VERSLAG Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van sancties voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen

27.1.2009 - (COM(2007)0249 – C6‑0143/2007 – 2007/0094(COD)) - ***I

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur : Claudio Fava
Rapporteur voor advies (*): Edit Bauer, Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
(*) Medeverantwoordelijke commissies – Artikel 47 van het Reglement

Procedure : 2007/0094(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0026/2009

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van sancties voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen

(COM(2007)0249 – C6‑0143/2007 – 2007/0094(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement

–    gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2007)0249),

–    gelet op artikel 251, lid 2 en artikel  van het EG­Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0143/2007),

–    gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

–    gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0026/2009),

1.   hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.   verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.   verzoekt zijn Voorzitter dit standpunt te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

AMENDMENTEN VAN HET PARLEMENT*

op het voorstel van de Commissie voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van minimumnormen inzake sancties voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE ,

           gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap       en met name artikel 63, lid 3, letter b),

           gezien het Commissievoorstel[1],

           gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal       Comité[2],

           gezien het advies van het Comité van de Regio's,[3]

-          handelend overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag[4],

overwegende dat:

(1)      De Europese Raad is op zijn bijeenkomst van 14 en 15 december 2006 overeengekomen de samenwerking tussen de lidstaten voor de bestrijding van illegale immigratie te versterken en in het bijzonder de maatregelen tegen illegale tewerkstelling op het niveau van de lidstaten en de EU op te voeren.

(2)      Een cruciale aantrekkende factor bij illegale immigratie in de EU is de mogelijkheid om in de EU werk te vinden zonder de vereiste juridische status. Optreden tegen illegale immigratie en illegaal verblijf moet daarom maatregelen tegen die aantrekkende factor omvatten.

(3)       De kern van die maatregelen moet bestaan in een algemeen verbod op de tewerkstelling van onderdanen van derde landen die geen recht op verblijf in de EU hebben, samen met sancties tegen werkgevers die dat verbod overtreden.

(3 bis) Deze richtlijn voorziet in minimumnormen en het staat de lidstaten bijgevolg vrij strengere sancties, maatregelen en verplichtingen voor de werkgever vast te stellen of te handhaven.

(4)       De bepalingen mogen geen betrekking hebben op onderdanen van derde landen die legaal in de lidstaten verblijven, en al dan niet op hun grondgebied mogen werken. Dit sluit personen uit die in de zin van artikel 2, punt 5, van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)[5] onder het Gemeenschapsrecht inzake vrij verkeer vallen. Ook onderdanen van derde landen die zich in een door de communautaire wetgeving bestreken situatie bevinden, zoals personen die in een andere lidstaat wettig zijn tewerkgesteld en door een dienstverrichter in het kader van de dienstverrichting naar een andere lidstaat zijn gedetacheerd, vallen buiten deze richtlijn. De richtlijn geldt onverminderd een verbod krachtens nationaal recht op de tewerkstelling van legaal verblijvende onderdanen van derde landen die in strijd met hun verblijfsstatus werken.

(4 bis) Specifiek voor onderhavige richtlijn moeten enkele termen worden gedefinieerd. Deze definities moeten uitsluitend voor deze richtlijn worden gebruikt.

(4 ter)  In de definitie van tewerkstelling moeten de samenstellende elementen ervan worden opgenomen, namelijk activiteiten die worden of behoren te worden bezoldigd en die ongeacht de rechtsbetrekking onder leiding en/of toezicht van de werkgever worden uitgevoerd.

(4 quater) De definitie van werkgever kan eveneens een vereniging van personen omvatten van wie erkend wordt dat zij in rechte kan optreden zonder rechtspersoonlijkheid te bezitten.

(5)       Om de tewerkstelling van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen te voorkomen, moeten werkgevers vóór de indienstneming van een onderdaan van een derde land, ook wanneer de onderdaan van het derde land in het kader van dienstverrichting wordt aan­geworven met het oog op detachering naar een andere lidstaat, controleren of de betrokkene beschikt over een geldige verblijfsvergunning of een andere verblijfsmachtiging waaruit blijkt dat de onderdaan van een derde land legaal op het grondgebied van de lidstaat verblijft.

(5 bis)  Om de lidstaten in staat te stellen valse documenten op te sporen, moet ook van werkgevers worden verlangd dat zij de bevoegde instanties van de tewerkstelling van een onderdaan van een derde land in kennis stellen. Om de administratieve belasting tot een minimum te beperken kunnen de lidstaten bepalen dat deze kennisgevingen worden uitgevoerd in het kader van andere kennisgevingsprogramma's. De lidstaten moeten kunnen besluiten tot een vereenvoudigde procedure van kennisgeving door werkgevers die natuurlijke personen zijn, indien de werkgelegenheid hun persoonlijke doelen dient.

(6)       Werkgevers die aan de verplichtingen van deze richtlijn hebben voldaan, mogen niet aansprakelijk worden gesteld omdat zij illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkgesteld hebben; dit geldt met name wanneer de bevoegde instantie achteraf constateert dat het door een werknemer voorgelegde document vervalst of onrechtmatig gebruikt was, tenzij de werkgever op de hoogte was van deze vervalsing.

(6 bis) Om het voor werkgevers gemakkelijker te maken aan hun verplichtingen te voldoen moeten de lidstaten alles in het werk stellen om verzoeken om verlenging van verblijfsvergunningen tijdig af te handelen.

(7)       Met het oog op de handhaving van het algemeen verbod en de afschrikking van inbreuken moeten de lidstaten passende sancties vaststellen. Die moeten financiële sancties en bijdragen aan de kosten van de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen omvatten, alsook de mogelijkheid van verlaging van de financiële sancties tegen werkgevers die natuurlijke personen zijn en waar de tewerkstelling voor particuliere doelen plaats vindt.

(8)       De werkgever moet in ieder geval aan de onderdanen van derde landen het volledige nog verschuldigde loon voor hun geleverde werk betalen, alsmede de nog verschuldigde belastingen en socialezekerheidsbijdragen. Indien de hoogte van het loon niet kan worden bepaald, moet het geacht worden te zijn geweest ten minste het loon overeenkomstig de desbetreffende wetgeving inzake minimumbeloning, collectieve overeenkomsten of gebruiken in de desbetreffende bedrijfstakken. Zo nodig moet de werkgever eveneens verplicht worden kosten te dragen van het zenden van nog verschuldigd loon naar het land waarnaar de illegaal te werk gestelde staatsburger van een derde land is teruggekeerd of teruiggestuurd. Indien de achterstallige betalingen niet door de werkgever worden verricht, moeten de lidstaten niet verplicht zijn aan deze verplichting te voldoen in plaats van de werkgever.

(8 bis) De illegaal tewerkgestelde onderdaan van een derde land kan noch aan de illegale arbeidsverhouding noch aan de betaling of nabetaling van loon, socialezekerheidsbijdragen of belastingen door de werkgever of een in diens plaats tot voldoening gehouden juridische entiteit enig recht tot binnenkomst en verblijf of tot toegang tot de arbeidsmarkt ontlenen.

(9)       De lidstaten moeten ervoor zorgen dat vorderingen (kunnen) worden ingediend en dat er mechanismen zijn vastgesteld om te verzekeren dat de teruggevorderde bedragen van nog verschuldigd loon kunnen worden ontvangen door de onderdanen van derde landen die er recht op hebben. Lidstaten moeten niet worden verplicht om hun missies of vertegenwoordigingen in derde landen bij deze mechanismen te betrekken. De lidstaten moeten in het kader van de instelling van doelmatige mechanismen voor het vergemakkelijken van klachten en indien de nationale wetgeving hierin niet reeds voorziet, de mogelijkheid en toegevoegde waarde overwegen van machtiging van een bevoegde instantie tot het op gang brengen van een procedure tegen een werkgever ten einde achterstallig loon in te vorderen.

(10)     De lidstaten moeten bovendien bepalen dat het vermoeden van een arbeidsverhouding betrekking heeft op een periode van ten minste drie maanden, zodat de bewijslast voor minstens een bepaalde periode op de werkgever rust. Onder meer de werknemer moet de mogelijkheid hebben aan te tonen dat er een arbeidsverhouding van een bepaalde duur heeft bestaan.

(11)     De lidstaten moeten voorzien in de mogelijkheid van verdere sancties tegen werkgevers, met inbegrip van de uitsluiting van het recht op bepaalde of alle overheidsuitkeringen, steun of subsidies, inclusief landbouwsubsidies, uitsluitingen van overheidsopdrachten en de terugvordering van bepaalde of alle publieke uitkeringen, steun of subsidies, met inbegrip van door de lidstaten beheerde EU-middelen die al zijn toegekend. De lidstaten moeten zelf kunnen beslissen om deze verdere sancties niet op te leggen aan natuurlijke personen met de hoedanigheid van werkgever.

(12)     Deze richtlijn, en met name de artikelen 8, 11 en 13, mag geen afbreuk doen aan Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

(13)     Aangezien in bepaalde getroffen sectoren onderaanneming op grote schaal voorkomt, moet ervoor worden gezorgd dat ten minste de aannemer van wie de werkgever een rechtstreekse onderaannemer is, aansprakelijk kan worden gehouden voor de betaling van financiële sancties naast of in plaats van de werkgever. In specifieke gevallen moeten andere ondernemingen in een onderaannemingsketen aansprakelijk worden gehouden voor de betaling van financiële sancties naast of in plaats van een werkgever die illegaal verblijvende onderdanen van derde landen in dienst heeft. Tot de betalingen met terugwerkende kracht die onder de aansprakelijkheidsbepalingen van deze richtlijn vallen moeten ook de afdrachten aan de bij wet of collectieve overeenkomsten gereguleerde nationale fondsen voor vakantiegeld en sociale fondsen behoren.

(14)     De bestaande sanctiesystemen zijn onvoldoende gebleken om te komen tot een volledige naleving van het verbod op de tewerkstelling van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Een van de redenen is dat administratieve sancties alleen waarschijnlijk onvoldoende zijn om bepaalde gewetenloze werkgevers af te schrikken. Naleving kan en moet worden versterkt door de toepassing van strafrechtelijke sancties.

(15)     Om de volledige doeltreffendheid van het algemeen verbod te garanderen is het dus noodzakelijk meer afschrikkende sancties vast te stellen in ernstige gevallen zoals voortdurend herhaalde inbreuken, illegale tewerkstelling van een groot aantal onderdanen van derde landen, grove uitbuiting op de werkplek indien het de werkgever bekend is dat de werknemer het slachtoffer is van mensenhandel, en illegale tewerkstelling van een minderjarige. Deze richtlijn verplicht de lidstaten in hun nationale wetgeving strafrechtelijke bepalingen op te nemen voor deze ernstige inbreuken. Zij schept geen verplichtingen met betrekking tot de toepassing in individuele gevallen van dergelijke sancties of andere beschikbare systemen van wetshandhaving.

(16)     In alle gevallen die overeenkomstig deze richtlijn als ernstig worden beschouwd, moeten opzettelijk begane inbreuken dus in de gehele Gemeenschap als een strafbaar feit worden beschouwd, onverminderd de toepassing van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van 19 juli 2002 inzake bestrijding van mensenhandel[6].

(17)     Het feit moet strafbaar zijn met doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties. De verplichting te zorgen voor doelmatige, evenredige en afschrikwekkende strafrechtelijke sancties overeenkomstig artikel 10 van onderhavige richtlijn laat de interne opzet van de strafwet en de strafrechtspraak in de lidstaten onverlet.

(17 bis) Rechtspersonen moeten eveneens ter verantwoording kunnen worden geroepen voor de in artikel 10 bedoelde overtredingen, daar tal van werkgevers rechtspersonen zijn. De bepalingen van onderhavige richtlijn brengen niet de verplichting met zich mee in de lidstaten strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen in te voeren.

(18)     Ten behoeve van de handhaving moeten er doeltreffende klachtmechanismen bestaan aan de hand waarvan onderdanen van derde landen hun klachten rechtstreeks of via aangewezen derden zoals vakbonden of andere verenigingen kunnen indienen. De aangewezen derden moeten bij het verlenen van steun voor de indiening van klachten worden beschermd tegen mogelijke sancties op grond van regels inzake het verbod op hulp bij illegaal verblijf.

(19)     Ter aanvulling van de klachtmechanismen moeten de lidstaten aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn geweest van grove uitbuiting op de werkplek of die als minderjarige illegaal in dienst zijn genomen en meewerken aan de strafzaak tegen hun werkgever, verblijfsvergunningen van beperkte duur kunnen afgeven naar verhouding van de lengte van de desbetreffende nationale procedures. Deze verblijfsvergunningen moeten worden verleend op een wijze die vergelijkbaar is met die welke geldt voor staatsburgers van derde landen die vallen onder Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie[7].

(20)     Om voor een toereikende handhaving van deze richtlijn te zorgen en verschillen in handhaving tussen de lidstaten zo veel mogelijk te beperken, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat op hun grondgebied doeltreffende en adequate inspecties worden verricht, en moeten zij de Commissie inlichten over de verrichte inspecties.

(20 bis) De lidstaten moeten worden aangemoedigd ieder jaar een nationaal doel vast te stellen voor het aantal inspecties met betrekking tot de sectoren van bedrijvigheid waar de grootste concentratie van tewerkgestelde illegaal verblijvende onderdanen van derde landen is vastgesteld.

(20 ter) Om de doelmatigheid van de inspecties met het oog op toepassing van deze richtlijn op te voeren moeten de lidstaten ervoor zorgen dat: bevoegde instanties overeenkomstig de nationale wetgeving beschikken over adequate bevoegdheden om de inspecties uit te voeren; gegevens over illegaal werk, met inbegrip van de resultaten van voorgaande inspecties, met het oog op doelmatige tenuitvoerlegging van onderhavige richtlijn worden ingezameld en verwerkt, en dat er voldoende personeel beschikbaar is met de vaardigheden en opleiding die noodzakelijk zijn om de inspecties doelmatig uit te voeren.

(20 quater) de lidstaten moeten ervoor zorgen dat inspecties met het oog op toepassing van deze richtlijn vanuit kwantitatief of kwalitatief oogpunt geen invloed hebben op de inspecties die worden uitgevoerd ter beoordeling van de werkgelegenheids- en arbeidsomstandigheden.

(20 quinquies) Wat betreft gedetacheerde werknemers die staatsburger zijn van derde landen, kunnen de inspectiediensten van de lidstaten gebruik maken van de samenwerking en de uitwisseling van gegevens overeenkomstig Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten[8], om te controleren of de staatsburgers van derde landen volgens de wet werkzaam zijn in de lidstaat van herkomst.

(20 sexies) De richtlijn dient te worden gezien als aanvulling op de maatregelen tegen zwart werk en uitbuiting.

(20 septies) Overeenkomstig punt 34 van het interinstitutioneel akkoord "Beter wetgeven"[9] worden de lidstaten aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen onderhavige richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.

(21)     Iedere verwerking van persoonsgegevens met het oog op de uitvoering van deze richtlijn moet in overeenstemming zijn met Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[10].

(22)     Aangezien de doelstelling van onderhavige richtlijn, namelijk de bestrijding van illegale immigratie door maatregelen tegen tewerkstelling als aantrekkende factor, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen beter door de Gemeenschap kan worden uitgevoerd, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(23)     In deze richtlijn worden de fundamentele rechten en de beginselen nageleefd die met name zijn verankerd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Meer in het bijzonder moet zij worden toegepast met eerbiediging van de vrijheid van ondernemerschap, gelijkheid voor de wet, het beginsel van non-discriminatie, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht en het legaliteits- en evenredigheidsbeginsel inzake delicten en straffen overeenkomstig de artikelen 16, 20, 21, 47 en 49 van het Handvest.

(23 bis)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, en onverminderd artikel 4 van genoemd protocol, nemen deze lidstaten niet deel aan de aanneming van deze richtlijn. Deze richtlijn is dan ook niet bindend voor noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk en Ierland.

(24)    Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze richtlijn en is deze richtlijn niet bindend voor noch van toepassing in Denemarken.

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN AANGENOMEN:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.        Ter bestrijding van illegale immigratie verbiedt deze richtlijn de tewerkstelling van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Te dien einde worden in de richtlijn gemeenschappelijke minimumnormen inzake sancties en maatregelen vastgesteld tegen werkgevers die dit verbod overtreden.

Artikel 2

Definities

Voor de specifieke doeleinden van deze richtlijn wordt verstaan onder:

(a)         "onderdaan van een derde land": eenieder die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 17, lid 1, van het Verdrag en die niet onder het Gemeenschapsrecht inzake vrij verkeer valt, als bepaald in artikel 2, punt 5, van de Schengengrenscode;

(b)         "tewerkstelling": het verrichten van activiteiten die bestaan uit om het even welke vorm van arbeid of werk die door nationale wetgeving of vaste praktijk is geregeld, voor of onder leiding en/of toezicht van een werkgever;

(c)         "illegaal verblijf": de aanwezigheid op het grondgebied van een lidstaat van een onderdaan van een derde land die niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor toegang tot en verblijf in die lidstaat;

(d)         "illegale tewerkstelling": tewerkstelling van een onderdaan van een derde land die illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijft;

(e)         "werkgever": een natuurlijk persoon of juridische entiteit, uitzendondernemingen daaronder begrepen, voor wie of onder wiens leiding de tewerkstelling plaatsvindt;

(f)          onderaannemer": een natuurlijk persoon of juridische entiteit aan wie de gehele of gedeeltelijke uitvoering van de verplichtingen van een voorafgaande overeenkomst is toegewezen;

(f bis)    "rechtspersoon": een juridische entiteit die deze hoedanigheid krachtens het toepasselijke nationale recht bezit, met uitzondering van staten of publiekrechtelijke organen bij de uitoefening van hun openbare macht, en van publiekrechtelijke internationale organisaties;

(f ter)    "uitzendbureau": iedere natuurlijke of rechtspersoon die, overeenkomstig het nationale recht, een arbeidsovereenkomst of een arbeidsverhouding aangaat met uitzendkrachten teneinde deze ter beschikking te stellen van inlenende ondernemingen om daar onder toezicht en leiding van deze ondernemingen tijdelijk te werken;

(f quater) "bijzonder grove uitbuiting op de werkplek": werkomstandigheden, ook wegens discriminatie op grond van geslacht of anderszins, waarin er een opvallende wanverhouding bestaat met de arbeidsvoorwaarden die gelden voor legaal aangestelde werknemers, waardoor bij voorbeeld de gezondheid en veiligheid van de werknemers in gevaar worden gebracht, en die indruisen tegen de menselijke waardigheid;

(f quinquies) "beloning van illegaal verblijvende burgers van derde landen": beloning of salaris en alle andere overwegingen in contanten of in natura, die de werknemer al dan niet rechtstreeks met betrekking tot zijn werk ontvangt van zijn werkgever en die gelijkwaardig zijn aan wat vergelijkbare, in een legale arbeidsverhouding werkzame werknemers zouden hebben ontvangen.

Artikel 3

Verbod op illegale tewerkstelling

1.          De lidstaten verbieden de tewerkstelling van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.

2.          Inbreuken op dit verbod worden bestraft met de in deze richtlijn vastgestelde sancties en maatregelen.

2 bis.    Een lidstaat kan beslissen om het in lid 1 bepaalde verbod niet toe te passen op de tewerkstelling van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen van wie de verwijdering is uitgesteld en die overeenkomstig het nationale recht mogen werken.

Artikel 4

Verplichtingen van werkgevers

1.          De lidstaten verplichten de werkgevers:

(a)     van onderdanen van derde landen te eisen dat zij voorafgaand aan hun tewerkstelling een geldige verblijfsvergunning of andere verblijfsmachtiging bezitten en aan de werkgever voorleggen;

(b)    ten minste voor de duur van de tewerkstelling een afschrift of gegevens van de verblijfsvergunning of andere verblijfsmachtiging beschikbaar te houden voor eventuele inspectie door de bevoegde instanties van de lidstaten;

(c)     de door de lidstaten aangewezen bevoegde instanties, binnen een door iedere lidstaat te bepalen termijn, van de aanvang van de tewerkstelling van onderdanen van derde landen in kennis te stellen.

2.          De lidstaten kunnen , indien de werkgever een natuurlijk persoon is en de tewerkstelling voor particuliere doelen plaatsvindt, een vereenvoudigde procedure van kennisgeving overeenkomstig lid 1, letter c) vastleggen.

De lidstaten kunnen bepalen dat kennisgeving overeenkomstig lid 1, letter c) niet vereist is in dien aan de werkgever een langdurige-verblijfsvergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen[11].

3.          De lidstaten zorgen ervoor dat werkgevers die de in lid 1 opgesomde verplichtingen zijn nagekomen, niet aansprakelijk worden gesteld voor inbreuk op het in artikel 3 bedoelde verbod, tenzij zij ervan op de hoogte zijn dat het als geldige verblijfsvergunning of verblijfsmachtiging voorgelegde document een vervalsing is.

Artikel 6Financiële sancties

1.          De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat inbreuken op het in artikel 3 bedoelde verbod leiden tot doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties tegen de werkgever.

2.          Tot de sancties wegens inbreuken op het in artikel 3 bedoelde verbod behoren

(a)         financiële sancties die stijgen met het aantal illegaal tewerkgestelde onderdanen van derde landen en

(b)         betaling van de kosten van terugkeer van illegaal tewerkgestelde onderdanen van derde landen wanneer terugkeerprocedures ten uitvoer worden gelegd. In plaats daarvan kunnen de lidstaten besluiten althans de gemiddeld kosten van terugkeer op te nemen in de financiële sancties overeenkomstig letter a).

(2 bis)   De lidstaten kunnen lagere financiële sancties vaststellen indien de werkgever een natuurlijk persoon is die een illegaal verblijvend staatsburger van een derde land voor particuliere doelen in dienst heeft zonder dat er sprake is van grove uitbuiting op de werkplek.

Artikel 7Nabetalingen door werkgevers

1.          Met betrekking tot inbreuken op het in artikel 3 genoemde verbod zorgen de lidstaten ervoor dat de werkgever verantwoordelijk is voor de betaling van

(a)         alle aan de illegaal aangestelde staatsburgers van een derde land nog verschuldigde loonsommen. Het overeengekomen loonniveau wordt geacht te zijn ten minste het loon dat is bepaald in de desbetreffende wetten inzake minimumlonen, collectieve overeenkomsten of gebruiken in de desbetreffende bedrijfstakken, tenzij werkgever of werknemer het tegendeel kunnen aantonen, en, waar nodig, rekening houdend met de nationale wettelijke bepalingen inzake lonen;

(b)         een bedrag gelijk aan de belastingen en sociale premies die de werkgever zou hebben betaald als de staatsburger van een derde land legaal was aangesteld, met inbegrip van boetes wegens achterstalligheid en desbetreffende bestuursrechtelijke boetes;

(b bis)   indien van toepassing, de kosten die samenhangen met de verzending van achterstallige betalingen naar het land waarnaar de staatsburger van een derde land is teruggekeerd of is teruggezonden.

2.          Om ervoor te zorgen dat doelmatige procedures beschikbaar zijn om lid 1, letters a) en c) toe te passen, en met inachtneming van artikel 14, leggen de lidstaten mechanismen ten uitvoer om te waarborgen dat illegaal te werk gestelde staatsburgers van een derde land:

(a)         tegen hun werkgevers, afhankelijk van de vervalperiode overeenkomstig de nationale wetgeving, een vordering kunnen instellen en uiteindelijk een uitspraak kunnen afdwingen wegens achterstallige loonsommen, ook in gevallen waarin zij zijn teruggekeerd of teruggestuurd, of;

(b)         indien de nationale wetgeving hierin voorziet, een beroep kunnen doen op de bevoegde instanties van de lidstaat, opdat deze de procedures op gang brengen om de achterstallige loonsommen terug te vorderen, zonder dat de staatsburger van een derde land in dat geval een vordering hoeft in te dienen.

Illegaal te werk gestelde staatsburgers van een derde land worden overeenkomstig dit lid en artikel 14 stelselmatige en objectief voorgelicht over hun rechten, alvorens terugkeerbesluiten worden gehandhaafd.

3.          Met het oog op toepassing van lid 1, letters a) en b) bepalen de lidstaten dat wordt uitgegaan van een dienstverband van ten minste drie maanden, tenzij o.m. de werkgever of de werknemer het tegendeel kan aantonen.

4.          De lidstaten zorgen ervoor dat de nodige mechanismen, beschikbaar zijn om te verzekeren dat illegaal tewerkgestelde onderdanen van derde landen uit hoofde van de in lid 1 bedoelde en in het kader van de in lid 2 bedoelde vorderingen ingevorderde nabetalingen van loon kunnen ontvangen, ook indien zij - al dan niet vrijwillig - zijn teruggekeerd.

5.          Ingeval overeenkomstig artikel 14, lid 3 verblijfsvergunningen van beperkte duur zijn verleend bepalen de lidstaten overeenkomstig de nationale wetgeving de voorwaarden waarop de duur van deze vergunningen kan worden verlengd tot de staatsburger van een derde land achterstallige betalingen van loon heeft ontvangen die overeenkomstig lid 1 zijn gevorderd.

Artikel 8Overige maatregelen

1.        De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat werkgevers, indien de ernst van de situatie zulks rechtvaardigt, ook aan de volgende maatregelen kunnen worden onderworpen:

(a)      uitsluiting van het recht op bepaalde of alle overheidsuitkeringen, steun of subsidies gedurende ten hoogste vijf jaar;

(b)      uitsluiting van deelname aan overheidsopdrachten als bepaald in Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten gedurende ten hoogste vijf jaar;

(c)      terugvordering van bepaalde of alle publieke uitkeringen, steun of subsidies, met inbegrip van door de lidstaten beheerde EU-middelen, die aan de werkgever zijn verstrekt gedurende ten hoogste twaalf maanden voorafgaand aan de opsporing van de illegale tewerkstelling;

(d)      het tijdelijk of definitief sluiten van de vestigingen die voor de inbreuken zijn gebruikt, of het tijdelijk of definitief intrekken van de vergunning voor de bedrijfsactiviteit in kwestie.

1 bis.     De lidstaten kunnen besluiten lid 1 niet toe te passen indien de werkgever een natuurlijke persoon is en de tewerkstelling zijn of haar particuliere doeleinden dient.

Artikel 9Onderaanneming

1.          Indien de werkgever een hoofdaannemer is, kunnen de lidstaten bepalen dat de cliënt, onverminderd de bepalingen van het nationale recht inzake regres of op het gebied van sociale zekerheid, in plaats van de werkgever tot voldoening kan worden gehouden van:

(a)    alle krachtens artikel 6 opgelegde financiële sancties, en

(b) alle nabetalingen krachtens artikel 7, lid 1, letters a) en c) tot en met 3.

2.          Indien de werkgever een onderaannemer is, zorgen de lidstaten ervoor dat de hoofdaannemer en eventuele onderaannemers op tussenniveau , indien zij weten dat de tewerkstellende onderaannemer illegaal verblijvende staatsburgers van een derde land in dienst had , naast of in plaats van de werkgever aansprakelijk kan worden gesteld voor de in lid 1 bedoelde betalingen, in plaats van de tewerkstellende onderaannemer of de aannemer van wie de werkgever een rechtstreekse onderaannemer is.

2 bis.     Een aannemer die zijn bij het nationale recht voorgeschreven "due diligence"-verplichtingen is nagekomen, kan niet uit hoofde van lid 1 of lid 2 aansprakelijk worden gesteld.

2 ter.     Lidstaten kunnen in de nationale wetgeving striktere aansprakelijkheidsregels vastleggen.

Artikel 10Strafbare feiten

1.          De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 3 bedoelde inbreuken als strafbaar feit worden aangemerkt wanneer zij opzettelijk worden gepleegd, in elk van de volgende omstandigheden als bepaald in het nationaal recht:

(a)          de inbreuk wordt voortdurend herhaald;

(b)          de inbreuk heeft betrekking op de gelijktijdige tewerkstelling van een aanzienlijk aantal illegaal tewerkgestelde onderdanen van derde landen;

(c)          de inbreuk gaat gepaard met bijzonder grove uitbuitingen op de werkplek;

(d)          de inbreuk wordt begaan door een werkgever die weliswaar niet beschuldigd is van of veroordeeld voor een overtreding overeenkomstig kaderbesluit 2002/629/JBZ, maar die gebruik maakt van de arbeid of de diensten van een persoon in de wetenschap dat de illegaal verblijvende staatsburger van een derde land het slachtoffer is van dergelijke handel.

(d bis)    de inbreuk betreft de illegale tewerkstelling van een minderjarige.

2.          De lidstaten zorgen ervoor dat uitlokking van en hulp en medeplichtigheid aan de in lid 1 bedoelde opzettelijke gedragingen als strafbaar feit aangemerkt worden.

Artikel 11Sancties op strafbare feiten

1.          De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de natuurlijke personen die het in artikel 10 bedoelde strafbaar feit plegen met doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties worden bestraft.

2.          De in dit artikel bedoelde strafrechtelijke sancties kunnen krachtens het nationaal recht worden uitgevoerd, onverminderd andere sancties of maatregelen van niet-strafrechtelijke aard, tenzij dit door algemene wetsbeginselen wordt uitgesloten en zij kunnen worden vergezeld van publicatie van het gerechtelijk besluit dat op de zaak van toepassing is.

Artikel 12

Aansprakelijkheid van rechtspersonen

1.          De lidstaten zorgen ervoor dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor het in artikel 10 bedoelde strafbaar feit wanneer dit tot hun voordeel is gepleegd door iemand die als individu of als lid van een orgaan van de rechtspersoon handelt en die in de rechtspersoon een leidende positie bekleedt op basis van:

(a)    de bevoegdheid de rechtspersoon te vertegenwoordigen, of

(b)    de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen, of

(c)    de bevoegdheid om binnen de rechtspersoon controle uit te oefenen.

2.          De lidstaten zorgen er eveneens voor dat een rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld wanneer, bij gebreke van toezicht of controle door een in lid 1 bedoelde persoon, het in artikel 10 bedoelde strafbare feit ten voordele van die rechtspersoon kon worden gepleegd door een onder het gezag van deze rechtspersoon staande persoon.

3.          De aansprakelijkheid van een rechtspersoon krachtens de leden 1 en 2 sluit geen strafrechtelijke procedures uit tegen natuurlijke personen die als pleger, uitlokker of medeplichtige bij het in artikel 10 bedoelde strafbaar feit zijn betrokken.

Artikel 13

Sancties ten aanzien van rechtspersonen

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een rechtspersoon die uit hoofde van artikel 10 aansprakelijk wordt gesteld, kan worden bestraft met doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, waaronder eventueel maatregelen zoals bedoeld in artikel 8.

Lidstaten kunnen besluiten een lijst van werkgevers die rechtspersonen zijn en die aansprakelijk zijn gesteld voor de strafbare feiten overeenkomstig artikel 10 openbaar te maken.

Artikel 14

Facilitering van klachten

1.          De lidstaten zorgen ervoor dat er doeltreffende mechanismen bestaan aan de hand waarvan illegaal tewerkgestelde onderdanen van derde landen rechtstreeks of middels door de lidstaten aangewezen derden zoals vakverenigingen of andere verenigingen of een bevoegde instantie van de lidstaat , indien de nationale wetgeving hierin voorziet, een klacht tegen hun werkgever kunnen indienen.

1 bis.     De lidstaten zorgen ervoor dat derde parijen die, overeenkomstig de in hun nationale wetgeving vastgelegde normen, een wettig belang hebben bij waarborging van naleving van de bepalingen van onderhavige richtlijn, namens of ter ondersteuning van een illegaal tewerkgestelde staatsburger van een derde land met diens instemming bestuursrechtelijke of civiele procedures kunnen aanspannen met het oog op tenuitvoerlegging van onderhavige richtlijn.

2.          Onderdanen van derde landen helpen met het indienen van een klacht mag niet als hulp­verlening bij illegaal verblijf op grond van Richtlijn 2002/90/EG van 28 november 2002 tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf worden beschouwd.

3.          Met betrekking tot onder artikel 10, lid 1, onder c) en e), vallende strafbare feiten kunnen de lidstaten op grond van het nationale recht de voorwaarden bepalen waarop zij op incidentele basis aan betrokken onderdanen van derde landen een verblijfsvergunning van beperkte duur afgeven, gekoppeld aan de lengte van de desbetreffende nationale procedure kunnen verlenen, op een manier die vergelijkbaar is met staatsburgers van een derde land die vallen onder richtlijn 2004/81/EG.

Artikel 15

Inspecties

1.      De lidstaten zorgen ervoor dat op hun grondgebied doeltreffende en adequate inspecties worden verricht met het oog op het controleren van de tewerkstelling van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Deze inspecties zijn vooral gebaseerd op een door de bevoegde instanties van de lidstaten opgestelde risicobeoordeling.

2.      Teneinde de doeltreffendheid van de inspecties te vergroten gaan de lidstaten ervoor op basis van een risicobeoordeling regelmatig na in welke bedrijfstakken de tewerkstelling van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen op hun grondgebied het meest voorkomt.

Voor elk van deze bedrijfstakken stellen zij de Commissie vóór 1 juli van elk jaar op de hoogte van de inspecties, in absolute cijfers en als percentage van het aantal werkgevers in de sector, die in het voorgaande jaar; zijn uitgevoerd en van de resultaten die deze hebben opgeleverd.

Artikel 15 bis

Gunstiger bepalingen

Deze richtlijn laat het recht van de lidstaten onverlet bepalingen vast te stellen of te handhaven die gunstiger zijn voor de staatsburgers van een derde land waarop zijn van toepassing zijn in verband met de artikelen 7 en 14, mits deze bepalingen stroken met onderhavige richtlijn.

Artikel 16

Verslaglegging

1.      De Commissie dient uiterlijk [drie jaar na de in artikel 17 genoemde datum] en vervolgens driejaarlijks een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad, zo nodig vergezeld van voorstellen tot wijziging van de bepalingen in de artikelen 7, 8, 9, 14 en 15. Zij onderzoekt in haar verslag in het bijzonder de wijze waarop de lidstaten de bepalingen van artikel 7, leden 2 en 5, ten uitvoer leggen.

2.      De lidstaten doen de Commissie alle informatie toekomen die zij nodig heeft voor het opstellen van deze verslagen, zoals het aantal en de resultaten van de uit hoofde van artikel 15, lid 1 uitgevoerde inspecties, maatregelen overeenkomstig artikel 14 en, voor zover mogelijk, de krachtens de artikelen 7 en 8 toegepaste maatregelen.

Artikel 17

Omzetting

1.          De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk in [24 maanden na de datum van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.          De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van de belangrijkste nationale bepalingen die zij op het door deze richtlijn bestreken gebied vaststellen.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 19Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement                                  Voor de Raad

De voorzitter                                                             De voorzitter

  • [1]  PB C, ,blz.
  • [2]  PB C, ,blz.
  • [3]  PB C, ,blz.
  • [4]  PB C, ,blz.
  • [5]  PB L 105, 13.4.2006, blz. 1
  • [6]  PB L 203, 1.8.2002, blz. 1
  • [7]  PB L 261, 6.8.2004, blz. 19.
  • [8]  PB L 18, 21.1.1997, blz. 1
  • [9]  PB C 321, 31.12.2003, blz. 1
  • [10]  PB L 281, 23.11.1995, blz. 31
  • [11]  PB L 16, 23.1.2004, blz. 44

TOELICHTING

Naar schatting zijn er tussen de 4,5 en 8 miljoen illegale immigranten in de EU, en dit cijfer stijgt ook nog voortdurend, vooral wegens de gemakkelijke toegang tot illegaal werk.

Het illegaal werk concentreert zich in bepaalde sectoren, namelijk de bouw, de landbouw, de schoonmaak en de horeca.

Een van de sociale gevolgen van dit verschijnsel is dat immigranten op de werkplek worden uitgebuit. Illegale immigranten helpen te voorzien in de behoeften van gewetenloze werkgevers, die profiteren van werknemers die bereid zijn om meestal laaggeschoold en laagbetaald werk op zich te nemen.

Illegaal werk veroorzaakt een neerwaartse druk op de lonen en arbeidsomstandigheden, verstoort de concurrentie en betekent dat zwartwerkers geen gezondheidsverzekering en pensioenrechten hebben, maar anderzijds bevinden illegaal werkende onderdanen van derde landen (ODD) zich in een extra kwetsbare positie omdat zij, als zij worden opgepakt, naar hun land van oorsprong kunnen worden teruggestuurd.

Het onderhavige voorstel van de Commissie, dat werd ingediend in mei 2007[1], wil bijdragen aan de strijd tegen illegale immigratie en uitbuiting van illegaal werkende ODD’s zonder papieren.

De rapporteur is van mening dat de bescherming van de rechten van illegaal werkende immigranten weliswaar niet het hoofddoel is van het Commissievoorstel, maar wel degelijk voor ogen gehouden moet worden bij de opstelling van deze ontwerprichtlijn.

Het voorstel heeft tot doel een minimale harmonisatie op Europees niveau te bewerkstelligen en eist van de lidstaten dat zij illegaal werk verbieden. Het voorziet in gemeenschappelijke sancties en vereist van werkgevers dat zij preventieve maatregelen nemen en andere controles verrichten.

Het idee is dat de werkgever, en niet de illegaal werkende onderdaan uit een derde land, gestraft moet worden.

Met deze maatregel wil men een geharmoniseerd EU-kader tot stand te brengen voor het opleggen van sancties aan werknemers die ODD’s zonder een reguliere verblijfsstatus in de EU in dienst nemen.

Het voorstel beoogt de vaststelling van een gemeenschappelijk beleid met de volgende drie hoofdkenmerken. Ten eerste worden hiermee werkgevers onderworpen aan een aantal nieuwe administratieve verplichtingen, waaraan voldaan moet worden voordat een ODD in dienst kan worden genomen. Niet-naleving zou leiden tot de toepassing van een aantal strafmaatregelen, bestaande uit financiële en strafrechtelijke sancties. Ten tweede wordt de procedure voor het indienen van klachten geharmoniseerd, en ten derde moet elke lidstaat het werknemersregister in 10 procent van alle geregistreerde bedrijven controleren.

Opmerkingen van de rapporteur

De rapporteur betreurt het dat de werkingssfeer van de voorgestelde richtlijn zo beperkt is.

De bepalingen van deze richtlijn hebben tot doel de illegale immigratie in de EU te verminderen. Bijgevolg is de geschikte rechtsgrondslag artikel 63, lid 3, letter b, van het EG-Verdrag. Deze rechtsgrondslag dekt geen maatregelen met betrekking tot ODD’s die legaal in de EU verblijven maar niettemin het slachtoffer kunnen zijn van arbeidsuitbuiting. Dit instrument dekt bijvoorbeeld niet de onderdanen van de in 2004, respectievelijk 2007 tot de EU toegetreden lidstaten die nog onder overgangregelingen vallen, waardoor hun vrije toegang tot de arbeidsmarkt in een aantal van de oude 15 lidstaten van de EU is beperkt.

Artikel 2 - Om een betere bescherming tegen uitbuiting te kunnen bieden moeten de definities van termen als “werkgever”, “onderaannemer”, “loon” zo ruim mogelijk zijn. Zo moeten onder de term “werkgever” ook uitzendbureaus en andere intermediairs vallen.

In het loon moeten ook overwerkvergoedingen zijn opgenomen. Dit is belangrijk indien een werkgever een illegaal in dienst genomen onderdaan uit een derde land achterstallig loon verschuldigd is.

Artikel 4 - De rapporteur juicht de preventieve maatregelen toe die in het voorstel zijn opgenomen. Artikel 4 verplicht een werkgever om de verblijfsvergunning of een andere verblijfsmachtiging van een potentiële werknemer te onderzoeken alvorens hem of haar in dienst te nemen, en tevens om registers bij te houden met de data van aanvang en beëindiging van het arbeidscontract, en om deze registers aan de bevoegde autoriteiten te doen toekomen. De administratieve lasten voor bedrijven worden geacht proportioneel te zijn gemeten aan het doel van het voorstel. De lidstaten moeten werkgevers duidelijke richtsnoeren en voortdurend advies geven met betrekking tot het identificeren van verblijfsvergunningen en andere verblijfsmachtigingen. Het delen van beste praktijken onder lidstaten moet op EU-niveau worden aangemoedigd.

De rapporteur is voor een vereenvoudiging van deze formaliteiten indien de werkgever een particulier is.

Er wordt niet van de werkgevers verlangd dat zij een grondige kennis hebben van de opmaak van de verblijfsvergunning of verblijfsmachtiging. De rapporteur is van mening dat een werkgever pas aansprakelijk kan worden gesteld als het document duidelijk niet correct is, of indien de werkgever weet dat het document vervalst is. De rapporteur is tevens van mening dat de lidstaten maatregelen moeten nemen om de werkgevers duidelijke richtsnoeren en voortdurend advies te geven met het oog op het identificeren van de verblijfsvergunning of verblijfsmachtiging. Er moet op EU-niveau een systeem in het leven worden geroepen dat de lidstaten in staat stelt beste praktijken uit te wisselen.

Met het oog op meer soepelheid zouden de lidstaten de mogelijkheid moeten hebben om werkgevers een redelijke termijn te geven waarbinnen zij de positie van een in dienst genomen onderdaan van een derde land in overeenstemming moeten brengen met de nationale wetgeving.

Artikel 6 - Onder de strafmaatregelen vallen ook financiële sancties. De rapporteur stelt voor te voorzien in de mogelijkheid om deze sancties te verminderen indien de werkgever een natuurlijk persoon is die een illegale ODD in dienst neemt als huishoudelijk medewerker/ster of in het kader van persoonlijke diensten.

Artikel 7 - Het is niet meer dan normaal dat werkgevers het achterstallig loon betalen dat zij illegaal tewerkgestelde ODD’s schuldig zijn. Deze bepaling moet echter worden uitgebreid tot elke andere arbeidsgerelateerde financiële aanspraak, evenals tot alle kosten die worden gemaakt bij het overmaken van het loon en de andere aanspraken naar het buitenland, indien de onderdaan uit een derde land inmiddels naar zijn of haar land is teruggekeerd. De ODD mag namelijk niet gestraft worden.

Als niet kan worden vastgesteld welk loon was afgesproken, kan dit worden herleid uit de toepasselijke wetgeving inzake minimumloon, de collectieve overeenkomsten of praktijken, of uit het minimuminkomen waaronder burgers van de betrokken lidstaat recht hebben op sociale bijstand.

De lidstaten moeten voorzien in mechanismen waarmee kan worden verzekerd dat de ODD achterstallige betalingen automatisch ontvangt, zonder dat hij of zij daarvoor een vordering moet instellen, ook na terugkeer naar het eigen land. Men zou kunnen denken dat een dergelijke regeling voor ODD gunstiger is dan die voor EU-werknemers en dat deze laatste worden gediscrimineerd, aangezien zij voor het verkrijgen van een achterstallige betaling een vordering moeten instellen bij de bevoegde instantie. De rapporteur wil evenwel herinneren aan de logica die aan het Commissievoorstel ten grondslag ligt. ODD’s zonder papieren leven ondergronds, uit vrees om vastgenomen en teruggestuurd te worden, en zijn dus “gemakkelijk uitbuitbare” arbeidskrachten. Zij zijn dus veel kwetsbaarder dan andere werknemers.

De rapporteur geeft steun aan het Commissievoorstel waarin staat dat een arbeidsrelatie geacht wordt ten minste 6 maanden te duren, tenzij de werkgever of de illegaal tewerkgestelde onderdaan van een derde land iets anders kan bewijzen.

Artikel 8 - Dit artikel voorziet in andere sancties voor bedrijven die ODD’s in dienst nemen, zoals uitsluiting van toekenning van overheidsmiddelen en -contracten en terugvordering van reeds ontvangen voordelen. Volgens de rapporteur is het belangrijk dat de bepalingen van dit artikel worden uitgebreid tot EU-financiering en EU-opdrachten.

Artikel 9 - De bepalingen van het voorstel worden uitgebreid tot onderaannemers. De Commissie was van plan om alle ondernemingen in een onderaanbestedingsketen gezamenlijk en ieder apart aansprakelijk te stellen voor de betaling van de financiële sanctie, indien de werkgever aan het eind van de keten een illegaal verblijvende ODD in dienst heeft genomen. De rapporteur begrijpt echter dat het moeilijk is een dergelijke last te leggen op de hoofdaannemer, aangezien deze immers niet in staat is om naleving in de praktijk te controleren. Daarom stemt hij in met een beperking van de aansprakelijkheid van onderaannemers in de keten.

Artikel 10 - Overtredingen kunnen bovendien in bepaalde gespecificeerde gevallen zelfs een strafbaar feit zijn. In een dergelijk geval loopt de werkgever het risico dat hij onder toezicht van de rechter wordt geplaatst, dat er een rechterlijk bevel tot ontbinding wordt uitgevaardigd of dat andere sancties worden opgelegd. Dit is het geval indien de arbeidsomstandigheden op sterke uitbuiting duiden, indien de werkgever weet, of behoorde te weten, dat de ODD een slachtoffer is van mensenhandel, of indien de ODD een minderjarige is.

Artikel 14 - Zeer opmerkelijk is dat in het voorstel de lidstaten worden gevraagd mechanismen in het leven te roepen waarmee migrerende werknemers de mogelijkheid krijgen om, zo niet persoonlijk dan toch via derden, een klacht in te dienen tegen hun werkgevers.

Ook kunnen illegale immigranten in bepaalde specifieke gevallen en mits aan de voorwaarden van de artikelen 4 tot en met 15 van Richtlijn 2004/81/EG[2] is voldaan, in aanmerking komen voor een tijdelijke verblijfstitel.

Artikel 15 - Overeenkomstig het Commissievoorstel moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de werknemersregisters van ten minste 10 procent van de op hun grondgebied gevestigde bedrijven worden geïnspecteerd. Gemiddeld wordt er nu op nationaal niveau 2 procent geëist.

De rapporteur juicht het idee toe om het aantal inspecties te verhogen. Daarmee kan de handhaving worden verbeterd en de werkgevers de duidelijke boodschap worden gegeven dat er bij overtreding een reëel of verhoogd gevaar dreigt om gepakt te worden.

De rapporteur is er zich bewust van dat met het voorstel een grotere administratieve last wordt gelegd op de schouders van de lidstaten, omdat voor de naleving van deze bepaling een aanzienlijke verhoging van de financiële en personele middelen van de lidstaten vereist is. Daarom stelt hij voor 10 procent te vervangen door 5 procent.

Conclusie

De strijd tegen illegale immigratie is een cruciaal onderdeel van de immigratiestrategie van de EU. Wat dat betreft is het hoofddoel van deze richtlijn ervoor te zorgen dat een eind wordt gemaakt aan de uitbuiting van illegale migranten zonder dat daarbij als neveneffect een situatie ontstaat waarin ODD’s moeilijker een baan kunnen vinden. De onderhavige richtlijn zou daarvoor erg nuttig kunnen zijn. In deze context is het voor ons ook noodzakelijk dat maatregelen worden ingevoerd ter bescherming van de rechten van migrerende werknemers, met inbegrip van illegale migranten, die door hun werkgevers worden uitgebuit.

Een effectieve toepassing hangt voor een groot deel af van handhaving. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de lidstaten, en de Commissie is geroepen - en zal dat ook in de toekomst zijn - om daar toezicht op uit te oefenen.

  • [1]  Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van sancties voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen
  • [2]  Richtlijn van de Raad 2004/81/EG van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie

MINDERHEIDSSTANDPUNT

Overeenkomstig artikel 48, lid 3 van het Reglement

door Giusto Catania

De voorgestelde benadering - die de grote lijnen van de richtlijn terugkeer volgt - waartegen wij fel gekant zijn, is verkeerd en contraproductief, daar:

- zij de zwaktste schakel in de keten, te weten de migranten, onderdrukt;

- zij geen oplossing biedt voor het probleem, namelijk het feit dat in Europa 4,5 tot 8 mio. migrerende werknemers gedwongen zijn wegens hun status illegaal te werken;

- zij uitgaat van een rechtsgrondslag die betrekking heeft op de strijd tegen de illegale immigratie en niet zo zozeer op zwart werk als zodanig.

Door het bereikte vergelijk kunnen lidstaten migranten zeer zwaar straffen, zonder dat zij worden beschermd tegen uitwijzing en zonder dat in het algemeen iets wordt gedaan voor het regularisen van personen die gevallen van uitbuiting melden. Anderzijds kunnen de uitbuiters, volgens de in de onderhandelingen vastgestelde regels uitsluitend in zeer ernstige gevallen worden gestraft en daarenboven op basis van bepalingen die zeer vaag zijn (waardoor de vraag rijst of zij stroken met de belangrijkste beginselen van het strafrecht).

Het enige positieve aspect van het vergelijk is de bepaling dat werkgevers die migranten uitbuiten, worden uitgesloten van overheidssubsidies.

Wij achten het voorstel schadelijk voor migranten en contraproductief met betrekking tot de noodzaak van een gezamenlijk beleid ter bevordering van legale binnenkomst en legaal verblijf.

ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken(*) (15.9.2008)

aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van sancties voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen
(COM(2007)0249 – C6‑0143/2007 – 2007/0094(COD))

Rapporteur voor advies (*): Edit Bauer

(*) Medeverantwoordelijke commissies – Artikel 47 van het Reglement

BEKNOPTE MOTIVERING

Het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van sancties voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen maakt deel uit van het pakket migratiebeleid zoals aangekondigd in het beleidsplan legale migratie en de beleidsprioriteiten bij de bestrijding van illegale immigratie[1] van onderdanen van derde landen /2006/[2]. In aansluiting op dit voorstel werden in 2007 de volgende documenten gepubliceerd:

- mededeling van de Commissie over circulaire migratie en partnerschappen voor mobiliteit tussen de Europese Unie en derde landen[3],

- voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op hooggekwalificeerd werk[4],

- voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende één enkele aanvraagprocedure voor één enkele vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijke rechtspositie voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven[5],

- mededeling van de Commissie over intensievere bestrijding van zwartwerk[6].

Met het onderhavige voorstel wordt beoogd de illegale migratie terug te dringen, terwijl de overige wetgevingsvoorstellen bedoeld zijn om de legale migratie te reguleren. De voorstellen ter regulering van migratie maken duidelijk onderscheid tussen legale en illegale migratie. Dit voorstel gaat uitsluitend over illegale migratie. De ervaring leert dat de mogelijkheid werk in de EU te vinden een van de factoren met de sterkste migrantenaantrekkende werking is.

Artikel 63, lid 3, onder b), van het EG-Verdrag vormt de rechtsgrond van het voorstel.

De schattingen van het aantal onderdanen van derde landen in de EU variëren van 4,5 tot 8 miljoen. Illegale arbeid is geconcentreerd in de volgende sectoren: bouw, landbouw, schoonmaak en horeca.

In zijn resolutie over de beleidsprioriteiten in het kader van de strijd tegen de illegale immigratie van onderdanen van derde landen verzocht het Europees Parlement de Unie en lidstaten "krachtig op te treden tegen illegale arbeid door immigranten door invoering van sancties tegen werkgevers, opvoering van de arbeidsinspecties op basis van de benodigde personele en materiële middelen voor bestrijding van illegale aanwerving, en bevordering van maatregelen ter bescherming van immigranten".

Het voorstel volgt een tweesporenbenadering:

- de sancties voor het in dienst nemen van illegalen moeten evenredig, afschrikkend en doeltreffend zijn;

- het subsidiariteitsbeginsel moet worden toegepast.

Het lijdt geen twijfel dat gemeenschappelijke definities, benaderingen en minimumnormen voor de bestrijding van illegale migratie nodig zijn als basis van het gemeenschappelijk Europees migratiebeleid.

AMENDEMENTEN

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Amendement  1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4) De bepalingen mogen geen betrekking hebben op onderdanen van derde landen die niet illegaal verblijven. Dit sluit onderdanen van derde landen uit die verwant zijn met burgers van de Unie en die hun recht op vrij verkeer in de Gemeenschap uitoefenen, evenals onderdanen die op grond van overeenkomsten tussen de Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds, en de landen waarvan zij onderdaan zijn anderzijds, een gelijk recht op vrij verkeer genieten als de burgers van de Unie. Ook onderdanen van derde landen die zich in een door de communautaire wetgeving bestreken situatie bevinden, zoals personen die in een andere lidstaat wettige arbeid verrichten en door een dienstverrichter in het kader van de dienstverrichting naar een andere lidstaat zijn gedetacheerd, vallen buiten deze richtlijn.

(4) De bepalingen mogen geen betrekking hebben op onderdanen van derde landen die niet illegaal verblijven. Dit sluit onderdanen van derde landen uit die legaal in een lidstaat verblijven maar niet op het grondgebied ervan mogen werken, evenals onderdanen van derde landen die verwant zijn met burgers van de Unie en die hun recht op vrij verkeer in de Gemeenschap uitoefenen, en onderdanen die op grond van overeenkomsten tussen de Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds, en de landen waarvan zij onderdaan zijn anderzijds, een gelijk recht op vrij verkeer genieten als de burgers van de Unie. Ook onderdanen van derde landen die zich in een door de communautaire wetgeving bestreken situatie bevinden, zoals personen die in een andere lidstaat wettige arbeid verrichten, vallen buiten deze richtlijn.

Motivering

Het eerste gedeelte van dit amendement (vervanging van "neoprávnene" door "oprávnene") is een linguïstische correctie die niet van toepassing is op de andere taalversies. De richtlijn moet ook op gedetacheerde werknemers van toepassing zijn.

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7) Met het oog op de handhaving van het algemeen verbod en de afschrikking van inbreuken moeten de lidstaten passende sancties vaststellen. Die moeten financiële sancties en bijdragen tot de kosten van de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen omvatten.

(7) Met het oog op de handhaving van het algemeen verbod en de afschrikking van inbreuken moeten de lidstaten passende sancties vaststellen. Die moeten financiële sancties omvatten, met dien verstande dat voor bepaalde welomschreven gevallen zoals huishoudelijk werk de mogelijkheid van mildere sancties geschapen moet worden. Bij het vaststellen van de hoogte van de financiële sancties kunnen de lidstaten rekening houden met de noodzaak van een compensatie voor hun taak ervoor te zorgen dat de werkgever de illegaal in dienst genomen onderdaan van een derde land eventueel nog verschuldigd loon uitbetaalt en, indien van toepassing, de kosten van het overmaken van nabetalingen naar het land waarnaar de illegaal in dienst genomen onderdaan van een derde land is teruggekeerd of is uitgezet of uitgewezen.

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8) De werkgever moet in ieder geval aan de onderdanen van derde landen al het nog verschuldigde loon betalen, alsmede de nog verschuldigde belastingen en socialezekerheidsbijdragen.

(8) De werkgever moet in ieder geval aan de onderdanen van derde landen al het nog verschuldigde loon betalen. Als dat loon niet kan worden bepaald, moet het gebaseerd worden op het minimumloon zoals bij de nationale wet vastgesteld, of, indien er geen minimumloon in de nationale wet is vastgelegd, op het niveau van beloning dat overeenkomt met het minimuminkomen op grond waarvan de burgers van die lidstaat recht op sociale voorzieningen in die lidstaat hebben, of op collectieve overeenkomsten of de in de betrokken sector gebruikelijke gang van zaken in de lidstaat waar de werkgever gevestigd is. De werkgever moet voorts worden verplicht de eventuele kosten te dragen van het overmaken van nog verschuldigd loon naar het land waarnaar de illegaal in dienst genomen onderdaan van een derde land is teruggekeerd of is uitgezet of uitgewezen.

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 10

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(10) De lidstaten moeten bovendien bepalen dat het vermoeden van een arbeidsverhouding betrekking heeft op een periode van ten minste zes maanden, zodat de bewijslast voor minstens een bepaalde periode op de werkgever rust.

(10) De lidstaten moeten bovendien bepalen dat het vermoeden van een arbeidsverhouding betrekking heeft op een periode van ten minste zes maanden, zodat de bewijslast voor minstens een bepaalde periode op de werkgever rust, en moeten er voorts voor zorgen dat de werknemer ook de mogelijkheid krijgt het bestaan en de duur van de arbeidsverhouding aan te tonen. Ten behoeve van de berekening van het nog verschuldigde loon wordt aangenomen dat de arbeidsverhouding in overeenstemming was met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en/of de collectieve arbeidsovereenkomst(en) zoals van toepassing op vergelijkbare arbeidsverhoudingen.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13) Aangezien in bepaalde getroffen sectoren onderaanneming op grote schaal voorkomt, moet ervoor worden gezorgd dat alle ondernemingen in een onderaannemingsketen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van financiële sancties tegen een werkgever aan het eind van de keten, die illegaal verblijvende onderdanen van derde landen in dienst heeft.

(13) Aangezien in bepaalde getroffen sectoren onderaanneming op grote schaal voorkomt, moet ervoor worden gezorgd dat alle ondernemingen in een onderaannemingsketen, met inbegrip van uitzendbureaus die tijdelijke arbeidskrachten aan inlenende ondernemingen leveren, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van financiële sancties tegen een werkgever aan het eind van de keten, die illegaal verblijvende onderdanen van derde landen in dienst heeft.

Motivering

Uitzendbureaus horen ook bij de "onderaannemingsketen".

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 17

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(17) Het feit moeten strafbaar zijn met doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, die ook moeten gelden voor rechtspersonen in de Gemeenschap, aangezien werkgevers vaak rechtspersoonlijkheid hebben.

(17) Op het strafbare feit moeten doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties staan, die moeten gelden voor werkgevers in de Gemeenschap, ongeacht of het natuurlijke of rechtspersonen zijn, met inbegrip van de wettelijke vertegenwoordigers van rechtspersonen.

Amendement  7

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 18 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(18 bis) Onverminderd de nationale regels inzake vertegenwoordiging en verdediging in rechtszaken moeten juridische entiteiten, slachtofferorganisaties, non-gouvernementele organisaties en andere lichamen zoals vakbonden het recht krijgen om namens of ter ondersteuning van een slachtoffer in een rechtszaak op te treden, zulks om uitbuiting daadwerkelijk tegen te gaan. Om slachtoffers aan te moedigen klachten in te dienen moeten aangewezen derden het recht krijgen naam en adres van klagers vertrouwelijk te houden.

Amendement  8

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 20

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(20) Om ervoor te zorgen dat er in voldoende mate sprake is van handhaving en er op dat punt geen grote verschillen tussen de lidstaten bestaan, moet in elke lidstaat een zeker aantal bedrijven worden geïnspecteerd.

(20) Om ervoor te zorgen dat er in bevredigende mate sprake is van handhaving van deze richtlijn en verschillen tussen de lidstaten op dat punt zoveel mogelijk terug te dringen, moet in elke lidstaat een zeker aantal bedrijven worden geïnspecteerd. Deze inspecties kunnen worden uitgevoerd in het kader van andere inspectieactiviteiten, zoals het toezicht op de naleving van de voorschriften inzake veiligheid en gezondheid op het werk. Er moet een duidelijk onderscheid worden gehandhaafd tussen arbeidsinspectie, die ten doel heeft de juiste toepassing van de arbeidswetgeving te controleren, en immigratie-inspectie, die niet dezelfde oogmerken en ethiek heeft. De lidstaten moeten dan ook geen middelen overhevelen van de arbeidsinspectie naar immigratie-inspectie met het oog op de toepassing van deze richtlijn.

Amendement  9

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 21 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(21 bis) Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om maatregelen te nemen om zwartwerk in reguliere arbeidsverhoudingen om te zetten en zwartwerkers te regulariseren.

Motivering

Het is zinvol de relatie tussen deze richtlijn en nationaal beleid ter bestrijding van zwartwerk en regularisatie van zwartwerkers te preciseren.

Amendement  10

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 2 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) "arbeid": het uitoefenen van betaalde activiteiten voor en onder leiding van een ander persoon;

(b) "arbeid": het uitoefenen van activiteiten waarvoor krachtens de nationale wet een betaling wordt verstrekt of hoort te worden verstrekt, voor of onder leiding en/of toezicht van een werkgever;

Amendement  11

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 2 – letter e

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(e) "werkgever": een natuurlijk of rechtspersoon voor wie en onder wiens leiding een onderdaan van een derde land betaalde arbeid verricht;

(e) "werkgever": een natuurlijk of rechtspersoon voor wie of onder wiens leiding en/of toezicht een onderdaan van een derde land activiteiten verricht waarvoor krachtens de nationale wet een betaling wordt verstrekt of hoort te worden verstrekt, met inbegrip van uitzendbureaus;

Motivering

"Werkgever" moet gedefinieerd worden als natuurlijke of rechtspersoon, met inbegrip van uitzendbureaus.

Amendement  12

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 2 – letter e bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(e bis) "natuurlijke persoon met de hoedanigheid van werkgever": persoon voor wie een onderdaan van een derde land als huishoudelijk medewerker betaalde activiteiten verricht;

Motivering

De situatie van natuurlijke personen die als werkgever van een huishoudelijk medewerker optreden, behoeft een definitie in verband met artikel 4 zodat er een vereenvoudigde regeling voor de verplichtingen kan worden ingevoerd, en met artikel 6 zodat de hoogte van de financiële sancties beter op deze specifieke arbeidsverhouding kan worden afgestemd.

Amendement  13

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 2 – letter e ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(e ter) "rechtspersoon": juridische entiteit die krachtens het toepasselijke nationale recht de status van rechtspersoon heeft;

Amendement  14

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 2 – letter f

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(f) "onderaannemer": een natuurlijk of rechtspersoon die met de gehele of gedeeltelijke uitvoering van de verplichtingen van een eerder contract wordt belast.

(f) "onderaannemer": een natuurlijk of rechtspersoon die met de gehele of gedeeltelijke uitvoering van de verplichtingen van een eerder contract wordt belast, met inbegrip van uitzendbureaus en andere tussenpersonen;

Motivering

Uitzendbureaus moeten opgenomen worden in de categorie "onderaannemers" wegens het toenemend belang ervan bij onderaanneming en tewerkstelling van onderdanen van derde landen.

Amendement  15

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 2 – letter f bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(f bis) "loon": netto betalingen alsmede bijbehorende vergoedingen en bijkomende voordelen die gelijk zijn aan hetgeen waarop vergelijkbare werknemers met een reguliere arbeidsverhouding recht hebben.

Amendement  16

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 – alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Inbreuken op dit verbod worden bestraft met de in deze richtlijn vastgestelde sancties en maatregelen.

Werkgevers die inbreuk maken op dit verbod worden gestraft met de in deze richtlijn vastgestelde sancties en maatregelen.

Motivering

Verduidelijking.

Amendement  17

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 1 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) van onderdanen van derde landen te eisen dat zij een verblijfsvergunning of een andere verblijfsmachtiging overleggen die geldig is voor de betrokken arbeidsperiode;

(a) van onderdanen van derde landen te eisen dat zij vóór hun indienstneming een verblijfsvergunning of een andere verblijfsmachtiging overleggen;

 

De lidstaten verplichten de werkgevers om, indien de arbeidsovereenkomst afloopt nadat de geldigheidsduur van de geldige verblijfsvergunning of andere verblijfsmachtiging is verstreken, van de tewerkgestelde onderdaan van een derde land te verlangen dat deze op de dag waarop de geldigheid van de vóór indienstneming overgelegde verblijfsvergunning of andere verblijfsmachtiging verstrijkt, een nieuwe geldige verblijfsvergunning of andere verblijfsmachtiging over te leggen. Indien de tewerkgestelde onderdaan van een derde land verzuimt een nieuwe geldige verblijfsvergunning of andere verblijfsmachtiging over te leggen, heeft de werkgever het recht de arbeidsovereenkomst te verbreken op de dag waarop de geldigheid van de verblijfsvergunning of andere verblijfsmachtiging verstrijkt.

Amendement  18

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 1 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) de gegevens van de verblijfsvergunning of de andere verblijfsmachtiging vóór de aanvang van de arbeidsperiode te kopiëren of te registreren;

(b) een kopie van de verblijfsvergunning of de andere verblijfsmachtiging op te nemen in het dossier voor de in de lidstaat bestaande procedures bij tewerkstelling van werknemers en de bevoegde instantie van de lidstaat in kennis te stellen van de datum van aanvang en beëindiging van het arbeidscontract van onderdanen van derde landen;

Motivering

Ter voorkoming van extra administratieve lasten voor de werkgevers moeten de gegevens en kennisgevingen in verband met tewerkstelling van burgers van derde landen worden ingepast in de reeds bestaande nationale procedures bij indienstneming.

Amendement  19

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De lidstaten verplichten de werkgevers die handelen in het kader van de uitoefening van hun bedrijfsactiviteit of rechtspersoonlijkheid hebben, de door de lidstaten aangewezen bevoegde instanties uiterlijk na een week in kennis te stellen van de datum van aanvang en beëindiging van het arbeidscontract van onderdanen van derde landen.

Schrappen

Amendement  20

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 bis. De lidstaten kunnen voor natuurlijke personen met de hoedanigheid van werkgever een vereenvoudigde regeling voor de verplichtingen van de werkgever invoeren.

Amendement  21

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 2 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 ter. De lidstaten kunnen de werkgevers en werknemers een voldoende lange periode toestaan om hun onregelmatige arbeidsrelatie volgens het nationale recht te regulariseren.

Motivering

Het is zinvol als de lidstaten de werkgevers en werknemers een bepaalde periode kunnen geven om hun arbeidsrelatie te regulariseren (mede gezien het langzame malen van bepaalde ambtelijke molens).

Amendement  22

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De lidstaten zien erop toe dat werkgevers worden geacht aan hun verplichting krachtens lid 1, onder a), te hebben voldaan tenzij het document dat als verblijfsvergunning of een andere overgelegde verblijfsmachtiging duidelijk vervalst is.

3. De lidstaten zien erop toe dat werkgevers worden geacht aan hun verplichting krachtens lid 1, onder a), te hebben voldaan behalve indien het document dat als geldige verblijfsvergunning of andere verblijfsmachtiging overgelegd is, anomalieën vertoont die door een redelijk aandachtige werkgever niet over het hoofd konden worden gezien, danwel indien is aangetoond dat de werkgever redelijkerwijs bemerkt moet hebben dat het om een vervalst document ging.

Amendement  23

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Artikel 5

Schrappen

Effect van de naleving door werkgevers van hun verplichtingen

 

De lidstaten zien erop toe dat werkgevers niet aansprakelijk worden gesteld voor een inbreuk op artikel 3 indien zij kunnen aantonen dat zij aan de verplichtingen van artikel 4 hebben voldaan.

 

Motivering

Artikel is achterhaald.

Amendement  24

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 2 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Sancties wegens inbreuken op artikel 3 zijn onder meer:

2. Sancties van toepassing wegens inbreuken op artikel 3 zijn onder meer:

Motivering

Artikel 3 noemt geen overtredingen maar behelst een verbod op de tewerkstelling van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Overtreding van deze bepalingen is strafbaar omdat een dergelijke gang van zaken een maatschappelijk gevaar inhoudt.

Amendement  25

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 2 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) betaling van de terugkeerkosten van illegaal tewerkgestelde onderdanen van een derde land wanneer terugkeerprocedures worden toegepast.

Schrappen

Motivering

Werkgevers kunnen niet verantwoordelijk worden gemaakt voor de terugkeer van illegale migranten. Het kan niet zo zijn dat de richtlijn de werkgevers aansprakelijk stelt voor de kosten van repatriëring van elke illegaal in dienst genomen onderdaan van een derde land wanneer terugkeerprocedures in werking zijn gesteld. Wel is het toelaatbaar dat werkgevers die illegaal verblijvende onderdanen van derde landen in dienst hebben, financiële sancties opgelegd krijgen die mede de kosten van repatriëring omvatten.

Amendement  26

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 bis. De lidstaten kunnen lagere financiële sancties vaststellen voor het geval dat de werkgever een natuurlijke persoon met de hoedanigheid van werkgever is.

Amendement  27

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – lid 1 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Met betrekking tot inbreuken op artikel 3 zorgen de lidstaten ervoor dat de werkgever:

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 4, lid 2 ter zorgen de lidstaten er met betrekking tot inbreuken op artikel 3 voor dat de werkgever:

Amendement  28

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – lid 1 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) al het nog verschuldigde loon aan de illegaal werkende onderdanen van derde landen betaalt;

(a) al het nog verschuldigde loon aan de illegaal werkende onderdanen van derde landen betaalt; wanneer het overeengekomen loon niet kan worden vastgesteld, wordt het geacht gelijk te zijn geweest aan het in de nationale wet vastgelegde minimumloon; in lidstaten waar geen minimumloon in de wet is vastgelegd, wordt het overeengekomen loon bepaald aan de hand van het minimuminkomen op grond waarvan de burgers van die lidstaat recht op sociale voorzieningen in die lidstaat hebben, of aan de hand van geldende collectieve overeenkomsten of de in de betrokken sector gebruikelijke gang van zaken;

Amendement  29

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – lid 1 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) alle nog verschuldigde belastingen en socialezekerheidsbijdragen, met inbegrip van administratieve boetes, betaalt.

(b) een bedrag gelijk aan alle belastingen en socialezekerheidsbijdragen die de werkgever zou hebben betaald indien de onderdaan van een derde land legaal in dienst was genomen, met inbegrip van dwangsommen voor vertragingen en administratieve boetes, betaalt;

Amendement  30

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – lid 1 – letter b bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(b bis) de eventuele kosten betaalt van het overmaken van nabetalingen naar het land waarnaar de onderdaan van een derde land is teruggekeerd of is uitgezet of uitgewezen.

Amendement  31

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Met het oog op de toepassing van lid 1, onder a):

2. Met het oog op de toepassing van lid 1, onder a) stellen de lidstaten mechanismen vast om ervoor te zorgen dat de nodige procedures voor de invordering van nog verschuldigd loon automatisch in werking worden gesteld zonder dat de onderdaan van een derde land een vordering moet indienen.

a) stellen de lidstaten mechanismen vast om ervoor te zorgen dat de nodige procedures voor de invordering van nog verschuldigd loon automatisch in werking worden gesteld zonder dat de onderdaan van een derde land een vordering moet indienen;

 

b) bepalen de lidstaten dat wordt uitgegaan van een arbeidscontract van minstens zes maanden, tenzij de werkgever het tegendeel kan bewijzen.

2 bis. Met het oog op de toepassing van lid 1, onder a) en b) bepalen de lidstaten dat wordt uitgegaan van een arbeidscontract van minstens zes maanden, tenzij de werkgever of de werknemer het tegendeel kan bewijzen.

Amendement  32

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 8 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zo nodig ook de volgende maatregelen op werkgevers bij de uitoefening van hun bedrijfsactiviteit kunnen worden toegepast:

De lidstaten treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat ook de volgende maatregelen op werkgevers die bij de uitoefening van hun bedrijfsactiviteit artikel 3 overtreden, worden toegepast:

Amendement  33

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 8 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) uitsluiting van het recht op overheidsuitkeringen, steun of subsidies gedurende ten hoogste vijf jaar;

(a) uitsluiting van het recht op overheidsuitkeringen, steun of subsidies, met inbegrip van door de lidstaten beheerde Gemeenschapsgelden, gedurende ten hoogste vijf jaar;

Amendement  34

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 8 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(d) tijdelijke of permanente sluiting van de vestigingen die voor de inbreuken zijn gebruikt.

(d) tijdelijke of permanente sluiting van de vestigingen die voor de inbreuken zijn gebruikt, ofwel tijdelijke of permanente intrekking van de vergunning voor de uitoefening van de desbetreffende bedrijvigheid indien zulks gerechtvaardigd is wegens de ernst van de inbreuk of het percentage illegaal door de betrokken werkgever in dienst genomen onderdanen van derde landen.

Amendement  35

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten zien erop toe dat de in artikel 3 bedoelde inbreuken strafbaar zijn wanneer zij opzettelijk en onder de volgende omstandigheden worden begaan:

1. De lidstaten zorgen ervoor dat overtreding van artikel 3 een inbreuk vormen wanneer zij opzettelijk en onder de volgende omstandigheden worden begaan:

Motivering

Met dit amendement wordt de ernst van overtreding van de bepalingen van artikel 3 in bepaalde omstandigheden beklemtoond, aangezien er een groter maatschappelijk gevaar van uitgaat en er derhalve een navenante sanctie op moet staan.

Amendement  36

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 – lid 1 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(d) de inbreuk wordt begaan door een werkgever die onder dwang werk of diensten laat verrichten door een persoon van wie hij weet dat die het slachtoffer van mensenhandel is.

(d) de inbreuk wordt begaan door een werkgever die onder dwang werk of diensten laat verrichten door een persoon van wie hij weet dat die het slachtoffer van mensenhandel of minderjarig is.

Motivering

Er moeten zware sancties worden opgelegd aan werkgevers die willens en wetens gebruik maken van de arbeid van minderjarigen zonder verblijfstitel. Minderjarigen vormen een uiterst kwetsbare groep, die sociale bescherming behoeft.

Amendement  37

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De lidstaten doen het nodige opdat deelname aan of aanzetten tot de in lid 1 bedoelde gedragingen een strafbaar feit vormen.

2. De lidstaten doen het nodige opdat deelname of medeplichtigheid aan of aanzetten tot of verheling van de in lid 1 bedoelde gedragingen een strafbaar feit vormen.

Amendement  38

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 11 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 10 bedoelde strafbare feiten worden bestraft met doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties.

(Niet van toepassing op de Nederlandse versie)

Amendement  39

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 11 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De in dit artikel bedoelde strafrechtelijke sancties kunnen worden vergezeld van andere sancties of maatregelen, met name die welke worden genoemd in de artikelen 6, 7 en 8, en van de publicatie van de rechterlijke beslissing betreffende de veroordeling of de opgelegde sancties of maatregelen.

2. De in dit artikel bedoelde strafrechtelijke sancties kunnen worden vergezeld van andere sancties of maatregelen, bijvoorbeeld die welke worden genoemd in de artikelen 6, 7 en 8, en van de publicatie van de rechterlijke beslissing betreffende de veroordeling of de beslissing sancties of andere maatregelen op te leggen.

Motivering

Of een handeling strafrechtelijk vervolgd moet worden hangt volgens de bestaande wetgeving af van de ernst ervan en van het maatschappelijk gevaar dat ermee gemoeid is. De maatregelen tegen werkgevers die de bepalingen van artikel 3 schenden zijn uitsluitend in dit artikel geregeld, maar het gebruik van de uitdrukking "met name" is niet juist.

Amendement  40

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 13 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) uitsluiting van het recht op overheidsuitkeringen of steun;

(a) uitsluiting van het recht op overheidsuitkeringen, steun of subsidies, met inbegrip van door de lidstaten beheerde Gemeenschapsgelden;

Amendement  41

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 14 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten zorgen voor doeltreffende mechanismen aan de hand waarvan illegaal werkende onderdanen van derde landen direct of via aangewezen derden een klacht tegen hun werkgever kunnen indienen.

1. De lidstaten zorgen voor doeltreffende mechanismen aan de hand waarvan illegaal werkende onderdanen van derde landen direct of via aangewezen derden in overeenstemming met artikel 14 bis een klacht tegen hun werkgever kunnen indienen.

Amendement  42

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 14 – lid 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis. Met betrekking tot de onder artikel 10, lid 1, onder d), vallende strafbare feiten geven de lidstaten overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 15 van Richtlijn 2004/81/EG aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer van mensenhandel zijn en die meewerken aan het onderzoek tegen de werkgever, verblijfsvergunningen van beperkte duur af, gekoppeld aan de lengte van de desbetreffende nationale procedure.

Amendement  43

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 14 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 14 bis

 

Aangewezen derden

 

De lidstaten zorgen ervoor dat juridische entiteiten, verenigingen, non-gouvernementele organisaties, lagere overheden en andere lichamen zoals vakbonden, die overeenkomstig de in de nationale wet vastgelegde criteria een legitiem belang hebben bij de naleving van de bepalingen van deze richtlijn, namens of ter ondersteuning van een illegaal tewerkgestelde onderdaan van een derde land in gerechtelijke en administratieve procedures en/of strafzaken met het oog op de tenuitvoerlegging van deze richtlijn kunnen optreden.

Amendement  44

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 15 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten zorgen ervoor dat ten minste 10% van de op hun grondgebied gevestigde bedrijven jaarlijks worden geïnspecteerd met het oog op de controle van de arbeid van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.

1. De lidstaten zorgen ervoor dat op hun grondgebied doeltreffende en passende inspecties worden uitgevoerd met het oog op de controle van de arbeid van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.

Amendement  45

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 15 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De te inspecteren bedrijven worden geselecteerd op basis van een risicobeoordeling door de bevoegde instanties in de lidstaten, rekening houdend met factoren zoals de sector waarin een bedrijf actief is of eerdere overtredingen.

2. De lidstaten gaan aan de hand van risicobeoordelingen na in welke sectoren van bedrijvigheid op hun grondgebeid illegaal verblijvende onderdanen van derde landen veelal werken. De lidstaten maken bekend welke sectoren met genoemde risicobeoordelingen ontdekt zijn.

Motivering

De lidstaten moeten de kans op concentratie van illegalen in verschillende sectoren inschatten. Dan kunnen de inspecties vooral op die risicosectoren gericht worden, zodat het inspectiepercentage omlaag kan. Daarmee wordt bijgedragen tot vermindering van de kosten van de uitvoeringsmaatregelen die deze richtlijn voorschrijft.

Amendement  46

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 15 – lid 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 bis. De lidstaten zien erop toe dat de in lid 1 en 2 bedoelde inspecties tevens worden uitgevoerd om de arbeidsomstandigheden te beoordelen, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de arbeidsinspecties.

Amendement  47

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 15 – lid 2 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 ter. Ten aanzien van gedetacheerde werknemers die onderdanen van derde landen zijn, kunnen de inspectiediensten van de lidstaten gebruik maken van de samenwerking en uitwisseling van informatie in het kader van Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten*, teneinde zich ervan te vergewissen dat de onderdanen van derde landen in de lidstaat van oorsprong legaal in dienst zijn genomen.

 

*PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1.

Amendement  48

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 15 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 15 bis

 

Relatie tot nationale maatregelen

 

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de nationale maatregelen om de omzetting van zwartwerk in reguliere arbeid te stimuleren en zwartwerkers te regulariseren.

Motivering

Het is zinvol de relatie tussen deze richtlijn en nationaal beleid ter bestrijding van zwartwerk en regularisatie van zwartwerkers te preciseren.

Amendement  49

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 16 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Uiterlijk in [drie jaar na de in artikel 17 bedoelde datum] en vervolgens om de drie jaar leggen de lidstaten de Commissie een verslag voor over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, waarin de aantallen en resultaten worden beschreven van de inspecties die op grond van artikel 15 zijn uitgevoerd, alsmede de maatregelen die op grond van artikel 8 zijn toegepast.

Uiterlijk in [drie jaar na de in artikel 17 bedoelde datum] en vervolgens om de drie jaar leggen de lidstaten de Commissie een verslag voor over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, waarin de volgens artikel 15, lid 2, ontdekte sectoren worden vermeld, de aantallen en resultaten worden beschreven van de inspecties die op grond van artikel 15, lid 3, zijn uitgevoerd, alsmede de maatregelen die op grond van artikel 8 zijn toegepast.

Amendement  50

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 16 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De lidstaten kunnen het eerste verslag vergezeld doen gaan van een beoordeling van de effecten van de tenuitvoerlegging van deze richtlijn op de tewerkstelling van legaal verblijvende onderdanen van derde landen.

Amendement  51

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 16 – alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Op basis van deze verslagen dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad.

Op basis van deze verslagen dient de Commissie uiterlijk twaalf maanden na ontvangst van de verslagen van de lidstaten een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad. Dit verslag kan vergezeld gaan van voorstellen voor herziening van deze richtlijn.

PROCEDURE

Titel

Sancties ten aanzien van de werkgevers van onderdanen uit derde landen die illegaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven

Document- en procedurenummers

COM(2007)0249 – C6-0143/2007 – 2007/0094(COD)

Commissie ten principale

LIBE

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

EMPL

19.6.2007

 

 

 

Medeverantwoordelijke commissie(s) - datum bekendmaking

12.7.2007

 

 

 

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Edit Bauer

5.6.2007

 

 

Behandeling in de commissie

25.6.2008

9.9.2008

 

 

Datum goedkeuring

10.9.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

24

6

13

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jan Andersson, Edit Bauer, Iles Braghetto, Philip Bushill-Matthews, Milan Cabrnoch, Alejandro Cercas, Ole Christensen, Derek Roland Clark, Jean Louis Cottigny, Proinsias De Rossa, Carlo Fatuzzo, Ilda Figueiredo, Roger Helmer, Stephen Hughes, Karin Jöns, Ona Juknevičienė, Jean Lambert, Bernard Lehideux, Elizabeth Lynne, Thomas Mann, Maria Matsouka, Mary Lou McDonald, Elisabeth Morin, Juan Andrés Naranjo Escobar, Csaba Őry, Siiri Oviir, Pier Antonio Panzeri, Rovana Plumb, Jacek Protasiewicz, Bilyana Ilieva Raeva, Elisabeth Schroedter, José Albino Silva Peneda, Jean Spautz, Gabriele Stauner, Ewa Tomaszewska, Anne Van Lancker, Gabriele Zimmer

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Petru Filip, Donata Gottardi, Rumiana Jeleva, Sepp Kusstatscher, Claude Moraes, Csaba Sógor

ADVIES van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (25.6.2008)

aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van sancties voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen
(COM(2007)0249 – C6‑0143/2007 – 2007/0094(COD))

Rapporteur voor advies: Giuseppe Castiglione

BEKNOPTE MOTIVERING

De rapporteur steunt het voorstel voor een richtlijn en gaat volledig akkoord met de doelstellingen ervan. De invoering van maatregelen en sancties, onder meer van strafrechtelijke aard, bedoeld als afschrikking voor werkgevers om illegaal in de EU verblijvende personen in dienst te nemen is niet alleen een wapen in de strijd tegen de clandestiene immigratie maar ook een waarborg voor eerlijke mededinging op de markt en indirect een middel om extra in de verf te zetten dat iedere werknemer recht heeft op waardige en fatsoenlijke arbeidsomstandigheden.

Een van de sectoren waar de meeste illegalen in terechtkomen is de landbouw, waar een reële behoefte aan mankracht bestaat, meestal seizoengebonden en voor werk waar Europese burgers niet bereid voor zijn (zoals bijvoorbeeld de tomatenoogst in Italië). Het gebruik van extracommunautaire arbeidskrachten in de landbouwsector wordt gekenmerkt door de korte of zeer korte duur en de hoge intensiteit van arbeidsrelaties en -contracten (eenzelfde bedrijf neemt veel arbeidskrachten in dienst voor een korte periode).

Vooral wegens het grote aantal illegale werknemers en de korte duur van de arbeidscontracten, acht de rapporteur het wenselijk het voorstel van de Commissie op een aantal specifieke punten te wijzigen, naast enkele amendementen van algemene aard, die er hoofdzakelijk op gericht zijn de bureaucratie voor de werkgevers te verlichten.

In de eerste plaats kan de rapporteur volledig instemmen met het beginsel dat de werkgever aan de werknemer het verschuldigde loon moet betalen, alsmede de nog verschuldigde belastingen en socialezekerheidsbijdragen. De rapporteur meent echter dat het automatisch in werking stellen van procedures voor de invordering van nog verschuldigd loon, zoals de Commissie voorstelt, in het rechtsbestel een ongerechtvaardigd verschil in behandeling zou teweegbrengen tussen clandestiene geïmmigreerde werknemers en EU-werknemers. Het is inderdaad onbegrijpelijk waarom voor de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit een arbeidscontract in het geval van illegale immigranten andere regels zouden moeten gelden dan het eigenlijke arbeidsrecht, waar het algemene beginsel van de vordering geldt, volgens welk de werknemer door middel van een beroep in rechte het "quantum debeatur" moet bepalen.

Naar analogie zou er ook een ongerechtvaardigd verschil in behandeling teweeggebracht worden ten aanzien van EU-onderdanen die in het zwart werken, namelijk met betrekking tot het vermoeden van de minimumduur van het arbeidscontract van 6 maanden. Dit vermoeden legt de bewijslast om aan te tonen dat de effectieve duur van het arbeidscontract korter is dan een half jaar, bij de werkgever. Dit is voor de werkgever echter een bijzonder zware last om het tegendeel te bewijzen (het is immers eenvoudiger om aan te tonen dat iets gebeurd is dan dat iets niet gebeurd is), hetgeen zich voor de werkgever vertaalt in een bijkomende onevenredig zware sanctie, in de wetenschap dat de gemiddelde duur van een arbeidscontract in de landbouw ongeveer 40 dagen is. Bovendien zou dat vermoeden het averechtse effect kunnen sorteren dat de illegale immigratie van niet-EU-burgers wordt aangemoedigd doordat zij worden aangelokt door de verwachting dat zij in ieder geval voor zes maanden bezoldigd worden zelfs indien zij slechts enkele dagen hebben gewerkt.

Tot slot, wat de verbodsmaatregelen betreft, acht de rapporteur het noodzakelijk dat de lidstaten een grotere manoeuvreerruimte wordt gelaten bij de beoordeling van de specifieke kenmerken van iedere sector en ook de sociale impact van de toepassing van deze maatregelen.

AMENDEMENTEN

De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Amendement  1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4) De bepalingen mogen geen betrekking hebben op onderdanen van derde landen die niet illegaal verblijven. Dit sluit onderdanen van derde landen uit die verwant zijn met burgers van de Unie en die hun recht op vrij verkeer in de Gemeenschap uitoefenen, evenals onderdanen die op grond van overeenkomsten tussen de Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds, en de landen waarvan zij onderdaan zijn anderzijds, een gelijk recht op vrij verkeer genieten als de burgers van de Unie. Ook onderdanen van derde landen die zich in een door de communautaire wetgeving bestreken situatie bevinden, zoals personen die in een andere lidstaat wettige arbeid verrichten en door een dienstverrichter in het kader van de dienstverrichting naar een andere lidstaat zijn gedetacheerd, vallen buiten deze richtlijn.

(4) De bepalingen mogen geen betrekking hebben op onderdanen van derde landen die niet illegaal verblijven. Dit sluit onderdanen van derde landen uit die verwant zijn met burgers van de Unie en die hun recht op vrij verkeer in de Gemeenschap uitoefenen, evenals onderdanen die op grond van overeenkomsten tussen de Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds, en de landen waarvan zij onderdaan zijn anderzijds, een gelijk recht op vrij verkeer genieten als de burgers van de Unie. De richtlijn geldt evenmin voor onderdanen van derde landen die zich in een door de communautaire wetgeving bestreken situatie bevinden, zoals personen die in een andere lidstaat wettige arbeid verrichten en door een dienstverrichter in het kader van de dienstverrichting naar een andere lidstaat zijn gedetacheerd, alsook voor asielzoekers of personen die de status van vluchteling hebben.

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(8 bis) Ter wille van de doeltreffendheid van de richtlijn, moet ieder voordeel dat onterecht is verkregen door illegale tewerkstelling van onderdanen van derde landen worden terugbetaald. Alle nog verschuldigde loon en andere werkgerelateerde financiële rechten die moeten worden terugbetaald moeten bijgevolg gelijk zijn aan het loon en de financiële rechten van vergelijkbare werknemers in het kader van een legaal arbeidscontract.

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13) Aangezien in bepaalde getroffen sectoren onderaanneming op grote schaal voorkomt, moet ervoor worden gezorgd dat alle ondernemingen in een onderaannemingsketen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van financiële sancties tegen een werkgever aan het eind van de keten, die illegaal verblijvende onderdanen van derde landen in dienst heeft.

(13) Aangezien in bepaalde getroffen sectoren onderaanneming op grote schaal voorkomt, moet ervoor worden gezorgd dat alle ondernemingen in een onderaannemingsketen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van financiële sancties tegen een werkgever aan het eind van de keten, die illegaal verblijvende onderdanen van derde landen in dienst heeft, op voorwaarde dat vaststaat dat die ondernemingen niet te goeder trouw hebben gehandeld en dat zij wisten dat de werkgever aan het eind van de keten er inzake contracten illegale praktijken op nahield.

Motivering

Ter wille van het beginsel van het vermoeden van onschuld.

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 18

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(18) Ter vergemakkelijking van de handhaving moeten er doeltreffende klachtmechanismen bestaan aan de hand waarvan onderdanen van derde landen hun klachten direct of via aangewezen derden zoals vakbonden of andere verenigingen kunnen indienen. De aangewezen derden moeten bij het verlenen van steun voor de indiening van klachten worden beschermd tegen mogelijke sancties op grond van regels inzake het verbod op hulp bij illegaal verblijf.

(18) Ter vergemakkelijking van de handhaving moeten er doeltreffende klachtmechanismen bestaan aan de hand waarvan onderdanen van derde landen hun klachten direct of via aangewezen derden zoals vakbonden of andere verenigingen kunnen indienen. De aangewezen derden moeten bij het verlenen van steun voor de indiening van klachten worden beschermd tegen mogelijke sancties op grond van regels inzake het verbod op hulp bij illegaal verblijf. Bovendien moet de bemiddelingsrol van de sectororganisaties die ruim vertegenwoordigd zijn op het terrein aanzienlijk worden versterkt.

Motivering

Dit zou met name gelden voor de boerenbonden, die, dankzij hun voortdurend contact met alle betrokken partijen, een sleutelrol kunnen spelen bij het oplossen van conflicten.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De lidstaten verplichten de werkgevers die handelen in het kader van de uitoefening van hun bedrijfsactiviteit of rechtspersoonlijkheid hebben, de door de lidstaten aangewezen bevoegde instanties uiterlijk na een week in kennis te stellen van de datum van aanvang en beëindiging van het arbeidscontract van onderdanen van derde landen.

2. De lidstaten verplichten de werkgevers die handelen in het kader van de uitoefening van hun bedrijfsactiviteit of rechtspersoonlijkheid hebben, de door de lidstaten aangewezen bevoegde instanties uiterlijk na een week in kennis te stellen van de datum van aanvang en beëindiging van het arbeidscontract van onderdanen van derde landen. Indien de wetgeving van een lidstaat al voorziet in de verplichting voor de werkgever om de bevoegde nationale instantie in kennis te stellen van de totstandkoming van een arbeidscontract en/of van alle gebeurtenissen die er verband mee houden, moet de indienstneming van een onderdaan van een derde land worden gemeld aan dezelfde instantie.

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 bis. In ieder geval zorgen de lidstaten voor een passend niveau van samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de verscheidene bevoegde nationale instanties.

Amendement  7

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat iedere inbreuk op artikel 3 leidt tot doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties tegen de werkgever.

1. De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat iedere inbreuk op artikel 3 waarvoor werkgevers krachtens artikel 5 aansprakelijk gesteld worden leidt tot doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties tegen de werkgever.

Amendement  8

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 2 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) betaling van de terugkeerkosten van illegaal tewerkgestelde onderdanen van een derde land wanneer terugkeerprocedures worden toegepast.

Schrappen

Amendement  9

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – lid 7 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) stellen de lidstaten mechanismen vast om ervoor te zorgen dat de nodige procedures voor de invordering van nog verschuldigd loon automatisch in werking worden gesteld zonder dat de onderdaan van een derde land een vordering moet indienen;

(a) zorgen de lidstaten ervoor dat de illegaal verblijvende werknemer nog verschuldigd loon kan invorderen overeenkomstig de desbetreffende nationale procedures;

Amendement  10

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – lid 7 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) bepalen de lidstaten dat wordt uitgegaan van een arbeidscontract van minstens zes maanden, tenzij de werkgever het tegendeel kan bewijzen.

Schrappen

Amendement  11

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – lid 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

9. Met betrekking tot onder artikel 10, lid 1, onder c), vallende misdrijven treffen de lidstaten alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de tenuitvoerlegging van een terugkeerbesluit wordt uitgesteld tot de onderdaan van een derde land de nabetaling van zijn krachtens lid 1, onder a), ingevorderde loon heeft ontvangen.

Schrappen

Amendement  12

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 8 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zo nodig ook de volgende maatregelen op werkgevers bij de uitoefening van hun bedrijfsactiviteit kunnen worden toegepast:

De lidstaten treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in de meest ernstige gevallen ook ten minste een van de volgende maatregelen op werkgevers bij de uitoefening van hun bedrijfsactiviteit kan worden toegepast:

Amendement  13

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 8 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(c) terugvordering van overheidsuitkeringen, steun of subsidies, met inbegrip van door de lidstaten beheerde EU-financiering, die aan de werkgever zijn uitgekeerd gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan de vaststelling van illegale arbeid;

(c) terugvordering van overheidsuitkeringen, steun of subsidies, met inbegrip van door de lidstaten beheerde EU-financiering, die aan de werkgever zijn uitgekeerd gedurende de periode van illegale arbeid; indien de effectieve duur van de illegale arbeid niet kan worden vastgesteld, wordt ervan uitgegaan dat de arbeidsverhouding minimum drie maanden heeft geduurd;

Motivering

De voorgestelde duur van twaalf maanden is te lang, zou te veel starheid veroorzaken en hierdoor indruisen tegen het evenredigheidsbeginsel.

Amendement  14

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 14 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De lidstaten leggen geen sancties wegens hulp bij illegaal verblijf op aan aangewezen derden die aan onderdanen van derde landen bijstand bij de indiening van klachten verlenen.

2. De lidstaten leggen geen sancties wegens hulp bij illegaal verblijf op aan aangewezen derden die aan onderdanen van derde landen bijstand bij de indiening van klachten verlenen, in het bijzonder wanneer het gaat om organisaties die bepaalde sectoren vertegenwoordigen.

Motivering

Dit zou met name gelden voor de boerenbonden, die, dank zij hun voortdurend contact met alle betrokken partijen, een sleutelrol kunnen spelen bij het oplossen van conflicten.

Amendement  15

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 15 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De te inspecteren bedrijven worden geselecteerd op basis van een risicobeoordeling door de bevoegde instanties in de lidstaten, rekening houdend met factoren zoals de sector waarin een bedrijf actief is of eerdere overtredingen.

2. Indien de te inspecteren bedrijven worden geselecteerd op basis van een risicobeoordeling door de bevoegde instanties in de lidstaten, rekening houdend met factoren zoals de sector waarin een bedrijf actief is of eerdere overtredingen, kan de lidstaten worden toegestaan af te wijken van de in lid 1 bedoelde verplichting nadat zij de Commissie hiervan in kennis hebben gesteld.

Amendement  16

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 15 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 15 ter

 

Vrijwaring van het beschermingsniveau

 

Niets in deze richtlijn vormt een grond voor het verlagen van het niveau van bescherming van kwetsbare onderdanen van derde landen dat al door de lidstaten wordt geboden op de gebieden die tot de werkingssfeer van de richtlijn behoren.

Amendement  17

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 16 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Uiterlijk in [drie jaar na de in artikel 17 bedoelde datum] en vervolgens om de drie jaar leggen de lidstaten de Commissie een verslag voor over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, waarin de aantallen en resultaten worden beschreven van de inspecties die op grond van artikel 15 zijn uitgevoerd, alsmede de maatregelen die op grond van artikel 8 zijn toegepast.

Uiterlijk in [drie jaar na de in artikel 17 bedoelde datum] en vervolgens om de drie jaar leggen de lidstaten de Commissie een verslag voor over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, waarin de aantallen en resultaten worden beschreven van de inspecties die op grond van artikel 15 zijn uitgevoerd, alsmede de maatregelen die op grond van artikel 8 of artikel 13 zijn toegepast.

PROCEDURE

Titel

Sancties ten aanzien van de werkgevers van onderdanen uit derde landen die illegaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven

Document- en procedurenummers

COM(2007)0249 – C6-0143/2007 – 2007/0094(COD)

Commissie ten principale

LIBE

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

AGRI

27.9.2007

 

 

 

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Giuseppe Castiglione

8.10.2007

 

 

Behandeling in de commissie

25.6.2008

 

 

 

Datum goedkeuring

25.6.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

34

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Vincenzo Aita, Bernadette Bourzai, Niels Busk, Luis Manuel Capoulas Santos, Giuseppe Castiglione, Albert Deß, Gintaras Didžiokas, Michl Ebner, Carmen Fraga Estévez, Ioannis Gklavakis, Lutz Goepel, Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf, Esther Herranz García, Lily Jacobs, Elisabeth Jeggle, Heinz Kindermann, Stéphane Le Foll, James Nicholson, Neil Parish, María Isabel Salinas García, Agnes Schierhuber, Willem Schuth, Czesław Adam Siekierski, Alyn Smith, Petya Stavreva, Witold Tomczak, Donato Tommaso Veraldi, Janusz Wojciechowski, Andrzej Tomasz Zapałowski

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Katerina Batzeli, Ilda Figueiredo, Wiesław Stefan Kuc, Astrid Lulling, Maria Petre, Brian Simpson

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Paulo Casaca

ADVIES van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (22.11.2007)

aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van sancties voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen
(COM(2007)0249 – C6‑0143/2007 – 2007/0094(COD))

Rapporteur voor advies: Esther De Lange

BEKNOPTE MOTIVERING

Op 16 mei 2007 kwam de Commissie met een voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van sancties voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Dit voorstel past in het kader van een alomvattend Europees migratiebeleid en is bedoeld om het aanzuigeffect op illegale immigratie te verminderen door de arbeid van onderdanen van derde landen die illegaal in de EU verblijven aan te pakken. De maatregel strekt ertoe een voor de gehele EU geldende kaderregeling in te voeren om werkgevers die ingezetenen uit derde landen welke illegaal in de EU verblijven in dienst hebben, sancties op te leggen. De voornaamste kenmerken van deze kaderregeling kunnen als volgt worden omschreven:

- een algemeen verbod op de aanwerving van onderdanen van derde landen die illegaal in de EU verblijven;

- de verplichting voor werkgevers om controles uit te voeren alvorens tot indienstneming van onderdanen uit derde landen over te gaan en uitbreiding van het aantal door lidstaten uit te voeren inspecties;

- het opleggen van sancties en andere maatregelen in geval van niet-naleving van de regeling en van strafrechtelijke sancties in geval van ernstige inbreuken, zoals uitbuiting op de werkplek of het willens en wetens bedrijven van mensenhandel.

Er zij nadrukkelijk op gewezen dat het voorstel als maatstaf hanteert dat er sprake moet zijn van illegaal verblijf en niet van illegale arbeid als zodanig. Doordat het gebaseerd is op artikel 63, punt 3), letter b) van het EG-Verdrag, is het uitsluitend van toepassing op onderdanen van derde landen die illegaal in de EU verblijven en er werkzaam zijn. Het voorziet bijvoorbeeld niet in maatregelen ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal in de EU verblijven maar in strijd met hun verblijfsstatus werken, bijvoorbeeld studenten uit derde landen die meer dan het toegestane aantal uren werkzaam zijn. Volgens de schattingen van de Europese Commissie schommelt het aantal onderdanen uit derde landen die illegaal in de EU verblijven tussen 4,5 en 8 miljoen. Deze schattingen zijn echter jammer genoeg niet uitgesplitst naar geslacht en de genderspecifieke problemen waarmee deze migranten kunnen worden geconfronteerd worden niet in kaart gebracht.

Het onderhavige ontwerpadvies strekt ertoe het Commissievoorstel louter vanuit genderspecifiek perspectief aan te passen. De rapporteur voor advies is namelijk van oordeel dat met name vrouwelijke illegale migranten zich in een bijzonder kwetsbare positie bevinden en vaak het slachtoffer zijn van gedwongen arbeid, mensenhandel en geweld. Daarom is het zaak dringend een aantal gendergerelateerde bepalingen in het voorstel op te nemen, bijvoorbeeld met betrekking tot opleidingen om de betrokken instanties in staat te stellen genderspecifieke problemen te onderkennen en aan te pakken, het verstrekken van informatie aan onderdanen van derde landen omtrent de mogelijkheid om klachten in te dienen tegen hun werkgevers, de opneming van naar geslacht opgesplitste statistieken in door de lidstaten uit te brengen rapporten, enz.

AMENDEMENTEN

De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Door de Commissie voorgestelde tekst[1]Amendementen van het Parlement

Amendement 1

Overweging 15 bis (nieuw)

 

(15 bis) Aangezien vrouwen vaak het slachtoffer zijn van gedwongen arbeid, mensenhandel, seksueel geweld en andere vormen van geweldpleging, moet speciale aandacht worden besteed aan vrouwelijke illegale migranten en hun specifieke problemen.

Amendement 2

Overweging 15 ter (nieuw)

 

(15 ter) Vrouwelijke werknemers zijn naar verhouding sterk vertegenwoordigd in bedrijfs- en dienstensectoren waar doorgaans meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkgesteld zijn. Aangezien veel illegaal verblijvende vrouwen als huispersoneel werkzaam zijn, zouden de lidstaten gezinnen die dergelijke werkneemsters in dienst hebben, de wettelijke middelen moeten verschaffen om voor hen een socialezekerheidsregeling te treffen.

Motivering

Er moet nadrukkelijk op worden gewezen dat vrouwen in de sfeer van de illegale migratie dubbel worden gediscrimineerd en kwetsbaarder zijn en dat zij derhalve aanspraak moeten kunnen maken op een correcte behandeling, die tegemoetkomt aan de uiteenlopende behoeften van mannen en vrouwen.

Amendement 3

Overweging 18 bis (nieuw)

 

(18 bis) De lidstaten dienen te investeren in bewustmakingsmaatregelen om de betrokken onderdanen van derde landen en aangewezen derden die hen assistentie verlenen informatie te verschaffen omtrent de mogelijkheden die voor hen openstaan om een officiële klacht in te dienen. De klachtenprocedures voor sectoren waar een groot percentage vrouwen werkzaam zijn, moeten zo worden opgezet dat aandacht wordt besteed aan genderspecifieke problemen en dat vrouwen voldoende bescherming wordt geboden.

Amendement 4

Overweging 19

(19) Ter aanvulling van de klachtmechanismen moeten de lidstaten aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn geweest van grove uitbuiting op de werkplek en meewerken aan de strafzaak tegen hun werkgever, verblijfsvergunningen van beperkte duur afgeven naar verhouding van de lengte van de desbetreffende nationale procedures. Die vergunningen moeten worden afgegeven onder dezelfde voorwaarden als de vergunningen krachtens Richtlijn 2004/81/EG van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie.

19) Ter aanvulling van de klachtmechanismen moeten de lidstaten aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn geweest van grove uitbuiting op de werkplek en meewerken aan de strafzaak tegen hun werkgever en die minderjarig of zwanger zijn of wier kind minder dan 3 maanden oud is, verblijfsvergunningen van beperkte duur afgeven naar verhouding van de lengte van de desbetreffende nationale procedures. Die vergunningen moeten worden afgegeven onder dezelfde voorwaarden als de vergunningen krachtens Richtlijn 2004/81/EG van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie.

Motivering

Er moet een speciale regeling worden getroffen ter bescherming van zwangere vrouwen en minderjarigen.

Amendement 5

Overweging 19 bis (nieuw)

 

(19 bis) De lidstaten dienen te waarborgen dat de bevoegde instanties, de sociale partners en representatieve organisaties van immigranten scholing en voorlichting krijgen omtrent gelijke kansen, non-discriminatie, gendervraagstukken en meervoudige discriminatie, zodat zij hen de instrumenten en kwalificaties kunnen verschaffen die noodzakelijk zijn om genderspecifieke problemen te kunnen onderkennen en het hoofd te bieden.

Amendement 6

Artikel 3, lid 1

De lidstaten verbieden de arbeid van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.

De lidstaten verbieden de indienstneming van personen die officieel de status hebben van illegaal verblijvende onderdaan van een derde land.

Motivering

Het feit dat een onderdaan van een derde land illegaal in een lidstaat verblijft moet officieel bij besluit van een rechtbank worden vastgesteld.

Amendement 7

Artikel 7, lid 1, letter b)

b) alle nog verschuldigde belastingen en socialezekerheidsbijdragen, met inbegrip van administratieve boetes, betaalt.

(b) alle nog verschuldigde belastingen en socialezekerheidsbijdragen, met inbegrip van gezinstoelagen en administratieve boetes, betaalt.

Amendement 8

Artikel 7, lid 1 bis (nieuw)

 

1 bis. Bij elke inbreuk op artikel 3 dienen de lidstaten te waarborgen dat de werkgever, wanneer het een werkneemster betreft die zwanger is of een kind heeft van minder dan 3 maanden, alsnog voldoet aan het bepaalde in artikel 7, lid 1, letters (a) en (b) en aan alle andere op grond van de voor die specifieke situatie geldende nationale wetsbepalingen.

Motivering

Het recht op verzorging, bijstand, loon en sociale uitkeringen voor zwangere illegaal werkende vrouwen moet worden beschermd en gewaarborgd.

Amendement 9

Artikel 7, lid 4

4. Met betrekking tot onder artikel 10, lid 1, onder c), vallende misdrijven treffen de lidstaten alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de tenuitvoerlegging van een terugkeerbesluit wordt uitgesteld tot de onderdaan van een derde land de nabetaling van zijn krachtens lid 1, onder a), ingevorderde loon heeft ontvangen.

4. Met betrekking tot onder artikel 10, lid 1, onder c), vallende misdrijven treffen de lidstaten alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de tenuitvoerlegging van een terugkeerbesluit wordt uitgesteld tot de onderdaan van een derde land de nabetaling van zijn krachtens lid 1, onder a), ingevorderde loon heeft ontvangen; de uitwijzing mag op generlei wijze de fundamentele rechten van de illegaal tewerkgestelde persoon aantasten of een bedreiging vormen voor diens leven of gezondheid.

Motivering

Onderdanen van derde landen mogen niet worden uitgewezen naar landen waar een oorlog gaande is of waar zij als gevolg van hun activiteiten in de EU kunnen worden blootgesteld aan represailles of gevangenisstraf.

Amendement 10

Artikel 7, lid 4 bis (nieuw)

 

4 bis. Met betrekking tot onder artikel 3 en met name artikel 10, lid 1, letters (c) of (d) vallende misdrijven treffen de lidstaten alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de tenuitvoerlegging van een terugkeerbesluit wordt uitgesteld wanneer het bij de illegaal in de EU verblijvende onderdaan van een derde land om een minderjarige gaat of om een vrouw die zwanger is of een kind heeft dat minder dan 3 maanden oud is.

Motivering

Er moet een speciale regeling worden getroffen ter bescherming van zwangere vrouwen en minderjarigen.

Amendement 11

Artikel 10, lid 1, letter (c)

(c) de inbreuk gaat gepaard met een bijzonder grove uitbuiting op de werkplek zoals een sterk verschil in de arbeidsomstandigheden met die van legale werknemers; of

(c) de inbreuk gaat gepaard met misbruik, gendergerelateerde discriminatie of bijzonder grove uitbuiting op de werkplek onder gebruikmaking van geweld, bedreiging, intimidatie of persoonlijke vernedering, dan wel met arbeidsomstandigheden die duidelijk afwijken van die van legale werknemers; of

Motivering

Er moet duidelijker en explicieter worden aangegeven wat precies onder grove uitbuiting wordt verstaan.

Amendement 12

Artikel 14, lid 1

(1) De lidstaten zorgen voor doeltreffende mechanismen aan de hand waarvan illegaal werkende onderdanen van derde landen direct of via aangewezen derden een klacht tegen hun werkgever kunnen indienen.

(1) De lidstaten bevorderen de organisatie van bewustmakingscampagnes en zetten doeltreffende mechanismen op aan de hand waarvan illegaal werkende onderdanen van derde landen direct of via aangewezen derden langs vertrouwelijke weg een klacht tegen hun werkgever kunnen indienen.

Amendement 13

Artikel 14, lid 3

3. Met betrekking tot de onder artikel 10, lid 1, onder c), vallende misdrijven geven de lidstaten onder de voorwaarden van de artikelen 4 tot en met 15 van Richtlijn 2004/81/EG aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer van uitbuiting op de werkplek zijn of geweest zijn en die meewerken aan het onderzoek tegen de werkgever, verblijfsvergunningen van beperkte duur af, gekoppeld aan de lengte van de desbetreffende nationale procedure.

3. Met betrekking tot de onder artikel 10, lid 1, onder c), vallende misdrijven geven de lidstaten onder de voorwaarden van de artikelen 4 tot en met 15 van Richtlijn 2004/81/EG aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer van uitbuiting op de werkplek zijn of geweest zijn en die meewerken aan het onderzoek tegen de werkgever voor zolang de desbetreffende nationale procedure loopt, verblijfsvergunningen van beperkte duur en met een beperkte bescherming af. Dergelijke vergunningen worden eveneens toegekend aan kinderen die tijdens de verblijfsperiode worden geboren. Op verzoek moeten ook onderdak en maaltijden worden verstrekt.

Motivering

Gezien het grote aantal vrouwen onder de illegaal in de EU verblijvende en werkende onderdanen van derde landen, hebben kinderen die tijdens de periode van verblijf in een EU-land worden geboren recht op bescherming.

Amendement 14

Artikel 14, lid 3 bis (nieuw)

 

3 bis. Gezien het grote aantal vrouwelijke illegale migranten en de specifieke problemen waarmee zij te kampen hebben, zien de lidstaten erop toe dat de bevoegde instanties, de sociale partners en immigrantenverenigingen worden opgeleid en voorgelicht omtrent gendervraagstukken, gelijke kansen en non-discriminatie op grond van geslacht of ras, zodat zij de beschikking krijgen over de instrumenten en vaardigheden die nodig zijn om genderspecifieke vraagstukken beter te onderkennen en op te lossen.

Amendement 15

Artikel 14, lid 3 ter (nieuw)

 

3 ter. Met betrekking tot de onder artikel 3 vallende verbodsbepalingen geven de lidstaten onder de voorwaarden van de artikelen 4 t/m 15 van Richtlijn 2004/81/EG aan onderdanen van derde landen die minderjarig of zwanger zijn of wier kind minder dan 3 maanden oud is, overeenkomstig de desbetreffende nationale procedures verblijfsvergunningen van beperkte duur af.

Motivering

Zwangere vrouwen en minderjarigen moet o.a. door middel van verblijfsvergunningen van beperkte duur speciale bescherming worden gewaarborgd.

Amendement 16

Artikel 16, lid 1

Uiterlijk in [drie jaar na de in artikel 17 bedoelde datum] en vervolgens om de drie jaar leggen de lidstaten de Commissie een verslag voor over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, waarin de aantallen en resultaten worden beschreven van de inspecties die op grond van artikel 15 zijn uitgevoerd, alsmede de maatregelen die op grond van artikel 8 zijn toegepast.

 

 

 

Uiterlijk in [drie jaar na de in artikel 17 bedoelde datum] en vervolgens om de twee jaar leggen de lidstaten de Commissie een verslag voor over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, waarin de aantallen en resultaten worden beschreven van de inspecties die op grond van artikel 15 zijn uitgevoerd, alsmede de maatregelen die op grond van artikel 8 zijn toegepast. De in dat verslag verstrekte statistieken dienen te worden uitgesplitst naar geslacht, met vermelding van eventuele genderspecifieke problemen.

Amendement 17

Artikel 16, lid 2

Op basis van deze verslagen dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad.

 

Op basis van deze verslagen dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad. De in dat verslag verstrekte gegevens dienen te worden uitgesplitst naar geslacht, met vermelding van eventuele genderspecifieke problemen.

PROCEDURE

Titel

Sancties ten aanzien van de werkgevers van onderdanen uit derde landen die illegaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven

Document- en procedurenummers

COM(2007)0249 - C6-0143/2007 - 2007/0094(COD)

Commissie ten principale

LIBE

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

FEMM

19.6.2007

 

 

 

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Esther De Lange

3.7.2007

 

 

Behandeling in de commissie

2.10.2007

20.11.2007

 

 

Datum goedkeuring

20.11.2007

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

22

0

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Edit Bauer, Hiltrud Breyer, Esther De Lange, Ilda Figueiredo, Věra Flasarová, Lívia Járóka, Piia-Noora Kauppi, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Roselyne Lefrançois, Siiri Oviir, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Zita Pleštinská, Anni Podimata, Christa Prets, Teresa Riera Madurell, Eva-Britt Svensson, Anna Záborská

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Jill Evans, Iratxe García Pérez, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Donata Gottardi, Anna Hedh, Filiz Hakaeva Hyusmenova

  • [1]  PB C ... van 17.7.2007, blz. ....

PROCEDURE

Titel

Sancties ten aanzien van de werkgevers van onderdanen uit derde landen die illegaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven

Document- en procedurenummers

COM(2007)0249 – C6-0143/2007 – 2007/0094(COD)

Datum indiening bij EP

16.5.2007

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

LIBERALISERING

19.6.2007

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

EMPL

19.6.2007

ITRE

19.6.2007

AGRI

27.9.2007

FEMM

19.6.2007

Geen advies

       Datum besluit

ITRE

26.6.2007

 

 

 

Medeverantwoordelijke commissie(s)

       Datum bekendmaking

EMPL

12.7.2007

 

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Claudio Fava

11.6.2007

 

 

Behandeling in de commissie

11.9.2007

16.7.2008

8.9.2008

7.10.2008

 

21.1.2009

 

 

 

Datum goedkeuring

21.1.2009

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

46

6

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Alexander Alvaro, Roberta Angelilli, Mario Borghezio, Catherine Boursier, Emine Bozkurt, Philip Bradbourn, Mihael Brejc, Kathalijne Maria Buitenweg, Maddalena Calia, Michael Cashman, Giusto Catania, Jean-Marie Cavada, Carlos Coelho, Elly de Groen-Kouwenhoven, Panayiotis Demetriou, Gérard Deprez, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Bárbara Dührkop Dührkop, Claudio Fava, Urszula Gacek, Kinga Gál, Patrick Gaubert, Roland Gewalt, Jeanine Hennis-Plasschaert, Ewa Klamt, Magda Kósáné Kovács, Stavros Lambrinidis, Henrik Lax, Roselyne Lefrançois, Baroness Sarah Ludford, Viktória Mohácsi, Claude Moraes, Javier Moreno Sánchez, Rareş-Lucian Niculescu, Martine Roure, Sebastiano Sanzarello, Inger Segelström, Csaba Sógor, Vladimir Urutchev, Ioannis Varvitsiotis, Manfred Weber, Tatjana Ždanoka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Edit Bauer, Simon Busuttil, Iratxe García Pérez, Elisabetta Gardini, Genowefa Grabowska, Ona Juknevičienė, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Antonio Masip Hidalgo, Nicolae Vlad Popa, Eva-Britt Svensson, Stefano Zappalà