VERSLAG over een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie

21.4.2008 - (2008/2009(INI))

Commissie vervoer en toerisme
Rapporteur: Willi Piecyk

Procedure : 2008/2009(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0163/2008
Ingediende teksten :
A6-0163/2008
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Over een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie

(2008/2009(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie "Een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie" (COM(2007)0575, SEC(2007)1283),

–   gezien de mededeling van de Commissie "Conclusies van de raadpleging over een Europees maritiem beleid" (COM(2007)0574),

–   gezien het voorstel van de Commissie voor een gemeenschappelijke tripartiete verklaring over de instelling van een "Europese maritieme dag" (SEC(2007)1631),

–   gezien het Groenboek van de Commissie "Naar een toekomstig maritiem beleid voor de Unie: Een Europese visie op de oceanen en zeeën" (COM(2006)0275) en de resolutie van het Parlement van 12 juli 2007[1],

–   gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 8-9 maart 2007 betreffende de goedkeuring door de Europese Raad van het "Actieplan (2007-2009) van de Europese Raad – een energiebeleid voor Europa",

–   gezien de mededeling van de Commissie "Naar 20-20 tot 2020 – Kansen van klimaatverandering voor Europa" (COM(2008)0030),

–   gezien de bepalingen in de het geconsolideerde Verdrag 2006 van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) betreffende maritieme arbeid op 23 februari 2006, het enkele instrument waarin sinds 1919 alle door de ILO-verdragen inzake maritieme arbeid worden opgenomen en aangepast,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie verkeer en toerisme, alsmede de adviezen van de Commissie regionale ontwikkeling, de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie visserij (A6-0163/2008),

A. overwegende dat de oceanen en zeeën economisch en ecologisch gezien essentiële factoren voor de EU zijn; overwegende dat de EU via haar kustregio's en de regio's in de uiterste periferie een 320 000 kilometer lange kust "biedt", waaraan een derde van de Europese bevolking woont,

B.  overwegende dat maritieme industrie en diensten, alsmede de kustregio's in totaal 40% van het BBP van de EU bijdragen,

C. overwegende dat de klimaatverandering de grootste uitdaging voor alle beleidsterreinen van de 21ste eeuw is; gezien de bedreiging van de kustgebieden door de stijging van de zeespiegel die door het klimaat veroorzaakt wordt, welke zeer drastische vormen kan aannemen, met verreikende gevolgen voor de inwoners,

D. overwegende dat de maritieme regio's van de Europese Unie, en in het bijzonder de ultraperifere regio's, een belangrijke rol spelen op het gebied van de veiligheid en de bescherming tegen criminaliteit zoals illegale immigratie, terrorisme en smokkelarij, en dat deze desalniettemin zijn blootgesteld aan specifieke milieurampen,

1.  verwelkomt de goedkeuring door de Commissie van bovengenoemde mededelingen en het actieplan dat in bovengenoemd werkdocument is gepresenteerd;

2.  bevestigt zijn resolutie van 12 juli 2007 en is verheugd dat de Commissie een groot deel van de verzoeken van het Parlement ten minste tot op zekere hoogte heeft overgenomen;

3.  wijst erop dat de uitzonderlijke maritieme dimensie die de EU heeft door haar kusten en ultraperifere regio's, unieke mogelijkheden bieden voor innovatie, onderzoek, het milieu en de biodiversiteit, die stellig in aanmerking moeten worden genomen in het geïntegreerde Europees maritiem beleid, en dat de ultraperifere regio's daarnaast zowel op EU- als op mondiaal niveau voortreffelijke communicatiebases bieden ten behoeve van transport en veiligheid;

4.  steunt met klem het voornemen van de Commissie om het potentieel van de korte vaart en het vervoer over de binnenwateren tussen de lidstaten beter te benutten en deze snel in de interne markt te integreren, en juicht het voornemen van de Commissie toe om haar voorstellen over een gemeenschappelijke ruimte voor zeevervoer versneld in te dienen, samen met een algemene strategie voor het maritiem vervoer over de periode 2008-2018;

5.  spoort de lidstaten aan de onderlinge samenwerking en die met de buurlanden uit te breiden met het oog op een adequaat gebruik van TEN-T en overige Europese financieringsmechanismen (zoals Marco Polo) ten behoeve van de projecten snelwegen op zee en kortevaartnetwerken;

6.  verwelkomt het voornemen van de Commissie om de coördinatie met de Europese agentschappen die belast zijn met controle op zee te verbeteren en benadrukt in het bijzonder de preventie van illegale activiteiten (mensen- en drugssmokkel, illegale immigratie en terroristische dreigingen), met specifieke aandacht voor internationale wateren;

7.  verwelkomt het initiatief van de Commissie om een Europees netwerk voor maritieme controle op te zetten en te werken aan een betere samenwerking tussen de kustwachten van de lidstaten; vraagt de Commissie om de resultaten bekend te maken van de haalbaarheidsstudie naar een Europese kustwacht, die reeds eind 2006 had moeten zijn gepubliceerd en had moeten zijn gepresenteerd aan het Europees Parlement en de Raad;

8.  is van mening dat maritieme clusters bij uitstek een bijdrage kunnen leveren om te komen tot een geïntegreerd maritiem beleid; verzoekt de Commissie spoedig te starten met het project voor een Europees netwerk van maritieme clusters;

9.  steunt het voorstel om een jaarlijkse "Europese dag van de zee" in te voeren; is van mening dat een dergelijke actiedag moet worden gebruikt om het belang van het maritiem beleid ook buiten de maritieme wereld, en met deelname van de burgers, scholen, universiteiten en NGO's uit te lichten; herinnert de Commissie aan haar voorstel om een prijs uit te reiken voor voorbeeldige maritieme gebieden bij wijze van de bevordering van positieve voorbeelden uit de praktijk;

10. is over het algemeen echter van mening dat het actieplan te weinig concrete maatregelen bevat en moedigt de Commissie aan om in de toekomst de instrumenten die haar krachtens de Verdragen ter beschikking staan ambitieuzer te gebruiken;

11. betreurt dat het actieplan voor het Europees maritiem beleid slechts zeer vrijblijvend ingaat op de uitdagingen van de klimaatverandering; bevestigt zijn mening dat een van de taken van een Europees maritiem beleid moet bestaan uit de voorbereiding op en aanpassing aan de gevolgen van de klimaatverandering, en het dringend in kaart brengen van de nodige aanpassingsmaatregelen, vooral met het oog op het smelten van gletsjers dat leidt tot stijging van de zeespiegel en verhoogd overstromingsgevaar in havens en kustgebieden, en dringt erop aan dat alle relevante beleidsterreinen, en vooral het onderzoeksbeleid, hierin hun bijdrage leveren;

12. wijst erop dat het smelten van gletsjers niet alleen een stijging van de zeespiegel veroorzaakt, maar tevens onherstelbare schade toebrengt aan het leven van mensen, dieren en planten, en verwelkomt derhalve het plan van de Commissie om een Arctic Initiative te starten; roept de wetenschappelijke gemeenschap en de beleidsmakers op de mogelijkheden om de poolkappen te beschermen nader te onderzoeken;

13. is van mening dat een goed beheer van de zeeën tevens goed beheer van de kustgebieden vereist en dat bouwprojecten langs de EU-kust derhalve in ieder geval op de gevolgen van de klimaatverandering en de bijbehorende stijging van de zeespiegel, de erosie van zand en frequentere en krachtiger stormen berekend dienen te zijn;

14. ondersteunt de doelstellingen van de Europese Raad van maart 2007 om tegen 2050 de uitstoot van broeikasgassen te halveren en bevestigt zijn verzoek dat het maritiem beleid een aanzienlijke bijdrage moet leveren aan de vermindering van broeikasgassen, onder andere door de scheepvaart op te nemen in de emissiehandel en door meer onderzoek te doen zowel naar het gebruik van de zeeën als hernieuwbare energiebron als naar de ontwikkeling van nieuwe en schonere technologieën voor de aandrijving van schepen; is van mening dat indien Europa het voortouw neemt in de bestrijding van de klimaatverandering zij haar leidinggevende rol in de milieutechnologie en het onderzoek kan versterken en verder ontwikkelen;

15. verzoekt de Commissie met klem om ambitieuzer te werk te gaan bij de bestrijding van zwavel- en NOx-emissies en van de uitstoot van vaste afvalstoffen door schepen; dringt in dit verband nogmaals aan op nauwere samenwerking met de IMO (Internationale Maritieme Organisatie), en verzoekt met name:

· stikstofoxide-emissienormen voor schepen die EU-havens aandoen vast te leggen;

· de Middellandse Zee, de Zwarte Zee en het noordoosten van de Atlantische oceaan te bestemmen als controlegebied voor zwavelemissies (SECA) volgens het MARPO-Verdrag;

· het maximaal toegestane zwavelgehalte in brandstoffen voor schepen te verlagen van 1,5% naar 0,5% voor in SECA's varende passagiersschepen;

· fiscale maatregelen zoals belastingen of heffingen in te voeren op zwaveldioxide- en stikstofoxide-emissies door schepen, en het bepalen van manieren om alle schepen die aanmeren in Gemeenschapshavens of varen in de wateren van EU-lidstaten, ongeacht hun vlag, maatregelen en heffingen op te leggen;

· de invoering van gedifferentieerde haven- en vaarwaterheffingen te bevorderen die schepen met lage zwaveldioxide- en stikstofoxide-emissies bevoordelen;

· geleidelijk de verplichting in te voeren voor schepen die voor anker zijn gegaan om gebruik te maken van walstroom;

· een voorstel voor een EU-richtlijn betreffende de kwaliteit van scheepsbrandstoffen in te dienen;

16. herhaalt zijn beroep op de lidstaten en de Commissie om met het oog op de luchtvervuiling in veel havensteden en regio's, aanzienlijk betere stimulansen te bieden voor de levering van walstroom aan schepen in de haven; vraagt derhalve om een voorstel tot wijziging van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit[2], waarbij die lidstaten die ingevolge artikel 14 van die richtlijn profiteren van de belastingvrijstelling van bunkerolie, worden verplicht om walstroom in dezelfde mate vrij te stellen van belasting; de gelijke fiscale behandeling van walstroom en bunkerolie zou voor havens en scheepseigenaars een belangrijke prikkel kunnen vormen om bij te dragen aan de vermindering van de luchtvervuiling in havensteden door te investeren in de stroomvoorziening voor schepen in de haven;

17. wijst opnieuw op het feit dat de verontreiniging van de zeeën vanaf het land een belangrijk aandeel heeft in de totale verontreiniging van de zeeën en dat de Commissie zich tot nu toe niet bezig heeft gehouden met dit onderwerp; herhaalt daarom zijn verzoek aan de Commissie om een actieplan ter vermindering van deze verontreiniging voor te stellen en benadrukt zijn verzoek aan de lidstaten om de desbetreffende wetgevingsbesluiten zoals de kaderrichtlijn water onverwijld om te zetten; onderstreept dat bij de omzetting van de kaderrichtlijn water ook een actieplan voor de opsporing en opruiming van oude munitie uit de voorbije oorlogen in de Noord- en Oostzee hoort;

18. vraagt de Commissie met klem de lidstaten te helpen een plan te lanceren om gezonken schepen en verzonken archeologische vindplaatsen – die immers deel uitmaken van het historische en culturele erfgoed van de Gemeenschap – te onderzoeken en in kaart te brengen, en om zo de kennis en de studie van dergelijke plaatsen te bevorderen en de plunderingen te helpen voorkomen die vele reeds hebben moeten ondergaan, zodat deze goed bewaard kunnen blijven;

19. roept de betrokken instellingen op zo snel mogelijk het maritieme pakket ERIKA II aan te nemen en roept de lidstaten op het pakket onverwijld uit te voeren, zodat de wettelijke middelen worden geboden om ongelukken met rampzalige gevolgen voor de ontwikkeling van de zeeregio's (zoals bijvoorbeeld de rampen met de Erika en de Prestige) te voorkomen en verhelpen;

20.  is van mening dat de kaderrichtlijn mariene strategie de ecologische hoeksteen van het geïntegreerde maritieme beleid voor de EU zou moeten vormen; merkt op dat in deze richtlijn wordt bepaald dat regio's waar de toestand van de zee ernstig is, sneller maatregelen moeten ontwerpen en uitvoeren om een goede ecologische situatie te bereiken; benadrukt dat in dergelijke regio's het met name van belang is dat de Commissie de verschillende sectoren, programma's en strategieën coördineert en voldoende financiële steun biedt; wijst erop dat om een dusdanig geïntegreerd maritiem beleid op te zetten dient ook rekening te worden gehouden met landactiviteiten zoals landbouw, afvalwaterbeheer, transport en energieproductie; meent dat deze regio's proefgebieden kunnen aanwijzen voor een werkelijk en volledig geïntegreerd maritiem beleid;

21. verwelkomt de inventarisatie door de Commissie van de uitzonderingssituatie van zeelieden met betrekking tot diverse onderdelen van de Europese sociale- en arbeidsveiligheidsregels (zoals Richtlijn 98/59/EG[3] betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag, Richtlijn 2001/23/EG[4] betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen, Richtlijn 2002/14/EG[5] over de vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap en Richtlijn 96/71/EG[6] betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten); stelt voor deze richtlijnen in nauwe samenwerking met de sociale partners te herzien;

22. vraagt die lidstaten die dat nog niet hebben gedaan zo snel mogelijk het geconsolideerde Verdrag 2006 van de Internationale Arbeidsorganisatie van 23 februari 2006 te ratificeren, dat sis aangenomen om de leef- en arbeidsomstandigheden van zeevarenden te verbeteren en oneerlijke concurrentie in de scheepvaartindustrie te voorkomen door het geheel van geldende internationale arbeidsnormen bij te werken en vast te stellen;

23. verzoekt de Commissie dringend Richtlijn 1999/95/EG[7] inzake de arbeidstijd van zeevarenden bij te werken, alsmede de wetgeving inzake aangelegenheden die wel onder de verantwoordelijkheid van de Commissie vallen, maar die niet of slechts gedeeltelijk op Gemeenschapsniveau worden gedekt, bijvoorbeeld de regels ten aanzien van uitzendbureaus of de rechten van werkers op een ondertekend arbeidscontract;

24. beschouwt de betrokkenheid van regionale en lokale partners als essentieel om van het Europese maritieme beleid een succes te maken; beweert daarom dat de band en de samenwerking tussen de Europese kustregio's moet worden versterkt, door het bevorderen van gecoördineerde strategieën om de ontwikkeling en de concurrentiepositie te versterken en door de verschillende bestuurslagen efficiënter op elkaar aan te sluiten;

25. hernieuwt zijn verzoek om de geïntegreerde aanpak van een maritiem beleid voor de EU in de toekomst op de voet te volgen en verzoekt de Commissie het politieke kader hiervan te versterken, alsmede de territoriale, sociale en economische samenhang te vergroten, waardoor een koppeling wordt gevormd met het binnenland van Europa en het beleid van de kiesdistricten; stelt voor een tweejaarlijks verslag over het Europees maritiem beleid te publiceren en een regelmatige openbare gedachtewisseling met alle betrokken partijen te houden; verzoekt het toekomstige voorzitterschap van de Raad in het kader van zijn werkprogramma in te gaan op het maritiem beleid; verzoekt bovendien dat de Commissie jaarlijks een duidelijke inventarisatie opmaakt van alle met EU-middelen gefinancierde projecten op maritiem gebied;

26. verwelkomt het initiatief van de Commissie om de onderhandelingen met derde landen over een beter beheer van de scheepvaart te bevorderen en is een groot voorstander van betere samenwerking met buurlanden ten aanzien van de bescherming van zeeën buiten de nationale jurisdictie;

27. is van mening dat een omvattende Europese strategie voor marien en maritiem onderzoek van groot belang is en adequaat moet worden gefinancierd, d.w.z. reeds uit hoofde van het zevende kaderprogramma voor onderzoek, maar ook in het kader van toekomstige programma's;

28. pleit ervoor om in de begroting van de EU-beleidsgebieden en instrumenten na 2013 voldoende rekening te houden met het maritiem beleid, en dringt erop aan dat dit zijn weerslag vindt in samenvattingen in de periodieke verslagen over het Europees maritiem beleid;

29. is eveneens ingenomen met de aanbeveling van de Europese Raad van 14 december 2007, waarin hij verklaart dat het maritiem beleid moet worden afgestemd op de uiteenlopende kenmerken van de lidstaten en de maritieme regio's, met name kustgebieden, eilanden en ultraperifere regio's;

30. erkent de bevoegdheid op dit gebied van de lidstaten, maar kijkt toch met belangstelling uit naar de publicatie door de Commissie van een stappenplan om de lidstaten te helpen bij het uitstippelen van een maritiem ruimtelijke ordeningsbeleid; wijst op de noodzaak een goede balans te vinden tussen economische, maatschappelijke, territoriale en ecologische overwegingen;

31. wijst erop dat de Europese Unie dankzij de exceptionele maritieme dimensie die de kustgebieden, eilanden en de ultraperifere regio's haar bieden, unieke kansen krijgt op gebieden als innovatie, onderzoek, milieu en biodiversiteit, ontwikkeling van innovatieve maritieme technologieën en andere gebieden, en dat het toekomstige geïntegreerde maritieme beleid deze kansen munt moet slaan uit die kansen; erkent de wenselijkheid van op te richten kenniscentra en beveelt aan de reeds in de kustgebieden bestaande universitaire onderzoekscentra te stimuleren en te ondersteunen;

32. wijst op het belang van golfenergie als alternatieve bron van schone energie en verzoekt de Commissie bij toekomstige actieplannen rekening te houden met deze energievorm;

33. is van mening dat de belangrijkste doelstelling van het geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie op het gebied van de visserij moet zijn de bevordering van de modernisering en de duurzame, evenwichtige en rechtvaardige ontwikkeling van deze bedrijfstak in de hele Unie, waarbij de sociaal-economische levensvatbaarheid en de duurzaamheid van de visserijbestanden wordt verzekerd en de onafhankelijkheid en zekerheid van de voedselvoorziening, de levering van vis aan de consument, het behoud van arbeidsplaatsen en de verbetering van de levensomstandigheden van de vissers worden gewaarborgd;

34. is van mening dat het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) noch de duurzaamheid van de mariene hulpbronnen, noch de economische levensvatbaarheid van de vissersvloten en de Europese kustgemeenschappen tot nog toe op de juiste wijze heeft gediend, en dat er dus een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie ontwikkeld moet worden waarmee voorkomen kan worden dat er in het GVB tekortkomingen ontstaan als te sterke centralisatie en de onmogelijkheid om rekening te houden met de regionale diversiteit van de wateren binnen de Europese Unie;

35. meent dat het scheppen van "meer en betere banen" in de maritieme sector, en met name in de visserij-industrie, ook afhankelijk is van de garantie van een redelijk en voldoende inkomen, behoorlijke arbeidsomstandigheden (met inbegrip van gezondheid en veiligheid) en toegang tot scholing voor mensen die in de bedrijfstak werken;

36. verzoekt de lidstaten om de diploma's van het middelbaar beroepsonderwijs van de afzonderlijke landen voor het beroep van kapitein en mecanicien op vissersboten wederzijds te erkennen;

37. herhaalt dat er mechanismen moeten worden ingevoerd voor financiële ondersteuning of compensatie van vissers die getroffen worden door de sociaal-economische repercussies van programma's voor herstel van visbestanden of maatregelen ter bescherming van ecosystemen, in het bijzonder in achtergestelde regio's en gemeenschappen en in de ultraperifere regio's;

38. bevestigt dat het wetenschappelijk onderzoek naar de visserijsector in de verschillende lidstaten meer steun nodig heeft, met name op grond van het zevende kaderprogramma inzake onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie;

39. verzoekt om communautaire steun voor efficiënte maatregelen die moeten zorgen voor adequate middelen voor het evacueren, ondersteunen en redden van scheepsbemanningen;

40. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie , het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

  • [1]  Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0343.
  • [2]  PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51.
  • [3]  PB L 225 van 12.8.1998, blz. 16.
  • [4]  PB L 82 van 22.3.2001, blz. 16.
  • [5]  PB L 80 van 23.3.2002, blz. 29.
  • [6]  PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1.
  • [7]  PB L 14 van 20.1.2000, blz. 29.

TOELICHTING

Met de presentatie van de mededeling en het actieplan "Een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie" in oktober 2007 heeft de Europese Commissie een poging gedaan om na de presentatie van het Groenboek Maritiem beleid in juni 2006 en een raadplegingsperiode van een jaar in een volgende stap concrete beleidsmaatregelen voor een toekomstig gemeenschappelijk Europees maritiem beleid te formuleren. Uw rapporteur is verheugd dat een groot deel van de verzoeken uit de resolutie van het Parlement van juli 2007 zijn overgenomen. Het onderhavige verslag is derhalve een volgende stap in het kader van dit proces.

Uw rapporteur stelt echter vast dat het nieuwe document aantoont wat al in het verleden werd vermoed: over het algemeen lijkt er bij de lidstaten, regio's en betrokken sectoren brede instemming te bestaan over het uitgangspunt van het geïntegreerde maritieme beleid van de Europese Commissie, maar bij de formulering van concrete maatregelen is nu gebleken hoe serieus en geëngageerd deze instemming was bedoeld, want echt concrete voorstellen, acties en beleidsmaatregelen ontbreken.

De rapporteur stelt daarom voor zich op de belangrijkste eisen uit de resolutie van het Parlement van juli 2007 te concentreren en nu concrete beleidsmaatregelen te formuleren. Er moet vooral benadrukt worden dat het onderhavige verslag geen nieuwe voorstellen bevat, maar alle gekozen verzoeken al onderdeel waren van de resolutie van het Parlement van juli 2007.

Uw rapporteur is ervan overtuigd dat als doel van alle inspanningen de volgende formule de basis moet vormen: de oceanen en zeeën van Europa – de schoonste ter wereld, met de stabielste biodiversiteit, de meest productieve economie, het beste onderzoek en technologie, de modernste en schoonste scheepvaart met het beste onderwijs en de beste opleidingen en de meest innovatieve ideeën.

Sinds de presentatie van het vierde voortgangsverslag van het klimaatpanel van de VN (IPCC) bestaat er wereldwijd wetenschappelijke consensus over de uitdagingen van de klimaatverandering. Het staat buiten kijf dat het toekomstig Europees maritiem beleid een groot deel van deze uitdagingen moet aangaan. De opwarming van de oceanen leidt tot een stijging van de zeespiegel. De rapporteur is van mening dat dit besef weerspiegeld moet worden in de beleidsgebieden kustbescherming, maritieme ruimtelijke ordening, toerisme en havens.

De vastgestelde doelstellingen van de Europese Raad van maart 2007, om tegen 2050 de uitstoot van broeikasgassen te halveren, moeten ook het maritiem beleid stimuleren. Dit geldt vooral voor het opnemen van de scheepvaart in de emissiehandel.

Bovendien verlangt de wetenschap niet nu pas dat meer inspanningen worden geleverd voor het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, vooral het gebruik van wind- en zonne-energie. Dit is niet alleen een belangrijke bijdrage aan de strijd tegen de klimaatverandering, maar kan tegelijkertijd de voortrekkersrol van Europa in de milieutechnologie en het onderzoek versterken en verder ontwikkelen.

Uw rapporteur wil benadrukken dat het uitgangspunt voor het geïntegreerd maritiem beleid ook in de toekomst nog valide moet zijn. Juist in het maritiem beleid wordt duidelijk hoe nauw de afzonderlijke beleidsgebieden met elkaar verweven zijn en hoe belangrijk het is om de afzonderlijke gebieden als een op elkaar steunende kringloop te zien. Dit betekent: een schoon maritiem milieu is in dezelfde mate van invloed op de maritieme economie, het toerisme, de biodiversiteit, de werkgelegenheid en de havens. Het ondersteunen van deze kringloop vereist vooral de wil van de lidstaten, namelijk een soort Europese maritieme solidariteit.

ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (2.4.2008)

aan de Commissie vervoer en toerisme

inzake een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie
(2008/2009(INI))

Rapporteur voor advies: Sérgio Marques

SUGGESTIES

De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie vervoer en toerisme onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  is ingenomen met het besluit van de Commissie om een geïntegreerd maritiem beleid uit te stippelen ten einde het hoofd te bieden aan problemen zoals klimaatverandering (onder meer door de ontwikkeling van maritieme energiecapaciteit), mondialisering, regionale ontwikkeling, mededinging, bescherming van het mariene milieu, maritieme veiligheid en beveiliging, vooral nu hierin vele ideeën van het Parlement zijn overgenomen;

2.  is eveneens ingenomen met de aanbeveling van de Europese Raad van 14 december 2007, waarin hij verklaart dat het maritiem beleid moet worden afgestemd op de uiteenlopende kenmerken van de lidstaten en de maritieme regio's, met name kustgebieden, eilanden en ultraperifere gebieden;

3.  beschouwt de betrokkenheid van regionale en lokale partners als essentieel om van het Europese maritieme beleid een succes te maken; beweert daarom dat de band en de samenwerking tussen de Europese kustregio's moet worden versterkt, door het bevorderen van gecoördineerde strategieën om de ontwikkeling en de concurrentiepositie te versterken en door de verschillende bestuurslagen efficiënter op elkaar aan te sluiten;

4.  juicht het actieplan toe dat de Commissie in haar mededeling over een geïntegreerd maritiem beleid en in de erbij gevoegde documenten (SEC(2007)1278, SEC(2007)1279 en SEC(2007)1280) uiteen heeft gezet (COM(2007)0575), met name de strategie van de Europese Commissie om de gevolgen van de klimaatverandering voor maritieme gebieden en de daarmee samenhangende gevolgen voor het toerisme op te vangen; benadrukt het belang van verdere aanpassingen van die strategie, teneinde rekening te houden met de specifieke kenmerken van de maritieme regio's;

5.  constateert dat het toekomstige maritieme beleid van essentieel belang is voor een positieve toekomstige ontwikkeling van kustgebieden, eilanden en de ultraperifere gebieden van de Europese Unie; wijst erop dat het verbreden van het kader van het maritieme beleid, teneinde daarin een toerismebeleid voor kustgebieden in te passen, een essentiële ontwikkeling zou betekenen voor de ontwikkeling van en de samenhang tussen die regio's;

6.  benadrukt dat regionale autoriteiten en kustgemeenschappen een belangrijke rol zullen spelen bij de tenuitvoerlegging van het nieuwe geïntegreerde maritieme beleid en bij het komende Europese Actieplan van de Commissie inzake maritieme economische activiteiten; benadrukt het belang van een hoogkwalitatieve transportinfrastructuur en benadrukt de positieve gevolgen hiervan voor de levenskwaliteit en de toerismebranche; roept in dit verband alle betrokkenen op efficiënt te werken, teneinde de ontwikkelingsgelden optimaal te benutten;

7.   wijst op de gevolgen van groeiende economische activiteiten en toerisme in kustgebieden voor lokale ecosystemen, die gepaard gaan met een groei van alle vormen van vervoer; is daarom verheugd over de ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid waarmee deze problemen worden aangepakt; verzoekt voorts om betere gegevensverzameling betreffende de maritieme sector en de kustgebieden;

8.  ziet uit naar de publicatie van een reeks richtsnoeren voor de lidstaten over het opstellen van een nationaal geïntegreerd maritiem beleid en de jaarlijkse verslagen van de EU en de lidstaten over de maatregelen die in het kader hiervan zijn getroffen; raadt de EU, de lidstaten en de kustregio's die essentiële kennis in pacht hebben en op dit gebied een belangrijke rol spelen aan hun activiteiten op efficiënte wijze en in het belang van iedereen te coördineren;

9.  kijkt met belangstelling uit naar de publicatie door de Commissie van een stappenplan om de lidstaten te helpen bij het uitstippelen van een maritiem ruimtelijke ordeningsbeleid; wijst op de noodzaak een goede balans te vinden tussen economische, maatschappelijke, territoriale en ecologische overwegingen;

10. spoort de Commissie aan door te gaan met de invoering van een Europese maritieme vervoersruimte zonder hindernissen, geflankeerd door een algemene strategie voor het maritiem vervoer over de periode 2008-2018;

11.  is van mening dat een werkelijk Europese maritieme vervoerszone zonder grenzen vereist dat de kustgebieden, eilanden en de ultraperifere gebieden van de Europese Unie wat ontwikkeling en milieuduurzaamheid betreft veiliger worden gemaakt;

12. wijst erop dat de Europese Unie dankzij de exceptionele maritieme dimensie die de kustgebieden, eilanden en de ultraperifere regio's haar bieden, unieke kansen krijgt op gebieden als innovatie, onderzoek, milieu en biodiversiteit, ontwikkeling van innovatieve maritieme technologieën en andere gebieden, en dat het toekomstige geïntegreerde maritieme beleid deze kansen munt moet slaan uit die kansen; erkent het belang om kenniscentra op te richten en beveelt aan aanmoediging en steun te verlenen aan de reeds in de kustgebieden bestaande universitaire onderzoekscentra;

13. benadrukt, met het oog op de recente ongelukken met olietankers en de daaruit voortvloeiende milieuschade, het belang van duidelijke richtsnoeren inzake de zeevaart en internationale samenwerking die tot doel heeft derde landen aan te moedigen dezelfde of gelijksoortige regels toe te passen;

14. steunt de invoering van een financiering die afgestemd is op een geïntegreerd maritiem beleid en die rekening houdt met de concrete kenmerken van de diverse betrokken regio's;

15. steunt de intentie van de Commissie om het maritieme karakter van Europa te versterken en daarmee het beeld te scheppen van een dynamisch, verantwoordelijk Europa dat zich inzet voor de bescherming en de bevordering van de zeeën, niet alleen in verhouding tot derde landen, maar ook binnen de EU zelf;

16.  wijst op het belang van golfenergie als alternatieve bron van schone energie en verzoekt de Commissie bij toekomstige actieplannen rekening te houden met deze energievorm;

17. moet helaas tot zijn verrassing vaststellen dat de mededeling van de Commissie over het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2008 - COM(2007)0640 F - niet rept van de maatregelen die in 2008 op het gebied van het maritiem beleid moeten worden getroffen, welk verzuim niet te rijmen is met het feit dat de Commissie thans wel een actieplan heeft voor maritiem beleid.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

27.3.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

45

0

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Alfonso Andria, Emmanouil Angelakas, Stavros Arnaoutakis, Jean Marie Beaupuy, Rolf Berend, Victor Boştinaru, Wolfgang Bulfon, Antonio De Blasio, Bairbre de Brún, Petru Filip, Gerardo Galeote, Iratxe García Pérez, Eugenijus Gentvilas, Ambroise Guellec, Pedro Guerreiro, Jim Higgins, Filiz Hakaeva Hyusmenova, Mieczysław Edmund Janowski, Rumiana Jeleva, Gisela Kallenbach, Tunne Kelam, Evgeni Kirilov, Constanze Angela Krehl, Sérgio Marques, Miguel Angel Martínez Martínez, James Nicholson, Markus Pieper, Pierre Pribetich, Wojciech Roszkowski, Elisabeth Schroedter, Grażyna Staniszewska, Dimitar Stoyanov, Margie Sudre, Andrzej Jan Szejna, Kyriacos Triantaphyllides, Lambert van Nistelrooij, Oldřich Vlasák, Vladimír Železný

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Bernadette Bourzai, Jan Březina, Emanuel Jardim Fernandes, Francesco Ferrari, Francisca Pleguezuelos Aguilar, Zita Pleštinská, Samuli Pohjamo, Christa Prets, Richard Seeber

ADVIES van de Commissie visserij (3.4.2008)

aan de Commissie vervoer en toerisme

inzake een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie
(2008/2009(INI))

Rapporteur voor advies: Pedro Guerreiro

SUGGESTIES

De Commissie visserij verzoekt de ten principale bevoegde Commissie vervoer en toerisme onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  wijst erop dat met het oog op "het welzijn van de kustgemeenschappen", en verbetering van het welzijn van de werknemers in de visserijsector er niet voorbij gegaan mag worden aan de zorgwekkende sociaal-economische situatie waarmee deze sector wordt geconfronteerd, met name vanwege het uitblijven van adequate maatregelen die deze sector meer rendabel maken, en zo een waardig bestaansniveau voor de mensen die in deze sector werken moeten garanderen;

2.  is van mening dat bij een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie niet vergeten moet worden dat energielevering en voorziening een van de strategische eisen en doelstellingen is waaraan moet worden voldaan, zonder dat drempelwaarden worden overschreden wat betreft externe afhankelijkheid, en dat duurzame visserij en landbouw belangrijke voedingsbronnen zijn die in het algemeen belang van de Unie moeten worden beschermd;

3.  is van mening dat de belangrijkste doelstelling van het geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie op het gebied van de visserij moet zijn de bevordering van de modernisering en de duurzame, evenwichtige en rechtvaardige ontwikkeling van deze bedrijfstak in de hele Unie, waarbij de sociaal-economische levensvatbaarheid en de duurzaamheid van de visserijbestanden wordt verzekerd en de voedselonafhankelijkheid en -veiligheid, de levering van vis aan het publiek, het behoud van arbeidsplaatsen en de verbetering van de levensomstandigheden van de vissers worden gewaarborgd;

4.  is van mening dat het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) noch de duurzaamheid van de mariene hulpbronnen, noch de economische levensvatbaarheid van de vissersvloten en de Europese kustgemeenschappen tot nog toe op de juiste wijze heeft gediend, en dat er dus een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie ontwikkeld moet worden waarmee voorkomen kan worden dat er in het GVB gebreken ontstaan als overcentralisatie en de onmogelijkheid om rekening te houden met de regionale diversiteit van de wateren binnen de Europese Unie;

5.  verzoekt om een gemeenschappelijke benadering van alle lidstaten voor het opruimen van niet-ontplofte munitie die door vissersschepen is opgevist en na markering weer in zee is gegooid;

6.  meent dat het scheppen van 'meer en betere banen' in de maritieme sector, en met name in de visserij-industrie, ook afhankelijk is van de garantie van een redelijk en voldoende inkomen, behoorlijke arbeidsomstandigheden (met inbegrip van gezondheid en veiligheid) en toegang tot scholing voor mensen die in de bedrijfstak werken;

7.  verzoekt om een onderzoek naar de huidige mechanismen bij de prijsbepaling bij de eerste verkoop, en de wijze waarop deze mechanismen kunnen bijdragen aan een evenwichtig inkomen van de mensen die in de bedrijfstak werken, zonder de prijzen voor de consument te verhogen;

8.  verzoekt de lidstaten om de diploma's van het middelbaar beroepsonderwijs van de afzonderlijke landen voor kapiteins en mecaniciens op vissersboten wederzijds te erkennen;

9.  herhaalt dat er mechanismen moeten worden ingevoerd voor financiële ondersteuning of compensatie van vissers die getroffen worden door de sociaal-economische repercussies van programma's voor herstel van visbestanden of maatregelen ter bescherming van ecosystemen, in het bijzonder in achtergestelde regio's en gemeenschappen en in de ultraperifere regio's;

10. verzoekt de Commissie, in het licht van de noodzaak om adequate financiële middelen voor het geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie vast te stellen, nader aan te geven wat zij bedoelt met een 'degelijke financiële basis', en uitgaande van het principe dat nieuwe prioriteiten nieuwe financiële middelen vergen, spreekt zich uit tegen het idee dat dit beleid gefinancierd zou moeten worden uit het GVB;

11. bevestigt dat het wetenschappelijk onderzoek naar de visserijsector in de verschillende lidstaten meer steun nodig heeft, met name op grond van het zevende kaderprogramma inzake onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie;

12. verzoekt om communautaire steun voor efficiënte maatregelen die moeten zorgen voor adequate middelen voor het evacueren, ondersteunen en redden van scheepsbemanningen;

13. verzoekt om steun voor installatie en modernisering van de instrumenten van de lidstaten voor bewaking, onderzoek en controle van de exclusieve economische zones;

14. benadrukt dat het geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie is gebaseerd op een model voor samenwerking tussen de lidstaten en dat de uitwerking en goedkeuring van hun eigen nationaal maritiem beleid, en de verschillende componenten hiervan, tot de bevoegdheid horen van de lidstaten, zoals de Commissie zelf onderstreept.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

3.4.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

25

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Elspeth Attwooll, Marie-Hélène Aubert, Luis Manuel Capoulas Santos, Paulo Casaca, Zdzisław Kazimierz Chmielewski, Emanuel Jardim Fernandes, Carmen Fraga Estévez, Duarte Freitas, Ioannis Gklavakis, Alfred Gomolka, Pedro Guerreiro, Heinz Kindermann, Rosa Miguélez Ramos, Philippe Morillon, Seán Ó Neachtain, Willi Piecyk, Catherine Stihler, Margie Sudre, Daniel Varela Suanzes-Carpegna, Cornelis Visser

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Ole Christensen, Josu Ortuondo Larrea, Raül Romeva i Rueda, Thomas Wise

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Ilda Figueiredo, Willem Schuth

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

8.4.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

42

0

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Inés Ayala Sender, Paolo Costa, Michael Cramer, Luis de Grandes Pascual, Petr Duchoň, Saïd El Khadraoui, Emanuel Jardim Fernandes, Francesco Ferrari, Brigitte Fouré, Mathieu Grosch, Georg Jarzembowski, Stanisław Jałowiecki, Timothy Kirkhope, Dieter-Lebrecht Koch, Jaromír Kohlíček, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Sepp Kusstatscher, Bogusław Liberadzki, Eva Lichtenberger, Marian-Jean Marinescu, Erik Meijer, Robert Navarro, Seán Ó Neachtain, Josu Ortuondo Larrea, Willi Piecyk, Luís Queiró, Reinhard Rack, Gilles Savary, Brian Simpson, Ulrich Stockmann, Silvia-Adriana Ţicău, Yannick Vaugrenard, Lars Wohlin, Roberts Zīle

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Philip Bradbourn, Pedro Guerreiro, Zita Gurmai, Lily Jacobs, Elisabeth Jeggle, Anne E. Jensen, Jelko Kacin, Corien Wortmann-Kool

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Samuli Pohjamo