VERSLAG over de strategie voor de ultraperifere regio's: balans en toekomstperspectieven

17.4.2008 - (2008/2010(INI))

Commissie regionale ontwikkeling
Rapporteur: Margie Sudre

Procedure : 2008/2010(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0158/2008
Ingediende teksten :
A6-0158/2008
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de strategie voor de ultraperifere regio's: balans en toekomstperspectieven

(2008/2010(INI))

Het Europees Parlement,

-    gezien de mededelingen van de Commissie van 12 september 2007 getiteld "De strategie voor de ultraperifere regio's: verwezenlijkingen en toekomstperspectieven" (COM(2007)0507), van 12 mei 2004 (COM(2004)0343) en van 23 augustus 2004 (COM(2004)0543) getiteld "Een versterkt partnerschap voor de ultraperifere regio's",

-    gelet op artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag, dat na de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zal worden vervangen door de artikelen 349 en 355, betreffende de specifieke kenmerken van de ultraperifere regio's, en gelet op artikel 107 lid 3, letter a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

-    gezien paragraaf 60 van de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 14 december 2007,

-    gezien de slotverklaring van de dertiende Conferentie van voorzitters van de ultraperifere regio's, ondertekend te Madeira op 5 oktober 2007,

-    onder verwijzing naar zijn resoluties betreffende de ultraperifere regio's van 2001 en 2005,

-    gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

-    gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling en het advies van de Commissie visserij (A6-0158/2008),

A. overwegende dat de Azoren, de Canarische Eilanden, Guadeloupe, Frans Guyana, Madeira, Martinique en La Réunion te kampen hebben met blijvende, ernstige en elkaar versterkende handicaps, zoals de grote afstand tot het Europese vasteland, de insulaire of geheel omsloten ligging, het moeilijke reliëf en klimaat en de beperkte omvang van hun markten,

B.  overwegende dat Saint-Martin en Saint-Barthélemy, die bestuurlijk en politiek van Guadeloupe zijn afgescheiden, met naam worden genoemd in de artikelen 349 en 355 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (EG-Verdrag zoals is gewijzigd door het Verdrag van Lissabon, als zijnde nieuwe ultraperifere regio's (UPR)),

C. overwegende de economie van de UPR's die structureel nauw verbonden is met de landbouw en de visserij, die samen met de dienstverlening (het toerisme vooral) economische activiteiten vormen die van groot belang zijn voor de werkgelegenheid in deze regio's,

D. overwegende dat de UPR's in sociaaleconomisch opzicht afhankelijk zijn van de visbestanden van hun exclusieve economische zones (EEZ) en dat hun visserijzones in biologisch opzicht zeer kwetsbaar zijn,

E.  overwegende dat de directe geografische omgeving van de UPR's slechts zeer beperkte afzetmogelijkheden biedt, terwijl de ultraperifere markten buitengewoon aantrekkelijk zijn voor alle naburige derde landen,

F.  overwegende dat de UPR's volledig afhankelijk zijn van vervoermiddelen en dat de extra kosten voor het personen- en goederenvervoer, de onvoldoende frequentie of ontsluiting, de hoge tarieven, de moeilijkheden om regionaal vervoer in te stellen en te behouden, belangrijke knelpunten vormen voor de economische ontwikkeling en de bereikbaarheid van de UPR's,

G. overwegende dat de UPR's gedurende de afgelopen drie jaar direct zijn geraakt door belangrijke hervormingen op gemeenschappelijk niveau, waaronder de hervormingen van de financiële vooruitzichten, het regionaal beleid 2007-2013, het EVF, het ELFPO, de staatssteun, de GMO's voor suiker en bananen, de POSEI-programma's voor landbouw en visserij, en dat deze ontwikkelingen vaak ernstige gevolgen voor deze regio's hebben gehad,

H. overwegende dat de beleidsprioriteiten van de Unie, die in samenhang moeten zijn met de internationale verbintenissen die als gevolg van de globalisering steeds dwingender van aard zijn, met name die in het kader van de WTO, soms in tegenspraak zijn met specifieke maatregelen die ten gunste van de UPR's zijn ingesteld,

I.   overwegende dat het relatieve gewicht van de UPR's met de uitbreiding van de Unie van 12 naar 27 lidstaten aanzienlijk is afgenomen,

J.   overwegende dat het beeld van de URP's die vaak gezien worden als regio's die door EU- en overheidssubsidies op de been worden gehouden zonder dat er een duidelijk effect van deze financieringen zichtbaar is, in geringe mate wordt gecompenseerd door de werkelijke toegevoegde waarde van deze regio's voor de Unie op het gebied van het milieu, cultuur of geo-strategie, alsmede op het gebied van de ruimtevaart, voordelen die niet direct zichtbaar zijn,

K. overwegende dat de UPR's binnen Europa een waardevolle vooraanstaande positie innemen door hun ligging in het hart van het Caribisch gebied, in de buurt van de Mercosur, ter hoogte van Afrika in de Indische en Atlantische oceaan, waardoor de EU 's werelds grootste zeeterritorium kan opeisen met een exclusieve economische zone van 25 miljoen km2 die rijk is aan allerlei soorten natuurlijke hulpbronnen,

Balans van het versterkt partnerschap voor de UPR's

1.  verwelkomt het feit dat drie jaar na de publicatie van de zeer ambitieuze mededelingen over het "versterkt partnerschap voor de UPR's", de Commissie een nieuwe mededeling over dit onderwerp presenteert;

2.  verzoekt, in verband met het veelvoud aan onderwerpen en de complexiteit van de betreffende beleidsmaatregelen, de eenheid UPR van het DG REGIO binnen de Commissie te handhaven en het personeelsbestand fors uit te breiden, zodat de noodzakelijke middelen voor de voorzetting van de missies zijn gewaarborgd;

3.  merkt op dat in de mededeling een bijzonder positief overzicht wordt gegeven van de actie van de Commissie, terwijl talloze maatregelen waarover zij verheugd is slechts gedeeltelijk voldoen aan de behoeften van de UPR's (met name op het gebied van vervoer en toegankelijkheid, onderzoek, visserij en regionale samenwerking) en dat er geen enkele verwijzing wordt gemaakt naar de door de UPR's ondervonden moeilijkheden en gedane inspanningen, bijvoorbeeld tijdens de herziening van de regelingen voor staatssteun;

4.  stelt vast dat de steun van de Structuurfondsen nog steeds voor een groot gedeelte bijdraagt aan de ontwikkeling van de UPR's; wenst evenwel dat de mate van bereikte cohesie van deze regio's wordt gemeten aan de hand van andere indicatoren dan alleen hun BBP in vergelijking tot het communautaire gemiddelde, en dat het cohesiebeleid beter wordt gecombineerd, op transversale wijze, met de overige communautaire beleidsmaatregelen ter verhoging van de synergie; verzoekt de Commissie blijk te geven van meer flexibiliteit en haar huidige en toekomstige beleid betere aan te passen aan de realiteit van de ultraperifere regio's, op basis van artikel 299, lid 2, van het EU-verdrag;

5.  neemt nota van de bevredigende resultaten die zijn verkregen in het kader van de POSEI-programma's (landbouw en visserij) en voor de bedrijfskolommen suikerriet, rum en bananen; wil dat er daadwerkelijk rekening wordt gehouden met de financiële gevolgen voor deze agrarische bedrijfskolommen, die mogelijk voortvloeien uit de lopende internationale onderhandelingen en de acties die binnen de WTO zijn aangegaan; blijft waakzaam ten aanzien van de aanpak bij de herziening halverwege de looptijd van de POSEI-programma's en de evaluatie van de gedifferentieerde belastingstelsels;

6.  meent dat de specifieke situatie van de URP's noopt tot een strategie, gebaseerd op beleid en maatregelen die niet afhankelijk zijn van tijdelijke criteria, noch van conjuncturele economische ontwikkelingen, maar juist aangepast aan de verschillende behoeftes van iedere regio afzonderlijk, zodat zij een oplossing bieden voor de permanente handicaps waarmee de regio's te maken hebben;

7.  verzoekt de Commissie bij alle specifieke kenmerken en verschillen tussen de UPR enerzijds, en van de rol die zij spelen in het geïntegreerde Europese maritieme beleid anderzijds, in haar planning steunmaatregelen voor de visserijsectoren van deze regio's op te nemen; oordeelt dat de Commissie de visserijvloten van de UPR positief zou moeten discrimineren ten aanzien van de toegang tot de visbestanden langs hun kusten en het duurzame karakter van de ambachtelijke visserij met bijzondere aandacht zou moeten beschermen;

Uitvoeringsfase van het versterkt partnerschap voor de URP's

8.  betreurt dat de door de Commissie gedane voorstellen in het kader van de uitvoeringsfase, voor het merendeel maatregelen zijn die reeds bestaan of die zich in de afsluitingsfase bevinden (TEN-V, TEN, het zevende kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie en het regionaal beleid); verwacht opheldering te krijgen over de concrete en operationele middelen die de UPR's aangeboden krijgen om deze mogelijkheden te ontwikkelen;

9.  maakt zich zorgen over het alsmaar grotere belang dat de Commissie hecht aan de middelen voor de evaluatie van de communautaire beleidsmaatregelen en -instrumenten ten gunste van de UPR's en aan de schatting van de kwantificeerbare gevolgen van de handicaps van deze regio's, teneinde een methode vast te stellen voor de compensatie van de door de ultraperifere ligging veroorzaakte meerkosten;

10. verlangt dat de tendens die bestaat om bij maatregelen steeds vaker rekening te houden met rekenkundige argumenten, geen voorwendsel is om een deel van het EU-beleid ten behoeve van de UPR's te wijzigen of om institutionele en ultraperifere economische actoren te ontmoedigen door voorwaarden te stellen waar zij moeilijk aan kunnen voldoen;

11. betreurt de onverschilligheid die het DG Handel op het eerste gezicht heeft getoond ten aanzien van de inachtneming van de specifieke kenmerken van de ultraperifere regio's tijdens de onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) en dringt er bij de Commissie op te blijven zoeken naar compromissen die rekening houden met de belangen van de betrokken UPR's in het kader van de definitieve overeenkomsten die met de ACS-landen zullen worden afgesloten;

12. wil dat de Commissie het bewijs levert dat zij daadwerkelijk de intentie heeft om de regionale integratie van de UPR's te bevorderen en zodoende het "actieplan voor het grote nabuurschap" dat zij in 2004 heeft gepresenteerd, daadwerkelijk inhoud te geven;

13. maakt zich zorgen over bepaalde maatregelen die de Commissie heeft voorgesteld op het gebied van vervoer, in het bijzonder de evaluatie van de specifieke behoeften of de inachtneming van de externe milieueffecten; bevestigt opnieuw de noodzaak de UPR's op dit punt een gedifferentieerde behandeling te geven, met name wat betreft de integratie van de burgerluchtvaart in het Europees systeem voor de handel in emissierechten (ETS) teneinde de inspanningen die zijn gedaan om hun gebrekkige toegankelijkheid te compenseren niet aan te tasten;

14. is van mening dat de communautaire maatregelen een katalysatoreffect moeten hebben op de ondernemingsgeest voor het opzetten, vanuit de UPR's, van onderzoekscentra in het kader van publiek-private partnerschappen, gesteund door sectoren die hun troeven en knowhow optimaal benutten, zoals afvalbeheer, hernieuwbare energiebronnen, zelfvoorziening op energiegebied, mobiliteit van studenten, onderzoek op het gebied van de klimaatveranderingen en de biodiversiteit en voorts van de crisisbeheersing;

15. herinnert eraan dat tal van voor de UPR's voort te zetten of te initiëren acties en programma's mogelijk een belangrijke bijdrage leveren aan de communautaire en internationale opgestelde prioriteiten, met name op gebieden als de klimaatopwarming, de bescherming van de biodiversiteit, de duurzame energie, de gezondheidszorg in ontwikkelingslanden, de voedselvoorziening, de verscheidenheid van economische- en productieactiviteiten; is ingenomen met de uitvoering van het programma NETBIUM dat een veelzeggend voorbeeld is van de mogelijkheden van de UPR's op het gebied van het wetenschappelijk onderzoek; niettemin zet het vraagtekens bij het feit dat ondanks de vele uitgevoerde projecten en het grote potentieel van de UPR's hun integratie binnen de Europese onderzoeksruimte (EER) nog achterblijft;

Debat over de toekomst van de strategie van de Europese Unie voor de UPR's

16. complimenteert de Commissie met haar initiatief tot opening van een debat over de toekomst van de strategie voor de ultraperifere regio's in de vorm van een openbare raadpleging, waarvan de uitkomst zal bijdragen aan de publicatie van een nieuw voorstel vóór 2009;

17. dringt er niettemin op aan dit debat niet alleen te beperken tot de genoemde thema's (klimaatverandering, demografische ontwikkelingen en beheersing van de migratiestromen, landbouw en het maritieme beleid), ook al zijn dit uiteraard prioritaire thema's, en meent dat het debat ook betrekking moet hebben op de uitvoering van de strategie van Lissabon op de URP's;

18. dringt erop aan de reikwijdte van artikel 299, lid 2 van het EG-Verdrag (hierna de artikelen 349 en 355 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie), basis van het communautaire beleid ten gunste van de UPR's en pijler van de aandacht die de diensten van de Commissie aan deze regio's toekennen, als onderwerp op de agenda van de debatten te zetten, zodat hieraan het vereiste juridische, institutionele en politieke gewicht wordt gegeven;

19. benadrukt het belang van de openbare diensten voor de economische, sociale en territoriale cohesie van de UPR, met name in de sectoren van het lucht- en zeevervoer, de post, de energie en de communicatie;

20. verzoekt met spoed maatregelen te nemen ter bestrijding van de permanente werkloosheid, armoede en ongelijke inkomensverdeling in de UPR, waar de desbetreffende percentages tot de hoogste binnen de Unie behoren;

21. roept de Commissie op haar medewerking te verlenen aan de lidstaten die voornemens zijn de overbruggingsclausule van artikel 355, lid 6 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie toe te passen;

22. is van mening dat de UPR's een kans inhouden voor de Unie in de discussie over de klimaatveranderingen, zowel voor het onderzoek naar de risico's, de preventie van schade, de respons op rampen, als voor het behoud van de ecosystemen; verzoekt de Raad zo spoedig mogelijk het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie goed te keuren, die uitdrukkelijk gericht is op de specifieke eigenschappen van de ultraperifere ligging; verlangt voorts dat in de voorstellen van de Commissie voor een sterker reactievermogen bij rampen gebruik wordt gemaakt van de expertise die samenhangt met de geografische ligging van deze regio's;

23. wenst dat er in het toekomstige gemeenschappelijke migratiebeleid speciale aandacht wordt geschonken aan de situatie van de URP's, die allen buitengrenzen zijn van de Unie, omringd worden door achtergestelde derde landen, te kampen hebben met een zeer sterke migratiedruk die, tegelijk met een vaak veel hogere demografische groei dan het communautaire gemiddelde, leidt tot ernstige economische en sociale spanningen in deze regio's;

24. verlangt dat de communautaire steun voor de landbouw van de UPR's, die beknopter wordt besproken dan de andere thema's, diepgaand geëvalueerd wordt, om na te gaan om welke werkelijke kwesties het gaat, en met betrekking tot de noodzaak van een ontwikkeling naar lokale zelfvoorziening, het belang van de milieudimensie en de inachtneming van de gevolgen van de openstelling van de markten middels de EPO's en de toekomstige vrijhandelsovereenkomsten waarover met verschillende regio's van Latijns-Amerika wordt onderhandeld;

25. is van oordeel dat de URP's een centrale plaats dienen te krijgen binnen het maritieme beleid van de Unie en dringt er op aan dat het debat over deze kwestie met name wordt toegespitst op hun mogelijke rol bij de duurzame exploitatie van de zeeën, oceanen en kuststroken en de internationale maritieme governance;

26. verzoekt de Commissie, de Raad en de andere betrokken EU-instellingen de communautaire financiering van de strategie van de Unie voor de UPR's in de toekomst en de compensatie van de gevolgen van de handicaps die verband houden met de ultraperifere ligging, efficiënt en adequaat te waarborgen;

27. raadt dringend aan de middelen die worden ingezet om het hoofd te bieden aan de beperkte omvang van de lokale markten, het steeds opener wordende concurrentieklimaat, de moeilijke toegang tot de afzetgebieden binnen de Europese continentale markt of in hun respectieve geografische zones, alsmede de verbetering van de onderlinge afstemming van de financieringen uit het EFRO/EOF en EFRO/DCI voor samenwerkingsprojecten met de buurlanden eveneens een prioritair onderwerp van discussie te laten zijn, evenals de effectieve deelname van de UPR's aan het Europese innovatiebeleid en het beleid betreffende de bestrijding van de digitale kloof, om volledige toegang te garanderen van de bevolking van deze regio's tot de media en tot de door de moderne technologieën geboden communicatiemiddelen, zoals bijvoorbeeld toegang tot Internet via breedband-ISDN;

28. dringt er op aan dat het partnerschap, dat onontbeerlijk is voor het slagen van het debat, zich niet beperkt tot alleen de lokale, nationale en EU-overheidsinstelingen maar, zoals in het verleden, de gelegenheid biedt om de gehele ultraperifere sociale infrastructuur, vertegenwoordigd door gestructureerde organisaties die dagelijks de effecten van het communautaire beleid ter plaatse ervaren, bij de discussie te betrekken; verzoekt de Commissie na afloop van de partnerschapsconferentie in Brussel op 14 en 15 mei 2008 snel een mededeling te publiceren waarin de resultaten van dit conferentie zijn verwerkt;

29. is van mening dat het uitspelen van de bijzondere voordelen van de UPR's, als buitenposten van de Europese Unie buiten het Europese continent, de beste strategie is om een binnenlandse en duurzame ontwikkeling voor deze regio's te garanderen met name via een toerisme dat de gehele rijkdom aan geschiedenis en cultureel, artistiek en architectonisch erfdeel bestrijkt, die de Unie moreel verplicht is te beschermen;

°

°    °

30. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Comité van de regio's, het Economisch en Sociaal Comité, de nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten van de UPR's, alsmede aan de fungerend voorzitter van de Conferentie van voorzitters van de ultraperifere regio's.

TOELICHTING

Inleiding

De juridische erkenning van de ultraperifere regio's van de Europese Unie (UPR's), die geleidelijk en traag tot stand is gekomen, is opgenomen onder artikel 299, lid 2 van het EG-Verdrag.

De Azoren, de Canarische Eilanden, Guadeloupe, Frans Guyana, Madeira, Martinique en La Réunion kunnen zien dat de communautaire beleidsmaatregelen vanwege hun talloze specifieke kenmerken worden aangepast, teneinde hun integratie in de Europese ruimte te bevorderen.

Onder de artikelen 299 en 311 bis van het Verdrag van Lissabon, die artikel 299 lid 2 zullen vervangen, zijn aan deze lijst de eilanden Saint-Martin en Saint-Barthélemy toegevoegd, die bestuurlijk en politiek van Guadeloupe zijn afgescheiden. Deze twee gemeenschappen worden als gevolg hiervan nieuwe UPR's.

De problematiek van de UPR's gaat echter verder dan alleen hun economische, sociale en territoriale ontwikkelingsachterstand. Het betreft ook een beleidsprobleem. Niet alleen omdat deze regio's soms weloverwogen hebben besloten om een integrerend onderdeel uit te maken van de EU en zij niet in hun verwachtingen teleurgesteld mogen worden. Maar ook omdat zij de Europese Unie een mondiale dimensie geven en de buitenposten zijn in het contact met andere grote economische eenheden.

Het doel van de mededeling van de Commissie is een eerste balans op te maken van het "versterkt partnerschap voor de UPR's" dat in 2004 is gelanceerd, een nadere omschrijving te geven van de actie die tot op heden is uitgevoerd in een tweede zogenaamde uitvoeringsfase en een debat voor te bereiden over de toekomst van deze strategie.

Balans van het versterkt partnerschap voor de UPR's

De Commissie is van mening dat de balans van de eerste fase van het "versterkt partnerschap" positief is: er zijn talrijke communautaire maatregelen genomen ten gunste van de UPR's, middels een transversale en complementaire aanpak, die bijdragen aan de verbetering van de economische en sociale situatie van deze regio's.

De drie actielijnen van het "versterkt partnerschap" (verbetering van de toegankelijkheid, vergroting van het concurrentievermogen en versterking van de regionale integratie) blijven relevant, aangezien zij overeenkomen met de prioriteiten van de UPR's.

De rapporteur is van mening dat er een veel te gunstige voorstelling van deze balans wordt gegeven of althans gedeeltelijk. Het verkregen resultaat, wanneer wordt uitgegaan van lovenswaardige intenties, vertoont veel sterkere contrasten en in de mededeling worden jammer genoeg geen een keer de problemen aangehaald die op dit gebied en in bepaalde dossiers zijn ondervonden.

Uitvoeringsfase van het versterkt partnerschap voor de UPR's

De Commissie is van mening dat de strategie ten gunste van de UPR's nu moet overgaan in een tweede zogenaamde uitvoeringsfase, voornamelijk voor wat betreft de coördinatie tussen het EFRO en het EOF, de integratie van de UPR's in de Europese onderzoeksruimte en de aanpassing van de diensten van algemeen economisch belang aan de behoeften van de lokale markten.

Zij wil dientengevolge dat iedere actielijn wordt versterkt met een dertigtal extra acties.

De meest gevoelige maatregel is de opstelling van richtsnoeren voor de schatting van de kwantificeerbare gevolgen van de specifieke handicaps van de UPR's.

Indien alle partners erkennen dat het noodzakelijk is om te beschikken over een methode voor het kwantificeren van de door de ultraperifere ligging veroorzaakte meerkosten, dan roept de rapporteur het Europees Parlement op waakzaam te blijven ten aanzien van deze zaak, zodat een voor de UPR's geachte gunstige maatregel niet kunstmatig wordt verzwakt.

Een te systematische methode zou onevenredig zijn en geen rekening houden met de specifieke kenmerken van elk van de UPR's waarvoor, in sommige gevallen, op het Europese vasteland geen mogelijkheid tot vergelijking bestaat.

Evenzo mag het steeds grotere belang dat wordt gehecht aan de evaluatie van de communautaire beleidsmaatregelen- en instrumenten, indien gebaseerd op het duidelijke beginsel van goed financieel beheer van de Europese fondsen, niet tot gevolg hebben dat de actie van de Unie ten gunste van de UPR's in zijn geheel op losse schroeven komt te staan.

In dit kader dient met de methode het evenredigheidsbeginsel te worden nageleefd en mag er geen overbodig statistisch gereedschap worden ontwikkeld waarbij de kans bestaat dat het te duur is voor een te beperkt nut.

Toekomst van de strategie voor de UPR's

De Commissie heeft een debat geopend over de toekomst van de strategie en daarbij de nadruk gelegd op vier thema's: de klimaatverandering, de demografische ontwikkelingen en de beheersing van de migratiestromen, de landbouw en het maritieme beleid.

De uitkomst van de openbare raadpleging zal bijdragen aan de opstelling van een nieuwe mededeling over de toekomst van het partnerschap met de UPR's. Het Europees Parlement neemt zijn verantwoordelijkheid op dit gebied en uit middels dit verslag zijn belangstelling voor deze reflectie.

Hoewel de rapporteur verheugd is over het initiatief van de Commissie, is zij evenwel van mening dat de gekozen thema's de belangrijkste zorgen van de UPR's niet volledig dekken, met als gevolg dat het risico bestaat dat de impact van de toekomstige strategie minder groot zal zijn.

De reikwijdte van artikel 299, lid 2 (vervangen door artikelen 299 en 311 bis van het Verdrag van Lissabon), het behoud van de traditionele landbouw, de versterkte steun voor de ontwikkeling van de structurele sectoren zoals de bedrijfskolommen suikerriet, rum en bananen, het vraagstuk omtrent de staatssteun, het behoud van de gedifferentieerde belastingstelsels, de voorwaarden voor de evaluatie van de maatregelen, de compensatie van de meerkosten en de optimale benutting van de troeven, lijken volgens de rapporteur de onvermijdelijke onderwerpen van reflectie te zijn.

Artikel 311, lid 6 voorziet een nieuwe bepaling waardoor bepaalde landen en gebieden overzee (LGO) na een besluit van de Europese Raad een UPR kunnen worden De rapporteur wil dat de Commissie zich aan de kant van de betreffende lidstaten schaart om de beoogde veranderingen in een zo vroeg mogelijk stadium voor te bereiden, zodat voor deze gemeenschappen de overgang naar hun nieuwe status makkelijker wordt.

Conclusie

De voorwaarden voor economische ontwikkeling van de UPR's waarborgen en zodoende de overzeese bevolking reële welvaart garanderen, het concurrentievermogen van hun ondernemingen en gebieden versterken, de afgelegen gebieden ervan overtuigen dat de toekomst van Europa ook op hen van toepassing is; dat zijn de doelstellingen van dit ontwerpverslag.

Zo dient het idee te groeien om zover als toegestaan is af te wijken van de geldende voorschriften door de meest passende instrumenten in werking te stellen voor het oplossen van de concrete problemen van de UPR's en door, indien nodig, een beroep te doen op afwijkende regelingen die aangepast zijn aan de regionale realiteit, zonder dat dit een zware bedreiging betekent voor het communautair belang.

Na de vorige fases van de structurele inhaalslag, dient de nieuwe generatie Europese programma's de weg te bereiden voor de noodzakelijke diversificatie van de ultraperifere economieën, en er dient geen genoegen te worden genomen met het behouden van de groei die grotendeels dankzij de Europese Unie is bereikt.

Het uitspelen van de bijzondere troeven van de UPR's is de enige mogelijke strategie die waarborgen kan bieden voor een binnenlandse en duurzame ontwikkeling van deze regio's: het doel is niet langer alleen behoud, bewaring en bescherming, maar ook aantrekking, uitstraling en samenwerking.

ADVIES van de Commissie visserij (14.4.2008)

aan de Commissie regionale ontwikkeling

over de strategie voor de ultraperifere regio's: balans en toekomstperspectieven
(2008/2010(INI))

Rapporteur voor advies: Pedro Guerreiro

SUGGESTIES

De Commissie visserij verzoekt de ten principale bevoegde Commissie regionale ontwikkeling onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. overwegende dat ondanks de vastgestelde verbeteringen, nieuwe investeringen noodzakelijk blijven om de arbeidsomstandigheden van vissers, de haveninfrastructuur en de -uitrustingen ter ondersteuning van de visserij te verbeteren en om de vissersvloten van de ultraperifere regio's (UPR) te vernieuwen en te moderniseren,

B.  overwegende dat de visserijvloten hoofdzakelijk bestaan uit oude schepen, die in sommige UPR soms meer dan dertig jaar oud zijn en dat de beëindiging van de communautaire steun aan vernieuwing van de visserijvloten voor hen een handicap zal vormen om hun achterstand in te halen ten opzichte van de vlootstructuur van het Europese vasteland,

C. overwegende dat de ultraperifere UPR in sociaaleconomisch opzicht afhankelijk zijn van de visbestanden van hun exclusieve economische zones (EEZ) en dat hun visserijzones in biologisch opzicht zeer kwetsbaar zijn,

1.  onderstreept het belang van de visserijsector voor de sociaaleconomische situatie, de werkgelegenheid en de bevordering van de economische en sociale cohesie van de UPR, die gekenmerkt worden door economieën die te maken hebben met permanente structurele problemen en weinig mogelijkheden voor diversificatie hebben;

2.  oordeelt dat de Commissie de visserijvloten van de UPR positief zou moeten discrimineren ten aanzien van de toegang tot de visbestanden langs hun kusten en het duurzame karakter van de ambachtelijke visserij met bijzondere aandacht zou moeten beschermen;

3.  acht het noodzakelijk de steun voor de visserijsectoren van de UPR door de Gemeenschap te handhaven en te versterken, waaronder het compensatieprogramma van de extra kosten voor de afzet van visserijproducten uit bepaalde UPR ("POSEI- visserij"); steunt in dit verband het idee dat dit programma niet aan een tijdsbeperking gebonden zou moeten zijn daar de ultraperifere ligging een permanente situatie is, en begroet de verhoging van de middelen voor het visserijprogramma in de communautaire begroting van 2008;

4.  acht het noodzakelijk om nieuwe, doeltreffender maatregelen te nemen die los staan van criteria van tijdsbeperking of toegenomen rijkdom die toe te schrijven is aan conjuncturele of kunstmatige omstandigheden, om de UPR beter in staat te stellen om te gaan met de permanente structurele voorwaarden en nadelen, waarmee zij met name in de visserij te maken hebben;

5.  verzoekt de Commissie bij alle bijzonderheden van en verschillen tussen de UPR enerzijds, en van de rol die zij spelen in het geïntegreerde Europese maritieme beleid anderzijds, in haar planning steunmaatregelen voor de visserijsectoren van deze regio's op te nemen, waarbij aandacht wordt geschonken aan de volgende punten:

     -    de exclusieve economische zones (EEZ) in de UPR te beschouwen als een 'zone met exclusief toegangsrecht", om de duurzaamheid van de mariene ecosystemen, van de visserijactiviteiten en van de betrokken lokale gemeenschappen te waarborgen;

     -    de wetenschappelijke beoordeling van het potentieel aan mariene rijkdommen van deze wateren en, overeenkomstig het voorzorgsbeginsel zoals vastgelegd in het visserijbeleid van de gemeenschap, het benoemen van de aangrenzende gebieden van de UPR als EEZ voor hun respectieve lokale vloten;

     -    de beoordeling, krachtens het beginsel van de relatieve stabiliteit, van de socio-economische impact van de toename van de visserijactiviteit en het gebruik van bepaalde apparatuur op de grotere schepen in de EEZ die grenzen aan de UPR, voor de duurzaamheid van de respectieve lokale gemeenschappen;

     -    het waarborgen van communautaire steun voor de vernieuwing en modernisering van de visserijvloten van de UPR, in het bijzonder van de ambachtelijke vloot, een noodzakelijke voorwaarde om de omstandigheden voor bewaring van vis, de arbeidsomstandigheden en de veiligheid van vissers in de UPR te verbeteren,

     -    de versterking van de communautaire steun voor onderzoek op het gebied van de visserij en het verzamelen van gegevens, waardoor de bescherming en herstel van de visbestanden en de biodiversiteit van de UPR gestimuleerd wordt, met name door erkenning van het specifieke karakter van deze regio's in het kader van programma's uit het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie,

     -    verbetering van de vangstmethoden en een verbod op het gebruik van vangstmethoden waarmee de mariene ecosystemen worden verwoest;

     -    invoering van sociaaleconomische maatregelen ter compensatie van de gevolgen voor de vissers van (vrijwillige of onvrijwillige) maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden;

     -    invoering van een communautair programma ter ondersteuning van de kleine ambachtelijke kustvisserij, waarin rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken en het socio-economische belang ervan in deze regio's;

     -    steun voor scholing en beroepskwalificatie, teneinde de arbeidsomstandigheden (waaronder de voorwaarden op het gebied van hygiëne, veiligheid en comfort) en de economische situatie van de vissers te verbeteren, waardoor verjonging van de sector wordt bevorderd;

     -    meer steun voor de verwerking van, de handel in en de reclame voor visserijproducten van de UPR;

     -    modernisering en aanleg van haveninfrastructuren en -uitrustingen ter ondersteuning van de visserij; deze zijn momenteel ontoereikend om te voldoen aan de behoeften van de visserijsector in bepaalde UPR;

     -    versterking van duurzame visteeltontwikkeling en de aquacultuurproductie, afgestemd op de specifieke kenmerken van de UPR;

     -    steun voor de invoering en modernisering van gepaste instrumenten tot bestrijding, redding, toezicht, verificatie en controle, die rekening moet houden met de uitgestrektheid van de EEZ, met de bestrijding van illegale visserij, de versterking van de maritieme veiligheid en de bescherming van het mariene milieu;

6.  is ingenomen met de oprichting van een insulaire onderafdeling, die geïntegreerd is in de Regionale Adviesraad voor de Zuidwestelijke wateren en die op objectievere manier de specifieke visserij in de UPR kan behandelen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

3.4.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

22

1

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Elspeth Attwooll, Marie-Hélène Aubert, Luis Manuel Capoulas Santos, Paulo Casaca, Zdzisław Kazimierz Chmielewski, Emanuel Jardim Fernandes, Carmen Fraga Estévez, Duarte Freitas, Ioannis Gklavakis, Alfred Gomolka, Pedro Guerreiro, Heinz Kindermann, Rosa Miguélez Ramos, Philippe Morillon, Seán Ó Neachtain, Willi Piecyk, Catherine Stihler, Margie Sudre, Daniel Varela Suanzes-Carpegna, Cornelis Visser

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Ole Christensen, Josu Ortuondo Larrea, Raül Romeva i Rueda, Thomas Wise

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Ilda Figueiredo, Willem Schuth

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

8.4.2008

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

292

2

 

Bij de eindstemming aanwezige leden

Emmanouil Angelakas, Stavros Arnaoutakis, Elspeth Attwooll, Rolf Berend, Jana Bobošíková, Victor Boştinaru, Antonio De Blasio, Petru Filip, Gerardo Galeote, Iratxe García Pérez, Eugenijus Gentvilas, Pedro Guerreiro, Gábor Harangozó, Filiz Hakaeva Hyusmenova, Mieczysław Edmund Janowski, Rumiana Jeleva, Gisela Kallenbach, Tunne Kelam, Evgeni Kirilov, Miloš Koterec, Constanze Angela Krehl, Sérgio Marques, Miguel Angel Martínez Martínez, Miroslav Mikolášik, James Nicholson, Jan Olbrycht, Maria Petre, Markus Pieper, Pierre Pribetich, Elisabeth Schroedter, Grażyna Staniszewska, Catherine Stihler, Margie Sudre, Kyriacos Triantaphyllides, Lambert van Nistelrooij, Vladimír Železný

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Bernadette Bourzai, Jan Březina, Brigitte Douay, Den Dover, Emanuel Jardim Fernandes, Francesco Ferrari, Madeleine Jouye de Grandmaison, Ramona Nicole Mănescu, Ljudmila Novak, Mirosław Mariusz Piotrowski, Zita Pleštinská, Samuli Pohjamo, Christa Prets, Manfred Weber

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Jean-Paul Gauzès, Manuel Medina Ortega, Jacques Toubon