VERSLAG over de geïntegreerde benadering van gendergelijkheid in het kader van de werkzaamheden van commissies en delegaties
1.4.2009 - (2008/2245(INI))
Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid
Rapporteur: Anna Záborská
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de geïntegreerde benadering van gendergelijkheid in het kader van de werkzaamheden van commissies en delegaties
Het Europees Parlement,
– gelet op artikel 2, artikel 3, lid 2, artikel 13 en artikel 141, lid 4, van het EG-Verdrag,
– gelet op het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het herziene Europees Sociaal Handvest en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens,
– gezien de werkzaamheden van het Directoraat-generaal voor de mensenrechten en het Directoraat-generaal juridische zaken van de Raad van Europa, en in het bijzonder de Stuurgroep voor gelijkheid tussen vrouw en man,
– gelet op Richtlijn 2002/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van Richtlijn 76/207/EEG van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden[1],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 maart 2003 over de geïntegreerde benadering van de gelijkheid van vrouwen en mannen ("gendermainstreaming") in het Europees Parlement[2],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 januari 2007 over de geïntegreerde benadering van de gelijkheid van vrouwen en mannen in de werkzaamheden van de commissies[3],
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6‑0198/2009),
A. overwegende dat de gelijkheid van mannen en vrouwen een fundamenteel beginsel van het Gemeenschapsrecht is en volgens artikel 2 van het Verdrag een van de taken is die door de Gemeenschap moeten worden ondersteund,
B. overwegende dat het gendermainstreamingbeginsel is neergelegd in artikel 3, lid 2, van het Verdrag, aangezien daarin is bepaald dat de Gemeenschap er bij elk in dat artikel bedoeld optreden naar moet streven de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op te heffen en de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen,
C. overwegende dat het percentage vrouwelijke leden van het Europees Parlement constant is gestegen van 17,5% in 1979 tot 31,08% in 2009,
D. in overweging van het geringe aantal vrouwelijke EP-leden dat hoge functies vervult in de organen van het Parlement (bijvoorbeeld het voorzitterschap of lidmaatschap van commissie- of delegatiebureaus),
E. overwegende dat vrouwen binnen de Directoraten-generaal intern en extern beleid van het Europees Parlement oververtegenwoordigd zijn en respectievelijk 66,5 % en 66 % van het personeel uitmaken, en tevens wijzend op de grote vooruitgang die de afgelopen jaren is geboekt binnen het Directoraat-generaal intern beleid, waaraan overigens ook de “Gendergelijkheidsprijs 2007 – optimale praktijken” is toegekend, zowel voor de totstandbrenging van een voor gendergelijkheid en gendermainstreaming gunstige arbeidsomgeving als voor de aanzienlijke uitbreiding van het aantal vrouwen in leidinggevende functies (sinds 2005 is bijvoorbeeld het aantal vrouwen dat aan het hoofd staat van een administratieve eenheid gestegen van 5% naar 30%),
F. overwegende dat de meeste parlementaire commissies over het algemeen een zeker belang toekennen aan gendermainstreaming (bijvoorbeeld in het kader van hun wetgevingswerkzaamheden, in hun officiële betrekkingen met de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid of bij de opstelling van het actieplan inzake gelijkheid), terwijl slechts een klein aantal commissies hiervoor weinig of geen belangstelling aan de dag legt,
G. overwegende dat het gebruik van het netwerk voor gendermainstreaming binnen de parlementaire commissies, dat bestaat uit EP-leden en personeel van het secretariaat, tot nu toe niet de verwachte resultaten heeft opgeleverd,
H. overwegende dat de Groep op hoog niveau inzake gendergelijkheid en diversiteit heeft voorgesteld een soortgelijk netwerk op te richten voor de interparlementaire delegaties, teneinde gendervraagstukken te kunnen integreren in de externe betrekkingen van de Europese Unie,
Beoordeling van de situatie op het gebied van gendermainstreaming
1. onderstreept dat de eis inzake gelijke behandeling van vrouwen en mannen dient te worden vertaald in een praktische benadering die mannen en vrouwen niet verdeelt;
2. onderstreept dat gendermainstreaming zowel voor vrouwen als voor mannen een positieve ontwikkeling is;
3. wijst erop dat gendermainstreaming de reorganisatie, verbetering, ontwikkeling en evaluatie van beleidsprocessen impliceert, en wel zo dat de actoren die normaliter bij de politieke besluitvorming zijn betrokken, het gelijkekansenperspectief op alle niveaus en in alle stadia in alle beleidssectoren integreren;
4. wijst op de noodzaak een passende strategie met concrete doelstellingen voor gendermainstreaming te ontwikkelen en toe te passen in de communautaire beleidssectoren die vallen onder de bevoegdheid van de parlementaire commissies en delegaties;
5. onderstreept het belang van het mandaat van de Groep op hoog niveau inzake gendergelijkheid en diversiteit en roept deze Groep ertoe op dit proces in het gehele Parlement en in de betrekkingen en de samenwerking met de Commissie, de Raad en de andere instellingen te blijven bevorderen en aanmoedigen;
6. complimenteert de parlementaire commissies die gendermainstreaming metterdaad toepassen in hun werkzaamheden, en roept de overige commissies en delegaties op hetzelfde te doen;
7. dringt erop aan dat bij interparlementaire delegaties en verkiezingswaarnemingsmissies meer gebruik wordt gemaakt van het gendermainstreamingnetwerk;
8. spoort de secretaris-generaal ertoe aan prioriteit te geven aan scholing op het gebied van gendermainstreaming voor ambtenaren op elk niveau van de parlementaire commissies en delegaties; dringt er opnieuw op aan dat voor alle leden van het Parlement vanaf het begin van de volgende zittingsperiode wordt voorzien in een gendergelijkheidstraining;
9. blijft de vorming aanmoedigen van een netwerk van ambtenaren van de secretariaten van de parlementaire commissies en interparlementaire delegaties die binnen de Directoraten-generaal intern en extern beleid speciaal geschoold zijn in gendermainstreamingaangelegenheden, teneinde geregeld optimale praktijken te kunnen uitwisselen;
10. onderstreept de noodzaak om binnen de parlementaire commissies en delegaties over passende instrumenten te kunnen beschikken teneinde een goed inzicht te verkrijgen in de gendermainstreamingproblematiek, bijvoorbeeld in de vorm van naar geslacht uitgesplitste indicatoren, gegevens en statistieken, alsook de noodzaak van verdeling van de begrotingsmiddelen vanuit een oogpunt van gelijke behandeling van vrouwen en mannen;
11. onderstreept dat bij de tenuitvoerlegging van het gendermainstreamingbeleid rekening moet worden gehouden met het specifieke karakter van elke parlementaire commissie of delegatie afzonderlijk; verzoekt de commissies en delegaties actief deel te nemen aan de evaluaties die geregeld onder auspiciën van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid worden uitgevoerd op basis van de vragenlijst die is voorgelegd aan de met gendermainstreaming belaste voorzitters en ondervoorzitters, waarbij ook aandacht moet worden besteed aan de tekortkomingen ter zake in de werkzaamheden van de commissies en delegaties, alsook aan de vorderingen die worden geboekt bij de tenuitvoerlegging van het gendermainstreamingbeleid binnen de respectieve commissies;
12. onderstreept dat het voor de parlementaire commissies en delegaties van groot belang is dat hun rol en hun verantwoordelijkheden op het gebied van gendermainstreaming duidelijk worden gedefinieerd;
13. wijst op het belang van een doelmatige en gecoördineerde samenwerking van de Groep op hoog niveau inzake gendergelijkheid en diversiteit met het netwerk voor gendermainstreaming in de commissies en interparlementaire delegaties, alsook met de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid;
14. verzoekt de secretaris-generaal te blijven toezien op de verdere toepassing van de geïntegreerde strategie om werk en gezin te kunnen combineren en de loopbaan van vrouwelijke ambtenaren te faciliteren;
15. verzoekt de fracties te blijven streven naar een evenwichtige participatie van mannen en vrouwen aan het proces voor de selectie van hogere ambtenaren;
16. roept het Bureau van het Parlement op in zijn contacten met de parlementen van de lidstaten het positieve rolmodel van de Groep op hoog niveau inzake gendergelijkheid en diversiteit te beklemtonen;
17. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de Raad van Europa.
TOELICHTING
INLEIDING
Dit ontwerpverslag (Geïntegreerde benadering van gendergelijkheid in het kader van de werkzaamheden van commissies en delegaties (INI/2008/2245), rapporteur: Anna Záborská) is gebaseerd op een vragenlijst die is toegezonden aan de voorzitters en ondervoorzitters die in de commissies en delegaties verantwoordelijk zijn voor gendermainstreaming. Van de 21 commissies hebben er 19 op dit verzoek gereageerd, waarvan één – ECON – in de vorm van een brief aan de rapporteur. Daar staat tegenover dat geen enkele delegatie op de vragenlijst heeft gereageerd.
De vragenlijst bevatte 28 vragen, die onderverdeeld waren in 4 groepen die betrekking hadden op respectievelijk het activiteitenterrein, het beleid en de tenuitvoerlegging van gendermainstreaming, alsmede de deskundigheid, raadpleging en samenwerking ten aanzien van het genderperspectief.
A. Activiteitenterreinen
De vragen die betrekking hebben op gendermainstreaming zijn van belang voor de wetgevingswerkzaamheden van de twaalf commissies (AGRI, CULT, DEVE, ECON, EMPL, ENVI, INTA, ITRE, JURI, LIBE, REGI en TRAN). (Vr4)
In het licht van de bevoegdheden van de respectieve commissies als omschreven in het Reglement, hebben de commissies als sleutelsectoren waar het gendergelijkheidsperspectief relevant is, onder andere het volgende genoemd:
· de genderproblematiek binnen de context van de toepassing van het Verdrag betreffende de EU en de beoordeling van het functioneren daarvan; een evenwichtige man/vrouwverhouding bij de benoeming van de vertegenwoordigers van het Parlement bij intergouvernementele conferenties en toekomstige verdragen, meer vrouwelijke leden in het Europees Parlement (AFCO);
· bijzondere aandacht voor gendermainstreaming bij het opstellen van verslagen en adviezen; het in vergaderingen en documenten van de commissie bevorderen van genderneutraal taalgebruik, het aankaarten van het onderwerp gendergelijkheid tijdens gesprekken met uitgenodigde sprekers en tijdens delegatiebezoeken van de commissie (AFET);
· plattelandsontwikkeling, ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (AGRI);
· het feit dat genderkwesties van belang zijn op alle terreinen waarop de commissie bevoegd is (CULT);
· millenniumdoelstellingen ten aanzien van ontwikkeling, humanitaire hulp en het Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (in veel landenstrategiedocumenten aangeduid als “horizontale aangelegenheid”) (DEVE);
· verzekeringen, pensioenen, Lissabon-strategie, belastingregeling voor diensten van algemeen belang en microfinanciering (ECON);
· werkgelegenheid, sociaal beleid, arbeidsomstandigheden, discriminatie op de arbeidsmarkt (EMPL):
· volksgezondheid, farmaceutische en cosmetische producten, milieuhygiëne (pesticiden, biociden, afval) (ENVI);
· openbare hoorzittingen en gedachtewisselingen, het feit dat rapporteurs en rapporteurs voor advies met de gendergelijkheidsproblematiek rekening moeten houden bij het opstellen van documenten, een evenwichtige man/vrouwverhouding tussen sprekers (DROI);
· consumentenbeleid (IMCO);
· handel en ontwikkelingsaspecten (INTA);
· onderzoek, industrie (ITRE);
· grondrechten (LIBE);
· kustvisserij en geïntegreerde en duurzame ontwikkeling van de visserijzones, aquacultuur en verwerkingsindustrie en structuurbeleid (PECH);
· wetgeving inzake de structuurfondsen van de EU, EFRO, Cohesiefonds en ESF, evaluatie van de overige beleidsprocessen van de Unie ten aanzien van sociale cohesie (REGI);
· EVDB-missies - houding van het ingezette personeel ten opzichte van de bevolking, mijnen en explosieve oorlogsresten en mijnopruiming, proces van ontwapening, demobilisatie en re-integratie (DDR) van landen die zich in een postconflictsituatie bevinden (SEDE);
· vervoer als werkgelegenheidsterrein en verkeersveiligheid (TRAN).
Een groot aantal commissies hebben het gendermainstreamingbeleid in hun wetgevings- en/of niet-wetgevingsactiviteiten al toegepast (Vr7). Veertien van de negentien commissies (12 van de 19 in 2006) geven aan dit beleid reeds te hebben geïntroduceerd in hun wetgevings- en niet-wetgevingsactiviteiten.
Hieronder volgen enkele voorbeelden:
AFET - bevordering van gendergelijkheid op het internationale vlak
AGRI - advies inzake gelijkheid van vrouwen en mannen binnen de Europese Unie - 2007
CULT - bij de voorbereiding van verslagen en adviezen en bij andere activiteiten van de commissie, zoals openbare hoorzittingen en delegatiebezoeken, wordt volledig rekening gehouden met genderkwesties
DEVE - in de millenniumdoelstellingen ten aanzien van ontwikkeling is het genderperspectief meegenomen. Een van de doelstellingen richt zich op gendergelijkheid en vrouwenemancipatie (MCR3)
DROI - de rechten van de vrouw maken deel uit van de rechten van de mens; recentelijk behandelde thema's: eerwraak, een onderzoek naar gendermainstreaming bij extern optreden
ECON - vrouwen in het arbeidsproces en hun integratie op de arbeidsmarkt, opleiding, levenslang leren, het combineren van werk en gezin, en educatie van de consument op het gebied van financiën en schulden
EMPL - richtlijn inzake arbeidstijden en pensioenen en bij richtsnoeren inzake arbeid
IMCO - speciale aandacht voor de specifieke behoeften van kwetsbare groepen in het verslag “Strategie voor het consumentenbeleid”
PECH - verslagen met betrekking tot de kustvisserij en de problemen waar kustvissers mee te maken krijgen, vrouwennetwerken in de visserij, aquacultuur en diversificatiemaatregelen, en visserij en aquacultuur in de context van het geïntegreerd beheer van kustgebieden in Europa
REGI - gendermainstreaming is als horizontaal perspectief in de programmering en uitvoering van het beleid opgenomen in de bepalingen omtrent structuurfondsen
SEDE - in twee verslagen met betrekking tot het Europese veiligheidsbeleid (rapporteurs Von Wogau en Kuhne)
TRAN - amendementen en verslagen met betrekking tot vervoer en toerisme, onderzoek naar vrouwen en vervoer in Europa
AFCO, ENVI, JURI, LIBE en CONT hebben gendermainstreaming niet in hun wetgevingswerkzaamheden meegenomen.
B. Strategie inzake de gelijkheid van vrouwen en mannen, doelstellingen van de commissies op korte en lange termijn
Elf parlementaire commissies hebben niet beraadslaagd over een strategie ten aanzien van het gendergelijkheidsperspectief in de verschillende sectoren waarop hun werkzaamheden betrekking hebben, en hebben daarvoor evenmin beleid uitgestippeld. Vier commissies hebben wel een dergelijk beleid vastgesteld, te weten: AFET, PECH, REGI en SEDE. Binnen de commissies AFCO, AGRI en ENVI is gesproken over het vaststellen van beleid op dit gebied. Ter vergelijking: in 2006 is in veertien commissies een dergelijk beleid niet besproken of vastgesteld. In vier commissies is het ter sprake gekomen en slechts één commissie heeft reeds toen beleid vastgesteld.
In haar Gender Mainstreaming Action Plan zegt de Commissie AFET toe de gendergelijkheid binnen haar werkzaamheden actief te zullen bevorderen en door te gaan met het aankaarten van dergelijke kwesties bij uitgenodigde sprekers en tijdens delegatiebezoeken. AFET zal er eveneens op toezien dat bij het opstellen van verslagen en adviezen terdege rekening wordt gehouden met kwesties omtrent gendergelijkheid. De commissie zal zich er zoveel mogelijk voor inspannen om ervoor te zorgen dat 33 % van de bij hoorzittingen uitgenodigde sprekers vrouw is. AFET heeft toegezegd in documenten en tijdens vergaderingen genderneutraal taalgebruik te bevorderen. AFET heeft ook aangegeven te willen kijken naar een evenwichtige man/vrouwverhouding onder de speciale gezanten van de EU en de delegatieleiders van de commissie.
Het beleid van de subcommissie SEDE is op 19 maart 2007 vastgesteld in een document met als titel Gender Mainstreaming Action Plan. SEDE heeft toegezegd het gendergelijkheidsperspectief in haar werkzaamheden te zullen bevorderen door in haar verslagen en adviezen kwesties met betrekking tot gendergelijkheid op te nemen. Zij zal er eveneens op toezien dat in de verslagen en adviezen rekening wordt gehouden met de man/vrouwverhouding, en bevorderen dat beide geslachten in de delegaties evenredig vertegenwoordigd zijn. Ook zal zij ervoor zorgen dat er een evenwichtige vertegenwoordiging is onder de bij openbare hoorzittingen uitgenodigde sprekers en dat 33 % van de sprekers vrouw is. Bovendien zegt SEDE toe tijdens vergaderingen en in schriftelijke documenten genderneutraal taalgebruik te zullen bevorderen.
Binnen de context van gendergelijkheid zijn voor SEDE twee kwesties van belang: de tenuitvoerlegging van Resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad in de context van het EVDB en van de algemene gedragsregels voor werkzaamheden in het kader van het EVDB en een hervorming van de veiligheidssector en van ontwapening, demobilisatie en re-integratie (DDR).
De Commissie REGI heeft in haar strategie onder de titel Mission Statement on Promoting Gender Equality in the work of the Committee toegezegd gendergelijkheid te zullen bevorderen in haar interne werkzaamheden door aan fracties te vragen er (waar mogelijk) voor te zorgen dat het aantal vrouwen in de commissie een afspiegeling vormt van het aantal vrouwen in het Parlement en dat deze verhouding ook wordt aangehouden bij het benoemen van de leden van het bureau en van de coördinatoren van de commissie. REGI wil eveneens dat haar bureau ervoor zorgt dat deze evenwichtige man/vrouwverhouding invloed heeft op het opstellen van verslagen en adviezen. Ook wil de commissie nagaan of het beginsel van gelijke kansen wordt toegepast bij de benoemingsprocedure van haar secretariaat.
Voor wat betreft haar externe optreden neemt REGI zich voor op regelmatige basis kwesties met betrekking tot gendergelijkheid op te nemen in de voorbereiding van haar wetgevingsverslagen, initiatiefverslagen en adviezen, vooral waar het de regionale ontwikkeling betreft. REGI gaat nauwgezet controleren welke gevolgen het genderperspectief heeft voor de benutting van structuurfondsen.
In het beleid van PECH, dat is vastgesteld in 2006, wordt de koers bepaald voor het bevorderen van gendergelijkheid. PECH neemt zich voor gendermainstreaming te bevorderen om zo een bijdrage te kunnen leveren aan een optimale wettelijke en sociale erkenning van door vrouwen verrichte arbeid en van hun rechten. Deze doelstelling kan in het bijzonder worden bereikt door het ontwikkelen van instrumenten waarmee informatie over de situatie van vrouwen kan worden verzameld en verspreid, door de deelname van vrouwen aan het besluitvormingsproces, door het opnemen van beginselen inzake gendergelijkheid in wetsvoorstellen en een doeltreffende toepassing van deze beginselen bij het Europees Visserijfonds en andere financieringsinstrumenten met betrekking tot het visserijbeleid. De Commissie PECH zegt tevens toe kwesties die te maken hebben met gendergelijkheid op te zullen nemen in haar wetgevings- en initiatiefverslagen. Bovendien is PECH van plan ten minste eenmaal per jaar een bijeenkomst te organiseren voor het uitwisselen van standpunten met betrekking tot het beleid ten aanzien van gendergelijkheid en om na te gaan welke invloed het geslacht heeft bij vergaderingen van coördinatoren en van de commissie.
De Commissies AFET, SEDE en PECH hebben concrete doelstellingen geformuleerd. AFET noemt het organiseren van een openbare hoorzitting over “Vrouwen in Arabische landen” en een onderzoek naar de man/vrouwverhoudingen onder speciale afgezanten van de EU en delegaties van de Commissie, en overweegt haar gedeputeerden op te roepen ervoor te zorgen dat bij toekomstige delegaties rekening wordt gehouden met het gendergelijkheidsperspectief.
PECH heeft haar doelstellingen gedefinieerd in haar beleid. Deze doelstellingen zijn hierboven weergegeven.
SEDE noemt de tenuitvoerlegging van Resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad in de context van het EVDB en van de algemene gedragsregels voor werkzaamheden in het kader van het EVDB.
C. Tenuitvoerlegging van gendermainstreaming
Met uitzondering van CULT hebben alle commissies in hun projecten (verslagen, openbare hoorzittingen) toekomstige thema's vastgelegd waarin de gelijkheid van vrouwen en mannen een belangrijke rol speelt. In de meeste gevallen komen deze onderwerpen overeen met de sleutelsectoren zoals deze zijn aangegeven in deel A van de vragenlijst.
Zeven commissies zijn nagegaan of er naar geslacht uitgesplitste gegevens of statistieken beschikbaar zijn, namelijk: AGRI, EMPL, ENVI, PECH, REGI, SEDE en TRAN.
Hoewel er studies zijn gedaan naar de positie van vrouwen in de visserijsector, betreurt de Commissie PECH het dat er geen naar geslacht uitgesplitste statistische gegevens beschikbaar zijn. SEDE heeft aan de Raad gevraagd te komen met statistische gegevens met betrekking tot de deelname van vrouwen/mannen aan de werkzaamheden in de context van het EVDB. De commissie beschikt eveneens over nuttige statistieken met betrekking tot “gender mainstreaming in ESDP missions” De Commissie AGRI heeft opgemerkt dat de statistieken gebrekkig zijn en bijvoorbeeld het werk van in landbouwbedrijven meewerkende echtgenoten niet weergeven. AGRI heeft de Commissie en Eurostat verzocht deze lacunes aan te vullen en ervoor te zorgen dat de discriminerende aspecten van het verzamelen van gegevens verdwijnen. EMPL heeft aangegeven dit tijdens het onderzoek naar de wetgeving met betrekking tot arbeidsstatistieken te zullen doen. TRAN heeft opdracht gegeven om een onderzoek in te stellen naar vrouwen en vervoer in Europa dat statistische gegevens oplevert over het gebrek aan evenwicht tussen mannen en vrouwen in de vervoerssector in Europa. REGI heeft opdracht gegeven om een onderzoek in te stellen met als titel “Een geïntegreerde benadering van de gelijkheid van vrouwen en mannen binnen de context van het gebruik van structuurfondsen”, waarin melding wordt gemaakt van de beschikbaarheid van gegevens.
Drie commissies – DROI, PECH en SEDE – hebben specifieke indicatoren gedefinieerd. Volgens PECH zijn de kwantitatieve gegevens inzake werkgelegenheid het best meetbaar, maar moet, voor zover mogelijk, ook rekening worden gehouden met andere gegevens (wettelijke en sociale status, sociaal-culturele belemmeringen, toegang tot en niveau van opleiding en scholing, etc.). DROI heeft gevraagd dergelijke indicatoren vast te stellen binnen de context van het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten, waarbinnen gendermainstreaming een van de horizontale doelstellingen is.
Alleen de commissies PECH en ENVI hebben voor al hun beleidsterreinen de verdeling van de begrotingsmiddelen vanuit het oogpunt van de gelijkheid van vrouwen en mannen geanalyseerd. PECH noemt de artikelen uit de verordening van de Raad met betrekking tot het Europees Visserijfonds, die ter zake verschillende positieve referenties bevat. In dit document is echter geen sprake van een verdeling van de financiering over de verschillende hoofdlijnen, omdat een dergelijke verdeling door de lidstaten dient te worden gedaan, in het kader van hun operationele programma's (Vr15).
Voor de tenuitvoerlegging van het gendermainstreamingbeleid kunnen verschillende methoden worden gebruikt. Vier commissies hebben gebruik gemaakt van een specifieke methode voor het toepassen van gendermainstreaming. De Commissie AFET gebruikt een vergelijkende analysetechniek (benchmarking), REGI de emancipatie-effectrapportage, SEDE naar geslacht uitgesplitste statistieken en de Commissie PECH geeft aan bereid te zijn alle beschikbare methodes te gebruiken. Deze opvatting wordt gedeeld door de commissie DROI.
D. Deskundigheid en raadpleging ten aanzien van het genderperspectief
De meeste commissies hebben regelmatig deskundigen, nationale instellingen en niet-gouvernementele organisaties en andere organisaties die werkzaam zijn op het gebied van gendergelijkheid geraadpleegd, hetzij rechtstreeks, hetzij door middel van openbare hoorzittingen, of door opdracht te geven tot het opzetten van studies. Alleen AFCO, AGRI, CONT, CULT, IMCO en JURI hebben geen gebruik gemaakt van dergelijke raadplegingen. DROI benadrukt dat deskundigen van in genderkwesties gespecialiseerde ngo's regelmatig deelnemen aan hun openbare hoorzittingen. Dat geldt ook voor de commissies PECH en REGI. Bij DEVE maakt het raadplegen van ngo's en externe deskundigen integraal deel uit van haar procedure voor het opstellen van verslagen en adviezen en het samenstellen van delegaties.
Veertien commissies hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid de interne deskundigheid van het Parlement (commissie FEMM, secretariaat, sectie beleidsondersteuning, Juridische Dienst en bibliotheek) te raadplegen. PECH geeft aan met de meeste suggesties uit de adviezen van de commissie FEMM rekening te houden en heeft aan de sectie beleidsondersteuning opdracht gegeven een onderzoek in te stellen met als titel “De rol van vrouwen in de duurzame ontwikkeling van de Europese visserijzones”. EMPL maakt gebruik van de bibliotheek en de sectie beleidsondersteuning en geeft aan rekening te houden met de adviezen van de commissie FEMM. Voor REGI heeft de bibliotheek een document opgesteld met als titel “Gender mainstreaming within a regional policy” en heeft de sectie beleidsondersteuning een extern onderzoek opgezet inzake “De geïntegreerde benadering van de gelijkheid van vrouwen en mannen binnen de context van het gebruik van structuurfondsen”. ENVI heeft voornamelijk gebruik gemaakt van de interne deskundigheid van het Parlement door middel van de adviezen die de commissie FEMM voor haar verslagen heeft uitgebracht. LIBE houdt rekening met de adviezen die de commissie FEMM voor haar verslagen heeft uitgebracht. DEVE maakt gebruik van de deskundigheid van de sectie beleidsondersteuning en AFET neemt regelmatig deel aan de seminars die door de commissie FEMM worden georganiseerd.
In algemene zin hebben zeventien commissies aangegeven regelmatig of af en toe samen te werken met de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. De commissies AFET, CULT, DEVE, EMPL, ITRE, LIBE en PECH werken regelmatig samen met de Commissie FEMM. DEVE heeft bijvoorbeeld met FEMM een hoorzitting georganiseerd over het thema “Vrouwen en oorlog”. Deze samenwerking functioneert volgens haar goed en regelmatig. AFET werkt vooral samen via ondervoorzitters die verantwoordelijk zijn voor de integratie van het gendergelijkheidsperspectief en het gelijksoortige netwerk van administrateurs, CULT maakt vaak gebruik van de adviezen die de commissie FEMM voor haar verslagen geeft, en houdt daar ook terdege rekening mee. Naast samenwerking met FEMM noemt EMPL ook de bevoegdheidsconflicten ten aanzien van voorstellen van de Commissie.
Vijf commissies hebben de Commissie gevraagd te kijken welke invloed de kwestie van de gelijkheid van vrouwen en mannen op een dossier heeft (DROI, INTA, ITRE, PECH en REGI). INTA heeft dit gedaan bij de formulering van enkele paragrafen van het advies van de commissie FEMM inzake handel en het terugdringen van armoede, DROI bij het toepassen van het Europees Initiatief voor de democratie en de mensenrechten, in het kader van het meer algemene verzoek met betrekking tot het financieringsinstrument.
Op de vraag “Wat vindt u van de deskundigheid inzake genderkwesties binnen het secretariaat van uw commissie?” antwoordden tien commissies dat deze deskundigheid aan het toenemen is. Vijf secretariaten beschikken over een goede deskundigheid: AFET, CONT, CULT, DROI en EMPL.
Op het secretariaat van de commissie INTA wordt de deskundigheid ten aanzien van genderkwesties als non-existent bestempeld.
Over de samenstelling van de commissies kan het volgende gezegd worden:
|
Commissie |
MEP V |
MEP M |
Totaal |
% Vrouwen |
Opmerkingen |
|
|
AFCO |
12 |
42 |
54 |
22,2 |
|
|
|
AFET |
38 |
133 |
171 |
22,2 |
|
|
|
AGRI |
28 |
64 |
92 |
30,4 |
|
|
|
CONT |
31 |
52 |
83 |
37,4 |
Van de leden is 20 % vrouw, van de plaatsvervangende leden 39 %. |
|
|
CULT |
32 |
43 |
75 |
41,6 |
Zowel de voorzitter als de ondervoorzitter zijn vrouw, en ook de coördinatoren van de fracties PPE, PSE en GUE. |
|
|
DEVE |
27 |
44 |
71 |
38 |
|
|
|
DROI |
27 |
45 |
72 |
37,5 |
|
|
|
EMPL |
43 |
58 |
101 |
42,5 |
|
|
|
ENVI |
56 |
79 |
135 |
41,4 |
|
|
|
IMCO |
36 |
52 |
88 |
40,9 |
De functies van voorzitter en 1e en 2e ondervoorzitter worden bekleed door een vrouw. |
|
|
INTA |
15 |
50 |
65 |
23 |
|
|
|
ITRE |
38 |
69 |
107 |
35,5 |
|
|
|
JURI |
16 |
36 |
52 |
30,7 |
|
|
|
LIBE |
51 |
64 |
115 |
44,3 |
|
|
|
PECH |
14 |
49 |
63 |
22,2 |
Een tamelijk positieve ontwikkeling, die in werkelijkheid nog positiever uitvalt, want de vrouwen behoren tot de meest actieve leden van de commissie en bekleden specifieke functies binnen het Bureau (3 ondervoorzitters) en fungeren tevens als fractiecoördinatoren. |
|
|
REGI |
30 |
80 |
110 |
27,2 |
|
|
|
SEDE |
15 |
55 |
70 |
21,4 |
|
|
|
TRAN |
21 |
78 |
99 |
21,2 |
|
|
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
|
Datum goedkeuring |
31.3.2009 |
|
|
|
||
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
23 0 1 |
||||
|
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Edit Bauer, Edite Estrela, Věra Flasarová, Nicole Fontaine, Lissy Gröner, Anneli Jäätteenmäki, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Urszula Krupa, Astrid Lulling, Siiri Oviir, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Zita Pleštinská, Teresa Riera Madurell, Eva-Riitta Siitonen, Eva-Britt Svensson, Anne Van Lancker, Anna Záborská |
|||||
|
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Donata Gottardi, Marusya Ivanova Lyubcheva, Maria Petre, Heide Rühle |
|||||
|
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Jean-Pierre Audy, Wolfgang Bulfon, Marie-Hélène Descamps, Jean Spautz |
|||||