VERSLAG over de culturele industrieën in Europa
4.3.2008 - (2007/2153(INI))
Commissie cultuur en onderwijs
Rapporteur: Guy Bono
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de culturele industrieën in Europa
Het Europees Parlement,
– gelet op artikel 151 van het EG-Verdrag,
– gezien de conventie van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (Unesco) over bescherming en bevordering van de verscheidenheid van culturele uitdrukkingsvormen, 2005,
– gezien de conclusies van de Raad van 13 en 14 november 2006 en 24 en 25 mei 2007, met name over de bijdrage die de culturele en creatieve sectoren leveren tot verwezenlijking van de Lissabondoelen, en de resolutie van de Raad van 16 november 2007 over een Europese agenda voor cultuur,
– gezien de Richtlijn 2007/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot wijziging van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten[1],
– gelet op besluit 2006/515/EG van de Raad van 18 mei 2006 inzake de sluiting van het verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen[2],
– gezien de mededeling van de Commissie over een Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering (COM(2007)0242), alsmede het begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie bij deze mededeling (SEC(2007)0570),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 september 2003 over de culturele industrieën[3],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 januari 2004 over een communautair kader voor maatschappijen voor collectief beheer op het gebied van auteursrechten en naburige rechten[4],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 maart 2007 over de aanbeveling van de Commissie van 18 oktober 2005 betreffende het collectieve grensoverschrijdende beheer van auteursrechten en naburige rechten ten behoeve van rechtmatige online muziekdiensten[5],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 7 juni 2007 over de sociale status van kunstenaars[6],
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het rapport van de Commissie cultuur en onderwijs en de adviezen van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0063/2008),
A. overwegende dat cultuur niet alleen openbaar bezit is en een doel op zich voor de individuele en maatschappelijke ontwikkeling, maar ook een bijdrage levert tot aan de economische groei, de werkgelegenheid en de sociale cohesie, alsmede aan de regionale en lokale ontwikkeling, zoals blijkt uit recente wetenschappelijke studies, met name die van KEA European Affairs in opdracht van de Europese Commissie over de economie van de cultuur in Europa,
B. overwegende dat cultuur niet alleen openbaar bezit is en een doel op zich voor de individuele en maatschappelijke ontwikkeling, maar dat cultuur ook een bijdrage levert tot economische groei, werkgelegenheid en sociale cohesie, alsmede aan de regionale en lokale ontwikkeling, zoals blijkt uit recente wetenschappelijke studies, met name die van KEA European Affairs in opdracht van de Europese Commissie over de economie van de cultuur in Europa,
C. overwegende dat culturele industrieën industrieën zijn die een economische meerwaarde aan intellectuele werken geven en tegelijkertijd nieuwe waarden doen ontstaan op individueel en maatschappelijk niveau; overwegende dat deze culturele industrieën traditionele industrieën omvatten zoals film, muziek en uitgeverijen, de media en de industrieën uit de creatieve sector (mode, design), de toeristische sector en de kunstzinnige en de informatieve sector,
D. overwegende dat culturele industrieën, volgens de definitie van het UNESCO-Verdrag, alle sectoren omvatten waarin sprake is van schepping, productie en verhandeling van goederen en diensten met als bijzonder kenmerk dat de inhoud ontastbaar en cultureel van aard is; dat het product van de culturele industrie doorgaans beschermd wordt door auteursrechten,
E. overwegende dat evenwel meer erkenning, een speciale rechtspositie en meer steun nodig zijn om alle culturele en creatieve industrieën, met inbegrip van micro-ondernemingen, MKB en individuele kunstenaars te helpen hun volledige bijdrage te leveren aan de doelstellingen van de strategie van Lissabon,
F. overwegende dat de culturele industrieën voor burgers een groot scala aan inhoud produceren en verspreiden van informatieve, educatieve en ontspannende aard, dat deze steeds meer gebaseerd zijn op nieuwe technologieën en nieuwe digitale en audiovisuele vormen en dat de lidstaten en de Europese Unie een stimulerende en regulerende rol dient te spelen voor deze inhoud en vormen, door eerlijke en gepaste beloning te waarborgen voor scheppers van originele inhoud door middel van adequate en doeltreffende bescherming van auteursrechten en naburige rechten, en er tevens voor te zorgen dat de Europese culturele industrieën levensvatbaar zijn,
G. overwegende dat binnen de hedendaagse informatiemaatschappij vol digitale technologie nieuwe productie-, distributie- en consumptievormen ontstaan, die leiden tot nieuwe culturele producten en diensten die tegen piraterij beschermd moeten worden en meer in het algemeen tot adequate operationele en economische modellen om ervoor te zorgen dat producten met culturele inhoud toegankelijk, opengesteld en verscheiden zijn en in vergelijking met gewone handelsproducten hun bijzondere aard behouden, en waardoor wordt gewaarborgd dat alle groepen houders van rechten naar behoren worden beloond voor het gebruik dat wordt gemaakt van door auteursrechten beschermde culturele inhoud;
H. overwegende dat culturele producten en diensten bijzondere eigenschappen hebben die deze van andere producten en diensten onderscheiden, die dienen te worden meegenomen bij het uitstippelen en de tenuitvoerlegging van Europees beleid,
I. overwegende dat adequate en doeltreffende bescherming van auteursrechten en naburige rechten een essentieel middel vormt om kunstenaars en ontwerpers in staat te stellen zich voor hun scheppend werk en in het kader van het commerciële gebruik van hun werken eerlijk te laten belonen, en overwegende dat deze bescherming derhalve noodzakelijk is voor het overleven van de culturele industrieën,
J. overwegende dat de culturele industrieën een essentiële bijdrage leveren aan de bevordering van de culturele verscheidenheid, waarborging van de keuze van de consument, opvoering van de verscheidenheid van het ondernemerschap, de democratisering van de toegang tot cultuur, aan de versteviging van de Europese identiteit en de Europese integratie, en de bevordering van de interculturele dialoog,,
K. overwegende dat culturele industrieën een belangrijke bijdrage leveren aan lokale en regionale ontwikkeling en samenhang doordat zij aantrekkingskracht uitoefenen op investeringen in toerisme, hierdoor nieuwe soorten goederen en diensten ontstaan met een "lokaal karakter" en doordat er door nieuwe arbeidsplaatsen en mogelijkheden voor economische ontwikkeling wordt voorkomen dat afgelegen of minder ontwikkelde regio's in een marginale maatschappelijke positie terechtkomen,
L. overwegende dat auteurs ook aan de basis staan van de culturele industrieën en dat hun daarom een economische, juridische en maatschappelijke omgeving dient te worden geboden waarin zij hun creatieve mogelijkheden kunnen ontplooien,
M. overwegende dat het nodig is dat cultuur nauw verbonden wordt met onderwijs en vorming, om zo de productiecapaciteit en het scheppend vermogen van de culturele sector te versterken,
N. overwegende dat de ervaring met de "culturele hoofdsteden van Europa" een concreet voorbeeld vormt van de bijdrage die de culturele sector levert aan het economische en sociale leven van de stad en aan de ontplooiing van de inwoners daarvan,
O. overwegende dat de overheidssteun en de subsidies voor de creatieve sector als een investering dienen te worden beschouwd en niet als een luxe, en dat deze dienen te worden beoordeeld op grond van de Europese regels inzake mededinging, het protocol bij het Verdrag van Amsterdam betreffende het openbareomroepstelsel in de lidstaten, artikel 151 van het EG-Verdrag en het Unesco-verdrag betreffende culturele verscheidenheid,
P. overwegende dat particuliere en overheidsinvesteringen alsmede sponsoring in de culturele sector moeten worden aangemoedigd,
Q. overwegende dat concentratie in de culturele industrieën een gevaar vormt voor de verscheidenheid en het aanbod van culturele goederen aan consumenten,
R. overwegende dat creativiteit een voorwaarde is voor de ontwikkeling van innovatie in Europa en dat Europese technologische bedrijven er baat bij hebben samenwerkingsverbanden aan te gaan met kunstenaars en ontwerpers in de vorm van bedrijvenclusters,
S. overwegende dat het nodig is het kleinbedrijf en micro-ondernemingen verder te ondersteunen en hun netwerk te bevorderen, alsmede de individuele werknemers in deze ondernemingen, die in grote mate bijdragen aan de vorming van rijkdommen in een economie, en dat kunstenaars en ontwerpers moeten worden geholpen bij hun vorming als ondernemer in de creatieve sector en zij moeten worden gestimuleerd van hun creativiteit te leven,
T. overwegende dat de versnippering van de creatieve sector in Europa, die slechts ten dele kan worden verklaard door taalkundige factoren of redenen die te maken hebben met nationale identiteit, alsmede de afwezigheid van culturele industrieën met een echt Europese dimensie een belemmering kunnen vormen voor de rol die Europa op het internationale toneel toekomt op het gebied van cultuur,
U. overwegende dat culturele diversiteit en het vrij verkeer van ideeën gestalte krijgen in originaliteit, pluraliteit van identiteiten en gelijkheid tussen mannen en vrouwen,
V. overwegende dat de gelijkheid tussen mannen en vrouwen een fundamentele waarde van de Europese Unie is die via de cultuur wordt doorgegeven en dat deze waardenoverdracht de Europese integratie bevordert,
W. overwegende dat in de culturele industrie het evenwicht tussen mannen en vrouwen nog lang geen werkelijkheid is,
X. overwegende dat vrouwen in de culturele industrie voornamelijk verantwoordelijke posten bekleden als het gaat om kleine en middelgrote ondernemingen (MKB) of als zij hun eigen bedrijf opzetten,
Y. overwegende dat de deelname van vrouwen in de TIMES-sector (telecommunicatie, internet, media, e-commerce en software), een van de pijlers van de culturele industrie, extreem laag is (30%), terwijl slechts 20% van de nieuwe bedrijven in die sector door vrouwen wordt opgezet,
1. spreekt zijn tevredenheid uit over het feit dat de Raad en de Commissie bereid lijken te zijn de centrale rol te erkennen die wordt gespeeld door cultuur en creativiteit als belangrijke factoren in de bevordering van Europees burgerschap, verkleining van de afstand tussen kunst en Europese burger en om de doelstellingen van de strategie van Lissabon te halen, waardoor hun betekenis voor de ontwikkeling van het Europese project nog extra wordt benadrukt;
2. onderstreept dat het concurrentievermogen van de Unie in het kader van de huidige postindustriële economie eveneens moet worden verstevigd door de sectoren cultuur en creativiteit; verzoekt de Commissie en de lidstaten in dit kader voorrang te verlenen aan beleid dat niet alleen is gericht op commerciële innovatie, maar ook op innovatie in culturele acties en de creatieve economie;
3. merkt op dat de culturele industrieën behoren tot de voornaamste leveranciers van diensten met een toegevoegde waarde, die de basis vormen voor een dynamische kenniseconomie en derhalve dienen te worden erkend als een belangrijke bijdrage tot het mededingingsvermogen in de Europese Unie;
4. is van oordeel dat de culturele industrieën, die een belangrijke bron van nieuwe werkgelegenheid in de Europese Unie vormen, met name de ontwikkeling van creatief talent dienen te bevorderen; dringt er bij de lidstaten op aan nieuwe, innovatieve vormen van permanente educatie aan te moedigen waardoor creatief talent wordt gecultiveerd;
5. nodigt de Raad en de Commissie uit aan te geven wat precies onder een Europese visie op cultuur, creativiteit en innovatie wordt verstaan en gestructureerde politieke maatregelen op te stellen ten behoeve van de effectieve ontwikkeling van de Europese creatieve industrieën en deze op te nemen in het beleidskader voor de ontwikkeling van een daadwerkelijke Europese strategie voor cultuur; is van oordeel dat het hiertoe van groot belang is de identiteit van de sector van de culturele industrieën en ondernemingen te definiëren;
6. nodigt de Commissie dan ook uit systematische statistische gegevens op dat gebied te verzamelen, opdat de Europese Unie en de lidstaten over vergelijkbaar en samenhangend statistisch materiaal beschikken, dat nodig is om een doelgericht en passend beleid op te zetten ten behoeve van de bevordering van de culturele en creatieve sector;
7. verzoekt de lidstaten om ondernemerschap op te nemen in hun nationale middelbare en hogere onderwijsprogramma’s, met name op het gebied van geesteswetenschappen, letteren en cultuur;
8. vraagt de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid beter en meer rekening te houden met de culturele dimensie van de Europese situatie en meer in het bijzonder de culturele industrieën en kunstenaars en ontwerpers, in de buitenlandse betrekkingen van de Europese Unie en in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid en de belangrijke fora voor dialoog met andere regio’s in de wereld;
9. is van mening dat de bloei van de culturele industrieën in grote mate afhankelijk is van de mogelijkheid een grensoverschrijdende mobiliteit te waarborgen, dat de problemen met het Europese aanhoudingsbevel daarom aangepakt moeten worden en concrete regelgeving ter zake moet worden vastgelegd, en herhaalt in dat verband de verzoeken die zijn gedaan in zijn bovengenoemde resolutie over de sociale status van kunstenaars;
10. staat positief tegenover het idee de mobiliteit voor personen, producten en diensten op creatief gebied te vergroten met inachtneming van de regels en beginselen van het genoemde Unesco-verdrag betreffende de culturele verscheidenheid en nodigt de Commissie uit aan het Parlement ter zake een groenboek te presenteren waarin het bijzondere karakter van deze sector als cultureel en economisch activum wordt meegenomen;
11. wijst erop dat er een sociaal-economisch model dient te worden uitgewerkt dat een adequaat veiligheidsnet biedt aan creatieve ondernemers, vooral zelfstandigen, op het gebied van cultuur en creatieve economie, sectoren waarin tot dusverre veel parttime wordt gewerkt en de arbeidsomstandigheden niet stabiel zijn;
12. meent dat een goed georganiseerd collectief grensoverschrijdend beheer van auteursrechten en naburige rechten en ondernemingsmodellen in het kader waarvan rekening wordt gehouden met de rechten van alle houders van rechten essentieel zijn bij het optimaal benutten van het creatief potentieel, terwijl billijke beloning van alle groepen houders van rechten wordt gewaarborgd;
13. herinnert de Commissie aan zijn hierboven genoemde resolutie van 13 maart 2007 en roept op tot een communautaire aanpak die rekening houdt met de bijzondere kenmerken van het digitale tijdperk, met het behoud van de Europese culturele verscheidenheid, met kleine belanghebbenden en plaatselijke repertoires op basis van het beginsel van gelijke behandeling;
14. verzoekt de Commissie stelselmatig en zo spoedig mogelijk over te gaan tot integrale toepassing van artikel 151, lid 4 van het EG-Verdrag, opdat cultuur en de culturele sector in al het overige communautaire beleid worden meegenomen, met name beleid op het gebied van de interne markt, mededinging, handel, ondernemingen, onderzoek en ontwikkeling, en bij de tenuitvoerlegging van dit beleid meer rekening te houden met het specifieke karakter van de culturele sector, alsmede in het buitenlandse beleid voor het sluiten van internationale verdragen overeenkomstig het Unesco-verdrag betreffende de culturele verscheidenheid, daarbij proactief te handelen en internationale samenwerking te bevorderen;
15. verzoekt de Commissie en de lidstaten het Unesco-verdrag betreffende de culturele verscheidenheidnieuw leven in te blazen en de daarin verankerde beginselen volledig mee te nemen in intern en extern beleid;
16. nodigt de Commissie uit een structuur op te zetten waarmee werkzaamheden en maatregelen die van invloed zijn op de culturele en creatieve sector beter kunnen worden gecoördineerd en over te gaan tot het oprichten van een task force voor cultuur en de creatieve economie, teneinde de rechtstreekse bijdrage van cultuur en creativiteit op innovatie, economische groei en maatschappelijke ontwikkeling in de Europese Unie nader te onderzoeken; en in samenwerking met het Parlement concrete voorstellen te doen in het kader van het Gemeenschapsbeleid;
17. doet, gezien de snelle technologische en marktontwikkelingen en om te waarborgen dat de culturele industrieën de vruchten zullen plukken van de ontwikkeling van digitale platforms, een dringend beroep op de Commissie nogmaals haar gedachten te laten gaan over het lastige vraagstuk betreffende de intellectuele eigendom uit cultureel en economisch oogpunt en alle betrokkenen uit de sector, met name netwerkexploitanten en internet service providers, uit te nodigen gezamenlijk voor kleine en grote actoren aanvaardbare oplossingen te zoeken, zodat een evenwicht kan worden gevonden tussen de mogelijkheden toegang te verkrijgen tot culturele activiteiten en inhoud enerzijds en de intellectuele eigendom anderzijds, zodat alle groepen rechthebbenden verzekerd zijn van een echte, doelmatige beloning, consumenten van een echte keuze, en zodat er sprake is van culturele verscheidenheid; vestigt wat dat betreft de aandacht van de lidstaten op het feit dat strafbaarstelling van consumenten die geen winstbejag voor ogen hebben, niet de juiste oplossing is ter bestrijding van digitale piraterij;
18. verzoekt de Commissie maatregelen te treffen in verband met preventie, vorming en bewustmaking van consumenten, met name kinderen en jongeren op scholen, over de waarde van intellectuele eigendom en creativiteit in het algemeen, en consumenten ertoe aan te sporen intellectuele-eigendomsrechten te respecteren;
19. vraagt de Commissie met name inspanningen voor het opstellen van nieuwe bedrijfsmodellen in het digitale tijdperk te ondersteunen, waarbij de consument zo veel mogelijk profijt heeft van nieuwe technologieën en het legitieme recht op beloning voor kunstzinnige en culturele werken intact blijft;
20. verzoekt de Commissie te erkennen dat het gebruik van culturele producten en diensten sinds de komst van het internet ingrijpend is veranderd en dat er moet worden gezorgd voor onbelemmerde toegang tot culturele inhoud online en verscheidenheid van cultuuruitingen die verder reiken dan industriële en commerciële doeleinden, waarbij eerlijke beloning voorts wordt gewaarborgd die billijk wordt verdeeld onder alle betrokken rechthebbenden;
21. is van oordeel dat een hervorming van de intellectuele-eigendomsrechten cruciaal is voor de bevordering van creativiteit en de ontwikkeling van culturele werken; beveelt aan het verdrag van Parijs te gebruiken als raamwerk voor een eerlijk evenwicht tussen de belangen van scheppenden en consumenten;
22. vraagt de Commissie en de lidstaten de nodige middelen in te zetten om te waarborgen dat intellectuele-eigendomsrechten in acht worden genomen en beschermd;
23. dringt er bij de Commissie op aan alle betrokken actoren, inclusief consumenten, bewust te maken van hun verantwoordelijkheden bij de bestrijding van piraterij en bewustmakings- en informatiecampagnes op te zetten;
24. is van oordeel dat een passende financiering van culturele en creatieve industrieën en voor creatieve samenwerkingsverbanden onontbeerlijk is en verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten de noodzakelijke maatregelen te nemen door gemengde financieringsmethoden en financiële zekerheid aan te bevelen en een voor de culturele industrieën en creatieve gemeenschappen gunstig reglementair en fiscaal kader te bevorderen , in het bijzonder de toepassing van heffingskortingen en een verlaagd BTW-tarief voor alle culturele producten, met inbegrip van werken on-line;
25. onderstreept dat gratis infrastructuur op het gebied van informatie op basis van modellen voor open deelname en open normen, zoals het World wide web, van belang is voor de Europese creatieve sector en vraagt de Commissie een strategie voor te leggen waarmee beter toegankelijke en interoperabele informatie-infrastructuur kan worden opgezet;
26. is van mening dat het nodig is dat de structuurfondsen, programma’s die zijn gericht op het midden- en kleinbedrijf en het Zevende kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratiewerkzaamheden (2007-2013) een vooraanstaande plaats inruimen voor de ontwikkeling en adequate financiering van de culturele en creatieve industrieën, met inbegrip van het MKB en particuliere kunstondernemingen in de sector, en herhaalt zijn verzoek aan de Commissie een studie te presenteren over de invloed van de financiering van de structuurfondsen en het Zevende kaderprogramma op de culturele en onderwijssector;
27. wijst opnieuw op het belang van en dringt aan op voorrang voor de doelen van de Europese Investeringsbank in het kader van het Initiatief Innovatie 2010 (“i2i”); spoort de Commissie en de lidstaten ertoe aan op zoek te gaan naar alternatieve manieren om financiële bijstand te verlenen bij het starten en opbouwen van MKB in de culturele en creatieve sector (bijvoorbeeld door middel van het Zevende Kaderprogramma); moedigt het gebruik van de structuurfondsen aan voor het ondersteunen van traditionele kunst- en erfgoedsectoren en van culturele en innovatieve industrieën; roept de Commissie op die activiteiten van nabij te volgen en behulpzaam te zijn bij de verspreiding van optimale praktijken.
28. roept de Commissie op toegang tot de culturele industrieën te bevorderen wat betreft programma’s voor technische bijstand met landen buiten de Unie, met name China, India en Latijns-Amerika;
29. vraagt de Commissie partnerschappen tussen de culturele industrieën en de informatie- en communicatietechnologieën te stimuleren en te steunen om tegen de achtergrond van de strategie van Lissabon synergieën te bevorderen tussen creativiteit en innovatie;
30. verzoekt de Commissie de mogelijkheid te onderzoeken een programma op te zetten vergelijkbaar met het MEDIA-programma, de procedures af te ronden voor de tenuitvoerlegging van het initiatief met betrekking tot de Europese Digitale Bibliotheek, de muziek, theater en uitgeverijindustrieën te stimuleren en te steunen, zodat werken gemakkelijker buiten de landsgrenzen kunnen worden gedistribueerd, en als inleidende maatregel in het kader van het "Cultuur"-programma een mechanisme op te zetten waarmee de niet-audiovisuele culturele industrieën toegang hebben tot EU-financiering voor de promotie van boeken (o.m. via een gemeenschappelijke stand op boekenbeurzen e.d.), en eveneens muziek en beroepsopleiding te bevorderen;
31. verzoekt de Commissie en de lidstaten het bedrag voor steun ten behoeve van vertalingen te verhogen, omdat de bedragen die voor de Europese cultuurprogramma’s zijn begroot, ontoereikend zijn om de doelstellingen te verwezenlijken;
32. is van mening dat het noodzakelijk is de culturele en creatieve sector aan te moedigen door het kwalificatiesysteem, het leerlingwezen en het opleidingsstelsel te verbeteren, met name door te trachten studenten in culturele en artistieke richtingen een opleiding te bieden waarmee zij worden voorbereid op het beroepsleven en door elkaar versterkende effecten te stimuleren tussen bedrijven in de sector en scholen en door nauwere banden aan te moedigen tussen scholen en instellingen in de lidstaten die zich hierop reeds toeleggen;is van mening dat er eveneens verdere vooruitgang moet worden geboekt bij de onderlinge erkenning van diploma's in de kunstsector;
33. onderstreept het specifieke karakter van bepaalde beroepen en knowhow in de culturele, creatieve en ambachtelijke sector, waarvan het voortbestaan moet worden gewaarborgd door adequate kennisoverdracht;
34. verzoekt de Commissie en de lidstaten de nodige maatregelen te treffen voor de waardering van traditionele vaardigheden zodat mobiliteit wordt gestimuleerd en beroepsbeoefenaars in de desbetreffende sectoren in de Europese Unie betere toegang hebben tot werkgelegenheid;
35. verzoekt de lidstaten extra aandacht te schenken aan het salarisniveau van vrouwen in de culturele sector om ervoor te zorgen dat de salarisschalen geen geslachtsgerelateerde loondiscriminatie tot gevolg hebben;
36. benadrukt de belangrijke rol die culturele industrieën vervullen bij de bestrijding van genderstereotypen, voor meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen en het veranderen van de mentaliteit; verzoekt de lidstaten om alle initiatieven van de culturele industrie in die zin aan te moedigen en te ondersteunen.
37. roept de lidstaten en de lokale overheden daarvan op te zorgen voor betere communicatie tussen de creatieve industrieën en financiële instanties door diensten te ontwikkelen op het gebied van managementconsultancy, financieel advies, informatie en opleiding voor het kleinbedrijf, ondernemers en ambachtslieden in de culturele en creatieve sector;
38. hecht veel belang aan de bepalingen in Richtlijn 2007/65/EG, verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat de richtlijn wordt omgezet, en verzoekt de Commissie het Parlement van informatie te voorzien omtrent de tenuitvoerlegging van die richtlijn;
39. wijst met nadruk op de mogelijkheden die ver reikende, snelle breedbandverbindingen en nieuwe draadloze technologieën in elke van de 27 lidstaten te bieden hebben voor de ontwikkeling en verspreiding van nieuwe innovatieve culturele diensten en inhoud in zowel plattelands- als stedelijke gebieden; verzoekt de lidstaten daarnaast prioriteit te geven aan de ontwikkeling van breedbandnetwerken in plattelands- en perifere gebieden, teneinde de digitale kloof te overbruggen; merkt op dat de technologische vooruitgang de consument in staat stelt zich sneller toegang te verschaffen tot culturele inhoud;
40. wijst de Commissie en de lidstaten op het standpunt dat zij in het kader van internationale handelsbesprekingen tot dusverre hebben ingenomen over audiovisuele diensten en verzoekt hen in het kader van WTO- en GATS-onderhandelingen ook in de toekomst geen enkel aanbod te doen tot liberalisering van audiovisuele diensten, en niet te eisen dat hen vrijstelling wordt verleend van de toepassing van behandeling als meestbegunstigde land;
41. spreekt zijn waardering uit voor de recente instelling (2007) van de jaarlijkse filmprijs van het Parlement (LUX-prijs) als middel om het cultuurbeleid te versterken, culturele en taalkundige diversiteit te stimuleren, culturele tradities te behouden en culturele uitwisselingen te ondersteunen, en vraagt om bij de toekenning van die prijs in het bijzonder rekening te houden met de participatie en creativiteit van vrouwen en zodoende hun bijdrage tot de ontwikkeling en vooruitgang van de Europese film te erkennen;
42. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Unesco en de Raad van Europa.
TOELICHTING
De studie van KEA "De economie van de cultuur in Europa", waartoe de Commissie opdracht had gegeven en die in november 2006 is gepubliceerd, heeft belangrijke gegevens opgeleverd over de bijdrage van de cultuur aan de economische groei en de invloed daarvan op de werkgelegenheid.
Zo is uit deze studie gebleken dat de culturele sector in 2003 een bijdrage heeft geleverd van ongeveer 2,6% van het BNP van de EU en een sterkere groei heeft doorgemaakt dan de economie in het algemeen. Daarnaast werkten in 2004 meer dan 5 miljoen mensen, zijnde 3,1% van de werkende bevolking van de EU, in deze sector.
De culturele en creatieve sector levert niet alleen een directe bijdrage aan de economie, maar oefent ook indirect invloed uit op het sociaal-economisch milieu, door de innovatie in andere economische sectoren te bevorderen.
De creatieve sector levert een wezenlijke bijdrage aan de ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologieën en speelt zowel op lokaal, regionaal als stedelijk niveau een belangrijke rol; de creatieve sector lijkt van onmisbaar belang te zijn voor een duurzame ontwikkeling.
De afgelopen decennia is men zich geleidelijk aan steeds meer bewust geworden van de economische dimensie van de cultuur en de rol die cultuur kan spelen bij het scheppen van werkgelegenheid, alsmede bij de plattelands- en stadsontwikkeling. De uitdaging van deze opkomende culturele industrie bestaat eruit een antwoord te geven op het verschijnen van nieuwe producten en diensten binnen een gemondialiseerde markt.
RESULTAAT VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
|
Datum goedkeuring |
22.1.2008 |
|
|
|
||
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
33 1 0 |
||||
|
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Ivo Belet, Guy Bono, Nicodim Bulzesc, Marie-Hélène Descamps, Věra Flasarová, Milan Gaľa, Claire Gibault, Vasco Graça Moura, Luis Herrero-Tejedor, Ruth Hieronymi, Mikel Irujo Amezaga, Ramona Nicole Mănescu, Manolis Mavrommatis, Marianne Mikko, Ljudmila Novak, Dumitru Oprea, Doris Pack, Zdzisław Zbigniew Podkański, Mihaela Popa, Christa Prets, Karin Resetarits, Pál Schmitt, Hannu Takkula, Helga Trüpel, Thomas Wise, Tomáš Zatloukal |
|||||
|
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Rolf Berend, Victor Boştinaru, Emine Bozkurt, Ignasi Guardans Cambó, Gyula Hegyi, Viktória Mohácsi, Ewa Tomaszewska |
|||||
|
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Donata Gottardi |
|||||
ADVIES van de Commissie industrie, onderzoek en energie (27.11.2007)
aan de Commissie cultuur en onderwijs
inzake de culturele industrieën in Europa
(2007/2153(INI))
Rapporteur voor advies: Neena Gill
SUGGESTIES
De Commissie industrie, onderzoek en energie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie cultuur en onderwijs onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. merkt op dat de culturele industrieën behoren tot de voornaamste leveranciers van diensten met een toegevoegde waarde, die de basis vormen voor een dynamische kenniseconomie en derhalve dienen te worden erkend als een belangrijke concurrentiebepalende factor in de Europese Unie;
2. is van oordeel dat de culturele industrieën, die een belangrijke bron van nieuwe werkgelegenheid in Europa vormen, met name de ontwikkeling van creatief talent dienen te bevorderen; dringt er bij de lidstaten op aan nieuwe, innovatieve vormen van permanente educatie aan te moedigen waardoor creatief talent wordt gecultiveerd;
3. erkent dat de culturele industrieën in het kader van de agenda van Lissabon groei stimuleren en banen scheppen en is daarom van oordeel dat de nadruk dient te worden gelegd op de ontwikkeling van vaardigheden in de creatieve sectoren en het ondersteunen van innovatie in deze sectoren; dringt er bij de Commissie op aan te bewerkstelligen dat er in alle lidstaten voldoende middelen worden vrijgemaakt voor de culturele industrieën;
4. hecht veel belang aan het herziene voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten (“Audiovisuele mediadiensten zonder grenzen”)[1], roept de lidstaten ertoe op ervoor te zorgen dat de richtlijn tijdig wordt omgezet en verzoekt de Commissie het Parlement van informatie te voorzien omtrent de tenuitvoerlegging daarvan;
5. wijst met nadruk op de mogelijkheden die snelle breedbandverbindingen en nieuwe draadloze technologieën in elke van de 27 lidstaten te bieden hebben voor de ontwikkeling en verspreiding van nieuwe innovatieve culturele diensten en inhoud in zowel plattelands- als stedelijke gebieden; verzoekt de lidstaten daarnaast prioriteit te geven aan de ontwikkeling van breedbandnetwerken in plattelands- en perifere gebieden, teneinde de digitale kloof te overbruggen; merkt op dat de technologische vooruitgang op de diverse terreinen de consument in staat stelt zich sneller toegang te verschaffen tot culturele inhoud;
6. wijst eens te meer op de enorme mogelijkheden die omschakeling op digitaal voor culturele industrieën te bieden heeft in termen van de voordelen welke zijn verbonden aan via digitale uitzendingen geleverde innovatieve diensten, zoals lagere kosten, betere kwaliteit, grotere diversiteit en meer concurrentie; dringt aan op de invoering van een regelgevingskader dat een flexibeler gebruik van het spectrum mogelijk maakt;
7. is van mening dat een krachtige bescherming van intellectuele-eigendomsrechten van essentieel belang is voor het concurrentievermogen van culturele industrieën en voor de EU een wezenlijke factor vormt om creatief talent en culturele inhoud te kunnen aantrekken, cultiveren en ontwikkelen; is zich ervan bewust dat mag worden verwacht dat de individuele consument hiervan zal profiteren, aangezien minder piraterij normaliter zal resulteren in lagere prijzen en de consument meer creatieve producten zal kunnen kopen van hogere kwaliteit;
8. dringt aan op handhaving van intellectuele-eigendomsrechten voor online-producten; merkt op dat Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten[2] en Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("Richtlijn inzake elektronische handel")[3] een doeltreffende bescherming bieden tegen schending van het auteursrecht; is van mening dat providers van internetdiensten en aanbieders van inhoud binnen dit kader dienen samen te werken; merkt voorts op dat bestrijding van internetpiraterij een noodzakelijke voorwaarde is voor het aanbieden en distribueren van waardevolle inhoud via het internet; is evenwel van oordeel dat ongeacht de gevolgde aanpak rekening moet worden gehouden met de controles en waarborgen waar wettelijk in wordt voorzien, met de centrale rol van rechtbanken bij de bestrijding van inbreuken, alsook met de regels inzake gegevensbescherming;
9. roept providers van internetdiensten ertoe op aan de bestrijding van internetpiraterij mee te werken door de hand te houden aan hun contractuele bepalingen en voorwaarden, die hen de mogelijkheid bieden de toegang tot materiaal dat het auteursrecht schendt te verwijderen of te blokkeren en abonnementen op te schorten of te beëindigen wanneer abonnees inbreuk plegen op intellectuele-eigendomsrechten; dringt er bij internetproviders vanuit diezelfde optiek op aan schending van auteursrechten met behulp van filtermechanismen tegen te gaan;
10. dringt er bij de lidstaten op aan zich van protectionistische maatregelen te onthouden en in plaats daarvan regelgeving aan te pakken waardoor de Europese culturele industrieën worden benadeeld, en deze sector er aldus toe in staat te stellen en te dwingen scherper te concurreren, zowel binnen de EU als op wereldschaal;
11. dringt bij de Commissie aan op herziening van de lijst van culturele goederen en diensten uit bijlage III van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde[4]; merkt op dat een breder opgezet onderzoek naar de variaties in verlaagde BTW-tarieven voor culturele goederen en diensten binnen de EU noodzakelijk is om marktverstoringen tegen te gaan waar het concurrentievermogen van bepaalde sectoren van de cultuurindustrie momenteel onder te lijden heeft;
12. wijst opnieuw op het belang van de doelstellingen van het “i2i”-initiatief van de Europese Investeringsbank en roept ertoe op daarvan maximaal gebruik te maken; spoort de Commissie en de lidstaten ertoe aan op zoek te gaan naar alternatieve manieren om financiële bijstand te verlenen bij het starten en opbouwen van kleine en middelgrote ondernemingen in de culturele en creatieve sector (bijvoorbeeld door middel van het Zevende Kaderprogramma van de Europese Gemeenschappen voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013)); moedigt het gebruik van de structuurfondsen aan voor het ondersteunen van traditionele kunst- en erfgoedsectoren en van culturele en innovatieve industrieën; roept de Commissie op deze activiteiten van nabij te volgen en behulpzaam te zijn bij de verspreiding van optimale praktijken.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
|
Datum goedkeuring |
22.11.2007 |
||
|
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
37 0 0 |
|
|
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Jan Březina, Jerzy Buzek, Pilar del Castillo Vera, Jorgo Chatzimarkakis, Giles Chichester, Den Dover, Nicole Fontaine, Adam Gierek, Norbert Glante, Umberto Guidoni, András Gyürk, David Hammerstein, Erna Hennicot-Schoepges, Ján Hudacký, Romana Jordan Cizelj, Werner Langen, Anne Laperrouze, Eluned Morgan, Angelika Niebler, Reino Paasilinna, Miloslav Ransdorf, Vladimír Remek, Herbert Reul, Teresa Riera Madurell, Paul Rübig, Andres Tarand, Britta Thomsen, Radu Ţîrle, Catherine Trautmann, Nikolaos Vakalis, Alejo Vidal-Quadras |
||
|
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
Joan Calabuig Rull, Neena Gill, Eija-Riitta Korhola, Lambert van Nistelrooij, Vladimir Urutchev |
||
|
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Umberto Pirilli |
||
- [1] COM(2007)0170.
- [2] PB L 157 van 30.4.2004, blz. 45. Gerectificeerd in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 16 en PB L 204 van 4.8.2007, blz. 27.
- [3] PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1
- [4] PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2006/138/EG (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 92).
ADVIES van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (17.7.2007)
aan de Commissie cultuur en onderwijs
inzake de culturele industrieën in Europa
(2007/2153(INI))
Rapporteur voor advies: Claire Gibault
SUGGESTIES
De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie cultuur en onderwijs onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
A. overwegende dat culturele diversiteit en het vrij verkeer van ideeën gestalte krijgen in originaliteit, pluraliteit van identiteiten en gelijkheid tussen mannen en vrouwen,
B. overwegende dat de gelijkheid tussen mannen en vrouwen een fundamentele waarde van de Europese Unie is die via de cultuur wordt doorgegeven en dat deze waardenoverdracht de Europese integratie bevordert,
C. overwegende dat in de culturele industrie het evenwicht tussen mannen en vrouwen nog lang geen werkelijkheid is,
D. overwegende dat vrouwen in de culturele industrie voornamelijk verantwoordelijke posten bekleden als het gaat om kleine en middelgrote ondernemingen (KMO) of als zij hun eigen bedrijf opzetten,
E. overwegende dat de deelname van vrouwen in de TIMES-sector (telecommunicatie, internet, media, e-commerce en software), een van de pijlers van de culturele industrie, extreem laag is (30%), terwijl slechts 20% van de nieuwe bedrijven in die sector door vrouwen wordt opgezet,
F. overwegende dat het aantal vrouwen dat tegenwoordig toegang krijgt tot de arbeidsmarkt in de culturele industrie weliswaar toeneemt, maar dat vrouwen in de grote structuren nog altijd voornamelijk functies van gemiddeld of minder belang uitoefenen,
G. gelet op de rol die vrouwenorganisaties kunnen spelen in de culturele industrie en de bijdrage die ze kunnen leveren om alle soorten bedrijvigheden kwalitatief te verbeteren,
1. wijst erop dat in de culturele KMO's, waar vrouwen het best zijn vertegenwoordigd, het evenwicht en de samenwerking tussen mannen en vrouwen leidt tot verrijkende creativiteit en ideeënrijkdom;
2. verzoekt de lidstaten om ondernemerschap op te nemen in hun nationale middelbare en hogere onderwijsprogramma’s, met name op het gebied van geesteswetenschappen, letteren en cultuur;
3. verzoekt de lidstaten om een einde te maken aan alle vormen van discriminatie die vrouwen belemmeren om deel te nemen aan artistieke scholing en opleidingen en om een carrière in de culturele industrie op te bouwen, en dringt erop aan dat ze de kennis en verspreiding van de vrouwelijke kunstproduktie verbeteren, de vrouwelijke betrokkenheid bij culturele instellingen en internationale culturele uitwisselingen stimuleren, en de beschikbaarheid van financiële middelen in ondernemerschapsprogramma's, bankkrediet en andere vormen van dienstverlening van de banken voor vrouwelijke bedrijfsleiders verbeteren, in de overweging dat ze de geslachtsgebonden stereotiepen die in de wereld van de kultuur blijven bestaan, daadwerkelijk kunnen helpen verdwijnen ;
4. moedigt de lidstaten aan om de toegang van vrouwen tot directieposten in de culturele industrie te vergemakkelijken in de wetenschap dat in deze sector de posities met het meeste aanzien nog altijd in meerderheid worden bezet door mannen;
5. merkt op dat het programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector (MEDIA 2007) geen specifieke maatregelen bevat om vrouwenparticipatie te bevorderen en verzoekt de Commissie om in toekomstige programma’s met dit aspect rekening te houden;
6. dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan om maatregelen te stimuleren die creatieve activiteiten van vrouwen in de culturele industrie ondersteunen teneinde de aandacht voor en erkenning van vrouwelijke artiesten in culturele uitingen (film, muziek, theater, kunst, enz.) te vergroten;
7. verwelkomt de recente instelling (2007) van de jaarlijkse filmprijs van het Europees Parlement (LUX-prijs) als middel om het cultuurbeleid te versterken, culturele en taalkundige diversiteit te stimuleren, culturele tradities te behouden en culturele uitwisselingen te ondersteunen, en vraagt om bij de toekenning van de prijs in het bijzonder rekening te houden met de participatie en creativiteit van vrouwen en zodoende hun bijdrage aan de ontwikkeling en vooruitgang van de Europese film te erkennen;
8. beveelt de lidstaten aan om zich ten doel stellen het aantal vrouwen in besluitvormende posities op alle niveaus in de culturele sector te vergroten en erop toe te zien dat die doelstelling bereikt wordt ;
9. verzoekt de lidstaten om extra aandacht te schenken aan het salarisniveau van vrouwen in de culturele sector om erop toe te zien dat uitbetalingssystemen geen gendergerelateerde loondiscriminatie vertonen;
10. beveelt aan dat de lidstaten vrouwenorganisaties in de culturele industrie meer ondersteunen en erkennen en meer financiële steun bieden voor activiteiten die een einde proberen te maken aan discriminatie van vrouwen in de culturele sector;
11. benadrukt de belangrijke rol die culturele industrieën vervullen bij de bestrijding van genderstereotypen, voor meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen en het veranderen van de mentaliteit; nodigt de lidstaten uit om alle initiatieven van de culturele industrie in die zin aan te moedigen en te ondersteunen.
PROCEDURE
|
Titel |
De culturele industrieën in Europa |
||||||
|
Procedurenummer |
|||||||
|
Commissie ten principale |
CULT |
||||||
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
FEMM21.6.2007
|
||||||
|
Nauwere samenwerking – datum bekendmaking |
|
||||||
|
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Claire Gibault19.3.2007
|
||||||
|
Vervangen rapporteur voor advies |
|
||||||
|
Behandeling in de commissie |
4.6.2007 |
16.7.2007 |
|
|
|
||
|
Datum goedkeuring |
16.7.2007 |
||||||
|
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
260 1
|
|||||
|
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Edit Bauer, Hiltrud Breyer, Věra Flasarová, Nicole Fontaine, Claire Gibault, Lissy Gröner, Zita Gurmai, Esther Herranz García, Anneli Jäätteenmäki, Urszula Krupa, Roselyne Lefrancois, Siiri Oviir, Doris Pack, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Zita Pleštinská, Christa Prets, Karin Resetarits, Teresa Riera Madurell, Amalia Sartori, Eva-Britt Svensson, Anna Záborská |
||||||
|
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
Gabriela Creţu, Jill Evans, Anna Hedh, Marusya Ivanova Lyubcheva |
||||||
|
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Ján Hudacký, Peter Šťastný |
||||||
|
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
… |
||||||