VERSLAG over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, Afdeling I - Europees Parlement, Afdeling II - Raad, Afdeling IV - Hof van Justitie, Afdeling V - Rekenkamer, Afdeling VI - Europees Economisch en Sociaal Comité, Afdeling VII - Comité van de Regio's, Afdeling VIII - Europese Ombudsman, Afdeling IX - Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
9.10.2009 - (C7‑0128/2009 – 2009/2002B(BUD))
Deel 1: Ontwerpresolutie
Begrotingscommissie
Rapporteur: Vladimír Maňka
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, Afdeling I – Europees Parlement, Afdeling II – Raad, Afdeling IV – Hof van Justitie, Afdeling V – Rekenkamer, Afdeling VI – Europees Economisch en Sociaal Comité, Afdeling VII – Comité van de Regio's, Afdeling VIII – Europese Ombudsman, Afdeling IX – Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (C7‑0128/2009 – 2009/2002B(BUD))
Het Europees Parlement,
– gelet op artikel 272 van het EG-Verdrag,
– gezien Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad van 29 september 2000 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen[1],
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[2],
– gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[3],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 maart 2009 over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 2010 – Afdelingen I, II en IV tot IX[4],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 5 mei 2009 over de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2010[5],
– gezien het interne akkoord van 1988 waarin is bepaald de begrotingskredieten te beperken tot een limiet van 20% van het totaal van rubriek 5, uitgezonderd speciale uitgaven,
– gezien het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, gepresenteerd door de Commissie op 29 april 2009 (COM(2009)0300),
– gezien het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, opgesteld door de Raad op 13 juli 2009 (C7‑0128/2009),
– gelet op artikel 75 van en bijlage V bij zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de Commissie internationale handel en de Commissie verzoekschriften (A7‑0037/2009),
A. overwegende dat in het voorontwerp van begroting (VOB) voor alle instellingen een marge van 236 597 323 EUR onder het plafond van het financieel kader voor het begrotingsjaar 2010 is overgebleven,
B. overwegende dat er volgens het besluit van de Raad van 13 juli 2008 op de ontwerpbegroting (OB) een marge van 276 153 415 EUR onder dit plafond is overgebleven,
C. overwegende dat de proefprocedure toegepast tijdens de begrotingsprocedure 2009, met nauwere samenwerking tussen het Bureau en de Begrotingscommissie en onderlinge samenwerking in een vroeg stadium op alle punten met belangrijke gevolgen voor de begroting, eveneens is gevolgd tijdens de begrotingsprocedure 2010,
D. overwegende dat er op 15 september 2009, voorafgaand aan de stemmingen in de Begrotingscommissie en in de plenaire vergadering, een overlegvergadering tussen het Bureau en de Begrotingscommissie heeft plaatsgevonden,
Algemeen kader
1. herinnert eraan dat de EU-instellingen hun begrotingen tegen de achtergrond van de economische en financiële situatie in Europa moeten opstellen en dat hieruit de inspanningen moeten blijken voor het verwezenlijken van de politieke doelstellingen met een zo doeltreffend mogelijk gebruik van de middelen;
2. herhaalt zijn overtuiging dat begrotingsverzoeken volledig op de kosten moeten zijn gebaseerd en uitsluitend de werkelijke behoeften voor het uitvoeren van de aan de instelling toevertrouwde taken dienen te weerspiegelen, waarbij alles in het werk wordt gesteld om kosten te besparen, onder andere door een betere werkorganisatie, verschuivingen van bestaande middelen naar prioriteiten en minder bureaucratie, teneinde optimaal gebruik te maken van beperkte financiële middelen;
3. verheugt zich over de constructieve houding en bereidheid tot samenwerken van alle instellingen met de begrotingsautoriteit, alsmede over hun snelle en nauwkeurige antwoorden op de gestelde vragen;
4. onderstreept dat de uitgaven die specifiek zijn gerelateerd aan de eventuele inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, niet in de voorstellen zijn opgenomen; herinnert eraan dat indien dit verdrag in werking treedt, bestaande begrotingsinstrumenten, zoals een nota van wijzigingen of een gewijzigde begroting, mogelijk moeten worden gebruikt, indien dat noodzakelijk blijkt; is evenwel van mening dat in dat geval grondig moet worden onderzocht hoe de bestaande hulpbronnen zoveel mogelijk kunnen worden gereorganiseerd voordat verzoeken om extra hulpbronnen worden ingediend; herhaalt met het oog op de toekomst het belang van het waarborgen van een duurzame begroting en van een gezonde financiële marge onder deze rubriek;
5. herhaalt dat er nog altijd ruimte voor verbetering is en voor een meer doeltreffend gebruik van begrotingsmiddelen op een aantal gebieden, waaronder interinstitutionele samenwerking, zoals eerder is benadrukt; is het met de Rekenkamer eens dat door nauwere samenwerking op het gebied van talendiensten enige ruimte voor besparingen zou kunnen worden gecreëerd; heeft dit derhalve als prioriteit voor 2010 gesteld en verzoekt de instellingen om op dit gebied verbeteringen door te voeren, onder andere door nieuwe onderhandelingen over de bestaande regelingen voor het gemeenschappelijk gebruik van middelen voor interne vertalingen;
6. besluit met het oog daarop een transversale reserve van 5% voor externe vertaaldiensten in te stellen en benadrukt dat dit amendement voor alle instellingen met een eigen vertaalafdeling geldt; onder de gevraagde verbeteringen vallen nieuwe onderhandelingen over de bestaande regelingen voor het gemeenschappelijk gebruik van middelen voor interne vertalingen, om de efficiëntie te verhogen en besparingen te doen op vertaalgebied, overeenkomstig het speciaal verslag van de Rekenkamer op dit gebied; neemt nota van het feit dat deze reserve derhalve kan worden vrijgemaakt nadat een concreet voorstel voor een systeem voor het gemeenschappelijk gebruik van middelen voor interne vertalingen door de instellingen is gepresenteerd en door de begrotingsautoriteit is beoordeeld;
7. benadrukt zijn wens dat de instellingen de mogelijkheid van telewerken voor vertalers opnieuw bestuderen; merkt op dat dit jaarlijks besparingen kan opleveren, in het bijzonder indien hierdoor kantoorruimte vrijkomt die voor andere doeleinden kan worden gebruikt; merkt op dat de Rekenkamer dit systeem (in beperkte mate) heeft ingevoerd en dat het goed functioneert;
8. heeft besloten om een marge onder het plafond van rubriek 5 (administratieve uitgaven) van XX EUR te bewaren en de totale verhoging van de begroting zo tot x,y % te beperken; onderstreept dat hierdoor een deel van de door de Raad in de begroting van de instellingen aangebrachte besnoeiingen wordt hersteld, in die gevallen waar de specifieke verzoeken van de instellingen dit rechtvaardigen;
9. is van oordeel dat het begrotingssysteem van de EU zich moet ontwikkelen tot een systeem dat vindingrijkheid en innovatieve oplossingen beloont; onderstreept in dit verband, en bij wijze van stimulans, dat efficiëntiewinsten en -besparingen die het gevolg zijn van dergelijke maatregelen van de instellingen door hen voor mogelijke andere prioriteiten zouden kunnen worden gebruikt; benadrukt evenwel dat middelen die ten gevolg van trage implementatie of onverwachte gebeurtenissen niet worden gebruikt in de regel aan de belastingbetaler moeten worden teruggegeven;
Afdeling 1 - Europees Parlement
Algemeen kader
10. is verheugd over de goede en constructieve stemming tijdens de overlegvergadering op 15 september 2009 tussen zijn Bureau en zijn Begrotingscommissie; meent dat dit verder bijdraagt aan de totstandkoming van de begroting van het Parlement in een klimaat van onderlinge samenwerking en vertrouwen, alsmede aan de strikte toepassing van deugdelijke begrotingsbeginselen en transparantie; benadrukt dat de voorrechten van alle organen volledig dienen te worden gehandhaafd;
11. herinnert eraan dat overeenstemming is bereikt op de volgende punten, die tijdens de overlegvergadering zijn behandeld:
- reserves (prioritaire projecten, reserve voor gebouwen, reserve voor onvoorziene uitgaven),
- herstructurering van DG INLO en de veiligheidsdienst,
- personeelsbehoeften voor 2010,
- Huis van de Europese Geschiedenis,
- politieke partijen en stichtingen,
- meertaligheid,
- kennisbeheer;
12. meent dat de uitwisseling van informatie en een goede timing van ontmoetingen tussen zijn Bureau en de Begrotingscommissie van wezenlijk belang zijn voor het welslagen en de verdere verbetering van hun samenwerking;
13. onderstreept dat het Parlement, evenals alle andere instellingen, zo compleet mogelijke ramingen moet indienen in het voorjaar en het begin van de zomer; benadrukt dat een nota van wijzigingen uitsluitend in het najaar moet worden gebruikt in geval van onvoorziene gebeurtenissen en technische updates; erkent dat een verkiezingsjaar een specifieke situatie vormt waarin deze procedures op flexibeler wijze dienen te verlopen om de prerogatieven van het nieuwe Parlement te beschermen;
14. wijst erop dat het totale peil van zijn begroting 19, XX% van de toegestane uitgaven onder rubriek 5 (administratieve kredieten) van het meerjarig financieel kader bedraagt, d.w.z. dat het onder de limiet van 20% blijft die het Parlement zichzelf heeft opgelegd; herhaalt echter dat met XX% geen rekening wordt gehouden met eventuele aanpassingen in geval van inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, met name op het gebied van wetgeving, en blijft van mening dat een aanzienlijke marge van wezenlijk belang is; erkent dat de huidige beperkte marge verdere besparingen en herschikkingen noodzakelijk maakt, zodat voldaan kan worden aan bijkomende vereisten;
15. is van mening dat een onderscheid tussen de vaste en variabele lasten van het Parlement besluiten over het totale niveau van zijn begroting en een deugdelijke follow-up daarvan zou vergemakkelijken met het oog op het handhaven van een duurzame begroting; heeft derhalve besloten om een gedeelte van drie specifieke begrotingslijnen in de reserve te plaatsen in afwachting van een verslag waarin de uitgaven onder titel 2 en 3 in verschillende soorten lasten en in vaste en variabele lasten worden opgesplitst; is van mening dat dankzij het onderscheid tussen vaste en variabele lasten van het Parlement, de langetermijnstrategieën op het gebied van gebouwen, het voorlichtings- en communicatiebeleid alsmede een kosten-batenanalyse van de verschillende werkzaamheden van het Parlement een "zero-based" begroting voor de komende jaren kan worden opgesteld; is van oordeel dat dit het mogelijk zal maken een begroting van het Parlement te krijgen die alleen de daadwerkelijke behoeften weerspiegelt, met meer transparantie, en grotere nauwkeurigheid en doeltreffendheid;
16. merkt op dat in 2010 het nieuwe Statuut van de leden voor het eerst volledig wordt toegepast en dat dit aanzienlijke gevolgen heeft voor zijn begroting, waarin de desbetreffende kosten moesten worden verdisconteerd; stelt vast dat de bijkomende lasten in vergelijking met 2009 (waarin het Statuut gedeeltelijk is toegepast) op ongeveer 40 miljoen EUR worden geraamd, en vergeleken met de voorafgaande jaren op ongeveer 113 miljoen EUR;
17. is echter van mening dat deze cijfers moeten worden uitgesplitst in enerzijds kosten die werkelijk onvermijdelijke juridische en budgettaire gevolgen zijn van de toepassing van het Statuut, en anderzijds kosten die afhankelijk zijn van de wijze waarop het stelsel in de praktijk wordt toegepast; verzoekt derhalve, vanuit begrotingsoogpunt, om een verslag over de toepassing van het stelsel voor reiskostenvergoedingen, waarvan de kosten toenemen, terwijl de burger juist een daling van deze kosten verwachtte; wenst dat dit verslag vóór 30 juni 2010 wordt ingediend;
18. is verheugd over de eind 2008 bereikte overeenstemming over het nieuwe statuut voor de medewerkers van de leden en heeft de begrotingsmiddelen opgevoerd voor het eerste volledige jaar van toepassing in 2010; besluit niettemin om 20% van de kredieten van de begrotingslijn voor de bezoldiging van EP-personeel in de reserve te plaatsen en verzoekt om een aanzienlijk verminderde bureaucratie en verbeteringen bij de toepassing van het statuut van de medewerkers;
19. wijst er met betrekking tot het totale niveau van de begroting en de hierboven behandelde punten eveneens op dat op de overlegvergadering is overeengekomen dat de voorgestelde reserves voor nieuwe politieke initiatieven worden teruggebracht tot 5 miljoen EUR, dat er een reserve voor onvoorziene uitgaven van 10 miljoen EUR wordt gehandhaafd en dat er een vastgoedreserve van 15 miljoen EUR wordt opgevoerd;
Personeelsbestand
20. is verheugd over de overeenkomst over de personele middelen voor de begroting 2010 en stelt de door de administratie verschafte informatie op prijs over de posten die noodzakelijk worden geacht en de herstructureringsmaatregelen die tegelijkertijd worden voorgesteld;
21. besluit een krediet voor 54 nieuwe posten in het organigram 2010 van het Parlement toe te staan volgens onderstaande indeling:
- vaste posten: 8 AD9, 17 AD5 en 28 AST1,
- tijdelijke posten: 2 AD10, 1 AD9 en 1 AD5,
- schrapping van 3 tijdelijke AST1-posten, goedgekeurd in het organigram 2009;
besluit tevens kredieten toe te staan voor de volgende opwaarderingen: 5 AD5 naar 5 AD7 in verband met de aanwerving van tolken, 30 AD7 naar 30 AD9 in verband met interne vergelijkende onderzoeken, en 30 AST3 naar 30 AST5, eveneens in verband met interne vergelijkende onderzoeken; besluit tevens kredieten toe te staan voor de omzetting van 5 AST6-posten in 2 AD11- en 3 AD12-posten in verband met "crossover" vergelijkende onderzoeken;
22. benadrukt evenwel dat verdere inspanningen met het oog op de herschikking van reeds bestaande middelen en posten een wezenlijk onderdeel van zijn begrotingsprocedure moeten zijn; meent in dit verband dat zijn werkorganisatie en dienstenstructuur aan de politieke prioriteiten moeten worden aangepast om optimale resultaten te behalen en, budgettair gezien, de kosten te beperken; herinnert in dit verband aan zijn verzoek van het afgelopen jaar waarin het benadrukt hoe belangrijk het is om de personele middelen optimaal te verdelen over de kerntaken op wetgevingsgebied, de directe dienstverlening aan de leden en de administratieve ondersteunende taken, alsook om de uitgangspunten en prioriteiten die daaraan ten grondslag liggen beter uit te dragen;
23. neemt in het bijzonder nota van de tijdens de overlegvergadering bereikte overeenstemming over de versterking van zijn afdeling voor gebouwen en vastgoedbeleid, teneinde deugdelijk onderhoud en veiligheid te waarborgen, waarbij de planning en controle worden verbeterd, hetgeen in combinatie met een coherent en verantwoord vastgoedbeleid redelijkerwijs op langere termijn tot besparingen zal leiden; gaat daartoe akkoord met de toekenning van 49 nieuwe posten over een periode van drie jaar; neemt eveneens nota van de overeenstemming tot financiering van 5 posten voor de reorganisatie van de veiligheidsdienst;
24. is eveneens verheugd over de tijdens de overlegvergadering bereikte overeenstemming om de organisatie van DG INLO en de veiligheidsdienst door te lichten om te beoordelen of de hulpbronnen optimaal worden benut;
Wetgevingswerkzaamheden en meertaligheid
25. herhaalt dat meertaligheid een zeer belangrijke rol speelt in de begroting 2010, zowel omwille van het behoud en zelfs de uitbreiding van het recht van alle leden op gelijke behandeling op het gebied van talendiensten, als omwille van het streven naar kostenbeperking dankzij verbeterde interinstitutionele samenwerking tussen alle instellingen; is verheugd over de doelgerichte aanvullende financiering op dit gebied in het begrotingsvoorstel en stemt hiermee in;
26. is van mening dat het Parlement zich middenin een proces bevindt waarin het grotere wetgevende verantwoordelijkheden op zich neemt, hetgeen vraagt om volledige ondersteuning van de leden bij het verrichten van hun wetgevingswerkzaamheden; is in dit kader verheugd over het besluit van het Bureau van 6 mei 2009 om de directe ondersteuning van de leden in hun wetgevingswerkzaamheden te versterken, in het bijzonder tijdens de ontwerpfase van wetgevingsvoorstellen; meent dat nu ook aandacht moet worden geschonken aan de latere fases van de wetgevingsprocedures en acht het noodzakelijk dat leden toegang hebben tot correcte teksten in alle officiële talen, overeenkomstig de beginselen van meertaligheid en de doelstellingen van het beleid van de Unie ter verbetering van de wetgeving, teneinde de transparantie en de democratische legitimiteit van de standpunten van het Parlement in wetgevingsprocedures te versterken;
27. herinnert eraan dat het Parlement regelmatig wetgevingsteksten waarover een akkoord bestaat, in stemming brengt in de vorm van in een vroeg stadium bereikte politieke compromissen, terwijl de Raad dergelijke teksten pas goedkeurt wanneer ze volledig afgerond zijn; meent dat het van wezenlijk belang is dat het Parlement correcte, definitieve teksten die in alle talen beschikbaar zijn behandelt en in stemming brengt; verzoekt om maatregelen op intern en interinstitutioneel niveau om te waarborgen dat de positie van Parlement op dit gebied gelijk is aan die van de Raad;
28. is verheugd over de tijdens de overlegvergadering bereikte overeenstemming over het instellen van een transversale reserve van 5 % op specifieke begrotingslijnen voor alle instellingen met een eigen vertaalafdeling, zoals hierboven beschreven;
29. is bereid het systeem en de toegankelijkheid van vertalingen van plenaire vergaderingen, de zogenaamde volledige verslagen, opnieuw te bestuderen en te onderzoeken hoe dit systeem kan worden verbeterd door het gebruik van moderne technologie, terwijl tegelijkertijd belangrijke besparingen in de begroting worden gedaan; meent dat hierbij kan worden gedacht aan een systeem van vertaling op verzoek, hetgeen eveneens kan leiden tot een aanzienlijk snellere beschikbaarheid van de gevraagde teksten;
Vastgoedbeleid
30. herhaalt zijn verzoek aan het Bureau om een coherente en verantwoordelijke strategie voor de lange termijn op het gebied van onroerend goed en gebouwen vast te stellen, waarbij rekening wordt gehouden met het specifieke probleem van stijgende onderhoudskosten, de noodzaak van renovatie en beveiligingskosten, en waarbij de duurzaamheid van de begroting van het Parlement wordt gewaarborgd, en verwacht dat deze strategie eind 2009 wordt gepresenteerd; neemt nota van het antwoord op de begrotingsresolutie van het afgelopen jaar, maar acht dit onvoldoende; benadrukt eveneens dat rekening moet worden gehouden met mogelijke toekomstige terugbetalingen van de Belgische autoriteiten volgens de overeenkomst over de huidige gebouwen van het Parlement in Brussel;
31. meent dat nu ook aandacht moet worden geschonken aan de latere fases van de wetgevingsprocedures en acht het noodzakelijk dat de leden toegang hebben tot correcte teksten in alle officiële talen, overeenkomstig de beginselen van meertaligheid en de doelstellingen van het beleid van de Unie ter verbetering van de wetgeving, teneinde de transparantie en de democratische legitimiteit van de standpunten van het Parlement in wetgevingsprocedures te versterken;
32. wijst nogmaals op het belang dat het hecht aan veiligheidskwesties, die in nauw verband staan met zijn vastgoedbeleid, en is van mening dat een effectieve en evenwichtige aanpak op dit gebied noodzakelijk is; onderstreept in het bijzonder het specifieke karakter van een parlementsgebouw en de behoefte aan openheid en toegankelijkheid, waarbij gelijktijdig de veiligheid wordt gewaarborgd; toont zich tegelijkertijd bezorgd over de constant stijgende kosten op dit gebied en is van mening dat een gedifferentieerde aanpak noodzakelijk is, afhankelijk van de specifieke situatie van elke werklocatie;
Communicatie- en informatiebeleid
33. is verheugd over de overeenkomst over de financiering van Europese politieke partijen en stichtingen, die zou moeten bijdragen aan betere communicatie met burgers en sterkere deelname van de burgers aan de Europese politiek; verzoekt om verdere discussies over begrotingsbeginselen voor de lange termijn op dit gebied;
34. is verheugd over het uiteindelijke besluit van het Bureau over het beheersmodel voor het nieuwe bezoekerscentrum en besluit de gevraagde 13 posten toe te kennen om ervoor te zorgen dat het centrum zo spoedig mogelijk wordt geopend en uiterlijk tijdens de eerste helft van 2010;
35. besluit om een gedeelte van de kredieten op twee begrotingslijnen die verband houden met het communicatiebeleid van het Parlement in de reserve te plaatsen totdat een kosten-batenanalyse wordt geleverd waarin een vergelijking wordt gemaakt tussen het vastgestelde doel en de bereikte resultaten op het gebied van de deelname aan de Europese verkiezingen in elke lidstaat;
36. neemt nota van de tussen zijn Bureau en Begrotingscommissie bereikte overeenkomst over het Huis van de Europese geschiedenis; besluit om de gevraagde 1,5 miljoen EUR beschikbaar te stellen, die onder een geschikte, reeds in de begroting 2009 bestaande begrotingslijn dienen te worden opgenomen, om te waarborgen dat de architectuurwedstrijd verder kan gaan en conceptvoorstellen volgend jaar op tijd kunnen worden ontvangen; herhaalt zijn standpunt dat informatie over de totale kosten van het project noodzakelijk is; is verheugd over de afspraak om te streven naar bijkomende, externe financiering en de mogelijkheden voor samenwerking voor dit project te bestuderen;
37. benadrukt het belang van een doelmatige organisatie van de vele informatiebronnen en -diensten voor de leden en het personeel van het Parlement; herinnert in dit verband aan de onlangs aangenomen ICT-strategie, onder zijn Directoraat-generaal voor IT, en het besluit om een Directoraat bibliotheek en documentenbeheer op te richten onder het Directoraat diensten van het presidium; onderstreept verder de noodzaak om een algemeen kennisbeheerssysteem te ontwikkelen om de verspreiding van informatie te vereenvoudigen op politiek en administratief niveau; vraagt zijn Bureau om in het bijzonder te letten op de samenwerking tussen de verschillende diensten om ervoor te zorgen dat het algemeen beleid coherent en rendabel is, en is tenslotte verheugd dat op de overlegvergadering is afgesproken dat hierover op een vergadering van de Begrotingscommissie een presentatie zal worden verzorgd;
38. meent eveneens dat dienstverlening op het gebied van documentenbeheer door het bovengenoemde nieuwe directoraat de toegang tot informatie zal verbeteren en zal bijdragen aan een beter begrip van de parlementaire activiteiten; benadrukt dat dit het werk van de leden zou moeten vereenvoudigen en de transparantie ten opzichte van de burgers zou moeten verbeteren; besluit om de begrotingselementen opgenomen in het voorontwerp van begroting goed te keuren; wenst evenwel recente informatie te ontvangen over de organisatie, de kosten en de personeelsvooruitzichten van het directoraat, alsmede zijn producten en diensten, waaronder de maatregelen ter verbetering van de toegankelijkheid van documenten;
39. neemt nota van de door de commissies XXX ingediende adviezen en hun vergelijkbare standpunten; is van mening dat in de begrotingsamendementen en bij de stemming over het algemeen zo veel mogelijk rekening is gehouden met hun punten van zorg;
Afdeling IV - Hof van Justitie
40. is van mening dat de toenemende werklast van het Hof in termen van raadplegingen en de nieuwe spoedprocedures een redelijke stijging van zijn operationele begroting en zijn personeelsformatie over de afgelopen twee jaar heeft gerechtvaardigd, met inbegrip van een aanzienlijke toename van het aantal personeelsleden voor 2009; acht het dan ook normaal dat niet om extra posten wordt verzocht voor 2010; is er niet van overtuigd dat de bezuinigingen van de Raad op voorziene salarissen en forfaitaire verlagingen correct zijn gezien het huidige aanwervingspeil en de huidige personeelsbezetting;
41. besluit derhalve om de bedragen van het VOB opnieuw op te nemen op een aantal begrotingslijnen gezien de genoemde argumenten en na de adviezen van zijn commissies te hebben bestudeerd;
42. merkt op dat het Hof nog altijd de gevolgen ondervindt van zijn nieuwe gebouwen en dat dit een problematisch effect heeft op de algemene groei van zijn begroting; vanuit dit perspectief en gezien deze verzonken kosten kan het de voorgestelde algemene begrotingsstijging van 4,5% aanvaarden,waarbij het aantekent dat die stijging van de operationele begroting van het Hof normaliter aanzienlijk lager ligt, namelijk rond de +2,5 %;
Afdeling V ‑ Rekenkamer
43. stemt ermee in om naast de 20 posten van controleurs die in 2009 waren toegekend, nog eens 12 soortgelijke posten toe te kennen vanwege de toegenomen vraag, in het bijzonder van de kwijtingsautoriteit; benadrukt dat de personeelsbezetting en de werkverzoeken in de bredere context van de begroting en de Europese economie moeten worden beschouwd; is derhalve van mening dat de 32 nieuwe posten van controleurs die over een periode van twee jaar zijn toegekend, de Rekenkamer voor de komende jaren in een comfortabele positie plaatsen, maar verzoekt de Rekenkamer wel om de verzoeken in volgorde van urgentie en relatief belang te behandelen;
44. neemt nota van de geraamde ontwikkeling van de kosten van de uitbreiding van het K3-gebouw en herhaalt dat, in vergelijking met een huurkoopoptie, het besluit om dit project direct uit de begroting te financieren de kosten zo laag mogelijk houdt voor de belastingbetaler; neemt nota van het feit dat het besluit om een bedrag van 55 miljoen EUR vervroegd af te lossen uit de begroting 2009 tot een aanzienlijke daling voor deze lijn voor 2010 heeft geleid;
45. schaart zich achter de opmerking in de externe audit die ten aanzien van de Rekenkamer zelf is verricht en meent dat alle uitgaven voor dit project dienen te worden gedaan met de kredieten die voor de specifieke begrotingslijn voor gebouwen zijn toegekend en dat zij omwille van de transparantie niet onder andere rubrieken/lijnen dienen te worden opgenomen;
46. besluit om een beperkt aantal uitgavenposten te verhogen voor de verspreiding van verslagen van de Rekenkamer onder het grote publiek, publicaties in het Publicatieblad en dienstreizen zodat, indien noodzakelijk, thematische deskundigen controleurs kunnen vergezellen, hetgeen het begrip en de kwaliteit van de bevindingen zal verbeteren;
Afdeling VI ‑ Europees Economisch en Sociaal Comité
47. besluit om een compromisstandpunt in te nemen tussen het aanvankelijke verzoek van het Comité en de ontwerpbegroting van de Raad; besluit derhalve om de toekenning van 6 extra posten (4 AD5, 1 AST 3 en 1 AST1) goed te keuren en de forfaitaire verlaging voor salarissen en vergoedingen aan te passen tot 5%;
48. verzoekt het Comité om een eerste samenvattend verslag in te dienen over de werking van het verbeterde planningsysteem voor vergader- en reiskosten, zoals aangekondigd in de vorige begroting;
49. verzoekt met het oog op toekomstige begrotingen eveneens om een beknopte uitleg over de berekeningsmethode van reiskosten- en andere vergoedingen en de eventuele opties op dit gebied voor leden en personeel;
Afdeling VII ‑ Comité van de Regio's
50. stemt niet in met de schrapping door de Raad van alle tien voor het Comité gevraagde extra posten en besluit om vier van die posten opnieuw op te nemen als prioritaire posten voor het politieke werk van het Comité en in het bijzonder de regionale vergadering; herinnert er evenwel aan dat een stijging van het personeelsbestand van het Comité reeds was goedgekeurd voor 2009 en kan derhalve niet meer posten goedkeuren, gegeven de algemene economische situatie;
51. besluit om een forfaitaire verlaging van 5% in te stellen na de argumenten van het Comité over het aanwervingspeil en het vacaturepercentage te hebben gehoord; merkt op dat hierdoor wordt gewaarborgd dat het Comité over voldoende financiële middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen, terwijl er toch nog een kleine besparing ten opzichte van het VOB wordt gedaan;
52. neemt een compromisstandpunt in tussen de verzoeken van het Comité en de verlagingen van de Raad op verschillende operationele begrotingslijnen, waaronder middelen voor IT-ontwikkeling, kinderopvangvoorzieningen voor het personeel en maatregelen op het gebied van informatie en communicatie;
Afdeling VIII - Europese Ombudsman
53. neemt de bedragen van het VOB gedeeltelijk opnieuw op na kennis te hebben genomen van de verlagingen van de Raad en de argumenten van de Ombudsman te hebben gehoord; benadrukt dat in het algemeen toch iets kan worden bespaard ten opzichte van het VOB;
54. neemt bovendien een compromisstandpunt in tussen de Ombudsman en de Raad wat betreft de benodigde kredieten voor salarissen en vergoedingen;
55. deelt de opvatting van de Ombudsman dat nagedacht dient te worden over het nut van uitgaven voor de verkiezing voor deze functie en is van mening dat het huidige systeem waarin deze uitgaven worden verspreid over verschillende jaren en verschillende begrotingsposten niet transparant is;
56. is verbaasd dat dit orgaan vrijwel geen middelen voor opleidingsmaatregelen had en stemt dan ook in met een zekere stijging van deze middelen;
Afdeling IX ‑ Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
57. erkent dat de Toezichthouder steeds vaker om adviezen wordt gevraagd over wetgeving (op het gebied van gegevensbescherming); heeft dit punt grondig behandeld en heeft nota genomen van de verklaring dat deze raadplegingen voor de Toezichthouder een verplicht karakter hebben; besluit derhalve enige aanpassingen aan te brengen ten opzichte van de ontwerpbegroting van de Raad;
58. stemt in met de toekenning van twee extra posten (1 AD5 en 1 AST2), waarmee het een compromisstandpunt inneemt tussen de aanvankelijke verzoeken en het standpunt van de Raad; doet dit gezien het feit dat een verhoging van de financiering van nationale deskundigen eveneens is goedgekeurd;
59. stemt eveneens in met een aantal verhogingen ten opzichte van het voorstel van de Raad voor een beperkt aantal andere begrotingsposten na de argumenten van de Toezichthouder te hebben gehoord;
-o0o-
60. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, samen met de amendementen op de afdelingen I, II, IV, V, VI, VII, VIII en IX van het ontwerp van algemene begroting, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de overige betrokken instellingen en organen.
- [1] PB L 253 van 7.10.2000, blz. 42.
- [2] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
- [3] PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
- [4] Aangenomen teksten van die datum, P6_TA(2009)0096.
- [5] Aangenomen teksten van die datum, P6_TA(2009)0346.
ADVIES van de Commissie internationale handel (3.9.2009)
aan de Begrotingscommissie
over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, Afdeling I - Europees Parlement
(C7-0128/2009 – 2009/2002B(BUD))
Rapporteur: Peter Šťastný
SUGGESTIES
De Commissie internationale handel verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande aanbevelingen in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. brengt in herinnering dat parlementariërs, als gekozen vertegenwoordigers van de burgers, een belangrijke rol spelen bij handelsbesprekingen en in het bijzonder bij de besprekingen van de Wereldhandelsorganisatie (WTO);
2. benadrukt dat het Parlement en de interparlementaire unie, een internationale organisatie met zetel in Genève, sinds 2002 gezamenlijk de Parlementaire Conferentie over de WTO, een permanent mechanisme van parlementair toezicht op de WTO, waarvan de activiteiten zouden kunnen worden uitgebreid, hebben georganiseerd en gecofinancierd;
3. merkt op dat de Parlementaire Conferentie over de WTO met name tot doel heeft de externe transparantie van de WTO te vergroten en de organisatie verantwoording te laten afleggen aan de wetgevers als gekozen vertegenwoordigers van het volk; merkt op dat het een forum is waarin parlementariërs van over de gehele wereld standpunten, informatie en ervaringen over internationale handelskwesties uitwisselen en de WTO een parlementaire dimensie geven door: i) overzicht te houden op de WTO-activiteiten en de effectiviteit en eerlijkheid ervan te bevorderen, ii) de transparantie van WTO-procedures te vergroten en de dialoog tussen regeringen, parlementen en het maatschappelijk middenveld te verbeteren, en door iii) aan capaciteitsopbouw te doen in de parlementen op het gebied van internationale handel en invloed uit te oefenen op de richting van de discussies binnen de WTO;
4. herhaalt haar eerdergenoemde doel om de WTO-besprekingen te koppelen aan een parlementair proces; benadrukt daarom dat er in de toekomst een voortdurende behoefte zal zijn om deze cruciale activiteit te financieren; merkt in dit verband op dat er in 2009 in ieder geval een jaarlijkse vergadering van de Parlementaire Conferentie over de WTO zal plaatsvinden, hetzij parallel aan de WTO-ministersconferentie – indien deze georganiseerd wordt – dan wel in Brussel of Genève, en dat er twee vergaderingen van de stuurgroep zullen plaatsvinden in Genève;
5. is, als medeorganisator van de Parlementaire Conferentie over de WTO, vastbesloten ervoor te zorgen dat er voldoende middelen beschikbaar zijn (evenals de nodige infrastructuur) om haar delegaties aan alle vergaderingen te laten deelnemen en de reis- en verblijfskosten van zes vertegenwoordigers van de ACS-landen te vergoeden;
6. wijst erop dat, indien in 2010 een WTO-ministersconferentie georganiseerd wordt, het Parlement een verhoging van begrotingsonderdeel 3 0 4 4 zal garanderen, om de kosten van de organisatie van een parallelle vergadering van de Parlementaire Conferentie over de WTO te dekken.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
1.9.2009 |
||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
220 0
|
|
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Daniel Caspary, Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Peter Šťastný, Iuliu Winkler, Pablo Zalba Bidegain, Kader Arif, Bernd Lange, David Martin, Emilio Menéndez del Valle, Gianluca Susta, Marielle De Sarnez, Metin Kazak, Niccolò Rinaldi, Yannick Jadot, Caroline Lucas, Robert Sturdy, Joe Higgins, Helmut Scholz, George Becali |
||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
Mário David, Georgios Papastamkos, George Sabin Cutaş, Jörg Leichtfried, Libor Rouček, Catherine Bearder |
||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Sylvie Guillaume |
||
ADVIES van de Commissie verzoekschriften (2.10.2009)
aan de Begrotingscommissie
inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, Afdeling VIII - Europese Ombudsman
(C7-0128/2009 - 2009/2002B(BUD))
Rapporteur: Margrete Auken
BEKNOPTE MOTIVERING
De Commissie verzoekschriften heeft kennis genomen van de raming van de financiële behoeften voor het begrotingsjaar 2010 die de Europese Ombudsman overeenkomstig artikel 31 van het Financieel Reglement[1] aan de begrotingsautoriteit heeft doen toekomen.
De hoofdtaken van de Europese Ombudsman zijn:
- rechtzetten en voorkomen van wanbeheer bij de instellingen van de Europese Gemeenschap door het behandelen van klachten en het uitvoeren van onderzoek, hetzij naar aanleiding van een klacht, hetzij op eigen initiatief;
- doeltreffend met de Europese burgers communiceren, hen informeren over hun rechten krachtens de EU-wetgeving en zorgen voor een effectieve bescherming van deze rechten.
Bij de uitvoering van zijn taken wordt de Ombudsman bijgestaan door een secretariaat, dat naast de behandeling van klachten en onderzoek tevens horizontale beheerstaken vervult om het functioneren van de instelling te waarborgen. Het gaat daarbij onder meer om begrotings- en financieel beheer en personeelsmanagement, correspondentie met de burgers, het onderhouden van contacten met andere instellingen e.d.
Werklast
In 2008 kwamen er 3 406 nieuwe klachten bij de Ombudsman binnen (tegen 3 214 in 2007), waarvan er 802 (25%) op zijn werkterrein lagen. Daarvan waren er 281 niet-ontvankelijk. 228 klachten waren wel ontvankelijk maar gaven geen aanleiding tot het instellen van een onderzoek. In 293 gevallen (9,1%) werd een onderzoek ingesteld. De Ombudsman stelde op eigen initiatief drie onderzoeken in en bracht één speciaal verslag uit.
In 70% van de onderzochte gevallen werd advies gegeven of werd de zaak doorverwezen naar het netwerk van ombudsmannen, Solvit of klachteninstanties in de lidstaten. De Ombudsman verwees 191 zaken naar de Commissie verzoekschriften.
In 2008 werd een aantal van 355 onderzoeken afgesloten (tegen 350 in 2007), waarmee 2008 voor de Ombudsman het recordjaar was voor wat betreft het aantal afgesloten onderzoeken. 2008 was bovendien een recordjaar wat betreft het aantal ontwerpaanbevelingen en het aantal voorgestelde en aanvaarde minnelijke schikkingen. Bovendien is de snelheid van behandeling verbeterd. Thans is 52% van alle onderzoeken binnen een jaar afgesloten en 68% binnen anderhalf jaar.
Belangrijkste kenmerken van de begroting 2010
De raming van de Ombudsman voor 2010 bedraagt in totaal EUR 9 543 000. Dit betekent een stijging van 7,14% (+ EUR 636 120) ten opzichte van de begroting 2009. Hierin zijn zowel de inflatie als de gestegen kosten voor levensonderhoud verwerkt, zoals geraamd door de Commissie.
Een bedrag van EUR 296 000, dat ten dele al op de begroting 2009 was opgevoerd, is bedoeld voor de mogelijke gevolgen van de verkiezing van een nieuwe Ombudsman. Deze kredieten kunnen nodig zijn om de financiële gevolgen van het eventuele vertrek van de huidige Ombudsman en de komst van een nieuwe Ombudsman op te vangen.
De Ombudsman beschikt over 63 formatieplaatsen (3 AD- en 29 AST-posten). De kredieten voor ambtenaren en tijdelijke krachten zijn met 9,56% (+ EUR 545 120) toegenomen. Deze toename is nodig ter financiering van de kosten over een geheel jaar van de in 2009 toegekende 6 nieuwe posten, alsmede de jaarlijkse aanpassingen, bevorderingen en opwaarderingen (3 AST en 2 AD) die voor 2010 zijn aangevraagd. De Ombudsman vraagt voor 2010 geen nieuwe posten aan.
Beleid inzake beroepsopleiding
Een belangrijk onderdeel van de raming 2010 is de aanzienlijke verhoging van het opleidingsbudget. De Ombudsman heeft tot een nieuw trainingsbeleid besloten daar uit de cijfers is gebleken dat zijn personeel gemiddeld aanmerkelijk minder opleiding (1,8 dagen) krijgt dan de medewerkers van de andere instellingen. Rond 70% van het personeel van de Ombudsman is in Straatsburg gestationeerd, waardoor zij niet zo gemakkelijk van cursussen in Luxemburg en Brussel kunnen profiteren. Deze standplaatssituatie heeft ook een fors effect op de kosten van dienstreizen. De Ombudsman vraagt daarom om een verhoging van zijn opleidingsbudget met EUR 28 000.
Besparingen en herschikking
De Ombudsman onderwerpt elke begrotingslijn systematisch aan een toetsing om besparingen te verwezenlijken die ten goede kunnen komen aan projecten die het management voor het komende jaar heeft gepland. Deze benadering heeft ertoe geleid dat de kredieten van 17 van de 22 begrotingslijnen in reële termen zijn gedaald ten opzichte van 2009 en dat 43,7% van de stijging van de begroting voor titels I en II (Personeel en Huisvesting) uit interne verschuivingen bekostigd wordt.
Het permanente streven van de Ombudsman naar bezuinigingen bij vertaling en vertolking heeft geleid tot een daling van de begroting 2009 met 2,2% ten opzichte van 2008 en een verdere daling van 8,65% in de raming 2010 ten opzichte van de begroting 2009.
Ook is er bezuinigd bij de voornaamste publicaties van de Ombudsman, wat tot een daling van het desbetreffende krediet heeft geleid (EUR 436,000 in 2009 en EUR 422,000 in 2010).
SUGGESTIES
De Commissie verzoekschriften verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. is van oordeel dat de begrotingsmiddelen waar de Ombudsman om vraagt hem in staat zullen stellen naar behoren aan zijn verplichtingen te voldoen en zijn taken doeltreffend uit te voeren;
2. stelt vast dat de begroting van de Ombudsman een stijging van 7,14% (+ EUR 636 120) ten opzichte van de begroting 2009 laat zien;
3. neemt met genoegen kennis van het feit dat de Ombudsman in 2008 355 zaken heeft afgesloten (tegen 350 in 2007 en 250 in 2006), waarmee 2008 voor de Ombudsman het recordjaar was voor wat betreft het aantal afgesloten onderzoeken en wat betreft het aantal ontwerpaanbevelingen en het aantal voorgestelde en aanvaarde minnelijke schikkingen;
4. complimenteert de Ombudsman met de bespoediging van de onderzoeken, waarvan inmiddels 52% binnen een jaar en 68% binnen anderhalf jaar wordt afgesloten;
5. stelt vast dat de Ombudsman voor 2010 geen nieuwe posten aanvraagt; steunt het verzoek van de Ombudsman voor opwaardering van bepaalde posten (3 AST en 2 AD) om een normaal carrièreverloop voor verdienstelijke ambtenaren mogelijk te maken;
6. steunt het verzoek van de Ombudsman om het opleidingsbudget aanzienlijk te verhogen teneinde een trainingsbeleid te kunnen voeren dat gelijke tred houdt met dat van de andere instellingen;
7. stelt tot zijn genoegen vast dat de Ombudsman voortgaat op de weg van besparingen en herschikking zodat met de begroting 2010 8,1% van de huishoudelijke kredieten elders ingezet kan worden en de kredieten van 17 van de 22 begrotingsonderdelen in reële termen gedaald zijn ten opzichte van de begroting 2009; stelt vast dat 43,7% van de stijging van de begroting voor titels I en II uit interne verschuivingen bekostigd wordt;
8. is er verheugd over dat de Ombudsman verder besparingen op de kosten van vertaling en vertolking heeft gerealiseerd, zodat deze ten opzichte van de begroting van het voorgaande jaar met 8,6% gedaald zijn;
9. dringt er bij de Ombudsman op aan dat hij voortgaat op de weg van besparingen en herschikking, onder meer via meerjarenplanning bij de projecten zodat de kosten uitgesmeerd worden, en via overheveling van gelden tussen begrotingslijnen.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
1.10.2009 |
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
19 0 2 |
|
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Margrete Auken,Simon Busuttil, Giles Chichester, Bairbre de Brún, Pascale Gruny, Roger Helmer, Peter Jahr, Lena Barbara Kolarska-Bobińska, Miguel Angel Martínez Martínez, Erminia Mazzoni, Willy Meyer, Mariya Nedelcheva, Chrysoula Paliadeli, Ernst Strasser, Csaba Sándor Tabajdi, Diana Wallis, Angelika Werthmann, |
||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
Sandrine Bélier,Kinga Göncz, Gerald Haefner, |
||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Pablo Arias Echeverría, |
||
- [1] Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248 van 16.9.2002).
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
8.10.2009 |
|
|
|
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
35 1 0 |
||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Damien Abad, Francesca Balzani, Reimer Böge, Daniel Cohn-Bendit, Andrea Cozzolino, Isabelle Durant, James Elles, Göran Färm, José Manuel Fernandes, Salvador Garriga Polledo, Jens Geier, Ingeborg Gräßle, Carl Haglund, Edit Herczog, Monika Hohlmeier, Sidonia Elżbieta Jędrzejewska, Anne E. Jensen, Ivaylo Kalfin, Sergej Kozlík, Alain Lamassoure, Vladimír Maňka, Barbara Matera, María Paloma Muñiz De Urquiza, Sergio Paolo Francesco Silvestris, László Surján, Helga Trüpel, Angelika Werthmann |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
Bastiaan Belder, Maria Da Graça Carvalho, Frederic Daerden, Hynek Fajmon, Louis Grech, Giovanni La Via, Riikka Manner, Georgios Stavrakakis, Derek Vaughan |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
|
|||||
Datum indiening |
13.10.2009 |
|||||