VERSLAG over het jaarverslag over de activiteiten van de Europese ombudsman in 2007

18.9.2008 - (2008/2158(INI))

Commissie verzoekschriften
Rapporteur: Dushana Zdravkova
PR_INI_AnnOmbud

Procedure : 2008/2158(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0358/2008

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het jaarverslag over de activiteiten van de Europese ombudsman in 2007

(2008/2158(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien het jaarverslag over de activiteiten van de Europese ombudsman in 2007,

–   gelet op artikel 195 van het EG-Verdrag,

–   gelet op artikel 43 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–   gelet op Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van het Europees Parlement van 9 maart 1994 inzake het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt[1],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 september 2001 over de wijziging van artikel 3 van het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt[2],

–   gezien de kaderovereenkomst van 15 maart 2006 tussen het Europees Parlement en de ombudsman inzake samenwerking, die op 1 april 2006 van kracht is geworden,

–   gezien de mededeling van 5 oktober 2005 van de Commissie over "Machtiging tot het aannemen en doorsturen van mededelingen aan de ombudsman en tot het autoriseren van ambtenaren om voor de ombudsman te verschijnen"(SEC (2005)1227),

–   gezien het schrijven van de Europese ombudsman aan de Voorzitter van het Europees Parlement d.d. 11 juli 2006 betreffende de procedure voor de herziening van het statuut,

–   gezien zijn ontwerpbesluit van 22 april 2008[3] en onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 juni 2008 over de aanneming van een besluit van het Europees Parlement tot wijziging van zijn Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van 9 maart 1994 inzake het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt[4],

–   onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over de activiteiten van de Europese ombudsman,

–   gelet op artikel 195, lid 2, tweede en derde zin van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften (A6‑0358/2008),

A.  overwegende dat het jaarverslag van de Europese ombudsman over 2007 op 10 maart 2008 officieel is aangeboden aan de Voorzitter van het Europees Parlement en dat de ombudsman, Nikiforos Diamandouros, zijn verslag op 19 mei 2008 heeft voorgelegd aan de Commissie verzoekschriften in Straatsburg,

B.   overwegende dat het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, oorspronkelijk afgekondigd in december 2000, werd ondertekend in 2007, en opnieuw werd bevestigd door de voorzitters van het Parlement, de Commissie en de Raad, en overwegende dat de verplichting tot een juridisch bindend Handvest, opgenomen in het Verdrag van Lissabon, waarvan de ratificatie hangende is, het toenemende besef weerspiegelt dat burgers in het centrum van een doorzichtig, toegankelijk en benaderbaar Europa moeten worden geplaatst dat zich bewust is van de bezorgdheid van zijn burgers,

C.  overwegende dat artikel 41 van het Handvest bepaalt dat: "eenieder er recht op heeft dat zijn zaken onpartijdig, billijk en binnen een redelijke termijn door de instellingen en organen van de Unie worden behandeld",

D.  overwegende dat artikel 43 van het Handvest bepaalt dat: "iedere burger van de Unie of iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat het recht heeft zich tot de ombudsman van de Unie te wenden over gevallen van wanbeheer bij het optreden van de communautaire instellingen of organen, met uitzondering van het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg bij de uitoefening van hun gerechtelijke taak",

E.   overwegende dat het van essentieel belang is dat de Europese instellingen en organen ten volle gebruik maken van de nodige budgettaire middelen om te voldoen aan hun verplichting ervoor te zorgen dat de burgers snelle en zinvolle antwoorden ontvangen op hun vragen, klachten en verzoekschriften,

F.   overwegende dat hoewel er al zeven jaar is verstreken sinds het Parlement zijn resolutie van 6 september 2001 aangenomen heeft, waarin het zijn goedkeuring hechtte aan de Europese code van goed administratief gedrag van de Europese ombudsman, de andere grote instellingen van de Unie nog steeds niet zijn ingegaan op het dringende verzoek van het Parlement om zich in hun werkwijze te richten naar de bepalingen van deze gedragscode,

G.  overwegende dat in 2007 ongeveer 16% minder klachten zijn ontvangen dan in 2006, maar dat het aantal ontvankelijke klachten zowel absoluut als relatief gestegen is van 449 (12% van het totaal) tot 518 (16% van het totaal) in 2007,

H.  overwegende dat uit de 348 afgesloten onderzoeken, waarvan er 341 waren gekoppeld aan klachten en 7 onderzoeken op eigen initiatief waren, blijkt dat in 95 gevallen (of 25,7% van de onderzochte klachten) geen wanbeheer kon worden vastgesteld,

I.    overwegende dat het jaar 2007 een verdubbeling kende van het aantal zaken van wanbeheer die werden afgehandeld door de instellingen of organen zelf na een klacht bij de ombudsman (129 zaken), hetgeen een toenemende bereidheid weerspiegelt van de instellingen en organen om de klachten aan de ombudsman te beschouwen als een mogelijkheid om misstanden te corrigeren en om met de ombudsman samen te werken in het voordeel van de burgers,

J.    overwegende dat in 2007 5 zaken werden afgesloten nadat een minnelijke schikking werd getroffen, en dat aan het eind van 2007 nog 31 voorstellen voor een minnelijke schikking in behandeling waren,

K.  overwegende dat de ombudsman in 2007 meer gebruik is gaan maken van informelere procedures om problemen op een flexibele manier op te lossen en deze aanpak in de toekomst verder zal blijven ontwikkelen, hetgeen blijk geeft van de mate van waardering voor de ombudsman en de bereidheid van de instellingen om burgers te helpen, aantoont,

L.   overwegende dat de ombudsman in 2007 55 onderzoeken heeft afgerond met een kritische opmerking en overwegende dat een kritische opmerking bij de klager bevestigt dat zijn of haar klacht gerechtvaardigd is en bij de instelling of het orgaan aangeeft wat er verkeerd is gegaan, zodat wanbeheer in de toekomst kan worden voorkomen,

M.  overwegende dat er in 2007 acht ontwerpaanbevelingen zijn gedaan, zeven ontwerpaanbevelingen uit 2006 tot een besluit in 2007 hebben geleid en dat één geval heeft geleid tot de indiening van een speciaal verslag bij het Europees Parlement,

N.  overwegende dat noch de kritische opmerkingen in besluiten ter afronding van gevallen van wanbeheer waarin geen minnelijke schikking getroffen kon worden, noch de aanbevelingen en eventuele speciale verslagen van de ombudsman bindend zijn, daar deze niet zozeer tot taak heeft om wanbeheer ongedaan te maken, maar prikkels te geven voor zelfcorrectie van de instellingen en organen van de Europese Unie,

O.  overwegende dat de ombudsman in 2007 één speciaal verslag heeft ingediend bij het Europees Parlement en overwegende dat het indienen van een speciaal verslag bij het Parlement een waardevol middel is waarmee de ombudsman de politieke steun kan trachten te krijgen van het Parlement en zijn Commissie verzoekschriften om burgers tegemoet te komen van wie rechten zijn geschonden, en om het verbeteren van de normen van het Europees bestuur te bevorderen,

P.   overwegende dat sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Nice het Parlement hetzelfde recht heeft als de lidstaten, de Raad en de Commissie om een zaak op grond van onbevoegdheid, schending van wezenlijke vormvereisten, schending van het EG-Verdrag of enige rechtsregel voor zijn toepassing, of machtsmisbruik aanhangig te maken bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen,

Q.  overwegende dat de kritische opmerkingen van de ombudsman met betrekking tot wanbeheer, als opgenomen in zijn verslag over 2007 (kritische opmerkingen, ontwerpaanbevelingen en speciale verslagen), kunnen dienen als basis om herhaling van fouten en tekortkomingen in de toekomst te voorkomen door ervoor te zorgen dat de instellingen en andere organen van de EU gepaste maatregelen nemen en doorvoeren,

R.   overwegende dat de samenwerking die de Europese ombudsman tot stand heeft gebracht in het kader van het Europees netwerk van ombudsmannen, al meer dan tien jaar functioneert als flexibel instrument voor de uitwisseling van informatie en ervaringen over de beste bestuurspraktijken en de verwijzing van indieners van klachten naar de ombudsmannen of vergelijkbare organen die beter in staat zijn hen te helpen,

S.   overwegende dat de rol van de Europese ombudsman als beschermer van de Europese burgers sinds zijn installatie twaalf jaar geleden is geëvolueerd dankzij zijn autonomie en het democratisch toezicht van het Europees Parlement op de transparantie van zijn werkzaamheden,

T.   overwegende dat de activiteiten van de ombudsman en van de Commissie verzoekschriften gescheiden moeten blijven en, als algemene regel gericht op het vermijden van conflicten met betrekking tot hun respectieve prerogatieven, wederzijdse definitieve verwijzingen moeten bevatten naar hun respectieve bestanden,

1.   hecht zijn goedkeuring aan het jaarverslag over 2007 dat de Europese ombudsman heeft voorgelegd en spreekt zijn waardering uit voor de opbouw ervan met een synopsis van de verrichte activiteiten en een thematische analyse van de besluiten en de problemen die zich in de verschillende fasen van de procedure hebben voorgedaan; is echter van mening dat verdere inspanningen moeten worden gedaan om de tabellen voor de statistieken te verbeteren, waarin de combinatie van cijfers en percentages tot verwarring kan leiden;

2.   wenst dat alle Europese instellingen en organen worden voorzien van de nodige budgettaire en personele middelen om ervoor te zorgen dat de burgers een snel en zinvol antwoord krijgen op hun vragen, klachten en verzoekschriften;

3.   is van oordeel dat de ombudsman zijn bevoegdheden steeds op actieve en evenwichtige wijze uitoefent, zowel wat betreft het onderzoek en de behandeling van klachten en de uitvoering en afronding van onderzoeken als het onderhouden van constructieve betrekkingen met de instellingen en organen van de Europese Unie en de bewustmaking van de burgers van hun rechten tegenover de instellingen en organen;

4.   moedigt de Europese ombudsman aan om zijn inspanningen voort te zetten en zijn werkzaamheden doeltreffend, transparant en flexibel te promoten, zodat hij door de burgers wordt gezien als de bewaker van het behoorlijk bestuur en een echte cultuur van dienstverlening in de communautaire instellingen;

5.   is van mening dat de term "wanbeheer " uitgebreid moet worden geïnterpreteerd in die zin dat het niet alleen betrekking heeft op een onrechtmatige bestuurlijke handeling of overtreding van bindende rechtsregels of beginselen, maar bijvoorbeeld ook op gevallen waarin het bestuursorgaan traag, slordig in de vervulling van zijn plicht ten opzichte van de burgers of weinig transparant is opgetreden of andere beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden;

6.   beschouwt de rol van de ombudsman in het uitbreiden van openheid en verantwoording in het besluitvormingsproces en het bestuur van de Europese Unie als een essentiële bijdrage aan een Unie waarin besluiten "in zo groot mogelijke openheid en zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen", zoals bepaald in artikel 1, lid 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, in samenwerking met de diensten van de ombudsman in iedere lidstaat, zodat de EU in nauw contact staat met de burgers van Europa;

7.   herhaalt zijn oproep, uitgedrukt in eerdere resoluties aan alle instellingen en organen van de EU om een gemeenschappelijke aanpak aan te nemen met betrekking tot de code van goed administratief gedrag;

8.   onderstreept dat de door de Europese ombudsman voorgestelde code van goed administratief gedrag waaraan het Europees Parlement op 6 september 2001 zijn goedkeuring heeft gehecht, betrekking heeft op het personeel van alle communautaire instellingen en organen en is bijgewerkt en bekendgemaakt op de website van de ombudsman, in tegenstelling tot de andere gedragscodes;

9.   wijst op de noodzaak van verdere versteviging van het openbaar profiel van de ombudsman, wiens doel het is om burgers, bedrijven, NGO's en andere eenheden te voorzien van informatie, en is van mening dat kwalitatief hoogstaande informatie kan helpen om het aantal klachten te verminderen dat niet binnen het werkterrein van de ombudsman valt; roept de ombudsman tegelijkertijd op om klachten die niet binnen zijn werkterrein vallen, onmiddellijk door te sturen door middel van het meest geschikte netwerk op nationaal en lokaal niveau;

10. erkent de stijging van het absolute aantal ontvankelijke klachten, maar oordeelt dat het cijfer met betrekking tot ontvankelijke klachten – 16% – onbevredigend blijft; adviseert met het oog hierop een versterkte informatiecampagne uit te voeren onder Europese burgers, die zo is opgezet dat deze zich bewuster worden van de functies en bevoegdheden van de Europese ombudsman;

11. verwelkomt de in het algemeen constructieve samenwerking tussen de ombudsman en de instellingen en organen van de EU en onderschrijft zijn rol als extern controlemechanisme en bovendien als waardevolle bron van voortdurende verbetering van het Europees bestuur;

12. verzoekt de ombudsman ervoor te zorgen dat de Commissie correct gebruik maakt van haar discretionaire bevoegdheden tot opening van een overtredingsprocedure op grond van artikel 226 van het EG-Verdrag dan wel straffen voor te stellen op grond van artikel 228 van het EG-Verdrag en daarbij zorgvuldig alle vertraging of nalatigheid te vermijden, zodat niet in strijd wordt gehandeld met de opdracht van de Commissie om toe te zien op de toepassing van het communautair recht;

13. is van oordeel dat, als een instelling weigert een aanbeveling in een speciaal verslag van de ombudsman op te volgen hoewel het Parlement de aanbeveling heeft goedgekeurd, het Parlement rechtmatig gebruik kan maken van zijn bevoegdheid om bij het Hof van Justitie een zaak aanhangig te maken betreffende de handeling of nalatigheid waarop de aanbeveling van de ombudsman betrekking heeft;

14. neemt nota van het feit dat de ombudsman een speciaal verslag heeft ingediend waarin kritiek wordt geuit ten aanzien van de Commissie voor het niet afhandelen van een klacht betreffende de Europese arbeidstijdenrichtlijn, waarover het Parlement op 3 september 2008 een resolutie heeft aangenomen[5];

15. is van mening dat wanneer de ombudsman en de Commissie verzoekschriften, handelend binnen hun respectieve mandaten en bevoegdheden, overlappende kwesties onderzoeken, zoals respectievelijk de manier waarop de Commissie inbreukprocedures heeft uitgevoerd en de inbreuk zelf, ze een nuttige synergie kunnen bereiken door middel van nauwe samenwerking;

16. spreekt zijn waardering uit voor de betrekkingen die de ombudsman in het kader van de instellingen met betrekking tot de eerbiediging van de wederzijdse bevoegdheden en prerogatieven onderhoudt met de Commissie verzoekschriften;

17. erkent het nut van het Europees netwerk van ombudsmannen uit een oogpunt van subsidiariteit van de buitengerechtelijke middelen; verwelkomt de samenwerking tussen de Europese ombudsman en ombudsmannen en vergelijkbare organen op nationaal, regionaal en lokaal niveau in de lidstaten en dringt aan op verdere versterking van de uitwisseling van de beste bestuurspraktijken, om aldus de harmonisatie mogelijk te maken van optimale werkmethoden in de lidstaten;

18. is ingenomen met de initiatieven van de Europese ombudsman om op grote schaal bekendheid te geven aan zijn werk en dat van de nationale ombudsmannen, en adviseert de ombudsman zijn inspanningen om een en ander bij de burgers onder de aandacht te brengen voort te zetten;

19. stimuleert de ombudsman om grote nadruk op zich zelf te blijven vestigen bij evenementen die burgers en dus mogelijke indieners van klachten betreffen, omdat het duidelijk is dat de afbakening van verantwoordelijkheden en besluitvormingsprocessen tussen de Europese, nationale en regionale niveaus nog steeds veel te ingewikkeld is voor veel burgers en bedrijven;

20. verwelkomt de campagne voor betere informatie die is bevorderd door de communicatiestrategie die de ombudsman heeft vastgesteld, die leidt tot een grotere kennis van de burgerrechten en de bevoegdheden van de Commissie, evenals een beter begrip van de bevoegdheidssfeer van de Europese ombudsman; dringt er echter op aan dat hij, in het licht van het nog steeds grote aantal klachten dat buiten zijn werkterrein valt, zijn inspanning intensiveert om regelmatiger uitgebreidere informatie te bieden over dat werkterrein;

21. verwelkomt, gezien het feit dat elke instelling een eigen website heeft waar klachten, verzoekschriften, enz. kunnen worden gedeponeerd, wat het voor de burgers moeilijk maakt om te bepalen bij welke instantie ze moeten zijn, de ontwikkeling van een interactief handboek als hulpmiddel voor burgers om het meest geschikte forum voor de oplossing van hun problemen vast te stellen;

22. stelt voor om, met het oog op een vermindering van het aantal niet ontvankelijke klachten die bij de Europese ombudsman worden ingediend, dit idee nader uit te werken en een gemeenschappelijke website van de Europese instellingen op te zetten die burgers helpt en rechtstreeks doorverwijst naar de bevoegde instantie die hun klacht in behandeling kan nemen;

23. stelt voor dat de ombudsman maatregelen treft om het aantal klachten (in totaal 1021) ten aanzien waarvan door hem geen enkele actie is ondernomen, te verminderen;

24. roept de Europese ombudsman op zich ertoe te verbinden om elke klacht die onder de bevoegdheid van een nationale of regionale ombudsman valt, na instemming van de indiener in kwestie, rechtstreeks door te zenden;

25. stelt voor dat de ombudsman, met het oog op een betere en efficiëntere dienstverlening aan de burgers, hen in kennis stelt van de interne procedures en uiterste termijnen voor de behandeling van klachten, en van de gehanteerde criteria voor het nemen van besluiten in de verschillende onderzoeksstadia van een klacht;

26. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de Europese ombudsman, de regeringen en parlementen van de lidstaten en hun ombudsmannen of soortgelijke bevoegde organen.

TOELICHTING

Inleiding

Het jaarverslag van de Europese ombudsman over 2007 is op 10 maart 2008 officieel aangeboden aan de Voorzitter van het Europees Parlement, Hans-Gert Pöttering, en de ombudsman, Nikiforos Diamandouros, heeft zijn verslag op 19 mei 2008 voorgelegd aan de Commissie verzoekschriften.

Het verslag biedt een goed overzicht van de activiteiten van de Europese ombudsman gedurende het afgelopen jaar. De diverse onderzoeksresultaten worden duidelijk gepresenteerd met voorbeelden en zijn onderverdeeld in categorieën zoals de aard van het vermeende wanbeheer of de betreffende instelling. Hoewel het waar is dat de bijlage zowel absolute cijfers als percentages bevat, zijn de tabellen in de statistieken nog steeds voor verbetering vatbaar omdat de combinatie van cijfers en percentages tot verwarring kan leiden.

Afhandeling van klachten

Het aantal ontvankelijke klachten dat in 2007 door de ombudsman is ontvangen is zowel absoluut als relatief gestegen van 449 (12% van het totaal) in 2006 tot 518 (16% van het totaal) in 2007. Dientengevolge zijn op basis van de ontvangen klachten in het afgelopen jaar 17% meer onderzoeken geopend. Verder was het aantal niet-ontvankelijke klachten in 2007 lager dan in 2006.

Het totaal aantal onderzoeken dat in 2007 door de ombudsman werd behandeld was 641. Hiervan betrof 64% de Europese Commissie, 14% betrof het EPSO, 9% het Europees Parlement en 1% de Raad van de Europese Unie. De belangrijkste typen vermeend wanbeheer waren gebrek aan transparantie, inclusief het weigeren van informatie, oneerlijke behandeling en machtsmisbruik, procedurefouten, vermijdbare vertraging, discriminatie, nalatigheid, juridische dwaling en niet-nakoming van verplichtingen.

In 2007 werden 348 onderzoeken afgerond, inclusief 7 onderzoeken op eigen initiatief, wat een stijging van 40% betekent ten opzichte van 2006.

In 95 zaken werd geen wanbeheer aan het licht gebracht, een bevinding die niet altijd negatief is voor de klager omdat hij of zij een volledige uitleg krijgt over het optreden van de instelling of het orgaan in kwestie, en omdat dit een mogelijkheid kan zijn om aan te geven hoe de instelling of het orgaan de kwaliteit van zijn of haar bestuur in de toekomst kan verbeteren.

In 2007 werden 129 zaken tot tevredenheid van de klager geschikt door de instelling of het orgaan zelf. Dit is meer dan twee keer zo veel als het aantal zaken dat op deze manier in 2006 werd geschikt, hetgeen aangeeft dat de instellingen en organen van de EU steeds meer bereid zijn om klachten bij de ombudsman te zien als een mogelijkheid om gemaakte fouten recht te zetten en ten behoeve van de burgers met de ombudsman samen te werken. Nadat een Duitse universiteit had geklaagd over een betalingsgeschil met de Commissie in het kader van een project in het ERASMUS-programma, nam de ombudsman contact op met de Commissie, die de zaak vervolgens binnen twee weken schikte door de gevraagde som plus rente te betalen.

Wanneer een onderzoek wanbeheer aan het licht brengt, probeert de ombudsman waar mogelijk een minnelijke schikking te bereiken. In sommige gevallen kan een minnelijke schikking tot stand komen doordat de betrokken instelling of het betrokken orgaan de klager een schadeloosstelling aanbiedt. Een dergelijk aanbod wordt altijd ex gratia gedaan, dat wil zeggen zonder dat werkelijke aansprakelijkheid wordt erkend en zonder dat er een wettelijk precedent wordt geschapen. De minnelijke schikkingen die in 2007 werden bereikt, omvatten onder meer het Europees Agentschap voor de Veiligheid van de Luchtvaart (EASA), dat een betwist besluit herriep dat te maken had met een typecertificatie van een zeker vliegtuig, en het voormalige Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat dat er in toestemde om een afgewezen inschrijver beter te informeren over hoe zijn bod zich verhield met dat van de winnende organisatie. Na het onderzoek bedankte een van de klagers de ombudsman voor zijn werk en stelde dat het onderzoek een betrouwbare waarborg voor transparantie in de EU had helpen verschaffen.

Indien een minnelijke schikking niet mogelijk is, sluit de ombudsman de zaak af met een kritische opmerking of doet hij een ontwerpaanbeveling. Een kritische opmerking bevestigt jegens de klager dat zijn of haar klacht gerechtvaardigd is, en wijst de betrokken instelling dan wel het betrokken orgaan op haar/zijn fouten, om wanbeheer in de toekomst te helpen voorkomen. In 2007 sloot de ombudsman 55 onderzoeken af met een kritische opmerking.

De ombudsman uitte kritiek op het feit dat de Commissie in 2006 niet haar jaarverslag 2005 over toegang tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie had gepubliceerd, terwijl dat wel een wettelijke verplichting was. Dit was naar aanleiding van een klacht van de NGO Statewatch. Hoewel de Commissie het verslag uiteindelijk in september 2007 heeft gepubliceerd, wees de ombudsman erop dat de tijdige publicatie van verslagen cruciaal is voor het afleggen van verantwoording aan de burgers van Europa.

De ombudsman maakte ook twee kritische opmerkingen ten opzichte van het EPSO naar aanleiding van twee zaken betreffende het gebruik van talen van de “nieuwe” lidstaten in vergelijking met die van de “oude” lidstaten. Dit gebeurde na een klacht van een Poolse vereniging inzake toetsen ten behoeve van werving en selectie. Het EPSO heeft de ombudsman laten weten dat de taaleisen voor de vergelijkende onderzoeken inmiddels zijn gewijzigd.

Het is belangrijk dat de instellingen en organen gevolg geven aan kritische opmerkingen van de ombudsman en maatregelen nemen om nog bestaande problemen op te lossen en op die manier wanbeheer voor de toekomst voorkomen. De ombudsman heeft in 2007 onderzocht welke maatregelen de betrokken instellingen hebben getroffen naar aanleiding van alle kritische opmerkingen die hij in 2006 had gemaakt. Het resultaat is op 22 mei 2008 naar alle betrokken instellingen verstuurd.

In gevallen waarin het voor de betrokken instelling mogelijk is het wanbeheer ongedaan te maken, of waar het wanbeheer bijzonder ernstig is of algemene gevolgen heeft, doet de ombudsman normaal gesproken een ontwerpaanbeveling aan het adres van de betrokken instelling of het betrokken orgaan, dat binnen drie maanden moet reageren met een met redenen omklede mening. In 2007 werden acht ontwerpaanbevelingen opgesteld.

Indien een communautaire instelling of instantie niet afdoende reageert op een ontwerpaanbeveling, kan de ombudsman een speciaal verslag aan het Europees Parlement zenden. Dit is het laatste wapen van de ombudsman en vormt de laatste wezenlijke stap die de ombudsman kan nemen in de behandeling van een zaak, omdat de goedkeuring van een resolutie en de uitoefening van de bevoegdheden van het Parlement voorwerp zijn van een politieke beoordeling door het Parlement zelf.

In 2007 stuurde de ombudsman een speciaal verslag naar het Europees Parlement waarin hij de Commissie bekritiseerde omdat zij niet was ingegaan op een klacht inzake de Europese arbeidstijdenrichtlijn, waarover de Commissie verzoekschriften, met Proinsias De Rossa als rapporteur, een verslag heeft opgesteld[1].

De ombudsman maakt in hoofdzaak in twee soorten gevallen gebruik van zijn initiatiefbevoegdheid. Allereerst kan hij deze bevoegdheid gebruiken om onderzoek te doen naar een mogelijk geval van wanbeheer wanneer een klacht is ingediend door een onbevoegde persoon (d.w.z. wanneer de klager geen burger of ingezetene van de Unie is en evenmin een rechtspersoon met een statutaire zetel in een lidstaat). In 2007 werden twee van dergelijke initiatiefonderzoeken geopend. De ombudsman kan zijn initiatiefbevoegdheid ook gebruiken om kennelijk stelselmatig optredende problemen binnen de instellingen aan te pakken.

In december 2007 opende de ombudsman bijvoorbeeld een initiatiefonderzoek naar de tijdigheid van betalingen door de Commissie. Hij verzocht de Commissie om informatie over wat er is gedaan om late betaling te voorkomen, om statistische gegevens over gevallen van late betaling, en om informatie over het beleid van de Commissie inzake rentebetaling. Klachten van burgers, bedrijven en organisaties die betrokken waren bij door de EU gefinancierde projecten en contracten vormden hiertoe de aanleiding. Tot de overige in 2007 geopende initiatiefonderzoeken behoorden een onderzoek naar de met de computer afgenomen toetsen van het EPSO en een onderzoek naar het personeelsbeheer bij het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Commissie.

In 2007 sloot de ombudsman een initiatiefonderzoek naar de door de Commissie genomen maatregelen om ervoor te zorgen dat mensen met een handicap niet worden gediscrimineerd in hun omgang met de instelling. De ombudsman identificeerde een aantal positieve maatregelen die onder andere bedoeld zijn om te zorgen voor een betere toegankelijkheid van informatie via de website van de Commissie en voor een verbetering van de wijze waarop de werving van mensen met een handicap plaatsvindt. De ombudsman benadrukte echter dat meer moet worden gedaan om het personeel van de Commissie te sensibiliseren met betrekking tot de behoeften van mensen met een handicap. Tot slot had hij ook kritiek op de situatie van leerlingen met een handicap op Europese scholen en noemde deze ontoereikend.

Ook dit jaar heeft de ombudsman weer het begrip 'voorbeeldzaken' opgenomen in het jaarverslag, om voorbeelden van goede bestuurlijke praktijken door instellingen en organen te accentueren die door zijn onderzoeken aan het licht kwamen, en om te benadrukken dat het instituut ombudsman er ook is om goede bestuurlijke praktijken te steunen en te stimuleren, in het bijzonder wanneer dit kan dienen als algemeen model voor de instellingen en organen van de EU. In het jaarverslag worden zeven van dergelijke 'voorbeeldzaken' genoemd. Vier daarvan betroffen de Commissie, één de Raad, één de Europese Centrale Bank en één het Europees agentschap voor de Veiligheid van de Luchtvaart.

Prioriteiten van de Europese ombudsman

De belangrijkste prioriteiten van de Europese ombudsman zijn het waarborgen dat krachtens het EU-recht toegekende burgerrechten worden gerespecteerd op elk niveau in de Unie en dat EU-instellingen en -organen zich houden aan de hoogste bestuursnormen.

De ombudsman heeft zijn inspanningen voortgezet om de kwaliteit te verbeteren van informatie die aan burgers en potentiële indieners van klachten wordt verstrekt met betrekking tot hun rechten krachtens het EU-recht, in het bijzonder door het Europese netwerk van de ombudsman. Het netwerk, waartoe ook de Commissie verzoekschriften hoort, bestaat uit ongeveer 90 bureaus in 31 landen en werkt dagelijks nauw samen aan de afhandeling van zaken, en deelt daarnaast voortdurend ervaringen en beste praktijken met elkaar door middel van seminars en vergaderingen, een regelmatig verschijnende nieuwsbrief, een elektronisch discussieforum en een dagelijkse elektronische nieuwsdienst. Een van de doelen van het netwerk is om de snelle overdracht van klachten naar de bevoegde ombudsman of een soortgelijk orgaan te vergemakkelijken. De ombudsman draagt deze zaken waar mogelijk rechtstreeks over of geeft de klager een passend advies. In 2007 adviseerde de ombudsman 816 klagers om zich tot een nationale of regionale ombudsman te wenden en droeg hij 51 klachten rechtstreeks over aan de bevoegde ombudsman.

De ombudsman streeft er naar om te garanderen dat de EU-instellingen en -organen bij al hun activiteiten een aanpak hanteren waarin de burger centraal staat, door elke kans te benutten om een minnelijke schikking te treffen voor klachten en door onderzoeken op eigen initiatief te starten teneinde problemen aan te wijzen en beste praktijken te stimuleren. Hiertoe blijft hij contacten onderhouden met de leden en ambtenaren in de EU-instellingen en -organen om binnen het EU-apparaat een cultuur van dienstverlening te bevorderen. In 2007 vonden er 60 van dergelijke bijeenkomsten plaats.

Omdat het belangrijk is er voor te zorgen dat mensen die tegen problemen met EU-bestuursorganen aanlopen weten dat ze het recht hebben een klacht in te dienen en de diensten van de ombudsman kennen, hebben de ombudsman en zijn medewerkers in 2007 meer dan 130 bijeenkomsten gehouden. De ombudsman heeft ook informatiebezoeken gebracht aan Duitsland, Zweden en België om de burgers in deze landen meer bewust te maken van zijn rol. Hij gaf ook zes persconferenties en meer dan 40 interviews; er werden 17 persberichten uitgegeven en verstuurd aan journalisten en geïnteresseerden in heel Europa.

Onder de publicaties die in 2007 zijn gemaakt en verspreid bevond zich een nieuw informatieblad voor bedrijven en organisaties waarin beknopt wordt uitgelegd wat de ombudsman voor hen kan betekenen. Kamers van koophandel en advocatenkantoren waren met name geïnteresseerd in dit informatieblad.

In 2007 is de website van de ombudsman regelmatig bijgewerkt met besluiten, persberichten en gegevens over zijn communicatieactiviteiten. Op de website is een nieuwe sectie ingericht om de initiatiefonderzoeken van de ombudsman beter voor het voetlicht te brengen. Van 1 januari tot en met 31 december 2007 werd de website van de ombudsman bezocht door 449 418 unieke bezoekers. Het linkgedeelte van de website van de ombudsman bevat links naar de sites van nationale en regionale ombudsmannen in heel Europa. In de loop van 2007 zijn de linkpagina’s meer dan 82 000 maal bezocht, wat duidelijk aantoont dat de via het Europees netwerk van ombudsmannen geleverde diensten meerwaarde hebben voor de burgers. Op het moment werkt het bureau van de ombudsman aan een nieuwe website, die een interactieve leidraad introduceert om burgers te helpen bij het bepalen op welke wijze zij het beste verhaal kunnen halen als ze een klacht hebben. Met de leidraad zou een nog groter aandeel van de klagers in staat moeten zijn zich direct te wenden tot de instantie die het meest geschikt is om hun klacht te behandelen, en dit zou moeten leiden tot een verdere daling in het aantal niet-ontvankelijke klachten dat de ombudsman ontvangt.

Conclusie

De Commissie verzoekschriften moedigt de ombudsman aan om door te gaan met de dubbele doelstelling die hij in het jaarverslag van 2006 aankondigde, namelijk het samenwerken met de instellingen om een goed bestuur te stimuleren en het verhogen van de communicatie-inspanningen zodat burgers die van zijn diensten gebruik willen maken, goed worden geïnformeerd over de juiste manier om dit te bewerkstelligen. De commissie neemt ook notitie van het feit dat de informatiecampagne heeft geleid tot een toename van het aantal toegankelijke klachten.

Met het aannemen op 18 juni 2008 van een verslag over een besluit om het Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van 9 maart 1994 inzake het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt[2] te wijzigen, voorgesteld door de ombudsman in 2006, heeft het Parlement toegestemd in een kwalitatieve uitbreiding van de bevoegdheden van de ombudsman zonder de aard van zijn bevoegdheden of de niet-bindende gevolgen van zijn besluiten de te beïnvloeden.

De belangrijkste wijzigingen waarborgen dat de ombudsman tijdens zijn onderzoeken volledige toegang heeft tot EU-documenten. Verder wordt de samenwerking van de ombudsman met zijn nationale tegenhangers en internationale instellingen vergemakkelijkt. De wijzigingen bevatten ook duidelijkere bepalingen voor het geval EU-ambtenaren tijdens een onderzoek moeten getuigen op verzoek van de ombudsman. Door deze wijzigingen te ondersteunen hebben het Europees Parlement en zijn Commissie verzoekschriften aangetoond dat zij vertrouwen hebben in het werk van de ombudsman en in zijn inspanningen om de diensten die hij aan burgers kan bieden, te verbeteren, waardoor het vertrouwen van deze burgers in de Europese Unie en haar instellingen wordt versterkt.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

11.09.2008

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

23

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marcin Libicki Carlos José Iturgaiz Angulo, Kathy Sinnott),

Robert Atkins, Daniel Caspary, Cristina Gutiérrez-Cortines, Mairead McGuinness, Manolis Mavrommatis, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, José Javier Pomés Ruiz, Nicolae Vlad Popa, Rainer Wieland, Victor Boştinaru, Glyn Ford, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Miguel Angel Martínez Martínez, Maria Matsouka, Janelly Fourtou, Marian Harkin, Margrete Auken, David Hammerstein, Eoin Ryan, Willy Meyer Pleite,

Bij de eindstemming aanwezig vaste plaatsvervanger(s)

Marie-Hélène Descamps, Dushana Zdravkova , Grażyna Staniszewska, Tatjana Ždanoka

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)