VERSLAG over stabilisering van Afghanistan: uitdagingen voor de EU en de internationale gemeenschap

26.6.2008 - (2007/2208(INI))

Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: André Brie
Rapporteur voor advies(*):Jürgen Schröder, Commissie ontwikkelingssamenwerking
(*) Medeverantwoordelijke commissies – artikel 47 van het Reglement

Procedure : 2007/2208(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0269/2008

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over stabilisering van Afghanistan: uitdagingen voor de EU en de internationale gemeenschap

(2007/2208(INI))

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar de vele voorgaande resoluties en, meest recentelijk, zijn resolutie van 18 januari 2006[1],

–   gezien de Afghanistan Compact, waarover overeenstemming is bereikt op de conferentie van Londen van 1 februari 2006, en de erkenning door de Afghaanse regering en de internationale gemeenschap dat voor het succes van het Compact stevige afspraken op het gebied van politiek, financiën en veiligheid vereist zijn om binnen de afgesproken tijd aan de maatstaven te voldoen, waarbij het succes van het Compact afhangt van een effectief coördinatie- en controlesysteem,

–   gezien de verklaring van de staatsleiders van de landen die bijdragen aan de International Security Assistance Force (ISAF)-missie in Afghanistan tijdens de NAVO-top van 3 april 2008 in Boekarest,

–   gezien het verslag van de secretaris-generaal van de VN, voorgelegd op 21 september 2007, over 'De situatie in Afghanistan en de implicaties hiervan voor de internationale vrede en veiligheid',

–   gezien de nationale drugsbestrijdingsstrategie van de regering van Afghanistan, gelanceerd tijdens de conferentie van Londen in januari 2006,

–   gezien de aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad van 25 oktober 2007 betreffende de productie van opium voor medische doeleinden in Afghanistan[2],

–   gezien alle relevante conclusies van de Raad, met name die van 10 maart, 29 april en 26-27 mei 2008,

–   gezien het gemeenschappelijk optreden 2007/369/GBVB van de Raad van 30 mei 2007 inzake de totstandbrenging van de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan (EUPOL AFGHANISTAN)[3] en het gemeenschappelijk optreden 2007/733/GBVB van de Raad van 13 november 2007 tot wijziging van gemeenschappelijk optreden 2007/369/GBVB[4],

–   gezien de aanvaarding van de begroting van de Europese Unie voor 2008,

–   gezien het nationaal indicatief programma van de Commissie, dat 610 mln EUR reserveert voor de Islamitische Republiek Afghanistan voor de begrotingsjaren 2007‑2010,

–   gezien het bezoek van de delegatie van het Afghaanse Parlement (Wolesi Jirga) aan het Europees Parlement van 26 tot 30 november 2007,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A6-0269/2008),

A. overwegende dat Afghanistan zich op een keerpunt bevindt, zoals blijkt uit het toenemende aantal terroristische acties en gewelddadig oproer, een ernstig verslechterende veiligheidssituatie en de verhoogde opiumproductie; overwegende dat ondanks de inspanningen van de internationale gemeenschap en het gedeeltelijke succes op het gebied van de civiele wederopbouw, de levensomstandigheden van aanzienlijke delen van de Afghaanse bevolking niet zijn verbeterd; overwegende dat op korte termijn actie moet worden ondernomen tegen de dreiging waarmee Afghanistan wordt geconfronteerd, maar dat langetermijnoplossingen slechts door uitgebreide bestuursverbeteringen en versterking van de staat kunnen worden bereikt,

B.  overwegende dat de regering van president Hamid Karzai de macht uitoefent in een derde deel van het Afghaanse grondgebied en dat dit gebied drie maal zo groot is als het grondgebied dat door de Taliban wordt beheerst,

C. overwegende dat de Verenigde Staten – met steun van het Verenigd Koninkrijk – Operation Enduring Freedom is begonnen op 7 oktober 2001; overwegende dat vier andere EU-lidstaten – de Tsjechische Republiek, Frankrijk, Polen en Roemenië – tot de coalitiemacht behoren die aan de operatie deelnemen; overwegende dat behalve Cyprus en Malta alle EU-lidstaten met in totaal meer dan 21.500 troepen aan de door de NATO geleide ISAF-missie meedoen; overwegende dat de eerste provinciale wederopbouwteams (PRT's) aan het eind van 2001 zijn begonnen en er momenteel ongeveer 25 PRT's in het gehele land opereren,

D. overwegende dat de militaire activiteiten van de Taliban geen direct gevaar opleveren voor de Afghaanse soevereiniteit en dat hun hoofddoel is het zaaien van onenigheid tussen de NAVO-bondgenoten en het creëren van de indruk dat het onmogelijk is vrede te brengen in de regio, met als resultaat dat de uitzending van nieuwe NAVO-strijdkrachten naar Afghanistan is uitgesteld,

E.  overwegende dat er een grote discrepantie bestaat tussen de hoeveelheid geld die de internationale gemeenschap uitgeeft aan militaire operaties enerzijds, en wederopbouw en humanitaire hulp anderzijds,

F.  overwegende dat meer dan de helft van de inwoners van Afghanistan onder de armoedegrens leeft en dat de economie van het land een van de zwakste in de wereld is met een werkeloosheidscijfer van 40%,

G. overwegende dat de Afghaanse gezondheidszorgsector de eerste veelbelovende resultaten begint te vertonen, zoals een daling van 24% in de kindersterfte sinds de val van de Taliban, een hoger aantal baby’s die ouder worden dan 1 jaar en een hoger percentage Afghanen met directe toegang tot de eerstelijnszorg,

H. overwegende dat het Afghaanse onderwijssysteem de eerste tekenen van positieve ontwikkelingen laat zien zoals een groeiend aantal kinderen – vooral meisjes –, studenten en leraren die weer naar school zijn gegaan, het voortdurend herstel van basisscholen en de scholing voor leraren,

I.   overwegende dat er weliswaar geen officiële cijfers zijn van het aantal doden onder de burgers van Afghanistan, maar dat volgens het rapport van de secretaris-generaal van de VN van 6 maart 2008 over de situatie in Afghanistan 'in 2007 het aantal verzets- en terroristische acties sterk is toegenomen ten opzichte van het jaar daarvoor, in 2007 gemiddeld 566 incidenten per maand werden gemeld, in vergelijking met 425 gemiddeld per maand in het voorafgaande jaar, en van de meer dan 8 000 aan het conflict gerelateerde doden in 2007 meer dan 1 500 burgers waren', het hoogste aantal slachtoffers sinds de omverwerping van de Taliban in 2001,

J.   overwegende dat de nieuwe Afghaanse grondwet de volledige vrijheid van godsdienst niet waarborgt, omdat ontrouw aan de Islam nog steeds een strafbaar feit is,

K. overwegende dat de Gemeenschappelijke coördinatie- en bewakingsraad voor Afghanistan die op 5 en 6 februari 2008 in Tokio bijeen is gekomen, was begonnen met de voorbereiding van een internationale conferentie om onderzoek te doen naar de vooruitgang bij de uitvoering van het plan dat door de conferentie van Londen van 2006 is aangenomen (het Afghanistan Compact),

L.  overwegende dat het onderzoek met de titel "Afghanistan Opium Winter Rapid Assessment Survey" van 2008 (uitgevoerd door het VN-Bureau voor drugs- en misdaadbestrijding) de trends van het onderzoek van 2007 bevestigt, dat stelde dat het aantal opiumvrije provincies in het noorden en midden van het land kan toenemen, maar dat de teelt in het zuiden en westen waarschijnlijk zal stijgen; overwegende dat het onderzoeksrapport uit 2007 enerzijds opnieuw de misvatting weergeeft dat provincies met weinig of geen papaverteelt "opiumvrij" zijn, maar anderzijds de nadruk legt op het verband tussen onveiligheid en de productie van narcotica; overwegende dat de vernietiging van de oogst, afgrendeling van gebieden (hetgeen veel complexer is dan alleen het oppakken van handelaars) en ontwikkeling (alternatieve middelen van bestaan) de belangrijkste instrumenten van het drugsbestrijdingsbeleid zijn,

1.  is van mening dat het land, ten gevolg van de geschiedenis van de voorbij 30 jaar, die werden gekenmerkt door de Sovjet-bezetting, de strijd tussen de verschillende Mujahideen-groeperingen en de onderdrukking onder het bewind van de Taliban, begonnen is met een belangrijk en gecompliceerd wederopbouwproces van zijn samenleving en door moet gaan met het versterken van zijn instellingen en het voorzien in de elementaire behoeften van zijn burgers op de gebieden onderwijs, huisvesting, gezondheid, voedsel en openbare veiligheid; is verheugd over de inspanningen die de Afghaanse bevolking zich sinds 2002 heeft getroost en de vooruitgang die is geboekt bij het tot stand brengen van een rechtsstaat en democratie, en bij het creëren van stabiliteit;

2.  is ervan overtuigd dat het land een testcase voor internationale ontwikkelingshulp en de bilaterale en multilaterale ontwikkelingssamenwerking is geworden; benadrukt dat de internationale gemeenschap met de Afghaanse regering en het Afghaanse volk moet blijven samenwerken om te laten zien dat zij in staat is de vicieuze cirkel van geweld en armoede te doorbreken en het land het vooruitzicht op een duurzame vrede en ontwikkeling te bieden; roept de Raad en de Commissie op een initiatief voor te stellen voor een internationale raad waarin de belangrijkste donoren en VN-organisaties zijn verenigd, eventueel onder leiding van de VN-missie in Afghanistan en gebaseerd op het beginsel van de VN-commissie voor vredesopbouw, om de verschillende inspanningen voor wederopbouw in Afghanistan te harmoniseren;

3.  vestigt de aandacht op de blijvende gevolgen van de oorlogen die in het land hebben plaatsgevonden, de miljoenen slachtoffers, de gehandicapten, de vluchtelingen en ontheemden, en de materiële kosten die het gevolg zijn van de verwoesting van vrijwel de gehele hoofdinfrastructuur;

4.  is verheugd over de inspanningen van de Afghaanse bevolking en instellingen en de vooruitgang die zij sinds 2002 hebben geboekt op weg naar de opbouw van de rechtsstaat en democratie en in hun streven naar stabiliteit; is van mening dat deze successen uitermate belangrijk zijn gezien de structurele wetteloosheid en het gebrek aan eerbiediging van de menselijke waardigheid die het Afghanistan onder het Sovjet- en Talibanregime kenmerkten;

5.  meent in het bijzonder dat de massale opkomst tijdens de verschillende verkiezingen in het land aantoont dat de Afghaanse mannen en vrouwen willen helpen een land op te bouwen dat is gebaseerd op de beginselen van actieve en participerende democratie; benadrukt dat deze verkiezingen een voorbeeld zijn geweest zowel in regionaal verband als voor ontwikkelingslanden die zijn verwikkeld in ernstige gewapende conflicten;

6.  benadrukt dat de Afghaanse instellingen tegen alle vormen van corruptie moeten blijven vechten en effectieve beleidsmaatregelen moeten invoeren ter verbetering van de sociale voorwaarden van de bevolking;

7.  merkt op dat de EU in Afghanistan hoofdzakelijk bekend staat als een humanitaire organisatie, maar meent dat er ook een beeld nodig is van een EU met meer politieke invloed en verzoekt de Commissie derhalve om, indachtig de natuurlijke soevereiniteit van het Afghaanse volk, voorstellen te doen voor strategieën die erop gericht zijn de zichtbaarheid van de EU te vergroten wanneer zij het burgerlijke, politieke en bureaucratische apparaat in staat stelt zijn werk te blijven doen totdat op het niveau van de regering een periode van meer stabiliteit en duurzaamheid intreedt;

8.  benadrukt dat de internationale gemeenschap haar inspanningen voor het leveren van efficiënte en duurzame hulp aan burgers beter moet coördineren; verzoekt derhalve tevens om een evenwichtige begroting waarbij voldoende middelen worden toegewezen voor de civiele wederopbouw en humanitaire hulp, aangezien het creëren van veiligheid en respect voor de rechtsstaat van centrale betekenis zijn;

9.  benadrukt dat er een belangrijke versterking van de politieke wil en engagement nodig is die niet alleen gevolgd moet worden door de bereidheid extra gevechtstroepen te leveren voor de moeilijkste gebieden, zonder nationale voorbehouden, maar ook door dringende en sterkere inspanningen voor de civiele wederopbouw, teneinde de tot nu toe behaalde resultaten te consolideren en het vertrouwen van de Afghaanse bevolking duurzaam en voor de lange termijn te herstellen; is in het bijzonder van mening dat "Operation Enduring Freedom" als contraproductief kan worden gezien wanneer de militaire druk op de opstandelingen niet samengaat met een versterking van het politieke proces door middel waarvan de Afghaanse autoriteiten alle lagen van de bevolking probeert te bereiken die de grondwet erkennen en de wapens neerleggen; merkt in dit opzicht eveneens op dat de humanitaire gemeenschap – VN en niet-gouvernementele organisaties – de coördinatie moet verbeteren, ad-hoc initiatieven moet vermijden en draaiboeken voor noodsituaties en rampenplannen moet ontwikkelen;

10. benadrukt dat de Europese Unie de ervaring en expertise van haar missies en die van lidstaten die al een militaire of civiele aanwezigheid op Afghaans grondgebied hebben, te gebruiken in het proces van de stabilisatie en wederopbouw van Afghanistan;

11. steunt de inspanningen van de NAVO-troepen om de veiligheid in het land te verbeteren en het plaatselijke en internationale terrorisme aan te pakken, en is van mening dat de aanwezigheid van deze troepen essentieel is om de toekomst van het land veilig te stellen;

12. dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan steun te verlenen aan de inspanningen voor de bestrijding van terrorisme, religieus extremisme, etnisch extremisme, etnisch separatisme en alle acties die gericht zijn op het ondermijnen van de territoriale integriteit, de eenheid van de staat en de nationale soevereiniteit van Afghanistan;

13. vraagt aandacht voor het idee dat de EU en haar lidstaten Afghanistan moet helpen bij de opbouw van een eigen staat met democratische instellingen die in staat zijn de nationale soevereiniteit, de eenheid van de staat, de territoriale integriteit, de duurzaamheid van de economische ontwikkeling en de welvaart van de bevolking van Afghanistan te waarborgen en de historische, religieuze, spirituele en culturele tradities van alle etnische en religieuze gemeenschappen die zich op Afghaans grondgebied bevinden, te respecteren;

14. merkt op dat de behoeften voor nieuwe ontwikkeling in heel Afghanistan groot zijn, maar dat de verdeling van de hulp en de veiligheid buitengewoon problematisch is in het gebied dat door de Pathanen wordt beheerst en verzoekt derhalve vaart te zetten achter de wederopbouwactiviteiten in Zuid-Afghanistan;

15. vraagt aandacht voor het feit dat de EU Europese investeerders moet aanmoedigen en helpen betrokken te raken bij de wederopbouw van Afghanistan en om ter plaatse aanwezig te zijn en nieuwe bedrijven op te zetten;

16. wijst erop dat herstel van de veiligheid en de opbouw van een goed functionerende staat de grootste problemen voor het land zijn; merkt op dat de Afghaanse veiligheidsproblemen complexer zijn dan alleen een ‘war on terror’ en er meer dan alleen een militaire oplossing nodig is; wijst erop dat veiligheid een voorwaarde vormt voor de rechtsstaat, die op zijn beurt een sfeer creëert die bevorderlijk is voor de menselijke ontwikkeling en dat het versterken van de rechtsstaat noodzakelijk is om de burgers van het land in staat te stellen sociaal-economische keuzes te maken waardoor ze een zinvol en gezond leven kunnen hebben, wanneer dit wordt aangevuld met maatregelen die zijn gericht op het herstellen van een goed functionerende staat teneinde de rechtsstaat te beschermen, de toegang tot publieke basisvoorzieningen veilig te stellen en gelijke kansen voor zijn burgers te waarborgen;

17. verwelkomt de afspraak uit het Afghanistan Compact te werken naar een stabiel en welvarend Afghanistan, met goed bestuur en goede bescherming van de mensenrechten voor iedereen krachtens de rechtsstaat; is van mening dat het Compact, bij gebrek aan duidelijke prioriteiten of een volgordebepaling, richtsnoeren had moeten verstrekken voor het bereiken van deze ambitieuze doelen en benadrukt daarom dat donoren ervoor moeten zorgen dat hun programma’s in overeenstemming zijn met deze prioriteiten en dat de toegewezen middelen op passende wijze en effectief worden uitgegeven;

18. benadrukt dat er dringend behoefte is aan een evenwichtige en duurzame aanpak van de hervorming van de veiligheidssector, die tot een professioneel nationaal leger en een professionele nationale politiemacht leidt; benadrukt dat er hoognodig in het Afghaanse rechtssysteem geïnvesteerd moet worden en dat het dringend noodzakelijk is de focus te leggen op de uitbreiding van de capaciteit en de bekwaamheid;

19. vraagt aandacht voor het feit dat het resultaat van de inspanningen van de laatste vijf jaar ter hervorming van het politieapparaat, ondanks enkele tot nu toe behaalde successen, in het algemeen teleurstellend is geweest, en dat dit wijst op ernstige ontoereikendheid van de internationale gemeenschap op het vlak van institutionele opbouw; verzoekt de internationale gemeenschap in het algemeen en de politiemissie van de EU in het bijzonder door te gaan met het ontwikkelen van Afghanistan's eigen politiemacht, gekenmerkt door eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat;

20. vraagt aandacht voor het feit dat het mandaat van EUPOL onder andere betrekking heeft op acties voor steun aan koppeling van politie en de rechtsstaat, en roept de Raad en de Commissie daarom op hun respectieve activiteiten nauw te blijven coördineren om het EU‑beleid coherenter en efficiënter te maken; meent dat het evenzeer belangrijk is dat de EU aanzienlijk meer middelen toekent aan EUPOL, zowel op financieel als op personeelsgebied; wijst er op dat een grondige hervorming van het ministerie van Binnenlandse Zaken een 'must' is en dat dit in eerste instantie een politieke opgave is en veel minder een technische kwestie, in die zin dat zonder deze hervorming de politiehervorming tot mislukken gedoemd is, en hecht in dit verband groot belang aan een andere EUPOL-doelstelling, namelijk 'het controleren, begeleiden, adviseren en opleiden van regio's en provincies op het niveau van het ministerie van Binnenlandse Zaken'; betuigt zijn steun aan het programma van 2,5 miljoen EUR dat het Stabiliteitsinstrument heeft toegewezen voor de hervorming van de benoemingsprocedure voor rechters en aanklagers en verwacht dat dit proefproject zal bijdragen aan de ontwikkeling van een belangrijk hervormingsprogramma voor het justitieapparaat voor de lange termijn voor 2009;

21. vraagt aandacht voor het feit dat de EUPOL-missie meer dan tien maanden na de lancering op 15 juni 2007 nog niet op volle sterkte is en merkt op dat zelfs nadat de missie volledig is ingezet deze slechts uit 195 personeelsleden bestaat die toezicht houden op beslissingen die in Kabul en in provinciale centra op hoog niveau worden genomen; houdt rekening met de recente verklaring van de Afghaanse minister van Buitenlandse Zaken dat er in het land dringend 700 extra opleiders nodig zijn en dat dit tekort een situatie in de hand heeft gewerkt waarin er beduidend meer doden vallen onder politieagenten dan onder militairen; wijst erop dat de Duitse regering heeft aangegeven haar bijdrage te willen verhogen van 60 naar 120 opleiders als andere EU-landen vergelijkbare toezeggingen doen; dringt aan op een betere coördinatie tussen de inspanningen van de EU en de VS op het vlak van het opleiden van de Afghaanse civiele politie;

22. verzoekt de Raad en de Commissie zich ertoe te verbinden, in het kader van het steunprogramma voor Afghanistan, het rechtssysteem te hervormen met als doel de Afghaanse rechterlijke macht te professionaliseren via de belangrijkste instellingen en zich daarbij te spitsen op het Hooggerechtshof, het Openbaar Ministerie en het ministerie van Justitie, met als doel de rechten van verdachten te waarborgen, door zwakke groepen de noodzakelijke rechtsbijstand te geven en het recht op verdediging te verzekeren; verlangt dat de naleving van de VN-resolutie over een moratorium op de doodstraf een van de prioriteiten van de hervorming van het rechtssysteem in Afghanistan wordt;

23. meent stellig dat de PRT’s zich moeten concentreren op specifieke doelen die verband houden met veiligheid, scholing en samenwerking met de Afghaanse politie en krijgsmacht en ondersteuning van de centrale regering bij de uitbreiding van haar macht in onveilige gebieden; benadrukt dat het nodig is de rol van de PRT's opnieuw te bepalen, met name wat betreft de onderlinge coördinatie en de uitwisseling van goede praktijken; is ervan overtuigd dat, hoewel veiligheid en ontwikkeling onderling van elkaar afhankelijk zijn in Afghanistan, er een duidelijke scheidslijn is tussen militaire en humanitaire acties die moet worden gehandhaafd, en dat de veiligheids- en ontwikkelingsprofessionals zich elk op hun eigen sterke punten moeten concentreren en gebruik moeten maken van hun beroepsexpertise; is van mening dat het aantal Afghanen dat in PRT's werkt, moet worden vergroot en dat plaatselijk eigendom zo veel mogelijk moet worden bevorderd;

24. meent dat het dringend noodzakelijk is in Afghanistan de burgermaatschappij in wording te ontwikkelen en sterker te maken, en dat veel tijd en inspanning vereist is om geleidelijk een wijdverspreid bewustzijn te ontwikkelen van het belang van mensenrechten, democratie en fundamentele vrijheden, in het bijzonder gelijkheid van mannen en vrouwen, onderwijs en de bescherming van minderheden; benadrukt dat een sterk maatschappelijk middenveld alleen tot stand kan komen in een politiek kader dat wordt gekenmerkt door stabiele en doeltreffende instituten en goedgeorganiseerde politieke partijen; is van mening dat, om het hoofd te bieden aan de heersende "geweldscultuur" in de Afghaanse samenleving, de internationale donorgemeenschap financiële en technische hulp zou moeten verlenen aan lokale projecten die op verzoening zijn gericht; is van oordeel dat de EU zijn rol bij het steunen van de ontwikkeling van een Afghaans maatschappelijk middenveld moet vergroten; vindt dat het Afghaanse parlement en maatschappelijk middenveld nauw betrokken moeten worden bij de programmering van de ontwikkelingssamenwerking van de EU, en met name bij het opstellen van de Country Strategy Papers en de jaarlijkse actieplannen;

25. meent dat het sterker maken van de Afghaanse burgermaatschappij alleen succesvol kan zijn wanneer alle etnische en religieuze groepen worden vertegenwoordigd en gehoord, hetgeen inhoudt dat ook met traditionele stamhoofden moet worden samengewerkt (zoals reeds gebeurt in de zogenoemde 'Verbindingsbureaus voor stammen");

26. benadrukt dat de vrijheid van de media onontbeerlijk is voor de ontwikkeling van een democratische samenleving; is zeer bezorgd over het toenemende aantal aanvallen op journalisten en roept de Afghaanse autoriteiten op deze schendingen serieus te onderzoeken; verwelkomt het werk van de onafhankelijke media in Afghanistan, die na tientallen jaren van een volledig ontbreken van vrijheid van expressie, een kern van informatiepluralisme hebben geherintroduceerd; beschouwt persvrijheid en vrijheid van expressie als cruciale voorwaarden voor de sociale ontwikkeling van het land en voor de betrekkingen tussen Afghanistan en de EU; uit zijn bezorgdheid over de weigering van president Karzai om op 15 december 2007, na aanvaarding door de twee huizen van het parlement, het nieuwe ontwerp voor de massamedia te tekenen; roept de president op de status van het mediawetsontwerp te verduidelijken en herinnert aan de toezegging van de regering in het Afghanistan Compact om "onafhankelijke en pluralistische" media te ontwikkelen; uit zijn bezorgdheid over de status van de vrijheid van meningsuiting, die in gevaar wordt gebracht door het veroordelen van onafhankelijke journalisten en bloggers, en roept de Afghaanse regering zich te verplichten de daadwerkelijke vrijheid van meningsuiting voor al haar burgers te waarborgen, te beginnen met de verdediging van de vrijheid van het gebruik van Internet;

27. onderstreept dat een toekomstgerichte massamediawet belangrijk is voor het opbouwen van een meer alomvattende, tolerante en democratische samenleving, die rekening houdt met de religieuze en culturele waarden van het land zonder daarbij de activiteiten en onafhankelijkheid van de media in te perken onder het mom van nationale veiligheid, godsdienst of cultuur;

28. uit zijn bezorgdheid over de lichamelijke integriteit van Malalai Joya, lid van de Wolesi Jirga, en roept de Afghaanse autoriteiten op haar veiligheid te garanderen; roept de Afghaanse autoriteiten het huisarrest van Latif Pedram, oprichter van de National Congress Party of Afghanistan, op te heffen, de aanklachten tegen hem in te trekken en garanties af te geven met betrekking tot zijn veiligheid;

29. herhaalt zijn oproep aan de Afghaanse autoriteiten om een moratorium op de doodstraf af te kondigen; toont zich uitermate bezorgd over het leven van Perwiz Kambakhsh en tientalle andere personen die ter dood zijn veroordeeld binnen een rechtssysteem dat nog geen eerlijke rechtsgang kan waarborgen en roept president Karzai op de vonnissen van deze mensen om te zetten;

30. verwelkomt de vooruitgang die Afghanistan heeft geboekt in het verbeteren van de politieke vertegenwoordiging van vrouwen; geeft uiting aan zijn solidariteit met alle vrouwen in het land die worstelen om hun rechten te verdedigen en te verbeteren; blijft bezorgd over de enorme verschillen in inkomsten tussen mannen en vrouwen, de zeer lage alfabetiseringsgraad van vrouwen, de onrechtvaardige behandeling - door culturele praktijken - van vrouwen en meisjes, zowel op het punt van ontzegging door familieleden en gemeenschappen van toegang tot basisdiensten zoals gezondheidszorg en onderwijs, en het gebrek aan werkgelegenheidskansen, alsook het veel voorkomen van huiselijk geweld en discriminatie; benadrukt de dringende behoefte aan maatregen ter bescherming van vrouwenrechten die in de wettelijke en politieke hervormingen moeten worden opgenomen; roept de Raad en de Commissie op actief steun te verlenen aan een dergelijk initiatief en fondsen te reserveren voor maatregelen, zoals de openstelling van scholen voor meisjes en de aanwerving van vrouwelijk onderwijzend personeel, die kunnen helpen bij het opbouwen van de capaciteit van het land om de rechten van vrouwen, meisjes en kinderen te beschermen, aangezien de laatsten ook het slachtoffer zijn van huiselijk geweld, seksuele uitbuiting door culturele praktijken, en grootschalige handel en smokkel; dringt daarnaast aan op specifieke maatregelen om iets te doen aan de problmemen die Afghaanse vrouwen ondervinden in de sectoren gezondheid en onderwijs;

31. vestigt de aandacht op het feit dat de UNHCR sinds maart 2002 3,69 miljoen Afghaanse vluchtelingen heeft helpen terugkeren naar Afghanistan, waarmee dit de grootste terugkeeroperatie in haar geschiedenis is, maar dat er ondanks deze massale terugkeer, nog bijna 3,5 miljoen geregistreerde en ongeregistreerde Afghanen in Pakistan en Iran verblijven; is bezorgd over vermindering van de voor Afghaanse vluchtelingen beschikbare middelen en onderstreept dat handhaving van een succesvol repatriëringsprogramma waarschijnlijk duurder zal worden omdat de vluchtelingen die nog in Pakistan en Iran zijn over minder middelen beschikken en een zwakkere band met Afghanistan hebben dan de vluchtelingen die al eerder zijn teruggekeerd; onderstreept dat Afghanistan en de internationale gemeenschap hoge prioriteit zouden moeten blijven geven aan de veilige en vrijwillige terugkeer van Afghaanse vluchtelingen en ontheemden;

32. uit zijn diepe bezorgdheid over de steeds groeiende opiumteelt en –handel, die ernstige gevolgen voor de politieke en nationale veiligheid heeft in Afghanistan en de naburige landen; benadrukt dat de opiumeconomie een bron voor corruptie blijft en dat deze de publieke instellingen, vooral op het gebied van justitiële en veiligheidssectoren ondermijnt; roept de internationale gemeenschap en de Afghaanse regering op, omdat hiervoor geen duidelijke oplossing bestaat en repressieve maatregelen gericht op vernietiging van de oogst niet het beoogde resultaat hebben gehad, een langetermijnstrategie te ontwikkelen die in de eerste plaats is gericht op de alomvattende ontwikkeling van het platteland, met inbegrip van de nodige infrastructuur en goed functionerende bestuurlijke instellingen; is verheugd over de opgevoerde dialoog tussen Afghanistan, Iran en de internationale gemeenschap over manieren om de opiumproductie- en handel aan te pakken;

33.  is in het algemeen bezorgd over de grote sociale- en gezondheidsproblemen die door drugsverslaving worden veroorzaakt en in het bijzonder over de sociale en economische gevolgen voor Afghaanse vrouwelijke drugsverslaafden; verwijst naar het onderzoek van het VN-Bureau voor drugs- en misdaadbestrijding van 2005 waaruit bleek dat Afghanistan 920 000 drugsgebruikers telde, waaronder 120 000 vrouwen; onderstreept de stelling in het onderzoek dat de Afghaanse samenleving drugsverslaving als een individueel probleem beschouwt in plaats van als een sociaal probleem, en dat veel vrouwen drugs voor medische doeleinden gebruiken om een reeks fysieke en psychologische problemen te verzachten of te verhelpen; merkt op dat, hoewel er zware straffen staan op het telen, smokkelen en gebruiken van drugs, de Afghaanse overheid momenteel niet in staat is toe te zien op de naleving van de wet in dat opzicht; dringt er bij de Afghaanse overheid en de internationale gemeenschap op aan toepasselijke programma's en activiteiten en bewustwordingscampagnes uit te denken, te financieren en uit te voeren gericht op verslaafde vrouwen en hun families;

34. steunt de inspanningen van de Commissie om Afghanistan te helpen en roept de Commissie op de effectiviteit van de financiële hulp van de Europese Unie regelmatig te evalueren, met name de bijdrage van de Commissie aan de trustfondsen, teneinde een grotere transparantie te verkrijgen; verzoekt de Commissie dringend het Europees Parlement adequaat te informeren over de resultaten van dergelijke evaluaties;

35. herinnert aan het initiatief van het Europees Parlement, in zijn begroting van 2008, om de opbouw van democratie met parlementen in derde landen te steunen en spreekt zich ervoor uit hiervan gebruik te maken voor capaciteitsopbouw en technische bijstand gericht op het verbeteren van het vermogen van het Afghaanse parlement om de uitvoerende macht te legaliseren en te controleren, met name door handhaving van de rechtsstaat, eerbiediging van de mensenrechten en van vrouwenrechten in het bijzonder;

36. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de secretaris-generaal van de NAVO, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en van de Islamitische Republiek Afghanistan.

ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (10.3.2008)

aan de Commissie buitenlandse zaken

over stabilisatie van Afghanistan: uitdagingen voor de EU en de internationale gemeenschap
(2007/2208(INI))

Rapporteur voor advies (*): Jürgen Schröder

(*) Medeverantwoordelijke commissies - Artikel 47 van het Reglement

SUGGESTIES

De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de Commissie buitenlandse zaken, als commissie ten principale, om de volgende suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  benadrukt de noodzaak om de werkzaamheden van de NGO-gemeenschap in het veld te herstructureren en te coördineren; betreurt het dat de verstandhouding tussen de overheid van Afghanistan en de NGO's niet altijd optimaal is, en roept hen op met elkaar in dialoog te gaan om de verstandhouding te verbeteren; doet de aanbeveling om onder NGO's in het veld een enquête te houden naar de problemen waarvoor zij zich gesteld zien en een studie te doen naar mogelijke oplossingen;

2.  benadrukt de noodzaak om de inzet van militaire "provinciale wederopbouwteams" (PWT's) voor het uitvoeren van reconstructiewerk en ontwikkelingswerk in sommige provincies van Afghanistan te heroverwegen; merkt op dat het rendement en de kosteneffectiviteit van dergelijke methoden vaak gering zijn, en dat zij het onderscheid tussen de civiele ontwikkelingswerkers en de strijdkrachten vertroebelen, wat een gevaar kan vormen voor de neutrale bevolking; wijst erop dat dit vertroebelde onderscheid ook in strijd is met de beginselen van neutraliteit, menselijkheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid, die ten grondslag liggen aan elke humanitaire interventie;

3.  benadrukt de noodzaak voor steun aan het Afghaanse parlement, met name door middel van technische bijstand en institutionele capaciteitsopbouw, en wijst erop dat het Parlement de EU-instelling is die het meest geschikt is voor het verlenen van die steun, met name door een nauwere samenwerking tussen de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie buitenlandse zaken en de Delegatie voor de betrekkingen met Afghanistan; onderstreept de noodzaak voor het Afghaanse parlement en het maatschappelijk middenveld om volledig betrokken te zijn bij het opzetten van communautaire ontwikkelingssamenwerking en met name bij het opstellen van landenstrategiedocumenten (LSD's) en jaarlijkse actieplannen;

4.  benadrukt het belang van enkele cruciale terreinen die niet zijn opgenomen in het LSD maar die via Europese samenwerking aandacht zouden moeten krijgen, zoals energie, infrastructuur en steun aan het Afghaanse parlement, alsmede het belang van het toewijzen van middelen aan projecten voor het verschaffen van zelfbeschikking aan vrouwen in Afghanistan;

5.  onderstreept het belang van het versterken van de dienstverlening in de gezondheidszorg en het onderwijs; pleit voor programma's voor capaciteitsopbouw zodat de Afghaanse minister van gezondheidszorg beter in staat is de gezondheidssector te besturen en kan beschikken over meer middelen voor het onderwijs; roept verder op tot specifieke maatregelen om de problemen die vrouwen tegenkomen in de gezondheids- en onderwijssector aan te pakken;

6.  merkt op dat de onveiligheid een ernstig gevaar vormt voor de tenuitvoerlegging en de doeltreffendheid van hulp alsook voor de homogene geografische spreiding van hulp; benadrukt de noodzaak om de veiligheidssituatie en de geografische spreiding van hulp te verbeteren aangezien beide factoren elkaar versterken;

7.  verzoekt om meer controle en rekenplichtigheid ten aanzien van de financiële hulp van de EU.

RESULTAAT VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

27.2.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

29

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Alessandro Battilocchio, Thijs Berman, Josep Borrell Fontelles, Danutė Budreikaitė, Marie-Arlette Carlotti, Thierry Cornillet, Corina Creţu, Nirj Deva, Beniamino Donnici, Fernando Fernández Martín, Hélène Goudin, Alain Hutchinson, Filip Kaczmarek, Glenys Kinnock, Maria Martens, Luisa Morgantini, Horst Posdorf, Frithjof Schmidt, Jürgen Schröder, Feleknas Uca, Johan Van Hecke, Luis Yañez-Barnuevo García, Anna Záborská, Mauro Zani

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Ana Maria Gomes, Fiona Hall, Manolis Mavrommatis, Linda McAvan, Gabriele Zimmer

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

24.6.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

51

4

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Roberta Alma Anastase, Christopher Beazley, Bastiaan Belder, André Brie, Elmar Brok, Colm Burke, Giorgos Dimitrakopoulos, Michael Gahler, Maciej Marian Giertych, Ana Maria Gomes, Alfred Gomolka, Klaus Hänsch, Jana Hybášková, Anna Ibrisagic, Jelko Kacin, Ioannis Kasoulides, Metin Kazak, Maria Eleni Koppa, Helmut Kuhne, Vytautas Landsbergis, Johannes Lebech, Francisco José Millán Mon, Pasqualina Napoletano, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Raimon Obiols i Germà, Ioan Mircea Paşcu, Tobias Pflüger, João de Deus Pinheiro, Samuli Pohjamo, Michel Rocard, Libor Rouček, Christian Rovsing, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Jacek Saryusz-Wolski, György Schöpflin, Marek Siwiec, Hannes Swoboda, István Szent-Iványi, Charles Tannock, Geoffrey Van Orden, Ari Vatanen, Luis Yañez-Barnuevo García, Zbigniew Zaleski, Josef Zieleniec

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Laima Liucija Andrikienė, Cristian Silviu Buşoi, Giulietto Chiesa, Árpád Duka-Zólyomi, James Elles, Carlo Fatuzzo, Gisela Kallenbach, Tunne Kelam, Jaromír Kohlíček, Nickolay Mladenov, Aloyzas Sakalas, Antolín Sánchez Presedo

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Alessandro Foglietta, Lambert van Nistelrooij