VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herschikking)

29.4.2009 - (COM(2008)0820 – C6‑0474/2008 – 2008/0243(COD)) - ***I

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur: Jeanine Hennis-Plasschaert
(Herschikking – Artikel 80 bis van het Reglement)

Procedure : 2008/0243(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0284/2009
Ingediende teksten :
A6-0284/2009
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herschikking)

(COM(2008)0820 – C6‑0474/2008 – 2008/0243(COD))

(Medebeslissingsprocedure – herschikking)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0820),

–   gelet op artikel 251, lid 2, en artikel 63, lid 1, onder a), van het EG­Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0474/2008),

–   gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten[1],

–   gezien de brief d.d. 3 april 2009 van de Commissie juridische zaken aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken overeenkomstig artikel 80 bis, lid 3, van zijn Reglement,

–   gelet op de artikelen 80 en 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0284/2009),

A. overwegende dat het betreffende voorstel volgens de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig in het voorstel worden vermeld en dat met betrekking tot de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de eerdere besluiten met die wijzigingen kan worden geconstateerd dat het voorstel een eenvoudige codificatie van de bestaande besluiten behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen,

1.  gaat akkoord met het voorstel van de Commissie zoals dit is aangepast aan de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, met de technische aanpassingen die door de Commissie juridische zaken zijn goedgekeurd, en zoals dit hieronder is geamendeerd;

2.  verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Amendement  1

Voorstel voor een verordening

Overweging 5 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(5 bis) Met het oog op de stapsgewijze invoering van een gemeenschappelijk Europees asielsysteem, dat op termijn moet leiden tot een gemeenschappelijke asielprocedure en tot een in de gehele Unie gelijke status voor personen aan wie asiel is toegekend, dienen in het huidige stadium de beginselen van de op 15 juni 1990 in Dublin ondertekende Overeenkomst betreffende de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend (Overeenkomst van Dublin), waarvan de uitvoering de harmonisering van het asielbeleid heeft bevorderd, te worden gehandhaafd, met dien verstande dat de wijzigingen worden aangebracht die op grond van de opgedane ervaringen noodzakelijk zijn.

Motivering

Omdat anders wordt afgeweken van een van de belangrijkste fundamenten van het systeem van Dublin, namelijk het “one chance only”-beginsel (slechts eenmalige behandeling van de asielaanvraag in de EU).

Amendement  2

Voorstel voor een verordening

Overweging 6 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 bis) De voor asielzaken bevoegde diensten van de lidstaten dienen concrete steun te krijgen om hun dagelijkse operationele taken te kunnen uitvoeren. In deze context zal het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken een essentiële rol spelen.

Motivering

De bestuurlijke samenwerking tussen de lidstaten moet worden versterkt om de verschillende nationale praktijken dichter bij elkaar te brengen. Het Bureau zal de lidstaten ondersteunen bij de uitvoering van een coherenter, billijker asielbeleid, bijv. door de vaststelling van goede praktijken, de organisatie van opleidingen en de coördinatie van ondersteuningsteams van nationale deskundigen waarop de lidstaten een beroep kunnen doen wanneer zij op hun grondgebied te maken hebben met een grote instroom van asielzoekers.

Amendement  3

Voorstel voor een verordening

Overweging 15

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(15) Er dient een persoonlijk onderhoud plaats te vinden om gemakkelijker te kunnen bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een aanvraag om internationale bescherming en, waar nodig, om de aanvrager informatie te verstrekken over de toepassing van deze verordening.

(15) Er dient een persoonlijk onderhoud plaats te vinden om gemakkelijker te kunnen bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een aanvraag om internationale bescherming en om de aanvrager informatie te verstrekken over de toepassing van deze verordening.

Motivering

Aanvragers moeten altijd mondeling worden geïnformeerd over de toepassing van deze verordening.

Amendement  4

Voorstel voor een verordening

Overweging 17 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Voor de toepassing van deze verordening heeft het begrip “bewaring” mag geen strafrechtelijke of punitieve connotatie hebben, maar moet hieronder een uitsluitend bestuursrechtelijke tijdelijke maatregel worden verstaan.

Motivering

Zoals al herhaaldelijk is gezegd, moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de bestuursrechtelijke procedure van inbewaringstelling, waaraan asielzoekers wegens vluchtgevaar kunnen worden onderworpen, en detentie, want een persoon die om internationale bescherming vraagt, mag nooit als een crimineel worden behandeld.

Amendement  5

Voorstel voor een verordening

Overweging 18

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(18) Bij de bewaring van asielzoekers dient het uitgangspunt te zijn dat niemand in bewaring mag worden genomen uitsluitend omdat hij internationale bescherming zoekt. De bewaring van asielzoekers dient in het bijzonder te gebeuren overeenkomstig artikel 31 van het Verdrag van Genève, en alleen in de uitzonderlijke omstandigheden en met de waarborgen die duidelijk worden beschreven in Richtlijn […/…/EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten]. Bovendien dient bewaring met het oog op overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat beperkt te blijven en te beantwoorden aan het evenredigheidsbeginsel ten aanzien van de gebruikte middelen en het beoogde doel.

(18) Bij de bewaring van asielzoekers dient het uitgangspunt te zijn dat niemand in bewaring mag worden genomen uitsluitend omdat hij internationale bescherming zoekt. De bewaring van asielzoekers dient in het bijzonder te gebeuren overeenkomstig artikel 31 van het Verdrag van Genève in bewaringscentra die zich onderscheiden van penitentiaire inrichtingen, en alleen in de uitzonderlijke omstandigheden en met de waarborgen die duidelijk worden beschreven in Richtlijn […/…/EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten]. Bovendien dient bewaring met het oog op overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat beperkt te blijven en te beantwoorden aan het evenredigheidsbeginsel ten aanzien van de gebruikte middelen en het beoogde doel.

Motivering

Zie de motivering bij amendement 31.

Amendement  6

Voorstel voor een verordening

Overweging 22

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(22) Teneinde alle personen die om internationale bescherming verzoeken in alle lidstaten een adequaat beschermingsniveau te bieden, dient dit opschortingsmechanisme ook te worden toegepast wanneer de Commissie van oordeel is dat het beschermingsniveau voor personen die om internationale bescherming vragen in een bepaalde lidstaat niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht inzake asiel, in het bijzonder wat betreft de opvangvoorzieningen en de toegang tot de asielprocedure.

(22) Teneinde alle personen die om internationale bescherming verzoeken in alle lidstaten een adequaat beschermingsniveau te bieden, dient dit opschortingsmechanisme ook te worden toegepast wanneer de Commissie van oordeel is dat het beschermingsniveau voor personen die om internationale bescherming vragen in een bepaalde lidstaat niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht inzake asiel, in het bijzonder wat betreft de opvangvoorzieningen, de criteria voor internationale bescherming en de toegang tot de asielprocedure.

Amendement  7

Voorstel voor een verordening

Overweging 22 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(22 bis) Toepassing van het mechanisme voor de opschorting van overdrachten is een uitzonderlijke maatregel om problemen als gevolg van bijzonder grote druk of aanhoudende bezorgdheid over de bescherming aan te pakken.

Amendement  8

Voorstel voor een verordening

Overweging 22 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(22 ter) De Commissie moet periodiek nagaan of er vooruitgang is geboekt bij de ontwikkeling en harmonisatie op lange termijn van het gemeenschappelijk Europees asielsysteem en in hoeverre solidariteitsmaatregelen en de beschikbaarheid van een opschortingsmechanisme dit vergemakkelijken, en moet over deze vooruitgang verslag uitbrengen.

 

Aangezien het Dublinsysteem niet bedoeld is als mechanisme voor een billijke taakverdeling bij de behandeling van verzoeken om internationale bescherming, en aangezien bepaalde lidstaten in bijzondere mate geconfronteerd worden met migrantenstromen, met name door van hun geografische ligging, is het van essentieel belang na te denken over en voorstellen te doen voor bindende instrumenten die voor meer solidariteit tussen de lidstaten en hogere beschermingsnormen zorgen. Deze instrumenten moeten het met name gemakkelijker maken om asieldeskundigen uit andere lidstaten te detacheren teneinde bijstand te bieden aan lidstaten die bijzonder onder druk komen te staan en waar vezoekers geen adequate bescherming genieten, en om personen die internationale bescherming genieten, in andere lidstaten onder te brengen wanneer de opvangvoorzieningen van een bepaalde lidstaat onvoldoende zijn, op voorwaarde dat de betrokkenen daarmee instemmen en dat hun grondrechten worden geëerbiedigd.

Amendement  9

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – letter h

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

h) “niet begeleide minderjarige”: een minderjarige die zonder begeleiding van een krachtens de wet of het gewoonterecht voor hem verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt, zolang hij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke volwassene staat; onder dit begrip vallen ook minderjarigen die zonder begeleiding worden achtergelaten nadat zij op het grondgebied van een lidstaat zijn aangekomen;

h) “niet-begeleide minderjarige”: een minderjarige die zonder begeleiding van een krachtens de wet of het gewoonterecht voor hem verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt, zolang hij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke volwassene staat; onder dit begrip vallen ook minderjarigen die zonder begeleiding worden achtergelaten nadat zij op het grondgebied van een lidstaat zijn aangekomen;

Motivering

(Niet van toepassing op de Nederlandse versie)

Amendement  10

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – letter i – punt iii

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

iii) de gehuwde minderjarige kinderen van paren zoals bedoeld onder punt i), of van de verzoeker, ongeacht of zij volgens de nationale wetgeving wettige, buitenechtelijke of geadopteerde kinderen zijn, indien het in hun belang is bij de verzoeker te verblijven;

iii) de gehuwde minderjarige kinderen van paren zoals bedoeld onder punt i), of van de verzoeker, ongeacht of zij volgens de nationale wetgeving wettige, buitenechtelijke of geadopteerde kinderen zijn en op voorwaarde dat zij niet door hun echtgenoot vergezeld zijn, indien het in hun belang is bij de verzoeker te verblijven;

Amendement  11

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – letter i – punt iv

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

iv) de vader, moeder of voogd van de verzoeker indien laatstgenoemde minderjarig en ongehuwd is, of indien hij minderjarig en gehuwd is maar het in zijn belang is om bij zijn vader, moeder of voogd te verblijven;

iv) de vader, moeder of voogd van de verzoeker indien laatstgenoemde minderjarig en ongehuwd is, of indien hij minderjarig en gehuwd is en niet door zijn echtgenoot vergezeld is, maar het in zijn belang is om bij zijn vader, moeder of voogd te verblijven;

Amendement  12

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – letter i – punt v

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

v) de minderjarige ongehuwde broers en zussen van de verzoeker, indien laatstgenoemde minderjarig en ongehuwd is, of indien de verzoeker of zijn broers en zussen minderjarig en gehuwd zijn maar een gezamenlijk verblijf in het belang van een of meer van hen is;

v) de minderjarige ongehuwde broers en zussen van de verzoeker, indien laatstgenoemde minderjarig en ongehuwd is, of indien de verzoeker of zijn broers en zussen minderjarig en gehuwd zijn en niet door hun echtgenoot vergezeld zijn, maar een gezamenlijk verblijf in het belang van een of meer van hen is;

 

Amendement  13

Voorstel voor een verordening

Artikel 4 – lid 1 – letter g

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

g) het bestaan van het recht op toegang tot de hem betreffende gegevens en van het recht te verzoeken om hem betreffende onjuiste gegevens recht te laten zetten of hem betreffende onrechtmatig verwerkte gegevens te laten verwijderen, met inbegrip van het recht op het ontvangen van informatie over de procedures om die rechten te doen gelden en van de contactgegevens van de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten die bevoegd zijn kennis te nemen van verzoeken betreffende de bescherming van persoonsgegevens.

g) het recht op toegang tot de hem betreffende gegevens en het recht te verzoeken om hem betreffende onjuiste gegevens recht te laten zetten of hem betreffende onrechtmatig verwerkte gegevens te laten verwijderen, alsmede de procedures om die rechten te doen gelden, met inbegrip van de contactgegevens van de in artikel 33 bedoelde autoriteiten en van de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten die bevoegd zijn kennis te nemen van verzoeken betreffende de bescherming van persoonsgegevens.

Motivering

Duidelijk moet zijn dat de aanvrager geïnformeerd moet worden over de inhoud, en niet alleen over het bestaan van het recht op toegang tot hem/haar betreffende gegevens en het recht op correctie of schrapping van gegevens, alsmede afzonderlijk over de procedurele stappen die hij/zij kan ondernemen. Verder wordt met de toevoeging van de contactgegevens van de nationale bevoegde autoriteiten die met de Dublinsamenwerking belast zijn, in aanmerking genomen dat de toezichthouder primair verantwoordelijk is voor de behandeling van klachten inzake de bescherming van persoonsgegevens.

Amendement  14

Voorstel voor een verordening

Artikel 4 – lid 2 – alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Indien dit nodig is om de verzoeker de informatie te doen begrijpen, wordt de informatie ook mondeling verstrekt tijdens het overeenkomstig artikel 5 gevoerde onderhoud.

Om de verzoeker de informatie te doen begrijpen, wordt de informatie ook mondeling verstrekt tijdens het overeenkomstig artikel 5 gevoerde onderhoud.

Motivering

Zie motivering bij amendement 1.

Amendement  15

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaat die bepaalt welke lidstaat op grond van deze verordening verantwoordelijk is, biedt verzoekers de mogelijkheid een persoonlijk onderhoud te hebben met iemand die naar nationaal recht bevoegd is tot het voeren van een dergelijk onderhoud.

1. De lidstaat die bepaalt welke lidstaat op grond van deze verordening verantwoordelijk is, roept de verzoekers op tot een persoonlijk onderhoud met iemand die naar nationaal recht bevoegd is tot het voeren van een dergelijk onderhoud.

Motivering

Het is belangrijk het verplichte karakter van het onderhoud duidelijker te maken.

Amendement  16

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Het persoonlijk onderhoud vindt plaats om het aanwijzen van de verantwoordelijke lidstaat te vereenvoudigen, in het bijzonder door de verzoeker de gelegenheid te bieden informatie te verstrekken die nodig is om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is, en om de verzoeker mondeling informatie te verstrekken over de toepassing van deze verordening.

2. Het persoonlijk onderhoud vindt plaats om het aanwijzen van de verantwoordelijke lidstaat te vereenvoudigen, in het bijzonder door de verzoeker de gelegenheid te bieden informatie te verstrekken die nodig is om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is, alsmede om de verzoeker mondeling informatie te verstrekken over de toepassing van deze verordening.

Motivering

Duidelijker formulering.

Amendement  17

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de niet-begeleide minderjarige bij alle procedures waarin deze verordening voorziet, wordt vertegenwoordigd en/of bijgestaan door een vertegenwoordiger. Deze vertegenwoordiger kan de vertegenwoordiger zijn zoals bedoeld in artikel 23 van Richtlijn […/…/EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten].

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de niet-begeleide minderjarige bij alle procedures waarin deze verordening voorziet, wordt vertegenwoordigd en/of bijgestaan door een vertegenwoordiger in de zin van artikel 2, punt i), van Richtlijn 2005/85/EG. Deze vertegenwoordiger kan de vertegenwoordiger zijn zoals bedoeld in artikel 23 van Richtlijn […/…/EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten].

Motivering

Verduidelijking van het begrip “vertegenwoordiger” door te verwijzen naar de definitie in artikel 2, punt i), van Richtlijn 2005/85/EG betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus.

Amendement  18

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 – lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. De lidstaten nemen in hun nationale recht procedures op voor het opsporen van gezinsleden of andere verwanten van de minderjarige die in de lidstaten verblijven. Zij beginnen zo snel mogelijk na de indiening van het verzoek om internationale bescherming met het opsporen van gezinsleden of andere verwanten van de minderjarige, waarbij het belang van de minderjarige wordt beschermd.

4. De lidstaten stellen procedures vast voor het opsporen van gezinsleden of andere verwanten van de minderjarige die in de lidstaten verblijven, zo nodig met de hulp van internationale of andere relevante organisaties. Zij beginnen zo snel mogelijk na de indiening van het verzoek om internationale bescherming met het opsporen van gezinsleden of andere verwanten van de minderjarige, waarbij het belang van de minderjarige wordt beschermd.

Amendement  19

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 – lid 5 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

5 bis. In het kader van de toepassing van deze verordening mogen de lidstaten onder de in artikel 17 van Richtlijn 2005/85/EG gestelde voorwaarden gebruik maken van medische onderzoeken om de leeftijd van niet begeleide minderjarigen te bepalen.

 

Wanneer gebruik wordt gemaakt van medische onderzoeken, dragen de lidstaten er zorg voor dat deze op redelijke en grondige wijze worden uitgevoerd, zoals vereist op grond van wetenschappelijke en ethische normen.

Motivering

Het debat over de details van medische onderzoeken is nog gaande en bij de komende herziening van Richtlijn 2005/85/EG moet hierop worden ingegaan. Als lidstaten van dergelijk onderzoek gebruik maken, moeten zij er in ieder geval zorg voor dragen dat het voldoet aan wetenschappelijke en ethische normen.

Amendement  20

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 – lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Welke lidstaat volgens de in de artikelen 8 tot 12 beschreven criteria verantwoordelijk is, wordt, in afwijking van lid 2, met het oog op de naleving van het beginsel van de eenheid van het gezin en in het belang van het kind vastgesteld op grond van de situatie op het tijdstip waarop de verzoeker zijn meest recente verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Dit lid is van toepassing op voorwaarde dat in eerste aanleg nog geen beslissing ten gronde is genomen over de vorige verzoeken van de betrokkene.

Schrappen

Motivering

Dit maakt het vaststellen van de verantwoordelijke lidstaat gecompliceerd en vergroot de kans op misbruik.

Amendement  21

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Indien de verzoeker een niet begeleide minderjarige is met verwanten die wettig in een andere lidstaat verblijven en die voor hem kunnen zorgen, is die lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek, mits dit in het belang van de minderjarige is.

2. Indien de verzoeker een niet begeleide minderjarige is van wie geen enkel gezinslid in de zin van artikel 2, letter i), wettig in een andere lidstaat verblijft, maar als een andere met hem verwante persoon wettig in een andere lidstaat verblijft en voor hem kan zorgen, is die lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek, mits dit in het belang van de minderjarige is.

Motivering

De betekenis van dit lid ten opzichte van het voorgaande lid moet worden verduidelijkt (vooral in de Franse versie).

Amendement  22

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. Bij ontstentenis van gezinsleden of andere verwanten berust de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming bij de lidstaat waarbij de minderjarige zijn meest recente verzoek heeft ingediend mits dit in het belang is van de minderjarige.

4. Bij ontstentenis van gezinsleden of andere verwanten berust de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming bij de lidstaat waarbij de minderjarige zijn verzoek heeft ingediend.

Amendement  23

Voorstel voor een verordening

Artikel 23 – lid 2 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. In geval van een volgend verzoek om internationale bescherming wordt het verzoek tot terugname van de betrokkene zo snel mogelijk ingediend en in ieder geval binnen twee maanden na ontvangst van de Eurodac-treffer overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Verordening (EG) nr. […/…] [betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Dublinverordening].

2. In geval van een volgend verzoek om internationale bescherming wordt het verzoek tot terugname van de betrokkene zo snel mogelijk ingediend en in ieder geval binnen een maand na ontvangst van de Eurodac-treffer overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Verordening (EG) nr. […/…] [betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Dublinverordening].

Motivering

Na een treffer in het EURODAC-systeem hoeft er niet lang gewacht te worden met de indiening van het verzoek tot terugname van de betrokkene.

Amendement  24

Voorstel voor een verordening

Artikel 23 – lid 3 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Indien er geen volgend verzoek om internationale bescherming is en indien de verzoekende lidstaat besluit het Eurodac-systeem te raadplegen overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. [.../.../] [betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Dublinverordening], wordt het terugnameverzoek zo snel mogelijk ingediend, en in ieder geval binnen twee maanden na ontvangst van de Eurodac-treffer overeenkomstig artikel 13, lid 4, van die verordening.

3. Indien er geen volgend verzoek om internationale bescherming is en indien de verzoekende lidstaat besluit het Eurodac-systeem te raadplegen overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. [.../.../] [betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Dublinverordening], wordt het terugnameverzoek zo snel mogelijk ingediend, en in ieder geval binnen een maand na ontvangst van de Eurodac-treffer overeenkomstig artikel 13, lid 4, van die verordening.

Motivering

Na een treffer in het EURODAC-systeem hoeft er niet lang gewacht te worden met de indiening van het verzoek tot terugname van de betrokkene.

Amendement  25

Voorstel voor een verordening

Artikel 25 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Wanneer de aangezochte lidstaat instemt met de overname of de terugname van een verzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder d), stelt de verzoekende lidstaat de betrokkene in kennis van het besluit om hem over te dragen aan de verantwoordelijke lidstaat en, indien van toepassing, van het besluit om zijn verzoek om internationale bescherming niet te behandelen. Deze kennisgeving gebeurt schriftelijk, in een taal die de betrokkene redelijkerwijs geacht kan worden te begrijpen, en uiterlijk vijftien werkdagen na ontvangst van het antwoord van de aangezochte lidstaat.

1. Wanneer de aangezochte lidstaat instemt met de overname of de terugname van een verzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder d), stelt de verzoekende lidstaat de betrokkene in kennis van het besluit om hem over te dragen aan de verantwoordelijke lidstaat en, indien van toepassing, van het besluit om zijn verzoek om internationale bescherming niet te behandelen. Deze kennisgeving gebeurt schriftelijk, in een taal die de verzoeker redelijkerwijs geacht kan worden te begrijpen, en uiterlijk vijftien werkdagen na ontvangst van het antwoord van de aangezochte lidstaat.

Motivering

Zie de motivering bij amendement 49.

Amendement  26

Voorstel voor een verordening

Artikel 26 – lid 2 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Die termijn bedraagt niet minder dan tien werkdagen, te rekenen vanaf de in artikel 25, lid 1, bedoelde datum van kennisgeving.

Amendement  27

Voorstel voor een verordening

Artikel 26 – lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Indien tegen het overdrachtsbesluit als bedoeld in artikel 25 beroep wordt ingesteld, beslist de in lid 1 bedoelde instantie van rechtswege zo spoedig mogelijk, en in ieder geval uiterlijk zeven werkdagen na de indiening van het beroep, of de betrokkene in afwachting van de uitkomst van het beroep op het grondgebied van de betrokken lidstaat mag blijven.

3. Indien tegen het overdrachtsbesluit als bedoeld in artikel 25 beroep wordt ingesteld, beslist de in lid 1 bedoelde instantie hetzij op verzoek van de betrokkene, hetzij, bij ontstentenis van een dergelijk verzoek, ambtshalve zo spoedig mogelijk, en in ieder geval uiterlijk vijf werkdagen na de indiening van het beroep, of de betrokkene in afwachting van de uitkomst van het beroep op het grondgebied van de betrokken lidstaat mag blijven.

Amendement  28

Voorstel voor een verordening

Artikel 26 – lid 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

6. De lidstaten zorgen ervoor dat rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging kosteloos worden verstrekt indien de betrokkene de kosten niet kan opbrengen.

6. De lidstaten zorgen ervoor dat op verzoek gratis de noodzakelijke rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging ter beschikking wordt gesteld overeenkomstig artikel 15, leden 3 tot en met 6, van Richtlijn 2005/85/EG.

Amendement  29

Voorstel voor een verordening

Artikel 27 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Onverminderd artikel 8, lid 2, van Richtlijn […/…/EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten] mogen de lidstaten, wanneer zulks nodig blijkt op basis van de individuele beoordeling van het geval en wanneer andere, minder dwingende maatregelen niet effectief kunnen worden toegepast, een asielzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, ten aanzien van wie een besluit tot overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat is genomen, alleen op een bepaalde plaats in bewaring houden indien er een risico van betekenis bestaat dat de betrokkene onderduikt.

2. Onverminderd artikel 8, lid 2, van Richtlijn […/…/EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten] mogen de lidstaten, wanneer zulks nodig blijkt op basis van de individuele beoordeling van het geval, een asielzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, ten aanzien van wie een besluit tot overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat is genomen, alleen in een voorziening zonder detentiekarakter in bewaring houden indien andere, minder dwingende maatregelen niet effectief zijn gebleken en er een risico van betekenis bestaat dat de betrokkene onderduikt.

Motivering

Het definiëren van een onderduikrisico “van betekenis” zou tot onduidelijkheid kunnen leiden. Het begrip “onderduikrisico” als zodanig is gedefinieerd in artikel 2, punt l).

Amendement  30

Voorstel voor een verordening

Artikel 27 – lid 7 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

7. Bewaring op grond van lid 2 wordt schriftelijk bevolen, waarbij de feitelijke en juridische gronden voor de bewaring, en in het bijzonder de redenen waarom wordt aangenomen dat er een risico van betekenis bestaat dat de betrokkene zal onderduiken, worden vermeld, alsmede de duur van de bewaring.

7. Bewaring op grond van lid 2 wordt schriftelijk bevolen, waarbij de feitelijke en juridische gronden voor de bewaring, en in het bijzonder de redenen waarom wordt aangenomen dat er een risico bestaat dat de betrokkene zal onderduiken, worden vermeld, alsmede de duur van de bewaring.

Motivering

Zie motivering bij amendement 16.

Amendement  31

Voorstel voor een verordening

Artikel 27 – lid 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

8. In elk geval van bewaring op grond van lid 2 wordt de voortgezette bewaring, op verzoek van de betrokkene of ambtshalve, met redelijke tussenpozen door de rechter herzien. Bewaring wordt nooit onrechtmatig verlengd.

8. In elk geval van bewaring op grond van lid 2 wordt de bewaring, op verzoek van de betrokkene of ambtshalve, met redelijke tussenpozen door de rechter herzien. Bewaring wordt nooit onrechtmatig verlengd.

Motivering

Het begrip “voortgezet” in combinatie met het begrip “bewaring” kan verwarring in hand werken over het soort bewaring waarvan sprake is.

Amendement  32

Voorstel voor een verordening

Artikel 27 – lid 10

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

10. Minderjarigen worden niet in bewaring gesteld, tenzij dit in hun eigen belang is in de zin van artikel 7 van deze verordening en volgens een individueel onderzoek van hun situatie overeenkomstig artikel 11, lid 5, van Richtlijn [.../.../EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten].

10. Minderjarigen worden niet in bewaring gesteld, tenzij dit in hun eigen belang is in de zin van artikel 6, lid 3, van deze verordening en volgens een individueel onderzoek van hun situatie overeenkomstig artikel 11, lid 5, van Richtlijn [.../.../EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten].

Motivering

Het belang van het kind wordt niet in artikel 7, maar in artikel 6, lid 3, behandeld.

Amendement  33

Voorstel voor een verordening

Artikel 30 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 30 bis

Wijze van uitvoering van overdrachten

 

1. De lidstaat die de overdracht uitvoert, bevordert vrijwillige overdrachten door aan de verzoeker voldoende informatie te verstrekken.

 

2. Als overdrachten aan de verantwoordelijke lidstaat plaatsvinden in de vorm van een gecontroleerd vertrek of onder geleide, dragen de lidstaten er zorg voor dat dit op humane wijze gebeurt, met volledige eerbiediging van de grondrechten en de menselijke waardigheid.

Motivering

Het bepaalde in overweging 19 (“Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1560/2003 van 2 september 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad, kan een overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat vrijwillig plaatsvinden, in de vorm van een gecontroleerd vertrek of onder geleide. De lidstaten dienen vrijwillige overdracht te bevorderen en erop toe te zien dat overdrachten in de vorm van gecontroleerd vertrek of onder geleide op humane wijze gebeuren, met volledige eerbiediging van de grondrechten en de menselijke waardigheid.”) moet terug te vinden zijn in het dictum.

Amendement  34

Voorstel voor een verordening

Artikel 31 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de omstandigheden in een lidstaat ertoe kunnen leiden dat het beschermingsniveau voor personen die om internationale bescherming verzoeken, niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten en met Richtlijn 2005/85/EG, kan zij overeenkomstig de in lid 4 beschreven procedure besluiten alle overdrachten op grond van deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten.

2. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de omstandigheden in een lidstaat ertoe kunnen leiden dat het beschermingsniveau voor personen die om internationale bescherming verzoeken, niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten, Richtlijn 2005/85/EG en Richtlijn 2004/83/EG, kan zij overeenkomstig de in lid 4 beschreven procedure besluiten alle overdrachten op grond van deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten.

Motivering

De erkenningsrichtlijn (Richtlijn 2004/83/EG inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming) is het centrale instrument in de EU-asielwetgeving en er moet daarom een uitdrukkelijke verwijzing naar deze richtlijn worden opgenomen.

Amendement  35

Voorstel voor een verordening

Artikel 31 – lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Wanneer een lidstaat vreest dat de omstandigheden in een andere lidstaat ertoe kunnen leiden dat het beschermingsniveau voor personen die om internationale bescherming verzoeken, niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten en met Richtlijn 2005/85/EG, kan hij verzoeken alle overdrachten op grond van deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten.

3. Wanneer een lidstaat vreest dat de omstandigheden in een andere lidstaat ertoe kunnen leiden dat het beschermingsniveau voor personen die om internationale bescherming verzoeken, niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten, Richtlijn 2005/85/EG en Richtlijn 2004/83/EG, kan hij verzoeken alle overdrachten op grond van deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten.

Dit verzoek wordt ingediend bij de Commissie. Het verzoek wordt gemotiveerd en bevat in het bijzonder uitvoerige informatie over de situatie in de betrokken lidstaat die wijst op een mogelijk gebrek aan overeenstemming met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten en met Richtlijn 2005/85/EG.

Dit verzoek wordt ingediend bij de Commissie. Het verzoek wordt gemotiveerd en bevat in het bijzonder uitvoerige informatie over de situatie in de betrokken lidstaat die wijst op een mogelijk gebrek aan overeenstemming met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten, Richtlijn 2005/85/EG en Richtlijn 2004/83/EG.

Motivering

Zie motivering bij amendement 20.

Amendement  36

Voorstel voor een verordening

Artikel 31 – lid 4 – letter d bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

d bis) een overzicht van de maatregelen, ijkpunten en tijdschema’s die moeten worden vastgesteld met het oog op de beoordeling van de vooruitgang bij het vinden van een oplossing voor de overeenkomstig punt a) geconstateerde omstandigheden.

Amendement  37

Voorstel voor een verordening

Artikel 31 – lid 7 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

7 bis. Een lidstaat zoals bedoeld in de leden 1, 2 en 3 moet tijdig doeltreffende maatregelen nemen om de situatie te verhelpen die tot de tijdelijke opschorting van de overdrachten heeft geleid.

Amendement  38

Voorstel voor een verordening

Artikel 31 – lid 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

8. De overdrachten kunnen voor ten hoogste zes maanden worden opgeschort. Wanneer de gronden voor de maatregel na zes maanden nog steeds bestaan, kan de Commissie, op verzoek van de in lid 1 bedoelde lidstaat of op eigen initiatief, besluiten de maatregel met zes maanden te verlengen. Lid 5 is van toepassing.

8. De overdrachten kunnen voor ten hoogste zes maanden worden opgeschort. Wanneer de gronden voor de maatregel na zes maanden nog steeds bestaan, kan de Commissie, op verzoek van de in lid 1 bedoelde lidstaat of op eigen initiatief, besluiten de maatregel met zes maanden te verlengen. De bepalingen van lid 5 zijn eveneens van toepassing.

Motivering

Taalkundig amendement.

Amendement  39

Voorstel voor een verordening

Artikel 31 – lid 9 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

9 bis. Op voorstel van de Commissie stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de in artikel 151 van het EG-Verdrag bedoelde procedure voor alle lidstaten bindende instrumenten vast om doeltreffende steun te verlenen aan lidstaten wier nationale systeem, met name als gevolg van hun geografische ligging of demografische situatie, onder een specifieke, onevenredig grote druk staat. Deze instrumenten treden uiterlijk op 31 december 2011 in werking en voorzien in ieder geval in het volgende:

 

a) detachering van ambtenaren van andere lidstaten onder aegide van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken [.../.../EG], die lidstaten bijstaan die te kampen hebben met specifieke belastingen en waar de verzoekers geen adequate bescherming genieten;

 

b) een regeling om, in overleg met het Hoge Commissariaat voor de vluchtelingen van de VN, personen die internationale bescherming genieten, van lidstaten die onder een specifieke, onevenredig grote druk staan, over te brengen naar andere lidstaten, waarbij gewaarborgd moet worden dat dit volgens niet-discretionaire, transparante en ondubbelzinnige regels gebeurt.

Motivering

The Dublin system in itself, as spelled out in Impact assessment SEC(2008)2962, is not a cause of particular asylum pressure or overburden on Member States. The provisions on the ‘temporary suspension of transfers’ will therefore turn out to be a political statement rather than an effective instrument to support a Member State that faces a particularly urgent situation which places an exceptionally heavy burden on its reception capacities, asylum system or infrastructure (and very often leading to cases where applicants cannot benefit from adequate standards of protection, in particular in terms of reception conditions and access to the asylum procedure). The past years have shown that the existing forms of practical cooperation among Member States in order to align their interpretation of the principle of ‘solidarity and fair sharing of responsibility’ are not in any way sufficient to address the problems that a number of Member States are facing. It is essential to look at the heavy burden posed on the resources of a number of Member States from a wider perspective of general migratory pressures. Binding responsibility sharing instruments seem to be the only way forward. At the same time the Commission should make full use of its possibilities to start up infringements procedures in cases where non-compliance with community law persists.

Amendement  40

Voorstel voor een verordening

Artikel 31 – lid 9 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

9 ter. Dit artikel treedt buiten werking zodra de in lid 9 bis bedoelde instrumenten in werking zijn getreden en in elk geval uiterlijk op 31 december 2011.

Motivering

Zie motivering bij amendement 23.

Amendement  41

Voorstel voor een verordening

Artikel 31 – lid 9 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

9 quater. In het kader van het toezicht en de evaluatie als bedoeld in artikel 41 herziet de Commissie de toepassing van dit artikel en brengt zij uiterlijk op 30 juni 2011 verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad. In haar verslag gaat de Commissie na of er een gerechtvaardigde noodzaak bestaat om de toepassing van dit artikel te verlengen tot na 31 december 2011. Indien de Commissie dit gepast acht, dient zij volgens de in artikel 251 van het Verdrag bepaalde procedure een voorstel voor een dergelijke verlenging in bij het Europees Parlement en de Raad.

Motivering

Zie motivering bij amendement 23.

Amendement  42

Voorstel voor een verordening

Artikel 32 – lid 9 – alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Indien hij constateert dat bij de verwerking van deze gegevens de bepalingen van deze verordening of van Richtlijn 95/46/EG zijn geschonden, met name omdat het om onvolledige of onnauwkeurige gegevens gaat, heeft hij het recht te eisen dat deze gegevens worden gecorrigeerd of gewist .

(Niet van toepassing op de Nederlandse versie)

Motivering

(Niet van toepassing op de Nederlandse versie)

Amendement  43

Voorstel voor een verordening

Artikel 35 – lid 2 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De bemiddelingsprocedure wordt ingeleid door een verzoek dat door een van de lidstaten die het niet eens zijn tot de voorzitter van het comité ingesteld bij artikel 40 wordt gericht. Door te aanvaarden dat gebruik wordt gemaakt van de bemiddelingsprocedure, verbinden de betrokken lidstaten zich ertoe zoveel mogelijk rekening te houden met de oplossing die zal worden voorgesteld.

(Niet van toepassing op de Nederlandse versie)

Motivering

(Niet van toepassing op de Nederlandse versie)

Amendement  44

Voorstel voor een verordening

Artikel 41 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Uiterlijk drie jaar na de in artikel 44, eerste alinea, genoemde datum brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze verordening en stelt zij eventueel de noodzakelijke wijzigingen voor. De lidstaten verstrekken de Commissie uiterlijk zes maanden vóór die datum alle gegevens die relevant zijn voor de opstelling van dit verslag.

Uiterlijk drie jaar na de in artikel 44, eerste alinea, genoemde datum en onverminderd artikel 31, lid 9 quater, brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze verordening en stelt zij eventueel de noodzakelijke wijzigingen voor. De lidstaten verstrekken de Commissie uiterlijk zes maanden vóór die datum alle gegevens die relevant zijn voor de opstelling van dit verslag.

Motivering

Sluit aan bij de voorstellen voor artikel 31.

  • [1]  PB C 77 van 28.3.2002, blz. 1.

TOELICHTING

1. Achtergrond

In haar verslag over de evaluatie van het Dublinsysteem[1] (de zogenoemde technische evaluatie) concludeert de Commissie: “De doelstellingen van het Dublinsysteem, het ontwikkelen van een duidelijke en hanteerbare methode om vast te stellen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek, zijn grotendeels verwezenlijkt”. Niettemin zijn sommige punten voor verbetering vatbaar, zowel wat de praktische toepassing als de doeltreffendheid van het systeem betreft. Bovendien is in de antwoorden op het Groenboek over de toekomst van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel[2] of GEAS (de zogeheten beleidsevaluatie) op een groot aantal tekortkomingen gewezen, voornamelijk met betrekking tot de efficiëntie van het stelsel en het beschermingsniveau voor personen die internationale bescherming aanvragen en onder het Dublinsysteem vallen.

Daarom en om de hierboven genoemde zwakke punten te verbeteren, heeft de Commissie besloten een voorstel in te dienen voor een herschikking van Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (hierna de “Dublinverordening” genoemd)..

Het voorstel is op dezelfde uitgangspunten gebaseerd als de bestaande Dublinverordening, namelijk dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming primair ligt bij de lidstaat die de belangrijkste rol heeft gespeeld bij de toegang tot of het verblijf in de lidstaten, met enkele uitzonderingen om de eenheid van het gezin te beschermen, en met specifieke humanitaire bepalingen.

Er zij op gewezen dat het Europees Parlement zijn standpunt bij diverse gelegenheden kenbaar heeft gemaakt en een reeks aanbevelingen heeft gedaan in zijn resolutie van september 2008 over de evaluatie van het Dublinsysteem[3]. Met de meeste van deze aanbevelingen heeft de Commissie rekening gehouden.

Het feit dat de huidige Dublinverordening, die deel uitmaakt van de eerste fase van het GEAS, het product was van een wankel politiek compromis, dat door de Raad unaniem is goedgekeurd, betekent dat de definitieve tekst veel tweeduidige passages bevat en dat de wetgeving hiaten vertoont. De rapporteur is het daarom eens met de Commissie wanneer deze stelt dat er nog veel ruimte is voor verbetering van het bestaande instrument.

2. Doelstellingen en inhoud van het voorstel

De Commissie wil het huidige Dublinsysteem aanpassen door middel van de volgende maatregelen:

1. Uitbreiding van de werkingssfeer van de verordening tot personen die subsidiaire bescherming aanvragen (en genieten);

2. Vergroting van de efficiëntie van het huidige systeem;

3. Ervoor zorgen dat de behoeften van personen die om internationale bescherming verzoeken, in een breed perspectief worden bekeken en dat in de Dublinprocedure adequate juridische waarborgen worden ingebouwd;

4. Aanpak van situaties waarin de opvangfaciliteiten en de asielstelsels van de lidstaten onder grote druk staan, en van situaties waarin personen die om internationale bescherming verzoeken, onvoldoende bescherming genieten.

2.1.     Uitbreiding van de werkingssfeer van de verordening tot personen die subsidiaire bescherming aanvragen (en genieten)

Het huidige Dublinsysteem geldt niet voor personen die subsidiaire bescherming aanvragen (en genieten), want ten tijde van de goedkeuring van dit systeem maakte het begrip subsidiaire bescherming nog geen deel uit van het acquis op het gebied van asielrecht. Dit begrip heeft echter zijn intrede gedaan bij de goedkeuring van de erkenningsrichtlijn (2004/83/EG). Hoewel de huidige toestand niet direct tot enorme praktische problemen zal leiden, zoals ook blijkt uit de effectbeoordeling[4], kan een situatie ontstaan waarin een asielzoeker niet kan worden herenigd met een familielid dat in een andere lidstaat subsidiaire bescherming geniet. Uitbreiding van de werkingssfeer is dus noodzakelijk om voor consistentie te zorgen met het huidige acquis in de EU en om te voorkomen dat familieleden in de praktijk van elkaar gescheiden worden. In meer algemene zin wordt met dit voorstel beoogd de in de verordening gebruikte terminologie en definities op één lijn te brengen met de terminologie en de definities van de andere asielinstrumenten. Met het oog op een grotere mate van consistentie en een betere wetgeving geeft uw rapporteur volledige steun aan de wijzigingen die de Commissie voorstelt.

2.2.     Vergroting van de efficiëntie van het huidige systeem

Er worden verscheidene wijzigingen voorgesteld om tot een eenvormig en efficiënter Dublinsysteem te komen, zodat er voor gezorgd kan worden dat de lidstaten de regels beter naleven. De rapporteur is voorstander van deze amendementen.

· Invoering van termijnen om de procedure voor het vaststellen van de verantwoordelijkheid efficiënter en sneller te maken (bijv. termijnen voor de indiening van terugnameverzoeken, kortere termijnen voor de beantwoording van verzoeken om informatie, termijnen voor de beantwoording van verzoeken op humanitaire gronden alsmede verduidelijking dat verzoeken op humanitaire gronden op elk moment kunnen worden gedaan);

· Verduidelijking van de beëindiging van de verantwoordelijkheid (bijv. onder welke omstandigheden moeten de desbetreffende bepalingen gelden, welke lidstaat draagt de bewijslast);

· Verduidelijking van de omstandigheden en procedures voor het toepassen van de discretionaire bepalingen (humanitaire en soevereiniteitsclausule);

· Uitbreiding van de bestaande geschillenbeslechtingsprocedure (geldt voortaan ook voor geschillen over de toepassing van de gehele verordening);

· Toevoeging van regels inzake overdrachten (bijv. regels over onjuiste overdrachten en over de kosten van overdrachten alsmede een nieuwe bepaling over het uitwisselen van gegevens voorafgaand aan een overdracht);

· Opneming van een bepaling over het organiseren van een verplicht onderhoud (om alle informatie te verzamelen die nodig is om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is, en om de aanvrager mondeling te informeren over de toepassing van de verordening).

2.3.     Ervoor zorgen dat de behoeften van personen die om internationale bescherming verzoeken, in een breed perspectief worden bekeken en dat in de Dublinprocedure adequate juridische waarborgen worden ingebouwd

Er worden diverse wijzigingen voorgesteld die de aanvragers van internationale bescherming meer juridische en procedurele waarborgen moeten bieden, zodat zij hun rechten beter kunnen verdedigen:

· Gedetailleerde beschrijving van de inhoud en de vorm van de informatie die moet worden verstrekt aan personen die internationale bescherming vragen, en het tijdstip waarop dit moet gebeuren, inclusief goedkeuring van een gemeenschappelijke brochure;

· Recht van beroep tegen een overdrachtsbesluit, met inbegrip van het recht op rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging, naast de verplichting van de bevoegde instanties om een besluit te nemen over het al dan niet opschorten van de overdracht en het recht van de betrokkene om in afwachting van dit besluit op het grondgebied van de lidstaat te blijven;

· Opneming van een bepaling waarin wordt gewezen op het beginsel dat een persoon niet in bewaring mag worden gehouden uitsluitend omdat hij/zij internationale bescherming zoekt;

· Verduidelijking van verschillende bepalingen om de naleving van het beginsel van daadwerkelijke toegang tot de asielprocedure te waarborgen;

· Uitbreiding van het recht op gezinshereniging tot gezinsleden die subsidiaire bescherming genieten en die in een andere lidstaat verblijven (zie 2.1.);

· Verplichte gezinshereniging met afhankelijke verwanten;

· Uitbreiding van de bescherming van niet-begeleide minderjarigen, o.a. door gezinshereniging niet alleen met het kerngezin toe te staan, maar ook met andere verwanten die in een andere lidstaat verblijven;

· Toevoeging van een nieuwe bepaling over de waarborgen voor minderjarigen;

· Verruiming van de definitie van “gezinsleden” voor minderjarigen, zodat het belang van het kind beter wordt beschermd;

· Het onder bepaalde omstandigheden uitsluiten van de mogelijkheid dat een verzoeker op wie een van de gezinsherenigingscriteria van toepassing is, wordt teruggestuurd;

· Met het oog op de duidelijkheid worden de soevereiniteitsclausule en de humanitaire clausule samengebracht in één hoofdstuk, getiteld “discretionaire bepalingen”;

· De verplichting om de uitdrukkelijke instemming van de aanvrager te verkrijgen, wordt gehandhaafd om te voorkomen dat de “soevereiniteitsclausule” in diens nadeel werkt.

Uw rapporteur steunt de hierboven vermelde beginselen en daarmee ook de voorgestelde wijzigingen. Daarnaast stelt de rapporteur nog enkele mineure amendementen voor.

2.4.     Aanpak van situaties waarin de opvangfaciliteiten en de asielstelsels van de lidstaten onder grote druk staan, en van situaties waarin personen die om internationale bescherming verzoeken, onvoldoende bescherming genieten

Het huidige Dublinsysteem voorziet niet in een mechanisme dat, wanneer de druk op een lidstaat met beperkte opvang- en opnamecapaciteit erg groot wordt, de mogelijkheid biedt van opschorting van de Dublinoverdrachten als daardoor de lasten voor die lidstaat nog groter zouden worden. Hetzelfde geldt voor gevallen waarin de vrees bestaat dat Dublinoverdrachten tot gevolg hebben dat de betrokkenen geen adequate bescherming genieten in de verantwoordelijke lidstaat, in het bijzonder wat betreft de opvangvoorzieningen en de toegang tot de asielprocedure.

Eigenlijk zou de rapporteur wensen dat de ter zake voorgestelde wijzigingen als overbodig zouden kunnen worden gezien. Maar de realiteit is anders. Zo maakt zij zich ernstige zorgen over de verschillen tussen de besluiten om asielaanvragen van mensen uit dezelfde landen van herkomst te erkennen dan wel af te wijzen. Zoals de Commissie vaststelt in het asielbeleidsplan[5]: “ook nu de wetgeving op EU-niveau enigszins is geharmoniseerd, leiden onder meer het ontbreken van een gemeenschappelijke methode, de verschillende tradities en uiteenlopende informatiebronnen over de landen van herkomst tot afwijkende resultaten. Dit zorgt voor secundaire bewegingen en druist in tegen het beginsel van gelijke toegang tot bescherming in de hele EU.” Er zullen zonder twijfel grote discrepanties tussen de asielbeslissingen blijven bestaan (zelfs bij een vergelijkbaar aantal te behandelen zaken), als de lidstaten niet tot een regeling kunnen komen.

Uiteindelijk wordt op EU-niveau gestreefd naar een gelijk speelveld en naar een systeem dat garandeert dat mensen die werkelijk bescherming nodig hebben, in alle lidstaten onder gelijkwaardige voorwaarden een hoge mate van bescherming krijgen, terwijl er tegelijkertijd eerlijk en efficiënt wordt omgegaan met degenen die kennelijk geen bescherming nodig hebben. Zoals duidelijk wordt gemaakt in de Mededeling van de Commissie over een versterkte praktische samenwerking[6]: “De communautaire betrokkenheid op dit gebied vloeit voort uit de behoefte aan solidariteit onder de lidstaten wanneer zij een uitdaging aangaan waaraan in een EU zonder binnengrenzen door afzonderlijke, alleen optredende landen niet op doeltreffende wijze het hoofd kan worden geboden.” De rapporteur beschouwt solidariteit en een eerlijke verdeling van verantwoordelijkheden zonder meer als een van de hoekstenen van gemeenschappelijke beleidsmaatregelen van de EU. Partnerschap en samenwerking zijn daarom van cruciaal belang om goed om te kunnen gaan met de instroom van mensen die asiel of subsidiaire/tijdelijke bescherming aanvragen.

Hoewel de rapporteur principieel instemt met de bepalingen over een “tijdelijke opschorting van overdrachten” (artikel 31), moet ook duidelijk zijn dat het Dublinsysteem nooit is ontworpen als instrument voor lastenverdeling. Daarnaast wil zij onderstrepen dat het Dublinsysteem, zoals ook in de effectbeoordeling[7] wordt gesteld, op zichzelf geen oorzaak is van bijzondere asieldruk of een buitensporige belasting van de lidstaten. Zij vreest daarom dat deze bepaling zich zal ontpoppen als politieke verklaring en niet als doeltreffend instrument voor verbetering van het niveau en/of serieuze ondersteuning van een lidstaat die in een bijzondere lastige situatie verkeert waardoor zijn opvangcapaciteit, asielsysteem of infrastructuur onder buitengewoon zware druk is komen te staan.

In haar asielbeleidsplan stelt de Commissie dat “een hoge mate van solidariteit beter niet kan worden gewaarborgd door een nieuw overkoepelend instrument vast te stellen, maar door de lidstaten een reeks mechanismen ter beschikking te stellen die hun kan helpen het hoofd te bieden aan de uiteenlopende problemen waarmee zij te maken hebben”[8]. De rapporteur is het hiermee eens, maar slechts tot op zekere hoogte. Zij is van mening dat de afgelopen jaren is gebleken dat de bestaande vormen van praktische samenwerking tussen de lidstaten (om hun interpretatie van het beginsel van “solidariteit en een eerlijke verdeling van verantwoordelijkheden” op één lijn te brengen) geenszins voldoende zijn om een hogere standaard te bereiken en/of de problemen aan te pakken waarmee een aantal lidstaten te maken heeft, bijvoorbeeld als gevolg van hun geografische ligging en/of demografische situatie.

De verbetering van het niveau en/of van de solidariteit tussen de lidstaten dient dus (in zekere zin) te worden geforceerd door instrumenten in te voeren die door alle lidstaten bindend zijn:

1. Vorming van ploegen nationale asieldeskundigen die lidstaten met grote aantallen asielzoekers bijstaan (bijv. garanderen van adequate opvangvoorzieningen, behandelen van aanvragen binnen de vastgestelde termijnen en volgens de geldende procedures);

2. Instelling van een herverdelingsregeling, zodat personen die internationale bescherming genieten, kunnen worden opgenomen door een andere lidstaat dan die waar hun die bescherming is toegekend.

Daarnaast wordt de Commissie verzocht ten volle gebruik te maken van haar mogelijkheden om inbreukprocedures in te stellen als het niet naleven van Gemeenschapsrecht voortduurt (met name ten aanzien van de toegang tot de asielprocedure en adequate opvangvoorzieningen).

De rapporteur is duidelijk van mening dat solidariteit zich niet kan beperken tot louter financiële bijdragen. Zij is echter (uiteraard!) verheugd over het voornemen van de Commissie om in de loop van 2009 met een studie te beginnen waarin wordt nagegaan hoe het effect van de financiële solidariteit in de EU (o.a. via het Europees Vluchtelingenfonds) kan worden verbeterd en of de bestaande financiële instrumenten de lidstaten doeltreffend steun verlenen bij de problemen die zij kennen als gevolg van een sterke, onregelmatige migratiedruk.

3.        Enkele opmerkingen

Vanuit politiek oogpunt is duidelijk dat de lidstaten er moeite mee hebben kwaliteitsnormen daadwerkelijk te harmoniseren en verantwoordelijkheden te delen. De tot dusverre overeengekomen normen staan in schril contrast met de grote ambities die in 1999 voor het eerst zijn uitgesproken. De grootste gemene deler is in feite een minimale consensus. Als gevolg daarvan blijven er in de praktijk enorme verschillen en afwijkingen bestaan. Zo is de richtlijn asielprocedures eigenlijk een opsomming van al het bestaande asielbeleid in de EU-lidstaten. Daarmee biedt de richtlijn eerder een aantal procedurele standaarden dan een standaardprocedure. In dit opzicht is de gewenste harmonisatie duidelijk mislukt. Verder zijn, wil men secundaire bewegingen voorkomen, werkelijk geharmoniseerde opvangmodaliteiten van het grootste belang. Maar ondanks het bestaan van de richtlijn opvangvoorzieningen hebben ook hier de brede marges ertoe geleid dat het gewenste harmonisatie-effect is uitgebleven. Helaas geldt hetzelfde voor de criteria om te bepalen of iemand in aanmerking komt voor de toekenning van een beschermde status.

Daarom is het van essentieel belang voor een verbetering van de voorwaarden te zorgen waaronder personen die in de EU bescherming zoeken, hun aanvraag kunnen indienen en hun zaak kunnen behartigen; ook is het nodig de capaciteit van alle betrokken instanties met het oog op een algemene kwaliteitsverhoging uit te breiden en de nationale asielinstanties zodanig uit te rusten dat zij de asielstromen efficiënt kunnen beheren en tegelijkertijd fraude en misbruik kunnen voorkomen. Dat een verbetering van de kwaliteit, gepaard met een meer consistent en solidair optreden, niet alleen in het belang van de asielzoekers is, maar ook in het belang van de lidstaten zelf, lijkt (nog?) niet te worden beseft. Maar door besluiten van betere kwaliteit zal het aantal betwistingen van negatieve besluiten teruglopen, zodat enorm veel kosten en tijd bespaard kunnen worden. Verder moet er meer samenhang komen in de werkwijzen van de lidstaten om de secundaire bewegingen binnen de EU doeltreffend te kunnen aanpakken.

Ondanks alle beloftes en afspraken hebben veel lidstaten de grootste moeite om zich aan hun toezeggingen te houden. Zelfs de omzetting van de huidige vier belangrijkste rechtsinstrumenten in nationaal recht is qua timing en nauwkeurigheid niet soepel verlopen en tussen de lidstaten bestaan aanzienlijke verschillen in interpretatie van deze instrumenten. De politieke gevoeligheden rond asiel en migratie liggen zodanig dat de lidstaten zich verre houden van een Europese kijk op de zaak en vasthouden aan een nationaal beleid gericht op afschrikking en verlegging van stromen.

Een betere en sterker geharmoniseerde beschermingsnorm, te realiseren door een verdere onderlinge aanpassing en handhaving van de wetgeving van de lidstaten, is de juiste (en in feite de enige) weg naar de toekomst. Om dit doel te bereiken, heeft de Commissie voorgesteld niet alleen de Dublinverordening te herschikken, maar ook de richtlijn opvangvoorzieningen en de Eurodac-richtlijn. De Commissie zal haar voorstellen tot wijziging van de erkenningsrichtlijn (2004/83/EG) en de richtlijn asielprocedures (2005/85/EG) in 2009 indienen. Daarnaast zal de Commissie voorstellen een Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken op te zetten (dat de lidstaten praktische bijstand verleent bij besluiten over asielaanvragen).

Tot slot wil de rapporteur een kanttekening plaatsen bij de volgorde waarin bovengenoemde voorstellen door de Commissie aan het Parlement en de Raad worden voorgelegd. Uit een oogpunt van betere wetgeving zou het logischer zijn geweest om de herziening van de richtlijn asielprocedures (2005/85/EG) op te nemen in het actuele “asielpakket” (Dublin, Eurodac, opvangvoorzieningen en Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken). Op die manier had een grotere mate van samenhang tussen de verschillende asielinstrumenten tot stand kunnen worden gebracht.

BIJLAGE: BRIEF VAN DE COMMISSIE JURIDISCHE ZAKEN

COMMISSIE JURIDISCHE ZAKEN

DE VOORZITTER

Ref.: D(2009)19604

De heer Gérard DEPREZ

Voorzitter

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

ASP 09G206

BRUSSEL

Betreft:    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herschikking)

(COM(2008)820 – C6-0474/2008 – 2008/0243(COD

Geachte voorzitter,

De Commissie juridische zaken, waarvan ik de eer heb voorzitter te zijn, heeft bovengenoemd voorstel behandeld overeenkomstig artikel 80 bis inzake herschikking, zoals opgenomen in het Reglement van het Parlement bij besluit van 10 mei 2007.

Lid 3 van dit artikel luidt als volgt:

“Als de voor juridische zaken bevoegde commissie van oordeel is dat het voorstel geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig zijn aangegeven, stelt zij de ten principale bevoegde commissie hiervan in kennis.

In dat geval en onverminderd de in de artikelen 150 en 151 vastgelegde voorwaarden zijn amendementen in de bevoegde commissie alleen ontvankelijk, als zij betrekking hebben op onderdelen van het voorstel die wijzigingen bevatten.

Amendementen op ongewijzigd gebleven onderdelen kunnen evenwel in uitzonderlijke en individuele gevallen door de voorzitter van die commissie worden toegestaan, als deze van oordeel is dat daarvoor dwingende redenen bestaan in verband met de interne coherentie van de tekst of de samenhang met andere ontvankelijke amendementen. Deze redenen dienen in een schriftelijke motivering bij de amendementen te worden vermeld.”

Op grond van het advies van de Juridische Dienst, waarvan vertegenwoordigers hebben deelgenomen aan de vergaderingen van de Adviesgroep tijdens welke het herschikte voorstel is behandeld, en overeenkomstig de aanbevelingen van de rapporteur voor advies, is de Commissie juridische zaken van oordeel dat het voorstel in kwestie geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig in het voorstel of in het advies van de Adviesgroep zijn aangegeven en dat, ten aanzien van de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de eerdere wetsbesluiten met deze wijzigingen, het voorstel louter en alleen beperkt is tot een codificatie, zonder enige wijziging van de inhoud van de bestaande teksten.

Overeenkomstig artikel 80 bis, lid 2, en artikel 80, lid 3, is de Commissie juridische zaken bovendien van mening dat de in het advies van de voornoemde Adviesgroep voorgestelde technische aanpassingen nodig zijn om ervoor te zorgen dat het voorstel in overeenstemming is met de herschikkingsregels.

Concluderend beveelt de Commissie juridische zaken, na beraadslaging op haar vergadering van 31 maart 2009, met 17 stemmen vóór en geen onthoudingen[1] aan dat uw commissie als commissie ten principale overgaat tot behandeling van bovengenoemd voorstel, rekening houdend met de suggesties van de Commissie juridische zaken en conform artikel 80 bis.

Hoogachtend,

Giuseppe GARGANI

Bijlage: advies van de adviesgroep.

  • [1]  De volgende leden waren bij de stemming aanwezig: Giuseppe Gargani (voorzitter), Carlo Casini, Bert Doorn, Klaus-Heiner Lehne, Hartmut Nassauer, Eva-Riitta Siitonen, Jaroslav Zvěřina, Tadeusz Zwiefka, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Neena Gill, Manuel Medina Ortega, Aloyzas Sakalas, Diana Wallis, Francesco Enrico Speroni, Monica Frassoni, Jacques Toubon, Véronique Mathieu.

BIJLAGE: ADVIES VAN DE ADVIESGROEP VAN DE JURIDISCHE DIENSTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE

 

 

 

ADVIESGROEP VAN DE

JURIDISCHE DIENSTEN

 

                     Brussel, 22 april 2009

ADVIES

AAN   HET EUROPEES PARLEMENT

           DE RAAD

           DE COMMISSIE

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend

COM(2008) 820 def. van 3.12.2008 – 2008/0243 (COD)

In verband met het interinstitutioneel akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten, in het bijzonder punt 9, is de adviesgroep bestaande uit de juridische diensten van respectievelijk het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op 21 januari 2009 bijeengekomen om onder andere bovengenoemd, door de Commissie aangedragen, voorstel te bestuderen.

In die vergadering[1] resulteerde bestudering van het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot herschikking van Verordening (EG) nr. 343/2003/EG van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend, erin dat de adviesgroep in onderlinge overeenstemming het volgende heeft vastgesteld.

1) In artikel 11, lid 1, komt de tekst “in een andere lidstaat” (voorzien van dubbele doorhaling en grijze arcering) twee keer voor. Die tekst komt niet voor in de bestaande tekst van artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 343/2003 en had in de voorgestelde tekst voor artikel 11, lid 1, niet geïntroduceerd moeten worden.

2) In artikel 17, lid 2, derde alinea, hadden de inleidende woorden “De aangezochte lidstaat verricht”, die al voorkomen in de bestaande tekst van artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie, niet tussen aanpassingstekens geplaatst moeten worden.

3) In het geschrapte tekstgedeelte tussen artikel 24 en 25 had de tekst van artikel 20, lid 3, van Verordening (EG) nr. 343/2003 (“De regels betreffende de bewijzen en indicaties en de interpretatie daarvan, alsmede die voor het opstellen en indienen van verzoeken, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 2, bedoelde procedure”) geen grijze arcering moeten hebben.

Na de behandeling van het voorstel is de adviesgroep daarom tot de eensgezinde conclusie gekomen dat het voorstel geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan de wijzigingen die als zodanig zijn aangegeven in het voorstel of het onderhavige advies. De adviesgroep is met betrekking tot de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de eerdere wetgeving met de genoemde inhoudelijke wijzigingen ook tot de conclusie gekomen dat het voorstel een loutere codificatie bevat van de bestaande teksten, zonder enige inhoudelijke wijziging.

C. PENNERA                       J.-C. PIRIS                           C.-F.DURAND

Juridisch adviseur                    Juridisch adviseur                    Directeur-generaal

  • [1]  De adviesgroep had de Engelse, Franse en Duitse taalversies van het voorstel tot haar beschikking en werkte aan de hand van de Engelse versie, omdat die versie de moederkopie was van de besproken tekst.

PROCEDURE

Titel

Verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herschikking)

Document- en procedurenummers

COM(2008)0820 – C6-0474/2008 – 2008/0243(COD)

Datum indiening bij EP

3.12.2008

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

LIBE

3.2.2009

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

JURI

3.2.2009

 

 

 

Geen advies

       Datum besluit

JURI

31.3.2009

 

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Jeanine Hennis-Plasschaert

20.1.2009

 

 

Behandeling in de commissie

16.3.2009

16.4.2009

27.4.2009

 

Datum goedkeuring

27.4.2009

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

30

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Emine Bozkurt, Mihael Brejc, Carlos Coelho, Panayiotis Demetriou, Gérard Deprez, Bárbara Dührkop Dührkop, Claudio Fava, Armando França, Kinga Gál, Jeanine Hennis-Plasschaert, Magda Kósáné Kovács, Roselyne Lefrançois, Claude Moraes, Martine Roure, Vladimir Urutchev

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Simon Busuttil, Elisabetta Gardini, Sophia in ‘t Veld, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Jean Lambert, Antonio Masip Hidalgo, Nicolae Vlad Popa, Johannes Voggenhuber

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Margrete Auken, Mariela Velichkova Baeva, Carmen Fraga Estévez, Anne E. Jensen, Helmuth Markov, Manolis Mavrommatis, Willem Schuth, Gabriele Zimmer