VERSLAG over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2006

3.4.2008 - (C6‑0381/2007 – 2007/2056(DEC))

Commissie begrotingscontrole
Rapporteur: Hans-Peter Martin

Procedure : 2007/2056(DEC)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0114/2008
Ingediende teksten :
A6-0114/2008
Aangenomen teksten :

1. ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2006

(C6‑0381/2007 – 2007/2056(DEC))

Het Europees Parlement,

–   gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2006[1],

–   gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2006, tezamen met de antwoorden van de Stichting[2],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 12 februari 2008 (5843/2008 – C6‑0084/2008),

–   gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

–   gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[3], en met name artikel 185,

–   gelet op Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad van 7 mei 1990 tot oprichting van een Europese Stichting voor Opleiding[4], en met name artikel 11,

–   gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002[5], en met name artikel 94,

–   gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A6‑0114/2008),

1.  verleent de directeur van de Europese Stichting voor opleiding kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Stichting voor het begrotingsjaar 2006;

2.  formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van de Europese Stichting voor opleiding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

2. ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2006

(C6‑0381/2007 – 2007/2056(DEC))

Het Europees Parlement,

–   gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2006[6],

–   gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2006, tezamen met de antwoorden van de Stichting[7],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 12 februari 2008 (5843/2008 – C6‑0084/2008),

–   gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

–   gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[8], en met name artikel 185,

–   gelet op Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad van 7 mei 1990 tot oprichting van een Europese Stichting voor Opleiding[9], en met name artikel 11,

–   gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002[10], en met name artikel 94,

–   gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A6‑0114/2008),

1.  neemt kennis van de bedragen waarmee de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding wordt afgesloten:

2.  hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2006;

3.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van de Europese Stichting voor opleiding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

3. ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2006

(C6‑0381/2007 – 2007/2056(DEC))

Het Europees Parlement,

–   gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2006[11],

–   gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2006, tezamen met de antwoorden van de Stichting[12],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 12 februari 2008 (5843/2008 – C6‑0084/2008),

–   gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

–   gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[13], en met name artikel 185,

–   gelet op Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad van 7 mei 1990 tot oprichting van een Europese Stichting voor Opleiding[14], en met name artikel 11,

–   gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002[15], en met name artikel 94,

–   gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A6‑0114/2008),

A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2006 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

B.  overwegende dat het Parlement de directeur van de Europese Stichting voor opleiding op 24 april 2007 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2005[16] en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere

· de aandacht van de Stichting heeft gevestigd op het hoge percentage (meer dan 40%) overdrachten van vastleggingen voor operationele activiteiten; de Stichting heeft verzocht haar programmering te verbeteren;

· het feit heeft gehekeld dat de Stichting, evenals de voorgaande jaren en in strijd met haar financieel reglement, in het Publicatieblad slechts een samenvatting van haar begroting heeft gepubliceerd;

· heeft betreurd dat de Stichting de invoering van haar stelsel van interne controles nog steeds niet heeft afgerond, dat er eind 2005 geen analyse is gemaakt van de operationele risico’s en de verificaties achteraf, en dat tezelfdertijd de rekenplichtige de systemen voor rekening- en inventarisinformatie niet heeft gevalideerd;

Algemene punten die betrekking hebben op horizontale kwesties in verband met de EU-agentschappen en daardoor ook van belang zijn voor de kwijtingsprocedure voor elk agentschap afzonderlijk

1.  merkt op dat de begrotingen van de 24 agentschappen en andere satellietorganen die door de Rekenkamer worden gecontroleerd in 2006 in totaal 1.080,5 miljoen euro bedroegen (de hoogste begroting is die van het Europees Bureau voor wederopbouw met 271 miljoen EUR en de laagste die van de Europese Politieacademie (CEPOL) met 5 miljoen EUR);

2.  wijst erop dat de reeks externe EU-organen die worden onderworpen aan audit en kwijting thans niet meer alleen de traditionele regelgevende agentschappen omvat, maar ook uitvoerende agentschappen die zijn opgericht om specifieke programma's ten uitvoer te leggen, en dat deze reeks in de nabije toekomst nog zal worden uitgebreid tot gezamenlijke ondernemingen die zijn opgezet als publiek-private partnerschappen (gezamenlijke technologie-initiatieven);

3.  merkt op dat het aantal agentschappen waarvoor kwijting moet worden verleend, zich wat het Parlement betreft als volgt heeft ontwikkeld: begrotingsjaar 2000: 8; 2001: 10; 2002: 11; 2003: 14; 2004: 14; 2005: 16; 2006: 20 regelgevende agentschappen en 2 uitvoerende agentschappen (2 agentschappen die onderworpen worden aan een audit door de Rekenkamer, maar waarvoor een interne kwijtingsprocedure geldt niet meegerekend);

4.  komt daarom tot de conclusie dat de audit- en kwijtingsprocedure log is geworden en niet meer in verhouding staat tot de relatieve omvang van de begrotingen van de agentschappen en satellietorganen; verzoekt zijn ter zake bevoegde commissie om een breed opgezet onderzoek te doen naar de kwijtingsprocedure voor de agentschappen en satellietorganen, met als doel een eenvoudiger en rationeler aanpak uit te werken, rekening houdend met het feit dat het aantal organen waarvoor in de toekomst een afzonderlijk kwijtingsverslag zal moeten worden opgesteld, almaar toeneemt;

Principiële overwegingen

5.  verzoekt de Commissie vóór de oprichting van een nieuw agentschap of de hervorming van een bestaand agentschap duidelijke uitleg te verstrekken met betrekking tot de volgende punten: type agentschap, doelstellingen van het agentschap, interne bestuurstructuur, producten, diensten, belangrijkste procedures, doelgroep, cliënten en stakeholders van het agentschap, officiële betrekkingen met externe actoren, budgettaire verantwoordelijkheid, financiële planning, personeelsbeleid en personeelsomvang;

6.  verlangt dat voor elk agentschap een jaarlijkse prestatieovereenkomst wordt gesloten, die door dat agentschap en het bevoegde DG wordt opgesteld en waarin de belangrijkste doelstellingen voor het komende jaar, een financieel kader en duidelijke indicatoren om de prestaties te meten zijn opgenomen;

7.  dringt erop aan dat de resultaten die de agentschappen boeken regelmatig (en op ad hoc-basis) door de Rekenkamer of een andere onafhankelijke auditinstantie worden gecontroleerd; is van oordeel dat deze onderzoeken zich niet mogen beperken tot de traditionele elementen van financieel beheer en juiste besteding van openbare middelen, maar ook de administratieve efficiëntie en prestaties moeten omvatten, evenals een beoordeling van het financieel beheer van elk agentschap;

8.  is van oordeel dat bij agentschappen die hun begrotingsbehoeften permanent overschatten een technische korting moet worden toegepast op basis van de vacante posten; denkt dat dit op den duur tot lagere bestemmingsontvangsten en daarmee tot lagere administratieve kosten voor de agentschappen zal leiden;

9.  beschouwt het als een ernstig probleem dat een aantal agentschappen bekritiseerd is omdat zij zich niet aan de aanbestedingsregels, het Financieel Reglement, het Statuut van de ambtenaren enz. houden; stelt dat de voornaamste oorzaak hiervan gelegen is in het feit dat de meeste regelingen en het Financieel Reglement opgesteld zijn voor de grotere instellingen en dat de meeste kleine agentschappen niet groot genoeg zijn om aan deze regelgevingsvereisten te kunnen voldoen; verzoekt de Commissie daarom met spoed een oplossing hiervoor te zoeken om de efficiency te vergroten door bundeling van de administratieve taken van verscheidene agentschappen, zodat deze minimaal vereiste omvang wel bereikt wordt (met inachtneming van de noodzakelijke wijzigingen in de basisverordeningen voor de agentschappen en hun budgettaire onafhankelijkheid), dan wel met spoed specifieke regels voor de agentschappen op te stellen (met name uitvoeringsvoorschriften voor de agentschappen) zodat zij aan alle voorschriften kunnen voldoen;

10. dringt erop aan dat de Commissie bij de opstelling van het voorontwerp van begroting rekening houdt met de bestedingsresultaten van de verschillende agentschappen in de jaren daarvoor, met name het jaar n-1, en de door elk agentschap verlangde begroting dienovereenkomstig aanpast; verzoekt zijn ter zake bevoegde commissie deze aanpassing intact te laten en, mocht de Commissie de begroting niet hebben aangepast, zelf de desbetreffende begroting bij te stellen tot een realistisch niveau dat op de absorptie- en bestedingscapaciteit van het desbetreffende agentschap afgestemd is;

11. verwijst naar zijn kwijtingsbesluit voor het jaar 2005, waarin het de Commissie heeft verzocht eens in de vijf jaar een onderzoek naar de toegevoegde waarde van elk bestaand agentschap te publiceren; verzoekt alle verantwoordelijke instellingen om in geval van een negatief oordeel over de toegevoegde waarde van een agentschap de noodzakelijke stappen te zetten om het mandaat van dat agentschap te herzien of het agentschap te sluiten; stelt vast dat de Commissie in 2007 niet één evaluatie heeft uitgevoerd; dringt er bij de Commissie op aan dat zij vóór het kwijtingsbesluit over 2007 ten minste vijf evaluaties voorlegt, te beginnen met de oudste agentschappen;

12. is van mening dat de aanbevelingen van de Rekenkamer onmiddellijk moeten worden uitgevoerd en dat het niveau van de aan de agentschappen betaalde subsidies moet worden afgestemd op hun werkelijke behoeften aan kasmiddelen; is verder van mening dat de wijzigingen op het algemene Financieel Reglement verwerkt moeten worden in de financiële kaderregeling van de agentschappen en in de diverse specifieke financiële voorschriften hierin;

Presentatie van de rapportagegevens

13. merkt op dat er geen standaardaanpak onder de agentschappen bestaat voor de presentatie van hun activiteiten tijdens het desbetreffende begrotingsjaar en van hun rekeningen en hun verslagen over hun budgettaire en financieel beheer, noch met betrekking tot de vraag of er een betrouwbaarheidsverklaring moet worden opgesteld door de directeur van het agentschap; merkt op dat niet alle agentschappen een duidelijk onderscheid maken tussen a) de presentatie van hun werk aan het publiek en b) de technische rapportering over hun budgettair en financieel beheer;

14. merkt op dat de vaste instructies van de Commissie voor de voorbereiding van activiteitenverslagen weliswaar niet expliciet voorschrijven dat de agentschappen een betrouwbaarheidsverklaring moeten opstellen, maar dat veel directeuren dat voor het jaar 2006 niettemin hebben gedaan, waarbij in één geval een belangrijk voorbehoud werd opgenomen;

15. herinnert aan paragraaf 23 van zijn resolutie van 12 april 2005[17] waarin het de directeuren van de agentschappen verzoekt om met ingang van heden hun jaarlijkse activiteitenverslag, dat samen met financiële en beheersgegevens wordt gepresenteerd, vergezeld te doen gaan van een betrouwbaarheidsverklaring ten aanzien van de wettigheid en de regelmatigheid van werkzaamheden, analoog aan de verklaringen die de directeuren-generaal van de Commissie ondertekenen;

16. verzoekt de Commissie om haar vaste instructies aan de agentschappen dienovereenkomstig te wijzigen;

17. stelt bovendien voor dat de Commissie tezamen met de agentschappen werkt aan een geharmoniseerd model dat van toepassing is op alle agentschappen en satellietorganen, en waarin duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen:

-    een jaarverslag bestemd voor een ruim publiek over de transacties, werkzaamheden en resultaten van het orgaan;

-    de jaarrekening en een verslag over de uitvoering van de begroting,

-    een activiteitenverslag naar het voorbeeld van de activiteitenverslagen van de directeuren-generaal van de Commissie;

-    een betrouwbaarheidsverklaring, ondertekend door de directeur van het orgaan, tezamen met eventuele voorbehouden en opmerkingen die hij onder de aandacht van de kwijtingsautoriteit wenst te brengen;

Algemene conclusies van de Rekenkamer

18. wijst op de conclusie van de Rekenkamer (jaarverslag, paragraaf 10.29[18]) dat de door de Commissie uit de communautaire begroting betaalde subsidies niet gebaseerd zijn op toereikend gemotiveerde ramingen van de behoeften aan kasmiddelen van de agentschappen en dat dit, in combinatie met de omvang van de van het vorige jaar overgedragen bedragen, ertoe leidt dat hun kassaldi zeer hoog opgelopen zijn; wijst voorts op de aanbeveling van de Rekenkamer dat het niveau van de aan de agentschappen betaalde subsidies moet worden afgestemd op hun werkelijke behoeften aan kasmiddelen;

19. merkt op dat eind 2006 14 agentschappen het ABAC-boekhoudingsysteem nog ten uitvoer moesten leggen (jaarverslag, voetnoot bij par. 10.31);

20. neemt kennis van de opmerking van de Rekenkamer (jaarverslag, par. 1.25) over de opgelopen financiële lasten voor niet-opgenomen verlof die bij sommige agentschappen werden geregistreerd; wijst erop dat de Rekenkamer opmerkingen plaatst bij zijn betrouwbaarheidsverklaring voor drie agentschappen (Europees Centrum voor de Ontwikkeling van de Beroepsopleiding (CEDEFOP), CEPOL en het Europees Spoorwegagentschap) voor het begrotingsjaar 2006 (2005: het CEDEFOP, de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en het Europees Bureau voor wederopbouw);

Interne audit

21. herinnert eraan dat de intern controleur van de Commissie krachtens artikel 185, lid 3, van het Financieel Reglement ook als intern controleur fungeert voor de regelgevende agentschappen die subsidies uit de EU-begroting ontvangen; wijst erop dat de intern controleur aan de raad van bestuur en de directeur van elk agentschap verslag uitbrengt;

22. vestigt de aandacht op het volgende voorbehoud dat is opgenomen in het jaarlijkse activiteitenverslag van de intern controleur voor 2006:

      "De intern financieel controleur van de Commissie is niet in staat om te voldoen aan de verplichting die hem in artikel 185 van het Financieel Reglement is opgelegd om als intern financieel controleur van de communautaire organen te fungeren, omdat het hem ontbreekt aan de personele middelen daarvoor";

23. neemt evenwel nota van de opmerking van de intern controleur in zijn activiteitenverslag 2006 dat de financiën van alle werkzame regelgevende agentschappen vanaf 2007 op jaarbasis gecontroleerd zullen worden, nu de Commissie de Interne Accountantsdienst (IAS) extra personeel ter beschikking heeft gesteld;

24. stelt vast dat het aantal regelgevende en uitvoerende agentschappen en gemeenschappelijke ondernemingen die krachtens artikel 185 van het Financieel Reglement door de IAS gecontroleerd moeten worden, steeds verder toeneemt; verzoekt de Commissie zijn bevoegde commissie mede te delen of de IAS over voldoende personeel zal beschikken om de financiën van al deze organen de komende jaren jaarlijks te kunnen controleren;

25. merkt op dat artikel 72, lid 5 van Verordening nr. 2343/2002 bepaalt dat alle agentschappen de kwijtingsautoriteit en de Commissie ieder jaar een verslag moeten voorleggen dat is opgesteld door hun directeur en waarin een samenvatting wordt gegeven van het aantal en de soort interne audits die door de intern financieel controleur zijn uitgevoerd, de aanbevelingen die daarin werden gedaan en het gevolg dat aan deze aanbevelingen is gegeven; verzoekt de agentschappen mede te delen of dit ook is gebeurd en, zo ja, op welke wijze;

26. neemt ten aanzien van het vermogen van de interne accountantsdienst om met name de kleinere agentschappen te controleren, nota van een voorstel dat de intern controleur ten overstaan van de bevoegde commissie van het Parlement heeft gedaan, namelijk om toe te staan dat de kleinere agentschappen gebruik kunnen maken van particuliere accountantsdiensten;

Beoordeling van de agentschappen

27. herinnert aan de gemeenschappelijke verklaring waar het Parlement, de Raad en de Commissie[19] het over eens zijn geworden bij de bemiddeling vóór de ECOFIN-begrotingsraad van 13 juli 2007 en waarin wordt opgeroepen een lijst op te stellen van i) de agentschappen die de Commissie wil beoordelen, en ii) de agentschappen die reeds zijn beoordeeld met een samenvatting van de voornaamste bevindingen;

Tuchtprocedures

28. wijst erop dat afzonderlijke agentschappen vanwege hun geringe omvang moeite hebben om tuchtcommissies bestaande uit personeel met een passende rang samen te stellen en dat het Bureau voor onderzoek en discipline van de Commissie (IDO) niet bevoegd is voor de agentschappen; verzoekt de agentschappen om de oprichting te overwegen van een gemeenschappelijke tuchtraad voor de verschillende agentschappen;

Ontwerp van interinstitutioneel akkoord

29. herinnert aan het ontwerp van de Commissie voor een Interinstitutioneel akkoord voor een operationeel kader voor de Europese regelgevende agentschappen (COM(2005)0059), dat de oprichting beoogt van een horizontaal kader voor de oprichting, structuur, werkwijze, evaluatie en controle van de Europese regelgevende agentschappen; merkt op dat dit ontwerp een nuttig initiatief vormt in het streven naar rationalisering van de oprichting en exploitatie van de agentschappen; neemt nota van de opmerking van de Commissie in haar syntheseverslag 2006 (paragraaf 3.1, COM(2007)0274) dat hoewel er na de publicatie van het voorstel aanvankelijk weinig schot zat in de onderhandelingen, de inhoudelijke discussie eind 2006 weer is begonnen in de Raad; betreurt het dat het niet mogelijk was de aanneming ervan een stapje dichterbij te brengen;

30. begroet dan ook de toezegging van de Commissie dat zij in de loop van 2008 een mededeling over de toekomst van de regelgevende agentschappen zal voorleggen;

Agentschappen met eigen financiering

31. wijst erop dat voor de twee agentschappen met eigen financiering aan de directeur kwijting is verleend door de raad van bestuur; stelt vast dat beide aanzienlijke overschotten hebben opgebouwd op basis van verdiensten in de voorgaande jaren:

      Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt, kasmiddelen en equivalenten daarvan: 281 miljoen EUR;

     geldmiddelen en kasequivalenten van het Communautair Bureau voor plantenrassen: 18 miljoen EUR[20];

Specifieke punten

32. uit zijn tevredenheid over de daadwerkelijke uitvoering van het begrotingsjaar 2006;

33. neemt kennis van de vaststelling van de Rekenkamer in haar jaarverslag 2006 dat de Stichting - ongeacht art. 31 van de financiële kaderregeling, dat voorschrijft dat de in het Publicatieblad gepubliceerde begroting zowel vastleggings- als betalingskredieten met een betalingsschema moet bevatten indien de kredieten in latere begrotingsjaren worden uitgevoerd - alleen de vastleggingskredieten voor haar begroting 2006 heeft gepubliceerd, in strijd dus met de regels voor de presentatie van de begroting;

34. neemt verder kennis van de conclusies van de Rekenkamer dat de Stichting met betrekking tot twee in 2004 gesloten en nu lopende meerjarencontracten met de Commissie voor MEDA en TEMPUS het totale contractuele bedrag van deze inkomsten in haar begroting heeft opgenomen, in plaats van de bedragen die zij per jaar zal ontvangen;

35. is verbaasd dat het verslag van de Rekenkamer geen melding maakt van het feit dat bij de betrouwbaarheidsverklaring van de directeur (die als bijlage bij het jaarlijks activiteitenverslag van de Stichting is gevoegd) kanttekeningen zijn geplaatst betreffende:

· de politieke onzekerheid in de partnerlanden

· het financieel beheer van de Tempus-overeenkomst

· de mogelijke maatschappelijke, juridische en financiële gevolgen van technische Tempus-assistentie in de Stichting, alsmede de gevolgen voor de reputatie van de Stichting;

36. merkt op dat in de balans een op 5 miljoen euro becijferd "woonrecht" (overeenkomend met een bijdrage aan de restauratie van een gebouw) en 12 miljoen euro aan banktegoeden zijn opgenomen;

37. neemt kennis van de verklaring in het jaarlijks activiteitenverslag van de Stichting met betrekking tot de toepasbaarheid op agentschappen van het Reglement en het Financieel Reglement dat:

· het Reglement, door de rangen waarin personeel kan worden aangeworven te beperken, niet voorziet in de behoeften van gespecialiseerde agentschappen die voldoende gekwalificeerd of ervaren personeel voor sleutelfuncties moeten kunnen aantrekken, en dat het wat betreft mobiliteit en carrièremogelijkheden problemen oplevert;

· de financiële kaderregeling niet noodzakelijkerwijs is toegesneden op zo'n klein agentschap als de Stichting, die middelen uit verschillende bronnen beheert en haar activiteiten uitvoert via relatief kleine transacties in partnerlanden die soms gebrekkige financiële en administratieve diensten kennen, en met grote corruptie te kampen hebben.

5.3.2008

ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

aan de Commissie begrotingscontrole

inzake de kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2006

(C6-0381/2007 - 2007/2056(DEC))

Rapporteur voor advies: Jamila Madeira

SUGGESTIES

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie begrotingscontrole onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  uit zijn tevredenheid over de daadwerkelijke uitvoering van de begroting 2006;

2.  wijst erop dat, hoewel de Rekenkamer verklaart dat de Europese Stichting voor opleiding in het op 31 december 2006 afgesloten begrotingsjaar op alle essentiële punten heeft voldaan aan de voorschriften voor wat betreft de betrouwbaarheid, de stichting de voorschriften voor de presentatie van de begroting niet volledig heeft nageleefd;

3.  erkent de betekenis van de Europese Stichting voor opleiding voor de ontwikkeling en de samenwerking met de partnerlanden van de Europese Unie wat betreft de verbetering van de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels; bevestigt andermaal zijn erkenning voor de werkzaamheden van de stichting die de haar opgedragen taken ondanks de successieve besnoeiingen op de begroting permanent en goed blijft vervullen;

4.  is op grond van de beschikbare gegevens van mening dat kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2006 kan worden verleend.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

26.2.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

34

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

 

Jan Andersson, Edit Bauer, Emine Bozkurt, Iles Braghetto, Philip Bushill-Matthews, Milan Cabrnoch, Ole Christensen, Derek Roland Clark, Jean Louis Cottigny, Proinsias De Rossa, Harlem Désir, Harald Ettl, Richard Falbr, Ilda Figueiredo, Roger Helmer, Stephen Hughes, Karin Jöns, Ona Juknevičienė, Jean Lambert, Bernard Lehideux, Elizabeth Lynne, Thomas Mann, Jan Tadeusz Masiel, Elisabeth Morin, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Rovana Plumb, Bilyana Ilieva Raeva, Elisabeth Schroedter, Anne Van Lancker, Gabriele Zimmer

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers

 

Mihael Brejc, Gabriela Creţu, Petru Filip, Jamila Madeira, Csaba Sógor, Kyriacos Triantaphyllides, Anja Weisgerber

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

26.3.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

27

5

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jean-Pierre Audy, Herbert Bösch, Costas Botopoulos, Mogens Camre, Paulo Casaca, Jorgo Chatzimarkakis, Antonio De Blasio, Esther De Lange, Petr Duchoň, James Elles, Szabolcs Fazakas, Markus Ferber, Christofer Fjellner, Ingeborg Gräßle, Dan Jørgensen, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Bogusław Liberadzki, Nils Lundgren, Marusya Ivanova Lyubcheva, Hans-Peter Martin, Ashley Mote, Jan Mulder, Bill Newton Dunn, Borut Pahor, Bart Staes, Jeffrey Titford, Kyösti Virrankoski, Janusz Wojciechowski

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Salvador Garriga Polledo, Edit Herczog, Cătălin-Ioan Nechifor, Dumitru Oprea, Pierre Pribetich

  • [1]  PB C 261 van 31.10.2007, blz. 63.
  • [2]  PB C 309 van 19.12.2007, blz. 122.
  • [3]  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1525/2007 (PB L 343 van 27.12.2007, blz. 9).
  • [4]  PB L 131 van 23.5.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1638/2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 22).
  • [5]  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
  • [6]  PB C 261 van 31.10.2007, blz. 63.
  • [7]  PB C 309 van 19.12.2007, blz. 122.
  • [8]  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1525/2007 (PB L 343 van 27.12.2007, blz. 9).
  • [9]  PB L 131 van 23.5.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1638/2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 22).
  • [10]  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
  • [11]  PB C 261 van 31.10.2007, blz. 63.
  • [12]  PB C 309 van 19.12.2007, blz. 122.
  • [13]  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1525/2007 (PB L 343 van 27.12.2007, blz. 9).
  • [14]  PB L 131 van 23.5.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1638/2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 22).
  • [15]  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
  • [16]  Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0122.
  • [17]  Resolutie van het Europees Parlement houdende opmerkingen bij het besluit over het verlenen van kwijting aan de directeur van de Europese Stichting voor opleiding voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2003 (PB L 196 van 27.7.2005, blz. 114).
  • [18]  PB C 273 van 15.11.2007, blz. 1.
  • [19]  Raadsdocument DS 605/1/07 Rev 1.
  • [20]  Bron: Speciaal verslag Rekenkamer.