VERSLAG over de stand van de trans-Atlantische betrekkingen in de nasleep van de VS-verkiezingen
2.3.2009 - (2008/2199(INI))
Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: Francisco José Millán Mon
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de stand van de trans-Atlantische betrekkingen in de nasleep van de VS-verkiezingen
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over trans-Atlantische betrekkingen, met name zijn resolutie van 1 juni 2006[1] over de verbetering van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten in het kader van een trans-Atlantische partnerschapsovereenkomst en de trans-Atlantische economische betrekkingen tussen de EU en de VS, zijn resolutie van 25 april 2007 over trans-Atlantische betrekkingen[2] en zijn meest recente resolutie van 5 juni 2008 over de EU-VS-Top[3],
– gezien de trans-Atlantische verklaring over de betrekkingen tussen de EU en VS van 1990 en de nieuwe trans-Atlantische agenda (NTA) van 1995,
– gezien de resultaten van de EU-VS-Top van 10 juni 2008 in Brdo,
– gezien de gemeenschappelijke verklaringen van de 64e trans-Atlantische wetgeversdialoog van mei 2008 in Ljubljana en de 65e trans-Atlantische wetgeversdialoog van december 2008 in Miami,
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 11 en 12 december 2008,
– gezien de verklaring van de Top van de Noord-Atlantische Raad in Boekarest van 3 april 2008,
– onder verwijzing naar zijn resoluties over het EU-beleid voor o.a. het Midden-Oosten, Afghanistan, Iran en Irak, de VN en de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en energiezekerheid,
– gelet op artikel 45 en artikel 112, lid 2 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en de adviezen van de Commissie internationale handel en de Commissie economische en monetaire zaken (A6‑0114/2009),
A. overwegende dat met het aantreden van de nieuwe Amerikaanse president een nieuw tijdperk in de geschiedenis van de Verenigde Staten aanbreekt, dat zijn verkiezing over de gehele wereld hoge verwachtingen schept en het trans-Atlantisch partnerschap een nieuwe stimulans kan geven,
B. overwegende dat de Europese Unie op het wereldtoneel een steeds belangrijker rol speelt en dat zodra het Verdrag van Lissabon met zijn buitenlandse beleidsinstrumenten van kracht wordt, de EU in staat zal zijn een prominentere en coherentere rol op het wereldtoneel te spelen,
C. overwegende dat uit opiniepeilingen blijkt dat de meeste Europeanen ervoor zijn dat de EU een meer vooraanstaande rol op het wereldtoneel speelt; overwegende dat de meeste Europeanen en Amerikanen van mening zijn dat de EU en de VS dreigende situaties op internationaal niveau in partnerschapsverband moeten aanpakken,
D. overwegende dat veel Europeanen van de nieuwe regering van de VS een coöperatieve opstelling op internationaal terrein verwachten en een versterking van de betrekkingen tussen de EU en de VS die zowel gebaseerd is op wederzijds respect als op wederzijds begrip van de beperkingen en prioriteiten van de partners;
E. overwegende dat het trans-Atlantisch partnerschap de hoeksteen van het externe optreden van de Unie moet blijven,
F. overwegende dat het trans-Atlantisch partnerschap op gedeelde waarden stoelt, zoals democratie, mensenrechten, de rechtsstaat en internationale instellingen, alsook op gemeenschappelijke doelstellingen, zoals open en geïntegreerde economieën en een duurzame ontwikkeling; overwegende dat deze gemeenschappelijke basis ondanks enkele meningsverschillen in de afgelopen jaren onwankelbaar blijft,
G. overwegende dat de EU en de VS een sleutelrol in de wereldpolitiek en wereldeconomie spelen, en samen verantwoordelijk zijn voor het bevorderen van de vrede, het naleven van de mensenrechten en stabiliteit in de wereld, alsook voor de aanpak van diverse wereldwijde risicosituaties en uitdagingen, zoals de diepe financiële crisis, het uitbannen van de armoede en het verwezenlijken van andere millenniumdoelstellingen, klimaatverandering, energiezekerheid, terrorisme en proliferatie van kernwapens,
H. overwegende dat het in een steeds mondialer wordende, complexere en meer veranderende wereld in het belang van zowel de EU als de VS is om samen vorm aan de internationale constellatie te geven en dreigende situaties en uitdagingen eendrachtig aan te pakken op basis van internationale rechtsregels en multinationale instellingen, met name op grond van het VN-systeem en andere partners te verzoeken hieraan mee te werken,
I. overwegende de conclusies van de informele vergadering van de Raad Algemene Zaken van de EU van 8 januari 2009 betreffende de gebieden van de trans-Atlantische samenwerking waaraan tijdens het Tsjechische voorzitterschap prioritaire aandacht zal worden besteed (economische en financiële samenwerking, energiezekerheid, voorbereiding van de VN-conferentie inzake klimaatverandering en versterking van de dialoog over het Midden-Oosten, Afghanistan en Iran),
J. overwegende dat ook de opkomende machten betrokken moeten worden bij het vinden van een verantwoorde oplossing van de wereldwijde problemen omdat, zoals de toen nog presidentskandidaat Barack Obama in Berlijn in juli 2008 verklaarde, "geen land, hoe groot of machtig ook" de wereldproblemen in zijn eentje kan oplossen,
K. overwegende dat het partnerschap van de EU en de VS, gezien het belang van de betrekkingen en hun verantwoordelijkheid voor de internationale wereldorde en gezien de veranderingen die beide partners en de wereld in het algemeen momenteel ondergaan, gestoeld moet zijn op een solide en actuele basis, zoals een nieuwe partnerschapsovereenkomst,
L. overwegende dat het trans-Atlantisch partnerschap en de NAVO voor de collectieve veiligheid van onontbeerlijk belang zijn,
M. overwegende dat de trans-Atlantische Economische Raad (TEC) zijn werkzaamheden moet voortzetten om de trans-Atlantische markt te integreren; overwegende dat gemeenschappelijk leiderschap noodzakelijk is om een diepgaande hervorming van de internationale economische instellingen met het oog op de huidige crisis door te voeren,
N. overwegende dat het bruto binnenlands product van de EU en de Verenigde Staten meer dan de helft van het BBP van de wereld vertegenwoordigt; overwegende dat beide partners 's werelds grootste bilaterale handels- en investeringspartnerschap vormen met, volgens de Commissie, bijna 14 miljoen arbeidsplaatsen in de EU en de Verenigde Staten die van trans-Atlantische betrekkingen op handels - en investeringsgebied afhankelijk zijn,
Bilaterale institutionele aangelegenheden
1. feliciteert Barack Obama met zijn verkiezing als president van de Verenigde Staten van Amerika; herinnert aan de verplichting tot het bevorderen van het trans-Atlantisch partnerschap die hij in juli 2008 nadrukkelijk is aangegaan in zijn toespraak in Berlijn waarin hij verklaarde dat "Amerika zich geen betere partner dan Europa kan voorstellen" en hieraan toevoegde dat het nu de hoogste tijd was om de koppen bij elkaar te steken om de problemen van de 21e eeuw aan te pakken; nodigt president Obama opnieuw uit de plenaire vergadering van het Europees Parlement tijdens zijn eerste officiële bezoek aan Europa toe te spreken;
2. verzoekt de Raad, de lidstaten van de EU en de Commissie om het beleid van de EU tegenover de nieuwe regering van de VS sterker te coördineren en meer samenhang te geven;
3. merkt op dat de betrekkingen tussen de EU en de VS het belangrijkste strategische partnerschap van de EU vormen; acht de gecoördineerde actie van de EU en de VS voor het aangaan van de confrontatie met problemen waarmee de wereld te maken heeft onder eerbiediging van het internationaal recht en een versterking van het multilateralisme, van fundamentele betekenis voor de internationale gemeenschap; dringt er bij het Tsjechische voorzitterschap van de Raad en de Commissie op aan om met de nieuwe VS-regering een gemeenschappelijke agenda vast te stellen met doelstellingen op de korte en lange termijn met betrekking tot zowel bilaterale aangelegenheden als mondiale en regionale zaken en conflicten;
4. onderstreept dat het huidig elan ook moet worden benut om het kader van trans-Atlantische betrekkingen te verbeteren en te herzien; benadrukt dat het noodzakelijk is de bestaande NTA van 1995 te vervangen door een nieuwe trans-Atlantische partnerschapsovereenkomst die een stabielere en actuelere basis voor de betrekkingen moet vormen;
5. acht het gepast de onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst van start te laten gaan zodra het Verdrag van Lissabon in werking is getreden, zodat de onderhandelingen vóór 2012 kunnen worden afgerond;
6. is ervan overtuigd dat de trans-Atlantische Economische Raad (TEC), het verantwoordelijke orgaan voor de bevordering van de economische integratie en samenwerking op het gebied van regelgeving, in de nieuwe overeenkomst moet worden opgenomen; verwelkomt het feit dat de TEC wordt geadviseerd door een reeks belanghebbenden, met inbegrip van vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, en verzoekt een vergelijkbare rol toe te kennen aan vertegenwoordigers van de vakbeweging aan weerszijden van de Atlantische Oceaan;
7. beveelt aan dat de EU-VS-toppen twee maal per jaar plaatsvinden ten einde een partnerschap met een strategische koers en een zekere dynamiek te creëren, en dat zij adequaat toezicht houden op de tenuitvoerlegging van de vooraf vastgestelde doelstellingen;
8. is van mening dat in het kader van de nieuwe overeenkomst een orgaan in het leven moet worden geroepen voor systematische raadpleging en coördinatie op hoog niveau als het om buitenlands en veiligheidsbeleid gaat; beveelt aan dat dit orgaan wordt voorgezeten door de Hoge Vertegenwoordiger/vice-voorzitter van de Commissie aan de EU-zijde en door de minister van Buitenlandse Zaken aan Amerikaanse zijde, en dat dit orgaan ten minste om de drie maanden bijeenkomt, ongeacht de eventuele informele contacten; stelt voor dat dit orgaan de naam trans-Atlantische Politieke Raad (TPC) krijgt;
9. bevestigt dat de nieuwe overeenkomst de huidige trans-Atlantische wetgeversdialoog moet omvormen tot een gemeenschappelijke parlementaire commissie die als platform dient voor de parlementaire dialoog, het vaststellen van doelstellingen alsmede een gezamenlijk toezicht op de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en voor de coördinatie van de werkzaamheden van zowel het Europees Parlement als het Congres van de VS aan zaken die beide partners ter harte gaan, met inbegrip van een nauwe samenwerking van commissies en rapporteurs aan beide zijden; is van mening dat deze commissie twee maal per jaar in plenaire vergadering bijeen moet komen en dat zij op voet van gelijkheid moet worden samengesteld uit zowel leden van het Europees Parlement als leden van het Amerikaans Congres; is van mening dat deze gemeenschappelijke parlementaire commissie werkgroepen zou kunnen instellen om de plenaire vergaderingen voor te bereiden; wijst er andermaal op dat binnen deze commissie een wederzijds functionerend vroegtijdig waarschuwingssysteem op wetgevingsniveau in het leven moet worden geroepen; meent dat een stuurcommissie de verantwoordelijkheid moet krijgen voor de bevordering van de samenwerking tussen de wetgevingscommissies en de rapporteurs van het Europees Parlement en het Amerikaanse Congres inzake wetgeving met relevantie voor een verdere integratie van de trans-Atlantische markt, en met name voor de werkzaamheden van de TEC;
10. is van oordeel dat de gemeenschappelijke parlementaire commissie door de TEC en de TPC op de hoogte moet worden gehouden van hun activiteiten en dat zij onder meer het recht moet hebben hoorzittingen te houden met vertegenwoordigers van deze Raden, en dat zij de mogelijkheid moet hebben voorstellen aan beide Raden en aan de EU-VS-toppen te doen; wenst dat beide covoorzitters van de gemeenschappelijke parlementaire commissie zich niet beperken tot de versterking van de rol van parlementsleden binnen de TEC maar ook worden uitgenodigd om deel te nemen aan de openingszitting van de vergaderingen van de TEC, de TPC en de EU-VS-toppen;
11. verzoekt het Europees Parlement en het Amerikaans Congres zich te buigen over de mogelijkheid om in Brussel een verbindingsbureau van het Amerikaans Congres te vestigen;
12. verzoekt de secretaris-generaal van het Parlement onverwijld werk te maken van de tenuitvoerlegging van het besluit van het Bureau van 11 december 2006 over het stationeren van een ambtenaar in Washington als verbindingsfunctionaris;
13. wijst met nadruk op de voordelen van een gezamenlijk programma voor uitwisseling van personeel en verzoekt de secretaris-generaal van het Parlement om zich samen met de secretarissen va het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden en de Amerikaanse Senaat te bezinnen op de haalbaarheid van een gezamenlijk memorandum voor personeelsuitwisseling zoals dat van het Parlement en het VN-Secretariaat;
14. beklemtoont dat dit trans-Atlantische partnerschap moet steunen op een grondige kennis van en nauwere banden tussen het maatschappelijk middenveld van de partijen; benadrukt dat beide partijen ervoor moeten zorgen dat meer studenten, academici en vertegenwoordigers van het maatschappelijk midden van beide zijden worden uitgewisseld zodat bij de huidige en toekomstige generaties wederzijds begrip wordt aangekweekt en zij dit partnerschap een warm hart blijven toedragen; is van oordeel dat voor dit initiatief steun uit de communautaire begroting voor 2010 en uit de begrotingen van de relevante instellingen aan VS-zijde beschikbaar moet worden gesteld ten einde de effectieve tenuitvoerlegging ervan te waarborgen;
15. is bijzonder verheugd over de groeiende aanwezigheid van Amerikaanse organisaties in Brussel en in het bijzonder over hun betrokkenheid met de Europese Unie en haar instellingen en hun streven naar een sterker EU-VS-partnerschap; benadrukt dat de Europese organisaties blijk moeten geven van een soortgelijke betrokkenheid en in Washington DC moeten opereren ten einde de zichtbaarheid van de EU te vergroten en de Europese visie op trans-Atlantische en mondiale aangelegenheden in Amerikaanse politieke kringen kracht bij te zetten; is zich ervan bewust dat Europese organisaties vaak niet over dezelfde middelen beschikken als hun Amerikaanse tegenhangers; stelt daarom voor financiële steun te verlenen en deze bij voorkeur toe te kennen aan projecten van Europese organisaties die erop gericht zijn het bewustzijn en het begrip van de Europese aangelegenheden en standpunten in de Verenigde Staten te vergroten;
16. verzoekt de EU en de VS nauwer samen te werken op cultuurgebied en de wederzijdse voordelen van culturele uitwisselingen te blijven ondersteunen en bevorderen;
17. benadrukt het belang van nauwere samenwerking bij ruimteprogramma’s, met name tussen de ESA (Europese Ruimtevaartorganisatie) en de NASA;
Uitdagingen op mondiaal niveau
18. verzoekt beide partners met klem effectief multilateralisme te bevorderen en daarbij de opkomende landen te betrekken in een streven naar een gedeelde verantwoordelijkheid voor de wereldorde, de naleving van het internationaal recht en voor gemeenschappelijke problemen; dringt erop aan dat de EU en de VS zich blijven inspannen om de VN-hervormingsagenda tot een goed einde te brengen, met inbegrip van de hervorming van de Veiligheidsraad van de VN en andere multilaterale fora in de wereld;
19. verzoekt beide partners er als essentieel onderdeel van hun beleid op toe te zien dat mensenrechten in de wereld worden geëerbiedigd; onderstreept dat in het kader van preventieve en crisisdiplomatie alsook voor een samenhangende en efficiënte aanpak van mondiale en humanitaire urgentiegevallen een intensieve coördinatie noodzakelijk is; spoort de nieuwe VS-regering aan het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof te ratificeren en hiertoe toe te treden; herhaalt zijn verzoekt om de doodstraf af te schaffen;
20. verzoekt beide partners resoluut bij te dragen aan de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor de ontwikkeling, met name in Afrika dat door de economische crisis niet in gevaar mag worden gebracht, en de mogelijkheden te bekijken om op deze gebieden gecoördineerd op te treden; verzoekt beide partners zich te houden aan hun toezegging(en) om 0,7% van hun BBP aan ontwikkelingssamenwerking te besteden;
21. verzoekt beide partners gezamenlijk het voortouw te nemen bij de tijdens de Washington-conferentie van 15 november 2008 gestarte multilaterale actie om de huidige financiële en economische crisis op te lossen en het internationale financiële systeem, de Wereldbank en het FMI te hervormen en bij deze inspanningen ook de opkomende landen te betrekken, en daarbij weerstand te bieden aan protectionistische tendensen en te streven naar een succesvolle afronding van de WHO-Doha-ronde;
22. is ingenomen met het feit dat de nieuwe president van de VS zich sterk maakt voor de aanpak van de klimaatverandering; verzoekt de EU en de VS met klem het voortouw te nemen en op de Conferentie van Kopenhagen van 2009 een ambitieuze overeenkomst voor na 2012 te bereiken waarbij alle relevante landen die broeikasgassen uitstoten betrokken worden en aan doelstellingen op middellange en lange termijn gebonden worden;
23. wenst dat de EU en de Verenigde Staten op energiegebied nauwer samenwerken; verzoekt met klem om prioritaire aandacht te besteden aan de efficiënte coördinatie van het beleid ten opzichte van de producerende landen en de versterking van de diversiteit van de energievoorziening, energiebronnen en het energievervoer; pleit voor een nauwere wetenschappelijke en technologische samenwerking op het gebied van energie en energie-efficiency;
24. vestigt de aandacht op het rapport van de National Intelligence Council (NIC) getiteld "Globale trends 2025: een wereld in verandering", en verzoekt het Tsjechische en Zweedse voorzitterschap gezien de noodzaak van een strategische aanpak op lange termijn van beleidskwesties binnen de EU-instellingen, in nauwe samenwerking met het Instituut voor veiligheidsstudies van de Europese Unie (IVSEU) te streven naar een systeem van analyse zoals dat door de NIC wordt gebruikt ten einde trends op lange termijn vanuit een EU-perspectief in kaart te brengen; is ervan overtuigd dat de dialoog over de belangrijkste strategische kwesties hierdoor op de lange termijn voor het trans-Atlantisch partnerschap vereenvoudigd wordt;
Regionale aangelegenheden
25. beklemtoont dat een vreedzame en rechtvaardige regeling van het Midden-Oostenconflict van vitaal belang is en is er verheugd over dat de nieuwe VS-regering deze kwestie hoog op haar lijst met prioriteiten zal plaatsen; vraagt de VS-regering nauw met de EU samen te werken en aan het Kwartet deel te nemen; is ingenomen met de snelle benoeming van een speciale afgevaardigde van de VS voor het Midden-Oosten in de persoon van voormalig senator George Mitchell; benadrukt dat beide partners moeten streven naar een intensivering van de onderhandelingen op basis van de routekaart en de resultaten van de Conferentie van Anapolis teneinde tot een tweestatenoplossing te komen; verzoekt beide partners met klem nauw samen te werken om het huidige wankele staakt-het-vuren in Gaza op een solide basis te plaatsen en te bestendigen met inschakeling van de regionale actoren, teneinde bij te dragen aan het bereiken van de doelstellingen van VN-Veiligheidsraadsresolutie 1860, zoals onmiddellijke humanitaire hulp voor de bevolking van Gaza en de verzekering dat de onwettige handel in wapens en munitie wordt voorkomen en de blokkade van Gaza wordt opgeheven; doet een beroep op de trans-Atlantische partners het streven naar inter-Palestijnse verzoening te steunen en wijst op het belang van de verbetering van de levensomstandigheden van de Palestijnen op zowel de Westoever als in de Gaza-strook, waaronder de wederopbouw van Gaza;
26. spoort de EU en de VS aan samen te werken bij het hernieuwen van de strategieën om de eerbiediging van de mensenrechten en democratie in het Midden-Oosten te bevorderen en daarbij gebruik te maken van hun economische macht en soft power in de regio;
27. onderstreept dat in Afghanistan de veiligheid en geloofwaardigheid van de trans-Atlantische gemeenschap op het spel staan; verzoekt de EU, de VS, de NAVO en de VN met klem een nieuw gemeenschappelijk strategisch concept te ontwikkelen waarin de diverse elementen van de internationale afspraken zijn opgenomen ten einde de veiligheid in alle regio's te verhogen, de positie van de Afghaanse gouvernementele en plaatselijke instellingen te versterken en de opbouw van het land en zijn welvaart in de hand te werken in nauwe samenwerking met de naburige landen; is van oordeel dat het uiteindelijke doel moet zijn dat de verantwoordelijkheid voor de veiligheid en stabiliteit van Afghanistan geleidelijk aan moet worden overgedragen aan de Afghaanse autoriteiten; herinnert aan resolutie 1833 (2008) van de VN-Veiligheidsraad waarin alle Afghaanse partijen en groeperingen worden aangespoord een constructieve politieke dialoog te voeren en het gebruik van geweld te vermijden;
28. verzoekt de EU en VS een gemeenschappelijke strategie ten aanzien van Pakistan uit te stippelen die erop gericht is de democratische instellingen, de rechtstaat en zijn capaciteit om terrorisme te bestrijden, te versterken en hun best te doen om Pakistan medeverantwoordelijk te maken voor de stabiliteit in de regio, alsook voor de veiligheid langs de grens met Afghanistan en een volledige controle van de regering over de grensprovincies en stamgebieden van Pakistan; juicht de benoeming van Richard Holbrooke als speciaal gezant uitsluitend voor de Pakistaans-Afghaanse regio toe;
29. onderstreept dat het kernwapenprogramma van Iran de non-proliferatieregelingen en de stabiliteit in de regio en de wereld ondermijnt; pleit ervoor dat beide partners via onderhandelingen met Iran tot een oplossing komen, uitgaande van een dubbele strategie van dialoog en sancties en een gecoördineerd optreden met de overige leden van de Veiligheidsraad en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie; is van mening dat eventuele initiatieven van een van de partners met betrekking tot Iran onderling goed gecoördineerd moeten worden in een sfeer van vertrouwen en transparantie; verzoekt de trans-Atlantische partners zo snel mogelijk een gemeenschappelijke aanpak jegens Iran vast te stellen zonder te wachten totdat deze kwestie een dringende behandeling vereist;
30. verwelkomt de ratificatie van de overeenkomst VS-Irak over de aanwezigheid in Irak van VS-strijdkrachten; onderstreept dat de EU bereid is mee te helpen aan het herstel van Irak, in het bijzonder van de rechtstaat, de eerbiediging van de mensenrechten en het consolideren van de overheidsinstellingen, evenals aan het steunen van de economische ontwikkeling van Irak en aan de reïntegratie van dat land in de wereldeconomie; verzoekt de partners via gecoördineerde maatregelen te blijven samenwerken met de Iraakse regering en de VN ten einde de stabiliteit en nationale verzoening kracht bij te zetten en aan de eenheid en onafhankelijkheid van Irak bij te dragen;
31. vraagt van beide partijen met nadruk om hun beleid tegenover Rusland nauwkeurig te coördineren; beseft dat Rusland als buurland van belang is, dat Rusland en de EU van elkaar afhankelijk zijn en dat Rusland op regionaal niveau en op het wereldtoneel een belangrijke rol speelt, benadrukt het belang om met Rusland tot een constructieve samenwerking te komen betreffende uitdagingen, bedreigingen en kansen die beide partijen aangaan, waaronder veiligheidsvraagstukken, ontwapening en niet-proliferatie, met inachtneming van de democratische beginselen, de normen op mensenrechtengebied en de regels van het internationaal recht; onderstreept in dit verband dat het nodig is het wederzijdse vertrouwen tussen de trans-Atlantische partners en Rusland te versterken en de samenwerking in de NAVO-Rusland-Raad te intensiveren; verzoekt beide trans-Atlantische partners hun benadering van een eventuele hervorming van het Europese veiligheidssysteem nauwkeurig te coördineren met inachtneming van de OVSE-beginselen en het behoud van de samenhang van de NAVO; is van oordeel dat ontwikkelingen in dit systeem, waarvan ook internationale regelingen als het Verdrag inzake conventionele strijdkrachten in Europa deel uitmaken, in een dialoog met Rusland en ook met andere niet van de EU deel uitmakende lidstaten van de OVSE moeten worden aangesproken;
32. is verheugd over de recente verklaringen van vice-president van de VS Joe Bidden op de Europese veiligheidsconferentie in München waaruit duidelijk werd dat de VS de gesprekken over het raketafweersysteem van de VS met zijn NAVO-bondgenoten en Rusland zal voortzetten en waaraan werd toegevoegd dat de nieuwe regering de kosten en efficiency van het systeem zal bezien; constateert dat er uit Rusland signalen komen die erop wijzen dat dit land de plannen voor de stationering van Iskander korte-afstandsraketten in Kaliningrad zal opschorten;
33. verzoekt de EU en de VS om een gemeenschappelijke strategie te ontwikkelen aangaande de zes staten in het Oosten van Europa (Moldavië, Oekraïne, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland), waarop het Europese Nabuurschapsbeleid betrekking heeft, om te komen tot concrete en duurzame resultaten bij het implementeren van het nieuwe Oostelijke Partnerschap en bij de Zwarte Zeesynergie;
34. spoort beide partners aan speciale aandacht aan Latijns-Amerika en in het bijzonder aan de Latijns-Amerikaanse regionale organisaties te schenken door hun inspanningen te coördineren om de democratie te consolideren en ervoor te zorgen dat de mensenrechten in acht worden genomen, goed bestuur bevorderd wordt, de armoede wordt bestreden en de sociale cohesie, markteconomie en rechtsstaat worden versterkt, met inbegrip van de strijd tegen de georganiseerde misdaad en drugshandel, en steun te verlenen aan de regionale integratie en de samenwerking inzake klimaatverandering te bevorderen;
35. beveelt tevens een gemeenschappelijke aanpak aan jegens andere belangrijke geopolitieke landen zoals China, India en Japan, alsook van de diverse crises en problemen in het Afrika ten zuiden van de Sahara;
Defensie, wapenbeheersing en veiligheidsaangelegenheden
36. beklemtoont het belang van de NAVO als hoeksteen van de trans-Atlantische veiligheid; juicht het besluit van de Europese Raad van december 2008 toe om het strategisch partnerschap tussen de EU en de NAVO te versterken en verzoekt beide partners spoed te zetten achter de oprichting van een EU-NAVO-groep op hoog niveau ten einde de samenwerking tussen de twee organisaties te verbeteren; stelt voor om een debat te openen over de waarde van een Europees-Atlantische veiligheidsstrategie, waarmee gemeenschappelijke zorgpunten en belangen op het gebied van de veiligheid kunnen worden vastgesteld;
37. benadrukt het toenemende belang van het Europees veiligheids- en defensiebeleid en de noodzaak om de civiele en militaire capaciteiten van Europa op te schroeven; juicht het toe dat tijdens de NAVO-top van Boekarest van april 2008 het belang is erkend van een sterke Europese defensiecapaciteit om de trans-Atlantische veiligheid te versterken;
38. verzoekt de EU en de VS in alle internationale fora, en in het bijzonder binnen de Verenigde Naties, een gemeenschappelijke strategie inzake de ontwapening van massavernietigings- en conventionele wapens te volgen; verzoekt de nieuwe VS-regering om opnieuw met Rusland in gesprek te gaan over de wapenbeheersing en ontwapening en de huidige bilaterale overeenkomsten tussen deze twee landen uit te breiden; benadrukt de noodzaak van nauwere samenwerking ten einde vooruitgang te boeken in de aanloop tot de NPV-toetsingsconferentie van 2010 en is verheugd dat de nieuwe VS-president heeft toegezegd het alomvattend kernstopverdrag (CTBT) te ratificeren;
39. onderstreept het belang van een versterking van de trans-Atlantische samenwerking in de strijd tegen het terrorisme met inachtneming van een volledige naleving van de internationale rechtsregels en de mensenrechten, en de belangrijke rol die de VN hierbij kan spelen; wijst op de noodzaak van nauwe samenwerking wanneer de levens van gijzelaars op het spel staan;
40. juicht het besluit van president Barack Obama tot sluiting van de detentie-inrichting te Guantánamo Bay toe, evenals andere daarmee verband houdende uitvoeringsopdrachten betreffende wettelijke grenzen die bij het verhoor van personen in acht moeten worden genomen en betreffende detentie-faciliteiten van de CIA; moedigt de regering van de VS aan detentiecentra buiten de Verenigde Staten die niet met de internationale rechtsregels stroken te sluiten en expliciet een eind te maken aan het beleid van het overdragen van gevangenen (extraordinary renditions); vraagt van de lidstaten, mocht den Amerikaanse regering daarom verzoeken, hun medewerking te verlenen aan het vinden van een oplossing per geval voor het vraagstuk van de opname van een aantal van de gedetineerden uit Guantánamo Bay in de EU met inachtneming van de plicht tot loyale samenwerking bij wederzijdse raadpleging omtrent eventuele effecten voor de openbare veiligheid in de EU;
41. benadrukt dat het belangrijk is dat de EU-VS-overeenkomst inzake uitlevering en rechtsbijstand zo spoedig mogelijk in werking treedt en spoort de lidstaten die deze overeenkomst nog niet hebben ondertekend, aan dit zo spoedig mogelijk te doen;
42. beklemtoont dat het delen van data en informatie een waardevol instrument is in het kader van de internationale bestrijding van terrorisme en transnationale misdaad, maar is ook van mening dat dit binnen een goed wetskader moet plaatsvinden waarbij de burgerlijke vrijheden op gepaste wijze worden beschermd, met inbegrip van het recht op privéleven, en dat het delen van informatie gebaseerd moet zijn op een bindende internationale overeenkomst, zoals ook tijdens de EU-VS-top van 2008 is overeengekomen;
43. verwelkomt de recente uitbreiding van het visumontheffingsprogramma tot weer zes EU-lidstaten; eist echter van de VS dat zij het visaregime voor de resterende zes lidstaten intrekken en alle EU-burgers op gelijke voet behandelen op basis van volledige wederkerigheid; verzoekt de Commissie deze kwestie prioritair met de nieuwe VS-regering op te nemen;
44. is van oordeel dat de EU en de VS ook op het gebied van justitie en binnenlandse zaken nauw moeten samenwerken ten einde geleidelijk aan een trans-Atlantische ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te scheppen;
Economische en commerciële aangelegenheden
45. verzoekt de partners met klem het volledig potentieel van de TEC te gebruiken ten einde de bestaande hindernissen voor de economische integratie te slechten en tegen 2015 een eenvormige trans-Atlantische markt te creëren; verzoekt de Europese Commissie om op basis van de studie waarvoor het Europees Parlement in het kader van zijn begroting van 2007 toestemming heeft verleend en financieringsmiddelen heeft uitgetrokken een gedetailleerde routekaart op te stellen van de hindernissen die uit de weg moeten worden geruimd om de genoemde streefdatum te halen;
46. onderstreept dat het belangrijk is de TEC ook in te zetten als kader voor macro-economische samenwerking tussen beide partners en moedigt de bevoegde monetaire instellingen ertoe aan hun coördinatie te versterken;
47. verwelkomt de vooruitgang die in de afgelopen maanden is geboekt bij het bevorderen van de trans-Atlantische economische integratie; is met name van mening dat op gebieden als investeringen, boekhoudnormen, regelgevingskwesties, de veiligheid van geïmporteerde producten en de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten de verbeterde samenwerking al in belangrijke vooruitgang heeft geresulteerd en moet worden voortgezet;
48. is tegelijkertijd van mening dat de trans-Atlantische economische samenwerking transparanter en voorspelbaarder moet worden en dat er meer verantwoordelijkheid over dient te worden afgelegd; over vergaderschema's, agenda's, routekaarten en voortgangsverslagen moeten de belangrijkste betrokkenen zo spoedig mogelijk overeenstemming bereiken, waarna deze documenten op een website dienen te worden gepubliceerd;
49. is van mening dat de Verenigde Staten en de Europese Unie op internationale fora over een groot potentieel beschikken om gemeenschappelijke standpunten en initiatieven goed te keuren gezien het veelvoud aan gemeenschappelijke politieke belangen op het terrein van de handel, zoals een niet-discriminerende toegang tot grondstoffen op de wereldmarkt, handhaving van intellectuele-eigendomsrechten of een wereldwijde harmonisatie op het gebied van octrooien; stelt voor om in wederzijds belang dit potentieel beter te benutten;
50. was bezorgd over de nieuwe Amerikaanse handelsbelemmerende wet betreffende de steun van 819 miljard dollar; constateert dat deze wet gewijzigd is om aan de WTO-regels te voldoen en benadrukt dat het absoluut noodzakelijk is dat de huidige crisis gezamenlijk wordt aangepakt in plaats van via maatregelen waardoor we ons van elkaar isoleren;
51. pleit voor geleidelijke integratie van de financiële markten door wederzijdse erkenning in combinatie met een zekere convergentie tussen de huidige regelgevingskaders en door occasionele vrijstellingen waar mogelijk ; herinnert eraan dat de basisbeginselen voor geslaagde integratie vrije toegang tot de markten, regelgeving die aan de internationale normen voldoet, uniforme toepassing van de regelgeving en voortdurend overleg met de belanghebbende partijen op de markt zijn ; vraagt de Europese en Amerikaanse overheden om invoering van belemmeringen voor binnenlandse investeringen en wetgeving voor de uitvoering met extraterritoriale draagwijdte zonder voorafgaand overleg en instemming te vermijden;
52. pleit voor opheffing van de belemmeringen die investeringen en trans-Atlantische financiële dienstverlening bemoeilijken, en geeft de voorkeur aan ruimere integratie van de Europese en Amerikaanse markt zodat ze beter met de opkomende markten concurreren, op voorwaarde dat er een bevredigend kader van prudentiële regels ingevoerd wordt om te voorkomen dat een crisis aan de ene kant van de Atlantische Oceaan ook de andere kant treft;
53. benadrukt dat liberalisering van financiële dienstverlening zonder overeenkomstige herziening van het regelgevend raamwerk en de toezichtsregels de mogelijkheden van de bevoegde autoriteiten om doelmatig toezicht uit te oefenen beperkt, en pleit daarom voor regelingen die de concurrentie waarborgen, producten, instellingen en markten transparanter maken en aan doelmatig toezicht onderwerpen, en gemeenschappelijke modellen voor risicobeheersing invoeren, zoals overeengekomen op de G20-top van november 2008;
54. erkent dat het Amerikaans overheidstoezicht vorderingen in de uitvoering van de overeenkomsten van Bazel II voor grote banken gemaakt heeft, maar staat kritisch tegenover de onevenwichtigheden die nog altijd recht te trekken blijven, omdat ze een bijkomende belasting voor de Amerikaanse dochtermaatschappijen van Europese banken vertegenwoordigen en tegelijk hun competitiviteit aantasten, en stelt vast dat er nog altijd een aantal kwesties zijn (financiële houdstermaatschappijen en kleine banken) die zo spoedig mogelijk op te klaren zijn ; moedigt het Amerikaans Congres aan om een coherentere toezichtsstructuur in de bank- en verzekeringssector te overwegen om de coördinatie tussen de EU en de VS gemakkelijker te laten verlopen;
55. vraagt meer samenwerking tussen de toezichthoudende instanties om toe te zien op de bedrijvigheden van internationale organisaties en activiteiten van financiële ondernemingen te voorkomen die zich in ondoorzichtige jurisdicties bevinden, of jurisdicties die niet tot samenwerking geneigd zijn, en vraagt de opheffing van belastingsparadijzen ;
56. roept de autoriteiten van de VS en de EU op om kredietbeoordelingsbureaus volgens gemeenschappelijke beginselen en methoden te reguleren om het vertrouwen in de ratings te herstellen en ze een solide grondslag te geven; wijst er wel op dat de EU haar eigen regelgevingskader moet ontwikkelen omdat het niet aanvaardbaar zou zijn dat de normen van de Amerikaanse beurscommissie ("Securities and Exchange") extraterritoriaal van toepassing zijn op Amerikaanse agentschappen die op de Europese markt actief zijn;
57. onderschrijft de mening van de Commissie, dat de oorspronkelijke kredietinstellingen verplicht moeten worden om een deel van het krediet dat ze verlenen te behouden, om ze te dwingen om een deel van het overgedragen risico te blijven dragen ; vraagt dat de kwestie in de trans-Atlantische dialoog aan de orde gesteld wordt om op internationaal vlak gelijke voorwaarden te houden en systeeminherente risico’s op de financiële wereldmarkten te beperken ; vindt dat er een gedragscode voor soevereine vermogensfondsen ("sovereign wealth fund", SWF) overeengekomen moet worden;
58. verzoekt het nieuwe Congres om de maatregel om 100% van de binnenkomende vracht te controleren te wijzigen en dringt er bij het Congres op aan om nauw samen te werken met de EU om te zorgen voor de uitvoering van een gelaagde aanpak op basis van het werkelijke risico; merkt op dat veilige handel zeer belangrijk is in een almaar sterker geïntegreerde wereldeconomie, maar is van mening dat deze ruwe maatregel een potentiële nieuwe handelsbelemmering vormt die hoge kosten voor de economische actoren met zich meebrengt, hetgeen een grotere veiligheid van de bevoorradingsketen niet dichterbij brengt;
59. is van mening dat het nuttig zou zijn als de Transatlantische Economische Raad seminars over de honderdprocentscontroles zou organiseren in Brussel en Washington om het wederzijds begrip tussen de wetgevers van de EU en de VS te vergroten en het vinden van een spoedige en voor beide partijen aanvaardbare oplossing voor dit probleem te bevorderen;
60. beveelt aan dat de Transatlantische Economische Raad op zijn volgende vergadering bespreekt of het nuttig zou zijn om meer technische onderwerpen in zijn werkveld op te nemen en of meer samenwerking tussen de EU en de VS essentieel is om een werkbaar cap-and-trade systeem voor emissies tot stand te brengen; beveelt aan bestaande gemeenschappelijke internationale referentiecriteria voor energie-intensieve bedrijfstakken te ontwikkelen of op te nemen in het proces van de Transatlantische Economische Raad;
61. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de voorzitter van het Congres van de Verenigde Staten van Amerika.
ADVIES van de Commissie internationale handel (3.2.2009)
aan de Commissie buitenlandse zaken
over de transatlantische betrekkingen na de Amerikaanse presidentsverkiezingen
(2008/2199(INI))
Rapporteur: Godelieve Quisthoudt-Rowohl
SUGGESTIES
De Commissie internationale handel verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. is ervan overtuigd dat de Transatlantische Economische Raad het meest geschikte mechanisme kan worden voor het beheer van de transatlantische betrekkingen en benadrukt dat zijn werkzaamheden na de installatie van de nieuwe regering van de Verenigde Staten in januari 2009 en de benoeming van een nieuwe Europese Commissie later in het jaar moeten worden voortgezet, ontwikkeld en versterkt om de doelstelling van een transatlantische markt te verwezenlijken;
2. is van mening dat de transatlantische wetgeversdialoog tussen het Europees Parlement en het Congres van de Verenigde Staten al een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan een groter wederzijds begrip over een groot aantal zaken van gemeenschappelijk belang, onder andere op het terrein van de economische betrekkingen en de internationale handel; is in dit verband van mening dat de recente verkiezingen voor het Congres en de komende verkiezingen voor het Europees Parlement een stimulans moeten vormen voor de verdere versterking en verdieping van deze relatie;
3. erkent en is ingenomen met de bestaande regelingen die belanghebbende partijen de mogelijkheid geven om in een adviserende hoedanigheid bijdragen te leveren aan de Transatlantische Economische Raad, maar benadrukt dat voor de wetgevers van de EU en de VS, die met hun respectieve uitvoerende machten de verantwoordelijkheid delen voor de uitvoering van veel van de besluiten die moeten worden genomen, een meer formele rol moet worden overwogen; verwelkomt in dit verband het recente initiatief om de transatlantische wetgeversdialoog uit te breiden om daar ook leden van de Amerikaanse senaat bij te betrekken, evenals de positieve reacties van vertegenwoordigers van de EG en de VS, tijdens de bijeenkomst in het kader van de transatlantische wetgeversdialoog die in december in Washington is gehouden, op oproepen voor een grotere integratie van een versterkte transatlantische wetgeversdialoog in de Transatlantische Economische Raad;
4. is tegelijkertijd van mening dat de transatlantische economische samenwerking transparanter en voorspelbaarder moet worden en dat er meer verantwoordelijkheid over dient te worden afgelegd; over vergaderschema's, agenda's, routekaarten en voortgangsverslagen moeten de belangrijkste betrokkenen zo spoedig mogelijk overeenstemming bereiken, waarna deze documenten op een website dienen te worden gepubliceerd;
5. is van mening dat de Verenigde Staten en de Europese Unie op internationale fora over een groot potentieel beschikken om gemeenschappelijke standpunten en initiatieven goed te keuren gezien het veelvoud aan gemeenschappelijke politieke belangen op het terrein van de handel, zoals een niet-discriminerende toegang tot grondstoffen op de wereldmarkt, handhaving van intellectuele-eigendomsrechten of een wereldwijde harmonisatie op het gebied van octrooien; stelt voor om in wederzijds belang dit potentieel beter te benutten;
6. verwelkomt de vooruitgang die in de afgelopen maanden is geboekt bij het bevorderen van de transatlantische economische integratie; is met name van mening dat op gebieden als investeringen, boekhoudnormen, regelgevingskwesties, de veiligheid van geïmporteerde producten en de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten de verbeterde samenwerking al in belangrijke vooruitgang heeft geresulteerd en moet worden voortgezet; is van mening dat over de werkzaamheden met betrekking tot gevoelige onderwerpen op het terrein van de handel, zoals cosmetica en gevogelte, vroegtijdig en voortdurend overleg moet plaatsvinden tussen de uitvoerende en de wetgevende machten;
7. herinnert eraan dat de Europese Unie en de Verenigde Staten hun gemeenschappelijke handelsbelangen indien mogelijk op een multilateraal niveau moeten behartigen; is van oordeel dat gemeenschappelijke politieke en handelsbekommernissen die verder gaan, in de vorm van bilaterale belangen, het recht van derde landen op eigen regelingen eerbiedigen;
8. verzoekt het nieuwe Congres om de maatregel om 100% van de binnenkomende vracht te controleren te wijzigen en dringt er bij het Congres op aan om nauw samen te werken met de EU om te zorgen voor de uitvoering van een gelaagde aanpak op basis van het werkelijke risico; merkt op dat veilige handel zeer belangrijk is in een almaar sterker geïntegreerde wereldeconomie, maar is van mening dat deze ruwe maatregel een potentiële nieuwe handelsbelemmering vormt die hoge kosten voor de economische actoren met zich meebrengt, hetgeen een grotere veiligheid van de bevoorradingsketen niet dichterbij brengt;
9. is van mening dat het nuttig zou zijn als de Transatlantische Economische Raad seminars over de honderdprocentscontroles zou organiseren in Brussel en Washington om het wederzijds begrip tussen de wetgevers van de EU en de VS te vergroten en het vinden van een spoedige en voor beide partijen aanvaardbare oplossing voor dit probleem te bevorderen;
10. is van oordeel dat het nieuwe Europees Parlement en het nieuwe Congres van de Verenigde Staten de onderhandelingen over de bilaterale handelsbetrekkingen opnieuw tegen het licht moeten houden om de partijen op substantiële onderdelen meer op één lijn te brengen;
11. merkt op dat de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Mexico een positieve uitwerking heeft, met name dat het handelsverkeer sinds de inwerkingtreding van de overeenkomst met 25 procent is gestegen terwijl beide partijen omvattende liberaliseringen hebben doorgevoerd; merkt tevens op dat zowel Canada als de Europese Unie geïnteresseerd zijn in een wederzijdse vrijhandelsovereenkomst en roept de Commissie en de nieuwe Amerikaanse regering ertoe op om serieus te beginnen met de onderhandelingen teneinde een vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de NAFTA mogelijk te maken;
12. beveelt aan dat de Transatlantische Economische Raad op zijn volgende vergadering bespreekt of het nuttig zou zijn om meer technische onderwerpen in zijn werkveld op te nemen en of meer samenwerking tussen de EU en de VS essentieel is om een werkbaar cap-and-trade systeem voor emissies tot stand te brengen; beveelt aan bestaande gemeenschappelijke internationale referentiecriteria voor energie-intensieve bedrijfstakken te ontwikkelen of op te nemen in het proces van de Transatlantische Economische Raad;
13. is van oordeel dat op de volgende vergadering in het kader van de transatlantische wetgeversdialoog, die in april 2009 in Praag wordt gehouden, het werk van de Transatlantische Economische Raad moet worden geëvalueerd en een methode moet worden uitgewerkt die de betrokkenheid van de transatlantische wetgeversdialoog bij het proces van de Transatlantische Economische Raad versterkt;
14. is bezorgd over de nieuwe Amerikaanse handelsbelemmerende wet betreffende de steun van 819 miljard dollar; wijst erop dat delen van deze wet niet in overeenstemming met de WTO-regels blijken te zijn en benadrukt dat het absoluut noodzakelijk is dat de huidige crisis gezamenlijk wordt aangepakt in plaats van via maatregelen waardoor we ons van elkaar isoleren.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
2.2.2009 |
|
|
|
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
19 2 7 |
||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Francisco Assis, Christofer Fjellner, Glyn Ford, Béla Glattfelder, Ģirts Valdis Kristovskis, Alain Lipietz, Marusya Ivanova Lyubcheva, Erika Mann, David Martin, Vural Öger, Georgios Papastamkos, Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Tokia Saïfi, Peter Šťastný, Gianluca Susta, Corien Wortmann-Kool |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Jean-Pierre Audy, Javier Moreno Sánchez, Frithjof Schmidt, Hannu Takkula, Zbigniew Zaleski |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Richard Corbett, Roselyne Lefrançois, Véronique Mathieu, Zita Pleštinská, Paul Rübig, Struan Stevenson, Anna Záborská |
|||||
ADVIES van de Commissie economische en monetaire zaken (5.2.2009)
aan de Commissie buitenlandse zaken
inzake de stand van zaken in de trans-Atlantische betrekkingen na de Amerikaanse verkiezingen
(2008/2199(INI))
Rapporteur voor advies: José Manuel García-Margallo y Marfil
SUGGESTIES
De Commissie economische en monetaire zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken om onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. stelt vast dat de trans-Atlantische markt weliswaar het grootste en meest geïntegreerde, maar niet langer het meest dynamisch economisch gebied ter wereld is, en roept daarom op om het strategische partnerschap tussen de EU en de VS te versterken om het concurrentievermogen te verbeteren en hindernissen voor handel en investeringen uit de weg te ruimen, zoals overeengekomen in het ontwikkelingskader voor trans-Atlantische economische integratie;
2. stelt ook vast dat de huidige financiële crisis voor een deel aan wereldwijde macro-economische onevenwichtigheden te wijten is, zodat het raadzaam is om voor en na de jaarlijkse topbijeenkomsten tussen de EU en de VS monetair overleg te plegen tussen de Europese Commissie, de bevoegde autoriteiten van de VS en de commissies voor economische zaken van het Europees Parlement en het Amerikaans Congres ;
3. stelt vast dat de financiële crisis de nauwe verbondenheid tussen de financiële markten van de Europese Unie en de Verenigde Staten aantoont, en dus de valsheid van de ontkoppelingshypothese, en dringt op nauwer overleg tussen de overheden van beide partijen en herziening van het regelgevend en toezichtskader aan;
4. pleit voor geleidelijke integratie van de markten door wederzijdse erkenning in combinatie met een zekere convergentie tussen de huidige regelgevingskaders en door occasionele vrijstellingen waar mogelijk ; herinnert eraan dat de basisbeginselen voor geslaagde integratie vrije toegang tot de markten, regelgeving die aan de internationale normen voldoet, uniforme toepassing van de regelgeving en voortdurend overleg met de belanghebbende partijen op de markt zijn ; vraagt de Europese en Amerikaanse overheden om belemmeringen voor binnenlandse investeringen en wetgeving met extraterritoriale draagwijdte zonder voorafgaand overleg en instemming te vermijden
5. pleit voor opheffing van de belemmeringen die investeringen en trans-Atlantische financiële dienstverlening bemoeilijken, en geeft de voorkeur aan ruimere integratie van de Europese en Amerikaanse markt zodat ze beter met de opkomende markten concurreren, op voorwaarde dat er een bevredigend kader van prudentiële regels ingevoerd wordt om te voorkomen dat een crisis aan de ene kant van de Atlantische Oceaan ook de andere kant treft;
6. benadrukt dat liberalisering van financiële dienstverlening zonder overeenkomstige herziening van het regelgevend raamwerk en de toezichtsregels de mogelijkheden van de bevoegde autoriteiten om doelmatig toezicht uit te oefenen beperkt, en pleit daarom voor regelingen die de concurrentie waarborgen, producten, instellingen en markten transparanter maken en aan doelmatig toezicht onderwerpen, en gemeenschappelijke modellen voor risicobeheersing invoeren, zoals overeengekomen op de G20-top van november 2008;
7. erkent dat het Amerikaans overheidstoezicht vorderingen in de uitvoering van de overeenkomsten van Bazel II voor grote banken gemaakt heeft, maar staat kritisch tegenover de onevenwichtigheden die nog altijd recht te trekken blijven, omdat ze een bijkomende belasting voor de Amerikaanse dochtermaatschappijen van Europese banken vertegenwoordigen en tegelijk hun competitiviteit aantasten, en stelt vast dat er nog altijd een aantal kwesties zijn (financiële houdstermaatschappijen en kleine banken) die zo spoedig mogelijk op te klaren zijn ; moedigt het Amerikaans Congres aan om een coherentere toezichtsstructuur in de bank- en verzekeringssector te overwegen om de coördinatie tussen de EU en de VS gemakkelijker te laten verlopen;
8. vraagt meer samenwerking tussen de toezichthoudende instanties om toe te zien op de bedrijvigheden van internationale organisaties en activiteiten van financiële ondernemingen te voorkomen die zich in ondoorzichtige jurisdicties bevinden, of jurisdicties die niet tot samenwerking geneigd zijn, en vraagt de opheffing van belastingsparadijzen ;
9. wijst erop, als de boekhoudkundige normen beter in onderlinge overeenstemming zouden zijn, dat investeerders betere informatie zouden krijgen en het toezicht gemakkelijker zou verlopen, maar dat er meer nodig is, en dat de huidige crisis de VS dan ook niet als excuus mag dienen om de volledige goedkeuring van de internationale financiële verslagleggingsnormen (IFRS) op middellange termijn uit te stellen;
10. roept de autoriteiten van de VS en de EU op om kredietbeoordelingsbureaus volgens gemeenschappelijke beginselen en methoden te reguleren om het vertrouwen in de ratings te herstellen en ze een solide grondslag te geven; wijst er wel op dat de EU haar eigen regelgevingskader moet ontwikkelen omdat het niet aanvaardbaar zou zijn dat de normen van de Amerikaanse beurscommissie ("Securities and Exchange") extraterritoriaal van toepassing zijn op Amerikaanse agentschappen die op de Europese markt actief zijn;
11. onderschrijft de mening van de Commissie, dat de oorspronkelijke kredietinstellingen verplicht moeten worden om een deel van het krediet dat ze verlenen te behouden, om ze te dwingen om een deel van het overgedragen risico te blijven dragen ; vraagt dat de kwestie in de trans-Atlantische dialoog aan de orde gesteld wordt om op internationaal vlak gelijke voorwaarden te houden en systeeminherente risico’s op de financiële wereldmarkten te beperken ; vindt dat er een gedragscode voor soevereine vermogensfondsen ("sovereign wealth fund", SWF) overeengekomen moet worden
12. vraagt om tijdige waarschuwingsprocedures in te voeren en crisiscomités met deelname van de Europese en Amerikaanse overheden op te richten om bijtijds en in degelijke vorm de nodige urgentiemaatregelen te kunnen treffen ; benadrukt dat er voor de transatlantische convergentievoorstellen op beleidsterreinen die in deze resolutie ter sprake komen, een onderhandelingskader opgericht moet worden zodat herhaald optreden van factoren als degene die de lopende economische toestand veroorzaakt hebben, met een Amerikaanse crisis die de Europese economie ondermijnt, voorkomen kan worden
13. vraagt gezamenlijk denkwerk over hervormingen bij het Internationaal Muntfonds en de Wereldbank om op de verschillende forums waar de hervormingen ter sprake komen, met gezamenlijke voorstellen te komen om een doeltreffend mechanisme voor wereldwijd financieel toezicht en wereldwijde solidariteit in tijden van crisis in te stellen ;
14. vindt dat er een gezamenlijk EU-VS-actiekader voor investeringen in nieuwe milieuvriendelijke technologie opgericht moet worden, omdat een dergelijke strategie niet alleen het probleem van de klimaatverandering zou aanpakken maar ook nieuwe banen zou scheppen.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
2.2.2009 |
|
|
|
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
32 0 0 |
||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Paolo Bartolozzi, Zsolt László Becsey, Pervenche Berès, Udo Bullmann, Jonathan Evans, Elisa Ferreira, José Manuel García-Margallo y Marfil, Jean-Paul Gauzès, Robert Goebbels, Louis Grech, Benoît Hamon, Gunnar Hökmark, Karsten Friedrich Hoppenstedt, Othmar Karas, Wolf Klinz, Andrea Losco, Astrid Lulling, Hans-Peter Martin, Gay Mitchell, Sirpa Pietikäinen, Heide Rühle, Eoin Ryan, Antolín Sánchez Presedo, Olle Schmidt, Peter Skinner, Margarita Starkevičiūtė, Ieke van den Burg |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Werner Langen, Thomas Mann, Bilyana Ilieva Raeva, Margaritis Schinas, Eva-Riitta Siitonen |
|||||
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
24.2.2009 |
|
|
|
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
44 1 1 |
||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Vittorio Agnoletto, Angelika Beer, Bastiaan Belder, Elmar Brok, Marco Cappato, Philip Claeys, Maciej Marian Giertych, Ana Maria Gomes, Klaus Hänsch, Anna Ibrisagic, Maria Eleni Koppa, Vytautas Landsbergis, Francisco José Millán Mon, Pasqualina Napoletano, Janusz Onyszkiewicz, Justas Vincas Paleckis, Ioan Mircea Paşcu, João de Deus Pinheiro, Hubert Pirker, Pierre Pribetich, Flaviu Călin Rus, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Jacek Saryusz-Wolski, György Schöpflin, István Szent-Iványi, Charles Tannock, Geoffrey Van Orden, Andrzej Wielowieyski, Luis Yañez-Barnuevo García, Zbigniew Zaleski |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Maria Badia i Cutchet, Andrew Duff, James Elles, Pierre Jonckheer, Evgeni Kirilov, Alexandru Nazare, Antolín Sánchez Presedo, Adrian Severin, Jean Spautz |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Carlos Coelho, Pilar del Castillo Vera, Cristina Gutiérrez-Cortines, Manolis Mavrommatis, José Javier Pomés Ruiz, José Ribeiro e Castro, Ewa Tomaszewska |
|||||