VERSLAG over het verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Claudio Fava
24.1.2008 - (2007/2155(IMM))
Commissie juridische zaken
Rapporteur: Klaus-Heiner Lehne
ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Claudio Fava
Het Europees Parlement,
– gezien het verzoek van Claudio Fava om verdediging van zijn immuniteit in een zaak die bij de rechtbank voor civiele zaken van Marsala aanhangig is gemaakt, dat op 29 mei 2007 werd ingediend en waarvan op 6 juni 2007 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven,
– na Claudio Fava te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 7, lid 3 van zijn Reglement,
– gelet op de artikelen 9 en 10 van het Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, en op artikel 6, lid 2 van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,
– gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 12 mei 1964 en 10 juli 1986[1],
– gelet op artikel 6, lid 3 en artikel 7 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0007/2008),
1. besluit de immuniteit en de voorrechten van Claudio Fava te verdedigen;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de betreffende autoriteiten van de Italiaanse Republiek.
- [1] Zaak 101/63 Wagner vs Fohrman en Krier [1964] jurispr. 195, en zaak 149/85 Wybot vs Faure e.a. [1986] jurispr. 2391.
TOELICHTING
I. DE FEITEN
Op de plenaire vergadering van 6 juni 2007 deelde de Voorzitter van het Europees Parlement mee dat hij bij schrijven van 29 mei 2007 een verzoek had ontvangen om verdediging van de immuniteit van Claudio Fava, en dat dit verzoek overeenkomstig artikel 6, lid 3 van het Reglement was doorverwezen naar de Commissie juridische zaken.
Het verzoek heeft betrekking op een zaak die door de heer David Salvatore Costa tegen de heer Fava en een aantal medebeklaagden bij de rechtbank voor civiele zaken van Marsala aanhangig is gemaakt.
Bij dagvaarding van 22 februari 2007 door de heer Costa werden Claudio Fava en de andere beklaagden opgeroepen om voor de rechter te verschijnen in het kader van een eis tot betaling, solidair of individueel, van een bedrag dat de rechter passend zou vinden als schadevergoeding voor de uitspraken die zij op 16 november 2006 hadden gedaan tijdens het op RAI 2 uitgezonden programma "Annozero", dat die avond gewijd was aan Sicilië.
Onder de gasten van het programma bevonden zich onder meer de heer Salvatore Cuffaro, voorzitter van de regio, en de heer Fava.
Volgens de dagvaarding van de heer Costa had de heer Fava zich naar het eind van de uitzending toe, in een heftige tirade tegen de heer Cuffaro op een gezwollen toon overgegeven aan onsamenhangende lasterlijke en beledigende verklaringen aan het adres van de heer Costa, die overigens niet aanwezig was tijdens het debat.
Zo verklaarde de heer Fava onder meer het volgende: "Onlangs was er sprake van de arrestatie van enkele leden van de Raad. Het gaat o.m. om een raadslid dat is gearresteerd omdat hij tijdens zijn verkiezingscampagne in zijn dienstauto rondreed met naast zich een voortvluchtig maffialid dat hij meenam naar zijn bijeenkomsten om stemmen te ronselen. Is het mogelijk dat ik mij van persoon vergist heb? Denkt u dat hij niet wist wie naast hem in de auto zat? Kijk, dat is politiek op Sicilië. Dat was (en nu richt hij zich tot de heer Cuffaro, met opgestoken wijsvinger) een van jouw raadsleden. Deze dingen zou ik graag vernemen uit de mond van de voorzitter van de Regio, want jij (de heer Cuffaro) zou moeten zeggen dat het ondenkbaar is dat een lid van regionale raad een voortvluchtig maffialid meeneemt op verkiezingscampagne..."
Nadat de heer Cuffaro had opgemerkt dat hij niet wist over wie de heer Fava het had en dat er voor zover hij wist geen leden van de raad aan de verkiezingscampagne in kwestie hadden deelgenomen, had de heer Fava meteen gereageerd met: "Raadslid Costa. David Costa."
II. REGELS EN ALGEMENE OPMERKINGEN INZAKE DE IMMUNITEIT VAN DE LEDEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT
1. De artikelen 9 en 10 van het Protocol betreffende de privileges en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen van 8 april 1965 luiden als volgt:
Artikel 9
Tegen de leden van de vergadering kan geen opsporing plaatsvinden, noch kunnen zij worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem, die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht.
Artikel 10
Tijdens de zittingsduur van het Europese Parlement genieten de leden:
a) op hun eigen grondgebied, de immuniteiten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend;
b) op het grondgebied van elke andere Lid-Staat, vrijstelling van aanhouding en gerechtelijke vervolging in welke vorm ook.
De immuniteit beschermt hen eveneens, wanneer zij zich naar de plaats van de bijeenkomst van het Europese Parlement begeven of daarvan terugkeren.
Op deze immuniteit kan geen beroep worden gedaan in geval van ontdekking op heterdaad, terwijl zij evenmin kan verhinderen dat het Europese Parlement het recht uitoefent de immuniteit van een van zijn leden op te heffen.
2. In het Reglement van het Europees Parlement wordt een en ander geregeld in de artikelen 6 en 7. Deze luiden als volgt:
Artikel 6 - Opheffing van de immuniteit
1. Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden met betrekking tot voorrechten en immuniteiten streeft het Parlement in de eerste plaats naar handhaving van zijn integriteit als democratische wetgevende vergadering en naar waarborging van de onafhankelijkheid van zijn leden bij de uitvoering van hun taken.
(...)
3. Ieder door een lid of voormalig lid tot de Voorzitter gericht verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten wordt ter plenaire vergadering medegedeeld en naar de bevoegde commissie verwezen.’
(...)"
Artikel 7 - Immuniteitsprocedures
1. De bevoegde commissie onderzoekt de verzoeken om opheffing van de immuniteit of om verdediging van de immuniteit en voorrechten onverwijld in volgorde van binnenkomst.
2. De commissie stelt een ontwerpbesluit op dat zich beperkt tot de aanbeveling het verzoek om opheffing van de immuniteit of om verdediging van de immuniteit en voorrechten aan te nemen of te verwerpen.
3. De commissie kan de betrokken autoriteit om informatie of opheldering verzoeken die zij nodig acht om zich een oordeel te vormen over de wenselijkheid van opheffing of verdediging van de immuniteit. Het betrokken lid krijgt de gelegenheid te worden gehoord en kan alle documenten of andere schriftelijke bewijsstukken overleggen die het voor het vormen van bovengenoemd oordeel nodig acht. Het kan zich doen vertegenwoordigen door een ander lid.
4. Indien het verzoek om opheffing op verscheidene punten van beschuldiging berust, kan elk van deze punten in een apart besluit worden behandeld. Het verslag van de commissie kan bij wijze van uitzondering het voorstel bevatten dat de opheffing van de immuniteit uitsluitend betrekking heeft op de strafrechtelijke vervolging, zonder dat het lid, zolang geen definitief vonnis is geveld, kan worden aangehouden of gevangengezet of tegen hem enige andere maatregel kan worden genomen die de uitoefening van zijn mandaat in de weg staat.
(...)
6. In geval van verdediging van een voorrecht of de immuniteit geeft de commissie aan of de omstandigheden een bestuursrechtelijke of andersoortige beperking vormen van de bewegingsvrijheid van de leden op hun reizen naar en van de plaats van bijeenkomst van het Parlement, dan wel een mening die is uitgedrukt of een stem die is uitgebracht tijdens de uitoefening van hun ambt, ofwel onder bepaalde aspecten vallen van artikel 10 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten die niet onder het nationale recht vallen; zij stelt een voorstel op om de betrokken autoriteit te verzoeken de nodige conclusies te trekken.
7. De commissie kan een met redenen omkleed advies uitbrengen over de bevoegdheid terzake van de desbetreffende autoriteit en over de ontvankelijkheid van het verzoek, maar spreekt zich in geen geval uit over de vraag of het betrokken lid al dan niet schuldig is, noch over de wenselijkheid het betrokken lid wegens de meningen of handelingen die het worden verweten, strafrechtelijk te vervolgen, zelfs indien de commissie door de behandeling van het verzoek uitgebreide kennis van de zaak krijgt.
(...)"
III. MOTIVERING VAN HET ONTWERPBESLUIT
Achtergrond
De term "gerechtelijke vervolging", zoals die in artikel 9 en artikel 10 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten wordt gebruikt, is altijd geïnterpreteerd als zijnde enkel van toepassing op strafrechtelijke vervolging.
Aangezien geen enkele van de zes lidstaten die de Europese Gemeenschappen hebben opgericht, van oordeel is dat de formulering van deze artikelen aan de eigen nationale parlementsleden immuniteit verleent in civiele zaken, valt het moeilijk aan te nemen dat de vertegenwoordigers van deze zes lidstaten de leden van het Europees Parlement privileges wilden verlenen die verder gaan dan die welke zij aan de leden van hun eigen parlement toekennen.
Tot september 2003 waren ook in het Parlement voorstanders te vinden voor de strikte interpretatie dat de betreffende bepalingen enkel golden voor strafrechtelijke procedures.
In maart 1987 ging het Parlement zo ver om een amendement voor te stellen op de ontwerptekst van de Commissie tot wijziging van het Protocol betreffende de privileges en immuniteiten om de betreffende bepaling te verduidelijken door de immuniteit van de EP-leden expliciet te beperken tot strafzaken en maatregelen waarbij de individuele vrijheid wordt ontnomen of beperkt[1].
De leden 4 en 7 van de huidige tekst van artikel 7 van het Reglement lijken deze interpretatie overigens nog meer te schragen daar hierin de woorden "strafrechtelijke vervolging" en "strafrechtelijk te vervolgen" expliciet worden gebruikt.
Op 23 september 2003 besloot het Parlement echter voor het eerst om de immuniteit van een lid in een civiele zaak te verdedigen[2]. Nadien werd nog vaker eenzelfde besluit genomen in andere civiele zaken[3].
Daarom moet de term "gerechtelijke vervolging" in bovengenoemde bepalingen van het Protocol worden geïnterpreteerd als ook betrekking hebbend elke poging om schadevergoeding te verkrijgen in het kader van een civiele zaak.
Toepassing in onderhavig geval
Zoals hierboven al is gezegd, wordt in artikel 9 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen bepaald dat de leden van het Europees Parlement absolute immuniteit genieten waar het gerechtelijke procedures betreft die tegen hen worden aangespannen "op grond van de mening ... die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht".
In de uitlatingen waarnaar de klager in de dagvaarding verwijst, heeft de heer Fava alleen maar commentaar op feiten die tot het publieke domein behoren.
Door melding te maken van en kritiek uit te oefenen op zaken die volgens hem ontsporingen waren in de verkiezingscampagne op Sicilië, oefende hij zijn ambt als lid van het Parlement uit door zijn mening te uiten in een zaak die van algemeen belang was voor zijn kiezers.
Kortom de heer Fava deed alleen zijn werk als lid van het Europees Parlement. Proberen de leden van het Europees Parlement de mond te snoeren door processen tegen hen aan te spannen, zodat ze hun mening niet kunnen uiten over zaken van legitiem openbaar belang en openbare zorg, is onaanvaardbaar in een democratische samenleving en overduidelijk in strijd met artikel 9 van het protocol, dat beoogt de vrijheid van meningsuiting van de parlementsleden bij de uitoefening van hun ambt te beschermen in het belang van het Parlement als instelling.
IV. CONCLUSIES
Gezien bovenstaande overwegingen beveelt de Commissie juridische zaken, na bestudering van de redenen voor en tegen de verdediging van de immuniteit, aan de immuniteit van de heer Claudio Fava te verdedigen.
- [1] Zie het verslag Donnez, A2-0121/86.
- [2] Zie verslag A5-0309/03, Sakellariou.
- [3] Zie verslagen A5-0421/03, Gargani; A5-0184/04, Schulz; A5-0185/04, Lehne; A5-0281/04, Bossi; A6-0449/07, Brunetta.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
22.1.2008 |
||
Uitslag eindstemming
|
+: -:0:
|
130 0
|
|
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Titus Corlăţean, Bert Doorn, Giuseppe Gargani, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Klaus-Heiner Lehne, Manuel Medina Ortega, Aloyzas Sakalas, Francesco Enrico Speroni, Diana Wallis, Jaroslav Zvěřina, Tadeusz Zwiefka |
||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Jean-Paul Gauzès, Kurt Lechner |
||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, par. 2) |
|
||