VERSLAG over het beheer van de diepzeebestanden
2.4.2008 - (2007/2110(INI))
Commissie visserij
Rapporteur: Rosa Miguélez Ramos
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het beheer van de diepzeebestanden
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de herziening van het beheer van diepzeebestanden (COM(2007)0030),
– gezien het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2007)0196),
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie visserij en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6‑0103/2008),
A. overwegende dat de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) er in zijn adviezen inzake diepzeesoorten van zowel 2002 als 2004 op wijst dat de bestanden van de meeste soorten tot niveaus buiten biologisch veilige grenzen zijn afgenomen; betreurt dat de EU de visserijactiviteiten in duidelijk mindere mate heeft gereduceerd dan het ICES in die adviezen had aanbevolen; benadrukt voorts het belang van betere biologische achtergrondgegevens voor het vastleggen van quota die een duurzame visserij waarborgen,
B. overwegende dat de visserijactiviteiten van de diepzeevloten, of deze nu vissen in wateren van derde landen, in gebieden die worden gereglementeerd door een regionale visserijorganisatie (RVO) of in ongereglementeerde gebieden in volle zee, op rationele en verantwoorde wijze moeten plaatsvinden overeenkomstig het VN-zeerechtverdrag, de VN-overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van dit verdrag die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden, en de gedragscode van de FAO voor een verantwoorde visserij; overwegende dat volgens de VN-overeenkomst inzake visbestanden en de gedragscode van de FAO het voorzorgsbeginsel geldt,
C. overwegende dat de EU op de Top van Johannesburg in 2002 heeft toegezegd zich te zullen inzetten voor een duurzame visserij in de wereld en te zorgen voor de instandhouding of het herstel van de visbestanden, vooral van overbeviste soorten, op een niveau dat een maximale duurzame opbrengst toestaat, indien mogelijk vóór 2015,
D. overwegende dat de bescherming van het mariene milieu en de beoefening van een duurzame visserij alleen met succes bereikt kunnen worden als alle betrokken staten hier achter staan en hun medewerking verlenen,
E. overwegende dat het systematisch verzamelen van betrouwbare gegevens absoluut noodzakelijk is voor het evalueren van de bestanden en het verlenen van wetenschappelijk advies en dan ook van vitaal belang is voor de toepassing van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), en dat de Commissie in haar mededeling erkent dat er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om een wetenschappelijke evaluatie te maken van de diepzeebestanden en de verschillende opvattingen die hierover bestaan,
F. overwegende dat het in april 2007 gepubliceerde verslag van het Raadgevend Comité voor de visserij en de acquacultuur betrekking heeft op de wijziging van het tijdrooster voor de indiening van de wetenschappelijke verslagen en de verbetering van de kwaliteit daarvan,
G. overwegende dat passende sociaaleconomische maatregelen nodig zijn om de vissers te compenseren voor de kosten van de beperking van de activiteiten in verband met de maatregelen met het oog op het herstel van de bestanden,
H. overwegende dat in zijn resolutie van 14 november 2006 over een thematische strategie inzake de bescherming en het behoud van het mariene milieu[1], wordt gepleit voor een aantal maatregelen om een duurzaam gebruik van de zeeën en de instandhouding van mariene ecosystemen te bevorderen,
1. is verheugd over de pogingen van de communautaire vloot om een duurzaam visserijbeleid uit te voeren en stelt vast dat de situatie zoals die in de mededeling van de Commissie wordt geschetst niet helemaal overeenkomt met de werkelijkheid;
2. wijst erop dat alvorens nieuwe beheersmaatregelen te nemen, eerst nagegaan moet worden waarom de bestaande maatregelen niet worden toegepast en waarom de lidstaten niet dan wel vertraagd of met verschillende methoden aan hun verplichtingen voldoen, wat maakt dat moeilijk is vast te stellen welke factoren van invloed zijn op deze visserij;
3. wijst erop dat het GVB aan geloofwaardigheid verliest als de regelgeving voortdurend wordt veranderd en nieuwe voorstellen worden gelanceerd nog voordat de bestaande goed en wel zijn ingevoerd en de verkregen informatie grondig is verwerkt, en meent dat de bestaande beperkingen van de inspanning beter geschikt zijn voor sommige soorten dan voor andere;
4. is het met de Commissie eens dat het stelselmatig verzamelen van betrouwbare gegevens absoluut noodzakelijk is om de bestanden en de wetenschappelijke adviezen te kunnen beoordelen; verzoekt de Commissie, de lidstaat en de visserijsector de bestaande leemten op te vullen, zodat de maatregelen ter regeling van de inspanning kunnen worden afgestemd op elke visserijtak en erkent dat het grootste deel van de diepzeevisserij tot de gemengde visserij behoort;
5. herinnert de Commissie eraan dat de totaal toegestane vangsten (TAC) en de beperkingen op de inspanning voor deze visserijtakken als gevolg van ontoereikende biologische kennis, de voorzorgsaanpak en de exploitatie van elke betroffen diepzeesoort willekeurig zijn vastgesteld en dat de vaststelling van TAC's daarom gebaseerd moet zijn op exacte wetenschappelijke studies;
6. stelt vast dat op grond van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid[2] de voorzorgsaanpak verplicht is, die in artikel 3 als volgt wordt gedefinieerd: "het ontbreken van adequate wetenschappelijke informatie mag niet worden gebruikt als een motief voor het uitstellen of achterwege laten van beheersmaatregelen voor de instandhouding van de doelsoorten, de geassocieerde of afhankelijke soorten en de niet-doelsoorten en hun milieu";
7. onderstreept de noodzaak om een verbod op teruggooi in de diepzeevisserij in te stellen, waardoor wetenschappers nauwkeuriger de complexe diversiteit van de aangelande soorten waarvan vele oneetbaar zijn, kunnen onderzoeken;
8. is van mening dat de Commissie in het kader van de maatregelen ter beperking van de bijvangst en het verbod op teruggooi, een verbod moet instellen op elke visserijactiviteit op onderzeese gebergten, bij hydrothermale bronnen en binnen vijf mijl van alle geïdentificeerde koudwaterkoraalriffen; is van oordeel dat het gebruik van bodemsleepnetten op diepten van meer dan 1 000 m eveneens moet worden verboden, waarbij tegelijk strenger moet worden opgetreden op het stuk van bewaking en controle;
9. wijst erop dat talloze diepzeesoorten bijvangst vormen en verzoekt de Commissie daarom dringend grotere nadruk te leggen op de controle op de inspanning als een manier om de bijvangst te verminderen, maar wijst er tevens op dat de beperkingen van de maaswijdte ongepast zijn wegens de vorm en afmetingen van de diepzeesoorten;
10. verzoekt de Commissie de sociaaleconomische aspecten van de visserij op diepzeesoorten te evalueren en te bekijken welke gevolgen nieuwe beperkingen van de visserijinspanning voor de sector zouden hebben en wat de gevolgen zijn van de voortdurende uitputting van de visbestanden waarvan de visserij afhankelijk is; wijst erop dat absoluut een evenwicht gevonden moet worden tussen de sociaaleconomische eisen en de duurzaamheid van het milieu;
11. onderstreept gezien het feit dat veel van deze bestanden zich in internationale wateren bevinden, dat de maatregelen in het kader van de diverse regionale visserijorganisaties gecoördineerd moeten worden om te zorgen dat de genomen maatregelen rekening houden met alle vloten die op deze soorten vissen; meen dat de EU moet werken aan de volledige en doeltreffende uitvoering van resolutie 61/105 van de Algemene Vergadering van de VN in relatie tot diepzee- en bodemvisserij in volle zee, en dat alle beperkingen moeten gelden voor vissers van alle verdragsluitende partijen, om te voorkomen dat bepaalde partijen in het nadeel zijn;
12. stelt voor om visvangst niet toe te staan in diepzeegebieden die momenteel nog niet worden bevist, totdat deze gebieden in kaart zijn gebracht en door wetenschappelijk bewijs wordt bevestigd dat duurzame visserij mogelijk is zonder gevaar voor de biodiversiteit of mariene habitats, en de bijbehorende beheersmaatregelen worden getroffen;
13. verzoekt de Commissie om nieuwe programma's voor het verzamelen van wetenschappelijke informatie te lanceren en daarvoor zo nodig gebruik te maken van onderzoekschepen; is van mening dat het programma van de Spaanse visserijdienst voor het in kaart brengen van de "Hatton Bank", waar diepzeesoorten worden gevangen, in het gebied dat wordt gereglementeerd door de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, als voorbeeld zou kunnen gelden; wijst erop dat bij dit onderzoek vooral kennis werd vergaard over onderzeese gebergten, koudwaterkoraalriffen en hydrothermale bronnen om gebieden te traceren die gevoelig zijn voor de activiteit van visserijvloten;
14. is het met de Commissie eens dat voor dit type visserij de nadruk moet liggen op een ecosysteembenadering, maar wijst erop dat de maatregelen een minimum aan geloofwaardigheid moeten hebben en niet algemeen, maar op basis van milieueffectbeoordelingen van toepassing moeten zijn, om te voorkomen dat gebieden afgesloten worden die geen enkel gevaar lopen, terwijl gebieden waar kwetsbare mariene ecosystemen voorkomen of kunnen voorkomen of waar de visbestanden zich buiten veilige biologische grenzen bevinden, voor bodemvisserij moeten worden afgesloten; meen dat bestudering van de cartografie van de zeebodem, de interactie tussen de onderdelen van ecosystemen en kennis van de natuurlijke rijkdommen van de oceanen prioriteit moet hebben, wil het nieuwe Europese maritieme beleid realiteit worden;
15. herhaalt dat geluisterd moet worden naar de vissers en de verenigingen die hen vertegenwoordigen en dat zij moeten meewerken bij het vaststellen van maatregelen ter bescherming van het mariene milieu, voor het beheer van de hulpbronnen en voor het herstel van de bestanden;
16. is het eens met het pleidooi van het Raadgevend Comité voor de visserij en de acquacultuur om meer menselijke en financiële middelen uit te trekken voor het analyseren van de biomassa en de vissterfte in bijna alle visserijtakken; is van mening dat de wetenschappelijke adviezen alleen door alle partijen worden geaccepteerd als een duidelijke strategische oriëntatie wordt vastgesteld die kan voorkomen dat dubbel werk wordt gedaan en geen sprake is van synergie;
17. is bezorgd over de inefficiëntie en slechte uitvoering van de huidige verordeningen inzake het GVB; roept de Commissie op om de inspectie- en controleprocedures in de lidstaten te verbeteren;
18. onderstreept het belang van de ontwikkeling van nieuwe technieken om een goed functionerend controle- en inspectiesysteem te kunnen garanderen; verzoekt de Commissie de ontwikkeling van controletechnieken voort te zetten en wijst in dit verband op de mogelijkheid van elektronische logboeken;
19. benadrukt de voordelen van het instellen van een netwerk van beschermde mariene zones (MPA's) binnen het netwerk Natura 2000 en is van mening dat een dergelijke actie positieve gevolgen heeft voor overgeëxploiteerde visbestanden; stimuleert de lidstaten om gebruik te maken van alle mogelijkheden die de mariene componenten van het netwerk Natura 2000 bieden;
20. dringt er bij de Commissie op aan om alle mogelijke inspanningen te doen om de uitvoering en mogelijke verbetering van bestaande internationale overeenkomsten inzake de diepzeevisserij te garanderen;
21. roept de Commissie en de lidstaten op om gezamenlijke richtsnoeren te ontwikkelen, optimale werkwijzen uit te wisselen, het gebruik van beschikbare Gemeenschapstechnologie te verbeteren en gebruik te maken van denktanks en NGO's om maatregelen ter bestrijding van illegale visserij en de verkoop van illegale vangsten op Europese markten beter uit te voeren;
22. roept de Commissie en de lidstaten op om milieuvriendelijkere vangstmethoden te stimuleren, die niet schadelijk zijn voor het milieu en de ecologische biodiversiteit als gevolg van ongewenste bijvangsten of onnodig letsel aan andere levende organismen;
23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
TOELICHTING
1. Inhoud van het voorstel
De mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de "Herziening van het beheer van diepzeebestanden" (COM(2007) 30 def.) van 29 januari 2007 heeft ten doel de doeltreffendheid te analyseren van de wetgeving betreffende de visserij op deze soorten, waarvan enkele, maar niet alle een zeer geringe productiviteit hebben en laat rijp zijn. Hoewel het formaat van deze soorten klein is in vergelijking met de continentale soorten, is deze visserij van groot economisch belang voor de Europese vloten, die in de negentiger jaren op deze soorten zijn gaan vissen toen de bestanden van demersale soorten, met name kabeljauw, terugliepen.
Het betreft een gemengde visserij op bestanden waarvan de situatie in de meeste gevallen onzeker is, omdat wij over weinig informatie beschikken, terwijl verschillende soorten die in de bijlage zijn opgenomen, zoals diepzeehaaien, de orange roughy en de blauwe leng, niet rechtstreeks worden bevist. Omdat zij leven in het gebied tussen de communautaire wateren en het gebied dat wordt gereglementeerd door de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC), is soms sprake van onenigheid over de wijzen van beheer.
Tot 2003, het jaar waarin voor het eerst op grond van historische gegevens aan lidstaten quota werden toegewezen voor de periode 2003-2004 op basis van Verordening (EG) 2340/2002, bestond er geen specifieke regeling voor deze visserij. Deze toewijzing voor een visserij die reeds werd geëxploiteerd was een bron van vele geschillen, vooral na de wijziging in 2004, waarbij ook de nieuwe lidstaten hun deel kregen. De problemen bleven bestaan ten aanzien van de verdeelsleutels van latere TAC's, wat ertoe leidde dat bepaalde lidstaten hun quota niet opmaakten, terwijl andere er al in de eerste maanden van het jaar doorheen waren.
Verordening (EG) 2347/2002 van de Raad stelde een aantal zeer restrictieve voorwaarden vast om de uitbreiding van deze visserij te beperken: speciale visvergunningen, beperking van het vermogen van de schepen en mededelings- en controlevereisten, waaronder verplichte bemonsteringsplannen, toezicht door waarnemers en de vereiste enkel aan te landen in de aangewezen havens.
Om deze bestanden beter te beschermen besloten de leden van de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC), waaronder de EU, in 2004 de visserijinspanning voor de jaren 2005 en 2006 met 30% te beperken ten opzichte van de vangsten in 2003, het eerste jaar waarvoor vangstcijfers beschikbaar zijn. De Ministerraad bracht dit percentage in 2005 terug tot 10%, plus 10% extra in 2006, om de sociaaleconomische gevolgen van de maatregel te verzachten. Verordening (EG) 2270/2004 van de Raad stelde niet alleen de TAC's voor 2005 en 2006 vast, maar voerde deze voor het eerst ook in voor een aantal bestanden die tot dan toe niet aan beperkingen waren onderworpen en voerde bovendien een beschermd gebied voor de orange roughy in ten westen van het Verenigd Koninkrijk en Ierland.
Ter bestrijding van de illegale, niet aangegeven en niet gereglementeerde visserij nam de Raad bovendien in oktober 2006 een Verordening aan ter omzetting in het communautaire recht van de besluiten van de NEAFC betreffende wateren die onder deze regionale visserijorganisatie vallen. Volgens de nieuwe regels kunnen vaartuigen die betrokken zijn bij illegale activiteiten geen communautaire havens binnenlopen noch in communautaire wateren vissen, terwijl de invoer van vis die afkomstig is van deze schepen verboden is. De lidstaten kunnen deze vaartuigen niet onder hun vlag laten varen en zijn verplicht om importeurs, vervoerders en andere betrokkenen te verzoeken om door deze schepen gevangen vis niet te kopen of over te laden.
De laatste besluiten betreffende deze soorten, waarvan enkele zeer restrictief zijn, werden genomen op de Ministerraad van november 2006 in de vorm van Verordening van de Raad (EG) 2015/2006 ter vaststelling van de TAC's en quota voor 2007-2008.
2. Commentaar van de rapporteur
De mededeling heeft ten doel de doeltreffendheid van de wetgeving te beoordelen, en wel in twee opzichten: de toereikendheid en de toepassing ervan. Gezien de vorderingen die zijn gemaakt bij deze visserij en de vele maatregelen die reeds door de communautaire vloot worden toegepast (maar niet verplicht zijn voor andere niet-Europese vloten die in dezelfde gebieden vissen), is de toon van de mededeling enigszins alarmistisch. Het is duidelijk dat de Europese vloot zijn visserijinspanning de laatste jaren heeft verminderd, zowel door middel van een verlaging van de TAC's als door inkrimping van het vermogen en de vorming van beschermde gebieden. Tegelijk krijgt de wetgeving veel kritiek, zowel van de kant van de nationale diensten als uit de sector zelf.
Het eerste bezwaar dat tegen de wetgeving wordt gemaakt is dat de term "diepzee" weinig precies is. De Commissie, die erkent dat zij toen deze indeling werd gemaakt, niet beschikte over biologische of wetenschappelijke informatie ter zake, laat de term gelden voor alle soorten die worden gevangen onder de 400 meter en dit betreft een breed scala van vissen zonder gemeenschappelijke biologische, zonale of morfologische kenmerken. Het gebrek aan kennis over de geografische structuur en het ontbreken van betrouwbare wetenschappelijke gegevens maakt dat de TAC's en quota niet alleen worden vastgesteld voor zeer uitgestrekte beheersgebieden, maar bovendien zeer restrictief zijn en verder gaan dan nodig is voor soorten waarvoor herstelprogramma's gelden.
Gezien de tijd die is verstreken zou de Commissie in staat moeten zijn een onderscheid te maken tussen de soorten die gezien hun specifieke biologische kenmerken bescherming behoeven, en andere soorten die als alternatief voor de demersale gelden en waarvoor langetermijndoelen ten aanzien van de vloot vastgesteld moeten worden. De Commissie was meermalen gedwongen soorten van de lijst te schrappen en te erkennen dat zij slechts als bijvangst van de visserij in ondiepe wateren worden gevangen. Naar de mening van de rapporteur is het de hoogste tijd dat de Commissie een eind maakt aan verschillen in behandeling tussen soorten die niet volledig terecht zijn, en dat zij zo snel mogelijk duidelijkheid schept.
Wat betreft de toereikendheid van het stelsel van TAC's en quota voor het beheer van deze bestanden staat het wel vast dat het niet makkelijk is maatregelen ter regulering van de inspanning of TAC's toe te passen in de gemengde visserij, want deze zijn maar vastgesteld voor 9 van de 48 soorten die in de bijlagen I en II van de verordening zijn opgenomen. Van veel kanten wordt erop gewezen dat al te restrictieve TAC's kunnen leiden tot meer teruggooi en daarom wordt voorgesteld eerst verkennend onderzoek te verrichten en vooral de vloten scherper te controleren. De beperkingen die zijn voorzien voor de blauwe leng, maar ook voor de torsk vergroten in werkelijkheid de teruggooi van deze soorten als bijvangst, omdat zij dichter bij de zeespiegel leven dan andere soorten in het voorstel.
Een andere belangrijke kwestie die aangepakt moet worden is het probleem van de teruggooi, die beter geregeld moet worden. De Commissie, die blijkbaar alleen wenst dat het stelsel "enig effect" heeft, is ook van mening dat er doeltreffender maatregelen van een andere soort genomen moeten worden.
Ten aanzien van het beheer van de visserijinspanning door beperking van het vermogen erkent de Commissie dat opneming in de lijsten van vaartuigen die een speciale vergunning nodig hebben, van alle vaartuigen waaraan een diepzeevisdocument is afgegeven (of zij nu diepzeesoorten willen vangen of niet) controleproblemen heeft gegeven en ook de toegang tot deze visserij onnodig heeft beperkt.
De Commissie wijt het geringe succes van de maatregelen voor controle op de inspanning aan het feit dat zij door enkele lidstaten niet zijn toegepast, waarbij wij ons afvragen wat tegen deze nalatigheid is gedaan en waarom de lidstaten die hun verplichtingen wel zijn nagekomen niet duidelijk is gezegd wie de overtreders zijn en welke maatregelen tegen hen zijn genomen. Maar zelfs dan blijkt uit de totaalcijfers van de visserijinspanning die door ten minste 10 lidstaten zijn verstrekt, dat het resultaat in 2005 maximaal 65% was van dat in 2000, overeenkomstig de aanbevelingen van de NEAFC. De Commissie erkent dat de huidige controles, die gelden voor alle visserijtakken samen, hoewel enkele duurzamer zijn dan andere, van geval tot geval aangepast moeten worden, al naar gelang op de soort wordt gevist of ze alleen bijvangst is.
Het is duidelijk dat met spoed meer en betere informatie moet komen over de verschillende visserijtakken, vooral ten aanzien van de soorten die zijn opgenomen in bijlage II, en er ook behoefte is aan meer menselijke en financiële middelen voor onderzoek. De deskundigen onderstrepen in dit verband dat de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) voor elke soort de bestanden moet vaststellen die op duurzame wijze geëxploiteerd kunnen worden, en zij pleiten niet alleen voor meer wetenschappelijke exactheid in de bemonsteringsplannen, maar ook voor geserreerder gegevens, zowel van de Commissie als van de ICES. Zij raden aan de afgesloten gebieden waarvoor geen betrouwbare gegevens beschikbaar zijn, opnieuw te definiëren en kleiner te maken, omdat de afsluiting van gebieden die geëxploiteerd kunnen worden er in de praktijk toe zou leiden dat illegale schepen ongestraft kunnen vissen, gezien het ontbreken van visserijbelang van de partijen, wat de schaarste aan gegevens voor een beoordeling van de bestanden in het gebied nog zou vergroten.
ADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (11.10.2007)
aan de Commissie visserij
inzake het beheer van diepzeebestanden
(2007/2110(INI))
Rapporteur voor advies: Marios Matsakis
SUGGESTIES
De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie visserij onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. herinnert aan haar resolutie van 14 november 2006 over een thematische strategie inzake de bescherming en het behoud van het mariene milieu[1], waarin zij zich een voorstander betoonde van een aantal maatregelen om een duurzaam gebruik van de zeeën en de instandhouding van mariene ecosystemen te bevorderen;
2. is het met de Commissie eens over het feit dat de huidige exploitatieniveaus van diepzeebestanden onvermijdelijk moeten worden verminderd en dat de toepassing van maatregelen die momenteel van kracht zijn, onvoldoende effectief is;
3. maakt zich zorgen over het feit dat de totaal toegestane vangsten (TAC's) substantieel hoger zijn dan wordt aanbevolen door wetenschappers (met gemiddeld tussen de 42 en de 57 procent), en roept de Commissie en de lidstaten dan ook op om de TAC's aanzienlijk te verminderen voor de bedreigde bestanden;
4. stelt met bezorgdheid vast dat de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) er in zijn adviezen inzake diepzeesoorten van zowel 2002 als 2004 op wijst dat de bestanden van de meeste soorten tot niveaus buiten biologisch veilige grenzen zijn afgenomen; betreurt dat de EU de visserijactiviteiten in duidelijk mindere mate heeft gereduceerd dan het ICES in die adviezen had aanbevolen; benadrukt voorts het belang van betere biologische achtergrondgegevens voor het vastleggen van quota die een duurzame visserij waarborgen;
5. stelt voor om visvangst niet toe te staan in diepzeegebieden die momenteel nog niet worden bevist, zolang deze gebieden nog niet in kaart gebracht zijn en men niet op wetenschappelijke basis tot de overtuiging is gekomen dat er van een verantwoorde en duurzame bevissing in overeenstemming met internationale maatregelen geen gevaar uitgaat voor de biodiversiteit en mariene habitats;
6. is bezorgd over de inefficiëntie en slechte uitvoering van de huidige Verordeningen; roept de Commissie op om de inspectie- en controleprocedures in de lidstaten te verbeteren;
7. onderstreept het belang van de ontwikkeling van nieuwe technieken om een goed functionerend controle- en inspectiesysteem te kunnen garanderen; verzoekt de Commissie de ontwikkeling van controletechnieken voort te zetten en wijst in dit verband op de mogelijkheid van elektronische logboeken;
8. benadrukt de voordelen van het instellen van een netwerk van beschermde mariene zones (MPA's) binnen het netwerk Natura 2000 en is van mening dat een dergelijke actie positieve gevolgen heeft voor overgeëxploiteerde visbestanden; stimuleert lidstaten om gebruik te maken van alle mogelijkheden die de mariene componenten van het netwerk Natura 2000 bieden;
9. dringt er bij de Commissie op aan om alle mogelijke inspanningen te doen om de uitvoering en mogelijke verbetering van bestaande internationale overeenkomsten inzake de diepzeevisserij te garanderen;
10. verzoekt de Commissie om de lidstaten er niet van te weerhouden nationale vangstverboden en eventuele andere visserijbeperkingen in te voeren, om zo een duurzaam visbestand te garanderen;
11. herinnert aan de doelen die zijn vastgesteld tijdens de wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg in september 2002, met name om de visbestanden te handhaven of te herstellen op niveaus die de maximale duurzame opbrengst kunnen produceren, waarbij deze doelen voor uitgeputte bestanden dringend moeten worden bereikt, en waar mogelijk niet later dan 2015;
12. roept de Commissie en de lidstaten op om gezamenlijke richtsnoeren te ontwikkelen, optimale werkwijzen uit te wisselen, het gebruik van beschikbare Gemeenschapstechnologie te verbeteren en gebruik te maken van denktanks en NGO's om maatregelen ter bestrijding van illegale visserij en de verkoop van illegale vangsten op Europese markten beter uit te voeren;
13. roept de Commissie en de lidstaten op om milieuvriendelijkere vangstmethoden te stimuleren, die niet schadelijk zijn voor het milieu en de ecologische biodiversiteit als gevolg van ongewenste bijvangsten of onnodig letsel aan andere levende organismen;
14. roept de Commissie op om de betreffende NGO's nauwer te betrekken bij het besluitvormingsproces en om meer rekening te houden met wetenschappelijke onderzoeken naar de gevolgen van overexploitatie van natuurlijke bronnen en het gebruik van verouderde methoden en technologieën die schadelijk zijn voor het milieu.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
3.10.2007 |
||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
291 3
|
|
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Adamos Adamou, Johannes Blokland, John Bowis, Frieda Brepoels, Dorette Corbey, Chris Davies, Avril Doyle, Anne Ferreira, Matthias Groote, Satu Hassi, Gyula Hegyi, Jens Holm, Eija-Riitta Korhola, Urszula Krupa, Jules Maaten, Marios Matsakis, Roberto Musacchio, Riitta Myller, Miroslav Ouzký, Vladko Todorov Panayotov, Vittorio Prodi, Frédérique Ries, Richard Seeber, Bogusław Sonik, Antonios Trakatellis, Anja Weisgerber, Glenis Willmott |
||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
Giovanni Berlinguer, Philip Bushill-Matthews, Bairbre de Brún, Duarte Freitas, Genowefa Grabowska, Karsten Friedrich Hoppenstedt |
||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
|
||
- [1] Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0486.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
27.3.2008 |
|
|
|
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
16 4 2 |
||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Jim Allister, Elspeth Attwooll, Iles Braghetto, Niels Busk, Luis Manuel Capoulas Santos, Paulo Casaca, Zdzisław Kazimierz Chmielewski, Emanuel Jardim Fernandes, Carmen Fraga Estévez, Ioannis Gklavakis, Alfred Gomolka, Ian Hudghton, Heinz Kindermann, Rosa Miguélez Ramos, Seán Ó Neachtain, Struan Stevenson, Daniel Varela Suanzes-Carpegna, Cornelis Visser |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Ole Christensen, Dorette Corbey, Raül Romeva i Rueda, Thomas Wise |
|||||