AANBEVELING VOOR DE TWEEDE LEZING betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over havenstaatcontrole (Herschikking)
9.9.2008 - (5722/3/2008 – C6‑0224/2008 –2005/0238 (COD)) - ***II
Commissie vervoer en toerisme
Rapporteur: Dominique Vlasto
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over havenstaatcontrole (Herschikking)
(5722/3/2008 – C6‑0224/2008 –2005/0238 (COD))
(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing - herschikking)
Het Europees Parlement,
– gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (5722/3/2008 – C6‑0224/2008),
– gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt[1] inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2005)0588),
– gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(2008)0208),
– gelet op artikel 251, lid 2, van het EG-Verdrag,
– gelet op artikel 62 van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie vervoer en toerisme (A6‑0335/2008),
1. hecht zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Amendement 1 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Overweging 4 bis (nieuw) | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
|
(4 bis) Daarom moeten de lidstaten zich inspannen om de noodzakelijke stappen te zetten om het Maritiem Arbeidsverdrag, 2006, van de Internationale Arbeidsorganisatie, dat in deel 5.2.1 bepalingen bevat betreffende havenstaatverplichtingen, te ratificeren. |
Motivering | |
Dit verdrag, waarin internationaal maritiem arbeidsrecht wordt gecodificeerd en geactualiseerd en dat bijdraagt tot de verbetering van de veiligheid op zee, omvat bepalingen die van toepassing zijn op havenstaatcontrole. Het is wenselijk dit te vermelden om de lidstaten aan te moedigen het vroeg te ratificeren. | |
Amendement 2 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Overweging 4 bis (nieuw) | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
|
(4 bis) De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om hun nationale wetgeving aan te passen aan de bepalingen inzake de beperking van de aansprakelijkheid van het verdrag van 1996. |
|
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in zaak C-188/071 kan worden afgeleid dat schadevergoeding aan derden voor schade ten gevolge van afval voortvloeit uit het beginsel "de vervuiler betaalt" overeenkomstig Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen2 en Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade3 en een recht op schadevergoeding schept voor alle geleden schade, ook als deze niet geheel gedekt is en verder reikt dan de nationale bepalingen ter uitvoering van verdragen. |
|
1 Arrest van 24 juni 2008 (gemeente Mesquer) - nog niet in de Jurisprudentie gepubliceerd. |
|
2 PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39. |
|
3 PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56. |
Motivering | |
De voorstellen van de Commissie inzake havenstaatcontrole en wettelijke aansprakelijkheid van scheepseigenaars vormen twee onderdelen van het derde pakket veiligheid op zee en zijn onderling nauw verbonden. | |
Overeenkomstig artikel 62, lid 2 van het Reglement van het Parlement wordt met dit amendement beoogd rekening te houden met een nieuwe juridische situatie die zich sinds de eerste lezing heeft voorgedaan, namelijk het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 2008 in zaak C-188/07. | |
Amendement 3 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Overweging 15 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
(15) Schepen die havens van de Gemeenschap aandoen, worden onderworpen aan periodieke en aanvullende inspecties welke een onderzoek omvatten van een aantal vooraf voor elk schip bepaalde aspecten, die variëren naargelang het type schip, de aard van de inspectie en de resultaten van voorgaande inspecties in het kader van de havenstaatcontrole. De risicogebieden die bij elke inspectie dienen te worden gecontroleerd, worden vermeld in de inspectiedatabank. |
(15) Periodieke en aanvullende inspecties moeten een onderzoek omvatten van een aantal vooraf voor elk schip bepaalde aspecten, die variëren naargelang het type schip, de aard van de inspectie en de resultaten van voorgaande inspecties in het kader van de havenstaatcontrole. De risicogebieden die bij elke inspectie dienen te worden gecontroleerd, worden vermeld in de inspectiedatabank. |
Motivering | |
De frequentie van inspecties is niet bepalend voor hun inhoud, die afhangt van het soort schip, het soort inspectie en van voorafgaande inspecties. Om te verzekeren dat inspecties effectief geharmoniseerd worden, moeten controlelijsten beschikbaar zijn. | |
Amendement 4 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Overweging 18 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
(18) Om de bevoegde instanties voor havenstaatcontrole informatie over schepen in havens te verstrekken, dienen de havenautoriteiten of de daartoe aangewezen autoriteiten of instanties aanmeldingen van de aankomst van schepen door te sturen, indien mogelijk bij ontvangst ervan, met name afhankelijk van de mogelijkheid om buiten de normale openingsuren van hun kantoren daartoe voldoende voorzieningen aan te houden. |
Schrappen |
Motivering | |
Deze bepaling laat toe dat substandaard schepen 's nachts aanleggen. | |
Amendement 5 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Overweging 19 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
(19) Sommige schepen vormen een duidelijk risico voor de veiligheid op zee en het mariene milieu vanwege de slechte staat waarin zij zich bevinden, de prestaties van de vlaggenstaat en hun antecedenten. Het is derhalve gerechtvaardigd dat de Gemeenschap tracht dergelijke schepen ervan te doen afzien om de havens van de lidstaten binnen te lopen. Een weigering van toegang dient evenredig te zijn en kan resulteren in een weigering van toegang voor onbepaalde tijd indien de exploitant van het schip bestendig in gebreke blijft wat betreft het nemen van herstelmaatregelen, ondanks verscheidene weigeringen van toegang en aanhoudingen in havens in de Gemeenschap. Deze weigering van toegang voor onbepaalde tijd kan uitsluitend worden opgeheven indien is voldaan aan een aantal voorwaarden die bedoeld zijn om te waarborgen dat het betrokken schip op een veilige wijze in de wateren van de Gemeenschap kan worden geëxploiteerd; deze voorwaarden hebben in het bijzonder betrekking op de vlaggenstaat van het schip en de rederij die het schip beheert. Omwille van de transparantie moet de lijst met schepen die uit de havens in de Gemeenschap worden geweerd, openbaar worden gemaakt. |
(19) Sommige schepen vormen een duidelijk risico voor de veiligheid op zee en het mariene milieu vanwege de slechte staat waarin zij zich bevinden, de vlag en hun antecedenten. Hun moet derhalve de toegang tot havens en ankerplaatsen in de Gemeenschap geweigerd worden, tenzij aangetoond kan worden dat zij veilig kunnen worden geëxploiteerd in de wateren van de Gemeenschap. Er moeten richtsnoeren worden opgesteld om de toepasbare procedures te bepalen ingeval een dergelijke weigering wordt opgelegd en ingeval de weigering wordt opgeheven. Omwille van de transparantie moet de lijst met schepen die uit de havens en ankerplaatsen in de Gemeenschap worden geweerd, openbaar worden gemaakt. |
Motivering | |
Weigering van toegang moet ook betrekking hebben op ankerplaatsen in de Gemeenschap. | |
Amendement 6 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Overweging 22 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
(22) Er moet een recht van beroep tegen aanhoudingsbevelen door de bevoegde autoriteiten worden ingesteld teneinde onredelijke besluiten te voorkomen die kunnen leiden tot onnodige aanhoudingen en vertragingen.
|
(22) Er moet een recht van beroep tegen aanhoudingsbevelen door de bevoegde autoriteiten worden ingesteld teneinde onredelijke besluiten te voorkomen die kunnen leiden tot onnodige aanhoudingen en vertragingen. |
Motivering | |
De lidstaten zijn ingevolge deze richtlijn verplicht een recht van beroep tegen aanhoudingsbevelen in te voeren. Daarom moet dit recht van beroep er komen. Dankzij het recht van beroep kan in voorkomende gevallen worden getoetst of een aanhoudingsbevel gegrond, evenredig en billijk is. | |
Amendement 7 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Overweging 25 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
(25) Klachten betreffende de leef- en arbeidsomstandigheden aan boord moeten worden onderzocht. Iedereen die een klacht indient, moet op de hoogte worden gehouden van het gevolg dat daaraan wordt gegeven. |
(25) Klachten van personen met een legitiem belang betreffende de leef- en arbeidsomstandigheden aan boord moeten worden onderzocht. Iedereen die een klacht indient, moet op de hoogte worden gehouden van het gevolg dat daaraan wordt gegeven. |
Motivering | |
Overweging in overeenstemming gebracht met artikel. | |
Amendement 8 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 1 – letter c | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
(c) in de Gemeenschap een havenstaatcontrolestelsel toe te passen dat is gebaseerd op de inspecties die in de Gemeenschap en in het onder het MOU van Parijs vallende gebied worden verricht, en dat ertoe strekt alle schepen te inspecteren met een regelmaat die wordt bepaald door het risicoprofiel van het betrokken schip, waarbij schepen met een hoger risicoprofiel vaker en grondiger worden geïnspecteerd. |
(c) in de Gemeenschap een regeling inzake havenstaatcontrole toe te passen die is gebaseerd op de inspecties die in de Gemeenschap en in het onder het MOU van Parijs vallende gebied worden verricht, en die ertoe strekt alle schepen te inspecteren met een regelmaat die wordt bepaald door het risicoprofiel van het betrokken schip, waarbij schepen met een hoger risicoprofiel vaker en diepgaander worden geïnspecteerd. |
Motivering | |
Het belangrijkste doel van de herschikking van de richtlijn is het stelsel van inspecties van de Gemeenschap te veranderen, dat zal afhangen van het risicoprofiel van het schip dat aanlegt in een haven of een ankerpunt in de Gemeenschap. Om de regeling doeltreffender te maken, zullen schepen met een hoog risico het voorwerp uitmaken van grondigere en frequentere inspecties. | |
Amendement 9 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 2 – punt 4 bis (nieuw) | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
|
(4 bis) "Haven": een stuk grond en water dat voorzien is van installaties en uitrusting om het mogelijk te maken om, hoofdzakelijk, schepen te ontvangen, ze te laden en lossen, goederen op te slaan, goederen te ontvangen en leveren, en passagiers te laten instappen en uitstappen. |
Motivering | |
Het lijkt logisch een definitie van een haven op te nemen in de richtlijn. De voorgestelde definitie komt van een voorstel van richtlijn over de toegang tot de markt van havendiensten. | |
Amendement 10 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 2 – punt 11 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
(11) "Nachttijd": een periode van niet minder dan zeven uur, als gedefinieerd door de nationale wetgeving, die in ieder geval de periode tussen middernacht en 5.00 uur 's morgens moet omvatten. |
Schrappen |
Motivering | |
Deze bepaling laat toe dat substandaard schepen 's nachts aanleggen. | |
Amendement 11 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 2 – punt 15 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
(15) "Klacht": informatie of rapport ingediend door een persoon die een legitiem belang heeft bij de veiligheid van het schip, met inbegrip van de veiligheids- en gezondheidsrisico's voor de bemanning, leef- en werkomstandigheden aan boord en de voorkoming van verontreiniging. |
(15) "Klacht": informatie of rapport ingediend door een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een legitiem belang heeft bij de veiligheid van het schip, met inbegrip van de veiligheids- en gezondheidsrisico's voor de bemanning, leef- en werkomstandigheden aan boord en de voorkoming van verontreiniging. |
Motivering | |
De mogelijkheid om klacht in te dienen moet blijven bestaan voor iedereen met een legitiem belang in de veiligheid van het schip. | |
Amendement 12 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 2 – punt 17 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
(17) "Weigering van de toegang": een besluit dat aan de kapitein van het schip, de verantwoordelijke rederij en de vlaggenstaat wordt overhandigd waarbij wordt meegedeeld dat het schip de toegang tot de havens van de Gemeenschap wordt geweigerd. |
(17) "Weigering van de toegang": een besluit dat aan de kapitein van het schip, de verantwoordelijke rederij en de vlaggenstaat wordt overhandigd waarbij wordt meegedeeld dat het schip de toegang tot alle havens en ankerplaatsen van de Gemeenschap wordt geweigerd. |
Motivering | |
Een "bevel tot weigering van de toegang" kan niet gedefinieerd worden als een document: het is in de eerste plaats een beslissing genomen door de bevoegde overheid. Om te garanderen dat het bevel daadwerkelijk wordt nageleefd, moet de vlaggenstaat ook op de hoogte worden gesteld van de beslissing in kwestie. Tot slot moet een bevel tot weigering van de toegang van toepassing zijn op alle havens en ankerplaatsen van de Gemeenschap. | |
Amendement 13 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 2 – punt 23 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
(23) "Inspectiedatabank": het informatiesysteem voor de havenstaatcontrolegegevens in de Gemeenschap en in het onder het MOU van Parijs vallende gebied. |
(23) "Inspectiedatabank": het informatiesysteem dat bijdraagt tot de uitvoering van de regeling inzake havenstaatcontrole in de Gemeenschap en dat de gegevens van inspecties uitgevoerd in het onder het MOU van Parijs vallende gebied opneemt. |
Motivering | |
De inspectiedatabank is een sleutelelement voor het invoeren van een regeling inzake havenstaatcontrole binnen de Gemeenschap, en moet bijgevolg in de eerste plaats dat doel dienen. Het zou ook mogelijk moeten zijn de gegevensbank te gebruiken gekoppeld aan de nieuwe inspectieregeling van het Memorandum van Overeenstemming van Parijs, voor zover dat zowel wenselijk als doenbaar is. | |
Amendement 14 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 2 – punt 23 bis (nieuw) | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
|
23 bis) "verdrag van 1996": de geconsolideerde tekst van het Verdrag van 1976 inzake de beperking van de aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen, aangenomen door de Internationale Maritieme Organisatie, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1996; |
Motivering | |
De voorstellen van de Commissie inzake havenstaatcontrole en wettelijke aansprakelijkheid van scheepseigenaars vormen twee onderdelen van het derde pakket veiligheid op zee en zijn onderling nauw verbonden. | |
Overeenkomstig artikel 62, lid 2 van het Reglement van het Parlement wordt met dit amendement beoogd rekening te houden met een nieuwe juridische situatie die zich sinds de eerste lezing heeft voorgedaan, namelijk het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 2008 in zaak C-188/07. | |
Amendement 15 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 3 – lid 1 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
1. Deze richtlijn is van toepassing op ieder schip en zijn bemanning dat een haven van een lidstaat aandoet om een interactie tussen schip en haven te verrichten.
|
1. Deze richtlijn is van toepassing op ieder schip en zijn bemanning dat een haven of een ankerplaats van een lidstaat aandoet om een interactie tussen schip en haven te verrichten. |
Wanneer in deze richtlijn wordt verwezen naar schepen die een haven aandoen, vallen daaronder ook schepen voor anker, tenzij anders is bepaald.
|
|
Frankrijk kan besluiten dat de havens in de in artikel 299, lid 2, van het Verdrag, bedoelde overzeese departementen, niet begrepen zijn onder de in dit lid bedoelde havens.
|
Frankrijk kan besluiten dat de havens in de in artikel 299, lid 2, van het Verdrag, bedoelde overzeese departementen, niet begrepen zijn onder de in dit lid bedoelde havens.
|
Indien een lidstaat een schip inspecteert dat zich bevindt in onder zijn jurisdictie vallende wateren op een andere plaats dan in een haven, wordt deze inspectie beschouwd als een inspectie voor de toepassing van deze richtlijn.
|
Indien een lidstaat een schip inspecteert dat zich bevindt in zijn territoriale wateren, maar buiten een haven, wordt deze inspectie beschouwd als een inspectie in de zin van deze richtlijn.
|
Dit artikel laat het recht om op te treden waarover een lidstaat op grond van de relevante internationale verdragen beschikt, onverlet.
|
Dit artikel laat het recht om op te treden waarover een lidstaat op grond van de relevante internationale verdragen beschikt, onverlet.
|
Lidstaten die geen zeehavens hebben en die kunnen staven dat op jaarbasis minder dan 5% van het totale aantal individuele vaartuigen dat gedurende de drie voorgaande jaren hun rivierhavens heeft aangedaan, schepen zijn die onder de toepassing van deze richtlijn vallen, mogen van de bepalingen van deze richtlijn afwijken.
|
Lidstaten zonder zeehavens kunnen onder bepaalde voorwaarden worden vrijgesteld van de toepassing van deze richtlijn. De Commissie stelt, overeenkomstig de regelgevende procedure met toezicht, waarnaar wordt verwezen in artikel 30, lid 3, de maatregelen vast voor de tenuitvoerlegging van dit vrijstellingsmechanisme. |
Zij delen de Commissie uiterlijk op de datum van omzetting van deze richtlijn het totaal aantal vaartuigen en het aantal schepen mee dat hun havens gedurende voornoemde periode van drie jaar heeft aangedaan, en brengen de Commissie op de hoogte van latere wijzigingen van deze cijfers. |
|
Motivering | |
Ankerplaatsen moeten duidelijk opgenomen worden in dit artikel. | |
Amendement 16 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 4 – lid 2 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
2. De lidstaten handhaven voor de inspectie van schepen de nodige bevoegde instanties die beschikken over het vereiste personeelsbestand, in het bijzonder gekwalificeerde inspecteurs, en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze hun taken vervullen overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn en met name dat zij beschikbaar zijn voor de uitvoering van de op grond van deze richtlijn voorgeschreven inspecties. |
2. De lidstaten handhaven voor de inspectie van schepen de nodige bevoegde instanties waaraan het vereiste personeelsbestand, in het bijzonder gekwalificeerde inspecteurs, worden toegewezen, in voorkomend geval door aanwerving, en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze hun taken vervullen overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn en met name dat zij beschikbaar zijn voor de uitvoering van de op grond van deze richtlijn voorgeschreven inspecties. |
Motivering | |
Het is aangewezen de lidstaten te herinneren aan de noodzaak van een voldoende en gepast aantal inspecteurs om alle inspecties uit te voeren die vereist zijn onder de regeling van de Gemeenschap. | |
Amendement 17 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 4 bis (nieuw) | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
|
Artikel 4 bis De lidstaten nemen de nodige maatregelen om hun nationale wetgeving aan te passen aan de bepalingen inzake de beperking van de aansprakelijkheid uit hoofde van het verdrag van 1996. |
|
Schadevergoeding aan derden voor schade ten gevolge van afval, voortvloeiend uit het beginsel "de vervuiler betaalt" overeenkomstig Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen2 en Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade3, schept een recht op schadevergoeding voor alle geleden schade, ook als deze niet geheel gedekt is en verder reikt dan de nationale bepalingen ter uitvoering van verdragen. |
|
De lidstaten kunnen gunstiger bepalingen handhaven of invoeren dan die welke in deze richtlijn zijn opgenomen. |
|
1 PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39. |
|
2 PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56. |
Motivering | |
De voorstellen van de Commissie inzake havenstaatcontrole en wettelijke aansprakelijkheid van scheepseigenaars vormen twee onderdelen van het derde pakket veiligheid op zee en zijn onderling nauw verbonden. | |
Overeenkomstig artikel 62, lid 2 van het Reglement van het Parlement wordt met dit amendement beoogd rekening te houden met een nieuwe juridische situatie die zich sinds de eerste lezing heeft voorgedaan, namelijk het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 2008 in zaak C-188/07. | |
Amendement 18 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 5 – lid 2 – letter b | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
(b) voert elke lidstaat jaarlijks een totaal aantal inspecties uit van schepen van de prioriteitsklassen I en II, als bedoeld in artikel 11, onder a) en onder b), dat ten minste overeenkomt met zijn deel van het totale aantal jaarlijks in de Gemeenschap en in het onder het MOU van Parijs vallende gebied uit te voeren inspecties. Het inspectieaandeel van elke lidstaat is gebaseerd op het aantal individuele schepen die de havens van de betrokken lidstaat aandoen in verhouding tot de som van de individuele schepen die de havens van alle lidstaten in de Gemeenschap en in het onder het MOU van Parijs vallende gebied aandoen. |
(b) voert elke lidstaat jaarlijks een totaal aantal inspecties uit van schepen van de prioriteitsklassen I en II, als bedoeld in artikel 11, onder a) en onder b), dat ten minste overeenkomt met zijn deel van het totale aantal jaarlijks in de Gemeenschap en in het onder het MOU van Parijs vallende gebied uit te voeren inspecties. Het inspectieaandeel van elke lidstaat is gebaseerd op het aantal individuele schepen die de havens of ankerplaatsen van de betrokken lidstaat aandoen in verhouding tot de som van de individuele schepen die de havens of ankerplaatsen van alle lidstaten in de Gemeenschap en in het onder het MOU van Parijs vallende gebied aandoen. |
Motivering | |
Weigering van toegang moet ook van toepassing zijn op ankerplaatsen in de Gemeenschap. | |
Amendement 19 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 6 – titel en lid 1 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
Nadere regelingen voor de naleving van de inspectieverplichting
|
Naleving van het stelsel van inspecties van de Gemeenschap |
1. Een lidstaat die niet in staat is de in artikel 5, lid 2, onder a), voorgeschreven inspecties volledig uit te voeren, leeft zijn inspectieverplichting als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder a), na indien de niet-uitgevoerde inspecties binnen de volgende marges blijven:
|
Overeenkomstig artikel 5 |
(a) ten hoogste 5% van het totale aantal schepen van prioriteitsklasse I met een hoog risicoprofiel die zijn havens aandoen,
|
(a) inspecteert elke lidstaat alle schepen van prioriteitsklasse I, zoals bedoeld in artikel 11, die zijn havens en ankerplaatsen aandoen, en |
(b) ten hoogste 10% van het totale aantal schepen van prioriteitsklasse I zonder hoog risicoprofiel die zijn havens aandoen.
|
(b) voert elke lidstaat jaarlijks een totaal aantal inspecties uit van schepen van prioriteitsklasse I en prioriteitsklasse II, zoals bedoeld in artikel 11, dat ten minste overeenkomt met zijn jaarlijkse inspectieverplichting. |
Onverminderd de percentages onder a) en b) zijn de lidstaten evenwel verplicht voorrang te geven aan inspecties van schepen die volgens de informatie van de inspectiedatabank niet vaak havens in de Gemeenschap aandoen. |
|
Motivering | |
Dit amendement waarborgt dat voldoende inspecties uitgevoerd worden, in tegenstelling tot de door de Raad voorgestelde tekst. | |
Amendement 20 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 6 – lid 2 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
2. Indien het totale aantal schepen van prioriteitsklasse I die een haven in een lidstaat aandoen, groter is dan het inspectieaandeel van die lidstaat als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder b), leeft deze lidstaat die verplichting na indien hij een aantal inspecties op schepen van prioriteitsklasse I uitvoert dat ten minste beantwoordt aan zijn aandeel in de inspecties en ten hoogste 30% van het totale aantal schepen van prioriteitsklasse I die zijn havens aandoen, niet wordt geïnspecteerd. |
Schrappen |
Motivering | |
Het voorstel van de Raad garandeert niet dat er voldoende inspecties worden uitgevoerd. | |
Amendement 21 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 6 – lid 3 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
3. Indien het totale aantal schepen van prioriteitsklasse I en II die een haven in een lidstaat aandoen, kleiner is dan het inspectieaandeel van die lidstaat als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder b), leeft deze lidstaat die verplichting na indien hij de op grond van artikel 5, lid 2, onder a), voorgeschreven inspecties van schepen van prioriteitsklasse I uitvoert en ten minste 85% inspecteert van het totale aantal schepen van prioriteitsklasse II die zijn havens aandoen. |
Schrappen |
Motivering | |
Het voorstel van de Raad garandeert niet dat er voldoende inspecties worden uitgevoerd. | |
Amendement 22 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 7 – lid 1 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
Gevallen waarin bepaalde schepen niet worden geïnspecteerd |
Omstandigheden waarin bepaalde schepen niet worden geïnspecteerd |
1. Een lidstaat kan in de volgende omstandigheden besluiten de inspectie van een schip van prioriteitsklasse I uit te stellen: |
1. In de volgende omstandigheden kan een lidstaat besluiten de inspectie van een schip van prioriteitsklasse I uit te stellen: |
(a) indien de inspectie kan worden uitgevoerd de eerst volgende keer dat het schip opnieuw een haven in dezelfde lidstaat aandoet, op voorwaarde dat het schip in de tussentijd geen andere haven in de Gemeenschap of in het onder het MOU van Parijs vallende gebied heeft aangedaan en het uitstel niet meer dan 15 dagen bedraagt, of |
(i) indien de inspectie kan worden uitgevoerd de eerstvolgende keer dat het schip opnieuw een haven of ankerplaats in dezelfde lidstaat aandoet, op voorwaarde dat het schip in de tussentijd geen andere haven of ankerplaats in de Gemeenschap of in het onder het MOU van Parijs vallende gebied heeft aangedaan en het uitstel de 15 dagen niet overschrijdt, of |
(b) indien de inspectie binnen de 15 dagen kan worden uitgevoerd in een andere haven die in de Gemeenschap of in het onder het MOU van Parijs vallende gebied wordt aangedaan, op voorwaarde dat de staat waar die haven gelegen is, zich vooraf bereid heeft verklaard de inspectie uit te voeren. |
(ii) indien de inspectie binnen de 15 dagen kan worden uitgevoerd in een andere haven die in de Gemeenschap of in het onder het MOU van Parijs vallende gebied wordt aangedaan, op voorwaarde dat de staat waar die haven gelegen is, zich bereid heeft verklaard de inspectie uit te voeren. |
Indien een inspectie wordt uitgesteld overeenkomstig punt a) of punt b), en in de inspectiedatabank wordt geregistreerd, wordt die inspectie niet als een niet-uitgevoerde inspectie gerekend ten aanzien van de lidstaat die de inspectie heeft uitgesteld. |
Indien een inspectie wordt uitgesteld maar niet uitgevoerd overeenkomstig alinea's i) of ii), en niet in de inspectiedatabank wordt geregistreerd, wordt die inspectie als een niet-uitgevoerde inspectie gerekend ten aanzien van de lidstaat die de inspectie heeft uitgesteld. |
Motivering | |
Als een lidstaat er niet toe in staat is een inspectie in een bepaalde haven uit te voeren, moet er een mechanisme bestaan om toe te laten dat de inspectie binnen de 15 dagen in een andere aanloophaven wordt uitgevoerd, ofwel in dezelfde lidstaat, ofwel in een andere staat binnen het gebied dat onder het MOU van Parijs valt. | |
Amendement 23 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 7 – lid 2 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
2. Onder de volgende uitzonderlijke omstandigheden wordt een om operationele redenen niet-uitgevoerde inspectie van schepen van prioriteitsklasse I niet als niet-uitgevoerde inspectie aangerekend, mits de reden voor het niet uitvoeren van de inspectie in de inspectiedatabank wordt geregistreerd: |
2. Onder de volgende uitzonderlijke omstandigheden wordt een om operationele redenen niet-uitgevoerde inspectie van schepen van prioriteitsklasse I niet als niet-uitgevoerde inspectie aangerekend, mits de reden voor het niet uitvoeren van de inspectie in de inspectiedatabank wordt geregistreerd, en indien het uitvoeren van de inspectie naar het oordeel van de bevoegde instantie een gevaar oplevert voor de veiligheid van de inspecteurs, het schip, de bemanning ervan of de haven, of voor het mariene milieu. |
(a) indien het uitvoeren van de inspectie naar het oordeel van de bevoegde instantie een gevaar oplevert voor de veiligheid van de inspecteurs, het schip, de bemanning ervan of de haven, of voor het mariene milieu, of
|
|
(b) indien het schip alleen gedurende de nachttijd de haven aandoet. De lidstaten nemen in dit geval echter de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat schepen die regelmatig gedurende de nachttijd een haven aandoen, eventueel kunnen worden geïnspecteerd. |
|
Motivering | |
In bepaalde zeldzame en uitzonderlijke omstandigheden kan het onmogelijk zijn een inspectie uit te voeren omwille van de risico's waaraan een inspecteur, de bemanning, het schip enzovoort worden blootgesteld. Uitsluitend in deze gevallen, en mits zij behoorlijk gerechtvaardigd zijn, zal het niet uitvoeren van een inspectie van een schip niet geteld worden als een niet uitgevoerde inspectie. | |
Amendement 24 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 7 – lid 3 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
3. Indien een voor anker liggend schip niet wordt geïnspecteerd, wordt zulks niet als niet- uitgevoerde inspectie aangerekend, indien: |
3. Indien een voor anker liggend schip niet wordt geïnspecteerd, wordt zulks niet als niet- uitgevoerde inspectie aangerekend, op voorwaarde dat, indien alinea (ii) van toepassing is, de reden waarom de inspectie niet uitgevoerd is, opgenomen wordt in de inspectiegegevensbank, en indien: |
(a) het schip binnen 15 dagen in een andere haven in de Gemeenschap of in het onder het MOU van Parijs vallende gebied wordt geïnspecteerd overeenkomstig bijlage I, of |
(i) het schip binnen 15 dagen in een andere haven in de Gemeenschap of in het onder het MOU van Parijs vallende gebied wordt geïnspecteerd overeenkomstig bijlage I, of |
(b) het schip alleen gedurende de nachttijd de haven aandoet, of gedurende een zodanig korte tijd de haven aandoet dat de inspectie niet naar behoren kan worden uitgevoerd, en de reden voor het niet uitvoeren van de inspectie in de inspectiedatabank wordt geregistreerd, of |
|
(c) het uitvoeren van de inspectie naar het oordeel van de bevoegde instantie een gevaar oplevert voor de veiligheid van de inspecteurs, het schip, de bemanning ervan of de haven, of voor het mariene milieu, en de reden voor het niet uitvoeren van de inspectie in de inspectiedatabank wordt geregistreerd. |
(ii) het uitvoeren van de inspectie naar het oordeel van de bevoegde instantie een gevaar oplevert voor de veiligheid van de inspecteurs, het schip, de bemanning ervan of de haven, of voor het mariene milieu. |
Motivering | |
In het geval van schepen voor anker, kan het uiterst moeilijk zijn inspecties uit te voeren. Daarom moet er een graad van flexibiliteit zijn voor inspecties van schepen voor anker. Als een schip 's nachts een haven aandoet, mag dat daarentegen niet automatisch betekenen dat een inspectie niet plaatsvindt. | |
Amendement 25 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 8 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
1. De exploitant, agent of kapitein van een schip dat overeenkomstig artikel 13 voor een uitgebreide inspectie in aanmerking komt en op weg is naar een haven in een lidstaat, dient de aankomst daarvan te melden overeenkomstig de bepalingen van bijlage III. |
1 De exploitant, agent of kapitein van een schip dat overeenkomstig artikel 13 voor een uitgebreide inspectie in aanmerking komt en op weg is naar een haven of ankerplaats in een lidstaat, dient de aankomst daarvan te melden overeenkomstig de bepalingen van bijlage III. |
2. De havenautoriteit of haveninstantie of de daartoe aangestelde organisatie of instantie zal de in lid 1 van dit artikel en in artikel 4 van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart bedoelde aanmelding bij ontvangst doorsturen naar de bevoegde instantie.
|
2. De relevante havenautoriteit geeft de in lid 1 van dit artikel en in artikel 4 van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart bedoelde aanmelding bij ontvangst door aan de bevoegde instantie. |
3. Indien mogelijk geschiedt communicatie als bedoeld in dit artikel elektronisch. |
3. De communicatie als bedoeld in dit artikel geschiedt elektronisch. Andere middelen worden alleen gebruikt indien elektronische middelen niet beschikbaar zijn. |
4. De met het oog op bijlage III door de lidstaten ontwikkelde procedures en formulieren dienen te voldoen aan de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2002/59/EG betreffende aanmeldingen van schepen. |
4. De door de lidstaten ontwikkelde procedures en formulieren voor het uitvoeren van bijlage III dienen te voldoen aan Richtlijn 2002/59/EG. |
Motivering | |
Het in noodzakelijk dat havenautoriteiten van tevoren worden ingelicht over de aankomst van schepen. | |
Amendement 26 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 9 – lid 1 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
1. Aan elk in de inspectiedatabank opgenomen schip wordt een scheepsrisicoprofiel toegekend, dat bepalend is voor de voorrang voor inspectie, de termijnen tussen de inspecties en de reikwijdte van de inspectie. |
1. Aan elk schip dat een haven of ankerplaats van een lidstaat aandoet, wordt in de inspectiedatabank een scheepsrisicoprofiel toegekend, dat bepalend is voor de voorrang voor inspectie, de termijnen tussen de inspecties en de reikwijdte van de inspectie. |
Motivering | |
Noodzakelijk om de prioriteit te bepalen van scheepsinspectie. | |
Amendement 27 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 9 – lid 2 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
2. Het risicoprofiel van een schip wordt bepaald door een combinatie van de volgende algemene en historische risicoparameters: |
2. Het risicoprofiel van een schip wordt bepaald door een combinatie van de volgende algemene en historische risicoparameters: |
(a) Algemene parameters |
(a) Algemene parameters |
Overeenkomstig bijlage I, deel I.1 en bijlage II, zijn de algemene parameters gebaseerd op het type, de ouderdom, de vlaggenstaat, de betrokken erkende organisaties en de prestaties van de maatschappij. |
Overeenkomstig bijlage I, deel I.1 en bijlage II, zullen de algemene parameters gebaseerd zijn op het type, de ouderdom, de vlaggenstaat, de betrokken erkende organisaties en de prestaties van de maatschappij. |
(b) Historische parameters |
(b) Historische parameters |
Overeenkomstig bijlage I, deel I.2 en bijlage II, zijn de historische parameters gebaseerd op het aantal tekortkomingen en aanhoudingen over een bepaalde periode. |
Overeenkomstig bijlage I, deel I.2 en bijlage II, zullen de historische parameters gebaseerd zijn op het aantal anomalieën en aanhoudingen over een bepaalde periode. |
Motivering | |
Omwille van rechtszekerheid en administratieve zekerheid, moeten parameters bepaald worden voor risicoprofielen. | |
Amendement 28 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 9 – lid 3 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
3. De maatregelen die bedoeld zijn om niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen door haar aan te vullen, en die betrekking hebben op de voorschriften inzake de uitvoering van dit artikel, in het bijzonder: |
3. De Commissie legt, overeenkomstig de procedure uiteengezet in artikel 30, lid 3, de voorschriften inzake de uitvoering van dit artikel vast door in het bijzonder het volgende te bepalen: |
(a) de vlaggenstaatcriteria, |
- de waarde die aan elke risicoparameter wordt toegekend, |
(b) de prestaties van de rederij, worden vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 30, lid 3, mede voortbouwend op de expertise van het MOU van Parijs. |
- de combinatie van risicoparameters die overeenkomt met elk niveau van scheepsrisicoprofiel, |
Niettegenstaande punt a) hierboven zal de indiening van een zelfbeoordeling (Self Assessment Form – SAF) van de prestaties van de vlaggenstaat ten minste tot 1 januari 2011 als alternatief criterium worden gebruikt voor de vrijwillige audit van de lidstaten door de IMO. |
- de voorwaarden om de vlaggenstaatcriteria in te voeren, waarnaar verwezen wordt in bijlage I, deel I.1 punt (c) (iii) met betrekking tot het aantonen van het naleven van de relevante instrumenten. |
De Commissie onderzoekt zes maanden voor 1 januari 2011 welke vorderingen in de IMO zijn gemaakt bij de toepassing van de auditregeling en stelt de passende maatregelen voor de toepassing van dit criterium voor, waaronder indien nodig de verlenging van de periode voor de indiening van de IMO-SAF. |
|
Motivering | |
Voegt een verwijzing toe naar bijlage II, dat een schema bevat om het scheepsrisicoprofiel te bepalen. | |
Amendement 29 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 10 – lid 1 – inleidende formule en letter a | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
1. Schepen die een haven in de Gemeenschap aandoen, worden als volgt aan een periodieke of een aanvullende inspectie onderworpen: |
1. Schepen die een haven of ankerplaats van de Gemeenschap aandoen, worden als volgt aan een periodieke of een aanvullende inspectie onderworpen: |
(a) Schepen worden afhankelijk van hun risicoprofiel met vooraf vastgestelde tussenpozen aan een periodieke inspectie onderworpen, overeenkomstig bijlage I, deel I. De termijn tussen twee periodieke inspecties neemt toe naarmate het risico afneemt. |
(a) Schepen worden afhankelijk van hun risicoprofiel met vooraf vastgestelde tussenpozen aan een periodieke inspectie onderworpen, overeenkomstig bijlage I, deel I. De termijn tussen twee periodieke inspecties van schepen met een hoog risico is nooit langer dan zes maanden. |
Motivering | |
Om rechtszekerheid en duidelijkheid te garanderen, is het wenselijk dat een artikel van de richtlijn de frequentie bepaalt van de inspecties waaraan schepen onderworpen kunnen worden. | |
Amendement 30 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 13 – leden 2 en 3 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
2. Na ontvangst van een voorafgaande aanmelding van een schip dat in aanmerking komt voor een periodieke uitgebreide inspectie, deelt de bevoegde instantie het schip mee of er geen uitgebreide inspectie zal worden uitgevoerd. |
2. De exploitant of kapitein van het schip staat ervoor in dat genoeg tijd beschikbaar is in de exploitatieplanning om toe te laten dat een uitgebreide inspectie wordt uitgevoerd. |
De exploitant of kapitein van het schip zorgt ervoor dat binnen de exploitatieplanning voldoende tijd beschikbaar is voor een uitgebreide inspectie.
|
Onverminderd de om veiligheidsredenen uit te voeren controlemaatregelen, blijft het schip in de haven totdat de inspectie is afgerond. |
Onverminderd de om beveiligingsredenen uit te voeren controlemaatregelen, blijft het schip in de haven totdat de inspectie is afgerond.
|
3. Na ontvangst van een voorafgaande aanmelding van een schip dat in aanmerking komt voor een periodieke uitgebreide inspectie, deelt de bevoegde instantie het schip mee of er geen uitgebreide inspectie zal worden uitgevoerd. |
3. De reikwijdte van een uitgebreide inspectie, met inbegrip van de te inspecteren risicogebieden, wordt omschreven in bijlage VII. De Commissie stelt overeenkomstig de procedures van artikel 30, lid 2, maatregelen vast voor de toepassing van bijlage VII. |
4. De reikwijdte van een uitgebreide inspectie, met inbegrip van de te inspecteren risicogebieden, wordt omschreven in bijlage VII. De Commissie stelt overeenkomstig de procedures van artikel 30, lid 2, maatregelen vast voor de toepassing van bijlage VII. |
Motivering | |
Voldoende tijd moet beschikbaar zijn voor uitgebreide inspecties. | |
Amendement 31 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 15 – lid 1 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
1. Een lidstaat ziet erop toe dat elk schip |
1. Een lidstaat ziet erop toe dat elk schip dat voldoet aan de criteria bepaald in dit lid de toegang wordt geweigerd tot zijn havens en ankerplaatsen, behalve in de situaties omschreven in artikel 20, lid 6, als het schip: |
- dat vaart onder de vlag van een staat met een aanhoudingsgraad die onder de zwarte lijst valt welke overeenkomstig het MOU van Parijs op basis van in de inspectiedatabank geregistreerde informatie is vastgesteld en jaarlijks door de Commissie wordt bekendgemaakt, en dat tijdens de afgelopen 36 maanden meer dan twee keer is aangehouden in een haven van een lidstaat of een staat die het MOU heeft ondertekend; of |
- dat vaart onder de vlag van een staat die staat op de zwarte lijst of de grijze lijst bepaald door het MOU van Parijs op basis van in de inspectiedatabank geregistreerde informatie en jaarlijks door de Commissie wordt bekendgemaakt, en |
- dat vaart onder de vlag van een staat met een aanhoudingsgraad die onder de grijze lijst valt welke overeenkomstig het MOU van Parijs op basis van in de inspectie- databank geregistreerde informatie is vastgesteld en jaarlijks door de Commissie wordt bekendgemaakt, en dat tijdens de afgelopen 24 maanden meer dan twee maal is aangehouden in een haven van een lidstaat of een staat die het MOU heeft ondertekend; of |
|
- waarvan de inzet tijdens de afgelopen 36 maanden meer dan twee maal is belet op grond van Richtlijn 1999/35/EG van de Raad in een haven van een lidstaat of een staat die het MOU heeft ondertekend, |
- dat is aangehouden of waarvan de inzet tijdens de afgelopen 36 maanden meer dan twee maal is belet op grond van Richtlijn 1999/35/EG van de Raad in een haven van een lidstaat of een staat die het MOU heeft ondertekend. |
de toegang wordt geweigerd tot zijn havens, behalve in de situaties als omschreven in artikel 20, lid 6. |
Voor de toepassing van dit lid wordt de lijst van het MOU van Parijs op 1 juli van elk jaar van kracht. |
De weigering van toegang geldt zodra een schip de haven heeft verlaten waar het voor een derde keer is aangehouden en waar een weigering van toegang werd uitgevaardigd. |
Het bevel tot weigering van toegang wordt alleen opgeheven als een periode van drie maanden is verstreken sinds de uitvaardiging van het bevel en indien aan de voorwaarden in lid 4 tot 10 van bijlage IX is voldaan. |
|
Als het schip voorwerp is van een tweede weigering van toegang wordt deze periode verlengd tot 12 maanden. Elke daaropvolgende aanhouding in een haven van de Gemeenschap heeft tot gevolg hebben dat het schip permanent de toegang tot elke haven of ankerplaats in de Gemeenschap wordt geweigerd. |
Motivering | |
In het belang van rechtszekerheid en consequentie, zijn een aantal criteria van bijlage IX opgenomen in dit artikel om de voorwaarden van een weigering van toegang te omschrijven en bepalen, alsook van het opheffen van zulk bevel. | |
Amendement 32 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 15 – leden 2 en 3 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
2. De weigering van toegang wordt ten vroegste drie maanden na de datum van uitvaardiging ingetrokken indien is voldaan aan de voorwaarden van de punten 3 tot en met 9 van bijlage VIII. |
Schrappen |
Indien het schip reeds een tweede keer de toegang wordt geweigerd, bedraagt deze periode twaalf maanden. |
|
3. Een daarop volgende aanhouding in een haven in de Gemeenschap leidt tot een weigering van de toegang voor onbepaalde tijd tot elke haven in de Gemeenschap. De weigering van de toegang voor onbepaalde tijd kan uitsluitend worden opgeheven nadat een periode van 36 maanden sinds de uitvaardiging van de weigering is verstreken, en indien: |
|
– het schip vaart onder de vlag van een staat met een aanhoudingsgraad die niet onder de in lid 1 bedoelde zwarte of de grijze lijst valt; |
|
– de wettelijk voorgeschreven certificaten en de classificatiecertificaten van het schip zijn afgegeven door een organisatie of organisaties die zijn erkend op grond van Richtlijn 94/57/EG van de Raad van 22 november 1994 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties, |
|
– het schip wordt geëxploiteerd door een rederij die goed presteert overeenkomstig bijlage I, deel I.1, en |
|
– aan de voorwaarden van bijlage VIII, punten 3 tot en met 9, is voldaan. |
|
Motivering | |
Het is wenselijk dat de kapitein over praktische informatie beschikt om het recht van beroep daadwerkelijk te kunnen uitoefenen. | |
Amendement 33 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 17 – alinea 1 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
Alle klachten worden aan een eerste toetsing onderworpen. |
Alle klachten worden snel aan een eerste toetsing door de bevoegde instantie onderworpen. Met deze toetsing kan worden vastgesteld of de klacht met redenen omkleed, specifiek en kennelijk gegrond is. |
|
Als dat het geval is, neemt de bevoegde instantie naar aanleiding van de klacht passende maatregelen. Zij geeft de kapitein, scheepseigenaar en alle andere direct betrokkenen, zoals de indiener van de klacht, met name de gelegenheid hun standpunt kenbaar te maken. |
Motivering | |
Het is zaak aan te geven dat bij de eerste toetsing door de bevoegde instantie wordt nagegaan of de klacht ten minste aan de volgende criteria voldoet: met redenen omkleed, specifiek en kennelijk gegrond zijn. De eerste toetsing moet snel plaatsvinden en onderscheid maken tussen gegronde en ongegronde klachten. In het artikel wordt bepaald wat de bevoegde instantie moet doen als de klacht ongegrond is, en het is dus logisch dat er ook wordt bepaald wat zij moet doen als de klacht gegrond is. | |
Amendement 34 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 18 – lid 9 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
|
De bevoegde instantie licht de havenautoriteiten of -besturen zo snel mogelijk in wanneer een aanhoudingsbevel wordt uitgevaardigd. |
Motivering | |
Om een goede en efficiënte samenwerking te garanderen, moet de bevoegde instantie er expliciet toe verplicht worden de havenautoriteiten op de hoogte te stellen van elke beslissing die hun activiteiten beïnvloedt. | |
Amendement 35 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 19 – lid 2 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
2. De lidstaten dienen hiertoe in overeenstemming met hun nationale wetgeving passende beroepsprocedures in te stellen en te handhaven. |
2. De lidstaten dienen hiertoe in overeenstemming met hun nationale wetgeving passende beroepsprocedures in te stellen en te handhaven en werken in het bijzonder samen om te garanderen dat een beroep binnen een redelijke termijn behandeld wordt. |
Motivering | |
Een beroepsprocedure moet binnen een redelijke termijn behandeld worden om te vermijden dat exploitanten gestraft worden omdat ze gebruik maken van hun recht om in beroep te gaan. | |
Amendement 36 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 19 – lid 3 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
3. De bevoegde instantie dient de kapitein van het schip als bedoeld in lid 1 naar behoren op de hoogte te stellen van zijn recht om beroep in te stellen. |
3. De bevoegde instantie dient de kapitein van het schip als bedoeld in lid 1 naar behoren op de hoogte te stellen van zijn recht om beroep in te stellen en van de praktische regelingen hieromtrent. |
Motivering | |
De regels en procedures van toepassing op het recht om beroep in te stellen in de verschillende lidstaten moeten in de praktijk consequent en functioneel zijn. | |
Amendement 37 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 20 – lid 1 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
1. Wanneer tekortkomingen als bedoeld in artikel 18, lid 2, niet in de haven van inspectie kunnen worden verholpen, mag de bevoegde instantie van die lidstaat het desbetreffende schip toestaan naar de door de kapitein en de betrokken instanties gekozen geschikte reparatiewerf te varen die zich het dichtst bij de haven van aanhouding bevindt en waar de tekortkomingen kunnen worden verholpen, mits aan de door de bevoegde instantie van de vlaggenstaat vastgestelde en door de lidstaat goedgekeurde voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden dienen te garanderen dat het schip deze reis kan ondernemen zonder dat dit gevaar oplevert voor de veiligheid en gezondheid van passagiers en bemanning of voor andere schepen, of zonder onredelijk groot gevaar voor schade aan het mariene milieu. |
1. Wanneer tekortkomingen als bedoeld in artikel 18, lid 2, niet in de haven van inspectie kunnen worden verholpen, mag de bevoegde instantie van die lidstaat het desbetreffende schip toestaan rechtstreeks naar de door de kapitein en de betrokken instanties gekozen geschikte reparatiewerf te varen die zich het dichtst bij de haven van aanhouding bevindt en waar de tekortkomingen kunnen worden verholpen, op voorwaarde dat aan de door de bevoegde instantie van de vlaggenstaat vastgestelde en door de lidstaat goedgekeurde voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden dienen te garanderen dat het schip deze reis kan ondernemen zonder dat dit gevaar oplevert voor de veiligheid en gezondheid van passagiers en bemanning of voor andere schepen, of zonder onredelijk groot gevaar voor schade aan het mariene milieu. |
Motivering | |
Het is belangrijk dat het schip rechtstreeks naar de dichtstbijgelegen scheepswerf gaat. | |
Amendement 38 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 20 – lid 4 – inleidende formule | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
4. De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de toegang tot alle havens in de Gemeenschap wordt geweigerd aan schepen als bedoeld in lid 1: |
4. De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de toegang tot alle havens of ankerplaatsen in de Gemeenschap wordt geweigerd aan schepen als bedoeld in lid 1: |
Motivering | |
Weigering van toegang moet ook van toepassing zijn op ankerplaatsen in de Gemeenschap. | |
Amendement 39 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 20 – lid 6 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
6. In afwijking van lid 4 mag, in geval van overmacht of om prevalerende beveiligingsredenen of om het gevaar van vervuiling te beperken of te minimaliseren of tekortkomingen te verhelpen, tot een bepaalde haven toegang worden verleend door de desbetreffende instantie van die havenstaat mits de eigenaar, de exploitant of de kapitein van het schip ten genoegen van de bevoegde instantie van die lidstaat afdoende maatregelen voor een veilige binnenkomst heeft genomen. |
6. In afwijking van de bepalingen van lid 4 mag, in geval van overmacht of om prevalerende beveiligingsredenen of om het gevaar van vervuiling te beperken of te minimaliseren of tekortkomingen te verhelpen, tot een bepaalde haven of ankerplaats toegang worden verleend door de desbetreffende instantie van die havenstaat op voorwaarde dat de eigenaar, de exploitant of de kapitein van het schip ten genoegen van de bevoegde instantie van die lidstaat afdoende maatregelen voor een veilige binnenkomst heeft genomen. |
Motivering | |
Weigering van toegang moet ook van toepassing zijn op ankerplaatsen in de Gemeenschap. | |
Amendement 40 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 21 – lid 6 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
6. De lidstaten zien erop toe dat de inspecteurs worden bijgeschoold met betrekking tot wijzigingen van de regeling inzake havenstaatcontrole als vastgesteld in deze richtlijn en eventuele wijzigingen in de verdragen. |
6. De lidstaten zien erop toe dat de inspecteurs worden bijgeschoold met betrekking tot wijzigingen van de regeling inzake havenstaatcontrole toegepast in de Gemeenschap als vastgesteld in deze richtlijn en eventuele wijzigingen in de verdragen. |
Motivering | |
Door deze richtlijn verandert de regeling inzake havenstaatcontrole in de Gemeenschap. Daaruit volgt dat veranderingen op internationaal niveau niet in aanmerking dienen genomen te worden tenzij zij op het niveau van de Gemeenschap worden aangenomen en opgenomen in het maritieme recht van de Gemeenschap. | |
Amendement 41 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 23 – lid 1 bis (nieuw) | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
|
1 bis. De lidstaten nemen de noodzakelijke maatregelen om te verzekeren dat de informatie over de werkelijke aankomsttijd en de werkelijke vertrektijd van elk schip dat een haven aandoet bezorgd wordt aan de inspectiedatabank via het nationale maritieme informatiemanagementsysteem als bedoeld in artikel 25, lid 4 van richtlijn 2002/59/EG, respectievelijk binnen een uur na de aankomst van het schip en binnen drie uur na het vertrek van het schip. |
Motivering | |
Het is belangrijk dat de werkelijke aankomst- en vertrektijden van een schip beschikbaar zijn in de databank. | |
Amendement 42 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 26 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
De Commissie maakt regelmatig op een publiek toegankelijke website informatie bekend over rederijen die gedurende een periode van drie maanden of meer laag en zeer laag hebben gepresteerd wat betreft de bepaling van het scheepsrisicoprofiel als bedoeld in bijlage I, deel I. De Commissie stelt overeenkomstig de regelgevingsprocedure van artikel 30, lid 2, de voorschriften voor de toepassing van dit artikel vast, en met name de nadere bepalingen voor de publicatie. |
De Commissie maakt regelmatig op een publiek toegankelijke website informatie bekend over rederijen die gedurende een periode van drie maanden of meer laag en zeer laag hebben gepresteerd wat betreft de bepaling van het scheepsrisicoprofiel als bedoeld in bijlage I, deel I. De Commissie stelt overeenkomstig de regelgevingsprocedure van artikel 30, lid 2, de voorschriften voor de toepassing van dit artikel vast, en met name de nadere bepalingen voor de publicatie, waarbij rekening wordt gehouden met de omvang van de door de rederijen geëxploiteerde vloten. |
Motivering | |
De omvang van de vloot is een parameter waarmee de Commissie bij de formulering van de uitvoeringsvoorschriften rekening dient te houden. | |
Amendement 43 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 34 – alinea 1 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
De Commissie evalueert de toepassing van deze richtlijn binnen 18 maanden na ......*. De evaluatie omvat onder meer de uitvoering van de in artikel 5 vervatte algemene communautaire inspectieverplichting, het aantal havenstaatinspecteurs in elke lidstaat, het aantal inspecties dat is uitgevoerd alsmede de naleving van de jaarlijkse inspectieverplichting door elke lidstaat en de toepassing van de artikelen 6 en 7. |
De Commissie evalueert de toepassing van deze richtlijn, in het bijzonder met het oog op een uniforme toepassing van de inspectieregeling van de Gemeenschap, binnen 18 maanden na ......*. De evaluatie omvat onder meer de uitvoering van de in artikel 5 vervatte algemene communautaire inspectieverplichting, het aantal havenstaatinspecteurs in elke lidstaat, het aantal inspecties dat is uitgevoerd alsmede de naleving van de jaarlijkse inspectieverplichting door elke lidstaat en de toepassing van de artikelen 6 en 7. |
* Datum vermeld in artikel 35, lid 1. |
* Datum vermeld in artikel 35, lid 1. |
Motivering | |
Het is belangrijk dat de evaluatie van de uitvoering allesomvattend is en rekening houdt met een uniforme toepassing. | |
Amendement 44 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 35 – lid 1 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op ... aan deze richtlijn te voldoen. |
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om te voldoen aan artikelen [...] en punten [...] van bijlagen [...][artikelen en onderverdelingen daarvan, en punten van bijlagen die wezenlijk veranderd zijn in vergelijking met de vroegere richtlijn] niet later dan 18 maanden na de datum vastgelegd in artikel 37. Zij doen de Commissie onverwijld de tekst van deze bepalingen toekomen alsmede een concordantiestabel tussen die bepalingen en deze richtlijn. |
Motivering | |
Concordantietabellen zijn noodzakelijk om te verzekeren dat deze richtlijn behoorlijk toegepast wordt. | |
Amendement 45 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 37 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
|
Artikelen [...] en punten [...] van bijlagen [...] [artikelen en onderverdelingen daarvan, en punten van bijlagen die onveranderd zijn in vergelijking met de vorige richtlijn] zijn van toepassing vanaf ...*. * De datum van inwerkingtreding van deze richtlijn. |
Motivering | |
Doet de tekst overeenkomen met amendement 38. | |
Amendement 46 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Bijlage I – deel II – punt 1 – streepje 3 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
- elk schip met een laag risicoprofiel dat tijdens de laatste 36 maanden niet is geïnspecteerd in een haven binnen de EU of gebied dat onder het MOU van Parijs valt. Schepen met een laag risico komen vanaf de 24e maand in aanmerking voor inspectie. |
- elk schip met een laag risicoprofiel dat tijdens de laatste 30 maanden niet is geïnspecteerd in een haven binnen de EU of gebied dat onder het MOU van Parijs valt. Schepen met een laag risico komen vanaf de 24e maand in aanmerking voor inspectie. |
Motivering | |
Drie jaar is een te lange periode tussen twee inspecties. | |
Amendement 47 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Bijlage I – deel II – punt 2 A – streepje 3 bis (nieuw) | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
|
- schepen die niet voldoen aan de relevante aanmeldingsvereisten zoals bedoeld in artikel 8 van deze richtlijn, in Richtlijn 2000/59/EG, Richtlijn 2002/59/EG en indien toepasselijk in Verordening (EG) nr. 725/2004. |
Motivering | |
Zulke schepen moeten onderworpen worden aan bijkomende inspecties. | |
Amendement 48 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Bijlage I – deel II – punt 2 A – streepje 3 ter (nieuw) | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
|
- schepen waarvan is gemeld dat zij onopgeloste gebreken vertonen, behalve die waarvoor gebreken voor het vertrek hersteld moesten worden. |
Motivering | |
Zulke schepen moeten onderworpen worden aan bijkomende inspecties. | |
Amendement 49 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Bijlage I – deel II – punt 3 B | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
3B. Schepen van prioriteitsklasse II kunnen als volgt worden geïnspecteerd: |
3B. Indien de bevoegde instantie een schip van prioriteitsklasse II kiest voor inspectie, wordt het volgende selectieschema gevolgd: |
(a) een mogelijk uitgebreide inspectie: |
(a) Een uitgebreide inspectie wordt uitgevoerd op: |
- schepen met een hoog risicoprofiel die in de laatste vijf maanden niet zijn geïnspecteerd, |
- schepen met een hoog risicoprofiel die in de laatste vijf maanden niet zijn geïnspecteerd, |
- passagiersschepen, olietankers, gas- of chemicaliëntankers of bulkschepen ouder dan 12 jaar met een normaal risicoprofiel die in de laatste 10 maanden niet zijn geïnspecteerd, of |
- passagiersschepen, olietankers, gas- of chemicaliëntankers of bulkschepen ouder dan 12 jaar met een normaal risicoprofiel die in de laatste 10 maanden niet zijn geïnspecteerd, of |
- passagiersschepen, olietankers, gas- of chemicaliëntankers of bulkschepen ouder dan 12 jaar met een laag risicoprofiel die in de laatste 24 maanden niet zijn geïnspecteerd, |
- passagiersschepen, olietankers, gas- of chemicaliëntankers of bulkschepen ouder dan 12 jaar met een laag risicoprofiel die in de laatste 24 maanden niet zijn geïnspecteerd. |
(b) een mogelijk eerste of, in voorkomend geval, meer gedetailleerde inspectie: |
(b) een eerste of, in voorkomend geval, een grondigere inspectie wordt uitgevoerd op: |
- schepen met een normaal risicoprofiel die geen passagiersschepen, olietankers, gas- of chemicaliëntankers of bulkschepen ouder dan 12 jaar zijn en die in de laatste 10 maanden niet zijn geïnspecteerd, of |
- schepen met een normaal risicoprofiel die geen passagiersschepen, olietankers, gas- of chemicaliëntankers of bulkschepen ouder dan 12 jaar zijn en die in de laatste 10 maanden niet zijn geïnspecteerd, of |
- schepen met een laag risicoprofiel die geen passagiersschepen, olietankers, gas- of chemicaliëntankers of bulkschepen ouder dan 12 jaar zijn en die in de laatste 24 maanden niet zijn geïnspecteerd, |
- schepen met een laag risicoprofiel die geen passagiersschepen, olietankers, gas- of chemicaliëntankers of bulkschepen ouder dan 12 jaar zijn en die in de laatste 24 maanden niet zijn geïnspecteerd. |
(c) in geval van een onverwachte factor: |
(c) in geval van een onverwachte factor: |
- kan er, afhankelijk van het professionele oordeel van de inspecteur, een meer gedetailleerde of een uitgebreide inspectie worden verricht van schepen met een hoog risicoprofiel en van passagiersschepen, olietankers, gas- of chemicaliëntankers of bulkschepen ouder dan 12 jaar, |
- wordt er, afhankelijk van het professionele oordeel van de inspecteur, een grondigere of een uitgebreide inspectie verricht van schepen met een hoog risicoprofiel en van passagiersschepen, olietankers, gas- of chemicaliëntankers of bulkschepen ouder dan 12 jaar, |
- kan er een meer gedetailleerde inspectie worden verricht van schepen die geen passagiersschepen, olietankers, gas- of chemicaliëntankers of bulkschepen ouder dan 12 jaar zijn. |
- wordt er een grondigere inspectie verricht van schepen die geen passagiersschepen, olietankers, gas- of chemicaliëntankers of bulkschepen ouder dan 12 jaar zijn. |
Motivering | |
Maakt inspectieverplichtingen intelligent en verplicht. | |
Amendement 50 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Bijlage III | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
AANMELDING |
AANMELDING |
(als bedoeld in artikel 8, lid 1) |
(als bedoeld in artikel 8, lid 1) |
Informatie die moet worden verstrekt overeenkomstig artikel 8, lid 1: |
Informatie die moet worden verstrekt overeenkomstig artikel 8, lid 1: |
De volgende informatie wordt verstrekt aan de havenautoriteit, de haveninstantie of de daartoe aangestelde organisatie of instantie ten minste drie dagen voor het vermoedelijke tijdstip van aankomst in de haven of vóór het vertrek in de vorige haven indien de reis naar verwachting minder dan drie dagen in beslag zal nemen: |
De volgende informatie wordt verstrekt aan de havenautoriteit, de haveninstantie of de daartoe aangestelde organisatie of instantie ten minste drie dagen voor het vermoedelijke tijdstip van aankomst in de haven of ankerplaats of vóór het vertrek in de vorige haven indien de reis naar verwachting minder dan drie dagen in beslag zal nemen: |
(a) scheepsidentificatienummer (naam, roepletters, IMO-identificatienummer of MMSI-nummer); |
(a) scheepsidentificatienummer (naam, roepletters, IMO-identificatienummer of MMSI-nummer); |
(b) geplande duur van het verblijf in de haven; |
(b) geplande duur van het verblijf in de haven en lijst van de havens in de Gemeenschap die achtereenvolgens op dezelfde reis zijn aangedaan; |
(c) voor tankers: |
(c) voor tankers: |
(i) configuratie: enkelwandig, enkelwandig met SBT, dubbelwandig; |
(i) configuratie: enkelwandig, enkelwandig met SBT, dubbelwandig; |
(ii) conditie van de lading en ballasttanks; vol, leeg, gevuld met inerte gassen; |
(ii) conditie van de lading en ballasttanks; vol, leeg, gevuld met inerte gassen; |
(iii) volume en aard van de lading; |
(iii) volume en aard van de lading; |
(d) geplande handelingen in de haven van bestemming (laden, lossen, andere); |
(d) geplande handelingen in de haven of ankerplaats van bestemming (laden, lossen, andere); |
|
(d bis) havens en ankerplaatsen in de Gemeenschap die tijdens dezelfde reis vervolgens zullen worden aangedaan; |
(e) geplande wettelijk voorgeschreven inspectie en belangrijke onderhouds- en reparatiewerkzaamheden, uit te voeren in de haven van bestemming. |
(e) geplande wettelijk voorgeschreven inspectie en belangrijke onderhouds- en reparatiewerkzaamheden, uit te voeren in de haven of ankerplaats van bestemming. |
(f) datum van de laatste uitgebreide inspectie in het gebied dat onder het MOU van Parijs valt. |
(f) datum van de laatste uitgebreide inspectie in het gebied dat onder het MOU van Parijs valt. |
Motivering | |
Weigering van toegang moet ook van toepassing zijn op ankerplaatsen in de Gemeenschap. | |
Amendement 51 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Bijlage IV - punt 41 bis (nieuw) | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
|
41 bis. Certificaten die vereist worden door Richtlijn 2008/XX/EG van het Europees Parlement en de Raad van ... [tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad]. |
Motivering | |
De voorstellen van de Commissie inzake havenstaatcontrole en wettelijke aansprakelijkheid van scheepseigenaars vormen twee onderdelen van het derde pakket veiligheid op zee en zijn onderling nauw verbonden. | |
Overeenkomstig artikel 62, lid 2 van het Reglement van het Parlement wordt met dit amendement beoogd rekening te houden met een nieuwe juridische situatie die zich sinds de eerste lezing heeft voorgedaan, namelijk het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 2008 in zaak C-188/07. |
- [1] PB C 74 E van 20.3.2008, blz. 584.
TOELICHTING
Inleiding
Dit ontwerp van richtlijn heeft als doel de procedures voor de inspectie van schepen te versterken in de havens van de EU door zich beter te richten op probleemschepen, door een regeling van 100% inspectie in te voeren en door andere maatregelen te nemen om inspecties in de haven te verbeteren van schepen van buiten de EU, en dit alles gebaseerd op de ervaring die opgedaan is in het uitvoeren van de huidige richtlijn. Zoals met de huidige richtlijn, is het belangrijk erop toe te zien dat de gedetailleerde technische bepalingen van de regeling van de Gemeenschap en van de regionale regeling van de IMO, het Memorandum van Overeenstemming van Parijs, in grote lijnen gelijk lopen om te vermijden dat dezelfde inspanning twee keer geleverd moet worden.
Volgens uw rapporteur zijn er niettemin andere, aanzienlijkere beleidskwesties die verder gaan dan het technisch op een lijn brengen en die veel aandacht vereisen. Deze kwesties zijn uiteraard in overweging genomen in de eerste lezing van het Parlement. Bovendien is uw rapporteur zich ervan bewust dat de richtlijn over havenstaatcontrole deel uitmaakt van een geheel van zeven, nu acht wetgevende voorstellen, waarvan de impact op de maritieme veiligheid in hun geheel groter is dan de som van de delen. Omwille van deze redenen kan uw rapporteur op dit moment niet aanbevelen het gemeenschappelijk standpunt van de Raad aan te nemen en stelt hij voor het standpunt van de eerste lezing van het Parlement te hernemen waarbij amendementen slaan op sleutelgebieden van het beleid.
Zoals de leden zich herinneren, heeft het Parlement zijn eerste lezing van de voorgestelde richtlijn aangenomen in april 2007 en heeft de Raad uiteindelijk het Parlement zijn gemeenschappelijk standpunt medegedeeld in juni 2008. Intussen heeft het werk binnen het Memorandum van Overeenstemming van Parijs over de modaliteiten van de inspectieregeling ertoe geleid dat de Raad veranderingen heeft voorgesteld in gebieden zoals de schikkingen voor het overmaken van informatie of criteria voor het in categorieën indelen van schepen. Uw rapporteur vindt het passend de amendementen van de Raad gebaseerd op dit werk te aanvaarden. Een aantal van deze amendementen zijn echter bijgesteld om rekening te houden met de bekommernissen van het Parlement tijdens de eerste lezing. Daarenboven dienen de lidstaten tabellen op te maken die hun omzettingsmaatregelen correleren met deze richtlijn.
Belangrijke verschillen met de Raad
Er zijn drie domeinen van omvangrijke verschillen tussen de eerste lezing van het Parlement en het gemeenschappelijk standpunt van de Raad.
Ankerplaatsen
Substandaard schepen kunnen even gemakkelijk een ankerplaats als een haven aandoen. De bepalingen van de richtlijn moeten zowel van toepassing zijn op schepen die een haven aandoen als op schepen die een ankerplaats aandoen. Dat was het standpunt van de Commissie in zijn voorstel. Bovendien lijkt het weinig zinvol een maatregel aan te nemen die de toegang tot de Europese havens beperkt onder bepaalde voorwaarden, maar die dezelfde schepen toelaat ankerplaatsen aan te doen. Daarom worden amendementen voorgesteld die ankerplaatsen opnieuw invoeren in de richtlijn waar de Raad ze verwijderd had. Dit is in lijn met de eerste lezing van het Parlement.
Niet uitgevoerde inspecties
De Raad heeft het voorstel geamendeerd om een bepaling in te voeren waardoor lidstaten een marge van "niet uitgevoerde inspecties" wordt toegelaten. Deze marge is te genereus en zou adequate inspanningen kunnen ontmoedigen om te garanderen dat het stelsel van inspecties streng is in die havens die door een hoger dan gemiddeld aantal probleemschepen aangedaan worden. Zo stelt de Raad voor dat een lidstaat de richtlijn naleeft als 5% van de schepen van prioriteitsklasse 1 met een hoog risicoprofiel die hun havens aandoen, niet geïnspecteerd worden. Bovendien stelt de Raad voor dat schepen die 's nachts (bepaald als elke periode van niet minder dan 7 uur met inbegrip van de periode van middernacht tot 5 uur 's morgens) aanmeren.
Definitieve weigering van toegang
Volgens het voorstel van de Raad is het mogelijk dat geen enkel schip definitief de toegang geweigerd wordt. Het standpunt van het Parlement is dat een schip definitief geweigerd mag worden als het het voorwerp is geweest van drie bevelen om de toegang te weigeren. Om onderworpen te worden aan een weigering van toegang moet een schip op de zwarte lijst of de grijze lijst staan en ten minste drie maal aangehouden zijn in de voorafgaande 36 maanden. Het standpunt van het Parlement laat de eigenaars dus voldoende gelegenheid om hun schip permanent in orde te brengen. Definitief de toegang weigeren, als ultiem afschrikmiddel, is noodzakelijk om te garanderen dat roestbakken onze havens niet langer aandoen.
Conclusie
Er is dus werk aan de winkel en uw rapporteur stelt voor om zich te concentreren op de omvangrijke hierboven beschreven kwesties. De voorgestelde aanpak is evenwichtig, rekening houdend met het standpunt van de Raad wanneer de technische veranderingen die de Raad voorstelt duidelijk het inspectiesysteem versterken, maar behoudt de elementen van het standpunt van het Parlement die garanderen dat het systeem doeltreffend zal zijn.
PROCEDURE
Titel |
Havenstaatcontrole (herschikte versie) |
|||||||
Document- en procedurenummers |
05722/3/2008 – C6-0224/2008 – 2005/0238(COD) |
|||||||
Datum eerste lezing EP – P-nummer |
25.4.2007 T6-0149/2007 |
|||||||
Voorstel van de Commissie |
COM(2005)0588 - C6-0028/2006 |
|||||||
Datum bekendmaking ontvangst gemeenschappelijk standpunt |
19.6.2008 |
|||||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
TRAN 19.6.2008 |
|||||||
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Dominique Vlasto 23.6.2008 |
|
|
|||||
Behandeling in de commissie |
14.7.2008 |
25.8.2008 |
|
|
||||
Datum goedkeuring |
4.9.2008 |
|
|
|
||||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
40 0 2 |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Gabriele Albertini, Etelka Barsi-Pataky, Paolo Costa, Michael Cramer, Luis de Grandes Pascual, Arūnas Degutis, Petr Duchoň, Saïd El Khadraoui, Robert Evans, Emanuel Jardim Fernandes, Francesco Ferrari, Brigitte Fouré, Mathieu Grosch, Georg Jarzembowski, Stanisław Jałowiecki, Timothy Kirkhope, Dieter-Lebrecht Koch, Jaromír Kohlíček, Sepp Kusstatscher, Jörg Leichtfried, Bogusław Liberadzki, Marian-Jean Marinescu, Erik Meijer, Seán Ó Neachtain, Reinhard Rack, Gilles Savary, Brian Simpson, Renate Sommer, Dirk Sterckx, Ulrich Stockmann, Silvia-Adriana Ţicău, Yannick Vaugrenard, Roberts Zīle |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Johannes Blokland, Luigi Cocilovo, Zita Gurmai, Lily Jacobs, Anne E. Jensen, Rosa Miguélez Ramos, Vladimír Remek, Dominique Vlasto, Corien Wortmann-Kool |
|||||||