VERSLAG over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van een Protocol tussen de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend

9.6.2008 - (COM(2006)0754 – C6‑0090/2008 – 2006/0252(CNS)) - *

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur: Ewa Klamt

Procedure : 2006/0252(NLE)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0247/2008
Ingediende teksten :
A6-0247/2008
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van een Protocol tussen de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend

(COM(2006)0754 – C6‑0090/2008 – 2006/0252(CNS))

(Medebeslissingsprocedure)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel voor een besluit van de Raad (COM(2006)0754),

–   gezien het Protocol tussen de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend,

–   gelet op artikel 63, punt 1, onder a) en artikel 300, lid 2, eerste alinea, van het EG-Verdrag,

–   gelet op artikel 300, lid 3, eerste alinea, van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6‑0090/2008),

–   gezien het advies van de Commissie juridische zaken inzake de voorgestelde rechtsgrondslag,

–   gelet op artikel 51, artikel 83, lid 7 en artikel 35 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6‑0247/2008),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het voorstel voor een besluit van de Raad, als geamendeerd door het Parlement, alsmede aan de sluiting van het Protocol;

2.  behoudt zich het recht voor zijn prerogatieven te verdedigen die hem bij het Verdrag zijn verleend;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van het Vorstendom Liechtenstein.

Amendement  1

Voorstel voor een besluit van de Raad

Visum 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, punt 1, onder a), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, punt 1, onder a), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, tweede alinea,

Amendement  2

Voorstel voor een besluit van de Raad

Visum 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien de instemming van het Europees Parlement,

TOELICHTING

1. Het Protocol bij de Dublin/Eurodac-acquis-Overeenkomst

De doelstelling van dit Protocol is om Liechtenstein deelgenoot te maken van het werk van de EU op het terrein van het Dublin/Eurodac-acquis door de toetreding van Liechtenstein tot de Dublin/Eurodac-Overeenkomst met Zwitserland[1] via een protocol. Bij brief van 12 oktober 2001 gaf Liechtenstein reeds te kennen dat het naast Zwitserland overeenkomstsluitende partij wenst te worden bij een eventuele Overeenkomst inzake deelneming aan het Schengen- en Dublinacquis omdat er tussen Liechtenstein en Zwitserland reeds sinds decennia vrij verkeer van personen bestaat. Liechtenstein werd echter niet betrokken bij de onderhandelingen met Zwitserland omdat er tussen de Europese Gemeenschap en Liechtenstein geen overeenkomst bestaat betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden. De Europese Gemeenschap en Liechtenstein sloten later een dergelijke belastingovereenkomst, die sinds 1 juli 2005 van kracht is.

Aangezien Liechtenstein toetreedt tot de Dublin/Eurodac-Overeenkomst met Zwitserland zal het dezelfde rechten en plichten hebben als Zwitserland. Liechtenstein moet het Dublin/Eurodac-acquis en de ontwikkeling ervan zonder enige uitzondering aanvaarden. Bij de aanneming van nieuwe besluiten of maatregelen heeft Liechtenstein, indien de inhoud van dergelijke besluiten of maatregelen voor Liechtenstein slechts bindend kan worden nadat aan grondwettelijke verplichtingen (een referendum) is voldaan, een wachttijd van 18 maanden om de nieuwe Dublin/Eurodac-regeling[2] aan te nemen en uit te voeren. In de tussentijd past Liechtenstein echter, indien mogelijk, de inhoud van het betrokken besluit of de betrokken maatregel voorlopig toe.

Liechtenstein wordt tevens lid van het gemengd comité.

2. Rechtsgrondslag

De Commissie stelt voor het Protocol gebaseerd op artikel 63, punt 1, onder a) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, aan te nemen. Overeenkomstig artikel 300, lid 3, eerste alinea van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt het Europees Parlement geraadpleegd over de sluiting van het Protocol.

Bij brief van 21 maart 2007 verzocht de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, overeenkomstig artikel 35, lid 2 van het Reglement van het Europees Parlement, de Commissie juridische zaken om advies over het voorstel voor de rechtsgrondslag. Aangezien de oprichting van de gezamenlijke/gemengde comités inhoudt dat een organisatiestructuur moet worden opgezet met de bevoegdheid om bindende besluiten te nemen over de overeenkomstsluitende partijen, met name met betrekking tot het in stand houden van de Overeenkomst en de geschillenbeslechting en rekening houdend met de als gevolg van het Protocol gerealiseerde uitbreiding van de gezamenlijke/gemengde comités door de toetreding van Liechtenstein als overeenkomstsluitende partij, besloot de Commissie juridische zaken tijdens de vergadering van 11 juni 2007 aan te bevelen dat de rechtsgrond moest worden gewijzigd zodat werd verwezen naar de tweede alinea van artikel 300, lid 3 van het EG-Verdrag, waarin niet slechts de raadpleging maar tevens de instemming van het Europees Parlement wordt vereist.

3. Standpunt van de rapporteur

De rapporteur onderschrijft de sluiting van het Protocol en adviseert om hiermee in te stemmen.

De rapporteur is van mening dat het Europees Parlement in het vervolg echter nauwkeuriger moet worden geïnformeerd over lopende internationale onderhandelingen, zodat het zijn bevoegdheden kan benutten.

  • [1]  Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, getekend op 26 oktober 2004. Artikel 15 van deze Overeenkomst biedt de mogelijkheid dat Liechtenstein via een protocol tot deze Overeenkomst toetreedt.
  • [2]  Noorwegen had 6 maanden, IJsland 4 weken, Zwitserland 24 maanden om het toekomstige Dublin/Eurodac-acquis aan te nemen en uit te voeren.

ADVIES VAN DE COMMISSIE JURIDISCHE ZAKEN OVER DE RECHTSGRONDSLAG

De heer Jean-Marie Cavada

Voorzitter

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

BRUSSEL

Betreft:  Advies inzake de rechtsgrondslag van het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening van een Protocol tussen de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (COM(2006)07542006/0252(CNS))[1]

Geachte heer Cavada,

Bij schrijven van 21 maart 2007 hebt u, overeenkomstig artikel 35, lid 2 van het Reglement, de Commissie juridische zaken verzocht de geldigheid en juistheid van de rechtsgrondslag van bovengenoemd Commissievoorstel na te gaan.

De commissie behandelde dit punt op haar vergadering van 11 juni 2007.

In uw schrijven wees u erop dat het Parlement op 13 oktober 2005 zijn goedkeuring verleende voor de sluiting van een overeenkomst met Zwitserland inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, gelet op het advies van de Juridische Commissie, die van oordeel was dat artikel 300, lid 3 van het EG-Verdrag de juiste rechtsgrondslag was.

De onderhavige voorstellen betreffen de sluiting van een protocol bij de overeenkomst met Zwitserland met het oog op de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de overeenkomst.

De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken wijst erop dat de toetreding van Liechtenstein al in de overeenkomst zelf is opgenomen, namelijk in artikel 15 van de Eurodac/Dublin-overeenkomst met Zwitserland.

De commissie wijst er voorts op dat de instemming van het Parlement opnieuw aan de orde is doordat volgens het protocol de gemengde comités moeten worden uitgebreid met delegaties van Liechtenstein. Daar komt nog bij dat de comités een besluitvormende rol met betrekking tot het protocol spelen.

De commissie wijst de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken erop dat dezelfde juridische argumenten voor artikel 300, lid 3, tweede alinea (instemming) als rechtsgrondslag in plaats van artikel 300, lid 3, eerste alinea (raadpleging) evenzeer op het protocol van toepassing kunnen zijn als op de overeenkomst zelf.

Relevante bepalingen van het EG-Verdrag

Artikel 300, lid 3

3. Behalve in het geval van de in artikel 133, lid 3, bedoelde akkoorden, sluit de Raad de akkoorden na raadpleging van het Europees Parlement, ook wanneer het akkoord betrekking heeft op een gebied waarvoor de procedure van artikel 251 of van artikel 252 vereist is wat de aanneming van interne voorschriften betreft. Het Europees Parlement brengt advies uit binnen de termijn die de Raad naar gelang van de urgentie kan vaststellen. Indien er binnen die termijn geen advies is uitgebracht, kan de Raad een besluit nemen.

In afwijking van het bepaalde in de vorige alinea, worden akkoorden zoals bedoeld in artikel 310, andere akkoorden die een specifiek institutioneel kader in het leven roepen door het instellen van samenwerkingsprocedures, akkoorden die aanzienlijke gevolgen hebben voor de Gemeenschapsbegroting en akkoorden die een wijziging behelzen van een volgens de procedure van artikel 251 aangenomen besluit, gesloten nadat het Europees Parlement zijn instemming heeft gegeven.

Beoordeling

Waar het om gaat is de vraag of de onderhavige overeenkomst een specifiek institutioneel kader door het instellen van samenwerkingsprocedures vormt.

Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie[2] moet de keuze van de rechtsgrondslag van een Gemeenschapshandeling berusten op objectieve gegevens die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn. Tot die gegevens behoren met name het doel en de inhoud van de handeling.

De voorstellen betreffen de ondertekening van een protocol inzake de toetreding van Liechtenstein tot een reeds met de Zwitserse Bondsstaat gesloten overeenkomst.

Ofschoon het Hof van Justitie zich nog moet buigen over vraag wat het begrip "specifiek institutioneel kader" in het kader van de tweede alinea van artikel 300, lid 3 precies inhoudt, staat de Juridische Commissie op het standpunt dat voor de sluiting van de overeenkomst zelf instemming van het Parlement vereist is aangezien daarmee duidelijk een "specifiek institutioneel kader" wordt ingesteld (de betrokken gemengde comités gaan gepaard met een organisatorische structuur die voor de partijen bij de overeenkomst bindende besluiten kan nemen, met name met betrekking tot de instandhouding van de overeenkomst en de beslechting van geschillen).

Voorts zij opgemerkt dat een protocol in het algemeen dezelfde rechtsgrondslag heeft als de overeenkomst waaraan het gehecht is.

Tenslotte zal het institutioneel kader zelf bij sluiting van het protocol formeel gewijzigd worden doordat de gemengde comités worden uitgebreid met vertegenwoordigers van Liechtenstein. In zoverre zullen de ontwerpbesluiten leiden tot wijziging van het "specifiek institutioneel kader" dat met de overeenkomst is ingesteld, en daarom moet naar de tweede alinea van artikel 300, lid 3 worden verwezen.

Conclusie

Gelet op het voorafgaande komt de commissie tot de slotsom dat de ontwerpbesluiten zullen leiden tot wijziging van het met de overeenkomst ingestelde "specifiek institutioneel kader", waarmee de voorgestelde protocollen onlosmakelijk verbonden zijn.

Op haar vergadering van 11 juni 2007 besloot de Commissie juridische zaken met algemene stemmen[3] aan te bevelen dat de rechtsgrondslag wordt veranderd in artikel 300, lid 3, tweede alinea van het EG-Verdrag, zodat instemming in plaats van raadpleging van het Parlement vereist is.

Hoogachtend,

Giuseppe Gargani

  • [1]  Nog niet in het PB gepubliceerd
  • [2]  Zie zaak C-338/01 Commissie tegen Raad [2004] Jurisprudentie I-7829, par. 54; zaak C-211/01 Commissie tegen Raad [2003] Jurisprudentie I-8913, par. 38; zaak 62/88 Griekenland tegen Raad [1990] Jurisprudentie I-01527, par. 62.
  • [3]  Bij de eindstemming waren aanwezig: Cristian Dumitrescu (waarnemend voorzitter), Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (ondervoorzitter), Manuel Medina Ortega (rapporteur voor advies), Carlo Casini, Janelly Fourtou, Luis de Grandes Pascual, Kurt Lechner, Klaus-Heiner Lehne, Antonio Masip Hidalgo, Hans-Peter Mayer, Michel Rocard, Aloyzas Sakalas, Gabriele Stauner, Diana Wallis, Jaroslav Zvěřina en Tadeusz Zwiefka.

PROCEDURE

Titel

Toetreding van Liechtenstein tot de overeenkomst EG/Zwitserland over de vraag welk land verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielaanvraag die wordt ingediend in een lidstaat of in Zwitserland

Document- en procedurenummers

COM(2006)0754 – C6-0090/2008 – 2006/0252(CNS)

Datum raadpleging EP

28.2.2008

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

LIBE

13.3.2008

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Ewa Klamt

19.12.2006

 

 

Betwisting rechtsgrondslag

       Datum JURI-advies

JURI

11.6.2007

 

 

 

Behandeling in de commissie

28.2.2007

28.2.2007

6.5.2008

29.5.2008

Datum goedkeuring

29.5.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

37

0

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Alexander Alvaro, Emine Bozkurt, Philip Bradbourn, Mihael Brejc, Kathalijne Maria Buitenweg, Michael Cashman, Giusto Catania, Jean-Marie Cavada, Carlos Coelho, Panayiotis Demetriou, Gérard Deprez, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Bárbara Dührkop Dührkop, Claudio Fava, Armando França, Urszula Gacek, Patrick Gaubert, Jeanine Hennis-Plasschaert, Lívia Járóka, Ewa Klamt, Stavros Lambrinidis, Henrik Lax, Roselyne Lefrançois, Claude Moraes, Martine Roure, Csaba Sógor, Manfred Weber, Tatjana Ždanoka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Edit Bauer, Simon Busuttil, Genowefa Grabowska, Sophia in ‘t Veld, Syed Kamall, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Marian-Jean Marinescu, Marianne Mikko, Bill Newton Dunn, Nicolae Vlad Popa

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Manolis Mavrommatis

Datum indiening

9.6.2008