AANBEVELING VOOR DE TWEEDE LEZING betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen

18.4.2008 - (11406/4/2007 – C6‑0056/2008 – 2005/0281(COD)) - ***II

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Rapporteur: Caroline Jackson

Procedure : 2005/0281(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0162/2008

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen

(11406/4/2007 – C6‑0056/2008 – 2005/0281(COD))

(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (11406/4/2007 – C6‑0056/2008),

–   gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt[1] inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2005)0667),

–   gelet op artikel 251, lid 2, van het EG-Verdrag,

–   gelet op artikel 62 van zijn Reglement,

–   gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6‑0162/2008),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt, als geamendeerd door het Parlement;

2.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Amendement  1

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Overweging 1

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

(1) Richtlijn 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen stelt het wetgevingskader inzake de behandeling van afval in de Gemeenschap vast. In die richtlijn worden kernbegrippen zoals afvalstoffen, nuttige toepassing en verwijdering gedefinieerd en worden de essentiële voorwaarden geschapen voor het beheer van afvalstoffen, met name door een vergunnings- of registratieplicht voor inrichtingen of ondernemingen die handelingen in het kader van afvalbeheer uitvoeren en door een verplichting voor de lidstaten om afvalbeheerplannen op te stellen, en worden basisbeginselen vastgesteld zoals de verplichting om afvalstoffen te behandelen zonder dat negatieve milieueffecten of negatieve effecten op de menselijke gezondheid optreden, het aanmoedigen van de toepassing van de afvalhiërarchie en, conform het beginsel de vervuiler betaalt, het beginsel dat vereist dat de kosten van de afvalverwijdering worden gedragen door de huidige of de vorige houder van de afvalstoffen of door de producent van het product waaruit het afval voortkomt.

(1) Richtlijn 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen stelt het wetgevingskader inzake de behandeling van afval in de Gemeenschap vast. In die richtlijn worden kernbegrippen zoals afvalstoffen, nuttige toepassing en verwijdering gedefinieerd en worden de essentiële voorwaarden geschapen voor het beheer van afvalstoffen, met name door een vergunnings- of registratieplicht voor inrichtingen of ondernemingen die handelingen in het kader van afvalbeheer uitvoeren en door een verplichting voor de lidstaten om afvalbeheerplannen op te stellen, en worden basisbeginselen vastgesteld zoals de verplichting om afvalstoffen te behandelen zonder dat negatieve milieueffecten of negatieve effecten op de menselijke gezondheid optreden, de afvalhiërarchie en, conform het beginsel de vervuiler betaalt, het beginsel dat vereist dat de kosten van de afvalverwijdering worden gedragen door de huidige of de vorige houder van de afvalstoffen of door de producent van het product waaruit het afval voortkomt.

(Nieuw amendement krachtens artikel 62, lid 2, letter c), van het Reglement)

Motivering

Aanvulling op amendement 21 van de rapporteur, waarmee de afvalhiërarchie als algemene regel wordt ingevoerd. Daarom worden de lidstaten door deze richtlijn niet slechts “aangemoedigd” de afvalhiërarchie toe te passen.

Amendement  2

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Overweging 1 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

(1 bis) Elk afvalstoffenbeleid moet in de eerste plaats tot doel hebben de negatieve gevolgen van de productie en het beheer van afvalstoffen voor de menselijke gezondheid en het milieu tot een minimum te beperken. Afvalwetgeving moet ook gericht zijn op vermindering van het gebruik van hulpbronnen en de praktische toepassing van de afvalstoffenhiërarchie bevorderen.

Motivering

Dit amendement is in eerste lezing door het Parlement aangenomen (amendement 1). Idealiter wordt dit de eerste overweging, want het geeft een nuttig overzicht van wat volgens het Parlement de centrale doelstellingen van de EU bij het afvalbeheer zijn.

Amendement  3

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Overweging 1 ter (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

(1 ter) In zijn resolutie van 24 februari 1997 betreffende een communautaire strategie voor het afvalbeheer1 bevestigde de Raad dat afvalpreventie de eerste prioriteit van het afvalstoffenbeheer moet zijn, en dat hergebruik en recycling van materialen de voorkeur moeten krijgen boven terugwinning van energie uit afval, indien en voorzover zij uit milieuoogpunt het beste alternatief zijn.

 

1 PB C 76 van 11.3.1997, blz. 1.

Motivering

Dit amendement is in eerste lezing door het Parlement aangenomen (amendement 1). Het is van belang deze verwijzing naar de geschiedenis van de afvalstoffenhiërarchie te vermelden, zodat de overwegingen een volledig beeld geven van de achtergrond van dit voorstel.

Amendement  4

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Overweging 2

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

(2) In Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap wordt aangedrongen op uitwerking of herziening van de wetgeving inzake afvalstoffen, daaronder mede begrepen verduidelijking van het onderscheid tussen wat wel en wat geen afval is, en op de vaststelling van maatregelen inzake afvalpreventie.

(2) In Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap wordt aangedrongen op uitwerking of herziening van de wetgeving inzake afvalstoffen, daaronder mede begrepen verduidelijking van het onderscheid tussen wat wel en wat geen afval is, en op de vaststelling van maatregelen inzake afvalpreventie, met inbegrip van de vaststelling van streefcijfers.

Motivering

Omwille van de volledigheid moet in de overwegingen worden verwezen naar de opneming van streefcijfers door het Parlement.

Amendement  5

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Overweging 8

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

(8) Een doeltreffende en samenhangende regeling inzake de verwerking van afvalstoffen zou, onder voorbehoud van bepaalde uitzonderingen, moeten worden toegepast op roerende goederen waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.

(8) Een doeltreffende en samenhangende regeling inzake de verwerking van afvalstoffen zou, onder voorbehoud van bepaalde uitzonderingen, moeten worden toegepast op stoffen en voorwerpen waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.

(Nieuw amendement krachtens artikel 62, lid 2, letter c), van het Reglement)

Motivering

De term “roerende goederen” is potentieel misleidend en dient te worden vervangen door de in de definitie van ‘afval’ gebruikte termen.

Amendement  6

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Overweging 12

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

(12) Bij de indeling van een afvalstof als gevaarlijke afvalstof moet onder meer worden uitgegaan van de communautaire wetgeving inzake chemische stoffen, meer bepaald met betrekking tot de indeling van preparaten als gevaarlijk, inclusief de daartoe gehanteerde grenswaarden. Voorts moet het systeem waarbij afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen zijn ingedeeld conform de laatstelijk bij Beschikking 2000/532/EG van de Commissie opgestelde lijst van afvalstoffen worden gehandhaafd, teneinde een geharmoniseerde indeling van afvalstoffen aan te moedigen en te komen tot een geharmoniseerde definitie van gevaarlijke afvalstoffen binnen de Gemeenschap.

(12) Gevaarlijke afvalstoffen worden gekwalificeerd op basis van gevaren- en risicocriteria. Daarom moeten zij onder regelgeving met strikte specificaties vallen, teneinde nadelige gevolgen van onjuist beheer die het milieu kunnen beïnvloeden of risico’s voor de menselijke gezondheid en veiligheid met zich meebrengen, zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Op grond van hun gevaarlijke eigenschappen vereisen gevaarlijke afvalstoffen een gepast beheer met specifieke en aangepaste inzamelings- en verwerkingstechnieken, speciale controles en speciaal aangepaste modaliteiten voor de traceerbaarheid van afval. Al degenen die omgaan met gevaarlijke afvalstoffen moeten over adequate kwalificaties en opleiding beschikken.

(Amendement 11, aangenomen in eerste lezing)

Motivering

Aangezien de richtlijn gevaarlijke afvalstoffen door de kaderrichtlijn afvalstoffen zal worden ingetrokken, is het van bijzonder belang om ervoor te zorgen dat in de tekst van de richtlijn voldoende rekening wordt gehouden met de voor het beheer van gevaarlijke afvalstoffen verantwoordelijke sector.

Amendement  7

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Overweging 17

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

(17) De definities van nuttige toepassing en verwijdering moeten worden gewijzigd, om een duidelijk onderscheid te maken tussen beide begrippen op basis van het reële verschil in milieueffect, in de vorm van de vervanging van natuurlijke hulpbronnen in de economie. Daarbij moeten de mogelijke voordelen voor het milieu en de menselijke gezondheid van het gebruik van afval als grondstof onderkend worden. Bovendien kunnen richtsnoeren worden opgesteld ter verduidelijking van de gevallen waarin dit onderscheid in de praktijk moeilijk te maken valt of waarin de indeling van een activiteit als nuttige toepassing niet in overeenstemming is met de reële milieueffecten van de handeling.

(17) De definities van nuttige toepassing en verwijdering moeten worden gewijzigd, om een duidelijk onderscheid te maken tussen beide begrippen op basis van het reële verschil in milieueffect, in de vorm van de vervanging van natuurlijke hulpbronnen in de economie. Daarbij moeten de mogelijke voordelen voor het milieu en de menselijke gezondheid van het gebruik van afval als grondstof onderkend worden. Bovendien moeten criteria worden opgesteld ter verduidelijking van de gevallen waarin dit onderscheid in de praktijk moeilijk te maken valt of waarin de indeling van een activiteit als nuttige toepassing niet in overeenstemming is met de reële milieueffecten van de handeling.

(Nieuw amendement krachtens artikel 62, lid 2, letter c), van het Reglement, in lijn met amendement 38/108/157/140/141 uit de eerste lezing)

Motivering

Dit amendement houdt verband met het amendement van dezelfde auteurs op artikel 8, lid 2. Voor het geval er in deze richtlijn efficiëntiecriteria worden vastgesteld voor afvalverbranding, moet dit ook voor andere vormen van nuttige toepassing gebeuren, opdat een duidelijker onderscheid kan worden gemaakt tussen echt nuttige toepassingen en toepassingen die alleen in schijn nuttig zijn. Aangezien dergelijke criteria essentiële elementen van de richtlijn zouden vormen, dienen zij bij medebeslissing te worden vastgesteld.

Amendement  8

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Overweging 20

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

(20) Er mag geen verwarring bestaan over de diverse aspecten van de definitie van afvalstoffen en indien nodig moeten er passende procedures worden toegepast op bijproducten die geen afvalstoffen zijn enerzijds en op afvalstoffen die niet langer afvalstoffen zijn anderzijds. De definitie van afvalstoffen dient in bepaalde opzichten te worden gespecificeerd, en daarom moet in deze richtlijn duidelijk worden gemaakt:

- in welke gevallen stoffen of voorwerpen die het resultaat zijn van een productieproces dat niet in de eerste plaats op het vervaardigen van die stoffen of voorwerpen gericht is, bijproducten en geen afvalstoffen zijn. De beslissing dat een stof geen afvalstof is, kan alleen worden genomen op grond van een gecoördineerde, op gezette tijden te actualiseren beleidslijn, en mag niet strijdig zijn met de bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid. Indien het gebruik van een bijproduct is toegestaan krachtens een milieuvergunning of algemene milieuvoorschriften, kan dit door de lidstaten worden gebruikt als instrument om te besluiten dat er al met al geen negatieve gevolgen voor het milieu of de menselijke gezondheid te verwachten zijn; en

(20) Er mag geen verwarring bestaan over de diverse aspecten van de definitie van afvalstoffen en er moeten passende procedures worden toegepast op afvalstoffen die niet langer afvalstoffen zijn. De definitie van afvalstoffen dient in bepaalde opzichten te worden gespecificeerd, en daarom moet in deze richtlijn duidelijk worden gemaakt in welke gevallen een bepaalde stof niet langer een afvalstof is, door vaststelling van ter zake dienende criteria die een hoge mate van milieubescherming en economische en milieuvoordelen bieden; categorieën afvalstoffen waarvoor “einde-afvalfase”-specificaties en -criteria dienen te worden bepaald, zijn, onder meer, bouw- en sloopafval, bepaalde soorten as en slakken, metaalschroot, compost, papier- en glasafval. Het concept van afvalstoffen die niet langer afvalstoffen zijn, mag niet van toepassing zijn in het geval van grensoverschrijdende overbrenging naar derde landen.

in welke gevallen een bepaalde stof niet langer een afvalstof is, door vaststelling van ter zake dienende criteria die een hoge mate van milieubescherming en economische en milieuvoordelen bieden; categorieën afvalstoffen waarvoor “einde-afvalfase”-specificaties en -criteria dienen te worden bepaald, zijn, onder meer, bouw- en sloopafval, bepaalde soorten as en slakken, metaalschroot, compost, papier- en glasafval. Een nuttige toepassing voor het bereiken van de einde-afvalfase-status kan beperkt blijven tot een controle van de afvalstof, waarbij wordt nagegaan of zij voldoet aan de criteria om niet langer als afvalstof te gelden.

 

(Het eerste deel van dit amendement is een nieuw amendement krachtens artikel 62, lid 2, letter c), van het Reglement, het tweede deel is nieuw en heeft ten doel een omissie in de eerste lezing te verhelpen, teneinde overeenstemming met internationale verplichtingen te waarborgen.)

Motivering

Deel 1: in lijn met de amendementen 4 en 11 van de rapporteur kunnen afvalstoffen alleen dan niet meer als afvalstoffen worden aangemerkt, wanneer het hergebruik, de recycling of andere vormen van nuttige toepassing zijn voltooid. De controle van de afvalstof betekent nog geen voltooiing van dergelijke toepassingen.

Deel 2: de concepten van bijproducten en afvalstoffen die niet langer afvalstoffen zijn, komen niet voor in de internationale afvalwetgeving zoals het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen. Teneinde volledige overeenstemming met de internationale verplichtingen te waarborgen, kunnen deze concepten niet worden toegepast in het geval van grensoverschrijdende overbrenging.

De door de Commissie op 27 februari 2007 gepubliceerde richtsnoeren vormen het passende kader waarbinnen deze vraag, ook ter voorkoming van eventuele gerechtelijke procedures, dient te worden beantwoord. De definitie in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad zou tot grotere verwarring en tot een onwenselijke herclassificering van afvalstoffen als bijproducten kunnen leiden.

Amendement  9

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Overweging 20 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

(20 bis) De einde-afvalfase-status mag geen nadelig eindeffect voor de gezondheid of het milieu sorteren door het gebruik van de stof of het voorwerp in kwestie. Dit betekent dat secundaire producten in geen geval een significant hoger gehalte aan verontreinigende stoffen mogen hebben dan vergelijkbare primaire materialen. Dit criterium moet door een kwaliteitsborgingssysteem worden gewaarborgd.

(Het artikel inzake de einde-afvalfase-status wordt door het gemeenschappelijk standpunt gewijzigd. Hierdoor is een verduidelijking noodzakelijk.)

Motivering

De einde-afvalfase-status mag geen schade berokkenen aan het milieu of de gezondheid. Het bijmengen van verontreinigende stoffen in een product kan er evenwel toe leiden dat die stoffen in het milieu worden verspreid. Zo kan bijvoorbeeld de toepassing van gezuiverd loodglas uit kathodestraalbuizen in bouwmaterialen in de toekomst bij de afbraak van gebouwen resulteren in de verspreiding van lood. In dit geval is er dus geen sprake van duurzaam gebruik van secondaire producten.

Amendement  10

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Overweging 21

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

(21) Om te kunnen nagaan of te berekenen of de in Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval, Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken, Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA), Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu's en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG, en in andere toepasselijke communautaire wetgeving vastgestelde streefcijfers inzake recycling en nuttige toepassing worden gehaald, dienen de hoeveelheden afvalstoffen die niet langer als afvalstof worden aangemerkt, te worden geboekt als gerecycleerde afvalstoffen en afvalstoffen die nuttig zijn toegepast.

(21) Om te kunnen nagaan of te berekenen of de in Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval, Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken, Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA), Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu's en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG, en in andere toepasselijke communautaire wetgeving vastgestelde streefcijfers inzake recycling en nuttige toepassing worden gehaald, dienen de afvalstoffen die niet langer als afvalstof worden aangemerkt, pas te worden geboekt als gerecycleerde afvalstoffen en afvalstoffen die nuttig zijn toegepast, wanneer de hergebruik- of recyclingshandeling of de nuttige toepassing is voltooid.

Motivering

De tekst van het gemeenschappelijk standpunt over afvalstoffen die niet langer als afvalstof worden aangemerkt, is ten opzichte van de oorspronkelijke Commissietekst gewijzigd. Om de integriteit van het begrip recycling te bewaren, is het daarom van belang om het einde van de afvalstatus niet te verwarren met recycling; dat wordt met dit amendement beoogd.

Amendement  11

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Overweging 22

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

(22) Ter wille van de zekerheid en de samenhang mag de Commissie op basis van de definitie van afvalstoffen richtsnoeren vaststellen aan de hand waarvan in bepaalde gevallen wordt bepaald wanneer stoffen of voorwerpen afvalstoffen worden. Dergelijke richtsnoeren kunnen onder andere voor elektrische en elektronische apparatuur en voor voertuigen worden vastgesteld.

(22) Ter wille van de zekerheid en de samenhang dient de Commissie op basis van de definitie van afvalstoffen maatregelen vast te stellen aan de hand waarvan in bepaalde gevallen wordt bepaald wanneer stoffen of voorwerpen afvalstoffen worden. Dergelijke maatregelen dienen dringend onder andere voor elektrische en elektronische apparatuur en voor voertuigen te worden vastgesteld, teneinde de mazen in de wetgeving inzake de overbrenging van afvalstoffen te dichten.

(Dit amendement hangt samen met amendement 17 en met amendement 103 uit de eerste lezing.)

Motivering

Grote hoeveelheden afgedankte elektrische en elektronische apparatuur worden onder het mom van hergebruik naar Afrika vervoerd om daar vervolgens te worden gedumpt. Oude schepen maken een laatste reis naar Azië en worden daar onder omstandigheden gesloopt die uit het oogpunt van de menselijke gezondheid en het milieu volstrekt onaanvaardbaar zijn. Het is de hoogste tijd dat de Commissie richtsnoeren ontwikkelt om de mazen te dichten die de wetgeving inzake de overbrenging van afvalstoffen vertoont wat betreft de afvaldefinitie.

Amendement  12

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Overweging 26

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

(26) Deze richtlijn moet ertoe bijdragen de EU meer tot een “recyclingmaatschappij” te maken, waarbij gepoogd wordt de productie van afval te voorkomen en afvalstoffen als grondstof te gebruiken. Met name in het zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap wordt aangedrongen op maatregelen, die scheiding aan de bron, inzameling en recycling van prioritaire afvalstromen beogen. Conform die doelstelling en als middel om het potentieel van nuttige toepassing te faciliteren of te verbeteren moeten afvalstoffen, indien zulks uitvoerbaar is op technisch, milieu- en economisch gebied, voorafgaand aan handelingen van nuttige toepassing die over de hele linie het beste milieuresultaat opleveren, gescheiden worden ingezameld.

(26) Deze richtlijn moet ertoe bijdragen de EU meer tot een “recyclingmaatschappij” te maken, waarbij gepoogd wordt de productie van afval te voorkomen en afvalstoffen als grondstof te gebruiken. Met name in het zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap wordt aangedrongen op maatregelen, die scheiding aan de bron, inzameling en recycling van prioritaire afvalstromen beogen. Conform die doelstelling en als middel om het potentieel van nuttige toepassing te faciliteren of te verbeteren moeten, indien zulks uitvoerbaar is op technisch, milieu- en economisch gebied, voorafgaand aan handelingen van nuttige toepassing die over de hele linie het beste milieuresultaat opleveren, afvalstoffen gescheiden worden ingezameld en gevaarlijke verbindingen uit de afvalstroom worden verwijderd.

(Nieuw amendement krachtens artikel 62, lid 2, letter c), van het Reglement, in lijn met amendement 54 uit de eerste lezing)

Motivering

Door de verwijdering van gevaarlijke verbindingen, voor zover mogelijk, worden de mogelijkheden voor een nuttige toepassing groter. Gevaarlijke verbindingen dienen uit de productiecyclus te worden gehaald, zodat zij door nieuwe toepassingen niet weer nieuwe producten verontreinigen.

Amendement  13

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Overweging 26 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

(26 bis) De lidstaten dienen geen steun te verlenen aan de verbranding van secundaire grondstoffen (gescheiden gerecyclede materialen zoals teruggewonnen papier), in overeenstemming met de doelstelling van de verwezenlijking van de “recyclingmaatschappij”.

Motivering

Nu de Commissie haar pakket maatregelen inzake klimaatverandering en hernieuwbare energie, met name het voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, heeft gepubliceerd, is het belangrijk om erop toe te zien dat economische instrumenten niet dusdanig worden gebruikt dat de afvalhiërarchie zinloos wordt.

Amendement  14

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Overweging 26 ter (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

(26 ter) Met behoud van het noodzakelijke niveau van milieubescherming dienen de lidstaten zorg te dragen voor voldoende en kostenefficiënte mogelijkheden voor het beheer van afval afkomstig van recyclingactiviteiten, in het kader waarvan de fundamentele bijdrage van de recyclinginstallaties aan de terugdringing van definitieve verwijdering wordt onderkend. Dergelijk restafval vormt een belangrijk knelpunt met betrekking tot verdere uitbreidingen van de recyclingcapaciteit, en de bevoegde autoriteiten dienen de nodige maatregelen te nemen overeenkomstig de doelstelling van het realiseren van de “recyclingmaatschappij”.

(Amendement 9 uit de eerste lezing van het EP)

Motivering

Dit amendement verduidelijkt dat de lidstaten in hun planning rekening moeten houden met “secundair afval” afkomstig van recyclingactiviteiten, teneinde de recyclingmaatschappij te kunnen verwezenlijken en leidende markten te creëren in de EU.

Amendement  15

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Overweging 28

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

(28) De afvalhiërarchie is doorgaans over het geheel genomen de beste milieuoptie in de afvalwetgeving en het afvalbeleid, maar voor specifieke afvalstromen kan het noodzakelijk zijn ervan af te wijken, als zulks gerechtvaardigd wordt door overwegingen van onder meer technische uitvoerbaarheid, economische haalbaarheid en milieubescherming.

(28) De afvalhiërarchie legt in algemene zin een rangorde vast met betrekking tot de vraag wat over het geheel genomen de beste milieuoptie in de afvalwetgeving en het afvalbeleid is, maar voor specifieke afvalstromen kan het noodzakelijk zijn ervan af te wijken, als zulks gerechtvaardigd wordt door overwegingen van onder meer technische uitvoerbaarheid, economische haalbaarheid en milieubescherming.

(Nieuw amendement krachtens artikel 62, lid 2, letter c), van het Reglement)

Motivering

De hiërarchie als zodanig vormt niet de beste milieuoptie in de afvalwetgeving, maar bepaalt een rangorde waaruit de beste milieuoptie kan worden afgelezen.

Amendement  16

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Overweging 29

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

(29) Teneinde de Gemeenschap als geheel in staat te stellen om zelfvoorzienend te worden op het gebied van afvalverwijdering en de nuttige toepassing van gemengd stedelijk afval, ingezameld bij particuliere huishoudens, en de lidstaten in staat te stellen om ieder voor zich dat doel te benaderen, is het noodzakelijk dat wordt voorzien in een samenwerkingsnetwerk voor verwijderingsinstallaties en van installaties voor de nuttige toepassing van gemengd stedelijk afval, ingezameld bij particuliere huishoudens, rekening houdend met de geografische omstandigheden en de behoefte aan gespecialiseerde installaties voor

bepaalde types afvalstoffen.

(29) Volgens het nabijheidsbeginsel dient afval bestemd voor verwijdering in een van de meest nabijgelegen daartoe geschikte installaties, met behulp van de meest geschikte methoden en technologieën, te worden verwerkt, teneinde een hoog niveau van milieu- en gezondheidsbescherming te waarborgen. Elke lidstaat neemt passende maatregelen, in samenwerking met andere lidstaten, om een adequaat geïntegreerd netwerk tot stand te brengen van afvalverwijderingsinstallaties, rekening houdend met de beste beschikbare technieken.

 

(In de geest van amendement 109 uit de eerste lezing van het EP)

Motivering

Afvalverwerking in de Gemeenschap dient zich niet te richten naar nationale grenzen, maar naar de over het geheel genomen beste afvalverwerkingsoperatie. De interne markt is een motor voor hoge en geharmoniseerde milieunormen. Er zijn echter beperkingen nodig voor afval dat is bestemd voor verwijdering. Het nabijheidsbeginsel garandeert dat onnodig langeafstandsvervoer van afval dat bestemd is voor verwijdering en waarvoor geen nuttige toepassing bestaat, wordt voorkomen.

Amendement  17

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Overweging 32

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

(32) Overeenkomstig de afvalhiërarchie, en om broeikasgasemissies van afvalstortplaatsen terug te dringen, is het van belang gescheiden inzameling en een goede verwerking van biologisch afval te faciliteren, met het doel milieuveilige compost en ander materiaal op basis van bioafval te produceren. De Commissie zal na een beoordeling van het beheer van bioafval in voorkomend geval wetgevingsmaatregelen voorstellen.

(32) Overeenkomstig de afvalhiërarchie, en om broeikasgasemissies van afvalstortplaatsen terug te dringen, is het van belang gescheiden inzameling en een goede verwerking van biologisch afval te waarborgen, met het doel milieuveilige compost en ander materiaal op basis van bioafval te produceren. Te dien einde dienen in deze richtlijn specifieke criteria voor de inzameling, het gebruik en de verwerking van bioafval te worden opgesteld. De lidstaten dienen aparte inzamelingssystemen voor bioafval op te zetten.

(Nieuw amendement krachtens artikel 62, lid 2, letter c), van het Reglement, in lijn met amendement 112/138 uit de eerste lezing)

Motivering

In overeenstemming met de eerste lezing van het EP dienen alle criteria met betrekking tot bioafval in deze richtlijn te worden vastgelegd. Het dient niet aan de goede wil van de lidstaten te worden overgelaten of zij maatregelen treffen inzake bioafval. Er is inmiddels genoeg bekend over de voordelen van compostering om nu tot concrete actie over te gaan. De lidstaten dienen ertoe te worden verplicht aparte inzamelingssystemen voor bioafval op te zetten. De beoordeling van de Commissie moet hierbij tot doel hebben de vereiste minimumdoelstellingen vast te stellen.

Amendement  18

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Overweging 37

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

(37) Om de manier waarop afvalpreventieacties in de lidstaten worden ondernomen te verbeteren en verspreiding van de beste praktijken op dit gebied te vergemakkelijken, is het noodzakelijk de bepalingen inzake afvalpreventie aan te scherpen en van de lidstaten te verlangen dat zij afvalpreventieprogramma’s ontwikkelen die zijn toegespitst op de belangrijkste milieueffecten en rekening houden met de hele levenscyclus van producten en materialen. Dergelijke maatregelen moeten erop gericht zijn economische groei los te koppelen van door afvalproductie veroorzaakte milieueffecten. Overeenkomstig Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma’s betreffende het milieu moeten de belanghebbende partijen en de gewone burger inspraak hebben bij het opstellen van de programma’s en moeten zij deze na het opstellen ervan kunnen raadplegen.

(37) Om de manier waarop afvalpreventieacties in de lidstaten worden ondernomen te verbeteren en verspreiding van de beste praktijken op dit gebied te vergemakkelijken, is het noodzakelijk communautaire streefcijfers en maatregelen inzake afvalpreventie vast te stellen en van de lidstaten te verlangen dat zij afvalpreventieprogramma’s ontwikkelen die zijn toegespitst op de belangrijkste milieueffecten en rekening houden met de hele levenscyclus van producten en materialen. Dergelijke maatregelen moeten erop gericht zijn economische groei los te koppelen van de groei van de hoeveelheden afval alsmede van de door afvalproductie veroorzaakte milieu- en gezondheidseffecten, door een nettovermindering tot stand te brengen van de productie van afvalstoffen, de schadelijkheid en de negatieve gevolgen daarvan. Overeenkomstig Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma’s betreffende het milieu moeten de plaatselijke en regionale autoriteiten, alsmede de belanghebbende partijen en de gewone burger inspraak hebben bij het opstellen van de programma’s en moeten zij deze na het opstellen ervan kunnen raadplegen.

(Herinvoering van amendement 10 uit de eerste lezing)

Motivering

Dit amendement is nodig om de overwegingen in overeenstemming te brengen met amendement 18 van de rapporteur.

Amendement  19

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Overweging 40

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

(40) Ter vereenvoudiging van de communautaire wetgeving en om rekening te houden met milieuvoordelen, moeten de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 75/439/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de verwijdering van afgewerkte olie in de onderhavige richtlijn worden verwerkt. Richtlijn 75/439/EEG moet derhalve worden ingetrokken. Afgewerkte olie moet worden beheerd conform het leidende beginsel van de afvalhiërarchie en de voorkeur moet worden gegeven aan opties die over de hele linie het beste milieuresultaat opleveren. Gescheiden inzameling van afgewerkte olie blijft van cruciaal belang voor het correcte beheer ervan alsook voor de voorkoming van schade aan het milieu als gevolg van ongecontroleerde verwijdering.

(40) Ter vereenvoudiging van de communautaire wetgeving moeten de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 75/439/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de verwijdering van afgewerkte olie in de onderhavige richtlijn worden verwerkt. Richtlijn 75/439/EEG moet derhalve worden ingetrokken. Afgewerkte olie moet worden beheerd conform het leidende beginsel van de afvalhiërarchie en er moet verder voorrang worden gegeven aan regeneratie. Gescheiden inzameling van afgewerkte olie blijft van cruciaal belang voor het correcte beheer ervan alsook voor de voorkoming van schade aan het milieu als gevolg van ongecontroleerde verwijdering.

(Nieuw amendement krachtens artikel 62, lid 2, letter c), van het Reglement)

Motivering

Vereenvoudiging is de enige aanvaardbare reden om de richtlijn inzake afgewerkte olie in de kaderrichtlijn afvalstoffen te integreren. Een dergelijke integratie levert geen milieuvoordeel op.

Amendement  20

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 2 – lid 1 – punt b)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

b) bodem (in situ) met inbegrip van niet-uitgegraven verontreinigde grond en vast met de bodem verbonden gebouwen;

Schrappen

(Gedeeltelijke herinvoering van amendement 15/134/102/123/126 uit de eerste lezing)

Motivering

Volgens het Europees Hof van Justitie dient niet-uitgegraven verontreinigde grond te worden beschouwd als afval. Daarom dient dergelijke grond niet geheel buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te worden gehouden, maar slechts voor zover die grond mogelijk onder een toekomstige richtlijn valt. Verontreinigde bodem is een groot milieuprobleem dat naar behoren dient te worden aangepakt.

Amendement  21

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 2 – lid 1 – punt c)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

c) niet-verontreinigde grond en ander van nature voorkomend materiaal, afgegraven bij bouwactiviteiten, indien vaststaat dat het materiaal in natuurlijke staat zal worden gebruikt voor bouwdoeleinden op de locatie waar het werd afgegraven;

c) niet-verontreinigde afgegraven materiaal dat ter plaatse of op een andere locatie wordt gebruikt, op voorwaarde dat dit natuurlijke geologische materiaal geen eigenschappen bezit die op de locatie van toepassing een significant effect op het milieu hebben;

(Wederopneming van de formulering uit de eerste lezing van het EP.)

Motivering

Elk niet-verontreinigd afgegraven materiaal dient van het toepassingsgebied van deze richtlijn te worden uitgesloten, en niet alleen materiaal dat bij bouwactiviteiten wordt afgegraven. Dit amendement heeft ten doel te voorkomen dat zich milieuveranderingen voordoen op de locatie van toepassing als gevolg van de verplaatsing van natuurlijk geologisch materiaal, bijvoorbeeld als dergelijk materiaal een hoog gehalte aan bepaalde stoffen heeft die het oorspronkelijke natuurlijke evenwicht zouden kunnen verstoren.

Amendement  22

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 2 – lid 1 – punt f bis) (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

f bis) natuurlijke sedimenten en slib die geen gevaarlijke eigenschappen vertonen zoals gedefinieerd in Bijlage III.

Motivering

Dit amendement is in eerste lezing door het Parlement aangenomen (amendementen 15, 134, 102, 123, 126). Het opdreggen van sediment of slib uit een waterlichaam en het deponeren ervan op een andere plaats in hetzelfde waterlichaam aan te merken als afvalverwerking is naar de mening van het Parlement niet praktisch uitvoerbaar en levert geen milieuvoordeel op. Het Parlement geeft er de voorkeur aan de benadering van de OESO te volgen, die inhoudt dat verplaatsing van zulk materiaal binnen zijn natuurlijke compartiment een vorm van hergebruik vormt, waardoor het geen afval wordt.

Amendement  23

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 2 – lid 2 – punt d bis) (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

d bis) zuiveringsslib, wanneer het wordt gebruikt in de landbouw overeenkomstig Richtlijn 86/278/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw1.

_____

1 PB L 181 van 4.7.1986, blz. 6. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).

Motivering

Berust op een door het Parlement in eerste lezing aangenomen amendement (amendementen 15/134/102/123/126). De recycling van zuiveringsslib voor gebruik in de landbouw, na een passende verwerking, moet van deze richtlijn worden uitgezonderd, aangezien dit reeds valt onder Richtlijn 86/278/EEG van de Raad betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem. Die richtlijn bevat zodanige bepalingen omtrent de verwerking van zuiveringsslib dat eventuele schadelijke gevolgen voor de bodem, planten, dieren en mensen worden voorkomen. Vermeden moet worden dat de twee richtlijnen elkaar overlappen.

Amendement  24

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 3 – punt 4

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

4) bioafval: biologisch afbreekbaar tuin- en plantsoenafval, levensmiddelen- en keukenafval van huishoudens, restaurants, cateringfaciliteiten en winkels en vergelijkbare afvalstoffen van de levensmiddelenindustrie;

4) bioafval: bruikbare afvalstoffen van dierlijke of plantaardige herkomst, die door micro-organismen, bodemorganismen of enzymen afgebroken kunnen worden; bodemmateriaal zonder aanzienlijk aandeel bioafval en plantenresten uit de landbouw die onder het toepassingsgebied van artikel 2, lid 1, onder f), vallen, zijn geen bioafval;

Motivering

Amendement 30 uit de eerste lezing van het EP.

Amendement  25

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 3 – punt 10 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

10 bis) gescheiden inzameling: de inzameling waarbij een afvalstroom gescheiden wordt naar soort en aard van het afval, en tevens gescheiden wordt ingezameld en vervoerd;

Motivering

Gescheiden inzameling zal een rol van toenemend belang spelen voor de verwezenlijking van de recyclingmaatschappij en het creëren van leidende recyclingmarkten. (Amendement 104 uit de eerste lezing van het EP, dat werd ondersteund door de Commissie.)

Amendement  26

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 3 – punt 11 – letter c)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

c) het gehalte aan schadelijke stoffen in materialen en producten;

c) het gehalte aan gevaarlijke stoffen in materialen en producten;

Motivering

De term ‘gevaarlijk’ is meer op zijn plaats dan ‘schadelijk’, aangezien het de algemene term is die wordt gebruikt in de EU-wetgeving met betrekking tot gevaarlijke stoffen en preparaten.

Amendement  27

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 3 – punt 14

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

14) nuttige toepassing: elke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen een nuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijn gebruikt, of waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt. Bijlage II bevat een nietlimitatieve lijst van nuttige toepassingen;

(14) nuttige toepassing: een afvalverwerkingshandeling die voldoet aan de volgende criteria:

a) heeft tot resultaat dat afval, in de betrokken installatie of in de ruimere economie, andere grondstoffen vervangt die anders voor dat doel zouden worden gebruikt, of dat afval wordt voorbereid voor een dergelijk gebruik;

b) heeft tot resultaat dat afval door die vervanging een werkelijk nuttige bestemming krijgt;

c) voldoet aan alle efficiëntiecriteria, opgesteld overeenkomstig artikel 35, lid 1;

d) zorgt voor een afname van de totale negatieve milieugevolgen door het gebruik van afval ter vervanging van andere grondstoffen;

e) garandeert dat de producten voldoen aan de in de Gemeenschap geldende veiligheidswetgeving en normen;

f) kent hoge prioriteit toe aan de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu en beperkt het ontstaan, vrijkomen en verspreiden van gevaarlijke stoffen in het productieproces tot een minimum.

Bijlage II bevat een niet-limitatieve lijst van nuttige toepassingen;

Motivering

Dit amendement is in eerste lezing door het Parlement aangenomen (amendement 127). This is an important definition and needs to cover more aspects than the Council's text. The words 'in the plant or in the wider economy' are needed, in the rapporteur's view, because otherwise the recovery definition would only apply to plants where waste is used to power a process (e.g. cement kilns). But in fact many plants produce power and heat for external use (in the 'wider economy') in housing schemes ('district heating') or industry or community projects (schools, swimming pools). Given the increasing realisation now of the EU's shortage of home grown energy, it would be absurd to deny the right of the latter such plants, if energy efficient, to be deemed 'recovery' operations. This amendment therefore seeks to take account of the new fact of the EU's energy crisis while retaining the Parliament's full definition of recovery.

Amendement  28

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 3 – punt 16

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

16) recycling: elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als heropvulmateriaal;

16) recycling: de opwerking van materialen of stoffen in afvalstoffen via een productieproces waarbij zij nieuwe producten, materialen of stoffen produceren of hierin worden opgenomen, ongeacht of deze nieuwe producten, materialen of stoffen bestemd zijn voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat onder andere niet energieterugwinning, omzetting voor gebruik als brandstof, processen die verbranding of gebruik als energiebron, met inbegrip van chemische energie, inhouden of gebruik als heropvulmateriaal;

Amendement  29

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 3 – punt 18

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

18) verwijdering: iedere handeling die geen nuttige toepassing is zelfs indien de handeling er in tweede instantie toe leidt dat stoffen of energie worden teruggewonnen. Bijlage I bevat een niet-limitatieve lijst van verwijderingshandelingen;

18) verwijdering: iedere handeling die geen nuttige toepassing is zelfs indien de handeling er in tweede instantie toe leidt dat stoffen of energie worden teruggewonnen. Bijlage I bevat een niet-limitatieve lijst van verwijderingshandelingen. Bij alle verwijderingshandelingen wordt hoge prioriteit toegekend aan de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu;

Amendement  30

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 3 – punt 18 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

18 bis) terugwinning van energie: het gebruik van brandbaar afval als brandstof voor energieopwekking door directe verbranding met of zonder ander afval of brandstof, maar met terugwinning van warmte. Verbranding van afval waarbij meer energie wordt toegevoegd dan in het proces wordt verkregen, wordt niet als terugwinning van energie beschouwd;

Motivering

Amendement 26 uit de eerste lezing van het EP. Voor een correcte uitvoering van de richtlijn moet in artikel 3 een exacte definitie van ‘terugwinning van energie’ worden opgenomen. Volgens de voorgestelde definitie betekent terugwinning van energie elke handeling waarbij brandbaar afval wordt gebruikt als brandstof voor energieopwekking. Om een onderscheid te kunnen maken tussen terugwinning en verwijdering, wordt gepreciseerd dat een proces slechts dan als energieterugwinning kan worden beschouwd wanneer het om een efficiënt proces gaat waarbij daadwerkelijk energie uit afval wordt opgewekt.

Amendement  31

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 3 – punt 19 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

19 bis) beste beschikbare technieken voor afvalverwerking: het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van activiteiten en exploitatiemethoden, waarbij de praktische bruikbaarheid is aangetoond van speciale technieken ter vermijding van gevaren voor de menselijke gezondheid en milieuschade bij de verwerking van afvalstoffen, een en ander overeenkomstig artikel 2, lid 11, en bijlage IV van richtlijn 96/61/EG.

Motivering

Amendement 32 uit de eerste lezing.

Amendement  32

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 3 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

Artikel 3 bis

Afvalhiërarchie

 

1. Bij het opstellen van wetgeving en beleidsinitiatieven voor de preventie en het beheer van afvalstoffen wordt als een uitgangspunt de volgende afvalhiërarchie gehanteerd:

 

a) preventie en reductie;

 

b) voorbereiding voor hergebruik;

 

c) recycling;

 

d) andere nuttige toepassing, bv. energieterugwinning; en

 

e) verwijdering.

 

2. Bij het toepassen van de in lid 1 bedoelde afvalhiërarchie nemen de lidstaten maatregelen om de opties te stimuleren die over het geheel genomen het beste milieuresultaat opleveren. Dit kan betekenen dat voor bepaalde specifieke afvalstromen van de hiërarchie moet worden afgeweken indien dit op grond van het levenscyclusdenken met betrekking tot de effecten van het produceren en beheren van dergelijke afvalstoffen gerechtvaardigd is. De lidstaten waarborgen dat dit een volledig en doorzichtig proces is, met inachtneming van de nationale planningsvoorschriften inzake de raadpleging en inschakeling van de burgers en belanghebbenden.

 

De lidstaten dienen rekening te houden met de algemene milieubeschermingsprincipes zoals het voorzorgs- en duurzaamheidsbeginsel, de technische uitvoerbaarheid en economische haalbaarheid, en de bescherming van hulpbronnen, alsook met de effecten voor milieu en menselijke gezondheid in het algemeen en op economisch en maatschappelijk gebied, overeenkomstig de artikelen 1 en 10.

(Voorheen artikel 11. Alle verwijzingen naar artikel 11 moeten daarom worden gewijzigd in artikel 3 bis.))

Motivering

Dit amendement omvat de amendementen 21 en 22 van de ontwerpaanbeveling. Dit nieuwe amendement heeft ten doel artikel 11 inzake de afvalhiërarchie naar een prominentere plaats in de richtlijn te verschuiven. In het Commissievoorstel was de afvalhiërarchie in artikel 1 te vinden. De tekst inzake de afvalhiërarchie wordt daarom, met inbegrip van de amendementen 21 en 22, naar dit nieuwe artikel 3 bis verplaatst. Artikel 11 moet vervolgens worden geschrapt.

Amendement  33

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 4

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

Artikel 4

Schrappen

Bijproducten

 

1. Een stof die of een voorwerp dat het resultaat is van een productieproces dat niet in de eerste plaats bedoeld is voor de productie van die stof of dat voorwerp, kan alleen als een bijproduct en niet als een afvalstof in de zin van artikel 3, punt a), worden aangemerkt, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

a) het is zeker dat de stof of het voorwerp zal worden gebruikt;

 

b) de stof of het voorwerp kan onmiddellijk worden gebruikt zonder verdere andere behandeling dan die welke bij de normale productie gangbaar is;

 

c) de stof of het voorwerp wordt geproduceerd als een integraal onderdeel van een productieproces; en

 

d) verder gebruik is rechtmatig, m.a.w. de stof of het voorwerp voldoet aan alle voorschriften inzake producten, milieu en gezondheidsbescherming voor het specifieke gebruik en zal niet leiden tot over het geheel genomen ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid.

 

2. Uitgaande van de in lid 1 gestelde voorwaarden kunnen maatregelen worden vastgesteld om te bepalen volgens welke criteria een stof of een voorwerp kan worden aangemerkt als bijproduct en niet als afvalstof in de zin van artikel 3, punt 1). Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

 

(De door de Commissie op 27 februari 2007 gepubliceerde richtsnoeren vormen het passende kader waarbinnen deze vraag, ook ter voorkoming van eventuele gerechtelijke procedures, dient te worden beantwoord.)

Motivering

De definitie in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad zou tot grotere verwarring en tot een onwenselijke herclassificering van afvalstoffen als bijproducten kunnen leiden. Het concept van ‘bijproducten’ is daarom een belangrijke potentiële bron van gerechtelijke procedures en vormt een gevaar voor de bescherming van het milieu en de gezondheid en voor de doelstelling om op deze beide gebieden een hoog beschermingsniveau te realiseren. Er is geen enkele reden om een nieuwe categorie in te voeren tussen producten en afval in.

Amendement  34

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 5 – lid 1 – alinea 1

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

1. Sommige specifieke afvalstoffen zijn niet langer afvalstoffen in de zin van artikel 3, punt a), wanneer zij een behandeling voor nuttige toepassing hebben ondergaan en voldoen aan specifieke criteria die opgesteld moeten worden onder de volgende voorwaarden:

1. De lidstaten kunnen de Commissie verzoeken vast te stellen dat een bepaalde afvalstof, bij wijze van uitzondering, niet langer als afvalstof dient te worden aangemerkt, wanneer deze een terugwinningshandeling voor recyclingdoeleinden heeft ondergaan en voldoet aan specifieke criteria die opgesteld moeten worden onder de volgende voorwaarden:

a) de stof of het voorwerp wordt vaak gebruikt voor een specifiek doel;

a) de stof of het voorwerp wordt algemeen gebruikt voor de specifieke doelen;

b) er is een markt voor of vraag naar de stof of het voorwerp;

b) er is een markt voor de stof of het voorwerp;

c) de stof of het voorwerp voldoet aan de technische voorschriften voor het onder a) bedoelde specifieke doel en aan de voor producten geldende wetgeving en normen; en tevens

c) de stof of het voorwerp voldoet aan de technische voorschriften voor de specifieke doelen en aan de voor producten geldende wetgeving en normen; en tevens

d) het gebruik van de stof of het voorwerp heeft over het geheel genomen geen ongunstige effecten voor het milieu of de menselijke gezondheid.

d) het gebruik van de stof of het voorwerp heeft over het geheel genomen geen ongunstige effecten voor het milieu of de menselijke gezondheid.

Motivering

Krachtens de bestaande EU-wetgeving is tot brandstof verwerkt afval pas na verbranding geen afval meer. De richtlijn afvalverbranding verzekert een hoog niveau van milieubescherming en bescherming van de menselijke gezondheid door strenge voorschriften en exploitatievoorwaarden op te stellen. Een herclassificering van dergelijke afvalstromen betekent dat de verbranding ervan niet meer onder de richtlijn afvalverbranding en de regelgeving inzake de overbrenging van afvalstoffen zou vallen. Dit kan een averechts effect hebben op het milieu.

Amendement  35

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 5 – lid 1 – alinea 2 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

De criteria houden rekening met eventuele risico’s van voor het milieu schadelijk gebruik of vervoer van de stof of het voorwerp, en worden vastgesteld op een niveau dat een hoog beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid en het milieu garandeert.

Motivering

Met dit amendement wordt de tekst van de Commissievoorstel weer opgenomen, die de Raad heeft geschrapt. Voor het Parlement is belangrijk dat er hoge prioriteit wordt toegekend aan de beperking van risico's en een hoog beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid en het milieu, wanneer afval niet langer als afval wordt aangemerkt.

Amendement  36

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 5 – lid 2

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

2. De maatregelen betreffende het aannemen van die criteria en de omschrijving van de afvalstoffen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

2. Uiterlijk …* dient de Commissie, indien wenselijk, op basis van haar beoordeling overeenkomstig lid 1 een wetgevingsvoorstel in om de milieu- en kwaliteitscriteria te specificeren waaraan moet worden voldaan opdat specifieke categorieën afvalstoffen (producten, materialen of stoffen) geacht kunnen worden niet langer afvalstoffen te zijn.

 

* Twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

Motivering

De milieucriteria voor de besluitvorming over de einde-afvalfase-status moeten bij medebeslissing tot stand komen, in plaats van volgens de comitologieprocedure (zoals in amendement 45 in eerste lezing werd voorgesteld). Dit geldt naast het oproepen tot het indienen van voorstellen voor de lijst van gespecificeerde stoffen waarvoor moet worden beoordeeld of zij voor een einde-afvalfase-status in aanmerking komen, zoals glas en papier.

Amendement  37

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 5 – lid 3

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

3. Afvalstoffen die, onder de in de leden 1 en 2 gestelde voorwaarden en specifieke criteria niet langer als afvalstoffen gelden, gelden ook niet langer als afvalstoffen voor het halen van de in de Richtlijnen 94/62/EG, 2000/53/EG, 2002/96/EG en 2006/66/EG en andere toepasselijke communautaire wetgeving vastgestelde doelstellingen voor nuttige toepassing en recycling.

3. Afvalstoffen die, onder de in de leden 1 en 2 gestelde voorwaarden en specifieke criteria niet langer als afvalstoffen gelden, tellen pas mee voor het halen van de in de Richtlijnen 94/62/EG, 2000/53/EG, 2002/96/EG en 2006/66/EG en andere toepasselijke communautaire wetgeving vastgestelde doelstellingen voor nuttige toepassing en recycling, wanneer de hergebruik- of recyclingshandeling of de nuttige toepassing is voltooid..

Motivering

Dit lid uit het gemeenschappelijk standpunt is ten opzichte van de oorspronkelijke Commissietekst uitgebreid en licht gewijzigd. Het amendement moet voor meer duidelijkheid zorgen. Om de integriteit van het begrip recycling te bewaren, is het van belang om het einde van de afvalstatus niet te verwarren met recycling; dat wordt met dit amendement beoogd.

Amendement  38

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 5 – lid 4

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

4. Indien er geen volgens de in de leden 1 en 2 bedoelde procedure op communautair niveau bepaalde criteria bestaan, kunnen de lidstaten, met inaanmerkingneming van de toepasselijke rechtspraak, per geval beslissen of een bepaalde afvalstof niet langer een afvalstof is. Zij stellen de Commissie overeenkomstig Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften van dergelijke beslissingen in kennis, voor zover die richtlijn zulks voorschrijft.

Schrappen

Motivering

Schrapping van een door de Raad ingevoegd nieuw lid. Door amendement 12 van de rapporteur, dat erin voorziet dat de Commissie voorstellen indient voor einde-afvalfase-criteria, is de bepaling overbodig volgens welke de beslissing aan de afzonderlijke lidstaten wordt overgelaten. Bovendien dient dit lid te worden geschrapt om ongeharmoniseerde lijsten van afvalstoffen en oneerlijke mededinging te voorkomen.

Amendement  39

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 5 – lid 4 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

4 bis. Uiterlijk …* dient de Commissie, indien wenselijk, voorstellen in om te bepalen of ten minste de volgende afvalstromen onder de bepalingen van dit artikel vallen en, indien dit het geval is, welke specifieke regelingen erop van toepassing zijn: compost, aggregaten, papier, glas, metaal, afgedankte banden en textielafval.

*5 jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

Motivering

Dit amendement (amendement 45 uit eerste lezing) is door de Raad omgezet in een overweging, waarin staat dat deze kwestie in de richtlijn "duidelijk moet worden gemaakt", zonder dat dit gebeurt. De richtlijn biedt een gelegenheid om de aanzet te geven tot verhelderende wetgeving, die hard nodig is. Deze kans mag niet worden gemist.

"Tweedehandskleding" is vervangen door "textielafval" om de terminologie van de Europese Afvalstoffenlijst, Beschikking 2000/532/EG van de Commissie, aan te houden.

Amendement  40

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 6 – lid 2

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

2. Een lidstaat kan een afvalstof die niet als gevaarlijke afvalstof in de lijst van afvalstoffen is opgenomen, toch als gevaarlijke afvalstof aanmerken indien zij een of meer van de in bijlage III genoemde eigenschappen bezit. De lidstaat brengt dergelijke gevallen steeds ter kennis van de Commissie middels het in artikel 34, lid 1, bedoelde verslag, en verstrekt de Commissie alle relevante informatie. In het licht van de ontvangen kennisgevingen wordt de lijst opnieuw bezien met het oog op een besluit tot aanpassing daarvan.

2. Een lidstaat kan een afvalstof die niet als gevaarlijke afvalstof in de lijst van afvalstoffen is opgenomen, toch als gevaarlijke afvalstof aanmerken indien zij een of meer van de in bijlage III genoemde eigenschappen bezit. De lidstaat brengt dergelijke gevallen steeds onmiddellijk ter kennis van de Commissie. Hij registreert deze in het in artikel 34, lid 1, bedoelde verslag, en verstrekt de Commissie alle relevante informatie. In het licht van de ontvangen kennisgevingen wordt de lijst opnieuw bezien met het oog op een besluit tot aanpassing daarvan.

Motivering

Dit amendement is in eerste lezing door het Parlement aangenomen (amendement 50). Het Parlement hecht er grote waarde aan dat voorkomen wordt dat de intrekking van de richtlijn gevaarlijke afvalstoffen met een verlaging van de beschermingsnormen gepaard gaat.

Amendement  41

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 6 – leden 3 en 4

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

3. Indien een lidstaat over gegevens beschikt waaruit blijkt dat een specifieke afvalstof die als gevaarlijke afvalstof in de lijst is opgenomen, geen van de in bijlage III genoemde eigenschappen bezit, mag hij die afvalstof als niet-gevaarlijke afvalstof aanmerken. De lidstaat brengt dergelijke gevallen steeds ter kennis van de Commissie middels het in artikel 34, lid 1, bedoelde verslag, en verstrekt de Commissie de vereiste gegevens. In het licht van de ontvangen kennisgevingen wordt de lijst opnieuw bezien met het oog op een besluit tot aanpassing daarvan.

3. Indien een lidstaat over gegevens beschikt waaruit blijkt dat een specifieke afvalstof die als gevaarlijke afvalstof in de lijst is opgenomen, geen van de in bijlage III genoemde eigenschappen bezit, brengt hij dergelijke gevallen steeds onmiddellijk ter kennis van de Commissie en verstrekt de Commissie de vereiste gegevens. In het licht van de ontvangen kennisgevingen wordt de lijst opnieuw bezien met het oog op een besluit tot aanpassing daarvan.

 

3 bis. Herindeling van gevaarlijke afvalstoffen als niet gevaarlijke afvalstoffen mag niet plaatsvinden na verdunning of vermenging met het oogmerk om de oorspronkelijke concentraties van de verontreinigende stoffen onder de drempelwaarde voor kenmerking als gevaarlijk te brengen.

4. De maatregelen betreffende de herziening van de lijst met het oog op een besluit over de aanpassing ervan overeenkomstig de leden 2 en 3, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

4. De maatregelen betreffende de herziening van de lijst met het oog op een besluit over de aanpassing ervan overeenkomstig de leden 2 en 3, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

 

4 bis. De lidstaten mogen de afvalstof als niet-gevaarlijke afvalstof behandelen, nadat de aanpassing van de lijst is goedgekeurd.

(Herindiening van amendement 46 uit de eerste lezing van het EP.)

Motivering

Herinvoering van amendement 51/172 uit eerste lezing. Het eerste deel van het amendement vloeit voort uit de wens van het Parlement om een hoog beschermings- en rapportageniveau te handhaven. Het tweede deel zorgt voor de nodige verduidelijking.

Amendement  42

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 6 – lid 4 ter (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

4 ter. De Commissie ziet erop toe dat de lijst van afvalstoffen alsmede herzieningen van deze lijst in overeenstemming zijn met de beginselen van helderheid, begrijpelijkheid en toegankelijkheid voor de gebruikers, met name KMO’s.

Motivering

Dit amendement komt gedeeltelijk overeen met amendement 36, zoals aangenomen in eerste lezing (“De Commissie moet erop toezien dat deze lijst voor KMO's voldoende te begrijpen en gemakkelijk toegankelijk is”). De huidige lijst van afvalstoffen is een onoverzichtelijk document dat niet voldoet aan de door de Europese instellingen onderschreven doelstelling van betere en eenvoudigere regelgeving.

Amendement  43

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 7 – lid 1

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

1. Ter stimulering van preventie en nuttige toepassing van afvalstoffen kunnen de lidstaten wettelijke of andere maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat iedere natuurlijke of rechtspersoon die beroepsmatig producten ontwikkelt, vervaardigt, behandelt, verwerkt of verkoopt (producent van het product) een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid draagt.

1. Ter stimulering van preventie, nuttige toepassing , hergebruik en recycling van afvalstoffen nemen de lidstaten waar nodig wettelijke of andere maatregelen om ervoor te zorgen dat iedere natuurlijke of rechtspersoon die beroepsmatig producten vervaardigt of producten op het grondgebied van de Gemeenschap invoert, een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid draagt.

Die maatregelen kunnen onder andere bestaan uit het aanvaarden van teruggebrachte producten en de van gebruikte producten afkomstige afvalstoffen, alsmede het daaropvolgende beheer van de afvalstoffen, en de financiële verantwoordelijkheid voor die activiteiten.

Die maatregelen kunnen onder andere bestaan uit het aanvaarden van teruggebrachte producten en de van gebruikte producten afkomstige afvalstoffen, alsmede het daaropvolgende beheer van de afvalstoffen, en de financiële verantwoordelijkheid voor die activiteiten. Verder kunnen deze maatregelen de verplichting omvatten openbaar beschikbare informatie te verstrekken over de mate waarin het product herbruikbaar en recycleerbaar is.

Motivering

Dit amendement is gebaseerd op de in eerste lezing aangenomen amendementen 35 en 37 en is aan de huidige tekst van de Raad aangepast. Volgens de Raadstekst zijn zulke maatregelen facultatief, maar het Parlement vindt in zijn amendement op het oude artikel 5 dat zij verplicht moeten zijn. Het betrekken van het grote publiek bij hergebruik en recycling heeft voor het Parlement grote prioriteit.

Amendement  44

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 7 – lid 2

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

2. De lidstaten kunnen passende maatregelen nemen die stimuleren om producten zodanig te ontwerpen dat de milieueffecten en de afvalproductie zowel bij de vervaardiging als bij het latere gebruik van de producten worden verminderd, en om ervoor te zorgen dat de nuttige toepassing en verwijdering van producten die afval zijn geworden, geschieden overeenkomstig de artikelen 10 en 11.

2. Producenten nemen passende maatregelen om producten zodanig te ontwerpen dat de milieueffecten en de afvalproductie zowel bij de vervaardiging als bij het latere gebruik van de producten worden verminderd, en om ervoor te zorgen dat de nuttige toepassing en verwijdering van producten die afval zijn geworden, geschieden overeenkomstig de artikelen 10 en 11.

 

De lidstaten kunnen in overeenstemming met lid 1 passende maatregelen treffen om te stimuleren dat producten overeenkomstig deze doelen worden ontworpen.

Dergelijke maatregelen kunnen onder meer aanmoedigen tot het ontwikkelen, vervaardigen en in de handel brengen van producten die geschikt zijn voor meervoudig gebruik, technisch duurzaam zijn en, eenmaal afval geworden, geschikt zijn voor een passende en veilige nuttige toepassing en milieuvriendelijke verwijdering.

Dergelijke maatregelen kunnen onder meer aanmoedigen tot het ontwikkelen, vervaardigen en in de handel brengen van producten die geschikt zijn voor meervoudig gebruik, technisch duurzaam zijn en, eenmaal afval geworden, geschikt zijn voor een passende en veilige nuttige toepassing en milieuvriendelijke verwijdering. Ook dienen producenten en importeurs ertoe te worden verplicht openbaar beschikbare informatie te verstrekken over de mate waarin het product recycleerbaar is.

Motivering

De verantwoordelijkheid voor een ontwerp dat is gericht op preventie en recycling dient bij de producenten te liggen. De lidstaten dienen ter ondersteuning passende stimulerende maatregelen te treffen, zo nodig in de vorm van wettelijke vereisten voor bepaalde prioritaire productgebieden – naar het voorbeeld van de vereisten inzake elektrische en elektronische apparatuur. Ter bevordering van passende recyclingmaatregelen dienen producenten en importeurs informatie te verstrekken over de mate waarin hun producten recycleerbaar zijn wanneer zij afvalstoffen worden.

Amendement  45

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 7 – lid 2 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

2 bis. De lidstaten nemen passende maatregelen ter bevordering van de inrichting van voorzieningen om reparatie en hergebruik mogelijk te maken, en van voorzieningen voor gescheiden inzameling, terugname en het op verantwoorde wijze verwijderen van producten na afloop van hun levenscyclus.

Motivering

Gebaseerd op het in eerste lezing door het Parlement aangenomen amendement 35. Het Parlement vond deze tekst noodzakelijk om zijn steun voor voorzieningen voor reparatie en hergebruik te onderstrepen.

Amendement  46

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 7 – lid 2 ter (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

2 ter. De lidstaten brengen overeenkomstig artikel 34 aan de Commissie verslag uit over de uitvoering van dit artikel. De Commissie beoordeelt op basis van de ervaringen van de lidstaten of het wenselijk is om op EU-niveau regelingen voor een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor specifieke afvalstromen in te voeren.

(Gedeeltelijke herinvoering in gewijzigde vorm van amendement 35 uit de eerste lezing)

Motivering

Dit amendement is in eerste lezing door het Parlement ingediend (amendement 35). Er moet voortdurend toezicht zijn op de producentenverantwoordelijkheid als men wil dat zulke regelingen doeltreffend zijn. Indien de invoering van maatregelen betreffende uitgebreide producentenverantwoordelijkheid op vrijwillige basis geschiedt, dienen de lidstaten ten minste verslag uitbrengen over alle maatregelen op dit gebied om het optreden van de Gemeenschap te vergemakkelijken.

Amendement  47

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 7 – lid 4

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

4. De uitgebreide producentenverantwoordelijkheid wordt toegepast onverminderd de verantwoordelijkheid voor afvalbeheer als bedoeld in artikel 13, lid 1.

4. De uitgebreide producentenverantwoordelijkheid wordt toegepast onverminderd de verantwoordelijkheid voor afvalbeheer als bedoeld in artikel 13, lid 1, en onverminderd de bestaande specifieke wetgeving inzake afvalstromen.

Motivering

Ter verduidelijking van een nieuwe bepaling die in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad is opgenomen. Ter verbetering van de tenuitvoerlegging van de bestaande specifieke wetgeving inzake afvalstromen.

Amendement  48

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 7 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

Artikel 7 bis

Afvalpreventie

 

De lidstaten nemen overeenkomstig de artikelen 1 en 3 bis, en rekening houdend met artikel 7 en met Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten1 alle nodige maatregelen om tegen 2012 hun totale afvalproductie te stabiliseren, in vergelijking met hun totale jaarlijkse afvalproductie in 2009.

 

Onder stabilisatie wordt verstaan dat er geen verdere toename van de productie is ten opzichte van het begin van de stabilisatieperiode.

 

Als noodzakelijke voorbereiding van de in artikel 26 vermelde maatregelen dient de Commissie na raadpleging van alle betrokkenen, indien dit passend is, bij het Parlement en de Raad voorstellen in voor maatregelen die nodig zijn ter ondersteuning van de preventieactiviteiten van de lidstaten, met name:

 

a) tegen 2009, een lijst met indicatoren die de lidstaten in staat stellen de voortgang van hun afvalpreventieprogramma's en ‑maatregelen te bewaken, te beoordelen en er verslag over uit te brengen;

 

b) tegen 2010, de formulering van een beleid inzake ecologisch ontwerp dat zowel betrekking heeft op de productie van afvalstoffen als op de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in afval, om technologie te bevorderen waarin het accent ligt op duurzame, herbruikbare en recycleerbare producten;

 

c) tegen 2010, de vaststelling van verdere kwalitatieve en kwantitatieve afvalreductiedoelstellingen voor 2020, op basis van de beschikbare beste praktijken;

 

d) tegen 2010, het opstellen van een actieplan voor verdere ondersteunende maatregelen op Europees niveau, met name maatregelen die gericht zijn op het wijzigen van de huidige consumptiepatronen.

__________________

 

1 PB L 191 van 22.07.2005, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/28/EG (PB L 81 van 20.3.2008, blz. 48).

Motivering

Dit amendement is in eerste lezing door het Parlement aangenomen (amendement 37). Het Parlement kent hoge prioriteit toe aan de goedkeuring van dergelijke streefcijfers voor de preventie en recycling van afval. Het is belangrijk om producenten te betrekken bij afvalpreventie. In de eerste lezing heeft het Parlement gedetailleerde bepalingen aangenomen over hoe producentenverantwoordelijkheid kan worden vormgegeven met betrekking tot onder andere afvalpreventie. De Raad heeft deze gedeeltelijk overgenomen. Dit amendement heeft tot doel de producentenverantwoordelijkheid weer iets duidelijker vast te leggen op het terrein van afvalpreventie.

Amendement  49

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 8 – lid 1

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

1. De lidstaten nemen de maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat afval overeenkomstig artikel 10 en artikel 11 handelingen voor nuttige toepassing ondergaat.

1. De lidstaten nemen, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 1, de maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat afval overeenkomstig de artikelen 3 bis en 10 handelingen voor nuttige toepassing ondergaat.

 

Deze omvatten ten minste de in bijlage II genoemde handelingen, op voorwaarde dat deze beantwoorden aan de in artikel 3, punt 14, vastgestelde definitie van nuttige toepassing.

Motivering

Gedeeltelijke herinvoering van amendement 38, zoals aangenomen in eerste lezing.

Amendement  50

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 8 – lid 2 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

2 bis. Uiterlijk …* dient de Commissie overeenkomstig de in artikel 251 van het EG-Verdrag bedoelde procedure een wetgevingsvoorstel in om voor de in bijlage II genoemde handelingen van nuttige toepassing milieu- en efficiëntiecriteria vast te stellen op basis van de beste beschikbare technieken.

 

* Twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

(Gedeeltelijke herinvoering van de amendementen 38/108/157/140 en 141 uit de eerste lezing)

Motivering

Voor het geval er in deze richtlijn efficiëntiecriteria worden vastgesteld voor afvalverbranding, moet dit ook voor andere vormen van nuttige toepassing gebeuren, opdat een duidelijker onderscheid kan worden gemaakt tussen echt nuttige toepassingen en toepassingen die alleen in schijn nuttig zijn. Aangezien dergelijke criteria essentiële elementen van de richtlijn zouden vormen, dienen zij bij medebeslissing te worden vastgesteld.

Amendement  51

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 8 – lid 2 ter (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

2 ter. De lidstaten nemen maatregelen om recycling van hoge kwaliteit te bevorderen; hiertoe voeren zij zo nodig regelingen voor gescheiden afvalinzameling in om de noodzakelijke kwaliteitsnormen voor de betreffende recyclingsectoren te waarborgen.

 

Vóór 2015 zetten de lidstaten regelingen voor gescheiden afvalinzameling op voor ten minste de volgende stoffen: papier, metaal, kunststof, glas, textiel, andere afbreekbare afvalstoffen, olie en gevaarlijke afvalstoffen. Dit geldt onverminderd de bestaande of toekomstige wetgeving inzake afvalstromen of de vereisten van artikel 18.

Motivering

Herindiening van amendement 141, zoals aangenomen in eerste lezing.

Amendement  52

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 8 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

Artikel 8 bis

 

Hergebruik en recycling

 

1. De lidstaten nemen, rekening houdend met artikel 7 en met Richtlijn 2005/32/EG, maatregelen ter bevordering van het hergebruik van producten, met name via de instelling van en steun aan geaccrediteerde hergebruik- en herstellingsnetwerken en door, waar nodig, de relevante procedure- en productnormen vast te leggen.

 

De lidstaten kunnen andere maatregelen nemen ter bevordering van hergebruik, zoals het gebruik van economische instrumenten, aanbestedingscriteria, kwantitatieve doelstellingen of verbodsbepalingen inzake het in de handel brengen van bepaalde producten.

 

2. Om de in deze richtlijn gestelde doelen te bereiken en zich te ontwikkelen in de richting van een Europese recyclingmaatschappij met een hoge grondstoffenefficiëntie, nemen de lidstaten, rekening houdend met artikel 7 en met Richtlijn 2005/32/EG, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de volgende streefcijfers worden gehaald:

 

a) tegen 2020 is het aandeel van het huishoudelijk afval en vergelijkbaar afval dat wordt hergebruikt en gerecycled, verhoogd tot ten minste 50 gewichtsprocent;

 

b) tegen 2020 is het aandeel van het bouw- en sloopafval, het fabricageafval en het industrieafval dat wordt hergebruikt en gerecycled, verhoogd tot ten minste 70 gewichtsprocent.

 

Aan landen waar de recycling volgens gegevens van Eurostat over de periode 2000-2005 minder dan 5% in een van deze categorieën bedraagt of waar officiële gegevens ontbreken, kan een extra periode van 5 jaar worden toegekend om de streefcijfers te bereiken.

 

De lidstaten nemen maatregelen om recycling van hoge kwaliteit te bevorderen; hiertoe voeren zij zo nodig regelingen voor gescheiden afvalinzameling in om de noodzakelijke kwaliteitsnormen voor de betreffende recyclingsectoren te waarborgen.

 

Vóór 2015 zetten de lidstaten regelingen voor gescheiden afvalinzameling op voor ten minste de volgende stoffen: papier, metaal, kunststof, glas, textiel, andere afbreekbare afvalstoffen, olie en gevaarlijke afvalstoffen. Dit geldt onverminderd de bestaande of toekomstige wetgeving inzake afvalstromen of de vereisten van artikel 18.

 

Om de kenmerken en presentatie van de geproduceerde gegevens te harmoniseren en de compatibiliteit van de gegevens te waarborgen, melden de lidstaten de gegevens overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 2150/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2002 betreffende afvalstoffenstatistieken1. Zo nodig stelt de Commissie volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing gedetailleerde voorschriften vast om na te gaan of de lidstaten zich houden aan de in dit lid genoemde doelstellingen.

_____________

 

1 PB L 332 van 9.12.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

(eerste lezing)

Motivering

Dit amendement vervangt amendement 19 van de ontwerpaanbeveling; de tekst is verbeterd door de toevoeging van de formulering “vergelijkbaar afval” (lid 2) en door de schrapping van de formulering “voorbereid voor” (lid 2, letters a) en b)). In zijn huidige vorm weerspiegelt de ontwerprichtlijn de prioriteiten in de thematische strategie onvoldoende: dit amendement, dat berust op de amendementen 38/108/157/140/141 uit eerste lezing, is bedoeld om deze tekortkoming op te vangen. Lid 2 van het amendement is echter op grond van nieuwe informatie van de Commissie aangepast.

Amendement  53

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 9

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

De lidstaten zorgen ervoor dat afvalstoffen in gevallen waarin nuttige toepassing overeenkomstig artikel 5, lid 1, niet plaatsvindt, verwijderingshandelingen ondergaan.

De lidstaten zorgen ervoor dat afvalstoffen in gevallen waarin nuttige toepassing overeenkomstig artikel 8, lid 1, niet plaatsvindt, veilige verwijderingshandelingen ondergaan die voldoen aan de in artikel 10 vermelde doelstellingen.

 

Zij verbieden het achterlaten, dumpen en ongecontroleerd verwijderen van afvalstoffen.

 

Verwijderingshandelingen die volgens bijlage I zijn ingedeeld als D 11 (Verbranding op zee) en D 7 (Lozen/storten in zeeën en oceanen, inclusief inbrengen in de zeebodem) worden verboden.

Motivering

Dit amendement is in eerste lezing door het Parlement aangenomen (amendementen 39 en 158). Het amendement is nodig voor een omvattende regeling van de verwijdering van afval. Verbranding op zee en lozen/storten in zeeën en oceanen, inclusief inbrengen in de zeebodem, moeten uitdrukkelijk verboden worden.

Amendement  54

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 11

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

Artikel 11

Afvalhiërarchie

Schrappen

1. Bij het opstellen van wetgeving en beleidsinitiatieven voor de preventie en het beheer van afvalstoffen wordt als een uitgangspunt de volgende afvalhiërarchie gehanteerd:

 

a) preventie;

 

b) voorbereiding voor hergebruik;

 

c) recycling;

 

d) andere nuttige toepassing, bv. energieterugwinning; en tevens

 

e) verwijdering.

 

2. Bij het toepassen van de in lid 1 bedoelde afvalhiërarchie nemen de lidstaten maatregelen om de opties te stimuleren die over het geheel genomen het beste milieuresultaat opleveren. Dit kan betekenen dat voor bepaalde specifieke afvalstromen van de hiërarchie moet worden afgeweken indien dit op grond van het levenscyclusdenken met betrekking tot de effecten van het produceren en beheren van dergelijke afvalstoffen gerechtvaardigd is.

 

De lidstaten dienen rekening te houden met de algemene milieubeschermingsprincipes zoals het voorzorgs- en duurzaamheidsbeginsel, de technische uitvoerbaarheid en economische haalbaarheid, en de bescherming van hulpbronnen, alsook met de effecten voor milieu en menselijke gezondheid in het algemeen en op economisch en maatschappelijk gebied, overeenkomstig de artikelen 1 en 10.

 

Motivering

In het Commissievoorstel was de afvalhiërarchie in artikel 1 te vinden. Dit amendement houdt verband met het eerdere amendement waarmee de tekst inzake de afvalhiërarchie, met inbegrip van de amendementen 21 en 22, van artikel 11, waar hij door de Raad is ingevoegd, naar een nieuw artikel 3 bis werd verplaatst. Artikel 11 moet vervolgens worden geschrapt.

Amendement  55

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 14 – lid 1 – alinea 2

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

In afwijking van Verordening (EG) nr. 1013/2006 kunnen de lidstaten, om hun netwerk te beschermen, binnenkomende overbrengingen van afval, bestemd voor als nuttige toepassing ingedeelde verbranding, beperken indien vaststaat dat die overbrengingen ertoe zouden leiden dat in het binnenland ontstaan afval moet worden verwijderd of dat afval zou zijn verwerkt op een wijze die niet consistent is met hun afvalbeheerplan. De betrokken lidstaten stellen de Commissie in kennis van het desbetreffende besluit. De lidstaten kunnen tevens uitgaande overbrengingen van afval om milieuredenen beperken, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 1013/2006.

In afwijking van Verordening (EG) nr. 1013/2006 kunnen de lidstaten, om het milieu of hun netwerk te beschermen, binnenkomende overbrengingen van afval bestemd voor verbranding, beperken indien vaststaat dat die overbrengingen ertoe zouden leiden dat in het binnenland ontstaan afval moet worden verwijderd of dat afval zou zijn verwerkt op een wijze die niet consistent is met hun afvalbeheerplan. De betrokken lidstaten stellen de Commissie in kennis van het desbetreffende besluit. De lidstaten kunnen tevens uitgaande overbrengingen van afval om milieuredenen beperken, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 1013/2006.

Motivering

Overbodige tekst. De bepaling dient voor alle soorten verbranding te gelden. Tevens moeten de lidstaten de invoer van afvalstoffen voor verbranding in installaties op hun grondgebied om milieuredenen (d.w.z. vermindering van emissies en van giftige as die bij verbranding ontstaat) kunnen weigeren.

Amendement  56

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 14 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

Artikel 14 bis

 

Traceerbaarheid en controle van gevaarlijke afvalstoffen

 

Overeenkomstig de bepalingen in deze richtlijn met betrekking tot gevaarlijk afval ondernemen de lidstaten de nodige actie om ervoor te zorgen dat de productie, de inzameling en het vervoer van gevaarlijk afval, alsmede de opslag en verwerking ervan, geschieden onder omstandigheden waarbij optimale bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid, almede veiligheid voor de exploitanten, bedrijfslocaties en personen wordt geboden, waaronder ten minste maatregelen begrepen om te zorgen voor de traceerbaarheid en controle van al het gevaarlijk afval, vanaf de productie tot de eindbestemming, en een adequate risicobeoordeling bij het beheer ervan.

Motivering

Dit amendement is in eerste lezing door het Parlement aangenomen (amendement 52). Het Parlement hecht er grote waarde aan dat voorkomen wordt dat de intrekking van de richtlijn gevaarlijke afvalstoffen met een verlaging van de beschermingsnormen gepaard gaat.

Amendement  57

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 15 – lid 2 – letter c bis) (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

c bis) met het mengen geen verdunning van gevaarlijke stoffen in afvalstoffen wordt beoogd met als enig doel bij de verdere behandeling of verwijdering van het afval aan minder strenge voorschriften voor milieu- en gezondheidsbescherming te voldoen dan die welke gelden voor de niet verdunde afvalstoffen.

Motivering

De Raad heeft verklaard dat het verbod op het mengen van gevaarlijke afvalstoffen eveneens van toepassing is op het verdunnen ervan. Evenwel is een verdere verduidelijking van de definitie nodig met betrekking tot de praktische betekenis van dit verbod.

Amendement  58

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 15 – lid 2 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

2 bis. De lidstaten stimuleren de scheiding van gevaarlijke verbindingen uit alle afvalstromen voordat deze in de terugwinningsketen terechtkomen.

(Herinvoering van amendement 54 uit de eerste lezing)

Motivering

Door de verwijdering van gevaarlijke verbindingen, voorzover mogelijk, worden de mogelijkheden voor nuttige toepassing groter. Gevaarlijke verbindingen dienen uit de productiecyclus te worden gehaald, zodat zij door nieuwe toepassingen niet weer nieuwe producten verontreinigen.

Amendement  59

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 18 – lid 1 – letter b)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

b) afvalolie overeenkomstig de artikelen 10 en 11 wordt verwerkt;

b) afvalolie overeenkomstig de artikelen 3 bis en 10 wordt verwerkt, waarbij waar mogelijk de voorkeur wordt gegeven aan regeneratie;

(Gedeeltelijke herinvoering van amendement 56 uit de eerste lezing.)

Motivering

In overeenstemming met de bestaande wetgeving en met de expliciete doelstelling van de EU om een “recyclingmaatschappij” tot stand te brengen, moet uitdrukkelijk worden bepaald dat regeneratie van afvalolie de voorkeur geniet. Dit amendement zorgt ervoor dat ondanks de intrekking van de richtlijn afvalolie de voorsskeur wordt gegeven aan het recyclen van afgewerkte olie.

Amendement  60

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 18 – lid 3

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

3. Indien voor afgewerkte olie volgens de nationale wetgeving regeneratie-eisen gelden, mogen de lidstaten voorschrijven dat dergelijke olie moet worden geregenereerd indien dit technisch haalbaar is, en mogen zij, indien artikel 11 of artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van toepassing is, de grensoverschrijdende overbrenging van afgewerkte olie vanaf hun grondgebied naar verbrandings- of meeverbrandingsinstallaties beperken, teneinde voorrang te geven aan de regeneratie van afgewerkte olie.

3. Wanneer beperkingen van technische, economische en organisatorische aard zich daar niet tegen verzetten, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om voorrang te geven aan de behandeling van afgewerkte olie door regeneratie. Dientengevolge mogen de lidstaten, indien artikel 11 of artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van toepassing is, de grensoverschrijdende overbrenging van afgewerkte olie vanaf hun grondgebied naar verbrandings- of meeverbrandingsinstallaties beperken, teneinde voorrang te geven aan de regeneratie van afgewerkte olie.

(Dit amendement volgt uit de herinvoering van amendement 56 uit de eerste lezing.)

Motivering

In overeenstemming met de bestaande wetgeving en met de expliciete doelstelling van de EU om een “recyclingmaatschappij” tot stand te brengen, moet uitdrukkelijk worden bepaald dat regeneratie van afvalolie de voorkeur geniet. Wanneer de communautaire wetgeving voorschrijft de voorkeur te geven aan regeneratie, hoeven de lidstaten geen desbetreffende voorschriften meer in te voeren. Er moet worden vastgehouden aan de prioriteit die krachtens Richtlijn 75/439/EG wordt verleend aan de regeneratie van afvalolie. Gezien het feit dat de vraag naar olie gestaag toeneemt, terwijl deze grondstof steeds schaarser wordt, is het van essentieel belang om elke hulpbron te gebruiken. Op grond van het globale belang van olie is het dringend noodzakelijk prioriteit te geven aan regeneratie.

Amendement  61

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 19

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

Bio-afval

Inzameling en gebruik van bio-afval

De lidstaten nemen de maatregelen die nodig zijn, overeenkomstig de artikelen 10 en 11, voor de stimulering van:

1. Aan het terugwinnen van stoffen uit bio-afval, thuis of in lokale of regionale bio-afvalinstallaties, wordt prioriteit gegeven.

a) het gescheiden inzamelen van bio-afval,

2. Om de in artikel 1 vastgelegde doelen te verwezenlijken voeren de lidstaten uiterlijk ...* een systeem in voor de gescheiden inzameling van bio-afval.

b) de verwerking van bio-afval op een wijze die een hoge mate van milieubescherming biedt,

Minimumveiligheidseisen voor de inzameling en verwerking alsmede milieu- en kwaliteitscriteria, met inbegrip van grenswaarden voor verontreinigende stoffen, voor het gebruik van milieuvriendelijke, uit bio-afval vervaardigde materialen worden vastgesteld volgens de in artikel 36, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

c) het gebruik van met biologisch afval geproduceerd milieuveilig materiaal.

Uiterlijk ...* legt de Commissie een wetgevingsvoorstel voor inzake minimumdoelstellingen voor de gescheiden inzameling van bio-afval.

De Commissie zal een beoordeling maken over het beheer van bio-afval, opdat zij in voorkomend geval een voorstel kan indienen.

 

 

* Drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

Motivering

Amendement 112 uit de eerste lezing van het EP. Bio-afval speelt een essentiële rol bij de vermindering van methaanemissies. Bovendien draagt de nuttige toepassing van stoffen uit bio-afval ertoe bij hulpbronnen te besparen die anders voor hetzelfde doel zouden worden gebruikt. Er dient prioriteit te worden gegeven aan de terugwinning van stoffen uit bio-afval.

Amendement  62

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 19 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

Artikel 19 bis

 

Verwerking van bio-afval

 

1. Producenten en houders dienen bio-afval voor verspreiding ervan zodanig te behandelen dat de veiligheid voor de gezondheid van mens, dier en plant is gewaarborgd. Dit geldt ook voor keukenafval en voedselresten afkomstig van restaurants en cateringfaciliteiten, voorzover dit afval niet hoeft te worden verwijderd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1774/2002.

 

2. Overeenkomstig de in artikel 36, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing stelt de Commissie uitvoeringsmaatregelen vast, waarin de minimumvereisten zijn vastgelegd voor de controle op de veiligheid voor de gezondheid van mens, dier en plant.

 

3. Om een milieuvriendelijke verspreiding van bio-afval te waarborgen stelt de Commissie overeenkomstig de in artikel 36, lid 2, genoemde regelgevingsprocedure met toetsing uitvoeringsmaatregelen vast, waarin de milieu- en kwaliteitscriteria zijn vastgelegd waaraan moet worden voldaan voordat bio-afval gebruikt kan worden in de land-, bos- en tuinbouw en niet langer als afval geldt.

 

4. De in lid 3 bedoelde uitvoeringsmaatregelen omvatten ten minste bindende grenswaarden voor zware metalen, fysieke verontreinigingen en het gehalte aan kiemkrachtige zaden en plantendelen die kunnen uitlopen, alsmede een lijst van passende grondstoffen.

 

5. In de criteria wordt rekening gehouden met eventuele risico's als gevolg van voor het milieu schadelijk gebruik of vervoer van bio-afval, en tevens worden de criteria zo vastgesteld dat een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu gewaarborgd is.

Motivering

Amendement 112 uit de eerste lezing van het EP. Bio-afval speelt een essentiële rol bij de vermindering van methaanemissies. Bovendien draagt de nuttige toepassing van stoffen uit bio-afval ertoe bij hulpbronnen te besparen die anders voor hetzelfde doel zouden worden gebruikt. Er dient prioriteit te worden gegeven aan de terugwinning van stoffen uit bio-afval.

Amendement  63

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 19 ter (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

Artikel 19 ter

 

Controle

 

1. De lidstaten zien erop toe dat kwaliteitsborgingsstelsels worden ingevoerd en toegepast om de naleving van de in artikel 19 bis vastgelegde eisen te controleren.

 

2. De lidstaten zien erop toe dat bio-afval regelmatig op schadelijke stoffen wordt onderzocht.

Motivering

Amendement 112 uit de eerste lezing. Bio-afval speelt een essentiële rol bij de vermindering van methaanemissies. Bovendien draagt de nuttige toepassing van stoffen uit bio-afval ertoe bij hulpbronnen te besparen die anders voor hetzelfde doel zouden worden gebruikt. Er dient prioriteit te worden gegeven aan de terugwinning van stoffen uit bio-afval.

Amendement  64

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 19 quater (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

Artikel 19 quater

 

Voedselafval

 

De terugwinning van onbehandeld voedselafval voor voederdoeleinden is verboden. Voedselafval moet aantoonbaar door erkende bedrijven worden opgeslagen en via adequate handelingen worden gesteriliseerd en op onschadelijke wijze worden verwijderd. De lidstaten kunnen het gebruik van voedselafval in varkensvoer enkel toestaan op voorwaarde dat de veilige terugwinning, de sterilisatie en de naleving van de overige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1774/2002 in alle opzichten worden gecontroleerd.

Motivering

Amendementen 98/113 uit de eerste lezing. Het gebruik van onbehandelde voedselresten uit grootkeukens en cateringbedrijven in veevoer houdt een enorm besmettingsgevaar in. Het verbod op verwerking tot veevoer kan in de praktijk niet worden gehandhaafd zonder een geregeld en gecontroleerd opslagsysteem. Onder streng gecontroleerde voorwaarden moet het gebruik van aantoonbaar gesteriliseerde voedselresten in veevoer worden toegestaan om de illegale verwerking van onbehandelde voedselresten tot veevoer te voorkomen

Amendement  65

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 20 – lid 5 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

5 bis. Alle installaties voor de behandeling van gevaarlijke afvalstoffen dienen te beschikken over een specifieke vergunning die een beschrijving bevat van de voorgenomen maatregelen die waarborgen dat de installatie ontworpen is, uitgerust is en geëxploiteerd wordt op een manier die aangepast is aan de behandelde afvalcategorieën en de risico’s die hieraan verbonden zijn.

 

De vergunning die wordt afgegeven door de bevoegde instanties bevat:

 

a) de hoeveelheden en de categorieën gevaarlijke stoffen die mogen worden behandeld;

 

b) de technische voorschriften voor de afvalverwerkingsoperaties, die optimale milieubescherming bieden en een hoog veiligheidspeil is garanderen.

 

Wanneer de exploitant van een installatie voor de behandeling van niet-gevaarlijk afval voornemens is over te stappen op andere handelingen waarmee gevaarlijk afval is gemoeid, moet dit beschouwd worden als een belangrijke wijziging in de zin van artikel 2, lid 10, sub b), van Richtlijn 96/61/EG; in dit geval is artikel 12, lid 2, van die richtlijn van toepassing.

Motivering

Vergunningen die worden afgegeven aan faciliteiten voor de verwerking van gevaarlijke afvalstoffen dienen rekening te houden met de specifieke kenmerken van dergelijke afvalstoffen en de risico’s die aan de verwerking daarvan zijn verbonden. Er dient niet te worden voorzien in afwijkingen. Amendement 58, zoals aangenomen in eerste lezing, had betrekking op deze dit specifieke vereiste.

Amendement  66

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 21

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

De lidstaten kunnen inrichtingen en ondernemingen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 20, lid 1, voor onderstaande handelingen:

De lidstaten kunnen inrichtingen en ondernemingen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 20, lid 1, voor de verwijdering van hun eigen niet-gevaarlijke afvalstoffen op de plaats van productie.

a) verwijdering van hun eigen niet-gevaarlijke afvalstoffen op de plaats van productie, of

 

 

b) nuttige toepassing van afvalstoffen.

 

(Gedeeltelijke herinvoering van amendement 161 uit de eerste lezing.)

Motivering

Het is onaanvaardbaar om lidstaten een uitsluitingsmogelijkheid te geven om enige vorm van nuttige toepassing vrij te stellen van vergunningseisen, waaronder zelfs gevaarlijk afval.

Amendement  67

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 22 – lid 1 – alinea 2 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

Er mogen geen vrijstellingen worden verleend voor de verwerking van gevaarlijk afval.

(Gedeeltelijke herinvoering van amendement 161 uit de eerste lezing in aangepaste vorm.)

Motivering

De verwerking van gevaarlijk afval moet altijd gebonden zijn aan een vergunning.

Amendement  68

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 22 – lid 2

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

2. Naast de algemene voorschriften waarin lid 1 voorziet, stellen de lidstaten specifieke voorwaarden vast voor vrijstellingen met betrekking tot gevaarlijke afvalstoffen, inclusief

types activiteiten, alsook alle andere noodzakelijke eisen met betrekking tot de uitvoering van verschillende vormen van nuttige toepassing en waar dit relevant is, grenswaarden voor het gehalte aan gevaarlijke stoffen in de afvalstoffen en emissiegrenswaarden.

Schrappen

(Herinvoering van amendement 188 uit de eerste lezing.)

Motivering

De verwerking van gevaarlijk afval moet altijd gebonden zijn aan een vergunning.

Amendement  69

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 23 – lid 1 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

1 bis. Waar mogelijk worden de bestaande gegevens die de bevoegde autoriteiten tot hun beschikking hebben, gebruikt om de relevante informatie voor dit registratieproces te verkrijgen, teneinde de bureaucratie te beperken.

Motivering

Amendement spreekt voor zich; amendement 163 aangenomen in eerste lezing, teneinde verdubbeling van de administratieve inspanningen te voorkomen.

Amendement  70

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 24 – lid 4 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

4 bis. Minimumnormen die zijn vastgesteld op grond van dit artikel, worden niet beschouwd als wetgeving van de Gemeenschap in de zin van artikel 12, lid 1, letter c), onder i), van Verordening (EG) nr. 1013/2006.

Motivering

Dit artikel is toegevoegd aan het gemeenschappelijk standpunt, maar het is twijfelachtig als het gaat om grensoverschrijdend vervoer van afval. Als afval wordt vervoerd voor nuttige toepassing, kan op grond van de verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen bezwaar worden gemaakt, als de normen van de installatie waarnaar de afvalstoffen worden vervoerd lager zijn dan die in het land van verzending. Dit is echter niet meer mogelijk als er normen op communautair niveau bestaan. Er is geen rechtvaardiging voor het uitzonderen van deze gronden voor het aantekenen van bezwaar, als dergelijke minimumnormen worden vastgelegd via de comitéprocedure.

Amendement  71

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 26 – lid 1 – alinea 1

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

1. De lidstaten stellen overeenkomstig artikel 1 en artikel 11 uiterlijk op …∗ afvalpreventieprogramma's vast.

1. De lidstaten nemen overeenkomstig de artikelen 1, 3 bis en 7 bis alle nodige maatregelen om hun totale afvalproductie te stabiliseren. Onder stabilisatie wordt verstaan dat er geen verdere toename van de afvalproductie is ten opzichte van het begin van de stabilisatieperiode. Als eerste stap stellen de lidstaten overeenkomstig dezelfde artikelen uiterlijk op …∗ afvalpreventieprogramma's vast.

Motivering

Gebaseerd op het in eerste lezing door het Parlement ingediende amendement 69 en op nieuwe informatie. Het Parlement kent hoge prioriteit toe aan de goedkeuring van streefcijfers voor de preventie en recycling van afval.

Amendement  72

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 26 – leden 3 en 4

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

3. De lidstaten stellen passende specifieke kwalitatieve of kwantitatieve benchmarks voor de door hen vastgestelde afvalpreventiemaatregelen vast teneinde de voortgang van de maatregelen te bewaken en te evalueren, en mogen voor hetzelfde doel andere dan de in lid 4 bedoelde specifieke kwalitatieve of kwantitatieve streefcijfers en indicatoren vaststellen.

3. De lidstaten stellen in het kader van zulke programma's passende specifieke kwalitatieve en kwantitatieve streefcijfers vast, waarbij als uitgangspunt dient dat de afvalproductie in 2012 ten minste moet worden gestabiliseerd en in 2020 aanzienlijk verder moet zijn verminderd, zoals bepaald in artikel 7 bis.

4. Indicatoren voor afvalpreventiemaatregelen mogen volgens de in artikel 36, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure worden vastgesteld.

 

Motivering

Gebaseerd op het in eerste lezing door het Parlement ingediende amendement 69 en op nieuwe informatie. Het Parlement kent hoge prioriteit toe aan de goedkeuring van streefcijfers voor de preventie en recycling van afval.

Amendement  73

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 26 – lid 5

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

5. De Commissie zal richtsnoeren opstellen om de lidstaten te helpen bij het opstellen van de programma's.

5. De Commissie stelt een systeem voor de uitwisseling van informatie over de beste praktijken voor afvalpreventie in en stelt richtsnoeren op om de lidstaten te helpen bij het opstellen van de programma's.

Motivering

Dit amendement is in eerste lezing ingediend (amendement 69). Met een dergelijk systeem kunnen de overheden zich laten inspireren door doeltreffende maatregelen van andere lidstaten.

Amendement  74

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 27

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

De lidstaten zorgen ervoor dat de afvalbeheerplannen en de afvalpreventieprogramma's ten minste eens in de zes jaar worden geëvalueerd en, zo nodig, bijgesteld.

De lidstaten evalueren de afvalpreventieprogramma's regelmatig en herzien deze ten minste om de vijf jaar. Het Europees Milieuagentschap neemt een overzicht van de vooruitgang op het gebied van de voltooiing en uitvoering van deze programma's op in zijn jaarverslag.

Motivering

Het Europees Milieuagentschap moet in het spel worden gebracht, om de Commissie en het Parlement te helpen met informatie over wat er voortdurend aan de gang is op het terrein. De lidstaten kunnen controle gemakkelijk omzeilen, door eenvoudigweg de indiening van hun verslagen bij de Commissie uit te stellen. Overeenkomstig Richtlijn 91/692/EEG moesten de lidstaten hun periodiek verslag waarin de kaderrichtlijn afval voorziet, uiterlijk op 30 september 2004 indienen. Op 31 december 2004 hadden slechts 9 landen dit gedaan, te weten Duitsland, Denemarken, Griekenland, Finland, Portugal, Zweden, de Tsjechische Republiek, Slovenië en Slowakije. Herinvoering van amendement 71 uit eerste lezing.

Amendement  75

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 29 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

Artikel 29 bis

Bijkomende maatregelen

 

Uiterlijk op …* stelt de Commissie een verslag op waarin maatregelen worden overwogen die ertoe kunnen bijdragen dat de in de artikelen 1 en 3 bis vermelde doelstellingen effectiever worden gehaald. Dit verslag wordt binnen zes maanden na voltooiing voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad en gaat, indien nodig, vergezeld van voorstellen.

 

In het verslag wordt met name nagegaan:

 

(a) of bijlage II moet worden gewijzigd, om

 

(i) de gevallen te schrappen waarin opgenomen handelingen er niet toe leiden dat het deel van de afvalstoffen dat een nuttig doel dient, voldoende groot is om in overeenstemming te zijn met de in artikel 1 vermelde doelstelling,

 

(ii) de gevallen te identificeren waarin het deel van de afvalstoffen dat wordt gebruikt, in tegenstelling tot het deel dat in het kader van een handeling voor nuttige toepassing wordt verwijderd, moet worden gespecificeerd, om ervoor te zorgen dat de in artikel 1 vermelde doelstelling wordt gehaald,

 

(iii) een ander energie-efficiëntieniveau of -niveaus te definiëren in verband met nuttige toepassing R1,

 

(iv) verwijzingen aan te passen als gevolg van technische en wetenschappelijke vooruitgang;

 

(b) of bijlage I moet worden gewijzigd, om

 

(i) handelingen toe te voegen die zijn geschrapt in bijlage II,

 

(ii) verwijzingen aan te passen als gevolg van technische en wetenschappelijke vooruitgang; en

 

(c) of de bepaling van minimumnormen voor specifieke verwijderingshandelingen of nuttige toepassingen zal bijdragen tot het verwezenlijken van de in artikel 10 vermelde doelstellingen.

 

De verplichting dit verslag op te stellen belet de Commissie niet in de tussentijd voorstellen in te dienen.

 

* Twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

Motivering

Reintroduces amendment 61 adopted in first reading. The proposal includes numerous references to the commitology procedure which leaves several important areas subject to amendment without proper scrutiny. This amendment would remedy this by requiring the Commission to report on several important areas with the intention that they would then be in a position to come forward with new proposals for the Parliament and Council to consider. The Commission must have in mind specific proposals already for the areas where it has proposed comitology procedures and it should therefore be in a position to bring these forward quickly. This should not prevent change in the interim, as the amendment makes clear that the Commission can come forward with its own proposals in the interim.

Amendement  76

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 32 – lid 1

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

1. De in artikel 20, lid 1, bedoelde inrichtingen of ondernemingen, de producenten van gevaarlijke afvalstoffen en de inrichtingen en ondernemingen die beroepsmatig gevaarlijke afvalstoffen inzamelen of vervoeren of optreden als handelaar of makelaar in gevaarlijke afvalstoffen, houden een register bij van de hoeveelheid, aard, oorsprong en, voor zover van toepassing, bestemming, inzamelingsfrequentie, wijze van vervoer en geplande methode van verwerking van de afvalstoffen en stellen die informatie desgevraagd ter beschikking van de bevoegde instanties.

1. De in artikel 20, lid 1, bedoelde inrichtingen of ondernemingen, de producenten van gevaarlijke afvalstoffen en de inrichtingen en ondernemingen die beroepsmatig gevaarlijke afvalstoffen inzamelen of vervoeren of optreden als handelaar of makelaar in gevaarlijke afvalstoffen, houden een chronologisch register bij van de hoeveelheid, aard, oorsprong en, voor zover van toepassing, bestemming, inzamelingsfrequentie, wijze van vervoer en geplande methode van verwerking van de afvalstoffen en stellen die informatie desgevraagd ter beschikking van de bevoegde instanties.

Motivering

Dit amendement is in eerste lezing door het Parlement aangenomen (amendement 74). Het Parlement hecht er grote waarde aan dat voorkomen wordt dat de intrekking van de richtlijn gevaarlijke afvalstoffen met een verlaging van de beschermingsnormen gepaard gaat.

Amendement  77

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 32 – lid 2

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

2. Voor gevaarlijke afvalstoffen worden de registers ten minste drie jaar lang bewaard, behalve in het geval van inrichtingen of ondernemingen die gevaarlijke afvalstoffen vervoeren, die deze registers ten minste twaalf maanden lang dienen te bewaren.

2. Voor gevaarlijke afvalstoffen worden de registers ten minste vijf jaar lang bewaard.

De bewijsstukken omtrent het beheer van de afvalstoffen worden op verzoek van de bevoegde instanties of van een voorgaande houder overgelegd.

De bewijsstukken omtrent het beheer van de afvalstoffen worden op verzoek van de bevoegde instanties of van een voorgaande houder overgelegd.

 

De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale bevoegde autoriteiten een register bijhouden van alle inrichtingen en ondernemingen zoals bedoeld in hoofdstuk IV, en kunnen van deze inrichtingen en ondernemingen verlangen dat deze rapporten indienen.

(Herinvoering van amendement 74 uit de eerste lezing)

Motivering

Dit amendement is in eerste lezing door het Parlement aangenomen (amendement 74). Het Parlement hecht er grote waarde aan dat voorkomen wordt dat de intrekking van de richtlijn gevaarlijke afvalstoffen met een verlaging van de beschermingsnormen gepaard gaat. De behandeling en het transport van gevaarlijke afvalstoffen zijn serieuze zaken. Voor beide moeten de stukken vijf jaar worden bewaard om voldoende traceerbaarheid te waarborgen. Alle inrichtingen en ondernemingen die met afval werken, moeten worden vastgelegd in een register.

Amendement  78

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 34 – lid 4 bis (nieuw)

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

 

4 bis. Uiterlijk op …* evalueren het Europees Parlement en de Raad, op basis van een verslag van de Commissie dat vergezeld gaat van een voorstel, de formule voor verbrandingsinstallaties, die is vastgelegd in Bijlage II, in de voetnoot bij R1.

 

Het verslag van de Commissie wordt opgesteld op basis van meldingen door de lidstaten over de verbrandingsinstallaties op hun grondgebied die op basis van de formule in Bijlage II, in de voetnoot bij R1, zijn gedefinieerd als installaties voor nuttige toepassing. Het verslag van de Commissie beoordeelt of de formule het verwachte effect heeft en een cruciale stimulans is geweest voor het bouwen en exploiteren van meer verbrandingsinstallaties met een hoge energieopbrengst.

 

Voordat de bevoegde autoriteit de installatie kan bestempelen als een installatie voor nuttige toepassing of een verwijderingsinstallatie op basis van de formule in Bijlage II in de voetnoot bij R1, moet de exploitant van de installatie in het bijzonder aangeven hoeveel ingekochte energie er nodig is voor de afvalverwerking en in welke vorm en hoeveel energie wordt opgewekt (elektrisch en thermisch).

 

* Twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

Motivering

Op basis van het achterliggende doel van amendement 83 dat is aangenomen bij de eerste lezing en tot doel had de formule voor energie-efficiëntie te schrappen, moet dit compromis bovenal leiden tot transparantie met betrekking tot de classificatie van verbrandingsinstallaties als installaties voor nuttige toepassing en daarnaast de formule evalueren om na te gaan of het gewenste effect ook is bereikt.

Amendement  79

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Artikel 35 – lid 1 – alinea 1

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

1. De Commissie kan richtsnoeren opstellen voor de interpretatie van de definities van nuttige toepassing en verwijdering in artikel 3, onder 14) en 18).

1. De Commissie kan richtsnoeren opstellen voor de interpretatie van de definities van nuttige toepassing en verwijdering.

Motivering

In overeenstemming met artikel 20, lid 4 geldt: “Elke vergunning die verbranding of medeverbranding met terugwinning van energie betreft, bevat de voorwaarde dat de terugwinning van energie dient plaats te vinden met hoge energie-efficiëntie.” Hiervoor moet een formule voor energie-efficiëntie worden gepubliceerd als technisch richtsnoer dat moet worden toegepast op ALLE verbrandingsinstallaties, ongeacht of ze zijn geclassificeerd als installaties voor nuttige toepassing of verwijdering.

Amendement  80

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Bijlage I – punt D 7

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

Amendement

D 7 Lozen/storten in zeeën en oceanen, inclusief inbrengen in de zeebodem

Schrappen

Motivering

Amendement van het EP uit de eerste lezing. Het lozen of storten van afval in zee moet worden verboden, omdat het op langere termijn onveilig is.

  • [1]  PB C 287 E van 29.11.2007, blz. 136.

TOELICHTING

In eerste lezing heeft het Parlement enkele belangrijke amendementen op de ontwerprichtlijn aangenomen. Het zal zich er nu voor inzetten dat deze amendementen de tweede lezing overleven.

Centrale amendementen hadden betrekking op de invoering van streefcijfers voor recycling en afvalpreventie alsmede het aandringen op een vijfledige afvalstoffenhiërarchie als algemene regel.

De Raad heeft alle verwijzingen naar streefcijfers geschrapt, maar de rapporteur heeft na overleg met de Commissie de amendementen van het Parlement in gewijzigde vorm weer ingediend. De wijzigingen zijn bedoeld om de teksten voor de Raad aanvaardbaarder te maken en - bij de streefcijfers voor afvalpreventie en recycling van industrieel afval - er rekening mee te houden dat gehandeld moet worden op basis van gedegen statistieken. De rapporteur en de Commissie zijn van mening dat het verkeerd zou zijn om deze kans om tot een richtlijn te komen die meer is dan een reeks definities, voorbij te laten gaan. Het is van belang dat er een echt verband is tussen de richtlijn en de ambities inzake recycling en preventie die in de thematische strategie voor afvalstoffen zijn verwoord. Zonder de streefcijfers bestaat dat verband eigenlijk niet.

Ongetwijfeld zal er ook onenigheid tussen Parlement en Raad ontstaan over de vraag in hoeverre de vijfledige afvalstoffenhiërarchie van toepassing is en hoe hiervan mag worden afgeweken. Het Parlement wil dat deze hiërarchie als "algemene regel" geldt, terwijl de Raad de voorkeur geeft aan het woord "uitgangspunt". De rapporteur is er niet helemaal van overtuigd dat in het vuur van de strijd op lokaal niveau het subtiele onderscheid tussen beide uitdrukkingen altijd zal worden waargenomen. Van doorslaggevend belang hierbij is dat in de richtlijn duidelijk moet zijn dat afwijkingen van de hiërarchie niet zomaar mogelijk zijn, maar alleen binnen een geregeld kader. In het oorspronkelijke amendement van het Parlement was de procedure voor een afwijking onnodig gecompliceerd: de rapporteur heeft deze in zoverre vereenvoudigd dat de nationale inspraakprocedures moeten worden gevolgd.

Een belangrijk doel van de richtlijn is het aanbrengen van een duidelijk onderscheid tussen wat als een "nuttige toepassing" wordt beschouwd en de "verwijdering" van afval, omdat hierover in arresten van het Hof van Justitie twijfels zijn geuit. Tot de in eerste lezing aangenomen amendementen behoorde een definitie van "nuttige toepassing" waaronder ook energie uit afvalverwerkingsbedrijven zou vallen die aan bepaalde energie-efficiëntiecriteria voldoen. in eerste lezing zijn geen amendementen aangenomen waarin energiewinning uit afval wordt afgewezen. Maar er is wel een amendement aangenomen tot schrapping van de ontwerpformule voor de energie-efficiëntie in bijlage II. Die zou gebruikt zijn om te bepalen welke energie uit afvalverwerkingsbedrijven aangemerkt kan worden als "nuttige toepassing".

De rapporteur is van mening dat energie uit afval een belangrijke rol kan spelen bij de verwerking van restafval, dat anders wellicht naar de stort zou gaan. Zij ziet afval ook als een potentieel belangrijke brandstof, nu de EU geconfronteerd wordt met een energiecrisis en steeds sterker afhankelijk wordt van onzekere buitenlandse energiebronnen. Ons afval is tenminste van eigen bodem. Daaruit kunnen warmte en kracht worden gewonnen. De ervaring in een aantal lidstaten leert dat energie uit afval een aanvulling kan vormen op recycling en deze niet verdringt. Het zou zeker wenselijk zijn om een energie-efficiëntieformule te ontwikkelen waaraan "terugwinningsinstallaties" moeten voldoen. Zo'n formule zou vooral voor bedrijven die nieuwe installaties bouwen, een essentiële prikkel zijn om prioriteit toe te kennen aan de energie-efficiëntie.

Maar het is de rapporteur duidelijk dat sommige leden van het EP zich fundamenteel verzetten tegen het idee van energiewinning uit afval en nooit voor dergelijke installaties, in welke vorm ook, zullen stemmen. Andere EP-leden, voornamelijk uit landen die nog aan het begin staan van de ombuiging van hun afvalstroom van stortplaatsen vandaan, vrezen dat de energiewinning uit afval in hun land de overwegende vorm van afvalbeheer zou kunnen worden en dan investeringen in recycling, hergebruik en preventie zou ontmoedigen.

Daarom is het zo belangrijk dat het Parlement erop hamert dat er streefcijfers voor recycling en preventie moeten worden vastgesteld. De lidstaten willen dat de leden van het EP inzien dat energie uit afval kan worden aangemerkt als een "nuttige toepassing". Om hun zin te krijgen, moeten zij begrijpen dat de leden van het EP hier alleen vóór zullen stemmen ALS zij de verzekering krijgen dat er streefcijfers voor recycling en preventie in de richtlijn worden opgenomen. Zulke streefcijfers fungeren als een verzekering tegen het risico dat energiewinning uit afval de overheersende vorm van afvalbeheer wordt.

In eerste lezing heeft het Parlement verbeteringen goedgekeurd in de voorstellen van de Commissie om behoorlijk behandelde afvalstoffen om te zetten in recyclingproducten. De leden van het EP wilden duidelijker wijzen op de noodzaak van wetgevingsvoorstellen onder de titel "niet langer als afvalstof aan te merken stoffen" inzake specificaties voor compost, aggregaten, papier, glas, metaal, afgedankte banden en textielafval. In al die gevallen zou een verduidelijking van de toepasselijke voorschriften de verschuiving in de richting van recycling sterk ten goede komen. Het is jammer dat de Raad op dit punt de moed heeft verloren en de kwestie naar de overwegingen heeft verbannen. De rapporteur wil dat er sneller concrete actie wordt ondernomen, en heeft de materie weer in de tekst van de richtlijn gezet.

Ten aanzien van bijproducten heeft de Raad zich moedig betoond en in artikel 4 een definitie opgenomen. De lobbyisten van het Parlement zijn op dit punt volkomen verdeeld. Volgens de rapporteur moet deze kans om overeenstemming over een definitie te bereiken, worden aangegrepen en mag de beslissing niet voor onbepaalde tijd worden uitgesteld.

De richtlijn vervangt twee bestaande richtlijnen, namelijk over gevaarlijk afval en afvalolie. Veel collega's waren ongerust dat te veel aspecten van de bestaande richtlijn gevaarlijk afval geen plaats zouden krijgen in de kaderrichtlijn afvalstoffen. De rapporteur stelt daarom voor een aantal in eerste lezing ingediende amendementen opnieuw op te nemen om deze zorg weg te nemen. Toen de richtlijn voor het eerst verscheen, leek het erop dat de belangen van bedrijven die zich toeleggen op de regeneratie van afgewerkte olie, geschaad zouden kunnen worden: de rapporteur is er nu van overtuigd dat in het gemeenschappelijk standpunt de juiste toon is gevonden over dit thema. De rapporteur is verheugd over de tekst van de Raad over bioafval en vestigt de aandacht op de kleine toevoegingen die naar haar mening nog nodig zijn met betrekking tot de producentenverantwoordelijkheid.

De rapporteur hoopt dat de richtlijn die uiteindelijk uit de bus komt, duidelijk genoeg is om verdere zaken bij het Europese Hof van Justitie te voorkomen. Veilig en duurzaam afvalbeheer is belangrijk voor ons allen. We moeten werkelijk ons best doen om het dit keer goed te regelen.

PROCEDURE

Titel

Herziening van de kaderrichtlijn afvalstoffen

Document- en procedurenummers

11406/4/2007 – C6-0056/2008 – 2005/0281(COD)

Datum eerste lezing EP – P-nummer

13.2.2007                     T6-0029/2007

Voorstel van de Commissie

COM(2005)0667 - C6-0009/2006

Datum bekendmaking ontvangst gemeenschappelijk standpunt

21.2.2008

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ENVI

21.2.2008

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Caroline Jackson

21.2.2006

 

 

Behandeling in de commissie

25.2.2008

2.4.2008

 

 

Datum goedkeuring

8.4.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

43

0

14

Bij de eindstemming aanwezige leden

Adamos Adamou, Georgs Andrejevs, Margrete Auken, Pilar Ayuso, Irena Belohorská, Johannes Blokland, John Bowis, Frieda Brepoels, Hiltrud Breyer, Martin Callanan, Dorette Corbey, Chris Davies, Avril Doyle, Mojca Drčar Murko, Edite Estrela, Jill Evans, Anne Ferreira, Karl-Heinz Florenz, Matthias Groote, Cristina Gutiérrez-Cortines, Satu Hassi, Gyula Hegyi, Marie Anne Isler Béguin, Caroline Jackson, Dan Jørgensen, Christa Klaß, Eija-Riitta Korhola, Holger Krahmer, Urszula Krupa, Marie-Noëlle Lienemann, Peter Liese, Jules Maaten, Linda McAvan, Roberto Musacchio, Riitta Myller, Péter Olajos, Miroslav Ouzký, Vittorio Prodi, Dagmar Roth-Behrendt, Guido Sacconi, Richard Seeber, Kathy Sinnott, Bogusław Sonik, María Sornosa Martínez, Antonios Trakatellis, Evangelia Tzampazi, Thomas Ulmer, Anja Weisgerber, Glenis Willmott

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Inés Ayala Sender, Bairbre de Brún, Milan Gaľa, Erna Hennicot-Schoepges, Anne Laperrouze, Johannes Lebech, Kartika Tamara Liotard, Bart Staes

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Jean-Pierre Audy

Datum indiening

18.4.2008