Verslag - A6-0095/2009Verslag
A6-0095/2009

VERSLAG over beproefde methoden op het gebied van regionaal beleid en obstakels voor de deelname aan de structuurfondsen

24.2.2009 - (2008/2061(INI))

Commissie regionale ontwikkeling
Rapporteur: Constanze Angela Krehl


Procedure : 2008/2061(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0095/2009
Ingediende teksten :
A6-0095/2009
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over beproefde methoden op het gebied van regionaal beleid en obstakels voor de deelname aan de structuurfondsen

(2008/2061(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien het in het kader van het URBAN-initiatief ondernomen URBACT-programma, waarmee beproefde methoden en uitwisseling van ervaringen tussen meer dan 200 steden in de Europese Unie worden vergemakkelijkt en ontwikkeld,

–   onder verwijzing naar de resolutie van het Europees Parlement van 21 oktober 2008 over governance en partnerschap op nationaal en regionaal niveau en als basis voor projecten op het gebied van regionaal beleid[1],

–    gezien Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds[2],

–    gezien Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling[3],

–    gelet op artikelen 158 en 159, van het EG-Verdrag,

–    gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad die op 23 en 24 maart 2000 te Lissabon werd gehouden,

–    gezien de mededeling van de Commissie van 19 juni 2008 met de titel "Vijfde voortgangsverslag over de economische en sociale cohesie - Groeiende regio's, groeiend Europa" (COM(2008)0371),

–    gezien de mededeling van de Commissie van 6 oktober 2008 met de titel "Groenboek over territoriale cohesie - Van territoriale diversiteit een troef maken" (COM(2008)0616),

–    gezien de mededeling van de Commissie met de titel "Regio's voor economische verandering" (COM(2006)0675),

–    gezien de studie van zijn beleidsafdeling Structuur- en cohesiebeleid met de titel "Goede praktijken op het gebied van regionaal beleid en belemmeringen voor het gebruik van de structuurfondsen",

–    onder verwijzing naar de door zijn Commissie regionale ontwikkeling georganiseerde openbare hoorzitting van 17 juli 2008,

–    gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–    gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling en het advies van de Begrotingscommissie (A6‑0095/2009),

A.  overwegende dat het cohesiebeleid een van de voornaamste beleidsterreinen in de Europese Unie is, niet alleen budgettair gezien, maar vooral ook omdat het een essentiële pijler van het Europese integratieproces vormt en van groot belang is voor de sociale, economische en territoriale cohesie van de Europese Unie en de harmonieuze ontwikkeling van haar 268 regio's, en bovendien omdat dankzij dit beleid achterstanden en verschillen in ontwikkeling verkleind worden en het leven voor alle burgers van de Europese Unie wordt verbeterd,

B.   overwegende dat de regio's in de Europese Unie alle met ongeveer dezelfde vraagstukken hebben te kampen, hoewel de gevolgen daarvan per regio sterk verschillen als gevolg van hun specifieke eigenschappen wat hun aard (bij voorbeeld eiland of berggebied) en hun bevolking betreft: de globalisering en de daarmee gepaard gaande versnelde economische herstructurering, de totstandkoming van handelsbetrekkingen, de gevolgen van de technologische revolutie, de klimaatverandering, de ontwikkeling van de kenniseconomie, demografische verandering, ontvolking en een toenemende immigratie,

C.  overwegende dat er bij projecten bij de versterking van de kennisfundamenten en de verbetering van het concurrentievermogen vaak de beste resultaten worden bereikt door samenwerking tussen de overheidssector, het bedrijfsleven, het onderwijs en plaatselijke belanghebbenden,

D.  overwegende dat het cohesiebeleid tegenover deze uitdagingen niet zijn volledige potentieel kan ontplooien omdat potentiële hulpaanvragers zich voor enorme belemmeringen geplaatst zien in verband met het gebruik van de structuurfondsen van de Europese Unie, zoals:

      -  een buitensporige bureaucratie,-

  te veel ingewikkelde regelgeving, die in sommige gevallen slechts online beschikbaar

  is, wat ervoor zorgt dat veel potentiële begunstigden geen toegang tot deze fondsen   hebben,-

  het veelvuldig wijzigen door sommige lidstaten van de subsidiabiliteitscriteria en van de   vereiste documenten,-

  een gebrek aan transparantie in besluitvormingsprocessen en cofinancieringsregelingen   alsmede vertragingen bij de betalingen,-

  langzame en moeizame centraal beheerde administratie in sommige lidstaten en   toepassing van de regelgeving op zodanige wijze dat de reeds bestaande bureaucratie   nog wordt vergroot en ontoereikende informatie wordt verstrekt,-

  een ontoereikende gedecentraliseerde administratieve capaciteit en verschillende   regionale administratiemodellen in de lidstaten, waardoor geen vergelijkende gegevens   voorhanden zijn en uitwisseling van optimale praktijken niet mogelijk is,-

  onvoldoende regelingen voor interregionale coördinatie,-

  ontbreken van een daadwerkelijk functionerende coördinatie tussen nationale, regionale   en lokale autoriteiten,

E.  overwegende dat een aantal van de huidige onvolkomenheden op het gebied van het cohesiebeleid tot deze bestaande belemmeringen zijn te herleiden,

F.  overwegende dat de vertragingen bij de uitvoering van het structuurbeleid onder meer te wijten zijn aan de uiterst rigide procedures en dat derhalve overwogen moet worden deze procedures te vereenvoudigen en tot een duidelijke verdeling van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden onder de EU, de lidstaten en de regionale en lokale autoriteiten te komen,

1.  onderstreept dat, hoewel rekening moet worden gehouden met de meerwaarde die door de verspreiding onder het bredere publiek van methoden die hun nut hebben bewezen gecreëerd wordt in de zin van een betere communicatie en een betere relatie tussen kosten en baten, pogingen om deze beproefde praktijken in het regionaal beleid van de EU in te voeren voornamelijk aan beheersautoriteiten moeten worden overgelaten, waarbij aan deze autoriteiten richtsnoeren moeten worden gegeven voor het opstellen van regels voor de toegang tot structurele middelen, zodat de uitwisseling van informatie en ervaringen kan bijdragen aan een aanzienlijke kwaliteitsverbetering van de projecten doordat oplossingen voor gemeenschappelijke problemen worden geboden en omdat dankzij deze uitwisseling doeltreffende en gerichte maatregelen kunnen worden gekozen;

2.  wijst op de noodzaak de procedures voor de uitvoering van projecten en programma's van de structuurfondsen te vereenvoudigen, vooral als het gaat om de beheers- en controlesystemen; is daarom in dit opzicht verheugd over de herziening van de regelgeving in verband met het structureelfondspakket als reactie op de huidige financiële crisis; ziet reikhalzend uit naar verdere, in de komende maanden aan te kondigen voorstellen van de Commissie in die richting;

Belemmeringen wegnemen

3.  roept de Commissie, teneinde de hierboven genoemde obstakels weg te nemen, ertoe op om onder meer:

- de evaluatiemaatstaven voor projecten die medegefinancierd worden met structuurfondsen van de Europese Unie voor de lange termijn vast te stellen;

- innovatieve projecten niet te evalueren volgens de evaluatiemaatstaven die voor andere projecten gelden, maar specifieke - d.w.z. aan innovatieve projecten aangepaste – evaluatiemaatstaven op te stellen, waarbij in essentie een hoger foutpercentage mogelijk is;

- de duur van de maximale bewaartijd voor projectdocumenten voor controledoeleinden van de Commissie van momenteel tien jaar naar drie jaar te verlagen;

- speciale beleidsmaatregelen en nieuwe kwaliteitsindicatoren uit te werken voor gebieden met specifieke geografische kenmerken, zoals berggebieden en dunbevolkte regio's en ultraperifere grensgebieden en insulaire gebieden en de territoriale schaal van de beleidsmaatregelen daaraan aan te passen om de territoriale samenhang in de Europese Unie te bevorderen;

- het controlesysteem te vereenvoudigen en bij te dragen aan invoering van een systeem voor eenmalige controle;

- normen voor openbare aanbestedingen vast te stellen die op vereenvoudiging en harmonisering gericht zijn;

- samen met de lidstaten de regels aangaande de subsidiabiliteit van de uitgaven te coördineren

- aan de begunstigden in toenemende mate voorschotten op de steun uit te betalen

- een flexibelere houding aan te nemen ten aanzien van de "n+2/n+3"-regel, met name voor projecten waaraan het Cohesiefonds een financiële bijdrage levert

- de activiteiten die uitgevoerd en medegefinancierd worden in het kader van het cohesiebeleid en de tweede pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (plattelandsontwikkeling) beter te coördineren

- de toepassing van het partnerschapsbeginsel te bevorderen en af te dwingen

- de toepassing van een geïntegreerde aanpak te bevorderen, in het bijzonder bij maatregelen die in stedelijke gebieden worden uitgevoerd

- de programma's voor technische bijstand flexibeler te maken

- de procedure en alle beschikbare documenten volledig digitaal te maken

- mechanismen in te voeren om netwerken te bevorderen en het beheer van een groep projecten te vergemakkelijken

- de ontwikkeling van projecten op basis van gemengde financiering te vergemakkelijken en te belonen, in het bijzonder door gebruik te maken van de initiatieven Jeremie en Jessica;

- de administratieve druk van de projecten te verlichten en aan te passen aan de omvang van het project

- de praktijken van de projectactiviteit te vereenvoudigen, te verduidelijken en te versnellen en de resultaatgerichtheid te vergroten;

- lidstaten er actief toe aan te moedigen om een effectief systeem voor samenwerking en verantwoordelijkheidsdeling tussen nationale, regionale en lokale niveaus op te zetten;

- de toegang tot financiële middelen te vergemakkelijken via nauwere samenwerking met de nationale overheden om de behandelingstijd te verminderen;

- een tijdschema op te stellen met betrekking tot de stappen die ondernomen moeten worden om de obstakels weg te nemen en de toegankelijkheid tot financiële middelen te verbeteren;

4.  adviseert de Commissie verder te gaan en de ontwikkeling van een gezamenlijke, algemeen toegankelijke aanzet tot de interregionale uitwisseling van beproefde methoden ("best practices"), met als doel dat actoren op het terrein van het cohesiebeleid op de ervaringen van anderen kunnen teruggrijpen;

5.  wijst er uitdrukkelijk op dat het identificeren van "best practices"niet mag uitmonden in extra administratieve uitgaven voor de aanvragende en uitvoerende instantie van het project;

6.  wenst dat de bureaucratie bij het aanwenden van de structuurfondsen tot een minimum beperkt blijft en niet nodeloos toeneemt door aparte voorwaarden die de lidstaten opleggen;

7.  adviseert op basis van de analyse van een groot aantal projecten uit veel regio's van de Europese Unie voor de terreinen van het cohesiebeleid, die zowel voor de verdere ontwikkeling van de individuele regio's als de totale EU van aanmerkelijk belang zijn en gekenmerkt worden door een grote verscheidenheid qua uitvoering, aanvullende factoren voor het kwalificeren van "best practices";

Algemene en themaspecifieke criteria voor het vaststellen van "best practices"

8.  is ingenomen met de in het kader van het initiatief "Regio's voor economische verandering" vastgelegde idee om ten eerste jaarlijks "best practices" met de "REGIO STARS"-prijzen te bekronen en te publiceren en ten tweede een website voor "best practices" in te richten; wijst op de beperkte efficiëntie van een gewone website;

9.  bekritiseert het ontbreken van transparantie bij de objectieve uitgangspunten van de Europese Commissie voor het vaststellen van "best practices";

10. roept de Commissie er met het oog op het veelvuldige gebruik van het begrip "best practices", en de vaak parallel gebruikte begrippen "goede praktijken" of "succesverhalen", ertoe op een duidelijke, op het cohesiebeleid afgestemde catalogus van criteria op te stellen, waarmee "best practices" van andere projecten kunnen worden afgegrensd;

11. adviseert de Commissie voor het identificeren van "best practices" rekening met de volgende punten te houden:

- kwaliteit van het project

- waarborging van het samenwerkingsprincipe

- duurzaamheid van de betrokken maatregel

- positieve bijdrage aan gelijke kansen en gender mainstreaming

- de innovatiekracht van het project

- een geïntegreerde benadering tussen het sectorale en territoriale beleid van de EU

- doeltreffend gebruik van de middelen

- de duur van het project tot aan de start van de uitvoering ervan

- uitvoering van het project op tijd en volgens plan

- aanzienlijke impulskracht voor de regio of de totale EU

- gevolgen voor de werkgelegenheid

- faciliteiten voor MKB's

- vergemakkelijking van netwerken en territoriale samenwerking tussen regio's

- overdrachtsmogelijkheden van het project, d.w.z. toepasbaarheid ervan in andere EU-regio's

- toegevoegde waarde van de activiteiten binnen de EU-beleidsvormen

- positieve gevolgen van het project voor burgers, regio's en lidstaten en de maatschappij als geheel;

12. beveelt aan ervoor te zorgen dat de als referentiewaarden voor beproefde methoden gekozen criteria absoluut geloofwaardig en duidelijk meetbaar zijn om wrijving, ongewenste bijwerkingen en subjectieve oordelen te voorkomen die de gehele op deze criteria gebaseerde projectindelingsprocedure kunnen ondermijnen; verzoekt de Commissie derhalve om zowel de inhoud als de wijze van toepassing van deze criteria duidelijk te omschrijven;

13. adviseert op basis van de analyse van een groot aantal projecten uit veel regio's van de Europese Unie rekening te houden met aanvullende factoren voor het vaststellen van beproefde praktijken voor terreinen van het cohesiebeleid die zowel voor de verdere ontwikkeling van de specifieke regio's als de EU in haar geheel van groot belang zijn en gekenmerkt worden door een grote verscheidenheid bij de benadering van hun uitvoering, aanvullende factoren voor het kwalificeren van "best practices";

14. adviseert op het terrein van "Onderzoek en ontwikkeling / innovatie" rekening te houden met de factoren:

- kwalitatief belangrijke investering in wetenschap en onderzoek

- verbanden tussen bedrijfsleven, wetenschappelijke wereld en onderzoeksinstellingen met speciale nadruk op de versterking van MKB's, niet in de laatste plaats als middel voor een hefboomeffect voor de territoriale ontwikkeling

- banden tussen wetenschappelijke en onderzoeksinstituten

- ontwikkeling en / of innovatie ten aanzien van geavanceerde technologieën en/of praktische toepassingen daarvoor

- toepassing van nieuwe technologie in traditionele sectoren

- toepassing in het zakenleven

- oplossingen in kernsectoren van de EU – milieu, energie, enz.;

15. adviseert op het terrein van "Milieubescherming, klimaatbescherming en duurzaam energiebeleid" rekening te houden met de factoren:

- beschermingsmaatregelen voor gebieden die bijzonder veel gevaar lopen en die speciaal op die gebieden zijn afgestemd (gevoeligheid), met name wateren

- bescherming en efficiënt gebruik van schaarse grondstoffen

- verantwoordelijk omgaan met grondstoffen

- maatregelen tegen energiearmoede

- aanmerkelijke verhoging van de energie-efficiëntie

- aanmerkelijke vermindering van het energieverbruik

- verhoging van het aandeel aan hernieuwbare energiedragers

- maatregelen voor het verlagen van de CO2-emissies

- methoden en / of praktijken om dusdanig met schaarse of bedreigde grondstoffen om te gaan dat hulpbronnen gespaard worden;

16. adviseert op het terrein van "Het scheppen van hoogwaardige banen" rekening te houden met de volgende factoren:

- verbetering van de arbeidsomstandigheden

- toeneming van aantal banen van hoge kwaliteit

- scheppen van duurzame banen met oog voor de toekomst

- waarborgen van toegang tot de arbeidsmarkt voor mannen en vrouwen op gelijke voorwaarden

- productiviteitsverhoging

- verhoging van het concurrentievermogen

- het scheppen van locatieonafhankelijke banen, zoals e-business

- maatregelen om een grotere specialisatie van de werknemers te bereiken

- gebruik van moderne informatie- en communicatiemedia

- combineren van gezinsleven en werk

- maatregelen die richten op de meeste gevoelige sectoren van de bevolking (bij voorbeeld jongeren, vrouwen, gehandicapten, immigranten, langdurig werklozen, werklozen met een leeftijd van meer dan 45 jaar, mensen zonder enige formele opleiding)

- verbeterde toegang en beschikbaarheid van vervoer, telecommunicatie, opleiding en gezondheidsdiensten;

17. adviseert op het terrein van "Levenslang leren" rekening te houden met de factoren:

- kwaliteitsverbetering van de opleidingsvoorwaarden en het laten toenemen van de kwantiteit van het aanbod met name gericht op de kansen van bevolkingsgroepen die bijzonder benadeeld worden of gevaar lopen (bij voorbeeld jongeren, vrouwen, gehandicapten, immigranten, langdurig werklozen, werklozen met een leeftijd van meer dan 45 jaar, mensen zonder enige scholing)

- nauwe koppeling tussen vorming, opleiding en arbeidsleven

- kwalitatief en kwantitatief exact op de eisen toegesneden projecten op het gebied van opleiding

- invoering en toepassing van moderne technologieën en praktijken

- het stimuleren en behouden van de bereidheid een opleiding te volgen

- verhoging van de deelname aan bijscholing

- zich gedurende het gehele leven in talen bekwamen;

18. adviseert op het terrein van "Geïntegreerde stadsontwikkeling" rekening met de volgende factoren te houden:

- geïntegreerd beleid op de lange termijn voor het plaatselijke openbaar vervoer, voetgangers, fietsers en autogebruik met het oog op een doeltreffende integratie van de diverse wijzen van vervoer, zowel particulier als openbaar

- efficiënt verkeersbeheer

- bevordering van de economische ontwikkeling van steden

- verhoging van de investeringen door ondernemingen, stimulering en behoud van werkgelegenheid met speciale nadruk op jongerenwerkgelegenheid en ondernemerschap en de verbetering van het sociale leven

- regeneratie en integratie van achteruitgaande wijken en gebieden waaruit de industrie is weggetrokken

- verhoging van de levenskwaliteit in stedelijke gebieden, bij voorbeeld beschikbaarheid en toegankelijkheid van openbare diensten

- creëren van groengebieden en recreatiegebieden en een verhoogde efficiëntie op het gebied van water en energie, vooral in de sector huisvesting

- faciliteiten voor mensen met een handicap

- bevordering van maatregelen om de bevolking, vooral jongeren, aan hun steden te binden

- rekening houden met de leefomgeving: stedelijk milieu, voorstadsomgeving en nabijgelegen plattelandsmilieu

- beperking van excessief landbeslag door veel meer herontwikkeling van braakliggend terrein en vermijden van stadsuitbreiding

- betere toegankelijkheid van stedelijke faciliteiten en transportvoorzieningen voor mensen met een beperkte mobiliteit

- verhoging van de interactie tussen steden en plattelandsgebieden

- toepassing van een geïntegreerde benadering;

19. adviseert op het terrein van "Demografische ontwikkeling" met de volgende factoren rekening te houden:

- universele toegang tot diensten

- versterking van de maatregelen voor het aantrekken van gekwalificeerde werknemers

- meer betrokkenheid van de meest kwetsbare sectoren door betere scholing en beroepsopleiding

- maatregelen voor flexibele arbeidstijd

- maatregelen ter vergemakkelijking van het leven van werkende ouders waarmee het gezinsleven met het arbeidsleven kan worden gecombineerd

- maatregelen ter bevordering van een soepele integratie van migranten

- aandacht voor de speciale noden van gehandicapten en ouderen

- bijdrage aan de handhaving van de bevolkingsniveaus (in gebieden die onder ontvolking te lijden hebben);

20. adviseert op het terrein van "Grensoverschrijdende samenwerking" met deze factoren rekening te houden:

- kwalitatieve en kwantitatieve verhoging van het aantal grensoverschrijdende contacten

- vorming van permanente netwerken of langdurige samenwerkingsverbanden

- harmonisering van verschillende systemen en procedures

- inschakeling van nieuwe partners

- het tot stand brengen van financiële onafhankelijkheid

- duurzame grensoverschrijdende kennisoverdracht en -uitwisseling

- gezamenlijke ontwikkeling van het potentieel van partnerregio's

- infrastructurele verbinding tussen partnerregio's;

21. adviseert op het terrein van "Publiek-private samenwerking" rekening met deze factoren te houden:

- kwalitatieve verbetering van de projectuitvoering in de zin van effectiviteit en winstgevendheid

- versnelling van de projectuitvoering

- transparant mechanisme voor risicospreiding

- verbetering van het projectbeheer

- meer deelname van de lokale en regionale overheden en deelnemers aan publiek-private partnerschappen

- duidelijke en transparante gedragsregels voor het optreden van openbare instanties en ondernemingen;

22. verzoekt de Commissie rekening te houden met de noodzaak om beproefde praktijken op het gebied van de financiële onderbouwing van projecten te bevorderen, met name financiering in openbaar/particuliere partnerschappen en financiering met de steun van de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds;

23. is zich ervan bewust dat het uitzonderlijk moeilijk is om een project cumulatief aan alle bovenstaande criteria te laten voldoen en verzoekt de Commissie derhalve, alvorens deze criteria toe te passen, ze in volgorde van prioriteit in een lijst op te nemen en vast te stellen welke de allerhoogste prioriteit moeten krijgen, zodat het gemakkelijker wordt opvallend goed gelukte projecten bij de "best practices"in te delen; onderstreept dat het noodzakelijk is de gemeenschappelijk vastgestelde criteria ten aanzien van beproefde praktijken open en transparant te gebruiken, wat een beter beheer, aanvaarding en vergelijkbaarheid van beproefde praktijken mogelijk maakt en verwarring met andere soortgelijke termen voorkomt;

24. roept de Commissie er met het oog op het toekomstige gebruik van de begrippen "best practices", "goede praktijken" of "succesverhalen" toe op aan de hand van de factoren een duidelijke en transparante onderverdeling c.q. gradatie voor het kwalificeren van projecten conform de genoemde aanduidingen uit te werken.

Uitwisseling van "best practices"

25. verzoekt de Commissie de uitwisseling van "best practices" door een door de Europese Commissie gecoördineerd netwerk van regio's te organiseren en te coördineren en voor dit doel een openbare website op te zetten met kerninformatie over de projecten in alle talen van de Gemeenschap;

26. adviseert de Commissie in het kader van het actuele beheer daarvoor een desbetreffende instantie binnen het directoraat-generaal Regionaal beleid in het leven te roepen, die - met als doel een langdurige, continue, betrouwbare en succesvolle uitwisseling van "best practices" op het terrein van het cohesiebeleid - in samenwerking met dit netwerk van de regio's het evalueren, verzamelen en uitwisselen van "best practices" organiseert en als voortdurend aanspreekpunt zowel voor de aanbod- als de vraagzijde beschikbaar is; verzoekt de Commissie om deze cultuur van bewezen methoden ingang te doen vinden in al haar diensten;

27. stelt in dit kader voor, met de evaluatiemechanismen reeds toegepaste, beproefde methoden te bestuderen en hun inzet te overwegen; bijzondere nadruk moet worden gelegd op samenwerking met een netwerk van regionale autoriteiten en gespecialiseerde agentschappen, die ook de voor de hand liggende bron vormen voor het primaire materiaal van de te evalueren optimale methoden voortvloeit;

28. herinnert eraan dat de Europese Unie weliswaar de financiële middelen en beproefde praktijken verschaft, maar dat de nationale, regionale en lokale verantwoordelijken er profijt van moeten trekken; is in dit opzicht verheugd over de invoering van een nieuw Erasmus-programma voor lokale en regionale gekozen bestuurders;

29. beveelt de Commissie aan de beschikbare instrumenten van het Comité van de Regio's - met name het monitoringplatform voor de strategie van Lissabon en het netwerk voor toezicht op de naleving van het subsidiariteitsbeginsel - te gebruiken om beproefde methoden tussen regio's en lidstaten uit te wisselen, in gemeenschappelijk overleg doelstellingen vast te stellen en uit te werken en vervolgens activiteiten te plannen, waarna tenslotte een vergelijkende evaluatie van de resultaten van het cohesiebeleid moet plaatsvinden;

30. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

  • [1]  Aangenomen teksten, P6­_TA(2008)0492.
  • [2]  PB L 239 van 1.9.2006, blz. 248.
  • [3]  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 1.

TOELICHTING

Het regionale en structuurbeleid behoort tot de belangrijkste beleidsterreinen in de Europese Unie. Dit geldt niet alleen met het oog op de financiële inrichting, maar betreft met name het belang ervan voor de sociale, economische en territoriale cohesie van de Europese Unie en de ontwikkeling van de in totaal 268 regio's. Op veel plaatsen zien de regio's in de Europese Unie zich voor grotendeels vergelijkbare uitdagingen geplaatst. Zij moeten een standpunt innemen inzake de globalisering en de daarmee gepaard gaande versnelde economische herstructureringen, de totstandkoming van open handelsbetrekkingen, de gevolgen van de technologische revolutie, de ontwikkeling van de kenniseconomie, de demografische veranderingen en de toename van de immigratie.

Obstakels bij de toepassing van de structuurfondsen

Hoewel het doel van het EU-structuurbeleid is de regio's te helpen de uitdagingen het hoofd te bieden, worden potentiële aanvragers met het oog op de inzet van de middelen uit de structuurfondsen van de Europese Unie geconfronteerd met grote obstakels. Daarbij gaat het onder andere om hoge bureaucratische hordes, te omvangrijke en moeilijk te begrijpen en deels alleen op de korte of lange termijn geldende regelgeving of ondoorzichtige cofinancieringsregelingen.

Zo moeten met het oog op de bureaucratie projectverantwoordelijken de projectdocumenten momenteel voor een periode van tien jaar na de beëindiging van het project bewaren, om deze bij controles, die eventueel door de Commissie worden uitgevoerd, voorhanden te hebben. Deze regeling betekent met name voor kleine projecten een buitensporige bureaucratische inspanning. Om deze tot een minimum te beperken en de bureaucratie te verminderen, vraagt het Europees Parlement deze periode in te korten tot drie jaar.

Naast deze bureaucratische hordes bestaat bij de opdrachtgevers van projecten met betrekking tot de technische uitrusting, die van groot belang is voor de projectuitvoering, een deels aanzienlijk gebrek. Waar aan projecten die medegefinancierd worden door het ESF forfaitaire bedragen ter beschikking worden gesteld voor technische hulpmiddelen, is dit bij projecten die vanuit het EFRO gefinancierd worden niet mogelijk. Tegen deze achtergrond vraagt het Europees Parlement de Europese Commissie dergelijke forfaitaire bedragen voor technische hulpmiddelen ook toe te kennen aan projecten die medegefinancierd worden door het EFRO.

Bovendien hebben projecten met betrekking tot de evaluatiemaatstaven van de Europese Commissie het probleem dat deze maatstaven niet voor de lange termijn zijn opgesteld. Het Europees Parlement verzoekt de Commissie op grond van de onzekerheid die op basis daarvan bij de projectverantwoordelijken leeft, de evaluatiemaatstaven voor de lange termijn op te stellen en de projecten te evalueren volgens de maatstaven die op het moment van de uitvoering van het project golden. De beoordelingsmaatstaven van de Europese Commissie vormen echter ook bij innovatieve projecten steeds weer een aanzienlijk probleem. Dit is vanwege het feit dat bij innovatieve projecten dezelfde evaluatiemaatstaven worden toegepast als bij andere projecten. Dit past niet bij innovatieve projecten, waarbij van nature het gevaar van fouten of volledig falen aanzienlijker groter is dan bij andere projecten. Het Europees Parlement adviseert met name ook met het oog op het doel van Lissabon, van de EU de meest innovatieve economische regio op aarde te maken, om bij deze projecten een hoger aantal fouten toe te staan. Anders bestaat het gevaar dat innovatieve ideeën in de kiem worden gesmoord, hetgeen nadelig zou zijn voor de EU, het doel van Lissabon en de betekenis van het cohesiebeleid in de EU.

Een verder obstakel voor een efficiënt gebruik van de middelen uit de structuurfondsen komt tot uiting in de thans geringe kansen voor de uitwisseling van ervaringen tussen de opdrachtgevers en de vrijwel niet ontwikkelde mogelijkheden van interregionale coördinatie. Het nemen van deze nog hoge horde voor de projectverantwoordelijken, maar ook voor regio's, zou al op korte termijn ook indirect een positief effect hebben op het nemen van de bureaucratische hordes, het inzicht in de bestaande regelgeving of de ondoorzichtige cofinancieringsregelingen.

Best practices - een aanzet tot het nemen van bestaande obstakels

Een manier om deze obstakels te nemen en de vaak daarmee verband houdende misstanden bij de toepassing van de cohesiemiddelen van de Europese Unie weg te nemen bestaat uit het ontwikkelen van een gezamenlijke aanzet tot de interregionale uitwisseling van bewezen praktijken (best practices), met als doel dat spelers in de regio's op de ervaringen van anderen kunnen teruggrijpen. Dit is het doel van dit verslag. Met het oog daarop werpen zich evenwel zowel inhoudelijke als organisatorische vragen op. Een van de belangrijkste daarvan is duidelijk maken wat best practices zijn. Het begrip wordt weliswaar vaak en op veel terreinen - deels ook parallel aan begrippen als 'goede praktijken' of 'succesverhalen' - gebruikt, maar er is geen duidelijke en eenduidige definitie. Zo zoekt bijvoorbeeld het directoraat-generaal Regionaal beleid van de Europese Commissie in het kader van het initiatief 'Regio's voor economische verandering' naar best practices, waaraan de jaarlijkse 'REGIO STARS'-prijzen worden uitgereikt en die openbaar - onder andere via internet - bekendgemaakt worden. Deze keuze wordt nu echter gemaakt in een ondoorzichtig kader op basis van niet exact gedefinieerde objectieve grondslagen.

Algemene en themaspecifieke criteria voor het vaststellen van "best practices "

Met het oog op de bestaande uitdagingen kunnen op het terrein van het cohesiebeleid van de Europese Unie bepaalde factoren worden opgesteld, die gebruikt kunnen worden voor het identificeren van best practices. Het Europees Parlement adviseert daarvoor de volgende punten:

- kwaliteit van het project

- waarborging van het samenwerkingsprincipe

- duurzaamheid van de maatregel

- inachtneming van gelijke kansen

- de innovatiekracht van het project

- de efficiëntie van de inzet van middelen en

- de duur van het project tot aan de start van de uitvoering ervan

- uitvoering van het project volgens stringente tijds- en organisatorische condities

- aanzienlijke impulskracht voor de regio of de totale EU

- de overdraagbaarheid van het project in die zin dat het ook in andere regio's van de Europese Unie kan worden uitgevoerd.

Voor de terreinen van het cohesiebeleid, die zowel voor de verdere ontwikkeling van de individuele regio's als voor de verdere ontwikkeling van de totale EU van aanmerkelijk belang zijn en gekenmerkt worden door een grote verscheidenheid qua uitvoering, is het nodig gebruik te maken van specifieke factoren in aanvulling op de algemene factoren voor het kwalificeren van best practices. Daarbij gaat het om acht sectoren.

§ Onderzoek en ontwikkeling / innovatie

- kwalitatief betekenisvolle investering in wetenschap & onderzoek

- koppeling tussen economie & wetenschap

- koppeling tussen wetenschappelijke en onderzoeksinstituten

- verdere en / of nieuwe ontwikkeling van op de toekomst gerichte technologieën

§ Milieubescherming - klimaatbescherming - duurzaam energiebeleid

- bij het gebied passende beschermingsmaatregelen voor gebieden die bijzonder veel gevaar lopen (gevoeligheid)

- bescherming & efficiënt gebruik van schaarse grondstoffen

- verantwoordelijk omgaan met grondstoffen

- aanmerkelijke verhoging van de energie-efficiëntie

- aanmerkelijke reductie van het energieverbruik

- verhoging van het aandeel aan hernieuwbare energieën

- CO2-verlagende maatregelen

- methoden en / of praktijken om dusdanig met schaarse of bedreigde grondstoffen om te gaan dat hulpbronnen gespaard worden

§ Het scheppen van hoogwaardige banen

- verbetering van de arbeidsvoorwaarden

- het scheppen van op de toekomst gerichte banen

- productiviteitsverhoging

- het laten toenemen van het concurrentievermogen

- het scheppen van 'locatieonafhankelijke' banen

- de toepassing van moderne informatie- en communicatiemedia

§ Levenslang leren

- kwaliteitsverbetering van de opleidingsvoorwaarden & het laten toenemen van de kwantiteit van het aanbod met name gericht op de kansen van bevolkingsgroepen die bijzonder benadeeld worden of gevaar lopen

- nauwe koppeling tussen vorming en opleiding

- kwalitatief en kwantitatief aan de eisen aangepaste projecten op het gebied van opleiding

- invoering & toepassing van moderne technologieën & praktijken

- het tot stand brengen en behouden van de opleidingsbereidheid

- verhoging van de deelname aan bijscholing

§ Geïntegreerde stadsontwikkeling

- hogere verenigbaarheid van openbaar streekvervoer, voetgangers en autoverkeer

- verhoging van de investeringen door ondernemingen, stimulering & behoud van werkgelegenheid & verbetering van het sociale leven

- revitalisering van braakliggende gronden in het stedelijk gebied

- verhoging van de verblijfskwaliteit in het stedelijk gebied

§ Demografische ontwikkeling

- toepassing van praktijken voor de plaatsonafhankelijke toegang tot diensten (bijv. door het realiseren van IT-platforms op het terrein van gezondheidszorg, e-learning, ...)

- maatregelen voor het vormen / versterkt verkrijgen van gekwalificeerde werknemers

- maatregelen voor het binden van oudere werknemers

§ Grensoverschrijdende samenwerking

- verhoging van het aantal grensoverschrijdende contacten (kwalitatief en kwantitatief)

- vorming van duurzame netwerken / langdurige samenwerkingsverbanden

- harmonisering van verschillende systemen / methodes

- inclusie van nieuwe partners

- het tot stand brengen van financiële onafhankelijkheid

- duurzame grensoverschrijdende kennisoverdracht & -uitwisseling

- gezamenlijke ontwikkeling van het potentieel van partnerregio's

- infrastructurele verbinding tussen partnerregio's

§ Publiek-private samenwerking

- kwalitatieve verbetering van de projectuitvoering

- versnelling van de projectuitvoering

Met het oog op het vaak parallelle gebruik van de begrippen "goede praktijken" of "succesverhalen" aan het begrip "best practices", doet het Europees Parlement de Commissie het voorstel aan de hand van de factoren een duidelijke en transparante onderverdeling - in het kader van een gradatie - uit te werken die bijdraagt tot het differentiëren van de begrippen.

Uitwisseling van best practices

Voor de uitwisseling van best practices zijn er organisatorisch meer mogelijkheden. Zo zou het aan de ene kant mogelijk moeten zijn dat opdrachtgevers een netwerk initiëren en dit zelf dragen of aan de andere kant dat de uitwisseling in het DG Regionaal beleid verankerd is, en dat het directoraat deze taak zonder netwerk organiseert.

Met het oog op de taken die verband houden met het deze uitwisseling, zoals bijvoorbeeld het evalueren van best practices, geeft het Europees Parlement - in het kader van het actuele beheer - de voorkeur aan een desbetreffende instantie binnen het directoraat-generaal Regionaal beleid van de Europese Commissie , die in samenwerking met het netwerk van de regio's het evalueren, verzamelen en uitwisselen van best practices organiseert en als voortdurend aanspreekpunt zowel voor de aanbod- als de vraagzijde beschikbaar is. Alleen met dit model is volgens de visie van het Europees Parlement een langdurige, continue, betrouwbare en succesvolle uitwisseling van best practices op het terrein van het cohesiebeleid van de Europese Unie mogelijk.

Projecten voor het vaststellen van de factoren voor best practices (selectie)

Onderzoek en ontwikkeling / innovatie

- Lasers for Micromachining and Diagnostics (Litouwen)

- NaMLab - Nanoelectronic Materials Laboratory (Duitsland)

- Research of Carbon Materials (Slowakije)

Milieubescherming - klimaatbescherming - duurzaam energiebeleid

- Centre of Excellence for Environmental Technologies (Slovenië)

- MOBIZENT - Mobilitätszentrale Burgenland (Oostenrijk)

- Reconstruction of a Minor Water Plant (Slowakije)

Het scheppen van hoogwaardige banen

- "Brainhunt"- Competition of business plans (Estland)

- Nieuwbouw van het Fraunhofer Institut für Zelltherapie und Immunologie (Duitsland)

- Development of tools for Knowledge Management in SMEs (Oostenrijk)

Levenslang leren

- Fachkraft für Biotechnologie - Duitsland

- Development of training and training environment of Narva Vocational Training Centre - Estland

- People for modern office - Slowakije

Geïntegreerde stadsontwikkeling

- Entwicklung des problematischen Stadtgebietes "Leipziger Osten" (Duitsland)

- Project of Enlargement Parque de las Ciencias in Granada (Spanje)

- Städtebauliche Attraktivierung des Ortsbildes Hörnum (Duitsland)

Demografische ontwikkeling

- Personalmanagement im Handwerk (Duitsland)

- TELEWORK (Estland)

- BSR eHealth - Integrated regional health care structures: e-health in the Baltic Sea Region (DE- DK- SE- NO- FI- LT- PL)

Grensoverschrijdende samenwerking

- ECRN - European Chemical Regions Network (ES - DE - EST - PL - NL - IT - UK)

- Baltic Sea Virtual Campus (DE- DK- SE- FI- LV- LT- RU- PL)

- New Hansa (DE - DK - SE - FI - LV - LT - PL)

Publiek-private samenwerking

- "Brainhunt"- Competition of business plans (Estland)

- NaMLab - Nanoelectronic Materials Laboratory (Duitsland)

ADVIES van de Begrotingscommissie (23.1.2009)

aan de Commissie regionale ontwikkeling

inzake beproefde methoden op het gebied van regionaal beleid en obstakels voor de deelname aan de structuurfondsen
(2008/2061(INI))

Rapporteur voor advies: Nathalie Griesbeck

SUGGESTIES

De Begrotingscommissie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie regionale ontwikkeling onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  herinnert eraan dat dringend een precieze definitie van het begrip "beste praktijken" moet worden vastgesteld, waarin ook het beginsel van goed bestuur is opgenomen; meent dat in deze context gemeenschappelijke kwantitatieve en kwalitatieve prestatie‑indicatoren voor alle lidstaten moeten worden vastgesteld, alsmede een kosten-batenverhouding voor projecten; wijst erop dat ook de beloning van de werknemers, de armoede-indicator, de levenskwaliteit, de levensverwachting, het concurrentievermogen, de schommelingen in de langdurige werkloosheid alsook het niveau van de diensten van algemeen belang in de diverse regio's als kwalitatieve indicatoren in aanmerking zouden kunnen worden genomen;

2.  verzoekt de Commissie een wetenschappelijke evaluatie te verrichten van de overdraagbaarheid van "beste praktijken" op het gebied van projectbeheer, met name ten aanzien van administratie, financiën en informatica, en om de zichtbaarheid en overdraagbaarheid van "beste praktijken" tussen beheersautoriteiten van een zelfde lidstaat en tussen beheersautoriteiten van verschillende lidstaten te bevorderen; is van mening dat de Commissie eveneens de overdraagbaarheid van beste praktijken in de hand moet werken, opdat de lidstaten de uitvoering ervan zouden kunnen rationaliseren en daarbij rekening houden met de sociologische, economische, geografische en administratieve eigenheden van iedere betrokken regio;

3.  verzoekt de Commissie rekening te houden met de noodzaak om betere praktijken op het gebied van de financiële onderbouwing van projecten te bevorderen, met name financiering in openbaar/particuliere partnerschappen en financiering met de steun van de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds;

4.  verzoekt de Commissie de verantwoordelijke diensten te coördineren, om de doelmatigheid van de praktijken op het gebied van projectbeheer, met name ten aanzien van administratie, financiën en informatica, en de overdraagbaarheid daarvan te beoordelen;

5.  vraagt dat een onderzoeksrapport wordt opgesteld over het werk van de beheersautoriteiten, dat, met name in het vooruitzicht van het einde van de programmeringsperiode 2007-2013, binnen een redelijke termijn voor de goedkeuring van een nieuw financieel kader wordt voltooid zodat de wetgever zijn werkzaamheden in het kader van de onderhandelingen over het volgende financiële kader met kennis van zaken kan aanpakken;

6.  wenst dat de bureaucratie bij het aanwenden van de structuurfondsen tot een minimum beperkt blijft en niet nodeloos toeneemt door aparte voorwaarden die de lidstaten opleggen;

7.  spreekt opnieuw zijn steun uit voor de beste praktijk dat elke lidstaat een jaarlijkse nationale betrouwbaarheidsverklaring voorlegt voor de communautaire middelen onder gedeeld beheer, en vraagt dat deze praktijk algemeen wordt toegepast;

8.  verlangt dat in het kader van de procedure voldoende administratieve middelen ter beschikking worden gesteld van de beheersautoriteiten die met name belast zijn met het Europees Sociaal Fonds, om erop toe te zien dat de selectiecriteria voor microprojecten strikt worden toegepast.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

22.1.2009

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

27

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Richard James Ashworth, Reimer Böge, Herbert Bösch, Paulo Casaca, Valdis Dombrovskis, Brigitte Douay, James Elles, Hynek Fajmon, Ingeborg Gräßle, Nathalie Griesbeck, Catherine Guy-Quint, Anne E. Jensen, Wiesław Stefan Kuc, Janusz Lewandowski, Vladimír Maňka, Mario Mauro, Jan Mulder, Esko Seppänen, Nina Škottová, Theodor Dumitru Stolojan, László Surján, Kyösti Virrankoski

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Michael Gahler, Marusya Ivanova Lyubcheva, Paul Rübig, Peter Šťastný

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

12.2.2009

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

49

0

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Emmanouil Angelakas, Stavros Arnaoutakis, Elspeth Attwooll, Rolf Berend, Jana Bobošíková, Victor Boştinaru, Wolfgang Bulfon, Giorgio Carollo, Bairbre de Brún, Gerardo Galeote, Iratxe García Pérez, Monica Giuntini, Ambroise Guellec, Pedro Guerreiro, Gábor Harangozó, Filiz Hakaeva Hyusmenova, Mieczysław Edmund Janowski, Gisela Kallenbach, Evgeni Kirilov, Miloš Koterec, Constanze Angela Krehl, Florencio Luque Aguilar, Jamila Madeira, Miguel Angel Martínez Martínez, Iosif Matula, Miroslav Mikolášik, Jan Olbrycht, Maria Petre, Markus Pieper, Giovanni Robusti, Bernard Soulage, Catherine Stihler, Margie Sudre, Lambert van Nistelrooij, Oldřich Vlasák

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Jan Březina, Den Dover, Emanuel Jardim Fernandes, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Stanisław Jałowiecki, Zita Pleštinská, Samuli Pohjamo, Christa Prets, Miloslav Ransdorf, Flaviu Călin Rus, Richard Seeber, László Surján, Nikolaos Vakalis, Iuliu Winkler

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Wolf Klinz, Sepp Kusstatscher, Toine Manders