VERSLAG over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Witold Tomczak

27.6.2008 - (2008/2078(IMM))

Commissie juridische zaken
Rapporteur: Diana Wallis

Procedure : 2008/2078(IMM)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0277/2008
Ingediende teksten :
A6-0277/2008
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Witold Tomczak

(2008/2078(IMM))

Het Europees Parlement,

–   gezien het verzoek van het Openbaar Ministerie te Warschau om opheffing van de immuniteit van Witold Tomczak, waartoe op 14 december 2007 werd besloten in het kader van het strafrechtelijke proces tegen hem bij de districtsrechtbank te Warschau (Warszawa Śródmieście Północ), Polen, en dat op 31 januari 2008 bij het Parlement werd ingediend door de procureur-generaal van het Poolse Openbaar Ministerie, en van de ontvangst waarvan op 10 maart 2008 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven,

–   na Witold Tomczak te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 7, lid 3, van zijn Reglement,

–   gelet op de artikelen 9 en 10 van het Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, en op artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,

–   gelet op de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 12 mei 1964 en 10 juli 1986[1],

–   gelet op artikel 105 van de Poolse grondwet,

–   gelet op artikel 6, lid 2, en artikel 7 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6‑0277/2008),

A. overwegende dat Witold Tomczak op 21 september 1997 en op 23 september 2001 in het Lagerhuis van het Poolse parlement (Sejm) werd verkozen; overwegende dat hij na de ondertekening van het toetredingsverdrag op 16 april 2003 waarnemer werd; overwegende dat hij van 1 mei 2004 tot 19 juli 2004 lid was van het Europees Parlement; overwegende dat hij op 13 juni 2004 in het Europees Parlement werd verkozen en zijn ambtstermijn in het Poolse parlement afliep op 16 juni 2004 ,

B.  overwegende dat Witold Tomczak ervan wordt beschuldigd op 21 december 2000 in Galerie Zachęta te Warschau schade van naar schatting tegen de 39 669 PLN (ongeveer 11 500 EUR) te hebben toegebracht aan een beeldhouwwerk getiteld "het negende uur", dat paus Johannes Paulus II voorstelt verpletterd door een steen, in strijd met artikel 288, lid 1 van het Poolse Wetboek van strafrecht[2],

C. overwegende dat het Openbaar Ministerie te Warschau bewijs heeft verzameld tegen Witold Tomczak, maar deze heeft geweigerd vragen te beantwoorden omtrent de gebeurtenis in Galerie Zachęta.

D. overwegende dat Witold Tomczak beweert dat hij met zijn handelingen ten opzichte van het beeldhouwwerk tot doel had de religieuze gevoelens van anderen en de waardigheid van de paus te beschermen; overwegende dat hij het bedrag van de schade die hij zou hebben veroorzaakt in twijfel trekt en hoe dan ook van mening is dat zijn gedrag een hoger doel diende, en wel de bescherming van de integriteit van de paus in de ogen van de Poolse katholieken,

E.  overwegende dat uit de verkregen informatie niet kan worden afgeleid dat Witold Tomczak door de parlementaire immuniteit wordt beschermd in verband met de onder de aandacht van de voorzitter van het Europees Parlement gebrachte verzoeken,

1.  besluit de immuniteit van Witold Tomczak op te heffen;

2.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de bevoegde autoriteit in de Republiek Polen.

  • [1]  Zie Jurisprudentie van het Hof 1964, blz. 407, zaak 101/63 (Wagner/Fohrmann en Krier) en Jur. 1986, blz. 2403, zaak 149/85 (Wybot/Faure).
  • [2]  De voorschriften in dat artikel luiden als volgt: Eenieder die het eigendom van anderen vernietigt, beschadigt of onbruikbaar maakt wordt veroordeeld tot gevangenschap van 3 maanden tot 5 jaar (origineel in het Pools: Kto cudzą rzecz niszczy, uszkadza lub czyni niezdatną do użytku, podlega karze pozbawienia wolności od 3 miesięcy do lat 5).

TOELICHTING

I. Beschrijving van de geconstateerde feiten

1. Witold Tomczak werd op 21 september 1997 verkozen in het Poolse parlement (Sejm) voor de partij Akcja Wyborcza Solidarność (Actie Solidariteit voor de Verkiezingen - AWS) en op 23 september 2001 voor de partij Liga Polskich Rodzin (Liga van Poolse Gezinnen - LPR). Na de ondertekening van het toetredingsverdrag op 16 april 2003 werd hij door de Sejm benoemd tot waarnemer in het Europees Parlement. In deze functie was hij lid van het Europees Parlement van 1 mei tot 19 juli 2004, de datum waarop de eerste zitting van het in juni 2004 gekozen parlement plaats vond. Na de verkiezingen voor het Europees Parlement, die in Polen op 13 juni 2004 plaats vonden, werd hij Europarlementariër. Zijn ambtstermijn in het Poolse parlement liep af op 16 juni 2004, de datum waarop de verkiezingsuitslag bekend werd gemaakt.

2.1. In december 2000 werd het beeldhouwwerk "het negende uur" van Maurizio Cattelan, dat paus Johannes Paulus II voorstelt verpletterd door een steen, dat eigendom is van de Galerie Emanuel Perrotin in Parijs, tentoongesteld in Galerie Zachęta in Warschau. De heer Tomczak en anderen protesteerden tegen dit beeldhouwwerk, dat zij opvatten als een belediging van hun geloofsovertuiging en de waardigheid van de paus.

2.2. Op 21 december 2000 ontving de krant "Super Express" het bericht dat er een protestactie tegen het beeldhouwwerk plaats zou vinden in Galerie Zachęta. Twee journalisten kwamen naar de galerie, waar zij getuige waren van de aankomst van de heer Tomczak en een ander lid van de Sejm, Halina Nowina-Konopka. Terwijl mevrouw Nowina-Konopka plaats had genomen op een stoel vlakbij het beeldhouwwerk, die uitsluitend voor het personeel van de galerie bestemd was, overschreed de heer Tomczak de afbakening van de maximale afstand tot het beeldhouwwerk en gooide het beeld om door tegen een gedeelte ervan te duwen (het gedeelte dat de steen voorstelde). Hierdoor raakte een aantal delen van het beeldhouwwerk beschadigd.

2.3. Vanwege de ontstane schade moest het beeldhouwwerk in Parijs gerestaureerd worden tegen de geschatte kosten van 70 000 Franse franken, een bedrag dat op 20 maart 2001, de dag waarop de verzekeringsmaatschappij waarbij het beeldhouwwerk verzekerd was (Gerling Polska) de schadevergoeding uitkeerde, overeenkwam met 39 669 Poolse złoty. Vervolgens diende Gerling Polska bij de districtsrechtbank te Warschau een verzoek in tot strafrechtelijke vervolging van de heer Tomczak op grond van artikel 288, lid 4 van het Poolse Wetboek van strafrecht[1].

Op grond hiervan verzoekt de procureur van de districtsrechtbank te Warschau om opheffing van de immuniteit van de heer Tomczak, zodat deze in bovengenoemde procedure in staat van beschuldiging gesteld kan worden en als verdachte ondervraagd kan worden.

II. Procedure

1.      De relevante artikelen van het Reglement zijn de artikelen 6 en7, met name artikel 6, lid 1 en 2:

"1. Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden met betrekking tot voorrechten en immuniteiten streeft het Parlement in de eerste plaats naar handhaving van zijn integriteit als democratische wetgevende vergadering en naar waarborging van de onafhankelijkheid van zijn leden bij de uitvoering van hun taken.

2. Ieder door een daartoe bevoegde autoriteit van een lidstaat tot de Voorzitter gericht verzoek om opheffing van de immuniteit van een lid, wordt ter vergadering medegedeeld en verwezen naar de bevoegde commissie. "'

2.      Aangezien de Voorzitter van het Parlement de procedure voor de opheffing van de immuniteit van Witold Tomczak beschouwt als in gang gezet door de procureur van de districtsrechtbank te Warschau, zoals is vastgelegd in bovengenoemde artikelen, is in het Parlement kennis gegeven van het verzoek.

3.      Er wordt dus aan de formele voorwaarden voldaan, zodat de zaak kan worden toegewezen aan de Commissie juridische zaken.

III. Toepasselijke bepalingen

1.        De artikelen 9 en 10 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen[2]

Deze artikelen luiden als volgt:

Artikel 9

Tegen de leden van het Europees Parlement kan geen opsporing plaatsvinden, noch kunnen ze worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem die ze in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht.

Artikel 10

Tijdens de duur van de zittingen van het Europees Parlement genieten de leden:

a) in hun eigen land de immuniteiten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend;

b) op het grondgebied van de andere lidstaten vrijstelling van aanhouding en gerechtelijke vervolging in welke vorm dan ook.

De immuniteit beschermt hen eveneens, wanneer zij zich naar de plaats van de bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren.

Op deze immuniteit kan geen beroep worden gedaan in geval van ontdekking op heterdaad, terwijl zij evenmin kan verhinderen dat het Europees Parlement het recht uitoefent de immuniteit van een van zijn leden op te heffen.

2.        Om te kunnen beoordelen of het Protocol geschonden is, is het van belang om de volgende pertinente feiten in overweging te nemen:

a) De beschuldigingen tegen de heer Tomczak hebben geen betrekking op een mening of een stem die hij in de uitoefening van zijn ambt van Europarlementariër heeft uitgebracht, aangezien hij op het feitelijke moment geen lid van het Parlement was.

b) De heer Tomczak is momenteel lid van het Europees Parlement en de gebeurtenis op grond waarvan hij gerechtelijk wordt vervolgd vond plaats in Polen, dat wil zeggen in zijn eigen land.

3.        Het dient in overweging te worden genomen dat bovengenoemde feiten en beweringen indruisen tegen de voorrechten en immuniteiten die worden verleend op grond van Hoofdstuk III, de artikelen 9 tot 10 a) van het Protocol.

1) Artikel 9 verleent parlementsleden onaantastbaarheid [bij aanhouding of vervolging] op grond van de mening of de stem die ze in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht. Deze bescherming strekt zich uit tot buiten de duur van het mandaat, maar het toepassingsgebied wordt door de duidelijke taal van het artikel beperkt. De bescherming geldt voor leden die hun mening of stem uitbrengen in het parlement, zelfs wanneer zij zich niet fysiek binnen de muren van het parlementsgebouw bevinden, maar alleen wanneer zij zich uitsluitend optreden in de rol van Europarlementariër. De heer Tomczak was in december 2000 geen lid van het Europees Parlement en artikel 9 is daarom niet van toepassing.

3) In artikel 10 staat: Tijdens de duur van de zittingen van het Europees Parlement genieten de leden: in hun eigen land de immuniteiten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend [...]

Het toepassingsgebied van de parlementaire immuniteit in Polen lijkt erg op die van de immuniteit die wordt verleend in het Protocol. Artikel 105 van de Poolse grondwet luidt als volgt:

Art. 105.

1. Een afgevaardigde mag niet aansprakelijk worden gesteld voor activiteiten die hij uitvoert in het kader van zijn mandaat als afgevaardigde, zowel tijdens als na afloop van zijn ambtstermijn. Voor deze activiteiten kan de afgevaardigde alleen aansprakelijk worden gesteld door de Sejm en indien hij inbreuk heeft gepleegd op de rechten van derden mag hij slechts met instemming van de Sejm bij de rechtbank worden aangeklaagd.

2. Met ingang van de dag waarop de verkiezingsuitslagen bekend zijn gemaakt tot op de dag van beëindiging van zijn mandaat kan een afgevaardigde niet strafrechtelijk worden vervolgd zonder toestemming van de Sejm.

3. Strafrechtelijke procedures die in gang zijn gezet tegen een persoon vóór de datum waarop deze werd verkozen tot afgevaardigde moeten op verzoek van de Sejm worden verdaagd naar een moment na de afloop van zijn ambtstermijn. In dat geval moet de duur van de immuniteit voor strafrechtelijke vervolging tot deze datum worden verlengd.

4. Een afgevaardigde kan afstand doen van zijn immuniteit. In dat geval zijn de bepalingen van de artikelen 2 en 3 niet van toepassing.

5. Een afgevaardigde mag niet worden gedetineerd of gearresteerd zonder toestemming van de Sejm, tenzij hij op heterdaad wordt betrapt of zijn gevangenschap noodzakelijk is voor het juiste verloop van de rechtsgang van het proces. Elke gevangenschap op deze grond moet onmiddellijk worden gemeld bij de Voorzitter van de Sejm, die kan opdragen tot de onverwijlde vrijlating van de afgevaardigde.

6. De volledige beginselen en procedures voor het opheffen van de immuniteit van afgevaardigden worden nader gespecificeerd in het Reglement.

Gezien het bovenstaande moet het verzoek van de procureur van de districtsrechtbank te Warschau worden gezien als een verzoek om een beslissing van het Europees Parlement om de immuniteit van de heer Tomczak op te heffen, zodat deze strafrechtelijk kan worden vervolgd, hetgeen mogelijk is op grond van artikel 105, lid 2 van de Poolse grondwet. Het Europees Parlement heeft dus het recht om de immuniteit van de heer Tomczak al dan niet op te heffen.

Volgens de geldende gebruiken zou het Europees Parlement kunnen beslissen de immuniteit van één van zijn leden niet op te heffen indien de verdenking zou bestaan dat de gerechtelijke vervolging gemotiveerd was door de intentie om de politieke activiteiten van het lid te schaden (fumus persecutionis). Er is geen duidelijk bewijs dat dit in deze zaak het geval is.

Het elementaire feit dat de heer Tomczak schade heeft toegebracht aan het beeldhouwwerk getiteld "het negende uur", dat paus Johannes Paulus II voorstelt verpletterd door een steen, wordt niet betwist. Ongeacht de motieven van de heer Tomczak is het toebrengen van schade aan eigendommen van anderen een strafbaar feit en de benadeelde partij, de verzekeringsmaatschappij Gerling Polska, heeft verzocht om gerechtelijke vervolging volgens de Poolse wet. De Poolse gerechtelijke autoriteiten zouden op grond van objectief onderzoek waarbij alle relevante omstandigheden in overweging worden genomen de kosten van de door de heer Tomczak veroorzaakte schade moeten vaststellen en een antwoord moeten vinden op de andere procedurele en belangrijke vragen die in deze zaak zijn opgekomen.

IV. Conclusie

Op grond van bovenstaande overwegingen, volgens artikel 6, lid 2 van het Reglement en na afweging van de redenen vóór en tegen de opheffing van de immuniteit van Witold Tomczak heeft de Commissie juridische zaken besloten het advies uit te brengen aan het Europese Parlement om de immuniteit van de Europarlementariër op te heffen.

  • [1]  Dit artikel luidt als volgt: De strafrechtelijke procedure voor de strafbare feiten genoemd onder lid 1 en 2 wordt in gang gezet op verzoek van de benadeelde partij (Oorspronkelijke tekst in het Pools: Ściganie przestępstwa określonego w § 1 lub 2 następuje na wniosek pokrzywdzonego).
  • [2]  De protocollen die aan de oorspronkelijke Verdragen zijn toegevoegd, vormen onderdeel van het primaire Gemeenschapsrecht en hebben dezelfde juridische status als de Verdragen zelf. Het arrest in een zaak betreffende de al dan niet vrijstelling van ambtenaren van de Gemeenschappen van de onroerendgoedbelasting bepaalt dat de niet-nakoming van de bepalingen van het Protocol een niet-nakoming is van de verplichtingen die voortvloeien uit de Verdragen (arrest van 24 februari 1988, Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen koninkrijk België, zaak C 260/80, Jurispr. 1988, blz, 966).

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

25.6.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

12

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Carlo Casini, Titus Corlăţean, Marek Aleksander Czarnecki, Giuseppe Gargani, Klaus-Heiner Lehne, Manuel Medina Ortega, Hartmut Nassauer, Aloyzas Sakalas, Francesco Enrico Speroni, Diana Wallis, Jaroslav Zvěřina

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Mario Borghezio