VERSLAG over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout, 2006

17.7.2008 - (11964/2007 – C6‑0326/2007 – 2006/0263(CNS)) - *

Commissie internationale handel
Rapporteur: Caroline Lucas

Procedure : 2006/0263(NLE)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0313/2008
Ingediende teksten :
A6-0313/2008
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout, 2006

(11964/2007 – C6‑0326/2007 – 2006/0263(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel voor een besluit van de Raad (11964/2007),

–   gezien de ontwerptekst van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout, 2006 (11964/2007),

–   gelet op de artikelen 133, 175 en 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin van het EG­Verdrag,

–   gelet op artikel 300, lid 3, eerste alinea van het EG­Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6‑0326/2007),

–   gezien het advies van de Commissie juridische zaken inzake de voorgestelde rechtsgrondslag,

–   gelet op artikel 51, artikel 83, lid 7, en artikel 35 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie internationale handel en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A6‑0313/2008),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het voorstel voor een besluit van de Raad, als geamendeerd door het Parlement;

2.  behoudt zich te recht voor de hem door het Verdrag verleende bevoegdheden te verdedigen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en het secretariaat van de Internationale Organisatie voor tropisch hout (ITTO).

Door de Raad voorgestelde tekstAmendementen van het Parlement

Amendement 1

Inleidende formule

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 133 en 175, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 133 en 175, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, tweede alinea,

Motivering

Weerspiegelt het advies van de Juridische Dienst en de Commissie juridische zaken (brief van de heer Gargani van 20 december 2007) dat de overeenkomst een specifiek institutioneel kader tot stand brengt doordat samenwerkingsprocedures worden georganiseerd, en het feit dat de Raad heeft nagelaten een reden voor de verwerping van dit standpunt te geven.

Amendement 2

Overweging 4

(4) De doelstellingen van de nieuwe overeenkomst sluiten aan bij het gemeenschappelijke handels- en milieubeleid.

(4) De doelstellingen van de nieuwe overeenkomst moeten aansluiten bij het gemeenschappelijke handels-, milieu- en ontwikkelingsbeleid.

Motivering

De Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout is in de huidige vorm niet consistent met het milieu- en ontwikkelingsbeleid van de EG. Hoofddoel van de Overeenkomst is "de bevordering van de uitbreiding en diversificatie van de internationale handel", waarbij duurzaam gebruik slechts als tweede wordt genoemd. De consistentie van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout 2006 met het milieu- en ontwikkelingsbeleid van de EG blijft derhalve een doelstelling die door de toepassing van de Overeenkomst door de EU moet worden verwezenlijkt.

Amendement 3

Overweging 7 bis (nieuw)

 

(7 bis) De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad een jaarverslag voor met een analyse van de tenuitvoerlegging van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout 2006 en van maatregelen om de nadelige gevolgen van de handel voor de tropische bossen te minimaliseren, waaronder overeenkomstig het programma Wetshandhaving, bestuur en handel in de bosbouw (FLEGT) gesloten bilaterale overeenkomsten. Artikel 33 van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout 2006 regelt een evaluatie van de tenuitvoerlegging van deze overeenkomstig vijf jaar na de inwerkingtreding ervan. In het licht van deze bepaling doet de Commissie eind 2010 het Parlement en de Raad een overzicht van de werking van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout 2006 toekomen.

Motivering

De Europese Commissie stelt het Europees Parlement geregeld op de hoogte van de toepassing van de ITTA 2006. Daarbij vergelijkt zij de tenuitvoerlegging van de ITTA met de eigen EG-instrumenten van de Wetshandhaving, bestuur en handel in de bosbouw. Aangezien de Europese Commissie oorspronkelijk niet de bedoeling had om het Europees Parlement inzake de ITTA 2006 te raadplegen, is het belangrijk dat de Europese Commissie wordt herinnerd aan haar verplichting om het Europees Parlement op de hoogte te stellen van de toepassing van het handels-, milieu- en ontwikkelingsbeleid van de EG.

Amendement 4

Overweging 7 ter (nieuw)

 

(7 ter) Bij het opstellen van het onderhandelingsmandaat voor de herziening van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout 2006 stelt de Commissie een herziening van de huidige tekst voor waarbij de bescherming en een duurzaam beheer van de tropische regenwouden en het herstel van in kwaliteit achteruitgegane bosgebieden in het middelpunt van de overeenkomst worden geplaatst en waarbij het belang wordt onderstreept van het opleidings- en informatiebeleid in de landen die onder het ontbossingsvraagstuk lijden om het publiek te doordringen van de nadelige consequenties van het misbruik van de aanwezige houtreserves. De handel in tropisch hout mag alleen worden aangemoedigd in de mate die strookt met deze prioritaire doelstellingen.

Motivering

De overdracht van knowhow en de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken in het bosbouwbeheer zal een duurzaam gebruik van de houtreserves bevorderen en tot uitbanning van de illegale houthandel bijdragen.

Amendement 5

Overweging 7 quater (nieuw)

 

(7 quater) Dit mandaat voor herziening van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout 2006 moet met name een regeling voor stemmingen in de Internationale Raad voor tropisch hout voorstellen die duidelijk het behoud en het duurzaam gebruik van tropische bossen beloont.

Motivering

Het huidige overwicht van handel op behoud en duurzaam gebruik komt ook tot uiting in de wijze van stemming in de Internationale Organisatie voor tropisch hout waarbij producerende landen die meer hout exporteren ook meer stemmen krijgen. Daarmee geeft het institutionele stelsel van de Internationale Organisatie voor tropisch hout meer invloed aan landen die de meeste handel drijven, terwijl er weinig prikkels zijn voor behoud en duurzaam gebruik. Wil de regeling voor stemmingen in de International Organisatie voor tropisch hout consistent zijn met het milieu- en ontwikkelingsbeleid van de EG, dan moeten landen die voorrang geven aan behoud en duurzaam gebruik van de bossen ook worden beloond.

Amendement 6

Overweging 7 quinquies (nieuw)

 

(7 quinquies) Uiterlijk medio 2008 legt de Commissie:

 

a) een alomvattend wetsvoorstel voor dat het op de markt brengen van hout en houtproducten afkomstig van illegale en destructieve kap voorkomt;

 

b) alsmede een mededeling waarin de betrokkenheid en steun van de EU voor huidige en toekomstige mondiale financieringsregelingen ter bevordering van de bescherming van bossen en het terugdringen van emissies ten gevolge van ontbossing overeenkomstig het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC)/Protocol van Kyoto worden omschreven. De mededeling dient de toezegging van de EU aan te geven voor de beschikbaarstelling van financiële middelen om ontwikkelingslanden te helpen hun bossen te beschermen, een netwerk van beschermde gebieden te financieren en economische alternatieven voor ontbossing te bevorderen. Om te zorgen dat met name klimaat, biodiversiteit en bevolking hier echt van profiteren moet zij de minimale beginselen en criteria aangeven waaraan deze regelingen moeten voldoen. Voorts moet zij prioritaire maatregelen en terreinen vermelden die uit hoofde van deze stimulerende regelingen directe financiering ontvangen.

Motivering

Uit de openbare raadpleging van de Europese Commissie over extra alternatieven om illegale houtkap[1] tegen te gaan, blijkt dat de grote meerderheid van de geënquêteerden de voorkeur geven aan bindende wetgeving die verlangt dat in de EU alleen legaal gekapt hout en houtproducten op de markt worden gebracht.

TOELICHTING

Inleiding

De oerwouden in de wereld huisvesten tweederde van de biodiversiteit op het land, hoewel 80% van deze bossen reeds zijn vernietigd of aangetast en de overige worden bedreigd. Ontbossing is naar schatting verantwoordelijk voor 20% van de kooldioxide-uitstoot in de wereld.

De Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout van 2006 kan in het beste geval bijdragen aan de bredere doelstelling van een duurzaam beheer van de bossen in de wereld. Dit beheer kan op zijn beurt weer een belangrijke rol spelen bij het tegengaan van klimaatverandering, het behoud van de biodiversiteit en de instandhouding van de mensenrechten van inheemse volkeren en kan bijdragen tot duurzame ontwikkeling.

Een overeenkomst inzake tropisch hout kan slechts een deel zijn van een algeheel doeltreffend beleidskader ten behoeve van de bossen in de wereld. Iedere overeenkomst moet onderdeel vormen van een algemenere aanpak die ook het bossen in gematigde zones omvat, alsmede de vraag naar houtproducten en de traceerbaarheid langs de gehele aanvoerketen.

Resultaten van eerdere overeenkomsten

De ontbossing in de wereld gaat door. Volgens schattingen van de OESO gaat er elk jaar een gebied aan oerbos verloren zo groot als Griekenland, waardoor onvervangbare biodiversiteit met uitsterven wordt bedreigd en het risico van opwarming van de aarde wordt vergroot.

Hoewel het meer dan 20 jaar geleden is dat de eerste overeenkomst inzake tropisch hout werd gesloten, is er nog alom sprake van overexploitatie en illegale houtkap. Bijna de helft van alle houtkap in de regio's zoals het Amazonegebied, het Congo-bekken, Zuidoost-Azië en Rusland is illegaal. Momenteel draagt naar schatting van de FAO minder dan 7% van het mondiale bosgebied een eco-label en wordt minder dan 5% van de tropische bossen duurzaam beheerd.

Dit heeft niet alleen geleid tot verdere ontbossing op grote schaal, met ernstige gevolgen voor het economisch welzijn op lange termijn van de mensen die in deze regio's leven, en voor het gezond functioneren van bos-ecosystemen, maar heeft ook geleid tot schendingen van de rechten van de inheemse bevolking. De winsten uit de illegale exploitatie van de bossen zijn gebruikt om conflicten in een aantal Midden-Afrikaanse landen te financieren en te rekken.

Goedkope invoer van illegaal hout en bosproducten ontwricht, in combinatie met het niet naleven van sociale en milieunormen, internationale markten, beperkt de belastingopbrengst van producerende landen en bedreigt kwalitatief hogere werkgelegenheid in zowel de importerende als de exporterende landen. Ook ondermijnt het de positie van ondernemingen die zich verantwoordelijk gedragen en zich aan de bestaande normen houden.

Gezien de structuur van de Internationale Organisatie voor tropisch hout zijn deze problemen allesbehalve verbazingwekkend. Het artikel dat de doelstellingen van de eerdere overeenkomsten en die van 2006 omschrijft, begint met "de bevordering van de uitbreiding en diversificatie van de internationale handel" alvorens over duurzaamheid te spreken. Bovendien geeft de wijze waarop stemmingen in de Internationale Organisatie voor tropisch hout zijn geregeld, extra stemmen aan producerende landen die meer hout exporteren terwijl de stemmen van lidstaten die hout afnemen hoofdzakelijk worden bepaald door hun gemiddelde netto-invoer van tropisch hout. Zodoende is ondanks alle retoriek over duurzaamheid het systeem zo opgezet dat degenen die het meeste handel drijven, de grootste invloed hebben. Er zijn weinig beloningen voor duurzaam beheer of langetermijndenken.

Tegelijkertijd is de structuur van de overeenkomst voor 2006 sterk gouvernementeel. Zij kent geen expliciete rol toe aan het uitstippelen van beleid door parlementsleden of maatschappelijke organisaties. Hoewel er bepalingen zijn omtrent tweejaarlijkse herzieningen, ontbreekt een onafhankelijke boekhoudkundige controle van de duurzaamheid van het beleid inzake bosbeheer van de leden of van de gevolgen van een en ander voor de inheemse bevolking.

Behoefte aan een meer gezamenlijk beleid

Tropische bossen zijn van bijzonder belang voor het bestrijden van klimaatverandering omdat zij gemiddeld 50% meer kooldioxide per hectare opslaan dan bomen in de gematigde zones. Volgens de conclusies van het Stern-rapport is er veel bewijs voor dat maatregelen ter voorkoming van verdere ontbossing relatief goedkoop zijn, vergeleken met andere soorten verzachtende maatregelen, mits het juiste beleid wordt gevoerd en de juiste institutionele structuren worden opgezet.

Er wordt wel beweerd dat de invoer in de EU slechts een betrekkelijk klein percentage van de totale productie van tropisch hout uitmaakt. Hierbij wordt echter voorbijgegaan aan de mate waarin dit hout in derde landen wordt verwerkt alvorens het in de vorm van meubilair naar Europa of de VS wordt geëxporteerd.

De EU heeft tegemoet willen komen aan de bezorgdheid over illegale houtkap door middel van vrijwillige partnerschapsovereenkomsten (VPA's) uit hoofde van het programma Wetshandhaving, bestuur en handel in de bosbouw (FLEGT). Terwijl dergelijke bilaterale overeenkomsten in producerende landen de kans bieden veranderingen in de bosbouwsector tot stand te brengen als het gaat om verbetering van het bestuur en betere tenuitvoerlegging van bosbouw- en milieuwetgeving, en tevens de mogelijkheid scheppen voor een dialoog tussen regering en maatschappelijke organisaties, zijn deze overeenkomsten alleen onvoldoende om de verkoop van illegaal hout en de houtproducten op de EU-markt te beperken. Vrijwillige partnerschapsovereenkomsten hebben gebreken (risico van ontduiking, beperkt geografisch bereik, het risico van witwassen via derde landen, enz.) die het doel van het beëindigen van invoer van illegaal hout kunnen ondermijnen of zelfs tegenwerken. Ook bestaat er twijfel of de naleving wel kan worden afgedwongen.

Vrijwillige partnerschapsovereenkomsten kunnen een nuttige rol spelen mits ondersteund door wettelijk bindende minimumnormen om te zorgen dat aan vrijwillige partnerschapsovereenkomsten deelnemende partijen niet hoeven te vrezen dat zij worden ondermijnd door andere partijen die niet aan dergelijke beperkingen zijn onderworpen. Hoewel er nog lang geen wettelijk bindend systeem op mondiale schaal bestaat, moet de Europese Unie beginnen met het intern vaststellen van wettelijk bindende normen en instrumenten om niet-naleving te bestraffen.

In dit verband is het teleurstellend dat de Commissie nog geen alomvattende wetgeving heeft voorgesteld om te zorgen dat alleen hout en houtproducten uit legale bron en uit goed beheerde bossen op de Europese markt worden gebracht. Bij gebrek aan dergelijke wetgeving zullen fatsoenlijke producenten en handelaren altijd bezorgd blijven dat hun positie kan worden ondermijnd door bedrijven die alleen belangstelling hebben voor zo laag mogelijke kosten op korte termijn.

Bovendien moet het aankoopbeleid van de overheid dat vereist dat hout en houtproducten afkomstig zijn uit legale en duurzame bron, een belangrijke rol spelen als het erom gaat het produceren van hout met een certificaat aantrekkelijk te maken en te tonen dat overheden zich praktisch voor dit doel inzetten.

Ook initiatieven inzake etikettering, zoals van de Forest Stewardship Council (Raad voor duurzaam bosbeheer), die consumenten het vertrouwen geven dat het hout dat zij kopen, niet alleen legaal is het maar ook uit duurzaam beheerde bossen komt, kunnen een nuttige aanvulling van internationale overeenkomsten zijn, mits het etiket wordt onderbouwd door onafhankelijke verificatie. Ook de invoer van agrobrandstoffen moet gepaard gaan met een dergelijke certificering, willen de voordelen voor het klimaat van vervanging van fossiele brandstoffen niet volledige teniet worden gedaan door de toegenomen CO2-emissie ten gevolge van ontbossing.

De EU moet erop toezien dat in haar bilaterale of multilaterale handelsovereenkomsten niets de tenuitvoerlegging van dergelijk beleid inperkt. Dit is vooral van belang als het erom gaat de voorgestelde handelsovereenkomsten met de landen in Zuidoost-Azië, waar een belangrijk hoofdstuk inzake duurzame ontwikkeling kwesties zoals het behoud van bossen en de strijd tegen illegale houtkap moet regelen.

Kenmerken van een krachtiger en doelmatiger overeenkomst

Het is teleurstellend dat de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout niet een meer radicale wijziging inhield ten opzichte van de overeenkomst van 1994, gezien de beperkte uitwerking die deze laatste overeenkomst heeft gehad. Hadden de onderhandelaars het kernprobleem willen aanpakken, dan hadden zij de volgorde van de doelstellingen van de Internationale Organisatie voor tropisch hout omgekeerd en waren zij uitgegaan van de noodzaak om te zorgen voor bescherming en het duurzaam beheer van tropische bossen en van het herstel van bosgebieden die waren aangetast. Handel in tropisch hout zou dan uitsluitend worden aangemoedigd voor zover verenigbaar met deze eerdere doelstellingen.

Een dergelijke wijziging zou duidelijk implicaties hebben gehad voor de opbrengsten van de producerende landen en voor hun inwoners, waarvan niet verwacht mag worden dat zij de kosten dragen van het in stand houden van wat een mondiale natuurlijke hulpbron is. Zoals hierboven opgemerkt, moeten de tropische bossen een cruciale rol spelen bij het bestrijden van klimaatverandering. De internationale gemeenschap moet daarom bereid zijn passende compensatieregelingen te overwegen voor landen die besluiten voorrang te geven aan de langetermijndoelstelling van het bevorderen van duurzame bossen boven een zo groot mogelijk inkomen op korte termijn.

Dit heeft op zijn beurt implicaties voor de ontwikkelingshulp en voor leningen van internationale financiële instellingen. Beide moeten trachten te zorgen dat plaatselijke gemeenschappen alternatieven voor houtkap hebben als duurzame houtwinning niet mogelijk is, en dat de kosten van instandhouding van de "mondiale meent", wat de tropische bossen feitelijk zijn, gelijkelijk onder de landen worden verdeeld.

Conclusies

De goedkeuring door het Parlement van de Internationale Overeenkomst inzake het tropisch hout 2006 moet worden opgevat als schoorvoetende steun aan een onbevredigende overeenkomst. Er zij op gewezen dat het resultaat duidelijk tekortschiet als het gaat om het aanpakken van het vraagstuk van het verlies aan tropische bossen. De Commissie moet dan ook beginnen zich voor te bereiden op de volgende onderhandelingsronde om te zorgen dat de volgende overeenkomst veel beter wordt.

De regeling van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout moet volledig worden herzien, en de instemming van het Parlement met een eventuele toekomstige overeenkomst hangt af van een radicale wijziging van de doelstellingen die aan de overeenkomst ten grondslag liggen. Hoofddoel van een herziening van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout 2006 moet de bescherming en het duurzaam beheer van tropische bossen zijn. Er mag alleen in tropisch hout worden gehandeld voor zover dit met deze doelstelling strookt. De Commissie moet dan ook passende financieringsregelingen voorstellen voor landen die bereid zijn hun houtexport te beperken, en zij moet een reorganisatie voorstellen van de regeling voor stemmingen binnen de Internationale Organisatie voor tropisch hout om houtproducerende landen die voorrang geven aan instandhouding en duurzaam gebruik van de natuurlijke hulpbronnen van tropische bossen, te belonen.

Intussen moeten de Commissie en de lidstaten de financiële middelen voor het behoud en ecologisch verantwoordelijk gebruik van tropische bossen aanzienlijk verhogen, teneinde maatregelen te steunen voor beter bestuur en meer capaciteiten op milieugebied, ter bevordering van economisch haalbare alternatieven voor destructieve houtkap, mijnbouw en agrarische praktijken, en om de capaciteit van nationale parlementen en maatschappelijke organisaties, waaronder plaatselijke gemeenschappen en de inheemse bevolking, te verbeteren als het gaat om inspraak in besluitvorming over het behoud, gebruik en beheer van natuurlijke hulpbronnen en om hun aanspraken op land af te bakenen en te verdedigen.

De Commissie en de lidstaten moeten bovendien trachten de mondiale discussie over klimaatverandering en ontbossing te stimuleren om in het kader van het VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering (UNFCCC) tot overeenstemming te komen over een internationale regeling ter financiering van beperking van de uitstoot van kooldioxide tengevolge van ontbossing en aantasting van de bossen en om te zorgen dat de bijgaande voordelen qua bescherming van de biodiversiteit en duurzame ontwikkeling zo groot mogelijk zijn.

De Commissie en de lidstaten moeten er voorts naar streven dat exportkredietinstellingen, de Cotonou Investeringsfaciliteit en andere internationale, leningen verstrekkende instellingen die met Europees overheidsgeld projecten financieren, het beginsel van vrije, voorafgaande en geïnformeerde instemming toepassen alvorens financiële steun te verlenen aan projecten in bosgebieden. Ook moeten procedures voor milieueffectbeoordeling en selectie van deze projecten worden gevolgd om te zorgen dat ze niet de ontbossing, aantasting van de bossen of illegale houtkap stimuleren.

Tenslotte moet er duidelijke en snelle vooruitgang worden geboekt bij de tenuitvoerlegging van het FLEGT-actieplan, waaronder de onverwijlde indiening door de Commissie van een alomvattend wetgevingsvoorstel dat moet zorgen dat alleen legaal gewonnen hout en houtproducten op de EU-markt worden gebracht.

Het Parlement en andere interregionale vergaderingen en nationale parlementen van de Internationale Organisatie voor tropisch hout moeten volledig worden betrokken bij de tenuitvoerlegging van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout 2006. Daartoe verzoeken we om:

· raadpleging van het Parlement op een zo vroeg mogelijk tijdstip, wanneer de Gemeenschap voornemens is vrijwillige financiële bijdragen te geven aan maatregelen die door de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout zijn gepland, via de vrijwillige rekeningen van de Organisatie,

· indiening door de Commissie van een jaarlijks verslag over de tenuitvoerlegging van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout en over maatregelen om de nadelige gevolgen van handel voor tropische bossen zoveel mogelijk te beperken, waaronder de bilaterale overeenkomsten in het kader van het FLEGT-programma. Het Parlement moet volledig worden betrokken en op de hoogte gesteld van de vorderingen die in elk stadium van de onderhandelingen over FLEGT-partnerschapsovereenkomsten worden gemaakt.

ADVIES VAN DE COMMISSIE JURIDISCHE ZAKEN INZAKE DE RECHTSGRONDSLAG

De heer Helmuth Markov

Voorzitter

Commissie internationale handel

BRUSSEL

                       Betreft:            Advies inzake de rechtsgrondslag van het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout, 2006 (11964/2007 - C6-0326/2007 - 2006/0263(CNS))

Geachte heer Markov,

Op haar vergadering van 19 december 2007 besloot de Commissie juridische zaken, op eigen initiatief, overeenkomstig artikel 35, lid 3, van het Reglement, de geldigheid en juistheid van de rechtsgrondslag van bovengenoemd Commissievoorstel te onderzoeken.

De commissie behandelde deze kwestie op haar vergadering van 19 december 2007.

Gezien het feit dat de Commissie internationale handel deze maand over dit verslag moet stemmen, wordt het raadzaam geacht, ter voorkoming van problemen tijdens de stemming in de plenaire vergadering indien één van de leden mocht besluiten de zaak van de rechtsgrondslag aan de orde te stellen, dat de Commissie juridische zaken de kwestie van de rechtsgrondslag van het voorstel voor een besluit van de Raad op eigen initiatief aan de orde stelt ingevolge artikel 35, lid 3, van het Reglement.

De voorgestelde rechtsgrondslag zijn de artikelen 133 en 175, in combinatie met de eerste zin van de eerste alinea van artikel 300, lid 2 en de eerste alinea van artikel 300, lid 3 van het EG-Verdrag.

Er is gesuggereerd dat de rechtsgrondslag gewijzigd dient te worden in de zin dat verwezen wordt naar de tweede alinea van artikel 300, lid 3 in plaats van naar de eerste alinea. Deze wijziging van de rechtsgrondslag zou betekenen dat het Parlement gebruik kan maken van de instemmingsprocedure in plaats van de raadpleging.

De Commissie ten principale heeft verzocht om het advies van de Juridische Dienst die voorstandster is van deze wijziging van rechtsgrondslag.

Van toepassing zijnde bepalingen in het EG-Verdrag

Artikel 300, lid 3

3. Behalve in het geval van de in artikel 133, lid 3, bedoelde akkoorden, sluit de Raad de akkoorden na raadpleging van het Europees Parlement, ook wanneer het akkoord betrekking heeft op een gebied waarvoor de procedure van artikel 251 of van artikel 252 vereist is wat de aanneming van interne voorschriften betreft. Het Europees Parlement brengt advies uit binnen de termijn die de Raad naar gelang van de urgentie kan vaststellen. Indien er binnen die termijn geen advies is uitgebracht, kan de Raad een besluit nemen.

In afwijking van het bepaalde in de vorige alinea, worden akkoorden zoals bedoeld in artikel 310, andere akkoorden die een specifiek institutioneel kader in het leven roepen door het instellen van samenwerkingsprocedures, akkoorden die aanzienlijke gevolgen hebben voor de Gemeenschapsbegroting en akkoorden die een wijziging behelzen van een volgens de procedure van artikel 251 aangenomen besluit, gesloten nadat het Europees Parlement zijn instemming heeft gegeven.

Beoordeling

De kwestie waarover een besluit moet worden genomen is of de bedoelde overeenkomst een specifiek institutioneel kader in het leven roept door het instellen van samenwerkingsprocedures.

Er wordt, in limine, op gewezen dat het vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie[1] is dat de keuze van een rechtsgrond voor communautaire besluiten uitsluitend bepaald wordt door verwijzing naar objectieve criteria die onderworpen zijn aan juridische toetsing en met name het doel en de inhoud van het voorgestelde besluit.

De inhoud van het in behandeling zijnde voorstel bestaat uit zeven overwegingen en twee artikelen waarmee wordt ingestemd met het sluiten van de internationale overeenkomst inzake tropisch hout van 2006.

In overweging 4 staat dat de doelstellingen van de overeenkomst in overeenstemming zijn met zowel het gemeenschappelijk handelsbeleid als het milieubeleid.

De hoofddoelstellingen van de overeenkomst worden in artikel 1 van de overeenkomst als volgt verwoord: bevordering en diversificatie van de internationale handel in tropisch hout dat legaal gekapt is in duurzaam beheerd bos en bevordering van duurzaam beheer van bossen die tropisch hout produceren. De overeenkomst bestaat uit de volgende hoofdstukken: doelstellingen, definities, organisatie en administratie, de internationale raad voor tropisch hout, privileges en immuniteiten, financiën, operationele activiteiten, statistiek, studies en voorlichtingen, diversen en slotbepalingen.

Er zij op gewezen dat in het ontwerpverslag van 7 november 2007, de Commissie ten principale haar instemming met de internationale overeenkomst voor tropisch hout beschouwt als voorzichtige steun voor een onbevredigende overeenkomst. De rapporteur beklaagt zich erover dat het resultaat van de overeenkomst bij lange na niet voldoet aan de voorwaarden voor een krachtige aanpak van het verlies aan tropisch bos.

Wat betreft het concept van een "specifiek institutioneel kader" in de betekenis van de tweede alinea van artikel 300, lid 3, zij erop gewezen dat het Hof van Justitie nog een uitspraak moet doen over de interpretatie daarvan.

In verband daarmee kan het waardevol zijn om een aantal algemene overwegingen op te stellen over het nut van de toepassing van de instemmingsprocedure in de tweede alinea van artikel 300, lid 2 in plaats van de raadplegingsprocedure in de eerste alinea.

De instemmingsprocedure is bedoeld voor vier categorieën van besluiten:

-  overeenkomsten die aanzienlijke gevolgen hebben voor de Gemeenschapsbegroting;

-  akkoorden die een wijziging behelzen van een besluit dat in het kader van de medebeslissingsprocedure is genomen;

-  overeenkomsten tot oprichting van een associatie met wederzijdse rechten en plichten, gemeenschappelijk optreden en bijzondere procedures;

-  overeenkomsten die een specifiek institutioneel kader in het leven roepen door het instellen van samenwerkingsprocedures.

Op de volgende gronden kan worden gesteld dat ruimte wordt geboden voor de instemmingsprocedure. De beide eerste gevallen hebben betrekking op de rol van het Parlement in de begrotingsprocedure en de medebeslissingsprocedure.

De overeenkomsten die vallen onder het derde en vierde streepje hebben één aspect gemeen, namelijk de intentie een complexe permanente structuur in het leven te roepen die een zekere mate van autonomie bezit ten opzichte van de deelnemende partijen, waardoor andere bindende regels voor de partijen kunnen worden uitgevaardigd, dan die welke zijn opgenomen in de overeenkomst. Bij het in het leven roepen van een associatie zal de structuur waarschijnlijk ingewikkelder zijn dan wanneer een specifiek institutioneel kader in het leven wordt geroepen door het instellen van samenwerkingsprocedures. Gesteld kan worden dat de instemming van het Parlement vereist is omdat de overeenkomst in kwestie "onvolledig" is in de zin dat het bereiken van de doelstellingen niet alleen afhangt van de regels die met opzet in de tekst van de overeenkomst zelve zijn neergelegd. De partijen zijn niet alleen gebonden door de in de overeenkomst opgenomen voorschriften maar ook door voorschriften die worden vastgelegd als gevolg van de procedures die daarin worden opgenomen. De daaruit voortvloeiende mate van onzekerheid wat betreft de concrete verplichtingen die uit de overeenkomst zullen voortvloeien, vereist de waarborg van parlementaire instemming.

De vraag die dan ook beantwoord moet worden is of de onderhavige overeenkomst al dan niet valt binnen de categorie van "overeenkomsten die een specifiek institutioneel kader in het leven roepen door het instellen van samenwerkingsprocedures".

De kernelementen die aanwezig moeten zijn indien de tweede alinea van artikel 300, lid 3 van toepassing moet zijn, zijn functioneel gekoppeld: er moeten "samenwerkingsprocedures" worden georganiseerd en er moet sprake zijn van een "specifiek institutioneel kader".

Het belangrijkste doel van de overeenkomst is de uitbreiding en diversificatie van de internationale handel in tropisch hout dat legaal wordt gekapt in bossen die duurzaam worden beheerd en het bevorderen van het duurzaam beheer van bossen die tropisch hout produceren (artikel 1). Teneinde dit te bereiken bevat de overeenkomst een aantal gedetailleerde instrumenten.

Ten eerste bepaalt artikel 3 dat de internationale organisatie voor tropisch hout zal voortbestaan voor het toezicht op de uitvoering van de bepalingen en het functioneren van de overeenkomst.

Het functioneren van de organisatie wordt gewaarborgd door de Raad (artikel 6), de comités en andere subsidiaire organen (artikel 26), de uitvoerend directeur en het personeel (artikel 14).

De Raad wordt beschouwd als de hoogste autoriteit van de organisatie en zal bestaan uit vertegenwoordigers van alle leden.

Eén van de belangrijkste bevoegdheden van de Raad is het nemen van besluiten om het feitelijk en doeltreffend functioneren en opereren van de organisatie te garanderen (artikel 7, b). Daartoe worden in de artikelen 10, 11 en 12 de voorschriften neergelegd die het besluitvormingsproces en de stemprocedure regelen. De stemverdeling hangt af van het feit of het lid producent of consument is. Bij producenten wordt rekening gehouden met het respectieve aandeel in het totale bestand aan tropisch bos en de respectieve netto-uitvoer van tropisch hout (art 10, lid 2). Het aantal stemmen dat de consumenten wordt toegekend hangt af van de respectieve gemiddelde omvang van de netto-invoer van tropisch hout (art. 10, lid 4).

Er zij op gewezen dat besluiten niet alleen door consensus tot stand komen. Hoewel bepaald wordt dat de Raad zich ervoor zal inspannen dat alle besluiten en aanbevelingen door consensus tot stand komen, bepaalt het tweede lid van artikel 12 dat de Raad, indien geen consensus wordt bereikt, alle besluiten neemt en alle aanbevelingen zal doen door middel van een eenvoudige meerderheid, tenzij de overeenkomst voorziet in een speciale stemming. Artikel 13 bevat een andere belangrijke regel, namelijk over het quorum voor de vergadering van de Raad, aangezien voor het nemen van besluiten niet alle vertegenwoordigers aanwezig behoeven te zijn.

Het belang van deze bepalingen wordt duidelijk als ze worden gezien in combinatie met artikel 29, lid 2 waarin staat dat de leden beloven de besluiten van de Raad te zullen aanvaarden en uitvoeren volgens de regels van deze overeenkomst en zich zullen onthouden van het uitvoeren van maatregelen die de werking van bedoelde besluiten zouden dwarsbomen of reduceren. Met andere woorden, besluiten van de Raad zijn bindend, zelfs voor partijen wier vertegenwoordigers er niet mee hebben ingestemd of niet op de vergadering aanwezig waren.

Voorts verschaft artikel 17 rechtspersoonlijkheid aan de organisatie alsmede de bevoegdheid om contracten af te sluiten, roerend en onroerend goed te verwerven en af te stoten en rechtsgedingen aan te spannen.

Tenslotte dient rekening te worden gehouden met de instelling van de administratieve rekening, een vaste contributierekening, en de speciale rekening en het Bali Partnership Fund, vrijwillige contributierekeningen, en andere rekeningen die de Raad passend en noodzakelijk acht (art. 18) en met de belangrijkste functies van de Raad die betrekking hebben op het lidmaatschap van de organisatie en het bestaan van de overeenkomst (artikelen 30, 31, 32, 37, 40, 42, 44 en 47).

Conclusie

In het licht van bovenstaande analyse, wordt gemeend dat door de overeenkomst een specifiek institutioneel kader in het leven wordt geroepen.

Op haar vergadering van 19 december 2007 heeft de Commissie juridische zaken dan ook unaniem besloten[2] de aanbeveling te doen de rechtgrondslag in die zin te wijzigen dat verwezen wordt naar het tweede lid van artikel 300, lid 3 van het Verdrag, waarin wordt bepaald dat instemming en niet slechts raadpleging van het Parlement vereist is.

Hoogachtend,

Giuseppe Gargani

  • [1]  Vgl. zaak C-338/01 Commissie vs. Raad (2004) Jur.1-7829 , par. 54; zaak C-211/01 Commissie vs. Raad (2003) Jur. 1-8913, par. 38; zaak 62/88 Griekenland vs. Raad (1990) Jur. 1-01527, par. 62.
  • [2]  Bij de laatste stemming aanwezig: Giuseppe Gargani (voorzitter), Titus Corlăţean (ondervoorzitter), Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (ondervoorzitter), Francesco Enrico Speroni (ondervoorzitter), Marie Panayotopoulos-Cassiotou (rapporteur), Carlo Casini, Vicente Miguel Garcés Ramón, Klaus-Heiner Lehne, Katalin Lévai, Eva Lichtenberger, Antonio Masip Hidalgo, Manuel Medina Ortega, Michel Rocard, Aloyzas Sakalas, Diana Wallis and Tadeusz Zwiefka.

PROCEDURE

Titel

Internationale overeenkomst van 2006 inzake tropische houtsoorten

Document- en procedurenummers

11964/2007 – C6-0326/2007 – 2006/0263(CNS)

Datum raadpleging EP

27.9.2007

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

INTA

11.10.2007

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

DEVE

11.10.2007

 

 

 

Geen advies

       Datum besluit

DEVE

5.11.2007

 

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Caroline Lucas

9.10.2007

 

 

Betwisting rechtsgrondslag

       Datum JURI-advies

JURI

19.12.2007

 

 

 

Behandeling in de commissie

21.11.2007

 

 

 

Datum goedkeuring

15.7.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

25

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Graham Booth, Daniel Caspary, Françoise Castex, Christofer Fjellner, Béla Glattfelder, Ignasi Guardans Cambó, Jacky Hénin, Syed Kamall, Caroline Lucas, Marusya Ivanova Lyubcheva, Erika Mann, Helmuth Markov, Georgios Papastamkos, Tokia Saïfi, Peter Šťastný, Robert Sturdy, Daniel Varela Suanzes-Carpegna, Iuliu Winkler, Corien Wortmann-Kool

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Jean-Pierre Audy, Eugenijus Maldeikis, Rovana Plumb, Salvador Domingo Sanz Palacio, Zbigniew Zaleski

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Emanuel Jardim Fernandes, Francesco Ferrari

Datum indiening

17.7.2008