VERSLAG over een regionale beleidsaanpak voor het Zwarte-Zeegebied
20.12.2007 - (2007/2101(INI))
Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: Roberta Alma Anastase
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over een regionale beleidsaanpak voor het Zwarte-Zeegebied
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement “Synergie voor het Zwarte-Zeegebied – Een nieuw regionaal samenwerkingsinitiatief” (COM(2007)0160),
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad “Regionale samenwerking in het gebied van de Zwarte Zee: stand van zaken, vooruitzichten voor EU-maatregelen ter bevordering van de verdere ontwikkeling van die samenwerking” (COM(1997)0597),
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 4 december 2006 betreffende de versterking van het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB) (COM(2006)0726),
– gezien de ENB-actieplannen die zijn aangenomen met Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, de Republiek Moldavië en Oekraïne, alsmede de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomsten (PSO’s) die zijn ondertekend met deze staten en die in 2008 of 2009 zullen verlopen,
– gezien de PSO die een partnerschap tot stand brengt tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds, die van kracht is geworden op 1 december 1997 en verloopt in 2007,
– gelet op Besluit 2006/35/EG van de Raad van 23 januari 2006 betreffende de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die worden opgenomen in het toetredingspartnerschap met Turkije[1] (“het toetredingspartnerschap”),
– onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de Republiek Moldavië, de Russische Federatie, Turkije, Oekraïne en de zuidelijke Kaukasus,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 november 2007 over de versterking van het Europees Nabuurschapsbeleid[2],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 december 2007 over schipbreuken in de Straat van Kertsj en de Zwarte Zee en de daarop volgende olieverontreiniging[3],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van ............ 2008 over een efficiënter EU-beleid voor de zuidelijke Kaukasus: beloftes nakomen[4],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 september 2007 “Naar een gemeenschappelijk Europees extern energiebeleid”[5],
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en de adviezen van de Commissie internationale handel, de Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie vervoer en toerisme en de Commissie regionale ontwikkeling (A6-0510/2007),
A. overwegende dat het Zwarte-Zeegebied de plaats is waar Europa, Centraal-Azië en het Midden-Oosten samenkomen en wordt gekenmerkt door nauwe historische en culturele banden en grote mogelijkheden, maar ook door enorme diversiteit; overwegende dat de regio de EU-lidstaten Bulgarije, Griekenland en Roemenië, de kandidaat-lidstaat Turkije en de ENB-partners Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, de Republiek Moldavië en Oekraïne omvat, alsmede de Russische federatie, waarmee de EU een strategisch partnerschap heeft gesloten dat is gebaseerd op vier gemeenschappelijke ruimten,
B. overwegende dat de Zwarte Zee met de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de EU tot op zekere hoogte de binnenzee van de EU is geworden en derhalve een nieuwe dimensie van strategisch belang heeft gekregen voor de EU, wat heeft geleid tot een toename van het aantal gedeelde uitdagingen en doelstellingen, alsmede tot hernieuwde mogelijkheden voor versterking van de samenwerking tussen de EU en de landen in de regio, met het oog op het creëren van een werkelijke ruimte van veiligheid, stabiliteit, democratie en welvaart,
C. overwegende dat de mogelijkheden voor samenwerking aan de ontwikkeling en het beheer van synergieën in het Zwarte-Zeegebied moeten worden vastgesteld tegen de achtergrond van een groot aantal bestaande beleidsmaatregelen, structuren en benaderingen ten aanzien van de regio,
D. overwegende dat de Commissie in 1997 in haar mededeling over regionale samenwerking in het gebied van de Zwarte Zee een eerste strategie met betrekking tot het Zwarte-Zeegebied heeft voorgesteld,
E. overwegende dat de specifieke aspecten van het beleid van de EU ten aanzien van de zuidelijke Kaukasus worden behandeld in een afzonderlijk verslag dat wordt opgesteld door de Commissie buitenlandse zaken van het Parlement,
1. verwelkomt de mededeling van de Commissie “Synergie voor het Zwarte-Zeegebied – Een nieuw regionaal samenwerkingsinitiatief” en het streven naar een betere samenwerking met en binnen het Zwarte-Zeegebied door de bestaande bilaterale beleidsmaatregelen aan te vullen met een nieuwe regionale aanpak; merkt in het bijzonder op dat kwesties op het gebied van energiezekerheid, de toetredingsonderhandelingen met Turkije alsmede de naderende vervaldatum van de PSO’s en de onderhandelingen over de toekomst daarvan regionale samenwerking in het Zwarte-Zeegebied tot één van de belangrijkste prioriteiten van de Unie maken op het vlak van het buitenlands beleid;
2. is van mening dat het voor de aanneming van een coherente, effectieve en resultaatgerichte regionale beleidsaanpak nodig is dat de mededeling wordt gevolgd door verdere samenhangende Europese maatregelen om een werkelijke regionale dimensie te stimuleren die speciaal is afgestemd op dit gebied; maakt zich voorts zorgen om het feit dat de resultaten van de regionale strategie voor het Zwarte-Zeegebied die sinds 1997 wordt gehanteerd niet voldoende zijn geëvalueerd; verzoekt de Commissie een grondige beoordeling van de eerdere en huidige activiteiten op te stellen en de resultaten daarvan voor te stellen aan het Europees Parlement; is verheugd over het voornemen van de Commissie om in 2008 een eerste evaluatie van de synergie voor het Zwarte-Zeegebied voor te leggen en verzoekt haar concrete voorstellen ter bevordering van de regionale samenwerking en van een werkelijk partnerschap in het Zwarte-Zeegebied te doen, op basis van de resultaten van haar evaluatie en rekening houdend met de in deze en andere toepasselijke resoluties van het Europees Parlement gedane aanbevelingen; spoort de Commissie aan om bij voorstellen voor een toekomstige herziening of uitbreiding van haar strategie voor het Zwarte-Zeegebied gebruik te maken van de met de Noordelijke dimensie opgedane ervaringen;
3. benadrukt dat de regionale beleidsaanpak voor het Zwarte-Zeegebied noch mag worden gebruikt om een alternatief te bieden voor lidmaatschap van de EU, noch voor het vastleggen van de grenzen van de EU; is evenwel van oordeel dat de in deze beleidsaanpak gespecificeerde doelstellingen een integraal en coherent onderdeel dienen te vormen van het bredere externe beleid van de EU ten aanzien van de buurlanden en de bij de regionale strategie voor het Zwarte-Zeegebied betrokken landen;
4. is van mening dat de EU, de ENB-landen, kandidaat-lidstaat Turkije en Rusland als gelijke partners dienen te worden betrokken bij de regionale samenwerking in het Zwarte-Zeegebied; meent dat het volledige potentieel van het engagement van Europa in de regio alleen kan worden ontplooid wanneer onder de landen van het Zwarte-Zeegebied geleidelijk aan een bewustzijn wordt gecreëerd voor de gedeelde verantwoordelijkheid ten aanzien van de gemeenschappelijke uitdagingen van de regio, met inbegrip van veiligheidskwesties; verzoekt de Raad en de Commissie alle landen van het Zwarte-Zeegebied actief bij het beleid te betrekken;
5. is van mening dat de nieuwe regionale aanpak gericht moet zijn op een aantal prioriteitsgebieden waarvoor de Commissie een gedetailleerd actieplan moet opstellen waarin concrete doelstellingen, criteria en opvolgmaatregelen zijn vastgelegd en een basis wordt gelegd voor de versterking van het engagement van de EU in de regio, alsmede voor de intraregionale samenwerking; onderstreept dat de EU zich op een beperkt aantal prioritaire doelstellingen moet concentreren en versnippering van haar inspanningen en dubbel werk moet vermijden;
6. hecht zijn goedkeuring aan de verdubbeling van de financiële middelen die uit hoofde van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument beschikbaar worden gesteld voor de financiering van grensoverschrijdende projecten; dringt erop aan de beginselen die gelden voor de structuurfondsen - met name partnerschap, duurzaamheid, efficiëntie, niet-discriminatie en decentralisatie - ook toe te passen bij de besteding van deze financiële middelen; verzoekt de Commissie het Parlement door middel van beknopte halfjaarlijkse rapporten op de hoogte te houden omtrent de besteding van deze middelen en de vooruitgang die daarbij wordt geboekt;
7. dringt aan op een verstandig gebruik van de financiële instrumenten van de Gemeenschap, door middel van een betere coördinatie tussen het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, de structuurfondsen en de voor het Zwarte-Zeegebied beschikbare pretoetredingsmiddelen; verzoekt de Commissie, in samenwerking met de begunstigde landen en voorafgaand aan de uitbetaling van de toegekende middelen, een algemeen rapporteringssysteem vast te stellen om te kunnen controleren en beoordelen in hoeverre de bewuste middelen op een duurzame en doelmatige manier en in overeenstemming met de algemene beleidsdoelstellingen van de EU worden ingezet;
8. verzoekt de Commissie het gedecentraliseerd financieel instrument ‘fondsen voor kleinschalige projecten’ beschikbaar te stellen voor intermenselijke projecten die grensoverschrijdende samenwerking betreffen, en zich speciaal in te spannen om het gebruik van dat instrument aan te moedigen;
9. benadrukt de noodzaak de capaciteitsopbouw onder lokale en regionale belanghebbenden in het Zwarte-Zeegebied te versterken op het vlak van de programmering en het voorbereiden en uitvoeren van projecten, teneinde een efficiënt beheer van de financiële instrumenten van de Gemeenschap te waarborgen;
A. Belangrijke prioriteitsgebieden voor samenwerking
Veiligheidsuitdagingen
10. onderstreept dat de vier bevroren conflicten die nog altijd bestaan in het Zwarte-Zeegebied een grote uitdaging vormen voor de stabiliteit en ontwikkeling van de regio en een belangrijk obstakel zijn voor het onderhouden van de regionale samenwerking; roept daarom op tot actievere en uitgebreidere betrokkenheid van de EU bij de aanhoudende pogingen om de conflicten op te lossen, in overeenstemming met het internationaal recht en de beginselen van territoriale integriteit, en tot een grotere bijdrage van de EU aan conflictbeheersings- en vredeshandhavingsoperaties; is van mening dat de EU een belangrijke rol moet spelen in het versterken van de cultuur van begrip, dialoog en vertrouwen in de regio;
11. neemt kennis van het feit dat Rusland over een grote militaire aanwezigheid beschikt in de regio in de vorm van de Zwarte-Zeevloot met als thuishaven Sebastobol op de Krim; wijst erop dat de in 1997 door Rusland en Oekraïne gesloten overeenkomst betreffende de stationering van de Zwarte Zeevloot een looptijd heeft tot 2017; merkt op dat deze nog onopgeloste kwestie reeds aanleiding heeft gegeven tot een zekere wrijving tussen de regeringen van Rusland en Oekraïne; spoort de EU aan werk te maken van deze strategisch belangrijke kwestie en nauwer samen te werken met de regeringen van Rusland en Oekraïne;
12. benadrukt dat de EU een vaste reeks prioriteiten moet vastleggen op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid binnen het kader van de synergie voor het Zwarte-Zeegebied, gericht op het tot stand brengen van harmonisatie en verenigbaarheid op volledige beleidsdomeinen;
13. herinnert eraan dat het nodig is de uitdagingen die worden gevormd door transnationale misdaad en illegale migratie aan te pakken, met volledige eerbiediging van het beginsel van non-refoulement; onderstreept dat maatregelen op dit gebied moeten worden gekoppeld aan passende maatregelen voor het verbeteren van de mobiliteit om contacten tussen mensen te stimuleren en zodoende de Europese waarden van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten te verspreiden; dringt er derhalve bij de Raad en de Commissie op aan visumversoepelings- en overnameovereenkomsten te sluiten met die landen van het Zwarte-Zeegebied waarmee dergelijke overeenkomsten nog niet zijn ondertekend, en de mobiliteit ook door alle mogelijke andere middelen te bevorderen, met inbegrip van het sluiten van mobiliteitspartnerschappen met de ENB-landen; benadrukt in het bijzonder de noodzaak van een doeltreffende visumversoepeling voor klein grensverkeer en voor specifieke bevolkingsgroepen zoals studenten, zakenlieden en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld;
14. wijst met klem op het belang van het verder ontwikkelen van de samenwerking op het gebied van grensoverschrijdende zaken en grensbeheer, met het oog op het verwezenlijken van de doelstellingen met betrekking tot zowel veiligheid als bewegingsvrijheid; is van oordeel dat de EU-grensbijstandmissie voor Moldavië en Oekraïne (EUBAM) belangrijke ervaringen oplevert voor wat het aanpakken van veiligheidsrisico’s door middel van multilaterale samenwerking betreft en meent dat deze missie verder moet worden versterkt en als goede praktijk op het gebied van gezamenlijk grensbeheer moet dienen;
15. benadrukt dat een diepgaande analyse nodig is van de specifieke veiligheidssituaties en ‑uitdagingen in de verschillende landen in het Zwarte-Zeegebied; ondersteunt het voorstel om Europol een mandaat en middelen te geven om analytische werkzaamheden te verrichten met betrekking tot de regio, in het bijzonder op het vlak van migratie;
Promotie van politieke stabiliteit en effectieve democratie
16. is van mening dat een nieuwe beleidsaanpak voor het Zwarte-Zeegebied niet beperkt mag blijven tot economische samenwerking, maar gericht moet zijn op het creëren van een gebied met duurzame democratie, goed bestuur en rechtsstatelijkheid en onderstreept met name het belang van politieke en justitiële hervormingen en de effectieve tenuitvoerlegging van beloften; benadrukt dat eerbied voor de mensenrechten en fundamentele vrijheden de kern van het externe beleid van de EU vormt en benadrukt de noodzaak van het bevorderen van deze waarden, zowel in bilaterale betrekkingen als in de regionale aanpak, ongeacht de mate van bereidheid die de partnerregeringen aan de dag leggen; verzoekt de Europese Unie de regionale samenwerking op deze gebieden aan de orde te stellen in de mensenrechtendialogen en het mensenrechtenoverleg met de landen van het Zwarte-Zeegebied en in multilaterale fora; spoort de Commissie aan optimaal gebruik te maken van het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten en van de synergie voor het Zwarte-Zeegebied om de regionale samenwerking tussen de maatschappelijke middenvelden te stimuleren;
17. spreekt zijn waardering uit voor het initiatief om een euroregio van het Zwarte-Zeegebied te creëren met als doel de regionale samenwerking te bevorderen door samenwerking tussen regionale en lokale actoren; benadrukt het belang van bottom-up-projecten en van grensoverschrijdende samenwerking op lokaal niveau in het proces van de totstandbrenging van een ruimte van democratie en goed bestuur in het Zwarte-Zeegebied;
18. benadrukt het cruciale belang van het tot stand brengen en ontwikkelen van goed nabuurschap tussen de landen van het Zwarte-Zeegebied en met hun buurlanden, op basis van wederzijds respect, territoriale integriteit, niet-inmenging in elkaars interne aangelegenheden en het verbod op het gebruik van geweld en dreigingen met geweld als fundamentele beginselen voor de bevordering van de regionale samenwerking; onderstreept het belang van een intensieve dialoog met het maatschappelijk middenveld en van een interculturele dialoog op dit gebied en verzoekt de Commissie dit verder te bevorderen, met name in de context van het Europees Jaar van de culturele dialoog 2008, teneinde een cultuur van wederzijdse verdraagzaamheid, respect voor verscheidenheid en regionale dialoog en samenwerking te scheppen;
Samenwerking op het vlak van energie, vervoer en milieu
19. wijst op het strategisch belang van het Zwarte-Zeegebied als productie- en doorvoergebied voor diversificatie en zekerheid van de energielevering voor de EU; herhaalt zijn steun voor de aanleg van nieuwe infrastructuur en haalbare transportcorridors voor de diversificatie van zowel leveranciers als routes, zoals de trans-Kaspische/trans-Zwarte Zee energiecorridor en de Nabucco-, Constanta-Triëste- en AMBO-pijpleidingen, alsmede andere geplande projecten voor de doorvoer van olie en gas door de Zwarte Zee en de projecten Inogate en Traceca die het Zwarte-Zeegebied en het gebied van de Kaspische Zee met elkaar verbinden; verzoekt om een evaluatie van de sociale en milieugevolgen om de impact van de aanleg van dergelijke nieuwe transportinfrastructuur te onderzoeken; is van mening dat de synergie voor het Zwarte-Zeegebied een passend kader moet bieden voor het stimuleren van markthervormingen in de regio, gericht op het creëren van concurrerende, voorspelbare en transparante energiemarkten;
20. benadrukt het belang van de Donau, één van de belangrijkste vervoerlijnen en economische slagaders die de EU en het Zwarte-Zeegebied met elkaar verbinden; is derhalve van mening dat de duurzame ontwikkeling van de Donau en het economische potentieel om de landen rond de Zwarte Zee met elkaar te verbinden één van de prioriteiten van het beleid van de EU ten aanzien van de regio moet vormen; verzoekt de Commissie een studie voor te leggen over mogelijke initiatieven in dit verband, waarbij rekening dient te worden gehouden met milieuaspecten; stelt met klem dat het, om voordeel te kunnen halen uit de toegang van de EU tot de Zwarte Zee, van wezenlijk belang zal zijn de haveninfrastructuur van de EU-havens aan de Zwarte Zee (Bourgas, Constanta, Mangalia and Varna) en aan de Donau-delta te ontwikkelen teneinde intermodale vervoersverbindingen te garanderen;
21. is van oordeel dat de regionale samenhang sterk zou zijn gebaat bij initiatieven ter verbetering van de infrastructuurverbindingen tussen alle kuststaten van de Zwarte Zee; is van mening dat samenwerking op het gebied van vervoer en het milieu niet beperkt mag blijven tot energiekwesties, maar een uitgebreide aanpak moet leveren die rekening houdt met de behoeften van de regio; neemt kennis van de plannen voor de aanleg van een ringsnelweg rond de Zwarte Zee; benadrukt het belang van de Zwarte Zee en de Donau als strategische verkeerswegen in de regio;
22. maakt zich ernstig zorgen om de milieusituatie in het Zwarte-Zeegebied, in het bijzonder van de Zwarte Zee zelf, die is ontstaan door ongecontroleerde vervuiling en verergerd door talloze ecologische ongelukken, alsmede die van de Donau en zijn delta; onderstreept dat een verbeterde tenuitvoerlegging van multilaterale milieuafspraken nodig is in de regio en roept op tot betere samenwerking tussen de EU en de landen aan de Zwarte Zee;
23. is met name bezorgd over ongecontroleerde olieverontreiniging en de gevolgen daarvan voor de fauna; benadrukt dat de samenwerking verder moet gaan dan de steun die de Commissie via haar Centrum voor waarneming en informatie verleent, met name wat het voorkomen van olievervuiling betreft, waarbij bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de versterking van de veiligheid van het zeevervoer door olietankers;
24. vestigt de aandacht op de Donau-delta met zijn unieke habitats van dier- en plantensoorten; benadrukt dat het dringend nodig is een milieueffectbeoordeling uit te voeren voor infrastructuur, zoals het Bystroe-kanaal tussen Roemenië en Oekraïne;
25. verzoekt de Commissie de door de DABLAS-taskforce (voor de Donau en de Zwarte Zee) gevolgde benadering toe te passen om de milieuproblemen op te lossen, en zich hierbij niet alleen te concentreren op het stroomgebied van de Donau maar ook op dat van de Dnjestr en de Dnjepr;
Handel en economische samenwerking
26. wijst op de ongelijkmatige, zij het sterke, groei in de hele regio, maar vestigt de aandacht op het feit dat deze groei sterker is in de landen die olie en gas uitvoeren; wijst op de kwetsbaarheid van de particuliere sector in veel landen aan de Zwarte Zee; benadrukt dat het belangrijk is voor de bevolking en de handelspartners in het Zwarte-Zeegebied een ruimte van economische kansen en welvaart op te bouwen; onderstreept dat het nodig is het investeringsklimaat te verbeteren, in het bijzonder door de strijd tegen corruptie en fraude te intensiveren, en de hervorming van de markteconomie te stimuleren om te zorgen voor meer concurrentie en economische aantrekkelijkheid, gediversifieerde economieën en duurzame groei, alsook sociale rechtvaardigheid en samenhang; moedigt maatregelen voor harmonisatie en verdere liberalisatie aan en ondersteunt de totstandbrenging van een vrijhandelsgebied volgens de beginselen van de WTO; is van mening dat de EU, als belangrijke economische partner van de landen van het Zwarte-Zeegebied, een vooraanstaande rol dient te spelen als het erom gaat de voornoemde doelstellingen uit te dragen en de regio aan te moedigen de nodige maatregelen te nemen;
27. is zich bewust van de belangrijke katalysatorfunctie die kusttoerisme en maritiem toerisme vervullen voor de ontwikkeling van het Zwarte-Zeegebied met betrekking tot de handel en economische groei; benadrukt de noodzaak de toeristische infrastructuur verder te ontwikkelen en de diversificatie van toeristische producten te stimuleren, om zo traditionele bestaansmiddelen te beschermen, efficiënter gebruik te maken van natuurlijke hulpbronnen (zoals geothermische bronnen, die grote kansen voor het bedrijfsleven bieden) en de levenskwaliteit in de regio te verhogen; benadrukt dat de versoepeling van visumregelingen in de regio de mobiliteit bevordert en impulsen geeft aan de handel en het bedrijfsleven; is van mening dat de synergie voor het Zwarte-Zeegebied een geschikt kader dient te vormen voor het bevorderen van de toeristische ontwikkeling in het Zwarte-Zeegebied;
28. is verheugd over de interregionale initiatieven in de regio, zoals het project voor een spoorverbinding Bakoe-Tiflis-Kars, waartoe Azerbeidzjan, Georgië en Turkije op 21 november 2007 het startsein hebben gegeven en dat naar verwachting in 2008 zal worden voltooid, evenals over het initiatief om een non-stopspoorverbinding tussen Europa en China aan te bieden; onderstreept dat het beleidsinitiatief voor het Zwarte-Zeegebied de voorwaarden schept voor een grote verbetering van de economische en politieke integratie van dit deel van de wereld in de Europese en mondiale economie;
Onderwijs, scholing en onderzoek
29. onderstreept het belang van het verbeteren van de interculturele dialoog en verzoekt de Commissie deze dialoog verder te bevorderen;
30. benadrukt de noodzaak om directe contacten tussen mensen te bevorderen door de samenwerking op het gebied van onderwijs, opleiding en onderzoek via de bestaande en beschikbare EU-programma’s te stimuleren (Tempus, Erasmus Mundus, het zevende kaderprogramma voor onderzoek); nodigt de EU en de landen aan de Zwarte Zee uit hun samenwerking te intensiveren;
31. onderstreept het belang om in de EU onderzoekers uit de landen van het Zwarte-Zeegebied aan te trekken door de procedures voor het verlenen van werkvergunningen, onder meer via het blue card systeem, te vereenvoudigen;
B. Institutionele aspecten
32. geeft de voorkeur aan een leidende rol voor de EU-lidstaten van de regio bij het stimuleren van betere samenwerking met en binnen de regio; is van mening dat Roemenië, Bulgarije en Griekenland als EU-lidstaten in het Zwarte-Zeegebied in dit verband een voortrekkersrol kunnen en behoren te spelen; onderstreept de speciale rol die deze lidstaten moeten spelen in de overdracht van expertise en knowhow via de programma’s Twinning, TAIEX en Sigma; is van mening dat er optimaal gebruik moet worden gemaakt van de ervaring die de EU in andere aangrenzende externe ruimten heeft opgedaan met het stimuleren van regionale samenwerking, in het bijzonder binnen de Noordelijke dimensie, om werkwijzen en geleerde lessen uit te wisselen;
33. herinnert aan het feit dat er al een aantal regionale samenwerkingsmechanismen bestaan in het Zwarte-Zeegebied; onderstreept daarom dat het nodig is dat de EU en de landen aan de Zwarte Zee hun activiteiten coördineren en dubbel werk voorkomen; is van mening dat het versterken van de samenwerking met de diverse regionale organisaties en initiatieven, zoals de Organisatie voor Economische Samenwerking in het Zwarte-Zeegebied (BSEC), het Zwarte Zeeforum voor Partnerschap en Dialoog, de Organisatie voor democratie en economische ontwikkeling van GUAM en andere regionale organisaties, volgens hun specifieke expertise, een passend kader kan leveren waarbinnen samenwerking kan worden gestimuleerd; is van mening dat ook de politieke dimensie van de dialoog en de samenwerking met en binnen het Zwarte-Zeegebied verder dient te worden ontwikkeld;
34. onderstreept het belang van de posities van Turkije en Rusland in het Zwarte-Zeegebied voor het bevorderen van de regionale samenwerking; acht het voor het welslagen van de regionale samenwerking in het Zwarte-Zeegebied belangrijk om deze landen hierbij op een constructieve manier te betrekken, samen met alle andere omliggende landen;
35. is ingenomen met het feit dat de Commissie onlangs een waarnemersstatus bij de BSEC heeft verkregen en neemt kennis van de bestaande betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Parlementaire Vergadering van de BSEC; vindt het belangrijk de parlementaire dimensie van de samenwerking tussen het Europees Parlement en de parlementen van de landen aan de Zwarte Zee verder aan te moedigen;
36. benadrukt de noodzaak om de samenwerking in het Zwarte-Zeegebied ook op het niveau van het maatschappelijk middenveld te ontwikkelen; verzoekt de Commissie in dit verband steun te verlenen aan de oprichting van een NGO-platform voor het Zwarte-Zeegebied om zo een kader voor uitwisselingen tussen de maatschappelijke organisaties van de regio te scheppen met als doel het bewustzijn voor de gemeenschappelijke problemen te vergroten en een bijdrage te leveren tot de uitvoering en controle van de op de regio gerichte beleidsmaatregelen van de EU;
°
° °
37. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en aan de regeringen en parlementen van alle landen aan de Zwarte Zee.
- [1] PB L 22 van 26.1.2006, blz. 34.
- [2] Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0538.
- [3] Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0625.
- [4] (Zie het verslag Polfer (2007/2076(INI)), op dezelfde agenda van de plenaire vergadering als dit verslag).
- [5] Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0413.
ADVIES van de Commissie internationale handel (24.10.2007)
aan de Commissie buitenlandse zaken
inzake een regionale beleidsaanpak voor het Zwarte-Zeegebied
(2007/2101(INI))
Rapporteur voor advies: Kader Arif
SUGGESTIES
De Commissie internationale handel verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. stelt vast dat de Zwarte Zee vanaf 1 januari 2007, met de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de EU, een Europese zee is geworden en dat de grenzen van de EU voortaan door deze regio heen lopen; stelt eveneens vast dat de toetredingsonderhandelingen met Turkije, de hernieuwing van het strategisch partnerschap met Rusland en Oekraïne en de uitdagingen op het vlak van energiezekerheid de regionale samenwerking in het Zwarte-Zeegebied tot één van de topprioriteiten van het buitenlands beleid van de Unie maken;
2. is van oordeel dat de EU, in haar samenwerking met het Zwarte-Zeegebied, in het bijzonder moet steunen op de drie landen die zowel van de EU als van de Organisatie voor Economische Samenwerking in het Zwarte-Zeegebied (BSEC) lid zijn (Griekenland, Roemenië en Bulgarije) en voordeel moet halen uit haar nauwe banden met de kandidaat-lidstaat Turkije;
3. stelt met voldoening vast dat het Zwarte-Zeegebied een regio is geworden waar alle bewoners een vredevol bestaan nastreven gebaseerd op gemeenschappelijke belangen;
4. stelt vast dat het Zwarte-Zeegebied één van de wereldregio's is geworden met de sterkste economische groei: gemiddeld 8% in 2004; benadrukt echter dat deze groei ongelijk is verdeeld en sterker is in de landen die olie en gas uitvoeren, dat de groei overigens globaal genomen broos blijft door een sterke afhankelijkheid van de uitvoer van enkele producten en door een omgeving die niet altijd happig is op investeringen in en de ontwikkeling van de privé-sector, met name door problemen met corruptie en fraude in bepaalde landen; benadrukt bijgevolg dat het nodig is een stabiel institutioneel kader op te zetten in deze regio, dat een duurzame en eerlijke groei in de hand werkt;
5. is van mening dat de vastere verankering van de landen van het Zwarte-Zeegebied in de Europese en wereldeconomie gepaard moet gaan met de diversifiëring van hun economieën en met een verhoogde regionale integratie gebaseerd op de ontwikkeling van economische relaties en de stimulering van de handel, en benadrukt de voordelen van hun geografische nabijheid en de complementariteit van hun economieën;
6. benadrukt dat de versterking van de economische en handelsbetrekkingen niet kan worden losgekoppeld van een politieke inspanning voor vrede, democratie, eerbied voor de mensenrechten, gendergelijkheid en de bevordering van de interculturele dialoog;
7. is van mening dat handel, transport, energie, wetenschap en technologie, onderwijs, milieu, landbouw, visserij en toerisme samenwerkingssectoren zijn die belangrijk zijn om te zorgen voor de toekomstige economische ontwikkeling van de regio en het slagen van de integratie ervan;
8. is van mening dat deze regio door haar geostrategische ligging (een waar kruispunt en een transitregio) en haar economisch en menselijk potentieel (natuurlijke hulpbronnen, industriële en landbouwkundige basis, gekwalificeerde werkkrachten), beschikt over een waaier aan mogelijkheden die haar op termijn in staat kunnen stellen aan internationaal belang te winnen en zich duurzaam in te passen in de Europese en de wereldhandel;
9. is van mening dat het onontbeerlijk is rekening te houden met de verschillen op het vlak van de graad van ontwikkeling tussen de landen in het Zwarte-Zeegebied en met de EU; benadrukt bijgevolg dat zij het recht moeten krijgen het tempo van hun economische openstelling en hun nationale economische en sociale ontwikkelingsstrategieën zelf te beheren;
10. herhaalt dat de handelsbesprekingen moeten uitgaan van de sociaal-economische realiteit van deze landen en dat een handel die ten dienste staat van de ontwikkeling moet bijdragen tot de sociale vooruitgang; vraagt dus dat de besprekingen gericht zijn op sociale samenhang en duurzame ontwikkeling en voorzien in een regelgeving op het vlak van waardig werk, alsook in sociale normen en milieunormen;
11. is verheugd dat de Commissie de wil betoont de versterking van de dialoog met de Zwarte-Zeeregio te bevorderen door het bestaande bilaterale beleid (toetreding, nabuurschap, strategisch partnerschap) aan te vullen met een nieuwe "synergie voor het Zwarte-Zeegebied"; betreurt evenwel het gebrek aan ambitie in de voorstellen van de Commissie voor dit nieuwe regionale samenwerkingsinitiatief en is van oordeel dat een samenhangende en doeltreffende regionale aanpak vereist dat de EU op termijn een ware regionale dimensie bevordert die specifiek op dit gebied is toegesneden en waarbij alle partners op gelijke voet worden betrokken; is van mening dat een onafhankelijke strategie voor de Zwarte Zee, met name op het vlak van de internationale handel, zeer bevorderlijk zou zijn voor de verdere ontwikkeling van het Zwarte-Zeegebied, dat uit geopolitiek oogpunt een uiterst belangrijk plaats inneemt als de schakel tussen Europa en Azië;
12. is van oordeel dat de EU een gemeenschappelijk actieplan moet opstellen voor de landen in het Zwarte-Zeegebied, rekening houdend met de behoeften van elke lidstaat afzonderlijk en van de regio in het algemeen; benadrukt dat gemeenschappelijk overleg tussen de landen, de plaatselijke en regionale autoriteiten, de vakbonds- en werkgeversorganisaties en maatschappelijke organisaties het mogelijk kan maken de prioriteiten te bepalen voor een nieuw beleid, met name op het vlak van de verbetering van de infrastructuur, de ontwikkeling van de KMO's en duurzame groei;
13. acht het noodzakelijk dat de EU en de landen van het Zwarte-Zeegebied interregionale samenwerkingsverbanden tot stand brengen die dubbel werk vermijden en hun activiteiten op elkaar afstemmen, aangezien de huidige elkaar overlappende structuren tot gebrek aan doeltreffendheid leiden;
14. herhaalt dat de BSEC de enige entiteit is die alle landen van het Zwarte-Zeegebied groepeert en is van mening dat de handhaving ervan een kader kan bieden om gemeenschappelijke samenwerkingsacties te ontwikkelen, met name door middel van rechtstreekse investeringen en de overdracht van moderne technologieën;
15. is van oordeel dat de BSEC voordeel kan halen uit de steun van de EU, met name op de volgende gebieden: economische en juridische deskundigheid, aanpassing aan de Europese normen, en programma's voor de voorbereiding en opleiding van personeel dat actief is in de verschillende sectoren van de economie en het openbare leven; roept de EU bijgevolg op om meer technische en financiële middelen ter beschikking te stellen van de landen van het Zwarte-Zeegebied;
16. is van oordeel dat de landen van het Zwarte-Zeegebied een grotere inspanning moeten leveren op het vlak van wetenschappelijk en technologisch onderzoek, waarbij voorrang moet worden gegeven aan een ontwikkelingsmodel dat gebaseerd is op een kenniseconomie, waardoor een duurzamere en meer gestage economische groei wordt bevorderd; roept de EU en de landen van het Zwarte-Zeegebied op hun samenwerking te versterken op het vlak van onderwijs, wetenschap, technologie, onderzoek en vernieuwing, op basis van de reeds bestaande partnerschappen;
17. is van mening dat er aanzienlijke uitdagingen, mogelijkheden en risico's bestaan op belangrijke domeinen, zoals het milieu, het vervoer van energiebronnen, de biodiversiteit, hernieuwbare energie, onderzoek, nieuwe technologieën en vernieuwing, waarvoor een nieuwe institutionele structuur moet worden opgezet om de acties in het Zwarte-Zeegebied te integreren en te coördineren;
18. herhaalt dat de EU de regionale samenwerking in het Zwarte-Zeegebied vooral ondersteunt door haar deelname aan het TRACECA-project (de vervoerscorridor Europa-Kaukasus-Azië), het INOGATE-programma (internationaal transport van olie en gas naar Europa), het milieuprogramma voor het Zwarte-Zeegebied, het regionaal energiecentrum van het Zwarte-Zeegebied en het internationaal centrum voor Zwarte-Zeestudies;
19. wenst echter vooral op financieel gebied een actiever en productiever Europees engagement in de regio, waar de beperkte middelen momenteel een belangrijk obstakel vormen voor de ontwikkeling;
20. benadrukt de rol die de Handels- en ontwikkelingsbank van de Zwarte Zee (BSTDB) speelt in de consolidatie van de economische samenwerking binnen de BSEC, door haar steun aan investeringsprojecten op het vlak van infrastructuur, zoals vervoer en telecommunicatie; wenst dat de EU voortaan deelneemt aan de projecten van de BSTDB;
21. is van oordeel dat de EU en de landen van het Zwarte-Zeegebied hun samenwerking moeten voortzetten en uitbreiden om de vaak verouderde infrastructuur op het vlak van vervoer en energie te herstellen en te vernieuwen;
22. verzoekt de EU en de landen van het Zwarte-Zeegebied de energie-efficiëntie te verbeteren, met name door een beleid dat de ontwikkeling van hernieuwbare energie en de bescherming van het milieu bevordert;
23. is bezorgd over de nefaste gevolgen op milieugebied (afbraak van het ecosysteem en verdwijning van vele soorten), over een ongecontroleerde vervuiling van de Zwarte Zee (industrieel afval meegevoerd door de grote Europese rivieren die erin uitmonden of gedumpt door de industriële centra die eromheen gevestigd zijn, olie die wordt geloosd), en ook over de nefaste gevolgen van overbevissing;
24. doet een dringende oproep tot de EU en de landen van het Zwarte-Zeegebied voor nauwe samenwerking om de mogelijke ecologische catastrofe die zich in de Zwarte Zee aftekent af te wenden; acht het bijgevolg onontbeerlijk om meer autonomie en de nodige middelen te verlenen aan de regionale en plaatselijke actoren en verenigingen en aan de omwonenden van de Zwarte Zee, die het hardst te lijden hebben onder de afbraak van hun leefomgeving;
25. beklemtoont dat het nieuwe regionale samenwerkingsinitiatief voor de Zwarte Zee niet bedoeld mag zijn om een alternatief voor het lidmaatschap van de EU te bieden, noch om de grenzen van de EU vast te leggen en evenmin om de onderhandelingen met Turkije in een bepaalde richting te sturen;
26. verzoekt de Commissie na te gaan of het Europees Programma voor technische bijstand ten behoeve van het milieu in het Middellandse Zeegebied (METAP) kan worden uitgebreid tot het Zwarte-Zeegebied, met name met betrekking tot de programma's inzake het beheer van de kustgebieden en afvalverwerking.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
9.10.2007 |
||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
28 0 0 |
|
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Kader Arif, Cristian Silviu Buşoi, Carlos Carnero González, Daniel Caspary, Françoise Castex, Jean Louis Cottigny, Christofer Fjellner, Glyn Ford, Béla Glattfelder, Ignasi Guardans Cambó, Eduard Raul Hellvig, Jacky Henin, Sajjad Karim, Alain Lipietz, Caroline Lucas, Marusya Ivanova Lyubcheva, Erika Mann, Helmuth Markov, David Martin, Vural Öger, Georgios Papastamkos, Robert Sturdy, Daniel Varela Suanzes-Carpegna, Corien Wortmann-Kool, Zbigniew Zaleski |
||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
Jean-Pierre Audy, Eugenijus Maldeikis, Zuzana Roithová |
||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
|
||
ADVIES van de Commissie industrie, onderzoek en energie (23.11.2007)
aan de Commissie buitenlandse zaken
inzake een regionale beleidsaanpak voor het Zwarte-Zeegebied
(2007/2101(INI))
Rapporteur voor advies: Silvia-Adriana Ţicău
SUGGESTIES
De Commissie industrie, onderzoek en energie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. onderkent dat de Europese Unie met de toetreding van Roemenië en Bulgarije een belangrijke speler in het Zwarte-Zeegebied is geworden, een geopolitiek belangrijke regio voor de energievoorziening en de diversifiëring van de kanalen voor de energieleveranties aan de EU dankzij de nabijheid van de Kaspische Zee, het Midden-Oosten en Centraal-Azië;
2. wijst erop dat er voor de bevordering van de beginselen van de EU naast politieke stappen ook maatregelen nodig zijn gericht op meer open en doorzichtige markten in de regio; wijst erop dat er ter bevordering van de handel in de regio afspraken nodig zijn over belastingharmonisatie en douaneformaliteiten alsook harmonisatie van de procedures voor visumafgifte;
3. wijst op het belang van de geprojecteerde gaspijpleiding Nabucco voor de diversifiëring van de energiebronnen van de EU; is verheugd over de benoeming van een coördinator voor dat prioritaire project "van Europees belang" en verzoekt de Commissie en de lidstaten om samen met de partners aan de tenuitvoerlegging te werken; wijst erop dat de financiële achtergrond van de aanleg van de Nabucco-pijpleiding steeds duidelijker wordt, hetgeen een nieuwe stimulans aan de investeringen kan geven, die gezien vanuit de regio van essentieel belang zijn;
4. is van oordeel dat het voor de internationale handel en het vervoer van olie en gas in de regio van essentieel belang is dat de infrastructuur van de EU-havens aan de Zwarte Zee en de monding van de Donau en het intermodaal vervoer verder ontwikkeld worden, en verzoekt de Commissie en de lidstaten spoed te betrachten bij de verwezenlijking van de prioritaire trans-Europese vervoersprojecten van de assen 7, 18, 21 en 22 zoals neergelegd in bijlage II bij Beschikking nr. 884/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende wijziging van Beschikking nr. 1692/96/EG betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet[1] en de geleidelijke aansluiting op de TRACECA-corridor, de centrale as, de zuidoostelijke as en de scheepvaartroutes voor het internationaal vervoer als gedefinieerd in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement getiteld "Uitbreiding van de belangrijkste trans-Europese vervoersassen naar de buurlanden - Richtsnoeren voor vervoer in Europa en de naburige regio's" (COM(2007)0032);
5. betreurt dat het ontbreekt aan coördinatie ten aanzien van de investeringen voor de vervoers-, energie- en toerismeprojecten in de regio; dringt, gelet op het gevaar van verontreiniging van de Zwarte Zee, aan op bescherming van het milieu;
6. onderkent de betekenis van het Zwarte-Zeeforum en de Organisatie voor Economische Samenwerking in het Zwarte-Zeegebied en bepleit de formulering van een Zwarte-Zeedimensie naar het voorbeeld van de Noordse dimensie op basis van partnerschap op voet van gelijkheid en vergezeld van adequate voorzieningen voor de verwezenlijking van prioritaire projecten op het gebied van vervoer, energie, nucleaire veiligheid, toerisme, bestrijding van klimaatverandering, en onderwijs en onderzoek in het Zwarte-Zeegebied; is van oordeel dat de Zwarte-Zeedimensie afgestemd moet worden op intensivering van bestaande vormen van samenwerking in plaats van totstandbrenging van nieuwe bureaucratische instellingen;
7. wijst, uitgaande van de huidige strategische partnerschappen tussen de EU en de Zwarte-Zeestaten, op de betekenis van financiering en coördinatie van de investeringen voor de prioritaire projecten op het gebied van vervoer, energie en milieu in het Zwarte-Zeegebied en adviseert de betrokken staten om voor de financiering van deze projecten gebruik te maken van alle beschikbare financiële instrumenten (Cohesiefonds, Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, Investeringsfonds voor het nabuurschapsbeleid, Partnerschaps- en nabuurschapsinstrument);
8. wijst op de toenemende activiteit van Rusland in het Zwarte-Zeegebied; stelt in dit verband dat de EU duidelijk moet maken dat zij pogingen tot het verwerven van een monopolie over energiebronnen onaanvaardbaar acht en beschouwt rechtstreekse toegang tot energiebronnen als een legitiem belang van de Gemeenschap; is van oordeel dat de beginselen van vrije mededinging moeten gelden bij de formulering van het EU-beleid op dit gebied;
9. dringt aan op een sterkere inzet van het Europees nabuurschapsbeleid dat in 2004 in het leven is geroepen, en wijst erop dat meer aandacht moet worden geschonken aan multilaterale naast bilaterale regionale overeenkomsten.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
22.11.2007 |
||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
32 0 0 |
|
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Jan Březina, Giles Chichester, Den Dover, András Gyürk, Ján Hudacký, Werner Langen, Herbert Reul, Radu Ţîrle, Nikolaos Vakalis, Alejo Vidal-Quadras, Adam Gierek, Norbert Glante, Reino Paasilinna, Andres Tarand, Anne Laperrouze, Miloslav Ransdorf, Jerzy Buzek, Pilar del Castillo Vera, Nicole Fontaine, Erna Hennicot-Schoepges, Romana Jordan Cizelj, Angelika Niebler, Paul Rübig, Eluned Morgan, Teresa Riera Madurell, Catherine Trautmann, Umberto Guidoni, Vladimír Remek |
||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
Neena Gill, Joan Calabuig Rull, Lambert van Nistelrooij, Vladimir Urutchev |
||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
|
||
- [1] PB L 167 van 30.4.2004, blz. 1.
ADVIES van de Commissie vervoer en toerisme (19.10.2007)
aan de Commissie buitenlandse zaken
inzake een regionale beleidsaanpak voor het Zwarte-Zeegebied
(2007/2101(INI))
Rapporteur voor advies: Leopold Józef Rutowicz
SUGGESTIES
De Commissie vervoer en toerisme verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. erkent dat de Europese Unie als gevolg van de toetreding van de twee nieuwe lidstaten Bulgarije en Roemenië, die beide aan de Zwarte Zee grenzen, voor nieuwe uitdagingen komt te staan ten aanzien van de regionale en internationale samenwerking tussen de EU en het Zwarte-Zeegebied; wijst er met nadruk op dat het verbeteren van de vervoers- en toeristische infrastructuur in de regio de ontwikkeling van de internationale handel en de economische en sociale vooruitgang ten goede zal komen, en tegelijkertijd een nieuwe impuls zal geven aan de politieke dialoog en de politieke stabiliteit en een oplossing voor de vastgelopen conflicten in de regio dichterbij zal brengen, hetgeen meer mogelijkheden zal creëren voor het aantrekken van investeringen;
2. onderstreept dat, wil de EU optimaal profiteren van de toegang tot de Zwarte Zee, zij er alle belang bij heeft de haveninfrastructuur van de Zwarte-Zeehavens van de EU (Burgas, Constanţa, Mangalia, Varna), alsook die van de havens aan de monding van de Donau zodanig tot ontwikkeling te brengen dat deze geschikt kunnen worden gemaakt voor intermodaal vervoer;
3. pleit er, gezien de bijzondere kenmerken van de Donau-delta - die als habitat fungeert voor meer dan 1200 planten- en boomsoorten, 300 vogelsoorten en 100 vissoorten - bij de ontwikkeling van de toeristische en transportinfrastructuur in het beschermde gebied van de Donau-delta voor, de biodiversiteit van het gebied te respecteren en te beschermen;
4. brengt in herinnering dat het Zwarte-Zeegebied, dat aanleunt tegen het Kaspische bekken, van groot geopolitiek belang is voor het transport en de doorvoer van uit het Kaspische- Zeegebied in Iran en Azerbeidzjan afkomstige olie- en gasreserves, en via de zogenaamde "Grote Zijderoute" tevens een fysieke verbinding vormt met Centraal-Azië;
5. is van mening dat de Europese afhankelijkheid van bestaande leveranciers kan worden verminderd door diversificatie van vervoerswijzen, geografische bronnen en doorvoerroutes voor energievoorziening door middel van zeevervoer, pijpleidingen of zeehavens, en dat daardoor de energiebevoorrading beter kan worden beveiligd, hetgeen op zijn beurt weer bijdraagt aan de vrede, de stabiliteit en de welvaart in de regio;
6. is ingenomen met het rapport van de Groep op hoog niveau voor de uitbreiding van de belangrijkste trans-Europese vervoersassen naar de buurlanden en de naburige regio’s, alsook met het concept om de inzetbaarheid van het satellietnavigatiesysteem Galileo van de EU uit te breiden, gezien de te verwachten gevolgen van toekomstige uitbreidingen van de EU;
7. is van oordeel dat de vervoerssector een sleutelrol kan vervullen bij de totstandbrenging van samenwerkingsnetwerken en bij de regionale ontwikkeling, en roept de Commissie ertoe op daartoe in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid (ENP) en de bijbehorende actieplannen, in aansluiting op de conclusies van het rapport van de Groep op hoog niveau een coherentere strategie uit te werken;
8. dringt aan op de geleidelijke integratie van de vervoersnetwerken en transportmarkten in de regio en op de totstandbrenging van synergieën tussen het desbetreffende trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-T) en de betrokken pan-Europese corridors en gebieden enerzijds, en tussen de nieuwe transnationale assen die door de Commissie zijn voorgesteld en de TRACECA-corridor anderzijds; is ingenomen met het besluit van de Commissie om in 2008 over te gaan tot een herziening van de lijst van prioritaire projecten voor trans-Europees vervoer, en onderstreept het belang van uitbreiding van de trans-Europese vervoersnetwerken tot de landen die in het Zwarte-Zeegebied aan de EU grenzen;
9. dringt er bij de Commissie en de direct betrokken lidstaten op aan meer vaart te zetten achter de tenuitvoerlegging van de trans-Europese projecten - met name de prioritaire assen 7, 18, 21 en 22, zoals vastgelegd bij Beschikking nr. 884/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende wijziging van Beschikking nr. 1692/96/EG betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet[1] - teneinde zich te verzekeren van toegang tot de Zwarte Zee via de weg, het spoor, de binnenwateren en de zeeroutes; is daarnaast van oordeel dat voor de volledige economische en toeristische ontwikkeling van de lidstaten in het Zwarte-Zeegebied de totstandbrenging van autoweg- en hogesnelheidsspoorverbindingen tussen de centrale en westelijke delen van de EU en de Zwarte-Zeekust nodig zal zijn;
10. onderstreept het belang van het Memorandum van overeenstemming inzake havenstaatcontroles in het Zwarte-Zeegebied; vestigt de aandacht op het feit dat sommige landen die het Memorandum hebben ondertekend nog steeds op de zwarte lijst of op de zgn. "grijze lijst" staan van het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontroles, en dringt aan op het belang van samenwerking in het Zwarte- Zeegebied teneinde effectief tegen vervuiling van het mariene milieu en de kustgebieden te kunnen optreden op basis van veiligheidsnormen voor scheepsvervoer in de regio;
11. uit zijn voldoening over het feit dat de BSEC (Organisatie voor Economische Samenwerking in het Zwarte-Zeegebied) de EU de status van waarnemer heeft verleend en dringt bij de Commissie aan op de ontwikkeling van een coherent actieplan voor intensievere samenwerking en verlening van effectieve steun voor initiatieven van de BSEC op vervoersgebied;
12. dringt er bij de Commissie tevens op aan de dialoog met de zestien partnerlanden van het Bakoe-initiatief te intensiveren, en daarbij recht te doen aan de noodzaak tot gerichte steunverlening voor grensoverschrijdende initiatieven en rekening te houden met de meeste kwesties die te maken hebben met zee- en luchtvervoer (zwarte lijst) en met het vervoer van gevaarlijke stoffen, en erop toe te zien dat dergelijke initiatieven worden uitgevoerd in overeenstemming met de geldende EU- en internationale normen;
13. dringt erop aan dat in het kader van de ENB-actieplannen wordt gestreefd naar de geleidelijke tenuitvoerlegging van het regelgevingskader en de normen van de EU met betrekking tot de infrastructuur van het spoor- en wegvervoer, met inbegrip van kwesties inzake interoperabiliteit, veiligheid en beveiliging van passagiers en vracht;
14. pleit voor een strategische uitbreiding van de beginselen van de Europese gemeenschappelijke luchtvaartruimte tot alle partnerlanden in het Zwarte-Zeegebied, die worden geacht zich te houden aan het communautaire acquis - waaronder ook de verordeningen inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim - teneinde het verkeer doeltreffender te maken en het luchtruim op een economisch rendabele manier te exploiteren;
15. betreurt het gebrek aan coördinatie ten aanzien van de investeringen in projecten binnen de vervoerssector en roept de Commissie er derhalve toe op prioriteiten vast te stellen voor de grensoverschrijdende onderdelen daarvan en een solide en effectief mechanisme in het leven te roepen voor de praktische coördinatie daarvan;
16. stelt zich op het standpunt dat bij de uitvoering van projecten voor deze regio, zoals TRACECA, het Bakoe-initiatief voor trans-Europese samenwerking op vervoersgebied, de maritieme snelweg in de BSEC-regio en de ringweg rond de Zwarte Zee, alle landen in het gebied met elkaar moeten samenwerken, zodat - via de synergieën die aldus ontstaan - meerwaarde kan worden gecreëerd en de juiste omgeving kan worden geschapen voor de implementatie daarvan.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
9.10.2007 |
||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
36 4 0 |
|
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Gabriele Albertini, Inés Ayala Sender, Etelka Barsi-Pataky, Paolo Costa, Arūnas Degutis, Saïd El Khadraoui, Robert Evans, Emanuel Jardim Fernandes, Francesco Ferrari, Luis de Grandes Pascual, Mathieu Grosch, Stanisław Jałowiecki, Georg Jarzembowski, Dieter-Lebrecht Koch, Jaromír Kohlíček, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Sepp Kusstatscher, Jörg Leichtfried, Eva Lichtenberger, Erik Meijer, Robert Navarro, Luís Queiró, Reinhard Rack, Luca Romagnoli, Gilles Savary, Brian Simpson, Renate Sommer, Dirk Sterckx, Ulrich Stockmann, Georgios Toussas, Yannick Vaugrenard, Roberts Zīle |
||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
Philip Bradbourn, Aldis Kušķis, Joost Lagendijk, Ioan Mircea Paşcu, Leopold Józef Rutowicz |
||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Ovidiu Victor Ganţ, Bilyana Ilieva Raeva, Olle Schmidt |
||
- [1] PB L 167 van 30.4.2004; gerectificeerd in PB L 201 van 7.6.2004.
ADVIES VAN DE COMMISSIE REGIONALE ONTWIKKELING (21.11.2007)
aan de Commissie buitenlandse zaken
inzake een regionale beleidsaanpak voor het Zwarte-Zeegebied
(2007/2101(INI))
Rapporteur voor advies: Yiannakis Matsis
SUGGESTIES
De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. merkt op dat het initiatief ‘Synergie voor het Zwarte-Zeegebied’ berust op drie strategieën betreffende het Zwarte-Zeegebied, te weten: uitbreiding naar Zuidoost-Europa en Turkije, het Europees Nabuurschapsbeleid en de vier gemeenschappelijke ruimten van de EU en Rusland; betreurt echter dat elk van deze strategieën voornamelijk bilateraal georiënteerd zijn en dringt aan op de ontwikkeling van een multilateraal samenwerkingskader dat de regionale synergie beter uit de verf doet komen;
2. benadrukt het belang van toepassing van de regionale beleidsstrategie van de EU voor het Zwarte-Zeegebied als een belangrijk instrument om de democratische, sociale en economische ontwikkeling van en de grensoverschrijdende samenwerking tussen de landen in dit gebied te stimuleren;
3. hecht zijn goedkeuring aan de verdubbeling van de financiële middelen die uit hoofde van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument beschikbaar worden gesteld voor de financiering van grensoverschrijdende projecten; dringt erop aan de beginselen die gelden voor de structuurfondsen - met name partnerschap, duurzaamheid, efficiëntie, niet-discriminatie en decentralisatie - ook toe te passen bij de besteding van deze financiële middelen; verzoekt de Commissie het Parlement door middel van beknopte halfjaarlijkse rapporten op de hoogte te houden omtrent de besteding van deze middelen en de vooruitgang die daarbij wordt geboekt;
4. herinnert eraan dat meer samenwerking tussen de landen die aan de Zwarte Zee grenzen een positief effect heeft op de ontwikkeling van de dorpen, steden en gebieden in die landen en derhalve verder gesteund en aangemoedigd dient te worden;
5. dringt aan op een verstandig gebruik van de financiële instrumenten van de Gemeenschap door middel van een betere coördinatie tussen het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, de structuurfondsen en de voor het Zwarte-Zeegebied beschikbare pretoetredingsmiddelen; verzoekt de Commissie, in samenwerking met de begunstigde landen en voorafgaand aan de uitbetaling van de toegekende middelen, een algemeen rapporteringssysteem vast te stellen om te kunnen controleren en beoordelen in hoeverre de bewuste middelen op een duurzame en doelmatige manier en in overeenstemming met de algemene beleidsdoelstellingen van de EU worden ingezet;
6. verzoekt de Commissie het gedecentraliseerd financieel instrument dat bekendstaat als ‘fondsen voor kleinschalige projecten’ beschikbaar te stellen voor intermenselijke projecten die grensoverschrijdende samenwerking betreffen, en zich speciaal in te spannen om gebruikmaking van dat instrument aan te moedigen;
7. benadrukt de noodzaak de capaciteitsopbouw onder lokale en regionale belanghebbenden in het Zwarte-Zeegebied te versterken waar het programmering en het voorbereiden en uitvoeren van projecten betreft, teneinde een efficiënt beheer van de financiële instrumenten van de Gemeenschap te waarborgen;
8. verzoekt de Commissie nauwere betrekkingen aan te knopen met de Organisatie voor Economische Samenwerking in het Zwarte-Zeegebied (BSEC), alsook met andere regionale organisaties die betrokken zijn bij economische en sociale ontwikkeling en bij de bevordering van de mensenrechten en de democratie, vooral nu - na de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie - drie lidstaten van de Unie ook lid van de BSEC zijn en ook andere leden van de BSEC kandidaat of potentieel kandidaat voor het EU-lidmaatschap zijn of zijn betrokken bij het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI); roept de leden van de BSEC er in dit verband toe op niet hun veto uit te spreken over deelname van om het even welke EU-lidstaat aan de BSEC;
9. doet in dit verband een oproep aan de Commissie om een meer specifiek mechanisme voor te stellen ter regeling van de samenwerking tussen de EU en de bovengenoemde organisaties en duidelijk te maken op welke manieren de BSEC kan worden betrokken bij de diverse door de Gemeenschap in deze regio gesteunde initiatieven;
10. dringt erop aan de bestaande banden tussen het Europees Parlement en de Parlementaire Vergadering van de BSEC te versterken en institutioneel verder te ontwikkelen in het kader van het synergiebeleid voor het Zwarte-Zeegebied;
11. wijst er met nadruk op dat grensoverschrijdende samenwerkingsplatforms zoals euroregio’s een essentiële rol kunnen vervullen bij de aanpak van gemeenschappelijke problemen en bij het versterken van de regionale synergie tussen lokale en regionale autoriteiten in het Zwarte-Zeegebied; verwelkomt in dit verband het initiatief voor een euroregio in het Zwarte-Zeegebied en spoort de Commissie ertoe aan nauwer met de Raad van Europa samen te werken om de totstandkoming en ontwikkeling daarvan te ondersteunen;
12. betreurt het dat de regio, in weerwil van het enorme potentieel aan energiebronnen dat zij in een toekomstig geïntegreerd Europees energiesysteem kan inbrengen en van de transportmogelijkheden waarover zij beschikt, af te rekenen heeft met milieuproblemen en ontoereikende grenscontroles, en in sommige gebieden zelfs met vastgelopen en interne conflicten, die alles bij mekaar niet alleen de ontwikkelingsperspectieven voor de regio en de regionale samenwerking ondergraven, maar bovendien de georganiseerde criminaliteit in de hand werken; onderstreept de noodzaak van een actievere betrokkenheid van de EU bij het Zwarte-Zeegebied en dringt aan op initiatieven in het kader van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsbeleid om de betrokken staten te helpen hun technische capaciteit te verbeteren, illegale immigratie en georganiseerde criminaliteit te bestrijden en hun infrastructuur te moderniseren;
13. verzoekt de Commissie te helpen bewerkstelligen dat bij de maatregelen die worden genomen ter ondersteuning van de energie- en vervoerssector prioriteit wordt gegeven aan de vereisten inzake energie-efficiëntie, milieubescherming en met name klimaatbescherming;
14. steunt de Commissie in haar bemoeiingen om synergie-effecten in het Zwarte-Zeegebied aan te moedigen en merkt op dat deze strategie wellicht ook tot buiten het Zwarte-Zeegebied kan worden uitgebreid, namelijk tot het Kaspische-Zeebekken en vervolgens tot Centraal-Azië; spoort de Commissie wat dat betreft aan tot nauwere betrokkenheid bij bilaterale en specifieke multilaterale initiatieven tot verscherping van de normen die gelden op het gebied van de mensenrechten, tot ontwikkeling van democratische instellingen in de regio en ter bevordering van een behoorlijk en gedecentraliseerd bestuur en van de rechtsstaat, teneinde een gebied te creëren waar waarachtige democratie en welvaart heersen; moedigt de lidstaten ertoe aan, met hun regionale overheden samen te werken om de betrokkenheid van burgers en NGO's bij dit proces te bevorderen;
15. wijst met nadruk op het verband tussen interregionale samenwerking, regionale ontwikkeling, goed bestuur, een gedecentraliseerde beleidsaanpak, democratie, bevordering van de mensenrechten en welvaart; herinnert derhalve aan het belang van de lopende programma’s en initiatieven om de stabiliteit van en de samenwerking tussen de landen van het Zwarte-Zeegebied te vergroten;
16. prijst het succesvolle optreden van de EU-missie voor bijstandverlening inzake grensbeheer die naar Moldavië en Oekraïne is uitgezonden; beveelt aan dat deze missie verder wordt geconsolideerd en wacht met belangstelling op nader bericht van de Commissie omtrent verbeteringen in het beleid inzake migratie en illegale immigratie; is van mening dat economische ontwikkeling, veiligheid en stabiliteit en politieke dialoog van cruciaal belang zijn voor het oplossen van vastgelopen conflicten en dat op deze terreinen al het mogelijke moet worden gedaan;
17. beschouwt de milieuvervuiling in de Zwarte Zee als een ernstige belemmering voor de ontwikkeling van het gebied, en spoort de Commissie er derhalve toe aan de door de DABLAS-taskforce (voor de Donau en de Zwarte Zee) gevolgde benadering toe te passen om deze problemen op te lossen, en zich daarbij niet alleen te concentreren op de Donau, maar ook op de stroomgebieden van de Dnjestr en de Dnjepr;
18. onderstreept dat de succesvolle implementatie van regionale projecten op terreinen van gemeenschappelijk belang bevorderlijk zou kunnen zijn voor het wederzijds vertrouwen tussen partners en voor het vinden van een oplossing voor bestaande conflicten;
19. steunt de inspanningen van de Commissie voor het verbeteren van de betrekkingen met energieleveranciers en het voeren van een vruchtbare dialoog over het veiligstellen van de energievoorziening, om aldus via het BAKU-initiatief (voor een energiedialoog tussen de EU en de landen aan de Zwarte Zee, de Kaspische Zee en hun buurlanden) en de energiedialoog tussen de EU en Rusland de diversificatie van de energievoorziening, de harmonisatie van wet- en regelgeving en een duurzame ontwikkeling te bevorderen;
20. wijst op de belangrijke rol van een goed functionerende infrastructuur voor een behoorlijke ontwikkeling van het Zwarte-Zeegebied en verwelkomt derhalve het voorstel van de Commissie om steun te blijven geven voor regionale samenwerking op vervoersgebied, die in principe zou moeten leiden tot betere verbindingen en betere wegen, en tot een efficiëntere structuur van en toezicht op de waterwegen;
21. is ingenomen met de ontwikkeling van de nieuwe strategische energiecorridor door het Kaspische-Zeegebied en het Zwarte-Zeegebied, de geplande nieuwe aardgaspijpleiding Rusland-Griekenland-Italië (South Stream) en de voltooiing van de aardgaspijpleiding Turkije-Griekenland-Italië, alsook met de geleidelijke uitbreiding van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap met Turkije, Moldavië en Oekraïne.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
20.11.2007 |
||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
40 0 0 |
|
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Alfonso Andria, Emmanouil Angelakas, Elspeth Attwooll, Jean Marie Beaupuy, Jana Bobošíková, Wolfgang Bulfon, Antonio De Blasio, Gerardo Galeote, Iratxe García Pérez, Eugenijus Gentvilas, Ambroise Guellec, Marian Harkin, Jim Higgins, Filiz Hakaeva Hyusmenova, Mieczysław Edmund Janowski, Rumiana Jeleva, Gisela Kallenbach, Tunne Kelam, Evgeni Kirilov, Jamila Madeira, James Nicholson, Lambert van Nistelrooij, Jan Olbrycht, Markus Pieper, Bernard Poignant, Pierre Pribetich, Wojciech Roszkowski, Elisabeth Schroedter, Grażyna Staniszewska, Catherine Stihler, Kyriacos Triantaphyllides |
||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
Bernadette Bourzai, Den Dover, Francesco Ferrari, Ovidiu Victor Ganţ, Louis Grech, Zita Pleštinská, Christa Prets, Czesław Adam Siekierski, Nikolaos Vakalis |
||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
|
||
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
18.12.2007 |
||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
50 0 1 |
|
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Roberta Alma Anastase, Christopher Beazley, Bastiaan Belder, Monika Beňová, André Brie, Elmar Brok, Colm Burke, Marco Cappato, Giorgos Dimitrakopoulos, Jas Gawronski, Maciej Marian Giertych, Alfred Gomolka, Klaus Hänsch, Richard Howitt, Anna Ibrisagic, Metin Kazak, Helmut Kuhne, Joost Lagendijk, Vytautas Landsbergis, Johannes Lebech, Francisco José Millán Mon, Pasqualina Napoletano, Janusz Onyszkiewicz, Ioan Mircea Paşcu, Alojz Peterle, João de Deus Pinheiro, Bernd Posselt, Raül Romeva i Rueda, Libor Rouček, Katrin Saks, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Jacek Saryusz-Wolski, Marek Siwiec, István Szent-Iványi, Charles Tannock, Inese Vaidere, Geoffrey Van Orden, Kristian Vigenin, Zbigniew Zaleski, Josef Zieleniec |
||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Laima Liucija Andrikienė, Irena Belohorská, Giulietto Chiesa, Andrew Duff, Árpád Duka-Zólyomi, Glyn Ford, David Hammerstein, Milan Horáček, Marie Anne Isler Béguin, Tunne Kelam, Nickolay Mladenov, Antolín Sánchez Presedo, Adrian Severin |
||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
|
||