ONTWERPAANBEVELING VOOR DE TWEEDE LEZING betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake luchthavengelden
8.10.2008 - (8332/2/2008 – C6‑0259/2008 – 2007/0013(COD)) - ***II
Commissie vervoer en toerisme
Rapporteur: Ulrich Stockmann
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake luchthavengelden
(8332/2/2008 – C6‑0259/2008 – 2007/0013(COD))
(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (8332/2/2008 – C6‑0259/2008)[1],
– gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt[2] inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0820),
– gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,
– gelet op artikel 62 van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie vervoer en toerisme (A6‑0375/2008),
1. hecht zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Amendement 1 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Overweging 2 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
(2) Er moet een gemeenschappelijk kader worden vastgesteld voor het reguleren van de essentiële kenmerken van luchthavengelden en de manier waarop ze worden vastgesteld, anders bestaat het risico dat de basisvereisten in de relatie tussen de luchthavenbeheerders en de luchthavengebruikers niet in acht worden genomen. Dit kader laat onverlet dat een lidstaat kan bepalen in welke mate bij de vaststelling van de luchthavengelden de inkomsten uit commerciële activiteiten van een luchthaven in aanmerking worden genomen. |
(2) Er moet een gemeenschappelijk kader worden vastgesteld voor het reguleren van de essentiële kenmerken van luchthavengelden en de manier waarop ze worden vastgesteld, anders bestaat het risico dat de basisvereisten in de relatie tussen de luchthavenbeheerders en de luchthavengebruikers niet in acht worden genomen. Dit kader laat onverlet dat een lidstaat kan bepalen of en in welke mate bij de vaststelling van de luchthavengelden de inkomsten uit commerciële activiteiten van een luchthaven in aanmerking worden genomen. |
Motivering | |
Maakt duidelijk dat dit facultatief is. | |
Amendement 2 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Overweging 3 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
(3) Deze richtlijn moet gelden voor op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde luchthavens boven een bepaalde omvang en op de luchthaven met de meeste passagiersbewegingen in elke lidstaat aangezien er geen behoefte is aan een communautair kader voor het beheer en de financiering van kleine luchthavens. |
(3) Deze richtlijn moet gelden voor op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde luchthavens boven een bepaalde omvang aangezien er geen behoefte is aan een communautair kader voor het beheer en de financiering van kleine luchthavens.. |
Motivering | |
Te lezen in combinatie met amendement 3 hieronder. | |
Amendement 3 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Overweging 3 bis (nieuw) | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
|
(3 bis) Bovendien neemt in een lidstaat waar geen enkele luchthaven de minimale omvang voor de toepassing van deze richtlijn bereikt, de luchthaven met de meeste passagiersbewegingen een zodanig bevoorrechte positie als toegangspoort tot deze lidstaat in dat het noodzakelijk is de bepalingen van onderhavige richtlijn op deze luchthaven toe te passen ter waarborging van de eerbiediging van bepaalde basisbeginselen in de betrekkingen tussen de luchthavenbeheerder en de gebruikers van de luchthaven, vooral ten aanzien van de doorzichtigheid van de luchthavengelden en het achterwege laten van discriminatie tussen de luchthavengebruikers. |
Motivering | |
De richtlijn zou niet goed functioneren als de grootste luchthaven in een lidstaat er niet onder zou vallen. | |
Amendement 4 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Overweging 5 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
(5) Om redenen van verkeersverdeling kunnen de lidstaten een luchthavenbeheerder toestemming verlenen om voor luchthavens die de luchtverbindingen van dezelfde stad of agglomeratie verzorgen hetzelfde niveau van luchthavengelden toe te passen. Bij financiële overdrachten tussen deze luchthavens moet het desbetreffende Gemeenschapsrecht worden nageleefd. |
(5) Om redenen van verkeersverdeling kunnen de lidstaten een luchthavenbeheerder toestemming verlenen om voor luchthavens die de luchtverbindingen van dezelfde stad of agglomeratie verzorgen een gemeenschappelijk en doorzichtig systeem voor het heffen van luchthavengelden toe te passen. Bij financiële overdrachten tussen deze luchthavens moet het desbetreffende Gemeenschapsrecht worden nageleefd. |
Motivering | |
Het is niet noodzakelijk hetzelfde niveau van luchthavengelden toe te passen, maar het systeem moet wel gemeenschappelijk en transparant zijn. Het zou niet juist zijn hetzelfde niveau voor te schrijven, aangezien er dan geen verband met de kosten zou zijn of een verband met het serviceniveau, dan wel met de geboden faciliteiten. | |
Amendement 5 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Overweging 10 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
(10) De luchthavengelden mogen niet discriminerend werken. Er moet een verplichte procedure voor regelmatige consultatie tussen de luchthavenbeheerders en de luchthavengebruikers worden opgesteld, waarbij elke partij de mogelijkheid krijgt een beroep te doen op een onafhankelijke toezichthoudende instantie als een besluit over luchthavengelden of de wijziging van het systeem van luchthavengelden door de luchthavengebruikers wordt aangevochten. |
(10) De luchthavengelden mogen niet discriminerend werken. Er moet een verplichte procedure voor regelmatige consultatie tussen de luchthavenbeheerders en de luchthavengebruikers worden opgesteld, waarbij elke partij de mogelijkheid krijgt een beroep te doen op een onafhankelijke toezichthoudende autoriteit als een besluit over luchthavengelden of de wijziging van het systeem van luchthavengelden door de luchthavengebruikers in vraag wordt gesteld. |
Motivering | |
Het woord “autoriteit” is in verband met de taken en verantwoordelijkheden van de toezichthouder een nauwkeuriger aanduiding. | |
Amendement 6 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Overweging 11 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
(11) In elke lidstaat moet een onafhankelijke toezichthoudende instantie worden opgericht om de onpartijdigheid van beslissingen en de juiste en doeltreffende toepassing van deze richtlijn te garanderen. De instantie moet over de nodige middelen (personeel, deskundigheid en financiële middelen) beschikken om zijn taken te kunnen uitvoeren. |
(11) In elke lidstaat moet een onafhankelijke toezichthoudende autoriteit worden opgericht om de onpartijdigheid van beslissingen en de juiste en doeltreffende toepassing van deze richtlijn te garanderen. De autoriteit moet over de nodige middelen (personeel, deskundigheid en financiële middelen) beschikken om zijn taken te kunnen uitvoeren. |
Motivering | |
Het woord “autoriteit” is in verband met de taken en verantwoordelijkheden van de toezichthouder een nauwkeuriger aanduiding. | |
Amendement 7 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Overweging 14 bis (nieuw) | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
|
(14 bis) In de diverse lidstaten bestaan verschillende systemen betreffende de voorfinanciering van luchthaveninvesteringen. In lidstaten die voorfinanciering kennen, moeten de lidstaten of de luchthavens zich aan het ICAO-beleid houden en/of hun eigen beveiligingsmaatregelen vaststellen. |
Motivering | |
Er moet een duidelijke beveiliging zijn als er sprake is van voorfinanciering. | |
Amendement 8 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 4 - lid 1 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
1. De lidstaten kunnen de beheerder van een luchthavennetwerk toestaan een gemeenschappelijk en transparant stelsel van luchthavengelden voor het gehele luchthavennetwerk in te voeren. |
De lidstaten kunnen de beheerder van een luchthavennetwerk toestaan een gemeenschappelijk en transparant stelsel van luchthavengelden voor het gehele luchthavennetwerk in te voeren. |
Amendement 9 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 4 - lid 2 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
2. De lidstaten kunnen een luchthavenbeheerder toestemming verlenen om hetzelfde niveau van luchthavengelden toe te passen voor alle luchthavens die de luchtverbindingen van dezelfde stad of agglomeratie verzorgen, op voorwaarde dat iedere luchthaven de eisen inzake transparantie van artikel 6 volledig naleeft. |
Schrappen |
Motivering | |
Het is niet noodzakelijk hetzelfde niveau van luchthavengelden toe te passen, maar het systeem moet wel gemeenschappelijk en transparant zijn. Het zou niet juist zijn hetzelfde niveau voor te schrijven, aangezien er dan geen verband met de kosten zou zijn of een verband met het serviceniveau, dan wel met de geboden faciliteiten. | |
Amendement 10 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 4 bis (nieuw) | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
|
Artikel 4 bis |
|
Gemeenschappelijke systemen voor de heffing van luchthavengelden |
|
Na de Commissie op de hoogte te hebben gesteld en overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving kunnen de lidstaten een luchthavenbeheerder toestemming verlenen om een gemeenschappelijk en transparant heffingssysteem toe te passen voor alle luchthavens die de luchtverbindingen van dezelfde stad of agglomeratie verzorgen, mits iedere luchthaven de voorschriften inzake transparantie van artikel 6 volledig naleeft. |
Motivering | |
Het is niet noodzakelijk hetzelfde niveau van luchthavengelden toe te passen, maar het systeem moet wel gemeenschappelijk en transparant zijn. Het zou niet juist zijn hetzelfde niveau voor te schrijven, aangezien er dan geen verband met de kosten zou zijn of een verband met het serviceniveau, dan wel met de geboden faciliteiten. | |
Amendement 11 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 5 - lid 2 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
2. De lidstaten zien er, voor zover mogelijk, op toe dat wijzigingen van het systeem van luchthavengelden of van het niveau van die gelden plaatsvinden in overeenstemming tussen luchthavenbeheerder en de luchthavengebruikers. Daartoe legt de luchthavenbeheerder een voorstel tot wijziging van het systeem van luchthavengelden of het niveau van de luchthavengelden uiterlijk vier maanden vóór de wijzigingen van kracht worden, aan de luchthavengebruikers voor, samen met de redenen voor de voorgestelde wijzigingen, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die ten overstaan van de luchthavengebruikers moeten worden gemotiveerd. In dat geval bedraagt deze periode ten minste twee maanden. De luchthavenbeheerder consulteert de luchthavengebruikers over de voorgestelde wijzigingen en neemt hun zienswijzen in aanmerking alvorens een besluit te nemen. De luchthavenbeheerder maakt zijn besluit of aanbeveling binnen een redelijke termijn vóór het van kracht wordt, bekend. Het beheersorgaan van de luchthaven motiveert zijn beslissing met betrekking tot de standpunten van de luchthavengebruikers ingeval geen overeenstemming over de voorgestelde wijzigingen wordt bereikt tussen het beheersorgaan van de luchthaven en de luchthavengebruikers. |
2. De lidstaten zien er, voor zover mogelijk, op toe dat wijzigingen van het systeem van luchthavengelden of van het niveau van die gelden plaatsvinden in overeenstemming tussen luchthavenbeheerder en de luchthavengebruikers. Daartoe legt de luchthavenbeheerder een voorstel tot wijziging van het systeem van luchthavengelden of het niveau van de luchthavengelden uiterlijk vier maanden vóór de wijzigingen van kracht worden, aan de luchthavengebruikers voor, samen met de redenen voor de voorgestelde wijzigingen, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die ten overstaan van de luchthavengebruikers moeten worden gemotiveerd. De luchthavenbeheerder consulteert de luchthavengebruikers over de voorgestelde wijzigingen en neemt hun zienswijzen in aanmerking alvorens een besluit te nemen. De luchthavenbeheerder maakt zijn besluit of aanbeveling normaliter uiterlijk twee maanden voordat deze van kracht worden, bekend. Het beheersorgaan van de luchthaven motiveert zijn beslissing met betrekking tot de standpunten van de luchthavengebruikers ingeval geen overeenstemming over de voorgestelde wijzigingen wordt bereikt tussen het beheersorgaan van de luchthaven en de luchthavengebruikers. |
Motivering | |
Een flexibele benadering van de periode tussen voorlegging van de voorgestelde luchthavengelden en de datum waarop ze van kracht worden moet mogelijk zijn als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen. De besluiten moeten echter in de regel twee maanden vóór inwerkingtreding worden gepubliceerd. | |
Amendement 12 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 5 - lid 3 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
3. De lidstaten zien erop toe dat, wanneer er een geschil bestaat over een door de luchthavenbeheerder genomen besluit over de luchthavengelden, elke partij de tussenkomst kan vragen van de in artikel 10 bedoelde onafhankelijke toezichthoudende instantie, die de motivering van de wijziging van het systeem van luchthavengelden of het niveau van de luchthavengelden onderzoekt. |
3. De lidstaten zien erop toe dat, wanneer er een geschil bestaat over een door de luchthavenbeheerder genomen besluit over de luchthavengelden, elke partij de tussenkomst kan vragen van de in artikel 10 bedoelde onafhankelijke toezichthoudende autoriteit, die de motivering van de wijziging van het systeem van luchthavengelden of het niveau van de luchthavengelden onderzoekt. |
Motivering | |
Het woord “autoriteit” is in verband met de taken en verantwoordelijkheden van de toezichthouder een nauwkeuriger aanduiding. | |
Amendement 13 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 5 - lid 4 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
4. Een besluit van de luchthavenbeheerder tot wijziging van het niveau van de luchthavengelden wordt, wanneer om tussenkomst van de onafhankelijke toezichthoudende instantie is verzocht, pas van kracht nadat die instantie de kwestie heeft onderzocht. De onafhankelijke toezichthoudende instantie kan een voorlopig besluit nemen aangaande het van kracht worden van de wijziging van de luchthavengelden. |
4. Een besluit van de luchthavenbeheerder tot wijziging van het niveau van de luchthavengelden wordt, wanneer om tussenkomst van de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit is verzocht, pas van kracht nadat die instantie de kwestie heeft onderzocht. De onafhankelijke toezichthoudende autoriteit neemt, binnen vier weken nadat de zaak aan haar is voorgelegd, een voorlopig besluit aangaande het van kracht worden van de wijziging van de luchthavengelden, tenzij binnen dezelfde termijn een definitief besluit kan worden genomen. |
Motivering | |
Het woord “autoriteit” is in verband met de taken en verantwoordelijkheden van de toezichthouder een nauwkeuriger aanduiding. Er moet een redelijke termijn voor tussentijdse besluiten beschikbaar zijn. | |
Amendement 14 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 5 - lid 5 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
5. Lidstaten kunnen besluiten de leden 3 en 4 niet toe te passen voor de wijzigingen van het stelsel of het niveau van de luchthavengelden op de luchthavens waarvoor zij een procedure hebben ingesteld, volgens welke er economisch toezicht plaatsvindt. Deze maatregelen van economisch toezicht kunnen dezelfde zijn als die welke bedoeld zijn in artikel 1, lid 5. Wanneer deze maatregelen de goedkeuring van het stelsel en/of niveau van de luchthavengelden omvatten, moeten deze worden goedgekeurd door de instantie die uit hoofde van deze richtlijn is aangewezen of ingesteld als onafhankelijke toezichthoudende instantie. |
5. Lidstaten kunnen besluiten de leden 3 en 4 niet toe te passen voor de wijzigingen van het niveau van de heffingen of de structuur van de luchthavengelden op de luchthavens waarvoor:. |
|
(a) een verplichte nationale wettelijke procedure bestaat volgens welke de luchthavengelden, of hun maximum niveau, worden vastgesteld of goedgekeurd door de in artikel 10 bedoelde autoriteit; of |
|
(b) een verplichte nationale wettelijke procedure bestaat waarbij de in artikel 10 bedoelde autoriteit regelmatig of naar aanleiding van verzoeken van belanghebbenden onderzoekt of dergelijke luchthavens aan een daadwerkelijke concurrentie blootstaan. Indien zulks naar aanleiding van een dergelijk onderzoek gerechtvaardigd lijkt, besluit de lidstaat dat de luchthavengelden, of het maximum niveau daarvan, worden vastgesteld door de in artikel 10 bedoelde autoriteit. Dit besluit blijft geldig zo lang noodzakelijk is naar aanleiding van door dezelfde autoriteit verricht onderzoek. De door de lidstaten voor de toepassing van dit lid gehanteerde procedures, voorwaarden en criteria moeten relevant, objectief, niet-discriminerend en transparant zijn. |
Motivering | |
Dit amendement zorgt ervoor dat er een nationale verplichte procedure is voor het bepalen van de luchthavengelden of een bindende procedure voor een regelmatig toezicht hierop in de lidstaten die er de voorkeur aan geven geen gebruik te maken van de onafhankelijke toezichthouder om bij het niveau van de heffingen te bemiddelen. | |
Amendement 15 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 6 – lid 1 – letter d bis (nieuw) | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
|
(d bis) eventuele overheidsfinanciering van de faciliteiten en diensten waarop de luchthavengelden betrekking hebben; |
Motivering | |
Noodzakelijk om volledige duidelijkheid te krijgen over financiering uit overheidsbronnen. | |
Amendement 16 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 6 – lid 1 – letter f | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
(f) het werkelijke gebruik van de luchthaveninfrastructuur en -installaties tijdens een bepaalde periode. |
(f) het werkelijke gebruik van de luchthaveninfrastructuur en –apparatuur tijdens een bepaalde periode; en tevens |
Motivering | |
Verduidelijking. | |
Amendement 17 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 6 – lid 1 – letter f bis (nieuw) | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
|
(f bis) de voorspelde resultaten van eventuele omvangrijke geplande investeringen in termen van hun effect op de capaciteit van de luchthaven. |
Motivering | |
Noodzakelijk voor de transparantie en voor de belanghebbenden om de juiste beslissingen te nemen. | |
Amendement 18 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 9 – titel | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
Diensten op maat |
Differentiatie van diensten |
Motivering | |
Weerspiegelt het doel van dit artikel duidelijker. | |
Amendement 19 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 9 - lid 1 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om het beheersorgaan van de luchthaven in staat te stellen variatie aan te brengen in de kwaliteit en het toepassingsgebied van bepaalde luchthavendiensten, terminals of delen van terminals, teneinde op maat gemaakte diensten te verlenen of een specifieke terminal of een deel van een terminal ter beschikking te stellen. Op basis van de kwaliteit en de reikwijdte van dergelijke diensten en de kosten ervan of een andere objectieve rechtvaardiging kan het stelsel of het niveau van de luchthavengelden worden gedifferentieerd. Het staat luchthavenbeheerders vrij om dergelijke gedifferentieerde luchthavengelden vast te stellen. |
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om het beheersorgaan van de luchthaven in staat te stellen variatie aan te brengen in de kwaliteit en het toepassingsgebied van bepaalde luchthavendiensten, terminals of delen van terminals, teneinde op maat gemaakte diensten te verlenen of een specifieke terminal of een deel van een terminal ter beschikking te stellen. Op basis van de kwaliteit en de reikwijdte van dergelijke diensten of een andere objectieve en transparante motivering kan het niveau van de luchthavengelden worden gedifferentieerd. Behoudens het in artikel 3 over niet-discriminatie tussen luchthavengebruikers bepaalde staat het luchthavenbeheerders vrij om dergelijke gedifferentieerde luchthavengelden vast te stellen. |
Motivering | |
Noodzakelijk om de nadruk te leggen op transparantie en niet-discriminatie. | |
Amendement 20 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 9 – lid 2 – alinea 2 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
Als meer luchthavengebruikers toegang wensen tot de op maat gemaakte diensten of de specifieke (delen van) een terminal dan mogelijk is ingevolge capaciteitsbeperkingen, wordt de toegang toegekend op basis van relevante, objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria. Deze criteria kunnen worden vastgesteld door de luchthavenbeheerder en de lidstaten kunnen verlangen dat deze criteria worden onderworpen aan goedkeuring door de onafhankelijke toezichthoudende instantie. |
Als meer luchthavengebruikers toegang wensen tot de op maat gemaakte diensten of de specifieke (delen van) een terminal dan mogelijk is ingevolge capaciteitsbeperkingen, wordt de toegang toegekend op basis van relevante, objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria. Deze criteria kunnen worden vastgesteld door de luchthavenbeheerder en de lidstaten kunnen verlangen dat deze criteria worden onderworpen aan goedkeuring door de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit. |
Motivering | |
Het woord “autoriteit” is in verband met de taken en verantwoordelijkheden van de toezichthouder een nauwkeuriger aanduiding. | |
Amendement 21 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 10 – titel | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
Onafhankelijke toezichthoudende instantie |
Onafhankelijke toezichthoudende autoriteit |
Motivering | |
Het woord “autoriteit” is in verband met de taken en verantwoordelijkheden van de toezichthouder een nauwkeuriger aanduiding. | |
Amendement 22 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 10 - lid 1 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
1. Om te garanderen dat de maatregelen die worden genomen om aan deze richtlijn te voldoen, correct worden toegepast en om ten minste de in de artikel 5 vermelde taken uit te voeren, wijzen de lidstaten een onafhankelijk orgaan aan of stellen zij dit in als nationale onafhankelijke toezichthoudende instantie. Dit orgaan kan hetzelfde zijn als de entiteit die door de lidstaten belast is met de in artikel 1, lid 5, vermelde aanvullende regelgevende maatregelen en dus ook met de goedkeuring van het heffingenstelsel en/of het niveau van de heffingen, voor zover het aan de voorwaarden van lid 2 van dit artikel voldoet. |
1. Om te garanderen dat de maatregelen die worden genomen om aan deze richtlijn te voldoen, correct worden toegepast en om ten minste de in de artikel 5 vermelde taken uit te voeren, wijzen de lidstaten een onafhankelijke autoriteit aan of stellen zij dit in als nationale onafhankelijke toezichthoudende instantie. Deze autoriteit kan dezelfde zijn als de entiteit die door de lidstaten belast is met de in artikel 1, lid 5, vermelde aanvullende regelgevende maatregelen en dus ook met de goedkeuring van het heffingenstelsel en/of het niveau van de heffingen, voor zover het aan de voorwaarden van lid 2 van dit artikel voldoet. |
Motivering | |
Het woord “autoriteit” is in verband met de taken en verantwoordelijkheden van de toezichthouder een nauwkeuriger aanduiding. | |
Amendement 23 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 10 – lid 1 bis (nieuw) | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
|
1 bis. Het in onderhavige richtlijn bepaalde neemt niet weg dat de onafhankelijke nationale toezichthoudende autoriteit onder haar toezicht en volledige verantwoordelijkheid de uitvoering van deze richtlijn of delen daarvan overeenkomstig de nationale wetgeving kan delegeren aan onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten, mits de uitvoering overeenkomstig dezelfde normen geschiedt. |
Motivering | |
Met dit amendement wordt bevestigd dat er een onafhankelijke toezichthoudende autoriteit komt, maar er wordt ook tegemoetgekomen aan de grondwettelijk en bestuurlijke structuren van sommige lidstaten. | |
Amendement 24 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 10 - lid 2 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
2. De lidstaten garanderen de onafhankelijkheid van de onafhankelijke toezichthoudende instantie door erop toe te zien dat deze instantie juridisch gescheiden is en functioneel onafhankelijk is van de luchthavenbeheerders en de luchtvaartmaatschappijen. Lidstaten die eigenaar zijn van luchthavens, luchthavenbeheerders of luchtvaartmaatschappijen, of de controle hebben over luchthavenbeheerders of luchtvaartmaatschappijen, zorgen ervoor dat de functies die verband houden met die eigendom of controle niet berusten bij de onafhankelijke toezichthoudende instantie. De lidstaten zorgen ervoor dat de onafhankelijke toezichthoudende instantie haar bevoegdheden onpartijdig en op transparante wijze uitoefent. |
2. De lidstaten garanderen de onafhankelijkheid van de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit door erop toe te zien dat deze autoriteit juridisch gescheiden is en functioneel onafhankelijk is van de luchthavenbeheerders en de luchtvaartmaatschappijen. Lidstaten die eigenaar zijn van luchthavens, luchthavenbeheerders of luchtvaartmaatschappijen, of de controle hebben over luchthavenbeheerders of luchtvaartmaatschappijen, zorgen ervoor dat de functies die verband houden met die eigendom of controle niet berusten bij de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit. De lidstaten zorgen ervoor dat de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit haar bevoegdheden onpartijdig en op transparante wijze uitoefent. |
Motivering | |
Het woord “autoriteit” is in verband met de taken en verantwoordelijkheden van de toezichthouder een nauwkeuriger aanduiding. | |
Amendement 25 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 10 - lid 3 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
3. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de naam en het adres van de onafhankelijke toezichthoudende instantie, de taken en verantwoordelijkheden die aan deze instantie zijn toegewezen en de maatregelen die zijn genomen om te waarborgen dat wordt voldaan aan lid 2. |
3. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de naam en het adres van de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit, de taken en verantwoordelijkheden die aan deze instantie zijn toegewezen en de maatregelen die zijn genomen om te waarborgen dat wordt voldaan aan lid 2. |
Motivering | |
Het woord “autoriteit” is in verband met de taken en verantwoordelijkheden van de toezichthouder een nauwkeuriger aanduiding. | |
Amendement 26 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 10 - lid 4 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
4. De lidstaten kunnen een financieringsmechanisme voor de onafhankelijke toezichthoudende instantie instellen, dat onder andere kan inhouden dat een heffing wordt opgelegd aan luchthavengebruikers en luchthavenbeheerders. |
4. De lidstaten kunnen een financieringsmechanisme voor de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit instellen, dat onder andere kan inhouden dat een heffing wordt opgelegd aan luchthavengebruikers en luchthavenbeheerders. |
Motivering | |
Het woord “autoriteit” is in verband met de taken en verantwoordelijkheden van de toezichthouder een nauwkeuriger aanduiding. | |
Amendement 27 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 10 – lid 5 – inleidende formule | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
Onverminderd artikel 5, lid 5, zorgen de lidstaten ervoor dat voor de onafhankelijke toezichthoudende instantie voor wat betreft de in artikel 5, lid 3, bedoelde geschillen de nodige maatregelen betreffende het stelsel of het niveau van luchthavengelden, met inbegrip van de kwaliteit van de dienstverlening, worden getroffen om: |
De lidstaten zorgen ervoor dat voor wat betreft de in artikel 5, lid 3, bedoelde geschillen maatregelen worden getroffen om: |
Motivering | |
Verduidelijking. | |
Amendement 28 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 10 – lid 5 – letter b | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
(b) vast te stellen onder welke voorwaarden een geschil aan de onafhankelijke toezichthoudende instantie kan worden voorgelegd. De instantie kan met name weigeren om klachten die niet naar behoren zijn gerechtvaardigd of niet voldoende zijn gedocumenteerd, in behandeling te nemen; |
(b) vast te stellen onder welke voorwaarden een geschil aan de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit kan worden voorgelegd. De autoriteit weigert met name om klachten die zij niet naar behoren gerechtvaardigd of niet voldoende gedocumenteerd acht, in behandeling te nemen; en |
Motivering | |
Het woord “autoriteit” is in verband met de taken en verantwoordelijkheden van de toezichthouder een nauwkeuriger aanduiding. | |
Amendement 29 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 10 - lid 6 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
6. Wanneer de onafhankelijke toezichthoudende instantie de rechtvaardiging voor de wijziging van het stelsel of het niveau van de luchthavengelden overeenkomstig artikel 5 onderzoekt, krijgt zij toegang tot de nodige informatie van de betrokken partijen en raadpleegt zij de betrokken partijen alvorens haar besluit te nemen. De instantie neemt zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen zes maanden na ontvangst van een klacht, een besluit. De besluiten van de onafhankelijke toezichthoudende instantie zijn bindend, onverminderd parlementaire of rechterlijke beroepsprocedures, naar gelang hetgeen in de lidstaten van toepassing is. |
6. Wanneer de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit de rechtvaardiging voor de wijziging van het stelsel of het niveau van de luchthavengelden overeenkomstig artikel 5 onderzoekt, krijgt zij toegang tot de nodige informatie van de betrokken partijen en raadpleegt zij de betrokken partijen alvorens haar besluit te nemen. Onverminderd het bepaalde in artikel 5, lid 4, neemt de autoriteit zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen vier maanden nadat de zaak aan haar is voorgelegd, een besluit. Deze termijn kan in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen met twee maanden worden verlengd. De besluiten van de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit zijn bindend, onverminderd parlementaire of rechterlijke beroepsprocedures, naar gelang hetgeen in de lidstaten van toepassing is. |
Motivering | |
Dit amendement strekt ertoe de periode van onzekerheid voor de belanghebbenden te bekorten, maar het biedt ook ruimte voor uitzonderlijke gevallen. | |
Amendement 30 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 10 - lid 7 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
7. De onafhankelijke toezichthoudende instantie publiceert jaarlijks een verslag over haar activiteiten. |
7. De onafhankelijke toezichthoudende autoriteit publiceert jaarlijks een verslag over haar activiteiten. |
Motivering | |
Het woord “autoriteit” is in verband met de taken en verantwoordelijkheden van de toezichthouder een nauwkeuriger aanduiding. | |
Amendement 31 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 12 – lid 1 – alinea 1 | |
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad |
Amendement |
De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op …* aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. |
De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op …* aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. |
* PB: 36 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn. |
* PB: 24 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn. |
Motivering | |
Een periode van 36 maanden voordat deze richtlijn in werking treedt is veel te lang. |
- [1] PB C 254 E van 7.10.2008, blz. 18.
- [2] Aangenomen teksten van 15.1.2008, P6_TA(2008)0004.
TOELICHTING
Inleiding
Doel van de voorgestelde richtlijn is gemeenschappelijke beginselen vast te stellen voor het heffen van luchthavengelden op communautaire luchthavens. Zo moeten de voorwaarden worden geschapen die met het oog op een eerlijke en transparante concurrentie vereist zijn, en daarvoor moet worden uitgegaan van de stelregel dat er geen discriminatie mag plaatsvinden als er van de luchthavengebruikers heffingen worden gevraagd. Ook wordt er een raadplegingssysteem voor luchthavengebruikers ingevoerd en worden er onafhankelijke bemiddelende autoriteiten aangewezen voor het oplossen van geschillen tussen luchthavens en hun gebruikers. Aan deze voorwaarden moet worden voldaan om voor de economische actoren een gelijke uitgangspositie te creëren en om uiteindelijk de belangen van de consumenten te beschermen.
De Commissie zond het oorspronkelijke voorstel op 29 januari 2007 door en het Europees Parlement voltooide zijn eerste lezing in het kader van de medebeslissingsprocedure op 15 januari 2008. De Raad heeft op 23 juni 2008 zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld. In dit gemeenschappelijk standpunt zijn naar letter of geest 11 van de 45 amendementen van het Parlement verwerkt. Ook is een aantal van de amendementen van het Parlement inmiddels achterhaald door nieuwe ontwikkelingen en door vaststelling van andere wetgeving.
Punten waarover het Parlement bezorgd was overgenomen in gemeenschappelijk standpunt
Een punt dat het Parlement in het bijzonder ter harte ging, was het toepassingsterrein van het voorstel. In het oorspronkelijke Commissievoorstel zouden luchthavens met meer dan 1 miljoen passagiersbewegingen per jaar onder de richtlijn vallen. Dit hield in dat de richtlijn ook voor kleinere luchthavens zou gelden en het zou tevens een administratieve en bureaucratische last hebben betekend voor luchthavens waartussen wegens geografische of structurele factoren geen concurrentie bestaat. Het amendement van het Parlement om het toepassingsterrein tot luchthavens met meer dan 5 miljoen passagiersbewegingen te beperken, is in het gemeenschappelijk standpunt verwerkt. Niettemin zal de richtlijn altijd voor de grootste luchthaven in elke lidstaat gelden, ongeacht het aantal verwerkte passagiers.
De Raad heeft erkend dat iedere differentiatie van de heffingen op transparante, objectieve en duidelijke criteria moet berusten. Ook is hij akkoord gegaan met een verwijzing naar het feit dat luchthavens op een kostenefficiënte basis moeten functioneren. Het gemeenschappelijk standpunt maakt duidelijk dat er een nationale onafhankelijke toezichthoudende autoriteit moet komen en niet alleen regionale organen, hetgeen overeenkomt met de opvatting van het Parlement.
Het Parlement heeft ook bereikt dat er in het gemeenschappelijk standpunt duidelijker wordt omschreven wat verstaan moet worden onder een “luchthavennetwerk”, dat onder dezelfde luchthavenbeheerder moet functioneren.
De Raad heeft ook geaccepteerd dat er ruimte moet zijn voor stimulansen voor nieuwe routes naar achtergestelde en perifere regio’s en dat toepassing van uniforme heffingssystemen door beheerders van luchthavens die hetzelfde netwerk bedienen alleen op grond van transparante criteria mogelijk is.
Het Parlement is erin geslaagd milieucriteria in te voeren als reden voor de aanpassing van luchthavengelden.
Bovendien zullen kosten voor dienstverlening aan gehandicapten en passagiers met een beperkte mobiliteit niet onder de toepassingssfeer van de richtlijn komen te vallen en zal er een lijst worden gepubliceerd van de luchthavens waarvoor de richtlijn geldt.
Verdere toezeggingen van de Raad
Ondanks het feit dat er in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad belangrijke punten zijn overgenomen die het Parlement na de eerste lezing in de tekst opgenomen wilde zien, heeft de Raad zich er schriftelijk toe verplicht akkoord te gaan met nog een reeks amendementen van het Parlement als deze bij de tweede lezing worden ingediend. Dit naar aanleiding van een aantal bijeenkomsten tussen de rapporteur en schaduwrapporteurs enerzijds en het Raadsvoorzitterschap anderzijds, waarbij beide partijen door de Commissie werden bijgestaan. Deze amendementen worden hierbij door uw rapporteur voorgesteld. Volgens hem zou aanneming van deze amendementen bij de tweede lezing, gevoegd bij het gemeenschappelijk standpunt waarin de hierboven aangestipte aspecten aan de orde komen, voldoende zijn om het dossier na de tweede lezing te sluiten. Het resultaat zou dan een richtlijn zijn waarmee het gestelde doel bereikt wordt en waarbij zowel de wijze waarop dit geschiedt als de vorm van de maatregel stroken met datgene waaraan het Parlement in eerste lezing de voorkeur gaf. Uw rapporteur dringt daarom aan op de aanneming van zijn amendementen, en uitsluitend deze. De schaduwrapporteurs en hij zijn van mening dat er dan sprake van een beter resultaat zal zijn dan wat er na een langdurige bemiddelingsprocedure bereikt zou kunnen worden.
Op het gemeenschappelijk standpunt voorgestelde amendementen
De amendementen op het gemeenschappelijk standpunt betreffen de voorfinanciering van investeringen in luchthavens en koppelen voorfinanciering aan ICAO-beleid en de eis dat er een beveiliging bestaat. Hiermee wordt het dilemma opgelost dat luchthavens hun voorfinanciering moeten plannen en de luchtvaartmaatschappijen over garanties moeten beschikken. Gemeenschappelijke systemen voor het heffen van luchthavengelden voor luchthavens die dezelfde agglomeraties verzorgen moeten doorzichtig zijn. Er worden vaste termijnen vastgesteld voor de publicatie van besluiten over luchthavengelden, met inbegrip van een tussentijds besluit, voor beheersorganen van luchthavens en onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten. Het beheersorgaan moet nieuwe luchthavengelden tenminste twee maanden voordat ze in werking treden publiceren en de onafhankelijke toezichthouder heeft vier weken de tijd om een tussentijds besluit te nemen en vier maanden, in uitzonderingsgevallen verlengbaar tot zes, om een definitief besluit te nemen na de ontvangst van een klacht. Hierdoor wordt de onzekerheid voor de belanghebbenden verminderd.
De rol van de onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten bij de goedkeuring of vaststelling van de heffingen of het maximum niveau daarvan krijgt een verplicht karakter als luchthavens op grond van de nationale wetgeving door deze autoriteiten geacht worden aan een daadwerkelijke concurrentie te zijn blootgesteld.
Een eventuele financiering door overheidsautoriteiten van faciliteiten of diensten waarmee de luchthavengelden verband houden moet door de beheersorganen van luchthavens openbaar worden gemaakt, evenals het resultaat van een eventuele belangrijke voorgestelde investering in termen van haar gevolgen voor de luchthavencapaciteit. Om rekening te houden met het grondwettelijk kader van een aantal lidstaten is er ook een bepaling opgenomen voor de delegatie van taken onder verantwoordelijkheid van de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit aan ondergeschikte autoriteiten.
Conclusie
De beide elementen hierboven - toezeggingen van de Raad en amendementen - in aanmerking genomen kan van een bevredigend resultaat worden gesproken, dat een eerlijke en transparante mededinging van met elkaar concurrerende luchthavens mogelijk maakt zonder discriminatie van luchthavens, luchthavengebruikers of van verschillende luchthavengebruikers die uiteenlopende businessmodellen toepassen. Aan de luchthavengebruikers biedt de voorgestelde wetgeving thans een kader voor het vaststellen van de luchthavengelden waarbij zij worden betrokken, dat helder is en waarbij beroepsmogelijkheden bestaan. Gezien het bereikte evenwicht beveelt uw rapporteur aan de bijgevoegde amendementen aan te nemen.
PROCEDURE
Titel |
Luchthavenbelastingen |
|||||||
Document- en procedurenummers |
08332/2/2008 – C6-0259/2008 – 2007/0013(COD) |
|||||||
Datum eerste lezing EP – P-nummer |
15.1.2008 T6-0004/2008 |
|||||||
Voorstel van de Commissie |
COM(2006)0820 - C6-0056/2007 |
|||||||
Datum bekendmaking ontvangst gemeenschappelijk standpunt |
10.7.2008 |
|||||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
TRAN 10.7.2008 |
|||||||
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Ulrich Stockmann 15.7.2008 |
|
|
|||||
Behandeling in de commissie |
9.9.2008 |
|
|
|
||||
Datum goedkeuring |
7.10.2008 |
|
|
|
||||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
16 0 0 |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Michael Cramer, Luis de Grandes Pascual, Arūnas Degutis, Saïd El Khadraoui, Emanuel Jardim Fernandes, Francesco Ferrari, Stanisław Jałowiecki, Dieter-Lebrecht Koch, Sepp Kusstatscher, Seán Ó Neachtain, Brian Simpson, Ulrich Stockmann, Lars Wohlin |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Zsolt László Becsey, Jeanine Hennis-Plasschaert, Lily Jacobs |
|||||||
Datum indiening |
8.10.2008 |
|||||||