VERSLAG over het gewijzigde voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen
3.7.2008 - (COM(2007)0817 – C6‑0008/2008 – 2005/0283(COD)) - ***I
Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Rapporteur: Dan Jørgensen
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het gewijzigde voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen
(COM(2007)0817 – C6‑0008/2008 – 2005/0283(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2007)0817),
– gelet op artikel 251, lid 2 en artikel en artikel 175, lid 1 van het EG‑Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6‑0008/2008),
– gelet op artikel 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de adviezen van de Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie interne markt en consumentenbescherming en de Commissie vervoer en toerisme (A6‑0291/2008),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Amendement 1 Ontwerprichtlijn Overweging 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(4) De Commissie heeft in haar mededeling “Een energiebeleid voor Europa”voorgesteld dat de EU zich ertoe zou verbinden de CO2-uitstoot tegen 2020 met 20% te verlagen ten opzichte van 1990. Onder meer om de continuïteit van de energievoorziening te verbeteren door een diversifiëring van de brandstofmix, zijn de volgende bindende doelstellingen naar voren geschoven: een verbetering van de energie-efficiëntie met 20%, 20% hernieuwbare energie en een aandeel van 10% biobrandstoffen op de markt van de voertuigbrandstoffen. |
(4) De Commissie heeft in haar mededeling “Een energiebeleid voor Europa”voorgesteld dat de EU zich ertoe zou verbinden de CO2-uitstoot tegen 2020 met 20% te verlagen ten opzichte van 1990. Onder meer om de continuïteit van de energievoorziening te verbeteren door een diversifiëring van de brandstofmix, zijn de volgende bindende doelstellingen naar voren geschoven: een verbetering van de energie-efficiëntie met 20%, 20% hernieuwbare energie en een aandeel van 10% duurzaam geproduceerde en gecertificeerde biobrandstoffen op de markt van de voertuigbrandstoffen. |
Amendement 2 Voorstel voor een richtlijn Overweging 9 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(9) In zijn verslag van 12 december 2007 verwelkomt de CARS 21-groep op hoog niveau het initiatief van de Commissie om de aanschaf van schone en energiezuinige voertuigen te bevorderen, op voorwaarde dat wordt geopteerd voor een technologieneutrale prestatiegerichte benadering. |
(9) In zijn verslag van 12 december 2007 verwelkomt de CARS 21-groep op hoog niveau het initiatief van de Commissie om de aanschaf van schone en energiezuinige voertuigen te bevorderen, op voorwaarde dat wordt geopteerd voor een technologieneutrale prestatiegerichte en geïntegreerde benadering waarbij producenten van voertuigen, olie- of brandstofleveranciers, garagehouders, consumenten of bestuurders en de overheid worden betrokken. |
Amendement 3 Voorstel voor een richtlijn Overweging 10 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(10 bis) Deze richtlijn heeft ten doel de markt voor schone en energiezuinige voertuigen te stimuleren, en in het bijzonder – aangezien dit een wezenlijke impact op het milieu zou hebben – de markt voor gestandaardiseerde voertuigen die in grotere hoeveelheden worden gefabriceerd zoals personenauto's, bussen, touringcars en vrachtwagens te stimuleren. Het is derhalve niet de bedoeling beslissingen over de aanschaf van voertuigen voor vitale urgentiediensten of andere hooggespecialiseerde voertuigen te beïnvloeden. |
Motivering | |
Hulpverleningsvoertuigen en andere hooggespecialiseerde voertuigen zijn duur en worden in kleine hoeveelheden gefabriceerd, zodat ze niet als effectieve "market drivers" kunnen worden aangemerkt. | |
Amendement 4 Voorstel voor een richtlijn Overweging 10 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(10 ter) De lidstaten moeten nationale, regionale of plaatselijke aanbestedende diensten en entiteiten die op grond van een van overheidswege verleende licentie, vergunning of toestemming personenvervoersdiensten leveren, informeren omtrent de regels inzake de aankoop van schone en energiezuinige wegvoertuigen. |
Motivering | |
Het is belangrijk dat aanbestedende instanties over relevante informatie kunnen beschikken, zodat zij bij de aanschaf van dergelijke voertuigen beter zijn voorbereid, aangezien de nieuwe "groene" gunningsnormen een aanvulling vormen op de bepalingen van de Richtlijnen 2004/17 en 2004/18. | |
Amendement 5 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(11) De aanschafprijs van schone en energiezuinige voertuigen ligt aanvankelijk hoger dan die van traditionele voertuigen. Door voldoende vraag naar deze voertuigen te creëren ontstaan schaalvoordelen waardoor de kosten kunnen worden gedrukt. |
(11) De aanschafprijs van schone en energiezuinige voertuigen ligt aanvankelijk hoger dan die van traditionele voertuigen. Door voldoende vraag naar deze voertuigen te creëren kunnen schaalvoordelen ontstaan waardoor de kosten kunnen worden gedrukt en een economie wordt geschapen die op hernieuwbare energiebronnen is gebaseerd, en kunnen tevens de nodige faciliteiten worden geboden, zodat elk in de bijlage vermeld brandstoftype kan worden geleverd. Bedrijven moeten worden aangemoedigd om concurrerende prijzen te bevorderen, zodat het prijsverschil tussen een schoon en energiezuinig voertuig en het van oudsher bekende type geen nadeel vormt voor de markt van schone voertuigen. |
Motivering | |
Om te kunnen profiteren van schaalvoordelen zijn eveneens initiatieven van de bedrijfstak vereist om schone voertuigen te produceren tegen concurrerende prijzen. | |
Die Formulierung „dürften“ zeigt den hypothetischen Charakter der Annahme seitens der EU-Kommission. An dieser Stelle wären exakte quantitative Angaben der EU-Kommission hinsichtlich der Höhe der Differenz der Anschaffungspreise, der „ausreichenden“ Nachfrage sowie der zu erwartenden Kostensenkungen zu erwarten. Diese liegen der Kommission offenbar nicht vor. Durch die Formulierung „könnten“ wird dem Umstand Rechnung getragen, dass nicht allein Größenvorteile zu Kostensenkungen führen, sondern auch die Produkt- und Preispolitik der Hersteller noch von anderen, sehr unterschiedlichen Determinanten abhängt wie etwa der Entwicklung der Rohstoffpreise oder der Preiselastizität der Nachfrage in unterschiedlichen Fahrzeugsegmenten. | |
Amendement 6 Ontwerprichtlijn Overweging 11 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(11 bis) De toepassing op grote schaal van bepaalde technologieën, zoals voertuigen die worden aangedreven door waterstof, LPG (vloeibaar petroleumgas) of CNG (gecomprimeerd aardgas), kan hoge initiële investeringskosten met zich meebrengen in onder andere infrastructuur, en daarom dient de Commissie na te gaan op welke wijze er ten bate van het milieu transparante en niet-discriminerende regels kunnen worden opgesteld en gehandhaafd die voorzien in nationale en communautaire steun voor dergelijke investeringen. |
Amendement 7 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(11 bis) Deze richtlijn beoogt de overheden extra te steunen via financiële stimuleringsmaatregelen en maatregelen op het gebied van voorlichting en educatie. |
Motivering | |
Overheden hebben extra steun, financiële middelen en andere stimulerende maatregelen nodig om milieuvriendelijker opties, waaraan de voorkeur wordt gegeven, aan te bieden. Hierbij moet beleidsadvies worden aangeboden, zodat de betrokken aanbestedingsdiensten een beter inzicht krijgen in de algemene prestaties, efficiëntie, beschikbaarheid en gebruiksgemak van de verschillende voertuigen/brandstoffen waarvan de aanschaf wordt overwogen. Aldus kan worden voorkomen dat schaarse bronnen en overheidsgelden worden verspild en worden bewerkstelligd dat inkoopmanagers bewustere keuzes kunnen maken als het om nieuwe voertuigtechnologieën gaat. | |
Amendement 8 Ontwerprichtlijn Overweging 13 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(13 bis) Volgens de effectbeoordeling van de Commissie zal – wanneer deze richtlijn eenmaal in werking treedt – 50% van alle aangekochte voertuigen qua totale levensduurkosten, inclusief externe kosten, overeenkomen met het beste op de markt verkrijgbare alternatief . |
Amendement 9 Voorstel voor een richtlijn Overweging 14 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(14 bis) Wanneer zij bij de vaststelling van technische specificaties voldoen aan het vereiste om rekening te houden met energie- en milieugevolgen, staat het de aanbestedende diensten, entiteiten en exploitanten vrij om specificaties vast te stellen voor betere energie- en milieuprestaties dan die welke zijn vastgelegd in de EU-wetgeving, bijvoorbeeld met het oog op de toekomstige EURO-normen. |
Motivering | |
In het voorstel zitten inconsistenties tussen de bestaande en toekomstige wetgeving (EURO VI), bijvoorbeeld met betrekking tot de definitie van het aantal afgelegde kilometer. De betrokken autoriteiten zouden daarom rekening moeten kunnen houden met de bestaande en toekomstige Europese normen. | |
Amendement 10 Voorstel voor een richtlijn Overweging 16 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(16) De verplichte toepassing van milieucriteria voor de aanschaf van schone en zuinige voertuigen belet overheidsinstanties niet ook rekening te houden met andere relevante criteria. Overheden kunnen ook opteren voor de aanpassing van bestaande voertuigen om de milieuprestaties te verbeteren. |
Schrappen |
Motivering | |
Er moet worden verduidelijkt dat er, naast de maatstaven die in deze richtlijn worden vermeld, andere criteria en methoden kunnen worden gebruikt. Daarom is deze overweging geamendeerd en als een nieuw artikel na artikel 4 toegevoegd aan de hoofdbepalingen van de richtlijn. | |
Amendement 11 Voorstel voor een richtlijn Overweging 16 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(16 bis) De in de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG vastgestelde drempels zijn van toepassing. |
Motivering | |
Er dient duidelijk te worden aangegeven dat de in de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG vastgestelde minimumdrempels van toepassing zijn. Kleinschaliger aankoopbesluiten moeten van de toepassing van deze bepaling worden vrijgesteld om de werkbaarheid van de regels te kunnen waarborgen. | |
Amendement 12 Voorstel voor een richtlijn Overweging 16 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(16 ter) De gunningsnormen inzake energie en milieu moeten deel uitmaken van de gunningscriteria waarmee door de aanbestedende diensten of entiteiten rekening dient te worden gehouden als zij een besluit moeten nemen omtrent de aanschaf van schone en energiezuinige wegvoertuigen. |
Motivering | |
Deze richtlijn bevat geen uitputtende lijst van criteria die door plaatselijke overheden of entiteiten kunnen worden toegepast bij de aanschaf van schone en energiezuinige wegvoertuigen. | |
Amendement 13 Ontwerprichtlijn Overweging 17 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(17 bis) Gemeenten die zich als milieubewust willen onderscheiden, moeten daartoe worden aangemoedigd en zij moeten bovendien in de gelegenheid worden gesteld zich dat keurmerk eigen te maken middels transparante en systematische openbaarmaking via het internet van informatie, calculaties, besluiten en gehanteerde normen op het gebied van openbare aanbestedingen in overeenstemming met deze richtlijn. |
Amendement 14 Voorstel voor een richtlijn Overweging 17 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(17 ter) Overheidssteun voor de aanschaf van wegvoertuigen, met inbegrip van het naderhand aanbrengen/inbouwen van nieuwe/verbeterde motoren of onderdelen in voertuigen waarvoor een typegoedkeuring is afgegeven, zou volgens de Gemeenschapswetgeving normaliter moeten zijn toegestaan. Deze vorm van overheidssteun kan ter wille van het algemeen belang van de Gemeenschap zijn gerechtvaardigd, vooral met het oog op de duurzame mobiliteit in steden. |
Motivering | |
Waar het overheidssteun voor de aanschaf van wegvoertuigen betreft moet de communautaire regelgeving worden nageleefd. | |
Amendement 15 Voorstel voor een richtlijn Overweging 19 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 bis) De lidstaten en de Commissie moeten initiatieven op het gebied van stadsvervoer zoals de programma's CIty-VITAlity-Sustainability (CIVITAS) en Intelligente energie voor Europa blijven ondersteunen. |
Motivering | |
EU-initiatieven zoals het CIVITAS- of "Intelligente energie voor Europa"-programma zijn bijzonder succesvol gebleken bij het promoten van het gebruik van schone en energiezuinige voertuigen en moeten dan ook steun blijven krijgen. | |
Amendement 16 Voorstel voor een richtlijn Overweging 19 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 ter) De lidstaten en de Commissie zouden in het kader van de strategische follow-up en de tussentijdse herziening van de nationale strategische referentiekaders en de nationale en regionale operationele programma's, zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/19991, rekening moeten houden met de vraag of stedelijke mobiliteit in aanmerking komt voor financiële steun en in hoeverre de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen daarmee gediend is. Gezien de resultaten van de programma's CIVITAS en Intelligente energie voor Europa, zouden de lidstaten en de Commissie deze initiatieven ook in de toekomst moeten blijven ondersteunen. ___________ 1 PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25. |
Motivering | |
Het Groenboek over stedelijke mobiliteit is tot 15 maart in behandeling geweest en tal van lidstaten hebben deze aspecten in hun nationale operationele programma's buiten beschouwing gelaten. Geschikte, reeds bestaande initiatieven die de voorlichting en opleiding van plaatselijke en centrale instanties ten goede zijn gekomen, moeten ook in de toekomst verder worden ondersteund en voortgezet. | |
Amendement 17 Voorstel voor een richtlijn Overweging 19 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 quater) Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord "Beter wetgeven"1 dienen de lidstaten voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen en daarmee - voor zover mogelijk – aan te tonen dat er een onderling verband bestaat tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen die daarop betrekking hebben, en moeten zij deze openbaar maken. ___________ 1PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1. |
Motivering | |
Om de tenuitvoerlegging transparanter te maken. | |
Amendement 18 Voorstel voor een richtlijn Overweging 19 quinquies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 quinquies) De lidstaten moeten gemeenten en regio's betrekken bij toekomstige inspanningen om de bepalingen van deze richtlijn ten uitvoer te leggen, verder uit te werken en te evalueren. |
Motivering | |
Met het oog op een betere tenuitvoerlegging van de richtlijn moet de overheid daarbij op alle niveaus worden betrokken. | |
Amendement 19 Voorstel voor een richtlijn Overweging 19 secties (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 sexies) Voorrang moet worden gegeven aan voertuigen die rijden op alternatieve brandstoffen, hetgeen resulteert in een schoon wegverkeer en een aanmerkelijke verbetering van de luchtkwaliteit. De Commissie en de lidstaten moeten dan ook de ontwikkeling van motorvoertuigen die rijden op waterstof bevorderen. |
Motivering | |
We moeten dit zien als een kans om schone energieën zoals waterstof te promoten. Het is van essentieel belang dat we deze technologie verder helpen ontwikkelen. | |
Amendement 20 Voorstel voor een richtlijn Overweging 19 septies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 septies) De lidstaten en de Commissie moeten zich concentreren op de bevordering van waterstof als brandstof van de toekomst. Waterstof is een schone manier om voertuigen aan te drijven, en het gebruik ervan moet bijdragen tot het scheppen van een schone economie, aangezien voertuigen op waterstof geen koolstofhoudende verontreinigende stoffen produceren en er geen broeikasgassen uit de uitlaat komen. |
Motivering | |
We moeten dit zien als een kans om schone energieën zoals waterstof te promoten. Het is van essentieel belang dat we deze technologie verder helpen ontwikkelen. | |
Amendement 21 Ontwerprichtlijn Artikel 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Onderwerp |
Onderwerp en doelstelling |
Op grond van deze richtlijn en teneinde de aankoop van schone en energiezuinige voertuigen te bevorderen, moeten de operationele levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen worden meegenomen als gunningscriterium voor de aanschaf van wegvoertuigen door overheidsinstanties als bedoeld in de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG of door exploitanten die diensten uitvoeren op grond van een door een overheidsinstantie verleende licentie, contract, vergunning of toestemming. |
Deze richtlijn heeft ten doel de markt voor milieuvriendelijke en energiezuinige voertuigen te stimuleren door openbare aanbestedingen waarbij de daadwerkelijke operationele levensduurkosten, inclusief de milieukosten, worden meegenomen als een actief hulpmiddel aan te wenden. De richtlijn schrijft voor dat de operationele levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen moeten worden meegenomen als gunningscriterium voor de aanschaf van nieuwe wegvoertuigen – met inbegrip van het achteraf aanbrengen/inbouwen van nieuwe/verbeterde motoren of onderdelen in dergelijke voertuigen – door overheidsinstanties als bedoeld in de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG of door exploitanten die diensten uitvoeren op grond van een door een overheidsinstantie verleende licentie, contract, vergunning of toestemming. |
|
Het doel van deze richtlijn bestaat erin een dermate grote vraag naar schone en energiezuinige wegvoertuigen te bewerkstelligen dat fabrikanten en de industrie ertoe worden aangespoord meer te investeren in en meer werk te maken van de ontwikkeling van voertuigen met een gering energieverbruik en een lage uitstoot van CO2 en verontreinigende stoffen. |
|
De richtlijn is niet van toepassing op het achteraf aanbrengen/inbouwen van nieuwe/verbeterde motoren of onderdelen in wegvoertuigen die meer dan 75 % van het tijdens de volledige levensduur van het voertuig gangbare aantal kilometer hebben afgelegd. |
|
Onverminderd de toepasselijke voorschriften, met name de Gemeenschapswetgeving inzake overheidssteun en Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad1, kunnen de lidstaten het verwerven of aanschaffen van schone en energiezuinige wegvoertuigen, met inbegrip van het achteraf daarin aanbrengen/inbouwen van nieuwe/verbeterde motoren of onderdelen, aanmoedigen indien deze niet meer dan 75% van het tijdens de volledige levensduur van het voertuig gangbare aantal kilometer hebben afgelegd. |
Motivering | |
The scope of the directive should cover the retrofitting of type-approved road transport vehicles with engines and replacement parts. Special vehicles used in connection with local public transport, such as to maintain overhead cables, are procured in very small numbers and as one-off models. Such vehicles should be excluded from the scope of the directive, since their widely varying journey cycles rule out the harmonised calculation of energy consumption and pollutant emissions. This exclusion would reduce the costs involved in monitoring the transposition and implementation of the directive. The scope of the directive should cover type-approved road transport vehicles of M and N categories, including retrofitting with engines and replacement parts. In order to promote the replacement of old or polluting vehicles, as well as innovation, and ensure the beneficial effects of the proposed measure, the engines and the replacement parts should apply to those vehicles which have not exceeded 75% of their total lifetime mileage. State aid for the procurement of road transport vehicles should comply with EC rules. | |
Amendement 22 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 1 bis |
|
De volgende voertuigtypes vallen buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn: |
|
- voertuigen voor vitale urgentiediensten zoals ambulances, voertuigen die worden ingezet bij orgaantransplantaties of bloedleveranties, brandweerwagens en reddingsvoertuigen, evenals civiele hulpverleningsvoertuigen; |
|
- voertuigen die door overheden/exploitanten worden gebruikt voor operationele ondersteuning en instandhouding van de infrastructuur in het kader van het plaatselijke openbaar vervoer; |
|
- hooggespecialiseerde voertuigen, die in geringe hoeveelheden worden geproduceerd. |
Motivering | |
Het toepassingsgebied van de richtlijn dient nader te worden verduidelijkt. Hulpverleningsvoertuigen en andere hooggespecialiseerde voertuigen zijn duur en worden in kleine hoeveelheden gefabriceerd, waardoor het geen effectieve "market drivers" zijn. Bijzondere voertuigen die worden gebruikt voor plaatselijk openbaar vervoer, zoals die welke worden ingezet voor het onderhoud van bovengrondse kabels, worden in bijzonder kleine aantallen en unieke modellen aangekocht. Dergelijke voertuigen dienen te worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de richtlijn, aangezien de sterk variërende reiscycli de uniforme berekening van energieverbruik en vervuilende uitstoot onmogelijk maken. Dankzij deze uitsluitingsregel kunnen de kosten voor het toezicht op de omzetting en uitvoering van de richtlijn worden teruggeschroefd. | |
Amendement 23 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten zien erop toe dat de aanbestedende diensten als bedoeld in de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG, uiterlijk vanaf de in artikel 7, lid 1, vastgestelde datum, de in artikel 3 vastgestelde methodologie hanteren om de levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen in rekening te brengen als gunningscriterium voor de aankoop van wegvoertuigen. |
1. De lidstaten zien erop toe dat de aanbestedende diensten als bedoeld in de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG, uiterlijk vanaf de in artikel 7, lid 1, vastgestelde datum, de in artikel 3 vastgestelde methodologie hanteren om de levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen in combinatie met andere gunningscriteria in rekening te brengen voor de aankoop van wegvoertuigen. |
Motivering | |
De norm voor de meting van de kosten van energiegebruik en de uitstoot van CO2 en vervuilende stoffen moet facultatief zijn, zodat de kopers in staat zijn aanbiedingen te kiezen die tegelijkertijd milieuvriendelijk zijn en de beste prijs/kwaliteitsverhouding bieden. | |
Amendement 24 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten zien erop toe dat uiterlijk vanaf 1 januari 2012 bij elke openbare aanbesteding voor wegvoertuigen door aanbestedende diensten als bedoeld in de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG de levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen overeenkomstig de in artikel 3 vastgestelde methodologie in aanmerking worden genomen als gunningscriterium. |
2. De lidstaten zien erop toe dat uiterlijk vanaf 1 januari 2010 bij elke openbare aanbesteding voor wegvoertuigen door aanbestedende diensten als bedoeld in de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG onder meer de levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen overeenkomstig de in artikel 3 vastgestelde methodologie in aanmerking worden genomen als gunningscriterium. |
Motivering | |
De norm voor de meting van de kosten van energiegebruik en de uitstoot van CO2 en vervuilende stoffen moet facultatief zijn, zodat de kopers in staat zijn aanbiedingen te kiezen die tegelijkertijd milieuvriendelijk zijn en de beste prijs/kwaliteitsverhouding bieden. | |
Amendement 25 Ontwerprichtlijn Artikel 2 ‑ lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De lidstaten zien erop toe dat uiterlijk vanaf 1 januari 2012 bij elke aankoop van wegvoertuigen voor openbaarvervoersdiensten die worden gepresteerd op grond van een door een overheidsdienst verleende licentie, vergunning of toestemming de levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen overeenkomstig de in artikel 3 vastgestelde methodologie als criterium in aanmerking worden genomen. |
3. De lidstaten zien erop toe dat uiterlijk vanaf 1 januari 2010 bij elke aankoop van wegvoertuigen voor openbaarvervoersdiensten die worden gepresteerd op grond van een door een overheidsdienst verleende licentie, vergunning of toestemming onder meer de levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen overeenkomstig de in artikel 3 vastgestelde methodologie als criterium in aanmerking worden genomen. |
Motivering | |
De norm voor de meting van de kosten van energiegebruik en de uitstoot van CO2 en vervuilende stoffen moet facultatief zijn, zodat de kopers in staat zijn aanbiedingen te kiezen die tegelijkertijd milieuvriendelijk zijn en de beste prijs/kwaliteitsverhouding bieden. | |
Amendement 26 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 ‑ lid 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. Plaatselijke, regionale of landelijke autoriteiten die bij ten minste 75% van hun jaarlijkse specifieke aankopen kiezen voor schone en energiezuinige voertuigen mogen het label ‘schoon en energiezuinig stedelijk wegvervoer’ voeren. De Commissie stelt voor dit label een uniform ontwerp vast.
|
Motivering | |
Gebaseerd op het amendement van de rapporteur, maar suggereert dat het voeren van dit label dient te worden beperkt tot overheden die duidelijk de meeste voertuigen aanschaffen op basis van hun milieuprestaties. | |
Amendement 27 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 ‑ lid 3 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 ter. Fabrikanten van wegvoertuigen die onder deze richtlijn vallen, moeten voor die voertuigen op het moment dat zij te koop worden aangeboden indicatieve gegevens verschaffen met betrekking tot het totale energieverbruik tijdens de levensduur, de uitstoot van CO2 en verontreinigende stoffen. |
Motivering | |
Fabrikanten zijn binnen de aanbestedings-/aanschafcyclus voor wegvoertuigen het best geplaatst om indicatieve gegevens te verschaffen inzake het totale energieverbruik tijdens de levensduur, de uitstoot van CO2 en verontreinigende stoffen voor hun voertuigen op het moment dat deze te koop worden aangeboden. De EU-wetgeving heeft wat betreft het verlenen van een milieukeurmerk overigens reeds een precedent geschapen. | |
Amendement 28 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 3 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 quater. De lidstaten kunnen strengere gunningscriteria toepassen voor de verwerving van schone en energiezuinige voertuigen, kiezen voor de aanschaf van aangepaste voertuigen, of overgaan tot modernisering van bestaande voertuigen door ze bijvoorbeeld van roetfilters en "start/stop"-systemen te voorzien of door motoren ter verbetering van de milieuprestaties aan te passen voor minder vervuilende brandstoffen. |
Motivering | |
Vloeit logisch voort uit het subsidiariteitsbeginsel. Nadere specificatie van overweging 16. | |
Amendement 29 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – titel | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Energie- en milieukosten als gunningscriterium voor de aankoop van voertuigen |
De aanschaf van schone en energiezuinige voertuigen |
Amendement 30 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 ‑ lid 1 ‑ inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Voor de toepassing van deze richtlijn worden de operationele levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen die worden veroorzaakt door de exploitatie van het aan te schaffen voertuig gekwantificeerd en berekend overeenkomstig de onder a), b) en c) vastgestelde methodologie. |
1. Voor de toepassing van deze richtlijn worden de operationele levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen die worden veroorzaakt door de exploitatie van het aan te schaffen nieuwe voertuig gekwantificeerd en berekend overeenkomstig de onder a), b) en c) vastgestelde methodologie |
Motivering | |
Op verschillende plaatsen hebben de plaatselijke overheden geen andere keuze dan tweedehandsvoertuigen aan te schaffen. | |
Amendement 31 Ontwerprichtlijn Artikel 3 ‑ lid 1 ‑ punt a - streepje 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- het brandstofverbruik van een voertuig als bedoeld in lid 2 wordt op basis van de in tabel 1 van de bijlage vastgestelde omrekeningsfactoren voor de energie-inhoud van de verschillende brandstoffen uitgedrukt in energieverbruik per kilometer; |
- het brandstofverbruik van een voertuig als bedoeld in lid 2 wordt gemeten in eenheden energieverbruik per kilometer, ongeacht of dit direct wordt aangegeven – zoals bijvoorbeeld het geval is bij elektrische auto’s – of niet. Indien het brandstofverbruik in andere eenheden wordt aangegeven, moet het op basis van de in tabel 1 van de bijlage vastgestelde omrekeningsfactoren voor de energie-inhoud van de verschillende brandstoffen worden omgerekend in energieverbruik per kilometer; |
Amendement 32 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 ‑ lid 1 ‑ letter (a) – tweede streepje | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
- er wordt één monetaire waarde per energie-eenheid gebruikt. Deze waarde is de laagste kostprijs per energie-eenheid voor belasting van benzine of diesel die als vervoersbrandstof wordt gebruikt; |
- er wordt één monetaire waarde per energie-eenheid gebruikt. Deze waarde is de laagste kostprijs per energie-eenheid als transportvloeistof gebruikte benzine of diesel inclusief belasting, althans voor zover het overheidsinstanties betreft die volgens het nationale recht niet van brandstofbelasting zijn vrijgesteld; |
Motivering | |
De meeste overheidsinstanties betalen net als alle andere consumenten brandstofbelasting, en deze maakt deel uit van de over de volledige levensduur van het voertuig berekende brandstofprijs. | |
Amendement 33 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 ‑ lid 1 ‑ letter (b) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) De levensduurkosten van de CO2-uitstoot door de exploitatie van een voertuig worden berekend door de vermenigvuldiging van het tijdens de volledige levensduur van het voertuig afgelegde aantal kilometer als bedoeld in lid 3 met de CO2-uitstoot uitgedrukt in kilogram per kilometer overeenkomstig lid 2 en met de in tabel 2 van de bijlage vastgestelde kostprijs per kilogram. |
(b) De levensduurkosten van de CO2-uitstoot door de exploitatie van een voertuig worden berekend door de vermenigvuldiging van het tijdens de volledige levensduur van het voertuig afgelegde aantal kilometer als bedoeld in lid 3 met de CO2-uitstoot uitgedrukt in kilogram per kilometer overeenkomstig lid 2 en met de in tabel 2 van de bijlage vastgestelde kostprijs per kilogram, of een hogere prijs. |
Motivering | |
Indien overheidsinstanties bijvoorbeeld om redenen die verband houden met broeikasgasdoelstellingen de CO2-uitstoot een hogere waarde wensen toe te kennen dan de waarden in de tabellen, moeten zij daartoe de mogelijkheid krijgen. | |
Amendement 34 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Het brandstofverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen per afgelegde kilometer worden gebaseerd op de gestandaardiseerde EU-testprocedures die in de EU-regelgeving inzake typekeuring voor een aantal voertuigen zijn vastgesteld. Wanneer een voertuig niet onder de gestandaardiseerde EU-testprocedures valt, wordt de vergelijkbaarheid van de verschillende aanbiedingen gewaarborgd door het gebruik van algemeen erkende testprocedures of resultaten van tests voor de overheid, of wanneer deze niet beschikbaar zijn, door informatie die is meegedeeld door de constructeur. |
2. Het brandstofverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen per afgelegde kilometer worden gebaseerd op de gestandaardiseerde EU-testprocedures die in de EU-regelgeving inzake typekeuring voor een aantal voertuigen zijn vastgesteld. Wanneer een voertuig niet onder de gestandaardiseerde EU-testprocedures valt, wordt de vergelijkbaarheid van de verschillende aanbiedingen gewaarborgd door het gebruik van algemeen erkende testprocedures of resultaten van tests voor de overheid, of wanneer deze niet beschikbaar zijn, door informatie die is meegedeeld door de constructeur. De aanbestedende instantie of entiteit kan de resultaten opvragen van tests die onder de specifieke verkeersomstandigheden van de desbetreffende stedelijke gemeenschap zijn uitgevoerd en waarbij rekening is gehouden met het laadvermogen. |
Motivering | |
Het zou kunnen dat bij de verkregen testresultaten geen rekening is gehouden met het laadvermogen en de verkeersomstandigheden die voor de aanbestedende instantie relevant zijn. Om de offertes naar behoren te kunnen beoordelen, kan de aanbestedende instantie de resultaten opvragen van tests die zijn uitgevoerd onder de specifieke verkeersomstandigheden van de desbetreffende stedelijke gemeenschap, waarbij rekening is gehouden met het laadvermogen. | |
Amendement 35 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 3 bis |
|
Vrijstelling wanneer er alternatieve methoden bestaan |
|
Op verzoek van plaatselijke of regionale overheden die methoden hebben ontwikkeld voor de berekening van de levensduurkosten, inclusief milieugevolgen, die specifiek zijn toegesneden op de plaatselijke behoeften en omstandigheden, kan de Commissie deze plaatselijke of regionale instanties vrijstellen van de verplichtingen met betrekking tot de overeenkomstig artikel 3 uit te voeren berekeningen indien verwacht wordt dat de toegepaste methoden een even positief effect op het milieu zullen hebben als het stimuleren van schone en energiezuinige voertuigen. |
Amendement 36 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 3 ter |
|
Energie- en milieukosten als gunningscriterium bij de aanschaf van voertuigen |
|
De in tabel 2 van de bijlage aangegeven waarden voor de berekening van emissiekosten dienen als minimumwaarden te worden beschouwd. Indien overheden ervoor kiezen de milieugevolgen te verdisconteren door deze in geld uit te drukken en ze mee te nemen in de algehele kostenevaluatie als omschreven in artikel 3, is het hen toegestaan hogere cijfers voor de taxatie van de externe energiekosten en milieugevolgen te hanteren dan die welke in dat artikel zijn gespecificeerd. |
Motivering | |
Het moet overheidinstanties vrijstaan om, indien zij dat wensen, bij het taxeren van emissiekosten hogere dan de door de Commissie gespecificeerde cijfers te hanteren. De voor het taxeren van emissiekosten te gebruiken cijfers moeten in ieder geval minimumwaarden zijn, en zij mogen instanties die dat wensen er niet van weerhouden een hogere waarde toe te kennen voor milieubeschermingsdoeleinden. | |
Amendement 37 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 3 quater |
|
Extra steun voor de overheidssector |
|
1. De lidstaten moeten zich ertoe verbinden werknemers in de publieke sector te informeren omtrent de voordelen van op alternatieve brandstoffen rijdende voertuigen, alsook omtrent de locatie van pompstations en onderhoudsfaciliteiten, het kilometer- en vermogensbereik van dergelijke voertuigen en de aangeboden nationale en Europese stimuleringsprogramma’s. |
|
2. De lidstaten dienen leveranciers van alternatieve brandstoffen ertoe aan te sporen alternatieve brandstoffen op ruime schaal voor het publiek beschikbaar te stellen en het gebruik daarvan aan te moedigen. |
Motivering | |
Overheidsinstanties hebben extra steun, financieringsmogelijkheden en andere stimulansen nodig om groenere opties waaraan de voorkeur wordt gegeven te implementeren. Er moet advies worden gegeven omtrent de te volgen koers, zodat inkopers zich een beter beeld kunnen vormen van de algehele capaciteiten, de efficiency, de beschikbaarheid en het gebruiksgemak van de desbetreffende voertuigen. | |
Amendement 38 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 quinquies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 3 quinquies |
|
Transparantie |
|
Onverminderd het bepaalde in de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG, zien de lidstaten erop toe dat alle in artikel 2 vermelde actoren overeenkomstig artikel 3 voor elke ontvangen offerte op verzoek informatie beschikbaar stellen omtrent de daaraan verbonden energie- en milieukosten. |
|
Ten einde het openbare politieke debat nog meer te stimuleren, stelt de Commissie op basis van de overeenkomstig artikel 6 uit te brengen verslaglegging een via het internet te publiceren scorebord op aan de hand waarvan soortgelijke gemeenten en regio's kunnen worden beoordeeld en onderling vergeleken waar het de milieuvriendelijkheid van hun aankoopbeleid betreft. |
Motivering | |
Teneinde de transparantie te vergroten, moeten de aanbestedende overheden en diensten op verzoek informatie verstrekken omtrent energie- en milieukosten. | |
Amendement 39 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 4 bis |
|
Andere gunningscriteria en -methoden |
|
De verplichte toepassing van criteria voor de aanschaf van schone en energiezuinige voertuigen sluit niet uit dat bij gunning voorrang wordt gegeven aan bepaalde criteria of dat ook rekening wordt gehouden met andere relevante gunningscriteria of -methoden. Tevens wordt de mogelijkheid opengelaten om voertuigen op te waarderen door daarin achteraf nieuwe/verbeterde motoren of onderdelen aan te brengen of in te bouwen om de milieuprestaties te verbeteren. |
Motivering | |
Er moet duidelijk op worden gewezen dat er naast de in deze richtlijn gespecificeerde criteria ook nog andere criteria en methoden mogen worden gebruikt. | |
Amendement 40 Voorstel voor een richtlijn Overweging 4 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 4 ter |
|
Gestandaardiseerde testprocedures |
|
De Commissie stelt uitvoeringsmaatregelen vast met het oog op de normalisatie van testprocedures voor voertuigen waarop de in artikel 3, lid 2 bedoelde gestandaardiseerde Europese testprocedures niet van toepassing zijn. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 5, lid 2 bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. |
Motivering | |
Aangezien er voor sommige voertuigen geen gestandaardiseerde EU-testprocedures voorhanden zijn, moet de Commissie de verwezenlijking van de doelstellingen en de toepassing van de in de onderhavige richtlijn opgenomen maatregelen faciliteren. De nieuwe regelgevingsprocedure met toetsing is bij de vaststelling van uitvoeringsmaatregelen van toepassing. | |
Amendement 41 Voorstel voor een richtlijn Overweging 4 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 4 quater |
|
Begeleidende maatregelen |
|
De overheidsinstanties kunnen de verbetering van het stedelijk verkeersbeheer stimuleren door middel van specifieke infrastructuurelementen die erop gericht zijn het openbaar vervoer doelmatiger te maken. |
Motivering | |
Via begeleidende maatregelen moeten de voorwaarden worden gecreëerd voor de toepassing van bepaalde maatregelen of voor het aanbrengen van aan deze richtlijn gerelateerde infrastructuurelementen, zoals speciale banen voor het wegverkeer of bewegwijzering. | |
Amendement 42 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 5 bis |
|
Financieringsinstrumenten |
|
De Commissie richt een Europees Fonds voor Klimaatbescherming op, dat onder meer wordt gebruikt om de aanschaf van schone en energiezuinige wegvoertuigen door overheden en exploitanten in de zin van artikel 1 aan te moedigen. |
|
De terzake bevoegde begrotingsautoriteiten reserveren de daarvoor benodigde middelen op de EU- begroting. |
Motivering | |
De oprichting van een Europees Fonds voor Klimaatbescherming is een krachtig middel voor de versnelde invoering van nieuwe technologieën in de strijd tegen de klimaatverandering. Met name op het stuk van schone en energiezuinige wegvoertuigen kan de invoering van nieuwe technologieën op een bijzonder effectieve manier worden aangemoedigd door daarvoor specifieke overheidsmiddelen uit te trekken. | |
Amendement 43 Voorstel voor een richtlijn Overweging 5 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 5 ter |
|
Gebruik van communautaire financieringsinstrumenten |
|
1. De lidstaten en de Commissie houden bij de strategische follow-up en de tussentijdse herziening van de nationale strategische referentiekaders en de nationale en regionale operationele programma's, als omschreven in Verordening 1083/2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, rekening met de vraag of stedelijke mobiliteitsprojecten voor steun in aanmerking komen en met de beoogde bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen. |
|
2. De lidstaten en de Commissie blijven stedelijke vervoersinitiatieven zoals de programma's CIVITAS en Intelligente energie voor Europa ook in de toekomst ondersteunen. |
Motivering | |
Via de tussentijdse herziening van de nationale operationele programma's kan de bevordering van schone en energiezuinige voertuigen worden gefaciliteerd door beter gebruik te maken van de diverse financiële instrumenten die op nationaal en Gemeenschapsniveau beschikbaar zijn. | |
Amendement 44 Voorstel voor een richtlijn Overweging 5 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 5 quater |
|
Uitwisseling en verspreiding van informatie |
|
1. De lidstaten stellen nationale, regionale of plaatselijke diensten en entiteiten die op grond van een door overheidsinstanties verleende licentie, vergunning of toestemming openbaar-personenvervoersdiensten aanbieden in kennis van de bepalingen van deze richtlijn, alsook van de nationale wetgeving ter omzetting daarvan, en verstrekken hen daarnaast alle steun en alle noodzakelijke informatie in verband met de communautaire financieringsstelsels die van toepassing zijn op de onder deze richtlijn vallende aanbestedingsprocedures. |
|
2. De Commissie moedigt met het oog op de formulering van beleid inzake schone en energiezuinige openbare vervoersdiensten de verspreiding van beste praktijken aan door het opzetten van een EU-internetsite, om gedaan te krijgen dat de onder deze richtlijn vallende entiteiten steeds meer gebruik gaan maken van gestandaardiseerde communautaire criteria voor de aanschaf van voertuigen. |
|
3. De Commissie publiceert op deze internetsite alle relevante informatie in verband met de financiële instrumenten die in de respectieve lidstaten beschikbaar zijn met betrekking tot stedelijke mobiliteit en ter bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen. |
Motivering | |
Het is belangrijk dat de aanbestedende diensten over relevante informatie kunnen beschikken, zodat zij bij de aanschaf van dergelijke voertuigen beter zijn voorbereid, aangezien de "groene" gunningsnormen een nieuwe aanvulling vormen op de bepalingen van de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG. | |
Amendement 45 Ontwerprichtlijn Artikel 6 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. In dat verslag worden de effecten van de richtlijn beoordeeld, wordt nagegaan of er behoefte is aan verdere maatregelen en worden desgevallend nieuwe maatregelen voorgesteld. |
2. De Commissie stelt uiterlijk drie jaar na de in artikel 8 vermelde datum, en vervolgens om de twee jaar, een verslag op over de toepassing van deze richtlijn, inclusief met betrekking tot de in lid 1 bedoelde informatie, alsmede over de door de respectieve lidstaten getroffen voorzieningen om de aanschaf van schone en energiezuinige wegvoertuigen te bevorderen. In dat verslag worden de effecten van de richtlijn, met inbegrip van kwantitatieve indicatoren ter evaluatie van de milieuvoordelen, alsmede de verslaglegging door de lidstaten beoordeeld, wordt nagegaan of er behoefte is aan verdere maatregelen en worden desgevallend nieuwe maatregelen voorgesteld. |
|
De Commissie maakt een vergelijking op tussen enerzijds de nominale en relatieve cijfergegevens betreffende aangekochte voertuigen die qua totale levensduurkosten, met inbegrip van de externe kosten, overeenstemmen met het beste op de markt verkrijgbare alternatief in elk van de vier categorieën voertuigen en anderzijds de totale marktgegevens voor die voertuigen, en taxeert in hoeverre de in artikel 3 vermelde criteria de markt hebben beïnvloed. |
Amendement 46 Voorstel voor een richtlijn Bijlage ‑ tabel 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Tabel 1: Energie-inhoud van motorbrandstoffen |
Tabel 1: Energie-inhoud van motorbrandstoffen |
Brandstof Energie-inhoud |
Brandstof Energie-inhoud |
Diesel 36 MJ/liter |
Diesel 36 MJ/liter |
Benzine 32 MJ/ liter |
Benzine 32 MJ/ liter |
Aardgas 38 MJ/Nm3 |
Aardgas 33 MJ/Nm3 |
LPG (vloeibaar petroleumgas) 24 MJ/ liter |
LPG (vloeibaar petroleumgas) 24 MJ/ liter |
Ethanol 21 MJ/ liter |
Ethanol 21 MJ/ liter |
Biodiesel 33 MJ/ liter |
Biodiesel 33 MJ/ liter |
Emulsiebrandstof 32 MJ/ liter |
Emulsiebrandstof 32 MJ/ liter |
Waterstof 11 MJ/Nm3 |
Waterstof 11 MJ/Nm3 |
Motivering | |
Conform de typekeuringsprocedures moet bij de berekening van het vastgestelde verbruik voor personenauto's rekening worden gehouden met het feit dat aardgas mogelijkerwijs een lagere energie-inhoud heeft. Ter wille van de consistentie met het vastgestelde verbruik voor bestaande voertuigen wordt een waarde van 33 MJ - die geldt voor gemengde producten van het methaantype - gebezigd in plaats van een waarde van 38 MJ. Bij toepassing van de door de Commissie vooropgestelde waarde zouden er zich problemen voordoen op het punt van de consistentie tussen de in het dit voorstel gehanteerde criteria en de typegoedkeuringsparameters die momenteel als officiële referentiewaarden worden beschouwd. | |
Amendement 47 Voorstel voor een richtlijn Bijlage ‑ tabel 2, kolom 1, rij 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2 cent/kg |
3 eurocent/kg dan wel – wanneer die hoger is – de volgens het EU-emissiehandelssysteem ETS gangbare marktprijs |
Motivering | |
30 EUR/ton komt wellicht dichter in de buurt van een accurate koolstofprijs berekend over de levensduur van voertuigen die na 2010 worden aangekocht. |
MOTIVERING
In het onderhavige voorstel zijn eerdere aanbevelingen van de Commissie milieubeheer verwerkt
Het onderhavige voorstel vervangt een eerder Commissievoorstel (COM (2005)634 def.) en er zijn - doordat het al eerder door de Commissie milieubeheer is behandeld - op een aantal belangrijke punten praktische aanbevelingen van uw rapporteur en andere leden van het Europees Parlement in verwerkt.
De belangrijkste aspecten kunnen als volgt worden omschreven:
· alle voertuigen vallen onder de richtlijn;
· de CO2- uitstoot is erin opgenomen;
· het model is technologisch neutraal en flexibel (en geen statische norm);
· openbare aanbestedingen worden gehandhaafd als instrument voor het bevorderen van milieuvriendelijke voertuigen;
· met specifieke plaatselijke motieven kan rekening worden gehouden om te garanderen dat het subsidiariteitsbeginsel wordt gerespecteerd.
Berekening van de levensduurkosten
De richtlijn schrijft voor dat alle openbare aanbesteders – dan wel actoren die handelen namens of onder licentie van de overheid – niet alleen de aanschafprijs moeten berekenen, maar tevens de levensduurkosten voor de bewuste brandstof, de CO2-uitstoot en de luchtverontreiniging, en dat zij die gegevens moeten hanteren als aanschafcriterium.
Openbare aanbestedingen als marktkatalysator
Uw rapporteur is er voorstander van om openbare aanbestedingen als marktkatalysator te laten dienen voor milieuvriendelijke voertuigen en heeft daarom artikel 1 aangepast, waarbij dit aspect speciale aandacht krijgt als een van de hoofddoelstellingen van de richtlijn.
Op Europees niveau vertegenwoordigen openbare aanbestedingen een belangrijk marktaandeel en het feit dat overheidsinstanties een leidende rol zouden gaan vervullen doordat zij de ‘levensduurkosten’ zouden becijferen en deze bij aanbestedingen als aanschafcriterium gaan hanteren zal de auto-industrie ertoe aansporen milieuvriendelijke voertuigen met een lagere uitstoot van CO2 en verontreinigende stoffen te ontwikkelen en daarin te investeren.
Transparantie en publieke discussie
Om milieuoverwegingen van invloed te laten zijn bij lokale beslissingen omtrent de aanschaf van voertuigen is het van essentieel belang om NGO's, burgers en plaatselijke politici toegang te verschaffen tot informatie over dergelijke aankoopcriteria.
Daarom heeft uw rapporteur de richtlijn op een aantal punten aangepast ten einde de transparantie en de publieke toegang tot dergelijke informatie te vergroten en een beter referentiekader te creëren.
Het gaat daarbij met name om de volgende wijzigingen:
· plaatselijke instanties moeten op het internet alle informatie beschikbaar stellen omtrent de wijze waarop levensduurkosten bij aankoopbeslissingen worden betrokken;
· de Commissie moet een scorebord opstellen om te kunnen vergelijken in hoeverre plaatselijke instanties erin slagen milieuvriendelijke voertuigen aan te schaffen;
· er moet een ‘groen aankooplabel’ worden geïntroduceerd, dat kan worden gevoerd door plaatselijke en regionale overheden die bij de aanschaf van milieuvriendelijke voertuigen vooroplopen.
Herziening en beoordeling van het effect van de richtlijn
Het is van belang te kunnen vaststellen in hoeverre de richtlijn in haar huidige vorm het beoogde effect teweegbrengt. Uw rapporteur heeft daarom een aantal amendementen voorgesteld om te waarborgen dat er een specifieke follow-up en beoordeling plaatsvindt van de effecten van de richtlijn op de markt en het milieu.
Derhalve wordt de Commissie verzocht:
· om de twee jaar verslag uit te brengen over tenuitvoerlegging van de richtlijn en over het effect dat daarvan uitgaat op de markt voor de respectieve voertuigcategorieën en op het milieu.
Tenuitvoerlegging
Uw rapporteur is van mening dat het mogelijk moet zijn om al in 2010 de voorgeschreven methode voor de berekening van de levensduurkosten in te voeren en toe te passen, en daarom stelt hij voor dat er een datum wordt vastgesteld, zodat de markt- en milieueffecten van de richtlijn zo snel mogelijk voelbaar kunnen worden.
17.6.2008
ADVIES van de Commissie interne markt en consumentenbescherming
aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
inzake het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen
(COM(2007)0817 – C6‑0008/2008 – 2005/0283(COD))
Rapporteur voor advies: Andreas Schwab
BEKNOPTE MOTIVERING
Uw rapporteur voor advies ziet het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen in principe als positief omdat het kan worden beschouwd als een gelegenheid om schone en energiezuinige producten te bevorderen. Hij erkent dat dit voorstel een verbetering inhoudt ten opzichte van eerdere voorstellen en hij is vooral ingenomen met de technologieneutrale opzet van het voorstel.
Hij is het echter niet eens met het Commissievoorstel om de groene en energiezuinige criteria voor openbare aanbestedingen bindend te maken. Hij is van mening dat de voorgestelde invoering van bindende criteria voor openbare aanbestedingen – hoewel de bedoeling in dit geval prijzenswaardig is – niet noodzakelijkerwijs strookt met de fundamentele beginselen van het communautaire recht op het gebied van openbare aanbestedingen, en wellicht een ongewenst precedent kan scheppen. Daarom stelt hij voor het aan de aanbestedende diensten van de lidstaten over te laten om te beslissen wanneer zij die criteria daadwerkelijk toepassen, hetgeen niet wegneemt dat er een krachtig signaal naar de aanbestedende diensten en entiteiten kan worden uitgezonden om hen ertoe aan te moedigen deze milieucriteria voor dit soort aankopen te hanteren.
Voor de duidelijkheid dringt de rapporteur voor advies er ook op aan dat er in dit voorstel een duidelijke verwijzing wordt opgenomen naar de drempelbedragen die zijn vastgesteld in de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG inzake openbare aanbestedingen, omdat er in het Commissievoorstel niet direct gewag wordt gemaakt van de drempelbedragen waarboven deze nieuwe regels gelden.
Overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord "Beter wetgeven" stelt de rapporteur voor advies voor, een overweging in het richtlijnvoorstel op te nemen waarbij de lidstaten ertoe worden aangespoord hun eigen tabellen op te stellen om de interrelatie tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen aan te geven, en deze tabellen openbaar te maken.
Aangezien het voorstel met name gevolgen heeft voor de bedrijfsvoertuigensector (gespecialiseerde vrachtwagens en bussen voor operationele ondersteuning en onderhoud van de infrastructuur, reinigingsmaterieel), stelt de rapporteur voor advies voor, bepaalde voertuigen buiten het toepassingsgebied van de richtlijn te laten vallen, omdat ze door een specifiek ontwerp worden gekenmerkt en zijn uitgerust met specifieke apparatuur en hun energieverbruik daarom verschilt van dat van andere voertuigen.
Uw rapporteur voor advies wijst erop dat de effectbeoordeling waarin dit voorstel voorziet, onvolledig is met betrekking tot o.a. de verwachte kosten, het wetenschappelijk bewijs op grond waarvan de internalisering van externe kosten wordt vertaald in concrete cijfers, en dat er bovendien geen rekening wordt gehouden met bestaande normen zoals de EURO-standaarden. Daarom dringt hij er bij de Commissie op aan de effecten en de methodologie van deze richtlijn om de twee jaar te beoordelen en in dat verband ook rekening te houden met o.a. de gevolgen voor het klimaat van hernieuwbare brandstoffen en met de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de EURO-standaarden (de toekomstige EURO VI-wetgeving).
Gezien het zeer krappe tijdschema dat voor de goedkeuring van het advies wordt opgelegd door de ten principale bevoegde commissie, behoudt uw rapporteur zich het recht voor om in een later stadium van de procedure op deze punten nog meer amendementen in te dienen.
AMENDEMENTEN
De Commissie interne markt en consumentenbescherming verzoekt de ten principale bevoegde Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een richtlijn Overweging 9 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(9) In zijn verslag van 12 december 2007 verwelkomt de CARS 21-groep op hoog niveau het initiatief van de Commissie om de aanschaf van schone en energiezuinige voertuigen te bevorderen, op voorwaarde dat wordt geopteerd voor een technologieneutrale prestatiegerichte benadering. |
(9) In zijn verslag van 12 december 2007 verwelkomt de CARS 21-groep op hoog niveau het initiatief van de Commissie om de aanschaf van schone en energiezuinige voertuigen te bevorderen, op voorwaarde dat wordt geopteerd voor een technologieneutrale prestatiegerichte en geïntegreerde benadering waarbij producenten van voertuigen, olie- of brandstofleveranciers, garagehouders, consumenten of bestuurders en de overheid worden betrokken. |
Amendement 2 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(11) De aankoopprijs van schone en zuinige voertuigen ligt aanvankelijk hoger dan die van traditionele voertuigen. Door voldoende vraag naar deze voertuigen te creëren ontstaan schaalvoordelen waardoor de kosten kunnen worden gedrukt. |
(11) De aankoopprijs van schone en zuinige voertuigen ligt aanvankelijk hoger dan die van traditionele voertuigen. Door voldoende vraag naar deze voertuigen te creëren ontstaan schaalvoordelen waardoor de kosten worden gedrukt en een economie wordt geschapen die op hernieuwbare energiebronnen is gebaseerd. |
Amendement 3 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(11 bis) Deze richtlijn beoogt de overheden extra te steunen via financiële stimuleringsmaatregelen en maatregelen op het gebied van voorlichting en educatie. |
Motivering | |
Overheden hebben extra steun, financiële middelen en andere stimulerende maatregelen nodig om milieuvriendelijker opties, waaraan de voorkeur wordt gegeven, aan te bieden. Hierbij moet beleidsadvies worden aangeboden, zodat de betrokken aanbestedingsdiensten een beter inzicht krijgen in de algemene prestaties, efficiëntie, beschikbaarheid en gebruiksgemak van de verschillende voertuigen/brandstoffen waarvan de aanschaf wordt overwogen. Aldus kan worden voorkomen dat schaarse bronnen en overheidsgelden worden verspild en kunnen inkoopmanagers bewustere keuzes maken als het om nieuwe voertuigtechnologieën gaat. | |
Amendement 4 Voorstel voor een richtlijn Overweging 14 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(14 bis) Wanneer zij bij de vaststelling van technische specificaties voldoen aan het vereiste om rekening te houden met energie- en milieugevolgen, staat het de aanbestedende diensten, entiteiten en exploitanten vrij om specificaties vast te stellen voor betere energie- en milieuprestaties dan die welke zijn vastgelegd in de EU-wetgeving, bijvoorbeeld met het oog op de toekomstige EURO-normen. |
Motivering | |
In het voorstel zitten inconsistenties tussen de bestaande en toekomstige wetgeving (EURO VI), bijvoorbeeld met betrekking tot de definitie van het aantal afgelegde kilometer. De betrokken autoriteiten zouden daarom rekening moeten kunnen houden met de bestaande en de toekomstige Europese normen. | |
Amendement 5 Voorstel voor een richtlijn Overweging 16 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(16) De verplichte toepassing van milieucriteria voor de aanschaf van schone en zuinige voertuigen belet overheidsinstanties niet ook rekening te houden met andere relevante criteria. Overheden kunnen ook opteren voor de aanpassing van bestaande voertuigen om de milieuprestaties te verbeteren. |
(16) De milieucriteria in deze richtlijn beletten overheidsinstanties niet te opteren voor de aanpassing van bestaande voertuigen om de milieuprestaties te verbeteren. |
Motivering | |
De verplichte milieucriteria stroken niet met de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG inzake openbare aanbestedingen. Het zou aanbestedende instanties vrij moeten staan om zelf te kiezen welke criteria zij in het aanbestedingsdossier specificeren en om de opdracht te gunnen aan de economisch meest voordelige inschrijving of de laagste prijs, waarbij de voorgestelde milieucriteria worden toegepast op basis van vrijwilligheid. | |
Amendement 6 Voorstel voor een richtlijn Overweging 19 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 bis) Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord "Beter wetgeven"1 dienen de lidstaten voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen en daarmee, voor zover mogelijk, aan te tonen dat er een onderling verband bestaat tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en moeten zij deze openbaar maken. ___________ 1PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1. |
Motivering | |
Om de tenuitvoerlegging transparanter te maken. | |
Amendement 7 Voorstel voor een richtlijn Overweging 19 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 ter) Voorrang moet worden gegeven aan voertuigen met alternatieve brandstoffen die tot schoon wegverkeer en een aanmerkelijke verbetering van de luchtkwaliteit leiden. De Commissie en de lidstaten moeten dan ook de ontwikkeling van motorvoertuigen op waterstof bevorderen. |
Motivering | |
We moeten dit zien als een kans om schone energieën zoals waterstof te promoten. Het is van essentieel belang dat we deze technologie verder helpen ontwikkelen. | |
Amendement 8 Voorstel voor een richtlijn Overweging 19 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 quater) De lidstaten moeten gemeenten en regio's betrekken bij toekomstige inspanningen om de bepalingen van deze richtlijn ten uitvoer te leggen, nader uit te werken en te evalueren. |
Motivering | |
Met het oog op een betere tenuitvoerlegging van de richtlijn moet de overheid daarbij op alle niveaus worden betrokken. | |
Amendement 9 Voorstel voor een richtlijn Overweging 19 quinquies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 quinquies) De lidstaten en de Commissie moeten zich concentreren op de bevordering van waterstof als brandstof van de toekomst. Waterstof is een schone manier om voertuigen aan te drijven, en het gebruik ervan moet bijdragen tot het scheppen van een schone economie, aangezien voertuigen op waterstof geen koolstofhoudende verontreinigende stoffen produceren en er geen broeikasgassen uit de uitlaat komen. |
Motivering | |
We moeten dit zien als een kans om schone energieën zoals waterstof te promoten. Het is van essentieel belang dat we deze technologie verder helpen ontwikkelen. | |
Amendement 10 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Op grond van deze richtlijn en teneinde de aankoop van schone en energiezuinige voertuigen te bevorderen, moeten de operationele levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen worden meegenomen als gunningscriterium voor de aanschaf van wegvoertuigen door overheidsinstanties als bedoeld in de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG of door exploitanten die diensten uitvoeren op grond van een door een overheidsinstantie verleende licentie, contract, vergunning of toestemming. |
1. Op grond van deze richtlijn moeten overheidsinstanties als bedoeld in de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG en exploitanten die diensten uitvoeren op grond van een door een overheidsinstantie verleende licentie, contract, vergunning of toestemming, op vrijwillige basis rekening houden met de operationele levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen bij de aanschaf van wegvoertuigen, teneinde de aankoop van schone en energiezuinige voertuigen te bevorderen. |
Motivering | |
De verplichte milieucriteria stroken niet met de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG inzake openbare aanbestedingen. Het zou aanbestedende instanties vrij moeten staan om zelf te kiezen welke criteria zij in het aanbestedingsdossier specificeren en om de opdracht te gunnen aan de economisch meest voordelige inschrijving of de laagste prijs, waarbij de voorgestelde milieucriteria worden toegepast op basis van vrijwilligheid. | |
Amendement 11 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Artikel 2 |
Artikel 3 |
De aanschaf van schone en zuinige voertuigen |
Werkingssfeer |
1. De lidstaten zien erop toe dat de aanbestedende diensten als bedoeld in de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG, uiterlijk vanaf de in artikel 7, lid 1, vastgestelde datum, de in artikel 3 vastgestelde methodologie gebruiken om de levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen als gunningscriterium te hanteren bij de aankoop van wegvoertuigen. |
1. Deze richtlijn is van toepassing op contracten voor de aanschaf van wegvoertuigen door: |
|
(a) aanbestedende diensten en entiteiten die verplicht zijn de aanbestedingsregels als vastgelegd in de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG toe te passen, overeenkomstig de geldende drempelbedragen van deze richtlijnen; |
|
(b) exploitanten voor de vervulling van openbaredienstverplichtingen in het kader van een openbaredienstcontract in de zin van Verordening 1370/2007/EG boven een drempelbedrag dat wordt vastgesteld door de lidstaten en dat niet hoger mag liggen dan de drempelbedragen die zijn vastgelegd in de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG. |
2. De lidstaten zien erop toe dat uiterlijk vanaf 1 januari 2012 bij elke openbare aanbesteding voor wegvoertuigen door aanbestedende diensten als bedoeld in de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG de levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen overeenkomstig de in artikel 3 vastgestelde methodologie in aanmerking worden genomen als gunningscriterium. |
2. Wanneer aanbestedende diensten of entiteiten als bedoeld in de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG en exploitanten voor de vervulling van openbaredienstverplichtingen in het kader van een openbaredienstcontract in de zin van Verordening (EG) nr. 1370/2007 de levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen bij de aanschaf van wegvoertuigen in aanmerking nemen als gunningscriterium, kunnen zij daarbij de in artikel 3 vastgestelde methodologie toepassen. |
3. De lidstaten zien erop toe dat uiterlijk vanaf 1 januari 2012 bij elke aankoop van wegvoertuigen voor openbaarvervoersdiensten die worden gepresteerd op grond van een door een overheidsdienst verleende licentie, vergunning of toestemming de levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen overeenkomstig de in artikel 3 vastgestelde methodologie als criterium in aanmerking worden genomen. |
|
Motivering | |
Er moet een duidelijk verband worden gelegd tussen dit voorstel en de klassieke richtlijnen inzake openbare aanbestedingen (2004/17/EG en 2004/18/EG). Bovendien wordt er in het Commissievoorstel niet verwezen naar de minimale drempelbedragen waarboven de regelgeving van toepassing is. Verder moeten bepaalde voertuigen buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen omdat ze op een specifieke manier zijn ontworpen en zijn uitgerust met specifieke apparatuur, en hun energieverbruik daarom verschilt van dat van andere voertuigen | |
Amendement 12 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 2 bis |
|
Definities |
|
In deze richtlijn wordt verstaan onder: |
|
-"aanbestedende diensten": aanbestedende diensten als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, letter a) van Richtlijn 2004/17/EG en in artikel 1, lid 9 van Richtlijn 2004/18/EG; |
|
"aanbestedende entiteiten": aanbestedende instanties als gedefinieerd in artikel 2, lid 2 van Richtlijn 2004/17/EG; |
|
-"wegvoertuig": voertuig dat valt onder de voertuigencategorieën die in tabel 3 van de bijlage bij deze richtlijn zijn opgenomen. |
Motivering | |
Het zou goed zijn als er in het Commissievoorstel een aparte paragraaf zou worden opgenomen met de relevante definities. | |
Amendement 13 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – titel | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Energie- en milieukosten als gunningscriterium voor de aankoop van voertuigen |
De aanschaf van schone en energiezuinige voertuigen |
Amendement 14 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Voor de toepassing van deze richtlijn worden de operationele levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen die worden veroorzaakt door de exploitatie van het aan te schaffen voertuig gekwantificeerd en berekend overeenkomstig de onder a), b) en c) vastgestelde methodologie. |
1. De lidstaten zien erop toe dat uiterlijk vanaf de in artikel 7, lid 1 genoemde datum alle in artikel 2 genoemde aanbestedende diensten en exploitanten bij de aanschaf van wegvoertuigen op vrijwillige basis rekening houden met de energie- en milieugevolgen gedurende de levensduur daarvan als bepaald in lid 1 bis van dit artikel en voor één van de in lid 1 ter van dit artikel genoemde opties kiezen. |
(a) De levensduurkosten van het energieverbruik door de exploitatie van een voertuig worden als volgt berekend: |
|
- het brandstofverbruik van een voertuig als bedoeld in lid 2 wordt op basis van de in tabel 1 van de bijlage vastgestelde omrekeningsfactoren voor de energie-inhoud van de verschillende brandstoffen uitgedrukt in energieverbruik per kilometer; |
|
- er wordt één monetaire waarde per energie-eenheid gebruikt. Deze waarde is de laagste kostprijs per energie-eenheid voor belasting van benzine of diesel die als vervoersbrandstof wordt gebruikt; |
|
- de levensduurkosten van het energieverbruik dat wordt veroorzaakt door de exploitatie van een voertuig worden berekend door de vermenigvuldiging van het tijdens de volledige levensduur afgelegde aantal kilometer als bedoeld in lid 3 met het energieverbruik als bedoeld in het eerste streepje en met de kostprijs per energie-eenheid als bedoeld in het tweede streepje. |
|
(b) De levensduurkosten van de CO2-uitstoot door de exploitatie van een voertuig worden berekend door de vermenigvuldiging van het tijdens de volledige levensduur van het voertuig afgelegde aantal kilometer als bedoeld in lid 3 met de CO2-uitstoot uitgedrukt in kilogram per kilometer overeenkomstig lid 2 en met de in tabel 2 van de bijlage vastgestelde kostprijs per kilogram. |
|
(c) De levensduurkosten voor de uitstoot van verontreinigende stoffen door de exploitatie van een voertuig worden berekend door de optelling van de levensduurkosten voor de uitstoot van stikstofoxide, niet-methaanhoudende koolwaterstoffen en fijne stofdeeltjes. De levensduurkosten voor de verschillende verontreinigende stoffen wordt berekend door de vermenigvuldiging van het tijdens de volledige levensduur van het voertuig afgelegde aantal kilometer als bedoeld in lid 3 met de emissies, uitgedrukt in gram, als bedoeld in lid 2 en met de in tabel 2 van de bijlage vastgestelde respectieve kostprijs per gram. |
|
(Het eerste deel van dit amendement is afkomstig uit artikel 2 van het Commissievoorstel) | |
Motivering | |
Dit amendement geeft nadere specificaties omtrent de toepassing van het Commissievoorstel, ter wille van de consistentie met de bestaande EU-regelgeving inzake openbare aanbestedingen. | |
Amendement 15 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. De energie- en milieugevolgen waarmee rekening moet worden gehouden omvatten ten minste de volgende aspecten: |
|
(a) energieverbruik; |
|
(b) CO2-emissies; |
|
(c) emissies van verontreinigende stoffen, zoals gedefinieerd in de bijlage. |
|
Naast de in lid 1 genoemde energie- en milieugevolgen mogen de aanbestedende diensten en exploitanten ook rekening houden met andere milieugevolgen die verband houden met het gebruik van de aan te schaffen voertuigen. |
Motivering | |
Dit amendement geeft nadere specificaties omtrent de toepassing van het Commissievoorstel, ter wille van de consistentie met de bestaande EU-regelgeving inzake openbare aanbestedingen. | |
Amendement 16 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 1 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 ter. Aan de vereisten van de leden 1 en 2 wordt voldaan door te kiezen voor een van de volgende opties: |
|
(a) in het aanbestedingsdossier voor de aanschaf van wegvoertuigen bij de milieucriteria technische specificaties vaststellen die zo mogelijk gebaseerd moeten zijn op Europese normen, zoals de EURO-emissieklassen voor energie en milieuprestaties; of |
|
(b) de in artikel 4 van deze richtlijn vastgelegde energie- en milieucriteria opnemen in de gunningscriteria. |
|
Indien de kostprijs van deze gevolgen in het gunningsbesluit wordt meegenomen, mogen de lidstaten de volgende bepalingen op vrijwillige basis toepassen: |
|
a) de levensduurkosten van het energieverbruik door de exploitatie van een voertuig worden als volgt berekend: |
|
- het brandstofverbruik van een voertuig als bedoeld in lid 2 wordt op basis van de in tabel 1 van de bijlage vastgestelde omrekeningsfactoren voor de energie-inhoud van de verschillende brandstoffen uitgedrukt in energieverbruik per kilometer; |
|
- er wordt één monetaire waarde per energie-eenheid gebruikt. Deze waarde is de laagste kostprijs per energie-eenheid vóór belasting van benzine of diesel die als vervoersbrandstof wordt gebruikt; |
|
- de levensduurkosten van het energieverbruik dat wordt veroorzaakt door de exploitatie van een voertuig worden berekend door de vermenigvuldiging van het tijdens de volledige levensduur afgelegde aantal kilometer als bedoeld in lid 3 met het energieverbruik als bedoeld in het eerste streepje en met de kostprijs per energie-eenheid als bedoeld in het tweede streepje; |
|
b) de levensduurkosten van de CO2-uitstoot door de exploitatie van een voertuig worden berekend door de vermenigvuldiging van het tijdens de volledige levensduur van het voertuig afgelegde aantal kilometer als bedoeld in lid 3 met de CO2-uitstoot uitgedrukt in kilogram per kilometer overeenkomstig lid 2 en met de in tabel 2 van de bijlage vastgestelde kostprijs per kilogram; |
|
c) de levensduurkosten voor de uitstoot van verontreinigende stoffen door de exploitatie van een voertuig worden berekend door de optelling van de levensduurkosten voor de uitstoot van stikstofoxide, niet-methaanhoudende koolwaterstoffen en fijne stofdeeltjes. De levensduurkosten voor de verschillende verontreinigende stoffen wordt berekend door de vermenigvuldiging van het tijdens de volledige levensduur van het voertuig afgelegde aantal kilometer als bedoeld in lid 3 met de emissies, uitgedrukt in gram, als bedoeld in lid 2 en met de in tabel 2 van de bijlage vastgestelde respectieve kostprijs per gram. |
(De punten a), b) en c) van de tweede subparagraaf zijn afkomstig uit artikel 3, lid 1 van het Commissievoorstel) | |
Motivering | |
Dit amendement geeft nadere specificaties omtrent de toepassing van het Commissievoorstel, ter wille van de consistentie met de bestaande EU-regelgeving inzake openbare aanbestedingen. |
PROCEDURE
Titel |
Bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen |
||||||
Document- en procedurenummers |
(COM(2007)0817 – C6‑0008/2008 – COM(2005)0634 – C6-0008/2006 – 2005/0283(COD)) |
||||||
Commissie ten principale |
ENVI |
||||||
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
IMCO |
||||||
Nauwere samenwerking – datum bekendmaking |
|
||||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Andreas Schwab6.5.2008
|
||||||
Vervangen rapporteur voor advies |
|
||||||
Behandeling in de commissie |
3.6.2008 |
16.6.2008 |
|
|
|
||
Datum goedkeuring |
16.6.2008 |
||||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
280 0
|
|||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Cristian Silviu Buşoi, Charlotte Cederschiöld, Janelly Fourtou, Evelyne Gebhardt, Martí Grau i Segú, Małgorzata Handzlik, Malcolm Harbour, Edit Herczog, Iliana Malinova Iotova, Kurt Lechner, Lasse Lehtinen, Arlene McCarthy, Nickolay Mladenov, Catherine Neris, Bill Newton Dunn, Zita Pleštinská, Karin Riis-Jørgensen, Heide Rühle, Leopold Józef Rutowicz, Christel Schaldemose, Andreas Schwab, Eva-Britt Svensson, Jacques Toubon, Bernadette Vergnaud |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Colm Burke, Giovanna Corda, Jan Cremers, Manuel Medina Ortega, Anja Weisgerber |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Dragoş Florin David |
||||||
30.5.2008
ADVIES van de Commissie vervoer en toerisme
aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen
(COM(2007)0817 – C6‑0008/2008 – 2005/0283(COD))
Rapporteur voor advies: Silvia-Adriana Ţicău
BEKNOPTE MOTIVERING
Stedelijk wegvervoer en klimaatverandering
De verandering van het klimaat is elke dag van invloed op iedere Europeaan. De Europese Unie is overeengekomen de uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 met 20% terug te dringen, de energie-efficiency met 20% op te voeren en duurzame energie te gebruiken voor ten minste 20% van het totale energieverbruik van de EU.
In de EU is de sector wegvervoer verantwoordelijk voor 26% van het eindverbruik aan energie en voor 24% van de CO2-uitstoot. Het stedelijk vervoer vertegenwoordigt 40% van de CO2-emissies ten gevolge van het wegvervoer en tot 70% van andere door het vervoer veroorzaakte vormen van vervuiling. Het vervoer levert weliswaar een belangrijke bijdrage tot de groei, maar heeft ook een maatschappelijke prijs.
Inhoud van het voorstel
Het nieuwe voorstel vervangt het oorspronkelijke Commissievoorstel, dat door het Parlement in 2006[1] op commissieniveau is verworpen. Het nieuwe voorstel is gebaseerd op een nieuwe, volgens de Commissie neutrale technologische benadering. De omstreden bepaling dat overheidsorganen de aanschaf van een percentage schone voertuigen, d.w.z. een drempel van 25%, moesten waarborgen is uit het voorstel geschrapt.
De Commissie komt met een geharmoniseerde en aan de hand van kostprijzen berekende methode voor de aanschaf van schone en energiezuinige voertuigen voor het openbaar vervoer. De operationele levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van vervuilende stoffen moeten als gunningscriterium worden meegenomen bij elke aankoop van wegvoertuigen door overheidsdiensten of exploitanten die diensten aanbieden op grond van een contract met een overheidsinstantie. De levensduur van een voertuig wordt bepaald aan de hand van technische specificaties, en indien deze ontbreken, bepaalt de Commissie het aantal kilometer dat voor het vervoer over de weg bestemde voertuigen tijdens hun levensduur afleggen.
De groene gunningsnormen kunnen in eerste instantie op vrijwillige basis in de regeling worden opgenomen en uiterlijk met ingang van 2012 wettelijk verplicht worden gesteld.
Het voorstel is gericht op verlaging van de kosten van schone en energiezuinige voertuigen via totstandbrenging van een kritische massa van groene voertuigen. Bestaande wetgeving (EURO-standaarden voor de uitstoot door voertuigen) kan worden gebruikt in de gunningsnormen.
Door de wettelijk verplichte toepassing van normen voor de aanschaf van schone en energiezuinige voertuigen wordt de opneming van andere normen die van toepassing zijn niet uitgesloten, en tevens is het mogelijk voertuigen achteraf te voorzien van verbeterde milieutechnologie waardoor hun prestaties worden opgevoerd.
Een volledige milieueffectrapportage wordt in het nieuwe voorstel niet gegeven, maar de Commissie becijfert de markt voor overheidsaankopen op 16% van het BBP van de EU (ca. EUR 1,5 mld.); ieder jaar worden er in de EU in totaal 110.000 personenauto's, 110.000 bestelauto's, 35.000 vrachtwagens en 17.000 bussen aangeschaft.
Voorstellen van de rapporteur voor advies
De voorgestelde methode is bedoeld als een nuttig instrument, dat de nationale, regionale en plaatselijke overheden moet helpen voor de mobiliteit in steden het meest verstandige besluit te nemen met betrekking tot het milieu. Schonere voertuigen en "slimme" auto's zijn op dit moment duurder. Voor de aanschaf van schone en energiezuinige voertuigen moeten de aanbestedende instanties rekening houden met de normen in verband met de laagste kosten en met "groene" gunningscriteria.
Uw rapporteur voor advies is van oordeel dat het doel van de richtlijn kan worden bereikt als rekening wordt gehouden met de onderstaande condities:
· De lidstaten stellen, om schone en energiezuinige voertuigen te bevorderen, alle nationale, regionale en plaatselijke aanbestedende instanties en entiteiten in de zin van de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG op de hoogte van de "groene" normen voor de aanschaf van dergelijke voertuigen door exploitanten die diensten uitvoeren op grond van een door een overheidsinstantie verleende licentie, contract, vergunning of toestemming. De aanbestedende instantie kan voor bepaalde verkeersomstandigheden en laadvermogens tests voorschrijven.
· De lidstaten wisselen gegevens uit over de groene overheidsaankopen en de financiering daarvan. Deze gegevens omvatten – maar blijven niet beperkt tot – de structuurfondsen, het Cohesiefonds, JESSICA, het zevende kaderprogramma onderzoek, steun van lidstaten of van de Gemeenschap, nationale of Europese subsidies en leningen. De lidstaten kunnen de Europese financiële instrumenten beter gebruiken om de mobiliteit en de luchtkwaliteit in steden te verbeteren.
· Concurrerende prijzen moeten worden aangemoedigd, zodat het prijsverschil tussen een energiezuinig voertuig en het van oudsher bekende type geen nadeel vormt voor de markt van groene voertuigen.
· De Commissie moet een gezamenlijke Europese website en een gegevensbestand met alle geldende wetgeving en alle aankopen die schone en energiezuinige voertuigen voor het vervoer over de weg bevorderen, alsook met de relevante financiële instrumenten ter beschikking stellen.
· De plaatselijke, regionale en nationale overheden moeten een gezamenlijk Europees label voor de aanschaf van groene voertuigen gebruiken.
· De lidstaten en de Commissie moeten de maatregelen nemen die noodzakelijk zijn om rekening te houden met de mobiliteit in steden en de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen in het kader van de strategische follow-up en de tussentijdse herziening van de nationale strategische referentiekaders en de nationale en regionale operationele programma's, overeenkomstig Verordening 1083/2006. De programma's CIVITAS en "Intelligente energie voor Europa" moeten ook in de toekomst verder worden gesteund.
AMENDEMENTEN
De Commissie vervoer en toerisme verzoekt de ten principale bevoegde Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een richtlijn Overweging 10 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(10 bis) De lidstaten moeten nationale, regionale of plaatselijke aanbestedende diensten en entiteiten die op grond van een van overheidswege verleende licentie, vergunning of toestemming personenvervoersdiensten leveren, informeren omtrent de regels inzake de aankoop van schone en energiezuinige wegvoertuigen. |
Motivering | |
Het is belangrijk dat aanbestedende instanties over relevante informatie kunnen beschikken, zodat zij bij de aanschaf van dergelijke voertuigen beter zijn voorbereid, aangezien de nieuwe "groene" gunningsnormen een aanvulling vormen op de bepalingen van de Richtlijnen 2004/17 en 2004/18. | |
Amendement 2 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(11) De aankoopprijs van schone en zuinige voertuigen ligt aanvankelijk hoger dan die van traditionele voertuigen. Door voldoende vraag naar deze voertuigen te creëren ontstaan schaalvoordelen waardoor de kosten kunnen worden gedrukt. |
(11) De aankoopprijs van schone en zuinige voertuigen ligt aanvankelijk hoger dan die van traditionele voertuigen. Door voldoende vraag naar deze voertuigen te creëren ontstaan schaalvoordelen waardoor de kosten kunnen worden gedrukt. Bedrijven moeten worden aangemoedigd om concurrerende prijzen te bevorderen, zodat het prijsverschil tussen een schoon en energiezuinig voertuig en het van oudsher bekende type geen nadeel vormt voor de markt van schone voertuigen. |
Motivering | |
Om te kunnen profiteren van schaalvoordelen zijn eveneens initiatieven van de bedrijfstak vereist om schone voertuigen te produceren tegen concurrerende prijzen. | |
Amendement 3 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(11) De aankoopprijs van schone en zuinige voertuigen ligt aanvankelijk hoger dan die van traditionele voertuigen. Door voldoende vraag naar deze voertuigen te creëren ontstaan schaalvoordelen waardoor de kosten kunnen worden gedrukt. |
(11) De aankoopprijs van schone en zuinige voertuigen ligt aanvankelijk hoger dan die van traditionele voertuigen. Door voldoende vraag naar deze voertuigen te creëren ontstaan schaalvoordelen waardoor de kosten kunnen worden gedrukt en het aanbrengen van de infrastructuur kan worden gewaarborgd die noodzakelijk is voor de aanvoer van alle soorten brandstof die in de bijlage worden vermeld. |
Amendement 4 Voorstel voor een richtlijn Overweging 16 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(16 bis) De gunningsnormen inzake energie en milieu moeten deel uitmaken van de gunningscriteria waarmee door de aanbestedende diensten of entiteiten rekening dient te worden gehouden als zij een besluit moeten nemen omtrent de aanschaf van schone en energiezuinige wegvoertuigen. |
Motivering | |
Deze richtlijn bevat geen uitputtende lijst van criteria die door plaatselijke overheden of entiteiten kunnen worden toegepast bij de aanschaf van schone en energiezuinige wegvoertuigen. | |
Amendement 5 Voorstel voor een richtlijn Overweging 17 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(17 bis) Overheidssteun voor de aanschaf van wegvoertuigen, met inbegrip van het naderhand aanbrengen/inbouwen van nieuwe/verbeterde motoren of onderdelen in voertuigen waarvoor een typegoedkeuring is afgegeven, zou volgens de Gemeenschapswetgeving normaliter moeten zijn toegestaan. Deze vorm van overheidssteun kan ter wille van het algemeen belang van de Gemeenschap zijn gerechtvaardigd, vooral met het oog op de duurzame mobiliteit in steden. |
Motivering | |
Waar het gaat om overheidssteun voor de aanschaf van wegvoertuigen moet de communautaire regelgeving worden nageleefd. | |
Amendement 6 Voorstel voor een richtlijn Overweging 19 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 bis) De lidstaten en de Commissie zouden in het kader van de strategische follow-up en de tussentijdse herziening van de nationale strategische referentiekaders en de nationale en regionale operationele programma's, zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/19991, rekening moeten houden met de vraag of stedelijke mobiliteit in aanmerking komt voor financiële steun en in hoeverre de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen daarmee gediend is. Gezien de resultaten van de programma's CIVITAS en Intelligente energie voor Europa, zouden de lidstaten en de Commissie deze initiatieven ook in de toekomst moeten blijven ondersteunen. ___________ 1 PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25. |
Motivering | |
Het Groenboek over stedelijke mobiliteit is tot 15 maart in behandeling geweest en tal van lidstaten hebben deze aspecten in hun nationale operationele programma buiten beschouwing gelaten. Geschikte, reeds bestaande initiatieven die de voorlichting en opleiding van plaatselijke en centrale instanties ten goede zijn gekomen, moeten ook in de toekomst verder worden ondersteund en voortgezet. | |
Amendement 7 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Op grond van deze richtlijn en teneinde de aankoop van schone en energiezuinige voertuigen te bevorderen, moeten de operationele levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen worden meegenomen als gunningscriterium voor de aanschaf van wegvoertuigen door overheidsinstanties als bedoeld in de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG of door exploitanten die diensten uitvoeren op grond van een door een overheidsinstantie verleende licentie, contract, vergunning of toestemming. |
Op grond van deze richtlijn en teneinde de aankoop van schone en energiezuinige voertuigen te bevorderen, moeten de operationele levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen, met inbegrip van het achteraf in deze voertuigen aanbrengen/inbouwen van nieuwe/verbeterde motoren of onderdelen, worden meegenomen als gunningscriterium voor de aanschaf van wegvoertuigen door overheidsinstanties als bedoeld in de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG of door exploitanten die diensten uitvoeren op grond van een door een overheidsinstantie verleende licentie, contract, vergunning of toestemming. |
Motivering | |
Het achteraf in typegoedgekeurde wegvoertuigen aanbrengen/inbouwen van nieuwe/verbeterde motoren of onderdelen moet ook onder de toepassing van deze richtlijn vallen. | |
Amendement 8 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De richtlijn is niet van toepassing op het achteraf aanbrengen/inbouwen van nieuwe/verbeterde motoren of onderdelen in wegvoertuigen die meer dan 75 % van het tijdens de volledige levensduur van het voertuig gangbare aantal kilometer hebben afgelegd. |
Motivering | |
Het toepassingsgebied van de onderhavige richtlijn moet typegoedgekeurde wegvoertuigen van de categorieën M en N omvatten, met inbegrip van het achteraf in deze voertuigen aanbrengen/inbouwen van nieuwe/verbeterde motoren of onderdelen. Ten einde de vervanging van oude of vervuilende voertuigen en innovatie aan te moedigen en ervoor te zorgen dat de voorgestelde maatregel positieve effecten sorteert, moeten de bewuste motoren en onderdelen worden aangebracht in voertuigen die niet meer hebben afgelegd dan 75% van het gangbare aantal kilometer. | |
Amendement 9 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – alinea 1 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Onverminderd de toepasselijke voorschriften, met name de Gemeenschapswetgeving inzake overheidssteun en Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad1, kunnen de lidstaten het verwerven of aanschaffen van schone en energiezuinige wegvoertuigen, met inbegrip van het achteraf daarin aanbrengen/inbouwen van nieuwe/verbeterde motoren of onderdelen, aanmoedigen indien deze niet meer dan 75% van het tijdens de volledige levensduur van het voertuig gangbare aantal kilometer hebben afgelegd. ___________ 1 PB L 291 van 09.11.2007, blz. 25. |
Motivering | |
Waar het overheidssteun voor de aanschaf van wegvoertuigen betreft, moet de communautaire regelgeving worden nageleefd. | |
Amendement 10 Voorstel voor een richtlijn Overweging 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 1 bis |
|
Definities |
|
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder "wegvoertuigen" verstaan de voertuigen van de categorieën M en N, zoals beschreven in Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn)1 en het achteraf daarin aanbrengen/inbouwen van nieuwe/verbeterde motoren of onderdelen, voor zover deze voertuigen niet meer dan 75% van het tijdens de volledige levensduur van het voertuig gangbare aantal kilometer hebben afgelegd. _________ 1 PB L 263 van 09.10.2007, blz. 1. |
Motivering | |
De definitie van typegoedgekeurde wegvoertuigen van de categorieën M en N moet zich ook uitstrekken tot het achteraf daarin aanbrengen/inbouwen van nieuwe/verbeterde motoren of onderdelen. Ten einde de vervanging van oude of vervuilende voertuigen en innovatie aan te moedigen en ervoor te zorgen dat de voorgestelde maatregel positieve effecten sorteert, moeten de bewuste motoren en onderdelen worden aangebracht in voertuigen die niet meer hebben afgelegd dan 75% van het gangbare aantal kilometer. | |
Amendement 11 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten zien erop toe dat de aanbestedende diensten als bedoeld in de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG, uiterlijk vanaf de in artikel 7, lid 1, vastgestelde datum, de in artikel 3 vastgestelde methodologie hanteren om de levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen in rekening te brengen als gunningscriterium voor de aankoop van wegvoertuigen. |
1. De lidstaten zien erop toe dat de aanbestedende diensten als bedoeld in de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG, uiterlijk vanaf de in artikel 7, lid 1, vastgestelde datum, de in artikel 3 vastgestelde methodologie hanteren om de levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen in combinatie met andere gunningscriteria in rekening te brengen voor de aankoop van wegvoertuigen. |
Motivering | |
De norm voor de meting van de kosten van energiegebruik en de uitstoot van CO2 en vervuilende stoffen moet facultatief zijn, waardoor de kopers in staat zijn aanbiedingen te kiezen die tegelijkertijd milieuvriendelijk en economisch het voordeligst zijn. | |
Amendement 12 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten zien erop toe dat uiterlijk vanaf 1 januari 2012 bij elke openbare aanbesteding voor wegvoertuigen door aanbestedende diensten als bedoeld in de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG de levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen overeenkomstig de in artikel 3 vastgestelde methodologie in aanmerking worden genomen als gunningscriterium. |
2. De lidstaten zien erop toe dat uiterlijk vanaf 1 januari 2012 bij elke openbare aanbesteding voor wegvoertuigen door aanbestedende diensten als bedoeld in de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG onder meer de levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen overeenkomstig de in artikel 3 vastgestelde methodologie in aanmerking worden genomen als gunningscriterium. |
Motivering | |
De norm voor de meting van de kosten van energiegebruik en de uitstoot van CO2 en vervuilende stoffen moet facultatief zijn, zodat de kopers in staat zijn aanbiedingen te kiezen die tegelijkertijd milieuvriendelijk zijn en de beste prijs/kwaliteitsverhouding bieden. | |
Amendement 13 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De lidstaten zien erop toe dat uiterlijk vanaf 1 januari 2012 bij elke aankoop van wegvoertuigen voor openbaarvervoersdiensten die worden gepresteerd op grond van een door een overheidsdienst verleende licentie, vergunning of toestemming de levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen overeenkomstig de in artikel 3 vastgestelde methodologie als criterium in aanmerking worden genomen. |
3. De lidstaten zien erop toe dat uiterlijk vanaf 1 januari 2012 bij elke aankoop van wegvoertuigen voor openbaarvervoersdiensten die worden gepresteerd op grond van een door een overheidsdienst verleende licentie, vergunning of toestemming onder meer de levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen overeenkomstig de in artikel 3 vastgestelde methodologie als criterium in aanmerking worden genomen. |
Motivering | |
De norm voor de meting van de kosten van energiegebruik en de uitstoot van CO2 en vervuilende stoffen moet facultatief zijn, zodat de kopers in staat zijn aanbiedingen te kiezen die tegelijkertijd milieuvriendelijk zijn en de beste prijs/kwaliteitsverhouding bieden. | |
Amendement 14 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – alinea 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. De lidstaten kunnen strengere gunningscriteria toepassen voor de verwerving van schone en energiezuinige voertuigen, kiezen voor de aanschaf van aangepaste voertuigen, of overgaan tot modernisering van bestaande voertuigen door ze bij voorbeeld van roetfilters en "start/stop"-systemen te voorzien of door motoren ter verbetering van de milieuprestaties aan te passen voor minder vervuilende brandstoffen. |
Motivering | |
Vloeit logisch voort uit het subsidiariteitsbeginsel. Nadere specificatie van overweging 16. | |
Amendement 15 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – alinea 3 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 ter. Plaatselijke, regionale of landelijke autoriteiten die bij ten minste 30% van hun jaarlijkse specifieke aankopen kiezen voor schone en energiezuinige voertuigen mogen het label ‘schoon en energiezuinig stedelijk wegvervoer’ voeren. De Commissie stelt voor dit label een uniform ontwerp vast. |
Motivering | |
Het is belangrijk dat aanbestedende instanties worden aangezet tot bevordering van schone en energiezuinige voertuigen. | |
Amendement 16 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – alinea 3 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 quater. Vanaf uiterlijk 1 januari 2013 mag het label "schoon en energiezuinig stedelijk wegvervoer" nog uitsluitend worden gevoerd door aanbestedende diensten of entiteiten die zich ertoe verplichten hun jaarlijkse aankoopbeleid voor wegvoertuigen voor 100 % naar groene criteria in te richten. |
Motivering | |
Om schoon en energiezuinig stedelijk wegvervoer aan te moedigen, mag het milieulabel na 1 januari 2013 nog uitsluitend worden gevoerd door aanbestedende instanties of entiteiten die hun jaarlijkse aanschaf van wegvoertuigen voor 100% op groene wijze verzorgen. | |
Amendement 17 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Het brandstofverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen per afgelegde kilometer worden gebaseerd op de gestandaardiseerde EU-testprocedures die in de EU-regelgeving inzake typekeuring voor een aantal voertuigen zijn vastgesteld. Wanneer een voertuig niet onder de gestandaardiseerde EU-testprocedures valt, wordt de vergelijkbaarheid van de verschillende aanbiedingen gewaarborgd door het gebruik van algemeen erkende testprocedures of resultaten van tests voor de overheid, of wanneer deze niet beschikbaar zijn, door informatie die is meegedeeld door de constructeur. |
2. Het brandstofverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen per afgelegde kilometer worden gebaseerd op de gestandaardiseerde EU-testprocedures die in de EU-regelgeving inzake typekeuring voor een aantal voertuigen zijn vastgesteld. Wanneer een voertuig niet onder de gestandaardiseerde EU-testprocedures valt, wordt de vergelijkbaarheid van de verschillende aanbiedingen gewaarborgd door het gebruik van algemeen erkende testprocedures of resultaten van tests voor de overheid, of wanneer deze niet beschikbaar zijn, door informatie die is meegedeeld door de constructeur. De aanbestedende instantie of entiteit kan de resultaten opvragen van tests die onder de specifieke verkeersomstandigheden van de desbetreffende stedelijke gemeenschap zijn uitgevoerd en waarbij rekening is gehouden met het laadvermogen. |
Motivering | |
Het zou kunnen dat bij de verkregen testresultaten geen rekening is gehouden met het laadvermogen en de verkeersomstandigheden die voor de aanbestedende instantie relevant zijn. Om de offertes naar behoren te kunnen beoordelen, kan de aanbestedende instantie de resultaten opvragen van tests die zijn uitgevoerd onder de specifieke verkeersomstandigheden van de desbetreffende stedelijke gemeenschap, waarbij rekening is gehouden met het laadvermogen. | |
Amendement 18 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 3 bis |
|
Toelevering van brandstof |
|
De lidstaten zien erop toe dat de faciliteiten die noodzakelijk zijn voor de toelevering van alle soorten brandstof die in de bijlage worden genoemd voorhanden zijn. |
Amendement 19 Voorstel voor een richtlijn Overweging 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 4 bis |
|
Gestandaardiseerde testprocedures |
|
De Commissie stelt uitvoeringsmaatregelen vast met het oog op de normalisatie van testprocedures voor voertuigen waarop de in artikel 3, lid 2 bedoelde gestandaardiseerde Europese testprocedures niet van toepassing zijn. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 5, lid 2 bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. |
Motivering | |
Aangezien er voor sommige voertuigen geen gestandaardiseerde EU-testprocedures voorhanden zijn, moet de Commissie de verwezenlijking van de doelstellingen en de toepassing van de in de onderhavige richtlijn opgenomen maatregelen faciliteren. De nieuwe regelgevingsprocedure met toetsing is bij de vaststelling van uitvoeringsmaatregelen van toepassing. | |
Amendement 20 Voorstel voor een richtlijn Overweging 4 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 4 ter |
|
Begeleidende maatregelen |
|
De overheidsinstanties kunnen de verbetering van het stedelijk verkeersbeheer stimuleren door middel van specifieke infrastructuurelementen die erop gericht zijn het openbaar vervoer doelmatiger te maken. |
Motivering | |
Via begeleidende maatregelen moeten de voorwaarden worden gecreëerd voor de toepassing van bepaalde maatregelen of voor het aanbrengen van aan deze richtlijn gerelateerde infrastructuurelementen, zoals speciale banen voor het wegverkeer of bewegwijzering. | |
Amendement 21 Voorstel voor een richtlijn Overweging 5 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
|
|
Artikel 5 bis |
|
Uitwisseling en verspreiding van informatie |
|
1. De lidstaten stellen nationale, regionale of plaatselijke diensten en entiteiten die op grond van een door overheidsinstanties verleende licentie, vergunning of toestemming openbaar-personenvervoersdiensten aanbieden in kennis van de bepalingen van deze richtlijn, alsook van de nationale wetgeving ter omzetting daarvan, en verstrekt hen daarnaast alle steun en alle noodzakelijke informatie in verband met de communautaire financieringsstelsels die van toepassing zijn op de onder deze richtlijn vallende aanbestedingsprocedures. |
|
2. De Commissie moedigt met het oog op de formulering van beleid inzake schone en energiezuinige openbare vervoersdiensten de verspreiding van beste praktijken aan door het opzetten van een EU-internetsite, om gedaan te krijgen dat de onder deze richtlijn vallende entiteiten steeds meer gebruik gaan maken van gestandaardiseerde communautaire criteria voor de aanschaf van voertuigen. |
|
3. De Commissie vermeldt op deze internetsite alle relevante informatie in verband met de financiële instrumenten die in de respectieve lidstaten beschikbaar zijn met betrekking tot stedelijke mobiliteit en ter bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen. |
Motivering | |
Het is belangrijk dat de aanbestedende diensten over relevante informatie kunnen beschikken, zodat zij bij de aanschaf van dergelijke voertuigen beter zijn voorbereid, aangezien de "groene" gunningsnormen een nieuwe aanvulling vormen op de bepalingen van de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG. | |
Amendement 22 Voorstel voor een richtlijn Overweging 5 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 5 ter |
|
Gebruik van communautaire financieringsinstrumenten |
|
1. De lidstaten en de Commissie houden bij de strategische follow-up en de tussentijdse herziening van de nationale strategische referentiekaders en de nationale en regionale operationele programma's, als omschreven in Verordening 1083/2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, rekening met de vraag of stedelijke mobiliteitsprojecten voor steun in aanmerking komen en met de beoogde bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen. |
|
2. De lidstaten en de Commissie blijven stedelijke vervoersinitiatieven zoals de programma's CIVITAS en Intelligente energie voor Europa ook in de toekomst ondersteunen. |
Motivering | |
Via de tussentijdse herziening van de nationale operationele programma's kan de bevordering van schone en energiezuinige voertuigen worden gefaciliteerd door beter gebruik te maken van de diverse financiële instrumenten die op nationaal en Gemeenschapsniveau beschikbaar zijn. |
PROCEDURE
Titel |
Bevordering van schone voertuigen voor vervoer over de weg |
|||||||
Document- en procedurenummers |
COM(2007)0817 – C6-0008/2008 – COM(2005)0634 – C6-0008/2006 – 2005/0283(COD) |
|||||||
Commissie ten principale |
ENVI |
|||||||
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
TRAN |
|
|
|
||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Silvia-Adriana Ţicău 13.2.2008 |
|
|
|||||
Behandeling in de commissie |
6.5.2008 |
28.5.2008 |
|
|
||||
Datum goedkeuring |
29.5.2008 |
|
|
|
||||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
27 0 0 |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Inés Ayala Sender, Paolo Costa, Arūnas Degutis, Petr Duchoň, Saïd El Khadraoui, Robert Evans, Emanuel Jardim Fernandes, Francesco Ferrari, Brigitte Fouré, Mathieu Grosch, Georg Jarzembowski, Timothy Kirkhope, Sepp Kusstatscher, Jörg Leichtfried, Marian-Jean Marinescu, Erik Meijer, Willi Piecyk, Paweł Bartłomiej Piskorski, Luís Queiró, Reinhard Rack, Brian Simpson, Yannick Vaugrenard |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Nathalie Griesbeck, Zita Gurmai, Leopold Józef Rutowicz |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Rovana Plumb, Bart Staes |
|||||||
PROCEDURE
Titel |
Bevordering van schone voertuigen voor vervoer over de weg |
|||||||
Document- en procedurenummers |
COM(2007)0817 – C6-0008/2008 – COM(2005)0634 – C6-0008/2006 – 2005/0283(COD) |
|||||||
Datum indiening bij EP |
19.12.2006 |
|||||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
ENVI |
|||||||
Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmaking |
ITRE |
IMCO |
TRAN |
|
||||
Geen advies Datum besluit |
ITRE 29.1.2008 |
|
|
|
||||
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Dan Jørgensen 29.1.2008 |
|
|
|||||
Behandeling in de commissie |
3.4.2008 |
27.5.2008 |
|
|
||||
Datum goedkeuring |
24.6.2008 |
|
|
|
||||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
32 18 0 |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Adamos Adamou, Margrete Auken, Liam Aylward, Johannes Blokland, John Bowis, Frieda Brepoels, Hiltrud Breyer, Magor Imre Csibi, Chris Davies, Avril Doyle, Mojca Drčar Murko, Alessandro Foglietta, Matthias Groote, Françoise Grossetête, Cristina Gutiérrez-Cortines, Satu Hassi, Gyula Hegyi, Jens Holm, Marie Anne Isler Béguin, Dan Jørgensen, Christa Klaß, Eija-Riitta Korhola, Urszula Krupa, Peter Liese, Marios Matsakis, Linda McAvan, Roberto Musacchio, Riitta Myller, Péter Olajos, Miroslav Ouzký, Vladko Todorov Panayotov, Vittorio Prodi, Frédérique Ries, Dagmar Roth-Behrendt, Guido Sacconi, Horst Schnellhardt, Richard Seeber, María Sornosa Martínez, Antonios Trakatellis, Evangelia Tzampazi, Thomas Ulmer, Anja Weisgerber, Glenis Willmott |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Iles Braghetto, Jutta Haug, Erna Hennicot-Schoepges, Karsten Friedrich Hoppenstedt, Miroslav Mikolášik |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Elspeth Attwooll, Andreas Schwab |
|||||||
- [1] De Commissie vervoer en toerisme heeft het ontwerpadvies verworpen en daardoor is er aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid geen advies uitgebracht. Laatstgenoemde commissie heeft het voorstel verworpen.