VERSLAG over een effectiever EU-beleid voor de zuidelijke Kaukasus: van beloften naar maatregelen

20.12.2007 - (2007/2076(INI))

Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: Lydie Polfer

Procedure : 2007/2076(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0516/2007

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over een effectiever EU-beleid voor de zuidelijke Kaukasus: van beloften naar maatregelen (2007/2076(INI))

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over de zuidelijke Kaukasus, en in het bijzonder gezien zijn aanbeveling van 26 februari 2004 aan de Raad voor het EU-beleid ten aanzien van de zuidelijke Kaukasus[1],

–   gezien de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 11 april 2007, getiteld "Synergie voor het Zwarte-Zeegebied – een nieuw regionaal samenwerkingsinitiatief" (COM(2007)0160,

–   gezien de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 4 december 2006 over versterking van het Europees nabuurschapsbeleid (COM(2006)0726),

–   gezien de actieplannen voor het ENP die in overleg met Armenië, Azerbeidzjan en Georgië zijn aanvaard,

–   gezien het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI), nauw verbonden met de uitvoering van de gezamenlijk overeengekomen actieplannen, dat de plaats inneemt van de technische ondersteuning die voorheen werd verleend door Tacis en Meda,

–   gezien de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement getiteld "Een energiebeleid voor Europa" (COM(2007)0001),

–   gezien de conferentie van de Commissie over het Europees nabuurschapsbeleid, gehouden op 3 september 2007,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 november 2007 over de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid[2],

–   gezien aanbeveling 1771 van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa en haar resolutie 1525 over een stabiliteitspact voor de zuidelijke Kaukasus,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 september 2007 over: "Naar een gemeenschappelijk Europees extern energiebeleid"[3],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van ... over een regionale beleidsaanpak voor het Zwarte-Zeegebied[4],

–   gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raden van 14 en 15 december 2006 en van 21 en 22 juni 2007, en gezien het voortgangsverslag van het Duitse voorzitterschap "Versterking van het Europees nabuurschapsbeleid" van 15 juni 2007,

–   gezien de conclusies van de Raad inzake veiligheid en ontwikkeling van 19 en 20 november 2007 en de verplichting van de EU tot uitvoering van resolutie 1325 (2000) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties over vrouwen, vrede en veiligheid,

–   gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten die met Armenië, Azerbeidzjan en Georgië zijn gesloten,

–   gezien de slotverklaring en de aanbevelingen van de negende bijeenkomst van het Parlementair Samenwerkingscomité van de EU en Armenië van 30 januari 2007,

–   gezien de slotverklaring en de aanbevelingen van de achtste bijeenkomst van het Parlementair Samenwerkingscomité van de EU en Azerbeidzjan van 12 september 2007,

–   gezien de slotverklaring en de aanbevelingen van de negende bijeenkomst van het Parlementair Samenwerkingscomité van de EU en Georgië van 26 juni 2007,

–   gezien de recente parlementsverkiezingen in Armenië and Azerbeidzjan en gezien de waarnemingsverslagen van OVSE/ODIHR,

–   gezien resolutie 1787 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 15 oktober 2007 over het conflict tussen Georgië en Abchazië en de verlenging van het mandaat van de VN-waarnemingsmissie in Georgië,

–   gezien de verklaringen van de Raad nrs. 14818/07 over de huidige situatie in Georgië en 14809/07 over de veroordeling van Eynulla Fatullayev,

–   gezien het Initiatief van Bakoe en de gemeenschappelijke intentieverklaring over een strategisch partnerschap op het gebied van energie tussen de Europese Unie en Azerbeidzjan, ondertekend op 7 november 2006,

–   gezien het feit dat de EU zich ertoe heeft verbonden een bijdrage te leveren tot de verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen van de VN, en gezien de Europese Consensus over ontwikkeling,

–   gezien de Europese veiligheidsstrategie getiteld "Een veiliger Europa in een betere wereld", zoals goedgekeurd door de Europese Raad op 12 december 2003,

–   gezien de voortgangsverslagen van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Commissie internationale handel (A6-0516/2007),

A. overwegende dat de EU zich tijdens de bijeenkomst van de Raad Algemene Zaken die in februari 2001 werd gehouden, bereid heeft getoond in de zuidelijke Kaukasus een actievere rol te spelen, na te gaan hoe ze de inspanningen kan ondersteunen om conflicten in de regio te voorkomen en op te lossen, en deel te nemen aan herstel en wederopbouw in voormalige conflictgebieden,

B.  overwegende dat met de opening van de spoorlijn Bakoe-Tbilisi-Kars een verbinding tot stand komt tussen de zuidelijke Kaukasus, Turkije en West-Europa,

C. overwegende dat het opnemen van Armenië, Azerbeidzjan en Georgië in het ENP voor de betrokkenheid van de Europese Unie met de regio een belangrijke stap vooruit betekent en de nodige voorwaarden schept voor een proactieve inbreng van de EU in de zuidelijke Kaukasus en deze landen de kans biedt om nauwer met de EU samen te werken; verder overwegende dat er meer prikkels nodig zijn om Armenië, Azerbeidzjan en Georgië aan te sporen verder te gaan op het pad van de hervorming,

D. overwegende dat het ENP gebaseerd is op gemeenschappelijke waarden en een effectieve tenuitvoerlegging van politieke, economische en institutionele hervormingen, met het uitdrukkelijke doel om een gebied te creëren van elkaar welgezinde buurlanden met sterke democratieën die gebaseerd zijn op een functionerende markteconomie en de rechtsstaat,

E.  overwegende dat het ENP zodanig dient te worden ontwikkeld dat er een beter en effectiever EU-beleid voor de regio tot stand komt en de EU de rol krijgt die ze als actor ten behoeve van de veiligheid en stabiliteit zou kunnen spelen; overwegende dat de EU zich in de regio duidelijker moet profileren en haar aanwezigheid daar moet versterken,

F.  overwegende dat de opname van de landen van de zuidelijke Kaukasus in het ENP voor deze landen ook grotere verantwoordelijkheden en verplichtingen met zich meebrengt; overwegende dat betrekkingen van goed nabuurschap en regionale samenwerking wezenlijke onderdelen van het ENP vormen,

G. overwegende dat een vreedzame oplossing van het conflict in Nagorno-Karabach tussen Armenië en Azerbeidzjan en de binnenlandse conflicten van Georgië in Abchazië en Zuid-Ossetië voor zowel de stabiliteit in de buurlanden van de EU als de economische en sociale ontwikkeling van de zuidelijke Kaukasus van wezenlijk belang is,

H. overwegende dat het gevaar van een verdere internationalisering van de onopgeloste, uit de Sovjettijd stammende conflicten een centraal punt van overleg in de betrekkingen EU-Rusland moet vormen, teneinde doeltreffendere antwoorden op de problemen van de gemeenschappelijke buurlanden te kunnen vinden,

I.   overwegende dat de redenen die de EU heeft om op een positieve manier bij de regio betrokken te zijn niet alleen zijn gelegen in de geografische ligging van de zuidelijke Kaukasus als doorvoergebied voor energieleveringen vanuit Centraal-Azië naar Europa, maar ook in het wederzijdse belang dat alle betrokken partijen hebben bij een zodanige ontwikkeling van de regio dat de welvaart toeneemt en de democratie en de rechtsstaat worden versterkt en daarmee een solide kader ontstaat voor regionale en interregionale ontwikkeling en samenwerking in de zuidelijke Kaukasus,

J.   overwegende dat de regio thans het toneel is van concurrerende strategische belangen van enkele grote geopolitieke spelers; overwegende dat de NAVO op grond van de actieplannen voor individueel partnerschap die de drie landen met de alliantie zijn overeengekomen, een nieuwe speler in de regio is geworden, waarbij het mogelijke lidmaatschap van de NAVO het risico met zich meebrengt dat de conflicten in Abchazië en Zuid-Ossetië weer worden aangewakkerd,

K. overwegende dat dialoog en coördinatie tussen de EU, Rusland en de Verenigde Staten ertoe zouden kunnen bijdragen de democratie te bevorderen, de energieveiligheid te waarborgen en de regionale veiligheid in de zuidelijke Kaukasus te versterken,

L.  overwegende dat Georgië en Armenië de laatste jaren een sterke economische groei hebben doorgemaakt en dat Azerbeidzjan tot de snelst groeiende economieën ter wereld behoort, met – vooral dankzij de daar aanwezige gas- en olievoorraden – een toename van het BNP van 34,5% in 2006; overwegende dat de samenlevingen in deze drie landen ondanks die groei nog altijd gekenmerkt zijn door grote armoede en hoge werkloosheid, een beperkte toegang tot sociale basisdiensten, lage inkomens en een ongelijke verdeling van inkomens,

M. overwegende dat er in de zuidelijke Kaukasus sprake is van een destabiliserende wapenwedloop die gekenmerkt wordt door een ongekend snelle opbouw van militaire arsenalen,

Armenië, Azerbeidzjan and Georgië in het kader van het ENP

1.  verwelkomt de opname van Armenië, Azerbeidzjan en Georgië in het ENP en de goedkeuring van de bilaterale actieplannen voor het ENP door de betreffende samenwerkingsraden op 14 november 2006, en steunt de voortdurende inspanningen om deze ten uitvoer te leggen, een proces waarbij alle betrokkenen een rol dienen te spelen;

2.  stelt met nadruk dat het beleid ten opzichte van de drie landen in de zuidelijke Kaukasus niet aan de bijzondere kenmerken van de drie staten voorbij mag gaan; steunt het impliciete onderscheid dat bij de uitvoering van het Europees nabuurschapsbeleid ten aanzien van de betrokken landen wordt gemaakt en onderstreept de noodzaak om de betrekkingen van de EU met deze landen te versterken overeenkomstig de individuele verdiensten die ze bij de uitvoering van de voor hen relevante actieplannen van het ENP hebben;

3.  benadrukt de geopolitieke situatie van Armenië, Georgië, en Azerbeidzjan ten aanzien van Rusland, Iran en Turkije, en de toenemende belangen van andere economische mogendheden in dit gebied, zoals Rusland, de Verenigde Staten en China; acht het derhalve van het allerhoogste belang dat samenwerking met de zuidelijke Kaukasus de hoogste prioriteit krijgt, vooral op het gebied van energievraagstukken;

4.  wijst er opnieuw op dat de voornaamste doelstelling van de EU met betrekking tot de regio bestaat in het bevorderen van de ontwikkeling van de landen van de zuidelijke Kaukasus tot open, vreedzame, veilige en stabiele staten die in staat zijn tot betrekkingen van goed nabuurschap in de regio en tot regionale stabiliteit bij te dragen en bereid zijn de Europese waarden te delen en zowel onderling als met de EU toe te werken naar interoperabiliteit op institutioneel en juridisch gebied; roept de EU ter verwezenlijking van deze doelstelling op tot de ontwikkeling van een gemeenschappelijk met de landen van de regio uit te voeren regionaal beleid voor de zuidelijke Kaukasus dat wordt geflankeerd door individuele bilaterale beleidsmaatregelen;

5.  benadrukt dat het ENP in het leven werd geroepen om het gebied waar democratie, welvaart en veiligheid heersen geleidelijk uit te breiden en het scheidslijnen in Europa te doen vervagen; verzoekt de EU en de landen in de zuidelijke Kaukasus door middel van samenwerking en uitwisseling (‘twinning’), detachering en andere beschikbare steunprogramma’s gebruik te maken van de uitgebreide kennis en ervaring van de nieuwe lidstaten die hun samenleving en economie tijdens het proces van integratie in de EU hebben hervormd, dit geldt vooral waar het gaat om versterking van de grensbewaking en de douaneautoriteiten en de ontwikkeling van regionale samenwerking op dit gebied;

6.  benadrukt dat de herzieningen van het ENP en de ENP-financiering moeten worden gebruikt om de institutionele opbouw, de eerbiediging van de mensenrechten, de rechtsstaat, de democratisering en de regionale samenwerking te bevorderen; wijst er nogmaals op dat de EU verdere stappen moet doen ter stimulering van echte regionale samenwerking en integratie; verzoekt de Commissie regelmatig verslag te doen over de vooruitgang van het regionale samenwerkingsproces en haar beleidsmaatregelen en -instrumenten dienovereenkomstig bij te stellen; hoopt dat de betrekkingen tussen de EU en de verschillende betrokken partijen, met name het maatschappelijk middenveld, in de partnerlanden een steeds constructiever karakter zullen krijgen, teneinde het ENP-proces dynamischer en transparanter te maken;

7.  constateert dat Azerbeidzjan dankzij de snelle en sterke groei van zijn BNP zelf een donorland is geworden en dat de internationale donoren hun activiteit in het land merkbaar hebben teruggebracht; stelt voor dat de EU zich richt op de overdracht van kennis en de optimale werkwijzen in het kader van programma’s als ‘twinning’, TAIEX en SIGMA, en wel uit hoofde van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument;

8.  is van mening dat handelsbeleid van essentieel belang is voor het waarborgen van politieke stabiliteit en economische ontwikkeling die leidt tot een vermindering van de armoede in de zuidelijke Kaukasus en dat het cruciaal is voor verdere samenwerking tussen de EU en de zuidelijke Kaukasus; onderstreept dat bij het handelsbeleid rekening moet worden gehouden met de sociale dimensie;

9.  steunt het initiatief van de Commissie om een haalbaarheidsstudie te verrichten naar de mogelijkheden voor een vrijhandelsovereenkomst met Georgië en Armenië; is van mening dat een dergelijke overeenkomst aan alle partijen voordelen biedt; verzoekt de Commissie en de Raad te waarborgen dat Armenië, Georgië en Azerbeidzjan intussen zoveel mogelijk van het algemeen preferentiestelsel kunnen profiteren, en onderstreept het belang van het lidmaatschap van Azerbeidzjan van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) voor het verder uitbouwen van de bilaterale handelsbetrekkingen; spoort de Azerbeidzjaanse autoriteiten aan de resterende belemmeringen voor toetreding van het land tot de Wereldhandelsorganisatie weg te nemen, zoals hoge douanetarieven, gebrek aan transparantie en nalatigheid bij de handhaving van de handelswetgeving, corruptie en nalatigheid bij de handhaving van de rechten op intellectueel eigendom, en roept de Commissie op Azerbeidzjan te blijven helpen bij de inspanningen gericht op toetreding tot de WTO;

10. constateert dat Georgië zwaar onder druk is komen te staan als gevolg van het handelsembargo dat meer dan een jaar geleden door Rusland is afgekondigd en waardoor de traditionele afzetmarkten voor Georgische goederen zijn gesloten en een aantal burgers van hun middelen van bestaan is beroofd; benadrukt dat de spoedige ondertekening van een vrijhandelsovereenkomst met Georgië niet alleen van belang is voor het versterken van de betrekkingen tussen de EU en Georgië, maar evenzeer voor het afzwakken van de gevolgen van het Russische embargo;

11. benadrukt dat alle drie de staten hun inspanningen ter vermindering van de armoede dienen voort te zetten en het beginsel van duurzame ontwikkeling dienen na te leven; stelt voor doeltreffende beleidsmaatregelen in te voeren om de sociale tegenstellingen te verminderen en toegang tot de socialezekerheidsstelsels te waarborgen; verzoekt de Commissie de drie landen te ondersteunen bij de versterking van hun nationale capaciteiten ter verbetering en uitvoering van armoedebestrijdingsmaatregelen;

12. is van oordeel dat het ENP een uitstekend kader biedt voor regionale en subregionale samenwerking, teneinde zowel in de zuidelijke Kaukasus als in het Zwarte-Zeegebied een echte ruimte van veiligheid, democratie en stabiliteit te creëren; stelt zich op het standpunt dat een gedifferentieerde bilaterale aanpak met betrekking tot de drie landen van de zuidelijke Kaukasus een globale multilaterale dimensie moet omvatten met totstandbrenging van regionale samenwerking,

     -    hecht bijzonder belang aan de actieve participatie en betrokkenheid van Armenië, Azerbeidzjan en Georgië in het proces van de uitvoering van de Synergie voor het Zwarte-Zeegebied en aanverwante regionale projecten,

     -    pleit voor een intensivering van de geregelde politieke dialoog tussen de EU en Armenië, Azerbeidzjan en Georgië,

     -    is ingenomen met het feit dat Georgië en Armenië zich aansluiten bij de meeste verklaringen en standpunten van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU (GBVB), en steunt de beslissing om Azerbeidzjan hierbij eveneens te betrekken;

     -    roept de drie landen op geen belemmeringen te creëren voor of hun veto uit te spreken over door de EU gefinancierde grensoverschrijdende programma's en projecten gericht op het hervatten van de dialoog, het tot stand brengen van onderling vertrouwen en het aanpakken van regionale problemen,

     -    dringt aan op effectievere samenwerking tussen de drie landen in het kader van het Regionaal Ontwikkelingscentrum voor de zuidelijke Kaukasus,

     -    roept op tot een intensievere samenwerking op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, met name met betrekking tot grensbeheer, migratie en asiel, de strijd tegen de georganiseerde misdaad, mensenhandel, handel in verdovende middelen, illegale immigratie, terrorisme en het witwassen van geld,

     -    spoort de Commissie aan de acties van lidstaten die reeds bij de oplossing van conflicten in de regio betrokken zijn, te coördineren en te ondersteunen;

Democratie, mensenrechten en de rechtsstaat

13. prijst de interne politieke en institutionele hervormingen die Armenië sedert de constitutionele hervorming en in verband met de uitvoering van het actieplan van het ENP heeft ingevoerd; spoort de autoriteiten van Armenië aan verder te gaan op de ingeslagen weg en de versterking van democratische structuren, de rechtsstaat en de bescherming van de mensenrechten voort te zetten; roept met name op tot verdere inspanningen ten behoeve van de vorming van een onafhankelijk gerechtelijk apparaat, de bevordering van hervormingen bij de politie, het ambtenarenapparaat en lokale overheden, de bestrijding van corruptie en de creatie van een vitale samenleving; neemt nota van de verklaring van de internationale verkiezingswaarnemingsmissie dat de in mei 2007 gehouden parlementsverkiezingen grotendeels in overeenstemming waren met de internationale normen; vertrouwt erop dat de Armeense autoriteiten nauw zullen samenwerken met de OVSE en de Raad van Europa om de resterende problemen op te lossen teneinde het reeds bereikte standaard nog te verhogen en ervoor te zorgen dat een vrij en eerlijk verloop van de presidentsverkiezingen op 19 februari 2008 volledig is gewaarborgd; spoort de regering en de oppositie in algemene termen aan een constructieve dialoog te voeren ter versterking van het pluralisme als kernelement van de democratie; roept de Armeense autoriteiten er voorts toe op een onderzoek in te stellen naar berichten over geweld en mishandelingen door de politie en in gevangenissen;

14. uit opnieuw zijn ernstige bezorgdheid over de verslechtering van de situatie ten aanzien van de mensenrechten en de persvrijheid in Azerbeidzjan; verzoekt de Azerbeidzjaanse autoriteiten de persvrijheid te waarborgen, gevangenzittende journalisten onverwijld in vrijheid te stellen, een eind te maken aan de intimidatie van journalisten, met name in de vorm van misbruik van smaadwetten, en een moratorium af te kondigen op de toepassing van smaadwetten, en met deze maatregelen te tonen dat zij hun verplichtingen ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting serieus nemen; verwacht van de Azerbeidzjaanse autoriteiten dat zij de vrijheid van vergadering waarborgen en garanties bieden dat er met het oog op de verkiezingen van volgend jaar geen beperkingen aan de activiteiten van politieke partijen worden opgelegd en ervoor zorgen dat de OVSE-normen volledig worden nageleefd; verzoekt de Azerbeidzjaanse autoriteiten voorts politiegeweld te voorkomen en alle vermeende gevallen van slechte behandeling tijdens gevangenschap te onderzoeken; wijst er nogmaals op dat de EU bereid is Azerbeidzjan te ondersteunen bij de uitvoering van hervormingen met betrekking tot de eerbiediging van de mensenrechten en de democratie;

15. neemt kennis van de omvangrijke hervormingen die de regering van Georgië na de rozenrevolutie heeft doorgevoerd; moedigt elke verdere inspanning aan om tot een pluralistisch bestuur en een dialoog tussen de regering en de oppositie te komen, de rechtsstaat te versterken, de verplichtingen op het gebied van de mensenrechten – vooral waar het de onafhankelijkheid van de rechtspraak betreft – na te leven, een ‘zero tolerance’-beleid ten aanzien van politiegeweld in te voeren, het strafrecht te hervormen en de omstandigheden waaronder mensen worden vastgehouden te verbeteren; verzoekt de Georgische autoriteiten de eigendomsrechten, de vrijheid van vergadering, de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid te respecteren; verwacht dat Georgië zal voldoen aan de doelstellingen van het actieplan van het ENP en aan de aanbevelingen van de Raad van Europa voor een duurzaam democratisch bestuur op langere termijn, met bijzondere aandacht voor pluralisme en oppositie, ingebouwde controlemechanismen en institutionele hervormingen, waaronder – vooruitlopend op de parlements- en presidentsverkiezingen van 2008 – een hervorming van de kieswet;

16. geeft nogmaals uiting aan zijn aanhoudende steun aan de inspanningen die Georgië onderneemt om politieke en economische hervormingen in te voeren en zijn democratische instellingen (met inbegrip van zijn kieswet) te versterken, om zodoende een vreedzaam en welvarend Georgië op te bouwen dat kan bijdragen tot de stabiliteit in de regio én in de rest van Europa; spreekt zijn diepe bezorgdheid uit over de recente ontwikkelingen in Georgië, die hebben geleid tot escalaties zoals het gewelddadige politieoptreden tegen vreedzame demonstraties, de sluiting van onafhankelijke media en het uitroepen van de noodtoestand; is verheugd over het besluit van de Georgische autoriteiten om vervroegde presidentsverkiezingen en (mogelijkerwijs) een referendum over het tijdstip van parlementsverkiezingen te houden; neemt nota van de officiële uitnodigingen van de autoriteiten van Georgië aan het Europees Parlement, de OVSE en de Raad van Europa om waarnemingsmissies te sturen naar zowel de verkiezingscampagne, als de verkiezingen zelf; roept alle politieke krachten in Georgië op zich in te zetten voor een politieke cultuur van democratie waarin politieke tegenstanders worden gerespecteerd en een constructieve dialoog plaatsvindt gericht op het steunen en verder uitbouwen van de kwetsbare democratische instellingen van het land; teneinde weer voor democratische voorwaarden voor vrije en eerlijke verkiezingen en het referendum te zorgen; roept de Georgische autoriteiten met klem op:

     –   de rechtsstaat te eerbiedigen en de persvrijheid te herstellen,

     –   een zinvolle dialoog met de oppositie en het publiek aan te gaan,

     –   de vrijheid van meningsuiting te waarborgen voor alle kandidaten,

     –   een grondig, onpartijdig en onafhankelijk onderzoek naar de ernstige schendingen van de mensenrechten en de persvrijheid in te stellen, en in de desbetreffende zaken voor een eerlijk proces te zorgen;

17. is verheugd over de wijzigingen van de kieswet en dringt er bij de autoriteiten en de oppositie op aan de onderhandelingen over hervormingen van deze wet voort te zetten;

18. benadrukt dat het van cruciaal belang is dat Armenië, Azerbeidzjan en Georgië zich onomwonden verplichten de mensenrechten en fundamentele vrijheden te respecteren, wat een voorwaarde is om de toekomstige betrekkingen tussen deze landen en de EU te bepalen; verwacht van deze landen dat ze zich zullen houden aan de doelstellingen die in het actieplan van het ENP zijn neergelegd, alsmede de aanbevelingen die de Raad van Europa op dit punt heeft gedaan; verzoekt de Commissie met alle drie de landen te onderhandelen over de oprichting van subcommissies voor mensenrechten;

19. verwacht van de autoriteiten van Armenië, Azerbeidzjan en Georgië dat zij, vooruitlopend op hun respectieve presidentsverkiezingen van 2008, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vergadering en de persvrijheid garanderen; onderstreept dat het voor de verdere ontwikkeling van de betrekkingen met de EU van essentieel belang is dat deze landen eerlijke en evenwichtige toegang tot de publieke en particuliere media verlenen en verkiezingen houden in overeenstemming met de internationale normen;

20. is ingenomen met het besluit om Polen in de aanloop naar de verkiezingen namens de EU te laten bemiddelen tussen de Georgische regerings- en oppositionele media; is van oordeel dat het engagement van de nieuwe lidstaten, die nauwe culturele en historische banden hebben met de regio, van groot belang is;

21. stelt met nadruk dat het van groot belang is het maatschappelijk middenveld te steunen en te versterken en interpersoonlijke contacten te uit te bouwen teneinde de ontwikkeling van de democratie en de rechtsstaat te bevorderen; spoort de Commissie aan ten volle de kansen te benutten die het Europees instrument voor democratie en mensenrechten biedt, bijvoorbeeld door toe te zien op de uitvoering van het ENP; benadrukt dat er in het ENP, en met name bij het toezicht op de implementatie daarvan, plaats voor samenwerking en raadpleging met het maatschappelijk middenveld dient te zijn; dringt er bij de Commissie op aan een voorbeeld te stellen door concrete mechanismen voor de raadpleging van het maatschappelijk middenveld in te voeren; onderstreept dat het van belang is te waarborgen dat de middelen rechtvaardig worden verdeeld zonder politiek gemotiveerde tussenkomst van de overheid; verzoekt de Commissie tevens om richtsnoeren voor de lokale en regionale autoriteiten op te stellen inzake hun specifieke rol in de tenuitvoerlegging van de actieplannen van het ENP;

22. benadrukt het belang van samenwerking op het vlak van het vrij verkeer van personen over de grenzen van de EU en haar buurstaten; verzoekt de Commissie en de Raad de subcommissie Justitie en Binnenlandse Zaken EU-Georgië zo spoedig mogelijk zijn werk te laten beginnen en de nodige stappen te zetten om een aanvang te maken met onderhandelingen over overname- en visumversoepelingsovereenkomsten tussen de EU en Georgië en om de overeenkomst inzake het mobiliteitspartnerschap met de EU te tekenen, en wijst nadrukkelijk op de negatieve effecten die elk uitstel op de oplossing van de binnenlandse conflicten in Georgië zal hebben, en wijst op de problemen die zijn ontstaan ten gevolg van het besluit van de Russische autoriteiten om Russische paspoorten af te geven aan personen die in Abchaziën en Zuid-Ossetië wonen; pleit ervoor dat er een aanvang wordt gemaakt met onderhandelingen over de overeenkomsten met Armenië en Azerbeidzjan; dringt bij de lidstaten aan op versterking van de samenwerking om de doeltreffendheid van de consulaire diensten in de landen van de zuidelijke Kaukasus te verbeteren en de oprichting van gemeenschappelijke centra voor het aanvragen van een visum te versnellen; steunt onderzoek naar verdere initiatieven in het kader van de ontwikkeling van een globale benadering van migratie in Oost- en Zuid-Oost-Europa;

23. verzoekt de Commissie tevens de aanwezigheid van Europese NGO's in Armenië, Azerbeidzjan en Georgië in financiële zin te ondersteunen, teneinde de kennis en ervaring van deze organisaties inzake de schepping van een georganiseerd maatschappelijk middenveld te verspreiden;

24. stelt met nadruk dat een vereenvoudiging van het verkeer van personen gebonden is aan veilige grenzen, en neemt met instemming kennis van het initiatief van de Commissie om de regionale samenwerking op het gebied van geïntegreerd grensbeheer in de zuidelijke Kaukasus te bevorderen; onderstreept de noodzaak van een doeltreffende versoepeling van de visumvoorschriften voor klein grensverkeer; is zich bewust van het feit dat wederzijdse welwillendheid een voorwaarde vormt voor samenwerking langs de gehele grens van Georgië met Rusland; benadrukt dat doorzichtigheid van de begroting en de inkomsten van cruciaal belang is als men de overheidsuitgaven tegenover de gewone burger wil kunnen verantwoorden;

25. roept de drie landen op hun inspanningen voor bestrijding van de corruptie en de vestiging van een gunstig investerings- en ondernemingsklimaat te vergroten; benadrukt het belang van begrotingstransparantie teneinde te garanderen dat de regering rekenschap aflegt over de overheidsuitgaven; wijst er met nadruk op dat de ontwikkeling van het eigendomsrecht voor de groei van het midden- en kleinbedrijf en voor een duurzame economische ontwikkeling van wezenlijk belang is; spoort aan tot de bevordering van hervormingen ter invoering van een markteconomie die gericht zijn op de verhoging van het concurrentievermogen en de versterking van de particuliere sector; steunt de harmonisatie en een verdere intensivering van de liberaliseringsmaatregelen in overeenstemming met de beginselen van de WTO; onderstreept het belang van een flankering van economische hervormingen door adequate sociale maatregelen;

26. verzoekt de autoriteiten van alle drie de landen te waarborgen dat de maatregelen die in de strijd tegen corruptie worden genomen niet voor politieke doeleinden worden gebruikt en dat onderzoek, gerechtelijke vervolging en processen op een eerlijke en transparante wijze plaatsvinden;

27. constateert dat de territoriale conflicten en de daaruit voortvloeiende onveiligheid een bepalende factor zijn voor de toename van de militaire uitgaven in de staten van de regio, met de negatieve gevolgen voor hun economische en sociale ontwikkeling van dien; roept de staten in de regio op af te zien van een verhoging van hun militaire uitgaven;

Een vreedzame oplossing van conflicten

28. is van mening dat het vinden van een vreedzame oplossing voor de onopgeloste, uit het Sovjettijdperk stammende conflicten van wezenlijk belang is om in de zuidelijke Kaukasus en in een bredere regionale context tot politieke stabiliteit en economische ontwikkeling te komen; benadrukt dat de EU een belangrijke rol dient te spelen bij de totstandkoming van een cultuur van dialoog en begrip in de regio en bij de waarborging van de uitvoering van de hierboven genoemde resolutie 1325 van de VN-veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid; pleit voor de opzet van grensoverschrijdende programma's en een dialoog tussen de verschillende samenlevingen als middel voor conflicttransformatie en over de scheidslijnen heen tot vertrouwen te komen; verwelkomt in het bijzonder de inspanningen van de Commissie om in Abchazië en Zuid-Ossetië hulp te verlenen en voorlichting te verspreiden; ondersteunt het initiatief van de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de zuidelijke Kaukasus om in beide gebieden voorlichtingsbureaus te openen; dringt er bij de Commissie en de speciale vertegenwoordiger van de EU op aan op dezelfde wijze op te treden in Nagorno-Karabach;

29. is gekant tegen alle pogingen van buitenlandse mogendheden die erop zijn gericht een exclusieve invloedssfeer te scheppen; roept op tot constructieve samenwerking met alle landen in het gedeelde nabuurschap en dringt er bij Rusland op aan zich niet te verzetten tegen bijdragen van de EU tot conflictbeheersing en vredeshandhavingsoperaties in de zuidelijke Kaukasus;

30. constateert dat de tegenstrijdigheid tussen de beginselen van zelfbeschikking en territoriale integriteit bijdraagt tot het voortduren van de conflicten in de zuidelijke Kaukasus; is van oordeel dat dit probleem alleen kan worden opgelost door middel van onderhandelingen op basis van de in het VN-Handvest en de Slotakte van Helsinki verankerde beginselen en in het kader van regionale integratie; merkt op dat dit proces alleen met steun van de internationale gemeenschap kan plaatsvinden en verzoekt de EU het initiatief te nemen tot geëigende maatregelen; is bovendien van oordeel dat een tot een versterking van de cohesie van de samenleving van de staten van de zuidelijke Kaukasus leidende verbetering van de interetnische betrekkingen op basis van Europese normen en versterking van de rechten van minderheden van essentieel belang is voor de totstandkoming van een oplossing van de regionale conflicten door onderhandelingen;

31. verklaart nogmaals onvoorwaardelijk achter de territoriale integriteit en de onaantastbaarheid van de internationaal erkende grenzen van Georgië te staan en betuigt zijn steun aan de voortdurende inspanningen die de Georgische autoriteiten zich getroosten om voor de binnenlandse conflicten in Abchazië en Zuid-Ossetië tot een regeling te komen; uit evenwel zijn bezorgdheid over de agressieve retoriek die met betrekking tot de geschillen nog steeds wordt gebruikt en steunt de oproep van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties tot een verdubbelde inspanning om te voorkomen dat er acties worden ondernomen die tot hervatting van de vijandelijkheden in Abchazië zouden kunnen leiden; spoort de partijen aan om ten volle gebruik te maken van dialoog en onderhandelingen om tot een definitieve oplossing van het conflict in Zuid-Ossetië te komen; verzoekt de autoriteiten die de facto het bewind voeren om voorwaarden te scheppen voor een veilige terugkeer van in eigen land ontheemden en de onvervreemdbaarheid van de eigendomrechten in de conflictgebieden te respecteren, in overeenstemming met de recente resolutie van de VN-Veiligheidsraad; benadrukt dat het voor een duurzame regeling van fundamenteel belang is dat er voor de meest fundamentele mensenrechtenkwesties, zoals de terugkeer van IDP's en de teruggave van hun bezittingen, en een adequaat onderzoek door alle partijen naar oorlogsmisdaden en het lot van vermiste personen, een oplossing wordt gevonden; roept alle partijen op naar de onderhandelingstafel terug te keren; is verheugd over de eerste ontmoeting op hoog niveau tussen vertegenwoordigers uit Georgië en Abchazië, die onlangs na een lange onderbreking heeft plaatsgevonden;

32. is van oordeel dat verder uitstel van een oplossing van het conflict rond Nagorno-Karabach geen van de betrokken landen goed zal doen, maar de regionale stabiliteit juist in gevaar zal brengen en de regionale en economische ontwikkeling zal afremmen; stelt nogmaals dat het de territoriale soevereiniteit en de onschendbaarheid van de internationaal erkende grenzen van Azerbeidzjan en Armenië erkent en respecteert; verzoekt Armenië en Azerbeidzjan met klem elke mogelijkheid te baat te nemen om voor het conflict rond Nagorno-Karabach een vreedzame oplossing te vinden; spreekt nogmaals zijn nadrukkelijke steun uit voor de Minsk Groep, maar betreurt het ontbreken van enige substantiële progressie in de onderhandelingen; verzoekt de partijen uitvoering te geven aan de relevante resoluties van de VN-Veiligheidsraad, en met name toe te staan dat alle in eigen land ontheemden in veiligheid en waardigheid naar huis kunnen terugkeren; waarschuwt voor elke vorm van militante en provocerende retoriek die het onderhandelingsproces zou kunnen ondermijnen;

33. betreurt dat de inspanningen om de drie landen van de regio dichter bij elkaar te brengen worden belemmerd door het voortduren van onopgeloste conflicten tengevolge van territoriale aanspraken en separatisme; onderstreept dat conflictgebieden vaak als uitvalsbasis dienen voor de georganiseerde misdaad en activiteiten als het witwassen van geld, drugshandel en wapensmokkel vormen;

34. wijst de betrokken autoriteiten erop dat vluchtelingen en IDP's niet mogen worden gebruikt als middel om conflicten te beslechten; verzoekt om ingrijpende maatregelen om de leefomstandigheden en de sociale situatie van de IDP's reeds vooruitlopend op de verlening van het recht van de mens op terugkeer naar zijn land van herkomst te verbeteren;

35. verzoekt de Commissie en de lidstaten financiële steun te blijven verlenen voor de inspanningen van Armenië, Azerbeidzjan en Georgië om oplossingen te vinden voor vluchtelingen en ontheemden, door huizen te herstellen en wegen, infrastructuur voor water- en stroomvoorzieningen, ziekenhuizen en scholen te bouwen, teneinde ervoor te zorgen dat deze gemeenschappen beter kunnen worden geïntegreerd en tegelijkertijd de ontwikkeling van de regio's waar zij verblijven, te bevorderen, zonder daarbij de lokale bevolking te vergeten, die vaak eveneens onder de armoedegrens leeft; benadrukt het belang om het probleem van de talrijke landmijnen aan te pakken die zijn overgebleven uit het conflict om Nagorno-Karabach en waardoor nog steeds mensen worden verwond en in sommige gevallen de dood vinden;

36. verzoekt de voornaamste actoren in de regio bij het oplossen van de onopgeloste, uit het Sovjettijdperk stammende conflicten in de regio een positieve rol te spelen en stappen te ondernemen om de betrekkingen met de buurlanden te normaliseren; herhaalt zijn oproep aan Turkije om zich serieus en intensief in te zetten voor het vinden van een oplossing van de conflicten met al zijn buurlanden, overeenkomstig het Handvest van de VN, de relevante resoluties van de VN-Veiligheidsraad en andere relevante internationale overeenkomsten, onder andere middels een openhartige en open discussie over gebeurtenissen uit het verleden; herhaalt zijn oproep aan de regeringen van Turkije en Armenië om met het oog op zowel het heden als het verleden een verbroederingsproces te starten, en vraagt de Commissie dit proces te begeleiden, onder andere door gebruik te maken van regionale samenwerking in het kader van het ENP en het beleid voor synergie voor het Zwarte-Zeegebied; verzoekt de Commissie en de Raad de kwestie van de openstelling van de Turks-Armeense grens met de twee betrokken landen te bespreken;

37. stelt voor een drie-plus-drie-overleg over veiligheid en samenwerking in de zuidelijke Kaukasus in het leven te roepen, waaraan aan de ene kant de drie landen van de zuidelijke Kaukasus en aan de andere kant de EU, de VS en Rusland deelnemen, om het vraagstuk van veiligheid en samenwerking in de zuidelijke Kaukasus te bespreken en daarbij vooral aandacht te besteden aan het scheppen van een passend kader voor de oplossing van de onopgeloste, uit het Sovjettijdperk stammende conflicten in de regio;

Samenwerking op het gebied van energie en vervoer

38. hecht er groot belang aan dat de in december 2006 op stapel gezette gaspijpleiding van Baku via Tbilisi naar Erzurum en de in 2005 op stapel gezette oliepijpleiding van Baku via Tbilisi naar Ceyhan wordt opengesteld en wijst met nadruk op het belang van de trans-Kaspische corridorprojecten voor energie, omdat deze een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van handel en economie in de regio en kunnen leiden tot een betere beveiliging en diversificatie van de energievoorziening en de doorvoersystemen van Azerbeidzjan en het bekken van de Kaspische Zee naar de markt van de EU en kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van een gemeenschappelijk Europees extern beleid inzake energie;

39. benadrukt het belang van de verdere ontwikkeling van het energiepartnerschap EU-Azerbeidzjan, zoals voorzien in de op 7 november 2006 te Brussel ondertekende gemeenschappelijke intentieverklaring over een strategisch partnerschap op het gebied van energie tussen de EU en Azerbeidzjan, en is verheugd over de bereidheid van de regeringen van Azerbeidzjan en Georgië om een actieve rol te blijven spelen bij de bevordering van een marktgebaseerde energielevering en diversificatie van de doorvoer door de regio, teneinde zo in grote mate bij te dragen tot de Europese energiezekerheid;

40. verwelkomt het verslag van de werkgroep op hoog niveau en de mededeling van de Commissie over de uitbreiding van de belangrijkste trans-Europese vervoersassen naar de buurlanden; herhaalt zijn steun voor de aanleg van nieuwe infrastructuur en haalbare transportcorridors voor de diversificatie van zowel leveranciers als routes, zoals de trans-Kaspische/trans-Zwarte Zee energiecorridor en de Nabucco-pijpleiding, alsmede de projecten Inogate en Traceca die het Zwarte-Zeegebied en het gebied van de Kaspische Zee met elkaar verbinden;

41. constateert dat zich een nieuwe realiteit voordoet waarvan klimaatverandering en de continuïteit van de energievoorziening uiterst belangrijke aspecten zijn; erkent dat het van essentieel belang is om voor diversiteit van de energievoorziening te zorgen en dat dit alleen door een betere samenwerking met de buurlanden, met name in de zuidelijke Kaukasus en Centraal-Azië, kan worden bereikt, en dringt aan op regionale en interregionale ontwikkeling; is van mening dat de uitvoering van de projecten op het gebied van energiediversificatie een van de prioriteiten moet zijn van het versterkte ENP, en dringt aan op meer steun voor verbetering van het investeringsklimaat en het regelgevingskader, op basis van de beginselen van het Energiehandvestverdrag, in de energiesectoren van de producerende en doorvoerlanden;

42. stelt vast dat de gas- en oliereserves van Azerbeidzjan naar schatting nog vijftien tot twintig jaar exploiteerbaar zullen zijn; merkt op dat de olievelden in de Zwarte Zee volgens recente schattingen rond 14 miljard vaten omvatten en de aardgasreserves rond 850 tot 1370 miljard kubieke meter bedragen; erkent dat er inspanningen dienen te worden gedaan om het land voor de "vloek van de bodemschatten" te behoeden; benadrukt derhalve het belang van zowel in politiek als in economisch opzicht duurzame alternatieven; verzoekt de Azerbeidzjaanse regering de nodige stappen te zetten voor een wetgevend en operationeel kader waarbinnen de hulpverlening die de EU op het gebied van duurzame energiebronnen en energiezuinigheid verstrekt, optimaal kan worden benut;

43. verwelkomt met belangstelling het voorstel van de Commissie om een haalbaarheidsstudie uit te voeren naar een mogelijke "nabuurschapsenergieovereenkomst" en moedigt daartoe de ENB-partnerlanden aan het internationale recht en de op de wereldmarkt aangegane verplichtingen te respecteren;

44. ondersteunt de inspanningen van de Armeense regering om, overeenkomstig het verzoek van de EU, de huidige installaties van de kerncentrale van Medzamor vervroegd te ontmantelen en haalbare alternatieve oplossingen voor de energievoorziening te vinden, maar uit zijn bezorgdheid over het besluit van de regering om in dezelfde kerncentrale, die zich in een seismisch actief gebied bevindt, een nieuwe installatie te bouwen, en roept de Armeense autoriteiten op alternatieve oplossingen voor de energievoorziening te vinden;

45. beveelt aan bij de samenwerking op energiegebied ook rekening te houden met de eigen behoeften van de betreffende landen en met de voordelen, met name wat betreft de toegang tot energie; verzoekt de Commissie te waarborgen dat de in het kader van het ENPI met ODA-middelen gefinancierde energieprojecten een direct effect voor de armoedebestrijding hebben en ten goede komen aan de lokale bevolking; verzoekt de Commissie de inspanningen van de drie landen ter bestrijding van klimaatverandering sterker te ondersteunen en naar concrete oplossingen te zoeken om inefficiënte energieproductie en consumptiepatronen tegen te gaan, onder meer via technologieoverdracht;

46. neemt nota van interregionale initiatieven zoals de spoorlijn Bakoe-Tbilisi-Kars; is van mening dat dit initiatief kan bijdragen aan een betere economische en politieke integratie van dat deel van de wereld in de Europese en mondiale economie, en aan de economische en handelsontwikkeling van de regio; benadrukt evenwel dat het project volledig voorbijgaat aan de bestaande, volledig operationele spoorverbinding in Armenië; spoort de republieken van de zuidelijke Kaukasus en Turkije aan effectieve maatregelen voor regionale economische integratie te treffen en af te zien van kortzichtige en politiek gemotiveerde regionale energie- en vervoersprojecten die geen rekening houden met de beginselen van gezonde ontwikkeling van het ENP;

Overige opmerkingen

47. herhaalt zijn verzoek om regelmatige verslaglegging door de speciale afgezant van de EU, met inbegrip van een algemeen verslag dat na het einde van de missie dient te worden gepresenteerd en aan het Europees Parlement beschikbaar gesteld;

48. neemt met instemming kennis van het besluit van de Commissie van 10 mei 2007 om haar afvaardiging in Jerevan uit te breiden en uiterlijk eind 2007 een afvaardiging te openen in Bakoe; verzoekt de Commissie te waarborgen dat deze afvaardigingen zonder verder uitstel operationeel worden;

49. is van oordeel dat het van groot belang is de zichtbaarheid van de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de zuidelijke Kaukasus te verhogen om het EU beleid beter over te kunnen brengen aan de verschillende landen en hun burgers; is van oordeel dat het in dit verband van cruciaal belang is het maatschappelijk middenveld hierbij te betrekken;

50. verzoekt de Commissie en de Raad om, op basis van de prestaties van de verschillende landen, te overwegen om nieuwe, verdergaande overeenkomsten met de betrokken landen te sluiten;

51. verzoekt de parlementen van de afzonderlijke landen de vertegenwoordiging van de parlementaire oppositie in hun delegaties bij de partnerschapscoördinatiecellen te versterken en ondersteunt de toenemende regionale parlementaire samenwerking, zoals die blijkt uit de Parlementaire Assemblee van de Organisatie voor Economische Samenwerking in het Zwarte Zeegebied en het Parlementair Initiatief voor de zuidelijke Kaukasus;

52. benadrukt de noodzaak om een beroep te doen op de bestaande multilaterale organisaties om de interactie tussen de Europese Unie en de landen van de zuidelijke Kaukasus te versterken;

53. wijst nogmaals op de noodzaak om het optreden van de EU-instellingen en andere bilaterale en multilaterale actoren te coördineren, teneinde de samenhang tussen de actieplannen en de met de Raad van Europa, de OVSE, de NAVO en de VN aangegane verplichtingen te waarborgen;

54. benadrukt dat de zuidelijke Kaukasus voor de EU van groot belang is en dat het Parlement er daarom nauwkeurig op dient toe te zien dat de verschillende actieplannen van het ENP worden uitgevoerd;

o

o o

55. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van Armenië, Azerbeidzjan en Georgië.

ADVIES van de Commissie internationale handel (11.10.2007)

aan de Commissie buitenlandse zaken

inzake een effectiever EU-beleid voor de zuidelijke Kaukasus: van beloften naar maatregelen
(2007/2076(INI))

Rapporteur voor advies: Eugenijus Maldeikis

SUGGESTIES

De Commissie internationale handel verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  is van mening dat handelsbeleid van essentieel belang is voor het waarborgen van politieke stabiliteit en economische ontwikkeling die leidt tot een vermindering van de armoede in de zuidelijke Kaukasus en dat het cruciaal is voor verdere samenwerking tussen de EU en de zuidelijke Kaukasus; onderstreept dat bij het handelsbeleid rekening moet worden gehouden met de sociale dimensie;

2.  benadrukt de geopolitieke situatie van Armenië, Georgië, en Azerbeidzjan ten aanzien van Rusland, Iran en Turkije, en de toenemende belangen van andere economische mogendheden in dit gebied, zoals Rusland, de Verenigde Staten en China; acht het derhalve van het allerhoogste belang dat samenwerking met de zuidelijke Kaukasus de hoogste prioriteit krijgt, vooral op het gebied van energievraagstukken;

3.  acht het van essentieel belang om rekening te houden met de verschillen qua ontwikkelingsniveau tussen de landen van de zuidelijke Kaukasus onderling en tussen deze landen en de EU; benadrukt dientengevolge dat het noodzakelijk is om deze landen het recht te geven zelf het tempo van de openstelling van hun markten en hun nationale strategieën voor economische en sociale ontwikkeling te bepalen;

4.  is verheugd over de opname van Armenië, Georgië en Azerbeidzjan in het Europees nabuurschapsbeleid, dat een belangrijk middel is voor de verbetering van de bilaterale handel met de EU, op voorwaarde dat rekening wordt gehouden met de prioriteiten van alle betrokken partijen; verzoekt de drie landen met klem om uitvoering te geven aan alle handelsrelevante bepalingen in hun respectieve partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten; is van mening dat verdere aanpassing van de regelgeving aan die van het communautair acquis op het gebied van specifieke handelsgerelateerde kwesties de drie landen zal helpen hun export te vergroten en te diversifiëren;

5.  neemt kennis van de vorderingen die in de landen van de zuidelijke Kaukasus zijn geboekt bij de goedkeuring en uitvoering van wetgeving die aan de mensenrechtennormen voldoet en onderstreept dat aanhoudende inspanningen ter versterking van de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van cruciaal belang zijn voor een stabiel en gunstig ondernemingsklimaat en voor de bevordering van het handelsverkeer tussen de zuidelijke Kaukasus en de EU;

6.  benadrukt de noodzaak van een versoepeling van de visumregeling tussen de landen van de zuidelijke Kaukasus en de EU, als instrument voor de versterking van de economische en commerciële samenwerking en voor de verdere ontwikkeling van het Europees nabuurschapsbeleid;

7.  verwacht dat de in de nationale actieplannen uiteengezette doelstellingen zullen worden gehaald en dat dit niet alleen zal zorgen voor sociale en economische ontwikkeling en vooruitgang maar ook voor nauwere samenwerking tussen de zuidelijke Kaukasus en de EU;

8.  dringt er bij de communautaire instellingen op aan hun betrokkenheid te versterken door het creëren van economische prikkels ter versterking van intensievere regionale samenwerking in het onderhavige gebied, waaronder een breder handelsverkeer tussen de drie landen onderling, een gemeenschappelijke aanpak van energie, vervoer, het milieu, onderzoek en innovatie, en onderwijs alsook van regionale samenwerkingsinitiatieven op het gebied van rechtshandhaving; benadrukt het belang voor Armenië, Georgië en Azerbeidzjan van samenwerking in het Zwarte Zeegebied;

9.  benadrukt dat Georgië en Armenië volledig dienen te voldoen aan de verplichtingen van de WTO na hun toetreding tot de WTO in respectievelijk 2000 en 2003; steunt de toetreding van Azerbeidzjan tot de WTO;

10. verwelkomt het initiatief van de Commissie om zo snel mogelijk een haalbaarheidsstudie uit te voeren en te publiceren om de mogelijkheid van een uitgebreide vrijhandelsovereenkomst met Georgië en Armenië te onderzoeken, is van mening dat een dergelijke overeenkomst beide partijen ten goede zal komen;

11. beveelt de Commissie aan bij bilaterale besprekingen op alle niveaus steeds de tenuitvoerlegging van de fundamentele arbeidsnormen aan de orde te stellen;

12. verzoekt de Commissie en de Raad om maatregelen ten uitvoer te leggen om ervoor te zorgen dat Armenië, Georgië en Azerbeidzjan zoveel mogelijk kunnen profiteren van het algemeen preferentiestelsel;

13. wijst op de noodzaak van markt- en regelgevingshervormingen, het opstellen van normen voor de certificering van importeurs, exporteurs en vervoerders, het toepassen van sanitaire en fytosanitaire normen, het aanscherpen van douanecontroles, van harmonisatie en vereenvoudiging van douanewetgeving en een samenhangende grensbeheerstrategie voor deze drie landen;

14. roept de regeringen van Georgië, Armenië en Azerbeidzjan op om het investeringsklimaat te verbeteren teneinde het vertrouwen van investeerders te versterken en om maatregelen te nemen om verdere economische groei te bevorderen; moedigt de drie regeringen aan om hun regionale beleid te ontwikkelen en te versterken en daarbij effectieve maatregelen te genereren en ten uitvoer te leggen; verzoekt hen met klem om corruptie effectief te bestrijden; benadrukt evenwel dat sommige landen bij de aanpak van corruptie grotere vorderingen hebben gemaakt dan andere.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

9.10.2007

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

24

2

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Kader Arif, Carlos Carnero González, Daniel Caspary, Françoise Castex, Christofer Fjellner, Glyn Ford, Béla Glattfelder, Ignasi Guardans Cambó, Eduard Raul Hellvig, Jacky Henin, Sajjad Karim, Alain Lipietz, Caroline Lucas, Marusya Ivanova Lyubcheva, Erika Mann, Helmuth Markov, David Martin, Vural Öger, Georgios Papastamkos, Peter Šťastný, Robert Sturdy, Daniel Varela Suanzes-Carpegna, Zbigniew Zaleski

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Jean-Pierre Audy, Vasco Graça Moura, Eugenijus Maldeikis

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Cristian Silviu Buşoi, Jean Louis Cottigny

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

18.12.2007

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

67

0

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Roberta Alma Anastase, Christopher Beazley, Bastiaan Belder, Monika Beňová, André Brie, Elmar Brok, Colm Burke, Marco Cappato, Giorgos Dimitrakopoulos, Sorin Frunzaverde, Jas Gawronski, Maciej Marian Giertych, Ana Maria Gomes, Alfred Gomolka, Klaus Hänsch, Richard Howitt, Anna Ibrisagic, Metin Kazak, Helmut Kuhne, Joost Lagendijk, Vytautas Landsbergis, Johannes Lebech, Francisco José Millán Mon, Pasqualina Napoletano, Baroness Nicholson of Winterbourne, Raimon Obiols i Germà, Vural Öger, Janusz Onyszkiewicz, Ioan Mircea Paşcu, Alojz Peterle, João de Deus Pinheiro, Mirosław Mariusz Piotrowski, Samuli Pohjamo, Lydie Polfer, Bernd Posselt, Raül Romeva i Rueda, Libor Rouček, Katrin Saks, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Jacek Saryusz-Wolski, Marek Siwiec, István Szent-Iványi, Antonio Tajani, Charles Tannock, Inese Vaidere, Geoffrey Van Orden, Ari Vatanen, Kristian Vigenin, Zbigniew Zaleski, Josef Zieleniec

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Laima Liucija Andrikienė, Irena Belohorská, Cristian Silviu Buşoi, Giulietto Chiesa, Alexandra Dobolyi, Andrew Duff, Árpád Duka-Zólyomi, James Elles, Glyn Ford, David Hammerstein, Milan Horáček, Marie Anne Isler Béguin, Tunne Kelam, Miloš Koterec, Nickolay Mladenov, Aloyzas Sakalas, Antolín Sánchez Presedo, Adrian Severin

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)