VERSLAG over de handel in grondstoffen en goederen
8.4.2008 - (2008/2051(INI))
Commissie internationale handel
Rapporteur: Jens Holm
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de handel in grondstoffen en goederen
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn resoluties van 3 september 2002 over handel en ontwikkeling, voor uitroeiing van de armoede en voedselveiligheid[1], van 30 januari 2003 over de honger in de wereld en het wegnemen van belemmeringen voor de handel met de armste landen[2], van 10 april 2003 over de crisis op de internationale koffiemarkt[3], van 1 juni 2006 over handel en armoede: naar een handelsbeleid dat de bijdrage van de handel aan armoedebestrijding maximaliseert[4], van 15 februari 2007 over de macro-economische gevolgen van de energieprijsstijging[5], van 22 mei 2007 over Europa als wereldspeler – externe aspecten van het concurrentievermogen[6], van 23 mei 2007 over de handelsgebonden hulpverlening van de Europese Unie[7] en van 29 november 2007 over handel en klimaatverandering[8],
– gezien de Millenniumverklaring van 8 september 2000, waarin de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG's) worden geformuleerd als criteria die de internationale gemeenschap gezamenlijk heeft vastgesteld voor de uitroeiing van armoede, en gezien de herziening daarvan op de wereldtop van de VN op 14‑16 september 2005,
– gezien de verslagen "Climate change 2007: The Physical Science Basis", "Climate change 2007: Impacts, Adaptation and Vulnerability" en "Climate change 2007: Mitigation of Climate Change" van de drie werkgroepen van het Intergouvernementeel Panel inzake klimaatverandering (IPCC), alle gepubliceerd in 2007,
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement getiteld "Ketens van landbouwbasisproducten, afhankelijkheid en armoede – Voorstel voor een EU-actieplan" (COM(2004)0089),
– gezien de mededelingen van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, getiteld "Europa als wereldspeler: wereldwijd concurreren – Een bijdrage aan de EU-strategie voor groei en werkgelegenheid” (COM(2006)0567) en "Europa als wereldspeler: een sterker partnerschap voor markttoegang ten behoeve van Europese exporteurs" (COM(2007)0183),
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, getiteld "Over het concurrentievermogen van de metaalindustrie – een bijdrage tot de EU-strategie voor groei en werkgelegenheid" (COM(2008)0108),
– gezien de Verklaring van Peking en het Platform voor Actie die zijn vastgesteld op 15 september 1995 door de vierde Wereldvrouwenconferentie van de Verenigde Naties,
– gezien het verslag "Livestock's Long Shadow" van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO), gepubliceerd in 2006,
– gezien het werk van de Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling (Unctad) en de komende twaalfde internationale conferentie van Unctad, die op 20-25 april 2008 zal worden gehouden in Accra in Ghana,
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's getiteld "Thematische strategie inzake het duurzame gebruik van de natuurlijke hulpbronnen", gepubliceerd op 21 december 2005 (COM(2005)0670),
– gezien de Verklaring van de G8-Top over groei en verantwoordelijkheid in de wereldeconomie, ondertekend in Heiligendamm op 7 juni 2007, met name het hoofdstuk over "Verantwoordelijkheid voor grondstoffen: transparantie en duurzame groei", waarin wordt gesteld dat "vrije, transparante en open markten van fundamenteel belang zijn voor mondiale groei, stabiliteit en duurzame ontwikkeling",
– gezien het vierde verslag van de Groep op hoog niveau voor concurrentievermogen, energie en milieu van 11 juni 2007, dat pleit voor de ontwikkeling van een grondstoffenbeleid dat is gebaseerd op een goed functionerende vrije en eerlijke wereldmarkt voor grondstoffen, waarbij met behulp van het handelsbeleid, met name internationale en bilaterale overeenkomsten, wordt gewaarborgd dat de EU en derde landen zich inzetten voor open en niet-verstoorde markten,
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie internationale handel (A6-0134/2008),
A. overwegende dat onder 'grondstoffen en basisproducten' moet worden verstaan voor de voeding bestemde landbouwproducten, agrarische grondstoffen, metalen, mineralen en energieproducten, die als basisproduct in het industriële proces dienen, zij het verwerkte, onverwerkte of recyclingproducten zoals schroot,
B. overwegende dat de economie van de EU sterk afhankelijk is van de invoer van grondstoffen uit derde landen en dat de toegang tot grondstoffen van cruciaal belang is voor het concurrentievermogen van de EU,
C. overwegende dat de recente stijging van de grondstofprijzen tot een gebrek aan economische groei in de Europese Unie heeft geleid en een bedreiging vormt voor het concurrentievermogen van de EU,
D. overwegende dat in de toekomst een verdere toename van de wereldwijde vraag naar grondstoffen moet worden verwacht; overwegende dat deze toename een gevolg is van de economische groei in opkomende economieën,
E. overwegende dat de kortetermijnfluctuaties van de prijzen voor grondstoffen en goederen in het verleden extreem wisselvallig zijn gebleken en in de loop van de tijd zelfs nog groter zijn geworden, met perioden van overproductie die worden gevolgd door perioden van tekorten, maar dat de prijzen in de toekomst naar verwachting op een hoger niveau zullen blijven,
F. overwegende dat de recente prijsstijgingen op de internationale markten niet mogen verhelen dat de prijzen van grondstoffen en basisproducten vergeleken met die van vervaardigde goederen een langdurige dalende tendens vertonen,
G. overwegende dat deze prijsstijgingen – met name wanneer zij door opkomende landen ter wille van hun industrie worden vastgesteld – een uitdaging vormen voor het concurrentievermogen van de EU-industrie en vraagstukken opwerpen met betrekking tot de zekerheid van de grondstoffenvoorziening op lange termijn,
H. overwegende dat 95 van de 141 ontwikkelingslanden minstens 50 procent van hun exportopbrengsten halen uit de uitvoer van basisproducten,
I. overwegende dat de Europese Unie een grote speler is in de internationale handel in grondstoffen en goederen, niet het minst als netto-importeur van grondstoffen,
J. overwegende dat de Europese Unie, op grond van de kenmerken van de Europese industriële basis, in hoge mate afhankelijk is van de invoer van grondstoffen voor haar concurrentievermogen en economische ontwikkeling,
K. overwegende dat er vele voorbeelden zijn van beleid en maatregelen van derde landen, naast een trend tot het creëren van belemmeringen voor een vrije en eerlijke toegang tot grondstoffen in opkomende economieën, die tot gevolg hebben dat de toegang van de EU-industrie tot grondstoffen en basisproducten wordt beperkt,
L. overwegende dat de versterking van onderzoek en innovatie een belangrijke rol speelt bij de bevordering van een duurzame grondstoffenvoorziening,
M. overwegende dat de systemen Stabex, Sysmin en FLEX de inspanningen van de Europese Unie in het verleden en het heden weerspiegelen om ontwikkelingslanden te ondersteunen die worden getroffen door prijs- en inkomensinstabiliteit,
N. overwegende dat de recente prijsstijgingen op de internationale markten voor grondstoffen en goederen het gevolg zijn van een aanzienlijke toename van de vraag vanuit opkomende economieën als China, India en Brazilië, veranderde weerspatronen, bepaalde restrictieve maatregelen van een aantal exporterende landen en een sterke groei van de markt voor biobrandstoffen en veeteelt, alsmede beursspeculaties,
O. overwegende dat vrouwen de grote meerderheid van de armen in de wereld uitmaken en vaak afhankelijk zijn van de aankoop, productie en verwerking van grondstoffen en goederen om te overleven en in hun onderhoud te voorzien,
P. overwegende dat de internationale gemeenschap heeft verklaard dat een internationale inspanning moet worden geleverd om de armoede uit te roeien door de concrete doestellingen, vastgelegd in de MDG's, die voor 2015 moeten zijn verwezenlijkt; overwegende dat voldoende aandacht moet worden geschonken aan het grote belang van grondstoffenvraagstukken voor de ontwikkelingslanden,
Q. overwegende dat de duurzame exploitatie van natuurlijke hulpbronnen armoede kan verminderen en economische groei kan stimuleren, indien goed bestuur wordt bevorderd; overwegende dat zwak bestuur in landen die rijk zijn aan natuurlijke hulpbronnen ook kan leiden tot armoede, corruptie en conflicten,
R. overwegende dat er een klimaatverandering plaatsvindt die wordt veroorzaakt door menselijke activiteit; overwegende dat de winning, productie en verwerking van grondstoffen en goederen leiden tot aanzienlijke broeikasgasemissies; overwegende dat de EU-industrie in verband met de aanpak van deze kwestie met steeds meer beperkingen wordt geconfronteerd, wat ten koste gaat van haar concurrentievermogen,
S. overwegende dat de Europese Unie momenteel niet over een coherente strategie beschikt om de uitdagingen het hoofd te bieden die voor het concurrentievermogen van de Europese industrie ontstaan als gevolg van sterkere concurrentie om de toegang tot grondstoffen,
Zekerheid van de grondstoffenvoorziening voor de EU en waarborging van de toegang tot grondstoffen op de wereldmarkten
1. ziet in dat toegang tot ruwe grondstoffen en basisproducten van wezenlijk belang is voor de economie van de EU vanwege het feit dat de EU zelf niet over bepaalde grondstofvoorraden beschikt;
2. stelt met bezorgdheid vast dat de vraag naar grondstoffen op de wereldmarkt naar verwachting zal toenemen; maakt zich zorgen over de beperkte exploratiecapaciteit in de nabije toekomst; constateert dat Europese bedrijven slechts in beperkte mate betrokken zijn bij de exploratie van grondstofvoorraden in derde landen;
3. uit zijn bezorgdheid over de trend tot het beperken van de vrije toegang tot grondstoffen in derde landen door middel van handelsverstorende maatregelen, maar erkent het recht van landen om indien nodig de toegang tot hun grondstoffen te beperken om milieuredenen of in geval van kritische tekorten aan grondstoffen; is van mening dat dit recht moet worden toegepast naast andere binnenlandse maatregelen;
4. uit zijn bezorgdheid over investeringsactiviteiten ten behoeve van een betere toegang tot grondstoffen die noch aan normen van eerlijke en vrije mededinging noch aan beginselen van goed bestuur en duurzaamheid voldoen;
5. verzoekt de Commissie investeringen in onderzoek en ontwikkeling te bevorderen op het gebied van technologieën voor het recyclen van grondstoffen en een efficiënt en zuinig gebruik van grondstoffen; roept de Commissie en de lidstaten op om in hun onderzoeksactiviteiten groter gewicht toe te kennen aan deze doelstelling;
6. dringt er bij de Commissie op aan om de kwestie van vrije en eerlijke toegang tot de grondstofmarkten in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) aan de orde te stellen; verzoekt de Commissie om zich in te zetten voor de multilaterale afschaffing van handelsverstorende maatregelen in de grondstoffensector, met volledige inachtneming van beperkingen met het oog op de ontwikkeling van de minst ontwikkelde landen (LDC's);
7. dringt er bij de Commissie op aan om in alle bilaterale onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten of toetredingen tot de WTO meer gewicht toe te kennen aan de vrije en eerlijke toegang tot de grondstofmarkten; formuleert de doelstelling van de afschaffing van alle handelsverstorende maatregelen in de grondstoffensector als belangrijke doelstelling in alle mogelijke overeenkomsten, met volledige inachtneming van ontwikkelingsdoelen; benadrukt dat deze doelstelling als belangrijk criterium dient bij de evaluatie van alle mogelijke overeenkomsten door het Europees Parlement;
8. verzoekt de Commissie om het thema grondstoffen op te nemen in de markttoegangsstrategie; is verheugd over de raadpleging over de grondstoffenvoorziening; roept de Commissie op een coherente strategie uit te werken met betrekking tot de grondstoffenvoorziening; verzoekt erom in alle fasen bij deze activiteiten te worden betrokken;
De ontwikkelingslanden, met name de LDC's, laten profiteren van grondstoffen
9. betreurt dat veel ontwikkelingslanden, met name de LDC's, blijven steken in de productie en uitvoer van grondstoffen en goederen waarvan de wisselvallige prijzen al langere tijd dalen, wat een ernstige belemmering is voor de verlichting van de armoede en voor de verwezenlijking van de MDG's, maar erkent dat stijgende grondstofprijzen hebben bijgedragen tot significante verbeteringen van de handelsbalans van sommige ontwikkelingslanden die van grondstoffen afhankelijk zijn; onderstreept de kansen die voor de producerende landen ontstaan wanneer zij hun grondstofvoorraden zelf exploreren en beheren, voor zover de basisregels van transparantie en eerlijke mededinging worden nageleefd;
10. roept de Commissie op zich in te zetten voor een doeltreffende bestrijding van de oorzaken van handelsverstoringen door deze kwesties met klem aan de orde te stellen in bilaterale gesprekken en onderhandelingen, en verzoekt haar de ontwikkeling van nieuwe WTO-regels op multilateraal niveau in de hand te werken;
11. steunt de huidige inspanningen in ontwikkelingslanden, met name de LDC's, om hun economieën te diversifiëren en economische activiteiten voor latere stadia van het productieproces te ontwikkelen, zich ook te richten op verwerking en markthandel en de kwaliteit, productiviteit en productie van producten met een grotere toegevoegde waarde te verhogen; dringt er bij de Commissie op aan nationale strategieën voor grondstoffenontwikkeling en diversificatie te ondersteunen, indien nodig met steun van het Europees Ontwikkelingsfonds;
12. acht het opzetten van regionale economische kaders en een intensievere regionale samenwerking tussen ontwikkelingslanden van het grootste belang voor de duurzame economische ontwikkeling van die landen; onderstreept in dit verband het belang van de zuid-zuid-handel voor de economische ontwikkeling van die landen;
13. is van oordeel dat regionale economische en handelssamenwerking op lange termijn dient te worden bevorderd en tot vrijhandelsovereenkomsten zou kunnen leiden; stelt tegelijkertijd vast dat vrijhandelsakkoorden in verschillende regionale contexten op problemen stuiten; is van oordeel dat prioriteit moet worden gegeven aan een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de landen van het Middellandse Zeegebied, gezien het belang van de handel in grondstoffen in deze regio;
14. moedigt ontwikkelingslanden, met name LDC's, aan de benodigde investeringen bijeen te brengen en de economische diversificatie te consolideren door versterking van de infrastructuur, opbouw van de institutionele capaciteit, bevordering van een goede bestuurlijke aanpak van de economische ontwikkeling en vergemakkelijking van de toegang van producten van kleine producenten tot en de distributie van deze producten naar lokale markten, wat ook de regionale integratie en schaalvoordelen zou vergroten; dringt er bij de Commissie op aan handelsgebonden hulpverlening te gebruiken als een belangrijk instrument voor ontwikkeling, alsook bestaande mechanismen voor de overdracht van technologie te versterken, in het bijzonder als middel om de klimaatverandering te beheersen; verzoekt de Commissie de transparantie van inkomsten uit de handel in grondstoffen te bevorderen door middel van programma's als het Initiatief voor transparantie in de winningsindustrie (EITI);
15. moedigt de Commissie en de ondernemingen in de EU aan om de overdracht van milieuvriendelijke technologieën te bevorderen, mede in de vorm van investeringen;
16. erkent dat de onderhandelingen in het kader van de Ontwikkelingsagenda van Doha (DDA) de tariefescalatie duidelijk zouden kunnen verminderen; merkt op dat de Europese Unie haar tarieven op landbouwproducten uit de LDC's (via het "Alles-behalve-wapens"-initiatief) en uit vele ACS-landen (via economische partnerschapsovereenkomsten) reeds geleidelijk afschaft, en steunt ontwikkelingslanden bij het vaststellen en ten uitvoer leggen van regels voor speciale producten en effectieve vrijwaringsmaatregelen voor de duurzaamheid van hun markten en productie;
17. vraagt de lidstaten van de Europese Unie en de partners in de hele wereld, met inbegrip van de opkomende economieën, de belangrijkste arbeidsnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie en de relevante richtsnoeren van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, met name inzake de exploratie en raffinage van grondstoffen, te ratificeren; gelooft dat betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en de nationale parlementen onontbeerlijk is voor een vanuit milieuoogpunt en sociaal-economisch oogpunt duurzame ontwikkeling;
18. roept de Commissie op een omvattende en evenwichtige strategie inzake de toegang tot grondstoffen toe te passen en daarbij rekening te houden met de belangen van de EU-industrie en de ontwikkelingslanden;
19. verzoekt de Commissie haar compensatoir financieringssysteem FLEX te herzien, teneinde te bewerkstelligen dat dit systeem ontwikkelingslanden, met name LDC's, reactief en doeltreffend ondersteunt; is van mening dat het noodzakelijk is op nationaal niveau toepasselijke maatregelen te nemen teneinde het werk van Unctad te ondersteunen;
20. roept de Commissie op gegevens te vergaren en statistieken op te stellen over de in reële termen uitgedrukte internationale handel in grondstoffen en basisproducten; is van mening dat het noodzakelijk is een duidelijk beeld te krijgen van de wereldwijde handelsstromen van basisproducten en grondstoffen, niet vervalst door puur speculatieve transacties, teneinde de economische beleidsmaatregelen beter te kunnen richten;
21. erkent dat de liberalisering van de handel in voor de voeding bestemde landbouwproducten en agrarische grondstoffen kleine boeren in ontwikkelingslanden, met name LDC's, voor veel nieuwe uitdagingen heeft gesteld; aangezien deze kleine boeren hoofdzakelijk vrouwen zijn, kan de liberalisering een onevenredig negatief effect op vrouwen hebben als ze niet zijn opgewassen tegen de buitenlandse concurrentie;
22. steunt ontwikkelingslanden in hun pogingen voor de plaatselijke bevolking toegang tot voedsel te verzekeren; is van mening dat een werkbare beleidsruimte moet worden gecreëerd en versterkt om nationale regels en maatregelen voor de ontwikkeling van deze sector mogelijk te maken, alsook vrouwen te steunen, omdat zij de grootste verantwoordelijkheid dragen voor het voeden van hun gezin en de lokale gemeenschap;
23. verzoekt de Raad en de Commissie ervoor te zorgen dat multilaterale, regionale en bilaterale handelsovereenkomsten die de Europese Unie ondertekent, in overeenstemming zijn met de doelstelling van duurzame ontwikkeling; verzoekt de Commissie de noodzakelijke wetgevingsmaatregelen te nemen om te verzekeren dat haar duurzaamheidseffectbeoordelingen inzake handel worden geïntegreerd in het te ontwikkelen handelsbeleid van de EU, in het bijzonder vanuit het oogpunt van het klimaat, gender en duurzame ontwikkeling;
24. is verheugd dat de Commissie heeft aangekondigd in 2008 een mededeling te zullen voorleggen die erop is gericht de voorwaarden voor een duurzame toegang tot mineralen en secundaire grondstoffen op communautair en internationaal te verbeteren;
25. neemt kennis van de toegenomen kritiek met betrekking tot de economische en ecologische voordelen van de productie van biobrandstoffen; verzoekt de Commissie onderzoek en innovatie te stimuleren op het gebied van de duurzame grondstoffenvoorziening via een efficiënte ontginning van hulpbronnen en efficiënte oplossingen voor ontwikkeling, materiaalgebruik en recycling;
26. is van mening dat de winning, verzameling en productie van grondstoffen en basisproducten moet voldoen aan het duurzaamheidsbeginsel, teneinde de natuurlijke processen van ecosystemen te respecteren en niet te veranderen;
27. dringt er bij de Commissie op aan haar inspanningen op te voeren om te komen tot een internationale overeenkomst inzake conflictgrondstoffen, waarvan het voornaamste doel zou moeten zijn alle handel te verbieden in grondstoffen die gewapende conflicten voeden of daarvan het resultaat zijn; staat intussen op de ontwikkeling van een verordening houdende een verbod op het handelen in en het op de markt brengen van conflictgrondstoffen in de Europese Unie en dringt er bij alle landen die betrokken zijn bij de diamanthandel, op aan de Kimberley-certificering voor de internationale handel in ruwe diamanten volledig te onderschrijven; roept ertoe op de transparantie via het EITI en andere initiatieven te bevorderen;
28. herhaalt zijn verzoek aan de Commissie en de Raad om rechtvaardige handel en andere onafhankelijk gecontroleerde handelsinitiatieven die bijdragen tot verhoging van de sociale en milieunormen, te bevorderen door kleine en gemarginaliseerde producenten in ontwikkelingslanden te ondersteunen; moedigt overheidslichamen in de Europese Unie aan rechtvaardige handel en duurzaamheidscriteria te integreren in hun openbare aanbestedingen en aankoopbeleid;
29. maakt zich zorgen over het feit dat een toenemend deel van de rijkdommen van de wereld wordt gebruikt voor de veeteelt; herinnert aan het verslag "Livestock's Long Shadow" van de FAO uit november 2006, dat schat dat de vleesindustrie en veeteelt verantwoordelijk zijn voor 18 procent van de totale uitstoot aan broeikasgassen in de wereld, die ook de ontbossing in ontwikkelingslanden versnellen; verzoekt de Commissie binnen deze sector de noodzakelijke actie te ondernemen en in het kader van de internationale klimaatonderhandelingen stimuleringsmechanismen ter voorkoming van ontbossing vast te stellen;
30. is van mening dat het EITI, dat is gericht op de versterking van goed bestuur door een verhoging van de transparantie en de verantwoordingsplicht in de winningsindustrie, wereldwijd ingang dient te vinden, om ontwikkelingslanden betere kansen te bieden om naar behoren van hun natuurlijke hulpbronnen te kunnen profiteren;
31. benadrukt dat de hoge olieprijzen het des te dringender en noodzakelijker maken met een andere aanpak van het energiebeleid te komen die gericht is op hogere energie-efficiëntie en een groter gebruik van alternatieve energiebronnen, met inbegrip van hernieuwbare energie;
32. beseft dat de klimaatverandering de gemeenschappen die toch al kampen met grote sociale en economische problemen, het hardst zal treffen; begrijpt dat vooral vrouwen een bijzonder kwetsbare groep zijn; moedigt inspanningen aan om op lokaal niveau door relevante internationale financiële en technische steun aanpassingen te bewerkstelligen;
33. uit zijn bezorgdheid over het feit dat China niet toelaat dat buitenlandse ondernemingen, bijvoorbeeld in de staalsector, meerderheidsaandelen in bedrijven verwerven, en een reeks mechanismen heeft ingevoerd waarmee de uitvoer van metaalgrondstoffen wordt beperkt of overheidssteun geeft bij de aankoop van dergelijke grondstoffen uit externe bronnen; erkent dat dergelijke praktijken de Europese industrie ernstig in de problemen brengen en met alle mogelijke instrumenten moeten worden bestreden, onder andere door een versterkte dialoog;
34. wijst erop dat het recente handelsbeleid van sommige opkomende landen, met name China, die wereldwijd op zoek zijn naar grondstoffen, vooral in Afrika, een sterk en nadelig effect heeft voor de toegang van de Europese Unie tot grondstoffen op dit continent, aangezien dat beleid op bilaterale betrekkingen is gebaseerd en voorbijgaat aan punten als de mensenrechten, de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven en sociale en milieunormen;
35. is verheugd over het feit dat de Commissie in haar voornoemde mededeling COM(2008)0108 heeft aangekondigd alle bestaande instrumenten te zullen blijven inzetten om handelspraktijken die in strijd zijn met internationale handelsovereenkomsten aan te pakken;
36. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten en de relevante internationale organisaties zoals Unctad, de WTO, de Wereldbank, het Gemeenschappelijk Fonds voor Grondstoffen (CFC) en de FAO.
- [1] PB C 272 E van 13.11.2003, blz. 277.
- [2] PB C 39 E van 13.2.2004, blz. 79.
- [3] PB C 64 E van 12.3.2004, blz. 607.
- [4] PB C 298 E van 8.12.2006, blz. 261.
- [5] PB C 287 E van 29.11.2007, blz. 548.
- [6] Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0196.
- [7] Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0203.
- [8] Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0576.
TOELICHTING
De millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG's) die de VN in 2000 heeft vastgesteld, waren een hoopvolle belofte van de wereldleiders aan de armen in de wereld. Binnen vijftien jaar zouden acht doelen moeten worden verwezenlijkt die de situatie van de armste landen en volken in de wereld merkbaar zouden verbeteren. Het doel was extreme armoede uit te roeien en de gelijkheid tussen mannen en vrouwen te verbeteren. Alle kinderen moesten de kans krijgen basisonderwijs te volgen en de verspreiding van aids moest een halt worden toegeroepen. De verschillende doelstellingen hebben indertijd een numerieke indicator gekregen, zodat de voortgang van het werk voortdurend kan worden beoordeeld.
In 2005 was een derde van de gereserveerde tijd verstreken en was het tijd voor een eerste beoordeling van de vorderingen. In september 2005 heeft de VN een speciale zitting gehouden. Tijdens deze zitting kwam naar voren dat er weliswaar enige vooruitgang was geboekt, maar dat nog grote inspanningen zouden moeten worden geleverd om de doelstellingen voor 2015 te verwezenlijken, in het bijzonder in de armste landen van de wereld.
Of het mogelijk is de millenniumdoelstellingen te halen, hangt af van diverse factoren. Er is zowel behoefte aan internationale initiatieven als aan nationale maatregelen die in de verschillende landen worden uitgevoerd. Met andere woorden, er is waarschijnlijk niet één duidelijke remedie die de wereldleiders maar hoeven toe te passen om de armoede uit te roeien.
Een snelle klimaatverandering is de grootste bedreiging voor de verwezenlijking van de MDG's. Het is weliswaar de geïndustrialiseerde wereld die verantwoordelijk is voor de grootste hoeveelheid broeikasgasemissies uit de geschiedenis, maar het zijn de ontwikkelingslanden die het zwaarst worden getroffen. Er is al sprake van overstromingen, droogten en drastische weersveranderingen die worden veroorzaakt door opwarming van de aarde.
In november 2007 heeft het IPCC in het laatste deel van zijn vierde evaluatierapport opgemerkt dat de broeikasgasemissies in 2020 met 25 tot 40 procent moeten zijn teruggedrongen. Dit is in december 2007 opnieuw benadrukt op Bali. De verschillende beleidsterreinen moeten onderling worden gecoördineerd om te komen tot de maatregelen die nodig zijn voor zo'n grote verlaging van de uitstoot van broeikasgassen. Ook het handelsbeleid moet verantwoordelijkheid dragen voor de bestrijding van de klimaatverandering; onnodige emissies moeten worden teruggedrongen en er moeten beleidsinstrumenten worden gezocht om de handel in "groene goederen" te vergemakkelijken (nieuwe slimme technologie, etc.). De EU moet het voortouw nemen in de bestrijding van de klimaatverandering.
De bestrijding van de klimaatverandering is voor een belangrijk deel afhankelijk van de financiering en toegang tot verschillende middelen. Deze kunnen plaatsvinden via internationale transfers van de rijke naar de arme gebieden in de wereld in de vorm van bijstand en geschikte ontwikkelingsinitiatieven. De bestrijding van de klimaatverandering is echter ook afhankelijk van kwijtschelding op grote schaal van de schulden van arme landen. Wat we nu nodig hebben is niet meer retoriek en meer beloften van de VS, de EU en enkele andere rijke landen, maar dat de reeds gedane beloften worden nagekomen. Dit zou een stimulans zijn voor het wereldwijde werk aan de verwezenlijking van de MDG's.
Een andere belangrijke stap zou zijn op lokaal niveau in de ontwikkelingslanden voorwaarden voor het genereren van welvaart en middelen te scheppen en te verbeteren. Hier wordt duidelijk hoe cruciaal de grondstoffenhandel is voor ontwikkeling. Een zeer groot deel van de ontwikkelingslanden is momenteel sterk afhankelijk van de export van één of een zeer klein aantal grondstoffen zoals koffie of cacao.
De prijzen van deze producten stagneren al enige tijd, vooral vergeleken met de ontwikkeling van de prijzen voor industrieproducten of kapitaalgoederen. Dit betekent dat veel ontwikkelingslanden hun inkomsten uit export hebben zien dalen, terwijl import tegelijkertijd duurder is geworden.
Behalve de algemene prijsstagnatie is een ander zeer belangrijk kenmerk van de handel in grondstoffen de gevoeligheid voor kortetermijnfluctuaties van de prijzen, waarvan op verschillende markten sprake is. In sommige gevallen heeft dit betekend dat de prijs van een grondstof in een paar maanden tijd zeer sterk is gestegen of gedaald. Deze gevoeligheid is gedeeltelijk te wijten aan productieproblemen als gevolg van veranderingen in het weer en/of van technologische innovaties die de productie- of transportsystemen hebben gewijzigd.
Voor een ontwikkelingsland dat een aanzienlijk deel van zijn staatsinkomsten haalt uit export van één of slechts een paar grondstoffen, kunnen deze scherpe prijs- en inkomstenfluctuaties grote problemen veroorzaken. Dit heeft een domino-effect op de overheidsplanning van de economie en de overheidsuitgaven van het land. Ze kunnen het voor primaire producenten bovendien moeilijker maken investeringen te plannen of te voorspellen welke investeringen moeten worden gedaan.
Pas in de laatste jaren zijn de prijzen van grondstoffen sterk gestegen. Deze tendens wordt grotendeels veroorzaakt door de scherpe stijging van de vraag vanuit pas opkomende economieën zoals China, door productieproblemen als gevolg van de klimaatverandering en door het gebruik van graan voor veevoer of biobrandstoffen.
Toch zijn de vooruitzichten voor de toekomst onzeker. Als de economie van de VS in een recessie raakt of als zich knelpunten voordoen in de Chinese industrie, kan de situatie snel veranderen. Dit zou ook de grondstoffenhandel beïnvloeden. Snelle veranderingen kunnen ook optreden door speculatie met grondstoffen op de internationale markten, waardoor de prijzen van afzonderlijke goederen worden opgedreven of juist worden gedrukt.
Vanuit het perspectief van ontwikkeling gezien, brengt de grondstoffenhandel een aantal dringende zaken naar voren. Een daarvan is de blijvende noodzaak de inkomsten bij sterke prijsfluctuaties te stabiliseren en zo de voorspelbaarheid in de producerende landen te vergroten. Daartoe kunnen allerlei verschillende beleidsinstrumenten worden gebruikt. Een van de mogelijkheden is in afzonderlijke exporterende landen een internationaal financieel systeem voor de stabilisatie van de inkomsten te ontwikkelen. Op dit gebied kan de ervaring worden benut die is opgedaan met het FLEX-systeem van de EU, dat steun geeft aan de ACS‑landen, en het werk dat Unctad en anderen uitvoeren.
Een ander aspect is de noodzaak de afhankelijkheid van de export van grondstoffen te verminderen door in afzonderlijke ontwikkelingslanden diversificatie van de economie te stimuleren. Geavanceerdere productiesystemen, die de verwerking en productie van goederen met een grotere toegevoegde waarde mogelijk maken, zouden meer welvaart en beter te voorspellen inkomsten genereren. In dit verband zou meer steun moeten worden gegeven aan lokale diversificatiestrategieën en regionale integratie en investeringen.
In dit opzicht is vooral een belangrijke rol weggelegd voor de landbouw. In veel arme landen is de landbouw de belangrijkste bedrijfstak, die allerlei soorten werkgelegenheid schept en de eigen bevolking van het land van voedsel voorziet. Investeringen en initiatieven in de landbouwsector kunnen belangrijke gevolgen hebben voor de economie van de ontwikkelingslanden als geheel. Ze zouden tevens belangrijke gevolgen hebben voor vrouwen, die vaak een centrale rol spelen in de inheemse landbouw.
Er resten ons nauwelijks zeven jaar om de MDG's in 2015 te verwezenlijken. De tijd raakt op. Intussen gaat het lopende ontwikkelingswerk gebukt onder de gevaren die de klimaatverandering met zich meebrengt. Er zijn verdere inspanningen en meer middelen nodig. Hiervoor is internationale samenwerking nodig, maar moet ook op nationaal niveau actie kunnen worden ondernomen. De snelle veranderingen die we momenteel op de internationale grondstoffenmarkten zien, onderstrepen de noodzaak van actie om tot duurzame ontwikkeling en wereldwijde solidariteit te komen.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
27.3.2008 |
|
|
|
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
23 1 0 |
||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Daniel Caspary, Françoise Castex, Christofer Fjellner, Béla Glattfelder, Ignasi Guardans Cambó, Jacky Hénin, Syed Kamall, Marusya Ivanova Lyubcheva, Erika Mann, David Martin, Vural Öger, Georgios Papastamkos, Peter Šťastný, Robert Sturdy, Gianluca Susta, Iuliu Winkler |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Jean-Pierre Audy, Harlem Désir, Jens Holm, Sajjad Karim, Rovana Plumb, Zuzana Roithová, Zbigniew Zaleski |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Sepp Kusstatscher |
|||||