te worden geschrapt. | |
De woorden "van waaruit" zijn erg ambigu. Het amendement beoogt voorkoming van regelmatige terbeschikkingstelling vanuit een lidstaat waar het arbeidsrecht minder ontwikkeld is dan in het land van terbeschikkingstelling. | |
Amendement 6 Artikel 6, lid 2, letter a bis) (nieuw) | |
|
(a bis) indien de werknemer zijn taak gewoonlijk in geen van deze landen verricht, het recht van het land van waaruit de werknemer ter uitvoering van de overeenkomst gewoonlijk zijn arbeid verricht. |
Amendement 7 Artikel 6, lid 2, alinea 2 (nieuw) | |
|
tenzij uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de arbeidsovereenkomst nauwer is verbonden met een ander land, in dat geval is het recht van dit ander land van toepassing. |
Amendement 8 Artikel 6, lid 3 | |
3. Het overeenkomstig lid 2 aangewezen recht kan terzijde worden gesteld wanneer uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de arbeidsovereenkomst nauwer is verbonden met een ander land; in dat geval is het recht van dit ander land van toepassing. |
schrappen |
Motivering | |
Deze flexibiliteitsclausule moet gereserveerd worden voor uitzonderingsgevallen, met name voor werknemers die werkzaam zijn in vliegtuigen, op schepen en boorplatforms. Daarom moet deze clausule worden ondergebracht in het voorgaande lid dat specifiek betrekking heeft op deze kwestie. | |
Amendement 9 Artikel 8, lid 1 | |
1. Een bepaling van bijzonder dwingend recht is een dwingende bepaling aan de inachtneming waarvan een land zoveel belang hecht voor de handhaving van de politieke, sociale of economische organisatie, dat zij moet wordt toegepast op elk geval dat onder de werkingssfeer ervan valt, ongeacht welk recht overeenkomstig deze verordening van toepassing is op de overeenkomst. |
1. In de zin van dit artikel is een bepaling van bijzonder dwingend recht een dwingende bepaling waarvan een land de inachtneming dermate noodzakelijk vindt voor de bescherming van de werknemers of voor de handhaving van de politieke, sociale of economische organisatie, dat zij moet wordt toegepast op elk geval dat onder de werkingssfeer ervan valt, ongeacht welk recht overeenkomstig deze verordening van toepassing is op de overeenkomst. |
Motivering | |
De tekst "in de zin van dit artikel" is toegevoegd voor de duidelijkheid en de consistentie. Bepalingen van bijzonder dwingend recht komen in verschillende artikelen van de verordening voor, maar ook met een andere betekenis. Daarom moet worden vastgesteld dat de definitie van bepalingen van bijzonder dwingend recht in artikel 8 alleen bedoeld is voor dat specifieke artikel betreffende een arbeidsovereenkomst. | |
De formulering "aan de inachtneming waarvan een land zoveel belang hecht" wordt vervangen door "die een land noodzakelijk vindt". De richtlijn inzake de beschikbaarstelling van werknemers is gebaseerd op de mogelijkheid voor het gastland af te wijken van de wet van de lidstaat van oorsprong bij een uitzending. Een beperkte definitie van hetgeen kan worden beschouwd als een "kern" bepaling in de arbeidswet van het gastland, die in geval van terbeschikkingstelling kan worden toegepast, zou de lijst van artikel 3, lid 1 van de terbeschikkingstellingsrichtlijn kunnen ondermijnen of kunnen voorkomen dat deze wordt uitgebreid naar andere gebieden van arbeidsbescherming. De definitie van bepalingen van bijzonder dwingend recht brengt voorts het risico met zich mee dat de toepassing door lidstaten van arbeidsvoorwaarden op andere gebieden dan waarnaar wordt verwezen in artikel 3, lid 1 in het geval van "bepalingen van openbare orde", wordt ondermijnd. | |
Het begrip 'bepalingen van bijzonder dwingend recht' kan niet op restrictieve wijze worden gedefinieerd/geïnterpreteerd; het moet ten minste betrekking hebben op bepalingen die van cruciaal belang zijn voor de bescherming van werknemers. |
PROCEDURE
Titel |
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) |
||||||
Document- en procedurenummers |
COM(2005)0650 – C6 0441/2005 – 2005/0261(COD) |
||||||
Commissie ten principale |
JURI |
||||||
Advies uitgebracht door |
EMPL |
||||||
Nauwere samenwerking – datum bekendmaking |
|
||||||
Rapporteur voor advies |
Jan Andersson |
||||||
Vervangen rapporteur voor advies |
|
||||||
Behandeling in de commissie |
22.6.2006 |
12.9.2006 |
|
|
|
||
Datum goedkeuring |
13.9.2006 |
||||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
26 |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Jan Andersson, Jean-Luc Bennahmias, Iles Braghetto, Philip Bushill-Matthews, Milan Cabrnoch, Alejandro Cercas, Ole Christensen, Bairbre de Brún, Derek Roland Clark, Harald Ettl, Richard Falbr, Carlo Fatuzzo, Ilda Figueiredo, Joel Hasse Ferreira, Roger Helmer, Karin Jöns, Jan Jerzy Kułakowski, Sepp Kusstatscher, Jean Lambert, Raymond Langendries, Bernard Lehideux, Elizabeth Lynne, Thomas Mann, Mario Mantovani, Jan Tadeusz Masiel, Maria Matsouka, Ria Oomen-Ruijten, Pier Antonio Panzeri, Jacek Protasiewicz, José Albino Silva Peneda, Jean Spautz, Anne Van Lancker, Gabriele Zimmer |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Françoise Castex, Richard Howitt, Jamila Madeira, Dimitrios Papadimoulis, Leopold Józef Rutowicz, Gabriele Stauner, Patrizia Toia |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
|
||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
... |
||||||
- [1] COM(2002)0654, Groenboek over de omzetting van het Verdrag van Rome van 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst in een communautair instrument, alsmede de modernisering ervan.
- [2] Alle bijdragen zijn gepubliceerd op de webpagina van DG Justitie en binnenlandse zaken;
http://europa.eu.int/comm/justice_home/news/consulting_public/rome_i/news_summary_rome1_en.htm
PROCEDURE
Titel |
Het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) |
|||||||
Document- en procedurenummers |
COM(2005)0650 - C6-0441/2005 - 2005/0261(COD) |
|||||||
Datum indiening bij EP |
15.12.2005 |
|||||||
Commissie ten principale |
JURI 16.2.2006 |
|||||||
Medeadviserende commissie(s) |
EMPL 27.4.2006 |
LIBE 16.2.2006 |
|
|
|
|||
Geen advies |
LIBE 22.2.2006 |
|
|
|
|
|||
Nauwere samenwerking |
|
|
|
|
|
|||
Rapporteur(s) |
Cristian Dumitrescu 23.2.2006 |
|
||||||
Vervangen rapporteur(s) |
Maria Berger |
|
||||||
Betwisting rechtsgrondslag |
|
/ |
|
|
|
|||
Wijziging financiële voorzieningen |
|
/ |
|
|
|
|||
Raadpleging Europees Economisch en Sociaal Comité – datum EP-besluit |
|
|||||||
Raadpleging Comité van de regio's – datum EP-besluit |
|
|||||||
Behandeling in de commissie |
21.6.2006 |
11.9.2006 |
20.11.2006 |
20.12.2006 |
|
|||
26.2.2007 |
19.3.2007 |
2.5.2007 |
11.6.2007 |
|
||||
10.9.2007 |
|
|
|
|
||||
Datum goedkeuring |
20.11.2007 |
|||||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
25 0 0 |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Carlo Casini, Marek Aleksander Czarnecki, Bert Doorn, Cristian Dumitrescu, Monica Frassoni, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Neena Gill, Othmar Karas, Piia-Noora Kauppi, Klaus-Heiner Lehne, Katalin Lévai, Antonio López-Istúriz White, Hans-Peter Mayer, Manuel Medina Ortega, Aloyzas Sakalas, Diana Wallis, Tadeusz Zwiefka |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Mogens N.J. Camre, Charlotte Cederschiöld, Luis de Grandes Pascual, Vicente Miguel Garcés Ramón, Kurt Lechner, Eva Lichtenberger, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Gabriele Stauner |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Toine Manders, Tomáš Zatloukal |
|||||||
Datum indiening |
|
|||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
... |
|||||||