VERSLAG Meertaligheid: een troef voor Europa en een gemeenschappelijk engagement
24.2.2009 - (2008/2225(INI))
Commissie cultuur en onderwijs
Rapporteur: Vasco Graça Moura
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
Meertaligheid: een troef voor Europa en een gemeenschappelijk engagement
Het Europees Parlement,
– gelet op artikel 149 en 151 van het EG-verdrag,
– gelet op artikel 21 en 22 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien de Unesco-conventie voor de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed van 2003,
– gezien de mededeling van de Commissie van 18 september 2008, getiteld: "Meertaligheid: een troef voor Europa en een gemeenschappelijk engagement" (COM(2008)0566), alsmede het bijbehorende werkdocument van de Commissie (SEC(2008)2443, SEC(2008)2444 en SEC(2008)2445),
– gezien de mededeling van de Commissie van 13 april 2007, getiteld: "Kader voor het Europese onderzoek over taalvaardigheden" (COM(2007)0184),
– gezien het werkdocument van de Commissie van 5 november 2007, getiteld: "Verslag over de tenuitvoerlegging van het actieplan: "Het leren van talen en de taalverscheidenheid bevorderen"" alsmede het bijbehorende werkdocument van de Commissie (SEC(2007)1222),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 april 2008 over een Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering[1],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 november 2006 over een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid[2],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 27 april 2006 over de maatregelen ter bevordering van meertaligheid en taalonderwijs in de Europese Unie: de Europese indicator van het taalvermogen[3],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 september 2003 met aanbevelingen aan de Commissie inzake Europese regionale en minder gebruikte talen — minderheidstalen in de EU — mede gelet op de uitbreiding en de culturele verscheidenheid[4],
– gelet op Besluit 1934/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot instelling van het Europees Jaar van de talen 2001[5],
– gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002,
– gezien de conclusies van de Raad Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur van 21 en 22 mei 2008, in het bijzonder voorzover deze betrekking hebben op meertaligheid,
– gezien de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de bevordering van de culturele diversiteit en van de interculturele dialoog in de externe betrekkingen van de Unie en de lidstaten[6],
– gezien het advies van het Comité van de Regio's over meertaligheid van 18-19 juni 2008[7], en het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 18 september 2008 inzake meertaligheid,
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A6‑0092/2009),
A. overwegende dat de taalkundige en culturele diversiteit het dagelijks leven van de burgers in de Europese Unie in belangrijke mate beïnvloedt als gevolg van de reikwijdte van de media, de groeiende mobiliteit, migratie en de voortschrijdende mondialisering,
B. overwegende dat het verwerven van verschillende taalvaardigheden van het grootste belang wordt beschouwd voor alle EU-burgers, zodat zij ten volle kunnen profiteren van de economische, sociale en culturele voordelen van vrij verkeer binnen de Unie en in de betrekkingen tussen de Unie en derde landen,
C. overwegende dat meertaligheid steeds belangrijker wordt voor de betrekkingen tussen lidstaten, het samenleven in onze multiculturele gemeenschappen en het gemeenschappelijk beleid van de Europese Unie,
D. overwegende dat het noodzakelijk is de evaluatie van meertaligheid te laten uitvoeren door erkende instrumenten, zoals het gemeenschappelijk Europees referentiekader voor talen (CEFR),
E. overwegende dat sommige Europese talen een belangrijke brug vormen in de relaties met derde landen, en tussen volken en naties in de meest uiteenlopende regio's van de wereld,
F. overwegende dat taalkundige diversiteit in de artikelen 21 en 22 van het Handvest van de grondrechten als burgerrecht erkend wordt, en dat meertaligheid ook de bevordering van respect voor diversiteit en tolerantie ten doel zou moeten hebben, om potentiële conflicten, actief of passief, tussen de verschillende taalgemeenschappen binnen de lidstaten te voorkomen,
1. spreekt zijn voldoening uit over de presentatie van de mededeling van de Commissie over meertaligheid, alsmede over de aandacht die deze van de Raad heeft gekregen;
2. herhaalt de standpunten die het tot dusverre heeft ingenomen met betrekking tot meertaligheid en culturele verscheidenheid;
3. dringt aan op erkenning van gelijkheid tussen de officiële talen van de Europese Unie bij alle openbare activiteiten;
4. is van mening dat de taalkundige diversiteit van Europa een belangrijk cultureel bezit is, en dat het verkeerd zou zijn als de Europese Unie zich zou beperken tot één enkele hoofdtaal;
5. vindt de rol van de instellingen van de Europese Unie bij dit principe van taalgelijkheid essentieel, zowel in de betrekkingen tussen de lidstaten en binnen de instellingen van de EU zelf, alsook in de relaties van Europese burgers met nationale overheden en met communautaire en internationale instellingen en organen;
6. herinnert eraan dat het belang van meertaligheid niet ophoudt bij economische of sociale aspecten, maar dat ook aandacht moet worden besteed aan culturele en wetenschappelijke vorming en kennisoverdracht, alsmede aan het belang van vertaling, zowel literair als technisch, in het leven van burgers en bij de duurzame ontwikkeling van de Europese Unie; en last but not least, de rol die talen spelen bij het vormen en versterken van identiteit;
7. benadrukt dat meertaligheid veel gebieden raakt en een enorme invloed heeft in het leven van Europese burgers; verzoekt de lidstaten ook om die reden meertaligheid te integreren in andere beleidsterreinen dan het onderwijs, zoals levenslang leren, sociale integratie, werkgelegenheid, media en onderzoek;
8. acht het opzetten van specifieke programma's voor het steunen van vertaling en van meertalige terminologienetwerken van groot belang;
9. herinnert eraan dat voor het bevorderen van meertaligheid gebruik moet worden gemaakt van informatie- en communicatietechnologieën en benadrukt om die reden de rol van de relevante internationale standaard (ISO 10646) - die een codering biedt voor alle tekens van de alfabetten van alle talen - en dringt aan op het gebruik daarvan in de bestuurssystemen en media in Europa en in de lidstaten;
10. stelt voor een Europese dag van tolken en vertalers in te stellen, of recht te doen aan deze beroepen en deze zichtbaar maken tijdens de Europese dag van de talen, die ieder jaar op 26 september wordt gehouden;
11. bevestigt dat het belangrijk is dat ouders en opvoeders in landen waar een of meer officiële talen en een of meer regionale talen naast elkaar bestaan, de keuze blijven houden in welke officiële taal hun kinderen onderwijs volgen;
12. waarschuwt dat het niet juist is de ene taal te stimuleren ten koste van de rechten van de sprekers van een andere, of deze rechten te veronachtzamen of schenden door het gebruik van enige vorm van dwang of discriminatie;
13. benadrukt dat het essentieel is om meertaligheid te beschermen in landen of regio's waar twee of meer officiële talen worden gesproken, en om ervoor te zorgen dat in elk van deze talen op ieder onderwijsniveau wordt gedoceerd;
14. benadrukt dat het belangrijk is dat in lidstaten waar verschillende officiële talen naast elkaar voorkomen, men elkaars taal kan begrijpen, vooral waar het gaat om ouderen en om de sectoren justitie, gezondheidszorg, overheid en werkgelegenheid;
15. moedigt ambtenaren die tijdens hun werk in contact komen met burgers van andere lidstaten aan om een tweede taal van de Europese Unie te leren;
16. is van mening dat het noodzakelijk en wenselijk is om via programma’s voor beroepsonderwijs en levenslang leren kansen te creëren voor volwassenen, met het oog op persoonlijke en beroepsontwikkeling;
17. benadrukt het belang van goed onderwijs in de moedertaal, niet alleen voor het onderwijsrendement, maar met name ook voor het verkrijgen van voldoende vaardigheid in andere talen, en juicht het voorstel van de Commissie tot het stimuleren van ‘moedertaal plus twee’ in het onderwijs van harte toe; benadrukt om deze reden dat geen enkel schoolkind verstoken zou mogen blijven van onderwijs in de officiële taal van de staat;
18. betreurt het feit dat de Commissie tot op heden geen meerjarig programma voor taalkundige diversiteit, noch een Europees agentschap voor taalkundige diversiteit in het leven heeft geroepen, waartoe is opgeroepen in de bovengenoemde resolutie, die op 4 september 2003 door het Europees Parlement met grote meerderheid is aangenomen;
19. onderstreept verder het belang van goed onderwijs in de taal van het gastland met het oog op een goede integratie van immigranten en hun familie en benadrukt dat de nationale regeringen op doeltreffende wijze speciale taalcursussen, met name voor vrouwen en ouderen, moeten stimuleren; roept de lidstaten op met betrekking tot immigranten hun verantwoordelijkheid te nemen en dezen de middelen te bieden die noodzakelijk zijn om de taal en cultuur van het gastland te leren, en hen tegelijkertijd toe te staan en aan te moedigen hun eigen taal te blijven gebruiken;
20. herinnert eraan dat het om deze redenen buitengewoon belangrijk is in dit kader de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen, met inbegrip van de kwaliteit van lerarenopleidingen;
21. is van mening dat binnen het voorschoolse onderwijs voldoende aandacht moet worden geschonken aan taalonderwijs, en bovenal het onderwijs in de nationale taal van het land waar de kinderen naar school gaan;
22. is van mening dat kinderen, voordat zij de schoolgaande leeftijd bereiken, in hun eigen belang de taal van het land waarin zij wonen moeten kunnen spreken, om te garanderen dat zij tijdens hun (vervolg)opleiding niet het slachtoffer worden van discriminatie, en op gelijke voet kunnen deelnemen aan alle activiteiten;
23. stelt de lidstaten voor te onderzoeken of het mogelijk is om onderwijspersoneel van verschillende onderwijsniveaus uit te wisselen, met de bedoeling verschillende schoolvakken in verschillende talen te onderwijzen, en is van opvatting dat deze mogelijkheid met name kan worden benut in grensregio’s, waardoor de mobiliteit van de beroepsbevolking en de talenkennis van burgers zouden worden verbeterd;
24. vindt het bevorderen van mobiliteit en uitwisseling van taalleerkrachten en ‑studenten onontbeerlijk; benadrukt dat door mobiliteit van taalleerkrachten in de Europese Unie een efficiënt contact zal kunnen ontstaan tussen het grootst mogelijke aantal beroepsbeoefenaars en de natuurlijke omgeving van de talen die zij onderwijzen;
25. verzoekt de Commissie en de lidstaten om beroepsmobiliteit van docenten en samenwerking tussen scholen en verschillende landen te stimuleren, met het doel in technologisch en cultureel opzicht innovatieve onderwijsprojecten te realiseren;
26. stimuleert en ondersteunt het op vrijwillige basis opnemen van moedertalen van zowel binnenlandse als buitenlandse minderheden in lespakketten en/of in het kader van maatschappelijke activiteiten buiten schoolverband;
27. benadrukt nogmaals zijn permanente betrokkenheid bij de bevordering van het leren van talen, veeltaligheid en linguïstische verscheidenheid in de Europese Unie, waaronder regionale talen en talen van minderheden, aangezien deze deel uitmaken van het cultureel erfgoed dat moet worden beschermd en gewaarborgd; is van mening dat meertaligheid essentieel is voor een effectieve communicatie en een instrument vormt om het begrip tussen mensen en daarmee de acceptatie van verscheidenheid en minderheden te vergemakkelijken;
28. beveelt aan dat in de academische onderwijsprogramma's van de lidstaten de facultatieve studie van een derde vreemde taal wordt opgenomen, te beginnen in het voortgezet onderwijs;
29. benadrukt het belang van het leren van de talen van de buurlanden als een manier om de communicatie te bevorderen, wederzijds begrip in de Europese Unie te vergroten en de Gemeenschap te sterken;
30. beveelt aan het leren van de talen van buurlanden en regio's te steunen, met name in grensgebieden;
31. benadrukt nogmaals dat het belangrijk is de ontwikkeling van innovatieve pedagogische modellen en benaderingen voor het taalonderwijs te stimuleren en te ondersteunen, om de verwerving van taalvaardigheden te stimuleren en het bewustzijn en de motivatie van de burgers te vergroten;
32. stelt voor om ervoor te zorgen dat op elk onderwijsniveau waar dan ook gekwalificeerde leraren in vreemde talen beschikbaar zijn die beschikken over diploma's en werkervaring op het gebied van informatie- en communicatietechnologie;
33. beveelt aan Europese organisaties en verenigingen van leraren in moderne talen te raadplegen over te gebruiken programma's en lesmethoden;
34. dringt aan op een stimuleringsbeleid inzake het lezen en de verspreiding van literaire werken om deze doelen te verwezenlijken;
35. is verheugd over het voornemen van de Commissie om met behulp van de media en met gebruikmaking van nieuwe technologieën informatie- en sensibiliseringscampagnes te voeren over de voordelen van het leren van talen; verzoekt de Commissie om de resultaten te benutten van de raadpleging over het taalonderwijs van immigrantenkinderen en over het onderwijs in het land van verblijf van de taal en cultuur van het land van herkomst;
36. beveelt het gebruik van ICT aan als onmisbaar instrument bij het leren van talen;
37. benadrukt opnieuw dat het politieke prioriteit geeft aan de verwerving van taalvaardigheden door het leren van andere EU-talen, waaronder één taal van een buurland en één internationale "lingua franca"; stelt dat dit burgers vaardigheden en kwalificaties kan verschaffen voor deelname aan de democratische samenleving, in termen van actief burgerschap, inzetbaarheid en kennis van andere culturen;
38. stelt voor ook in de media en op internet de aanwezigheid van meertaligheid in voldoende mate te garanderen en dan met name op Europese en andere met de Europese Unie verband houdende sites en portalen, waar de Europese meertaligheid volledig moet worden gerespecteerd, in ieder geval voor zover het de 23 officiële talen van de Europese Unie betreft;
39. steunt het gebruik van ondertitels in nationale talen op televisie in plaats van nasynchronisatie en voice-overs met het oog op het leren en oefenen van EU-talen en het bevorderen van een beter begrip van de culturele achtergrond van audiovisuele producties;
40. beveelt de lidstaten aan om tv-programma’s, en in het bijzonder tv-programma’s voor kinderen, te laten ondertitelen in plaats van nasynchroniseren;
41. roept de Europese Unie op bij externe betrekkingen gebruik te maken van de potentiële voordelen van de Europese talen, en deze in een culturele, economische en sociale dialoog met de rest van de wereld verder te ontwikkelen, om aldus het belang van de Europese Unie op het internationale toneel te vergroten en derde landen in de geest van het ontwikkelingsbeleid dat door de EU wordt nagestreefd, daarvan te laten profiteren;
42. is van mening dat in het kader van levenslang leren burgers van alle leeftijdscategorieën voldoende hulp geboden moet worden bij het blijvend ontwikkelen en vergroten van hun taalvaardigheid via toegang tot geschikt taalonderwijs of tot andere middelen ter bevordering van de communicatie, onder andere het leren van talen op jonge leeftijd, met het oog op verbetering van hun sociale integratie, arbeidsmogelijkheden en welzijn;
43. verzoekt de Commissie en de lidstaten maatregelen te nemen om het voor mensen in achterstandsituaties, mensen die tot een minderheid behoren en migranten gemakkelijker te maken om talen te leren, om ze zodoende in staat te stellen de taal/talen van het gastland en/of de gastregio te leren, en aldus sociale integratie te bewerkstelligen en sociale uitsluiting te bestrijden; benadrukt dat het voor migranten noodzakelijk is dat ze hun hoofdtaal kunnen gebruiken bij het ontwikkelen van hun taalvaardigheid; verzoekt de lidstaten daarom niet alleen het aanleren van de landstaal/talen te stimuleren, maar tevens het gebruik van de hoofdtaal;
44. is van mening dat de internationale steun voor Europese talen in de wereld moet worden versterkt, omdat deze gezien het feit dat zij essentieel zijn voor de taalkundige, historische en culturele banden tussen de Europese Unie en derde landen en gezien het feit dat zij in die landen kunnen dienen voor het stimuleren van democratische waarden, het Europees project een meerwaarde bieden;
45. is van mening dat de Europese ondernemingen, vooral het MKB, effectief moeten worden gesteund bij het leren en gebruiken van talen, waardoor zij makkelijker toegang krijgen tot de wereldmarkten, vooral de markten die in opkomst zijn;
46. wijst in het bijzonder op de mogelijke gevaren van een communicatiekloof tussen mensen uit verschillende culturen en van sociale afscheiding tussen mensen met kennis van vele talen en mensen met kennis van één taal; vestigt de aandacht op het feit dat het gebrek aan taalvaardigheid voor buitenlandse werknemers in veel lidstaten nog steeds een ernstige hindernis is bij de integratie in de maatschappij en op de arbeidsmarkt; spoort de Commissie en de lidstaten daarom aan maatregelen te nemen om de kloof tussen meertalige mensen die in de Europese Unie meer mogelijkheden hebben en eentalige mensen die van veel mogelijkheden zijn uitgesloten, te verkleinen;
47. is de mening toegedaan dat ondersteuning moet worden geboden voor het leren van talen van derde landen, ook binnen de EU;
48. benadrukt dat in toeristische gebieden, in het bijzonder in informatiecentra voor toeristen, op toeristische borden en op bewegwijzering, de belangrijkste internationale talen moeten worden gebruikt;
49. eist dat de indicatoren voor taalvaardigheid zo snel mogelijk alle officiële talen van de Europese Unie bestrijken, zonder dat daarbij de andere talen die in de Europese ruimte worden gesproken, worden benadeeld;
50. beveelt de uitbreiding aan van taalvaardigheidsindicatoren tot het klassiek Grieks en het Latijn, niet alleen omdat het gaat om een gemeenschappelijk Europees erfgoed dat voor de beschaving en cultuur van Europa van groot belang is, maar ook omdat het door het leren van deze talen het leren van nieuwe talen gemakkelijker wordt en het nadenken over talen wordt aangemoedigd;
51. vestigt de aandacht op de noodzaak dat er bij het verzamelen van gegevens tests worden opgesteld voor vier taalvaardigheden, te weten: lees-, luister-, spreek- en schrijfvaardigheid;
52. verzoekt de Commissie en de lidstaten hun inspanningen ter verbetering van de samenwerking tussen de lidstaten te vergroten door gebruik te maken van de open coördinatiemethode en zodoende de uitwisseling van ervaringen en de optimale werkwijzen op het gebied van meertaligheid te vergemakkelijken, ook rekening houdend met de waargenomen positieve economische effecten, bijvoorbeeld bij bedrijven die meertaligheid in de praktijk brengen;
53. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
TOELICHTING
Verschillende malen heeft het Europees Parlement zich gebogen over de kwesties die verband houden met meertaligheid; het heeft geen grote ontwikkelingen te melden in de toelichting.
De rapporteur onderschrijft de visie van de Commissie dat de taalkundige en culturele diversiteit een enorm concurrentievoordeel betekent en herinnert er nogmaals aan dat de programma's voor taalonderwijs en uitwisseling van scholieren en culturele uitwisseling, zowel binnen als buiten de Europese Unie, ondubbelzinnig moeten worden gesteund.
Omdat taal een factor van sociale insluiting is, is het belangrijk het beleid voor steun aan vertalingen, zowel technisch als literair, te intensiveren.
De Europese Unie moet volledig gebruik maken van dit voordeel, zo mogelijk door middel van de dialoog met andere regio's in de wereld, met aandacht voor de bijzondere taalkundige, historische en culturele banden tussen de Europese Unie en derde landen
Het bevorderen van meertaligheid is ook afhankelijk van audiovisuele producten, van ICT en ook van de nieuwe toegangsmodellen voor cultuur en opleiding, vooral door online content. Door deze moderne dynamiek in culturele uitwisseling kunnen volkeren via meertaligheid op een natuurlijke wijze tot elkaar komen.
De indicatoren voor taalvaardigheid moeten zo snel mogelijk alle officiële talen van de Europese Unie bestrijken, zonder dat daarbij de andere talen die in de Europese ruimte worden gesproken en bestudeerd, worden benadeeld.
De rapporteur vindt het essentieel dat de taalvaardigheidsindicatoren betrekking hebben op alle officiële talen van de Europese Unie.
ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (11.2.2009)
aan de Commissie cultuur en onderwijs
inzake Meertaligheid: een troef voor Europa en een gemeenschappelijk engagement
(2008/2225(INI))
Rapporteur voor advies: Csaba Sógor
SUGGESTIES
De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie cultuur en onderwijs onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. benadrukt nogmaals zijn permanente betrokkenheid bij de bevordering van het leren van talen, veeltaligheid en linguïstische verscheidenheid in de Europese Unie, waaronder regionale talen en talen van minderheden, aangezien deze deel uitmaken van het cultureel erfgoed dat moet worden beschermd en gewaarborgd; is van mening dat meertaligheid essentieel is voor een effectieve communicatie en een instrument vormt om het begrip tussen mensen en daarmee de acceptatie van verscheidenheid en minderheden te vergemakkelijken;
2. is verheugd over het feit dat de Commissie in haar mededeling van 18 september 2008 over "Meertaligheid: een troef voor Europa en een gemeenschappelijk engagement"(COM(2008)0566), verwijst naar het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden, dat onder auspiciën van de Raad van Europa in 1992 werd aangenomen, en verzoekt de lidstaten die dit handvest nog niet hebben ondertekend of geratificeerd dat alsnog te doen;
3. is van mening dat linguïstische verscheidenheid niet alleen een belangrijk onderdeel is van het cultureel erfgoed, maar ook in het dagelijks leven van Europese burgers een cruciale rol speelt en bijdraagt aan de bevordering van essentiële Europese waarden, zoals tolerantie en begrip en aan het onderhouden van netwerken;
4. benadrukt dat meertaligheid veel gebieden raakt en een enorme invloed heeft in het leven van Europese burgers; verzoekt de lidstaten ook om die reden meertaligheid te integreren in andere beleidsterreinen dan het onderwijs, zoals levenslang leren, sociale integratie, werkgelegenheid, media en onderzoek;
5. is van mening dat het leren van talen, bijvoorbeeld de talen van aangrenzende lidstaten, aangemoedigd moet worden; is verder van mening dat het met het oog op het versterken van de sociale en culturele integratie binnen de Euregio's en het vergemakkelijken van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit voor grensbewoners of voor gemeenschappen waar meerderheids- en minderheidsgroeperingen samen leven, wenselijk is elkaars taal te leren;
6. wijst in het bijzonder op de mogelijke gevaren van een communicatiekloof tussen mensen uit verschillende culturen en van sociale afscheiding tussen mensen met kennis van vele talen en mensen met kennis van één taal; vestigt de aandacht op het feit dat het gebrek aan taalvaardigheid voor buitenlandse werknemers in veel lidstaten nog steeds een ernstige hindernis is bij de integratie in de maatschappij en op de arbeidsmarkt; spoort de Commissie en de lidstaten daarom aan maatregelen te nemen om de kloof tussen meertalige mensen die in de Europese Unie meer mogelijkheden hebben en eentalige mensen die van veel mogelijkheden zijn uitgesloten, te verkleinen;
7. benadrukt dat het beheersen van meerdere talen de burgers in staat stelt gebruik te maken van de vrijheid om in een andere lidstaat te wonen en te werken, hetgeen de mobiliteit van de burgers vergroot; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om in dit kader hun inspanningen ter verwezenlijking van de doelstelling van Barcelona, die erin bestaat dat burgers behalve in hun moedertaal nog in twee andere talen kunnen communiceren, op te voeren;
8. onderstreept het belang van voortdurende bijscholing van het onderwijspersoneel en van al degenen die betrokken zijn bij het taalonderwijs, evenals van de bevordering van hun mobiliteit, opdat zij hun taalkundige en interculturele vaardigheden kunnen verbeteren;
9. is van mening dat in het kader van levenslang leren burgers van alle leeftijdscategorieën voldoende hulp geboden moet worden bij het blijvend ontwikkelen en vergroten van hun taalvaardigheid via toegang tot geschikt taalonderwijs of tot andere middelen ter bevordering van de communicatie, onder andere het leren van talen op jonge leeftijd, met het oog op verbetering van hun sociale integratie, arbeidsmogelijkheden en welzijn;
10. verzoekt de Commissie en de lidstaten maatregelen te nemen om het voor mensen in achterstandsituaties, mensen die tot een minderheid behoren en migranten gemakkelijker te maken om talen te leren, om ze zodoende in staat te stellen de taal/talen van het gastland en/of de gastregio te leren, en aldus sociale integratie te bewerkstelligen en sociale uitsluiting te bestrijden; benadrukt dat het voor migranten noodzakelijk is dat ze hun hoofdtaal kunnen gebruiken bij het ontwikkelen van hun taalvaardigheid; verzoekt de lidstaten daarom niet alleen het aanleren van de landstaal/talen te stimuleren, maar tevens het gebruik van de hoofdtaal;
11. verzoekt de lidstaten mechanismen in te stellen voor lokale gemeenschappen en dienstverleners, zodat deze zich op doeltreffende wijze kunnen bezighouden met de behoeften van de burgers die een andere taal spreken dan de officiële taal, waardoor hun deelname op de arbeidsmarkt en in de gemeenschap wordt gestimuleerd;
12. verzoekt de Commissie en de lidstaten om beroepsmobiliteit van docenten en samenwerking tussen scholen in verschillende landen te stimuleren, met het doel in technologisch en cultureel opzicht innovatieve onderwijsprojecten te realiseren;
13. verzoekt de lidstaten om met steun van de Commissie te streven naar een beter taalbeleid binnen ondernemingen, bijvoorbeeld door middel van het creëren van linguïstisch gemengde managementteams op alle niveaus binnen bedrijven en het aanmoedigen van de implementatie van opleidingsprogramma's voor de ontwikkeling van meertalige communicatieve vaardigheden;
14. verzoekt de Commissie en de lidstaten hun inspanningen ter verbetering van de samenwerking tussen de lidstaten te vergroten door gebruik te maken van de open coördinatiemethode en zodoende de uitwisseling van ervaringen en de optimale werkwijzen op het gebied van meertaligheid te vergemakkelijken, ook rekening houdend met de waargenomen positieve economische effecten, bijvoorbeeld bij bedrijven die meertaligheid in de praktijk brengen;
15. is verheugd over het voornemen van de Commissie om met behulp van de media en met gebruikmaking van nieuwe technologieën informatie- en sensibiliseringscampagnes te voeren over de voordelen van het leren van talen; verzoekt de Commissie om de resultaten te benutten van de raadpleging over het taalonderwijs van immigrantenkinderen en over het onderwijs in het land van verblijf van de taal en cultuur van het land van herkomst.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
11.2.2009 |
|
|
|
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
43 1 0 |
||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Jan Andersson, Edit Bauer, Iles Braghetto, Philip Bushill-Matthews, Milan Cabrnoch, Alejandro Cercas, Ole Christensen, Luigi Cocilovo, Jean Louis Cottigny, Jan Cremers, Harald Ettl, Richard Falbr, Carlo Fatuzzo, Ilda Figueiredo, Joel Hasse Ferreira, Stephen Hughes, Karin Jöns, Ona Juknevičienė, Jean Lambert, Bernard Lehideux, Elizabeth Lynne, Thomas Mann, Jiří Maštálka, Maria Matsouka, Elisabeth Morin, Csaba Őry, Siiri Oviir, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Pier Antonio Panzeri, Rovana Plumb, Elisabeth Schroedter, José Albino Silva Peneda, Kathy Sinnott, Jean Spautz, Gabriele Stauner, Ewa Tomaszewska, Anne Van Lancker, Gabriele Zimmer |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Gabriela Creţu, Jamila Madeira, Adrian Manole, Ria Oomen-Ruijten, Csaba Sógor, Patrizia Toia |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Pierre Jonckheer |
|||||
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
17.2.2009 |
|
|
|
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
20 3 8 |
||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Maria Badia i Cutchet, Giovanni Berlinguer, Guy Bono, Nicodim Bulzesc, Marie-Hélène Descamps, Věra Flasarová, Milan Gaľa, Claire Gibault, Vasco Graça Moura, Lissy Gröner, Luis Herrero-Tejedor, Ruth Hieronymi, Ramona Nicole Mănescu, Adrian Manole, Manolis Mavrommatis, Ljudmila Novak, Doris Pack, Christa Prets, Karin Resetarits, Pál Schmitt, Hannu Takkula, Helga Trüpel, Thomas Wise |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Gyula Hegyi, Iosif Matula, Raimon Obiols i Germà, Christel Schaldemose, Nina Škottová, Ewa Tomaszewska, Jaroslav Zvěřina |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Raül Romeva i Rueda, Alejo Vidal-Quadras |
|||||