VERSLAG over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008, Afdeling I – Europees Parlement

26.3.2010 - (C7‑0173/2009 – 2009/2069(DEC))

Commissie begrotingscontrole
Rapporteur: Bart Staes


Procedure : 2009/2069(DEC)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0095/2010
Ingediende teksten :
A7-0095/2010
Aangenomen teksten :

1. ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008, Afdeling I – Europees Parlement

(C7‑0173/2009 – 2009/2069(DEC))

Het Europees Parlement,

–   gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008[1],

–   gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2008 – Deel I (SEC(2009)1089 - C7-0173/2009)[2],

–   gezien het verslag over het begrotings- en financieel beheer – Begrotingsjaar 2008 – Afdeling I – Europees Parlement[3],

–   gezien het jaarverslag van de intern controleur voor 2008,

–   gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2008, tezamen met de antwoorden van de gecontroleerde instellingen[4],

–   gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag[5],

–   gelet op artikel 272, lid 10, en artikel 275 van het EG-Verdrag, artikel 314, lid 10, en artikel 318 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en de artikelen 179 bis en 180 ter van het Euratom-Verdrag,

–   gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[6], en met name de artikelen 145, 146 en 147,

–   gezien artikel 13 van de interne voorschriften voor de uitvoering van de begroting van het Europees Parlement[7],

–   gelet op artikel 147, lid 1, van het Financieel Reglement, volgens welk elke instelling alles in het werk moet stellen om gevolg te geven aan de opmerkingen waarvan het kwijtingsbesluit van het Europees Parlement vergezeld gaat,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 29 maart 2007 over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 2008 – Afdelingen II, IV, V, VI, VII, VIII en IX – en over het voorontwerp van raming van het Europees Parlement (Afdeling I) voor de begrotingsprocedure 2008[8],

–   gelet op artikel 77, artikel 80, lid 3, en bijlage VI van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0095/2010),

A. overwegende dat "de burgers het recht hebben te weten hoe hun belastinggeld wordt besteed en hoe de bevoegdheden die in handen zijn gegeven van politieke organen, worden gebruikt"[9],

B.  overwegende dat het beginsel van checks-and-balances van fundamenteel belang is in instellingen die door gedecentraliseerd financieel beheer gekenmerkt worden en overwegende dat dit beginsel moet worden gewaarborgd door een voldoende ontwikkelde centrale bevoegdheid voor de systematische toereikendheid van het interne controlekader en de structuur van het bestuur,

C. overwegende dat een belangrijk vereiste voor een doelmatige en zinvolle verantwoordingsplicht – de verplichting uit te leggen hoe publieke middelen werden gebruikt – erin bestaat dat de EU-burgers toegang hebben tot relevante en objectieve informatie,

1.  verleent zijn Voorzitter kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2008;

2.  formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie, die daarvan integraal deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Rekenkamer, de Europese ombudsman en de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

2. ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008, Afdeling I – Europees Parlement

(C7‑0173/2009 – 2009/2069(DEC))

Het Europees Parlement,

–   gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008[10],

–   gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2008 – Deel I (SEC(2009)1089 - C7-0173/2009)[11],

–   gezien het verslag over het begrotings- en financieel beheer – Begrotingsjaar 2008 – Afdeling I – Europees Parlement[12],

–   gezien het jaarverslag van de intern controleur voor 2008,

–   gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2008, tezamen met de antwoorden van de gecontroleerde instellingen[13],

–   gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag[14],

–   gelet op artikel 272, lid 10, en artikel 275 van het EG-Verdrag, artikelen 314, lid 10, en artikel 318 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en de artikelen 179 bis en 180 ter van het Euratom-Verdrag,

–   gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[15], en met name de artikelen 145, 146 en 147,

–   gezien artikel 13 van de interne voorschriften voor de uitvoering van de begroting van het Europees Parlement[16],

–   gelet op artikel 147, lid 1, van het Financieel Reglement, volgens welk elke instelling alles in het werk moet stellen om gevolg te geven aan de opmerkingen waarvan het kwijtingsbesluit van het Europees Parlement vergezeld gaat,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 29 maart 2007 over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 2008 – Afdelingen II, IV, V, VI, VII, VIII en IX – en over het voorontwerp van raming van het Europees Parlement (Afdeling I) voor de begrotingsprocedure 2008[17],

–   gelet op artikel 77, artikel 80, lid 3, en bijlage VI van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0095/2010),

A. overwegende dat "de burgers het recht hebben te weten hoe hun belastinggeld wordt besteed en hoe de bevoegdheden die in handen zijn gegeven van politieke organen, worden gebruikt"[18],

B.  overwegende dat het beginsel van checks-and-balances van fundamenteel belang is in instellingen die door gedecentraliseerd financieel beheer gekenmerkt worden en overwegende dat dit beginsel moet worden gewaarborgd door een voldoende ontwikkelde centrale bevoegdheid voor de systematische toereikendheid van het interne controlekader en de structuur van het bestuur,

C. overwegende dat een belangrijk vereiste voor een doelmatige en zinvolle verantwoordingsplicht – de verplichting uit te leggen hoe publieke middelen werden gebruikt – erin bestaat dat de EU-burgers toegang hebben tot relevante en objectieve informatie,

D. overwegende dat volgens de gebruikelijke procedure een vragenlijst aan de administratie van het Parlement is gezonden en dat de antwoorden door de Commissie begrotingscontrole zijn ontvangen en besproken in aanwezigheid van de ondervoorzitter verantwoordelijk voor begrotingsaangelegenheden en de secretaris-generaal,

Risicobeheer en corporate governance in het Parlement

1.  merkt op dat het begrip "corporate governance" (bestuursstructuur) slaat op een reeks procedures, gebruiken en regels die van toepassing zijn op de wijze waarop een onderneming of instelling bestuurd, geadministreerd en gecontroleerd wordt, met het doel de kosten te verminderen en de resultaten te verbeteren,

2.  herinnert eraan dat op 12 maart 2009 een ontwerpverslag van de Afdeling ondersteuning begroting verscheen over de controle van het Parlement op de uitvoering van de begroting en beveelt aan dat een pakket best practices door het Parlement wordt vastgesteld;

3.  benadrukt dat tot de elementen van een goede bestuursstructuur zaken behoren als transparantie en openheid, verantwoordelijkheid en verantwoordingsplicht van de personen die in een organisatie met de bestuurstaak belast zijn;

4.  definieert verantwoordingsplicht als het erkennen en op zich nemen van verantwoordelijkheid voor de handelingen, besluiten en beleidsmaatregelen, alsook de verplichting om verslag uit te brengen en verklaringen te verstrekken en verantwoordelijkheid te aanvaarden voor de gevolgen van het gevoerde beleid;

5.  merkt op dat het Parlement een gecompliceerde organisatie is, waarbinnen de grens tussen politieke en administratieve besluiten niet altijd duidelijk is ten gevolge van het meerlagige karakter van zijn bestuursstructuur;

6.  is van oordeel dat meer geraffineerde systemen voor interne controle en risicobeheer de verantwoordingsplicht zullen verbeteren en de politieke leiding en de administratieve managers tegen risico’s van financiële en andere aard zullen beschermen;

7.  verzoekt derhalve de bevoegde diensten zich opnieuw te bezinnen over de minimale interne controlenormen en deze zo nodig aan te scherpen teneinde lessen te trekken uit de opgedane ervaringen, en de ontwikkelingen op het gebied van risicobeheer en bestuurstructuur te volgen; herinnert eraan dat de diensten die betaalopdrachten verstrekken de verplichting hebben om bepaalde normen te respecteren bij de ontwikkeling van hun interne controlesystemen en uitvoeringsmaatregelen; dringt er bij de bevoegde diensten op aan om het advies van de Commissie begrotingscontrole in te winnen voordat de herziene interne controlenormen ter fine van controle en goedkeuring aan het Bureau worden voorgelegd;

8.  neemt kennis van de volgende doelstellingen van de secretaris-generaal voor 2008-2009:

- voorbereiding van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon,

- voorbereiding op de Europese verkiezingen van 2009 met als doel de trend in de opkomstcijfers om te buigen,

- uitbreiding van de dienstverlening aan de leden,

- hervorming en versterking van het Secretariaat-generaal van het Parlement;

9.  herinnert eraan dat de financiële middelen van het Parlement door de belastingbetalers worden opgebracht en dat iedere instelling die openbare middelen besteedt de verplichting heeft om volledige, objectieve en relevante informatie te verstrekken over de mate waarin de middelen gebruikt werden voor de gestelde doeleinden en overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer (zuinigheid, efficiëntie, doelmatigheid) en transparantie;

10. herinnert eraan dat alle subsidies onderworpen zijn aan de beginselen van transparantie en gelijke behandeling, meer in het bijzonder aan artikel 109, lid 1, en artikel 110, lid 2, van het Financieel Reglement en aan artikel 169 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie[19] (de uitvoeringsvoorschriften); benadrukt dat dit geldt voor alle begunstigden van middelen van de Unie, met inbegrip van medewerkers van het Parlement en hun familie die subsidies ontvangen voor particuliere excursies (ski- of andere reizen); vraagt de administratie een vervolg te geven aan het onderzoek naar dergelijke betalingen;

Risico's voor de reputatie van de instelling

11. onderstreept dat bepaalde risico's voor de reputatie nog gevaarlijker zijn dan financiële risico’s en dringt er bij de secretaris-generaal op aan om tezamen met de ordonnateurs het risicoprofiel van het Parlement volledig te evalueren;

12. juicht de oprichting van een post van risicobeheerder op 24 februari 2010 toe en verzoekt de nieuw benoemde risicobeheerder de bevoegde commissies zo spoedig mogelijk in te lichten over het concept voor een risicobenadering en -strategie in de toekomst;

13. merkt op dat de taak en functie van een specifieke risicobeheerder is om de ordonnateurs met adviezen en coördinerende werkzaamheden bij te staan bij hun risicobeheer;

14. benadrukt dat de onafhankelijkheid, taak en werkwijze van de risicobeheerder belangrijk is; merkt met instemming op dat de risicobeheerder rechtstreeks verbonden zal zijn met het kabinet van de secretaris-generaal;

15. benadrukt dat het Parlement door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon ruimere bevoegdheden heeft gekregen en de werkdruk voor zijn leden en hun medewerkers is toegenomen; is van mening dat de werkomstandigheden overal goed dienen te worden aangepast aan de toegenomen hoeveelheid werk en de grotere behoefte aan materiaal; verzoekt zijn secretaris-generaal plannen in te dienen voor het realiseren van voldoende kantoorruimte in met name de gebouwen in Straatsburg, waar de sanitaircabines uit de kantoren dienen te worden verwijderd en een receptie voor bezoekers dient te worden ingericht;

16. wijst in dat verband nogmaals op zijn bevindingen ten aanzien van de verwijdering van asbest en verzoekt zijn secretaris-generaal verslag uit te brengen over de operationele en financiële resultaten van de werkzaamheden en de in de toekomst mogelijk noodzakelijke herstelmaatregelen;

17. wijst erop dat de renovatie in Straatsburg ten laste van het Parlement komt en is van mening dat deze renovatie niet voor rekening van de belastingbetaler dient te komen maar van de gemeente Straatsburg;

18. stelt voor dat zijn Commissie begrotingstoezicht de vragenlijst over de huisvesting en de bijbehorende antwoorden op hetzelfde moment ontvangt als de Begrotingscommissie;

19. benadrukt dat Parl-TV bijzonder weinig toegevoegde waarde heeft vanwege het geringe aantal kijkers; is van mening dat de financiering van Parl-TV en het project als geheel dienen te worden geëvalueerd;

Het kwijtingsproces

20. benadrukt dat de toegevoegde waarde van de parlementaire en openbare procedure die resulteert in de kwijting van het Parlement een extra mogelijkheid biedt voor een openbaar kritisch onderzoek naar het financieel beheer van het Parlement en daardoor de burgers van de Unie een beter begrip geeft voor de bijzondere organisatiewijze, beheerstructuur en werkmethoden van het Parlement;

21. onderstreept de noodzaak van een verdere terugdringing van de risico’s in het financieel beheer van het Parlement, waarin zelfs niet-materiële tekortkomingen kunnen leiden tot ernstige schade aan de reputatie van het Parlement die de algemene politieke prestaties van het Parlement kan overschaduwen en herinnert de leden van het Parlement en hun medewerkers aan hun persoonlijke verantwoordelijkheid voor een goed financieel beheer van het Parlement;

22. onderstreept dat een kritisch onderzoek noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de financiële actoren van het Parlement volledig ter verantwoording worden geroepen, omdat alleen een volledige en algehele transparantie de EU-burgers inzicht geeft in de wijze waarop het Parlement zijn financiën beheert en gebruik maakt van het geld van de belastingbetalers;

De activiteiten van de Commissie begrotingscontrole

23. benadrukt dat het Parlement als instelling een fundamenteel belang heeft bij transparantie met betrekking tot zijn financieel beheer; verwacht daarom van zijn Commissie begrotingscontrole dat deze ten volle beantwoordt aan haar specifieke en belangrijke parlementaire rol door duidelijk toe te lichten waar er verbeteringen kunnen worden aangebracht, zoals zij ook bij andere instellingen doet;

24. begrijpt ten volle dat een objectieve, professionele en alomvattende analyse van gecompliceerde besluitvormings- en beheerstructuren een taak is die veeleisend en tijdverslindend is en doet de aanbeveling aan de Commissie begrotingscontrole om zich beter uit te rusten voor haar steeds veeleisender taken door het organigram van haar commissiesecretariaat aanzienlijk uit te breiden;

25. benadrukt dat de formulering van artikel 317 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (ingevoerd bij het Verdrag van Lissabon) uitdagende taken inhoudt voor de controleactiviteiten van het Parlement

26. benadrukt dat de versterking van het commissiesecretariaat niet alleen op basis van zuiver kwantitatieve parameters kan plaatsvinden en verzoekt de secretaris-generaal om ook duidelijk omschreven kwalitatieve parameters op te nemen;

27. benadrukt verder dat traditionele parlementaire taken, zoals een kritisch onderzoek naar de besteding van openbare middelen, op alle niveaus een integraal onderdeel moeten vormen van de centrale taken van het Parlement;

Verbetering van de administratieve processen

28. neemt kennis van de traditie volgens welke de Commissie begrotingscontrole in haar kwijtingsverslagen de administratie verzoekt informatie te verstrekken over verschillende onderwerpen; beveelt aan dat deze verslagen rechtstreeks naar de voorzitter van de Commissie begrotingscontrole worden verzonden en dat zij zodra zij door de voorzitter zijn ontvangen op de homepage van deze commissie worden gepubliceerd – ter informatie van zowel de leden van de commissie als de EU-burgers;

Presentatie van de rekeningen van het Europees Parlement

29. neemt kennis van de onderstaande cijfers, op grond waarvan de rekeningen van het Parlement voor het financieel jaar 2008 werden gesloten:

a) Beschikbare kredieten

kredieten voor 2008:

1 452 517 167

niet-automatische overdrachten van het begrotingsjaar 2007:

43 800 036

automatische overdrachten van het begrotingsjaar 2007:

225 239 332

kredieten corresponderend met bestemmingsontvangsten voor 2008:

47 551 735

overdrachten corresponderend met bestemmingsontvangsten voor 2007:

38 325 182

Totaal:

1 807 433 452

b) Besteding van de kredieten in het begrotingsjaar 2008

vastleggingen:

1 723 369 531

verrichte betalingen:

1 488 856 868

nog niet verrichte betalingen en nog niet vastgelegde kredieten afkomstig van bestemmingsontvangsten:

 

232 944 667

automatisch overgedragen kredieten, waaronder die afkomstig van bestemmingsontvangsten:

 

232 944 667

niet-automatisch overgedragen kredieten

8 315 729

geannuleerde kredieten:

70 722 045

c) Begrotingsontvangsten

ontvangen in 2008:

151 054 374

d) Totale balans op 31 december 2008

1 782 229 891

30. neemt kennis van het feit dat de totale betalingen voor kredieten van 2008, met inbegrip van automatische overdrachten van deze kredieten naar 2009, overeenkomen met 94% van het totaal der kredieten voor 2008;

31. neemt kennis van het feit dat de begroting van de Europese Unie voor 2008 een totaal van 129 150 miljoen EUR beliep, waarvan de begroting van het Parlement 1 453 miljoen EUR voor haar rekening nam; neemt verder kennis van het feit dat dit bedrag iets meer dan 1% van de totale begroting van de EU beloopt en overeenkomt met 19,48% van het bedrag van 7 284 miljoen EUR dat bestemd is voor de administratieve uitgaven van de Europese Unie in haar geheel;

Vorderingen op korte termijn

32. neemt kennis van het feit dat de Belgische regering begin 2010 een bedrag van 85 896 389 EUR aan het Parlement zal terugbetalen; verzoekt de secretaris-generaal om de Commissie begrotingscontrole te gelegener tijd te informeren over de wijze waarop dit bedrag zal worden besteed;

Openbare aanschaffingen

33. merkt op dat de Dienst interne audit in 2004 en 2005 een alomvattende audit heeft uitgevoerd van het beheer van en de controle op de openbare aanschaffingen in het Parlement en dat het definitieve verslag dat op 31 maart 2006 werd goedgekeurd 144 specifieke maatregelen omvatte, die over de periode tot en met 31 maart 2008 ten uitvoer zouden moeten worden gelegd;

34. is ingenomen met het feit dat de Dienst interne audit in 2008 een nieuwe reeks audits heeft verricht om een evaluatie te verrichten van de resultaten die met de 144 specifieke maatregelen bereikt zijn en merkt op dat er eind 2009 vooruitgang kon worden geregistreerd met deze audits;

35. vestigt de aandacht op het feit dat openbare aanschaffingen, als raakvlak tussen de publieke en particuliere sector een gebied is met veel risico’s dat voortdurende grote aandacht vergt;

36. herinnert eraan dat er in elk stadium van het aanschaffingsproces – aanvankelijke evaluatie van de behoeften, voorbereiding van de aankondiging van aanbesteding, opstelling van deze aankondigingen en de specificaties, het openen van de aanbestedingen, de beoordeling van de aanbiedingen, het nemen van het gunningsbesluit, het sluiten van de contracten – aanzienlijke risico’s bestaan ten aanzien van het realiseren van bovengenoemde doelstellingen ten gevolge van een gecompliceerde juridische situatie en de feitelijke behoefte;

Hervorming van het Financieel Reglement

37. verzoekt de secretaris-generaal om met bestuurlijk advies op de gebieden waarop hervormingen noodzakelijk zijn een actieve rol te vervullen bij de komende driejaarlijkse herziening van het Financieel Reglement;

Jaarverslagen en de toekenning van contracten

38. merkt op dat de centrale diensten, op basis van de informatie verstrekt door de departementen die betalingsverplichtingen aangaan, een jaarverslag[20] opstellen en aan de begrotingsautoriteit voorleggen over de contracten die in 2008 werden toegekend en dat ook de onderstaande samenvatting bevat van de contracten die in 2008 en 2007 werden gegund:

 

 

Type contract

 

2008

 

2007

 

Aantal

 

Percentage

 

Aantal

 

Percentage

 

Diensten

Leveringen

Werken

Gebouw

 

240

59

44

15

 

67%

17%

12%

4%

 

161

48

28

12

 

65%

19%

11%

5%

 

Totaal

 

358

 

100%

 

249

 

100%

 

 

Type contract

 

2008

 

2007

 

Waarde (EUR)

 

Percentage

 

Waarde (EUR)

 

Percentage

Diensten

Leveringen

Werken

Gebouw

 

454 672 969

22 868 680

81 247 056

123 429 315

 

67%

3%

12%

18%

 

218 201 103

42 443 126

16 449 758

54 387 707

 

66%

13%

5%

16%

 

Totaal

 

682 218 020

 

100%

 

331 481 694

 

100%

(Jaarverslag van de door het Europees Parlement toegewezen contracten, 2008, blz. 4)

39. neemt kennis van onderstaande onderverdeling naar type van gebruikte procedure van de in 2008 en 2007 gegunde contracten:

 

 

 

Soort procedure

 

2008

 

2007

 

Aantal

 

Percentage

 

Aantal

 

Percentage

 

Openbaar

Niet-openbaar

Door onderhandelingen

 

126

14

218

 

35%

4%

61%

 

85

10

154

 

34%

4%

62%

Totaal

 

 

358

 

100%

 

249

 

100%

 

 

 

Soort procedure

 

2008

 

2007

 

Waarde (EUR)

 

Percentage

 

Waarde (EUR)

 

Percentage

 

Openbaar

Niet-openbaar

Door onderhandelingen

 

345 415 316

139 782 362

197 020 342

 

51%

20%

29%

 

162 124 519

59 593 905

109 763 270

 

49%

18%

33%

Totaal

 

 

682 218 020

 

100%

 

331 481 694

 

100%

(Jaarverslag van de door het Europees Parlement toegewezen contracten, 2008, blz. 6)

40. merkt op dat van de in totaal 358 contracten die in 2008 werden gegund 140, met een totale waarde van 485,2 miljoen EUR, gebaseerd waren op openbare of beperkte procedures, terwijl 218, met een waarde van 197 miljoen EUR, gebaseerd waren op onderhandelingsprocedures;

Buitengewone onderhandelingsprocedures

41. merkt in het bijzonder de grote toeneming in 2008 op van het aantal buitengewone onderhandelingsprocedures, zoals blijkt uit onderstaande tabel:

 

 

2008

 

2007

 

 

 

 

 

 

Aantal

% totale aantal contracten van het DG

Aantal

% totale aantal contracten van het DG

DG PRES (m.u.v. DIT)

8

44,44%

6

37,50%

DG IPOL

0

0,00%

0

0,00%

DG EXPO

3

75,00%

1

20,00%

DG COMM (m.u.v. Dir. bibliotheek)

16

16,00%

9

13,64%

DG PERS

0

0,00%

1

9,09%

DG INLO (m.u.v. Dir. vertolking)

35

34,31%

19

21,84%

DG INTE (voorheen Dir. vertolking)

9

56,25%

3

33,33%

DG TRAD (m.u.v. Dir. publicatie)

0

0,00%

1

25,00%

DG ITEC (voorheen Dir. publicatie en IT)

9

56,25%

2

33,33%

DG FINS

0

0,00%

0

0,00%

Juridische Dienst

0

0,00%

0

0,00%

Parlement, totaal

80

22,35%

42

16,87%

(Jaarverslag van de door het Europees Parlement toegewezen contracten, 2008, blz. 9)

42. merkt op dat in het geval van de zes gedelegeerde ordonnateurs de buitengewone onderhandelingsprocedures in aantal en in aandeel zijn toegenomen;

Artikel 54 van de uitvoeringsvoorschriften[21]

43. wijst erop dat in artikel 54 van de uitvoeringsvoorschriften gesteld wordt: “Indien het aantal onderhandelingsprocedures in verhouding tot het aantal door dezelfde gedelegeerde ordonnateur geplaatste opdrachten aanzienlijk stijgt ten opzichte van de voorafgaande begrotingsjaren of indien deze verhouding aanmerkelijk hoger is dan het gemiddelde van zijn Instelling, brengt de bevoegde ordonnateur verslag uit aan zijn Instelling, en vermeldt hij daarbij de maatregelen die, in voorkomend geval, zijn genomen om deze tendens om te buigen”;

44. is van oordeel dat het duidelijk is dat de tussen 2007 en 2008 geregistreerde toeneming de ordonnateurs ertoe verplicht maatregelen te nemen om “de tendens om te buigen”; verzoekt de secretaris-generaal voor 1 september 2010 aan zijn Commissie begrotingscontrole verslag uit te brengen over de maatregelen die zijn genomen;

45. verzoekt de ordonnateurs om aan de kwijtingsautoriteit – voor het begrotingsjaar 2009 en daarna – meer informatie voor te leggen, die een grondiger toezicht mogelijk maakt op het gebruik van de buitengewone onderhandelingsprocedures door het Parlement (artikelen 126 en 127 van de uitvoeringsvoorschriften) door in hun jaarlijks activiteitenverslag een bijlage op te nemen die duidelijke informatie verstrekt over:

- waarom het in de eerste plaats nodig was een contract te sluiten overeenkomstig artikel 126 of 127 van de uitvoeringsvoorschriften,

- waarom de ordonnateur van mening was dat een specifiek contract onder een van de in artikel 126, lid 1, en artikel 127, lid 1, vastgestelde categorieën viel ("geen geschikte aanbestedingen", "technische of artistieke redenen", "urgentie", enz.),

- het aantal kandidaten waarmee onderhandelingen werden gevoerd; en

- de criteria voor ontvankelijkheid van het bod;

46. richt verder een verzoek tot de Centrale Financiële Eenheid tot consolidatie van de informatie die verstrekt moet worden in het “Jaarverslag over de door het Europees Parlement gegunde contracten”;

“Management representations” in het Parlement

47. herinnert eraan dat in artikel 8, leden 9 t/m 11 van de interne voorschriften voor de uitvoering van de begroting van het Europees Parlement wordt bepaald dat de secretaris-generaal, als gedelegeerd hoofdordonnateur, een verklaring uitgeeft over de vraag of de begroting van het Parlement is uitgevoerd volgens de beginselen van goed financieel beheer en of het controlekader de nodige garanties biedt voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen;

48. herinnert er voorts aan dat de door de gedelegeerd hoofdordonnateur uitgegeven verklaring gebaseerd is op verklaringen die door de directeuren-generaal zijn uitgegeven in hun hoedanigheid als gedelegeerde ordonnateurs;

49. merkt verder op dat de voormalige secretaris-generaal in zijn verklaring van 4 maart 2009[22]

- opmerkte dat geen enkele ordonnateur formele kwalificaties had opgenomen in zijn verklaring, en

- bevestigde dat er redelijke zekerheid bestaat dat de begroting van het Europees Parlement is uitgevoerd volgens de beginselen van goed financieel beheer, en dat het controle- en toezichtsysteem de nodige garanties biedt ten aanzien van de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen,

50. merkt verder op dat de gedelegeerd hoofdordonnateur ook meedeelde dat de verklaring “gebaseerd is op mijn eigen oordeel, op de ontvangen interne auditverslagen, op de namens mij en te mijner behoefte uitgevoerde centrale controleactiviteiten en activiteiten ter ondersteuning van het financieel beheer, en op alle andere mij ter beschikking staande informatie”;

Artikel 60, leden 4 en 7 van het Financieel Reglement[23]

51. merkt op dat elke gedelegeerde ordonnateur overeenkomstig artikel 60, lid 4, van het Financieel Reglement “de organisatorische structuur en de systemen en procedures voor beheer en interne controle” invoert “die passen bij de uitvoering van zijn taken”, en overeenkomstig artikel 60, lid 7, van het Financieel Reglement verslag uitbrengt over “de efficiëntie en doeltreffendheid” van de systemen die hij heeft ingevoerd;

Niet alle jaarlijkse activiteitenverslagen waren in overeenstemming met het Financieel Reglement

52. merkt verder op dat slechts enkele directeuren-generaal “een aanduiding hebben gegeven van de risico’s die gepaard gaan aan hun operaties of verslag hebben uitgebracht over de werking van hun interne controlesystemen” (antwoord op vraag 4.2.1), terwijl in artikel 60, lid 7, tweede alinea, van het Financieel Reglement duidelijk staat dat de ordonnateurs in hun jaarlijkse activiteitenverslag melding moeten maken van de efficiëntie en doelmatigheid van het interne controlesysteem;

Zijn de rapporteringsvereisten te soepel?

53. merkt op dat deze nalatigheid “ongetwijfeld te wijten was aan het feit dat de instructies voor de opstelling van de jaarlijkse activiteitenverslagen voor 2008 aan de gedelegeerde ordonnateurs een grotere vrijheid gaven in de wijze van verslaggeving, met name waar het hun interne controlesystemen betreft” (antwoord op vraag 4.2); merkt evenwel met tevredenheid op dat deze instructies voor de rapportering over 2009 strenger geworden zijn en verwacht dat alle directeuren-generaal dienovereenkomstig zullen handelen;

54. herinnert eraan dat het doel van een intern controlesysteem is de juistheid van de uitgaven te waarborgen, in overeenstemming met de financiële reglementen;

55. wijst erop dat er in elk systeem van financieel beheer passende checks-and-balances moeten bestaan wanneer uitgaven worden goedgekeurd;

56. dringt er daarom bij de secretaris-generaal op aan om de kwijtingsautoriteit zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 31 december 2010 te informeren over de precieze maatregelen (en ook over de termijnen waarbinnen deze zullen worden uitgevoerd) die hij genomen heeft of zal nemen met het oog op een verbetering van het interne controlesysteem, met name wat betreft:

- de garantie dat de activiteitenverslagen van alle ordonnateurs volledig voldoen aan artikel 60, lid 7, van het Financieel Reglement,

- het realiseren van duidelijkere, kortere, nauwkeurigere, relevantere en professionelere jaarlijkse activiteitenverslagen, met als doel om de kwijtingsautoriteit relevantere informatie te verstrekken over de wijze waarop het Parlement de openbare middelen gebruikt, het nemen van eventuele andere maatregelen die nodig zijn om het de secretaris-generaal mogelijk te maken een zinvolle verklaring van betrouwbaarheid af te leggen;

- het uitvoeren van interne controles op openbaar en onderhands aanbestede overeenkomsten die teruggaan tot 2008; het intensiveren van deze interne controles;

- de publicatie van een jaarlijkse volledige lijst van alle ondernemingen waaraan sinds 2008 openbaar en onderhands aanbestede overeenkomsten zijn gegund;

Jaarverslag van de Rekenkamer over het begrotingsjaar 2008

Vermenigvuldigingsfactor toepasselijk op salarissen

57. merkt op dat het Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité er net als in de voorgaande jaren mee voortgaan om de bepalingen van het Statuut wat betreft de vermenigvuldigingsfactor toe te passen, in afwachting van het definitieve arrest van het Hof van Justitie in zaken die door hun personeel aanhangig zijn gemaakt;

Vergoeding van tijdens dienstreizen gemaakte verblijfkosten

58. merkt op dat de Rekenkamer er sinds het begrotingsjaar 2004 bij het Parlement op heeft aangedrongen ervoor zorg te dragen dat de verblijfkosten voor dienstreizen vergoed worden overeenkomstig de bepalingen van het Statuut van de ambtenaren; erkent dat DG Personeel zich heeft ingespannen om het beheer van dienstreizen te vereenvoudigen en te rationaliseren.

59. neemt kennis van het antwoord van de administratie en vestigt de aandacht op het feit dat een “budgettaire grondslag” niet mag worden aangeroepen om het regelgevende kader op zijn kop te zetten; is van oordeel dat aan deze kwestie bijzondere aandacht moet worden geschonken bij de komende herziening van het Statuut van de ambtenaren;

60. spreekt de verwachting uit dat de voornaamste besluitvormers op dit gebied – het Bureau, de secretaris-generaal en de directeur-generaal personeelszaken – zo spoedig mogelijk nadat een besluit is genomen de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de interne regels en procedures met betrekking tot dienstreizen volledig en consequent beantwoorden aan het beginsel van goed financieel beheer en aan het Statuut van de ambtenaren;

Vergoedingen voor assistentie aan de leden

61. neemt kennis van de lovenswaardige inspanningen die de betrokken diensten zich getroost hebben voor de regularisering van de vergoedingen die over de jaren 2004-2008 betaald zijn voor parlementaire assistentie;

62. verzoekt de secretaris-generaal, de directeur-generaal personeelszaken en de directeur-generaal innovatie en technologische ondersteuning te onderzoeken op welke schaal nieuwe technologieën voor videoconferenties kunnen worden gebruikt om te bezuinigen op de kosten voor dienstreizen; wijst met name op de mogelijkheid om met gebruikmaking van open software op veilige en goedkope wijze videoconferenties te houden;

63. merkt verder op dat het nieuwe systeem, dat op 14 juli 2009 in werking is getreden, naar verwachting zal leiden tot een behoorlijk respect van de geldende regels en beginselen, waardoor een goede garantie wordt geboden voor transparantie, wettigheid en goed financieel beheer van de vergoeding voor assistenten van de leden van het Parlement;

De leden als openbare personen

64. spreekt zijn steun uit voor het recht van de belastingbetalers op een grondig onderzoek naar de wijze waarop de leden, als openbare personen, gebruik maken van hun financiële bijdragen en verzoekt de leden om bij hun gebruik van Europese openbare middelen bijzondere aandacht te schenken aan de belangen van het publiek;

65. dringt er – gelet op de aanzienlijke risico's die er op dit beleidsgebeid bestaan voor de reputatie van het Parlement – bij zowel de interne controleur van het Parlement als de Rekenkamer op aan om de werking en doelmatigheid van het nieuwe kader nauwgezet te volgen en melding te maken van eventuele tekortkomingen en/of mogelijkheden tot verbetering van de toegang van het publiek tot informatie over de betalingen aan de leden, met inbegrip van de uitgaven voor parlementaire assistenten;

Vrijwillige pensioenregeling van de leden

66. brengt de opmerkingen in herinnering die de Europese Rekenkamer in zijn jaarverslagen over 2006 en 2007 gemaakt heeft over de noodzaak om duidelijke regels vast te stellen over de aansprakelijkheden en verantwoordelijkheden van het Parlement en de bij het fonds aangesloten leden ingeval het fonds een tekort mocht vertonen; verzoekt de secretaris-generaal uiterlijk op 31 december 2010 een voorstel te presenteren om in deze behoefte te voorzien met eerbiediging van het besluit van de plenaire vergadering om geen extra belastinggeld te gebruiken ter dekking van het tekort;

67. merkt op dat het fonds op 31 december 2008 een actuarieel tekort van niet minder dan 121 844 000 EUR vertoonde en dat de op die datum nog te betalen uitkeringen uit het fonds aan de leden op 276 984 000 EUR geëvalueerd werden (jaarverslag van de Rekenkamer, bijlage 11.2);

68. merkt op dat de aansprakelijkheden van het Parlement weerspiegeld worden in de financiële verklaringen van 31 december 2008;

69. verwijst naar het rapport van een onafhankelijke financiële controleur, volgens hetwelk “de voorziening voor pensioenen en soortgelijke verplichtingen berekend is op basis van een rendement van de investeringen van 6,5% per jaar”, een percentage dat niet realistisch is;

70. benadrukt de noodzaak van volledige transparantie voor de besluiten die genomen worden door zijn bestuursorganen, te weten de Voorzitter, het Bureau, de Quaestoren en de Conferentie van voorzitters;

71. verzoekt het Bureau de mogelijkheid te onderzoeken om de informatie die wordt verstrekt aan de begrotingscommissie over besluiten met belangrijke budgettaire consequenties gemakkelijker toegankelijk te maken voor de Commissie begrotingscontrole, zodat beter tegemoet gekomen kan worden aan de behoefte van de begrotingsautoriteit en de Europese belastingbetalers aan informatie;

72. is van oordeel dat het Bureau, als orgaan dat binnen het Parlement verantwoordelijk is voor de financiële en administratieve besluiten die van invloed zijn op de leden en het functioneren van de Instelling, een bijzondere verantwoordelijkheid draagt voor het bevorderen van een democratische verantwoordingsplicht;

73. is van oordeel dat voorstellen voor een gewijzigde begroting die alleen het lopende begrotingsjaar betreffen ontoereikend zijn als beheersinstrument en verzoekt het Bureau een vijfjarige raming in te dienen van de verwachte gevolgen van belangrijke financiële besluiten;

74. vestigt de aandacht op het feit dat kwesties betreffende de verantwoordingsplicht in het openbaar beleid en het beheer van de risico’s voor de openbare reputatie van het Parlement niet kunnen, noch mogen worden teruggebracht tot juridische overwegingen;

Verslagen van de interne controleur van het Parlement

75. merkt op dat de Dienst interne audit sinds zijn oprichting onderdeel uitmaakte van het Directoraat-generaal financiën, dat verantwoordelijk is voor ongeveer 30% van de begroting van het Parlement, maar dat deze dienst sinds 1 september 2009 ingevolge een besluit van de secretaris-generaal rechtstreeks verbonden is aan de secretaris-generaal, en dat deze verandering ten goede komt aan zowel de doelmatigheid van de interne audit als de perceptie van zijn objectieve rol, onafhankelijk van de aan de audit onderworpen afdelingen;

76. benadrukt dat zijn vroegere positie binnen de organisatie de Dienst interne audit niet belemmerde in het uitoefenen van zijn taken in overeenstemming met de professionele en reglementaire vereisten; juicht de nieuwe positie van de dienst toe en spreekt de verwachting uit dat deze verbetering zal brengen in de stroom van essentiële informatie over risicokwesties vanaf de secretaris-generaal en daardoor de taak van de interne controleur zal vergemakkelijken bij het verstrekken van adviezen aan het Parlement over de wijze waarop moet worden omgegaan met risico’s;

Audit van het interne controlekader

77. merkt met tevredenheid op dat de Dienst interne audit prioriteit heeft toegekend aan toezicht op en advies m.b.t. de uitvoering van de nieuwe, gedecentraliseerde systemen voor interne controle zoals voorzien in het Financieel Reglement, dat van kracht werd op 1 januari 2003;

78. merkt verder op dat de oorspronkelijke herziening van het interne controlekader in 2003 en 2004 geresulteerd heeft in 14 auditverslagen die alle afdelingen en centrale diensten omvatten en die 452 overeengekomen acties bevatten;

79. merkt op dat uit een reeks van eerste follow-upaudits in 2005 en 2006 bleek dat het management 225 van de 452 oorspronkelijke acties had uitgevoerd en dat er onder de 227 onvoltooide acties 20 waren die geoordeeld werden van “kritische betekenis” te zijn, aangezien zij betrekking hadden op gebieden met een grote blootstelling aan risico en dringende correctieve actie vereisten van de kant van de betrokken diensten;

Resterende open acties

80. merkt ook op dat na een tweede reeks follow-up audits in 2007 en 2008 bleek dat er tegen het einde van 2008 van de 452 oorspronkelijke acties 88 nog steeds onvoltooid waren en dat deze als volgt verdeeld waren over de verschillende DG’s:

DG PRES:                                     5

DG TRAD:                                    1

DG ITEC:                                     22 + vier onvoltooide kritieke acties

DG INTE:                                      5

DG INLO:                                   10

DG COMM:                                  6

DG PERS:                                     9

DG FINS:                                    12

Secretaris-generaal:                     18 (centrale acties)

81. is tevreden over de verbeteringen in de beheers- en interne controlesystemen van de directoraten-generaal, maar plaatst vraagtekens bij het aantal onvoltooide acties, waaruit een algemeen voltooiingspercentage van 80,53% blijkt over een lange periode, die de verantwoordelijke diensten toch voldoende tijd zou hebben gegeven om correctieve stappen te ondernemen;

82. is zich volledig ervan bewust dat sommige afdelingen in de referentieperiode zijn overgeplaatst naar andere directoraten-generaal; herinnert eraan dat volgens artikel 86, lid 3, van het Financieel Reglement “de instelling ervoor zorgt dat de uit de controles voortvloeiende aanbevelingen worden opgevolgd” en vindt het een onbevredigende zaak dat de in 2003 en 2004 gedane auditaanbevelingen in 2008 nog steeds niet ten uitvoer waren gelegd;.

83. onderstreept dat de 88 onvoltooide acties een aanwijzing vormen dat er nog steeds restrisico's bestaan op bepaalde gebieden en dringt er met klem op aan om ten spoedigste passende maatregelen te nemen om uitvoering te geven aan de nog niet uitgevoerde aanbevelingen; dringt er bij de secretaris-generaal op aan om de ten principale bevoegde commissie te informeren over de bereikte resultaten;

84. is van mening dat er een onderzoek naar de Dienst interne audit van het Parlement moet worden uitgevoerd met het oog op versterking van die dienst en een verdere verbetering van het financieel toezicht, en dat alle instrumenten moeten worden verschaft die de vervulling van de taken van de Commissie begrotingscontrole waarborgen;

85. eist dat het Parlement uiterlijk op 30 september 2010 een volledige toelichting en precieze antwoorden ontvangt op de vraag waarom het nieuwe bezoekerscentrum nog niet is geopend;

Prijzen van het Europees Parlement

86. is van oordeel dat het het Europees Parlement niet past om de LUX-prijs toe te kennen en dat de begroting van het Parlement niet mag worden gebruikt voor filmwedstrijden; benadrukt bovendien dat leden van het Europees Parlement niet kunnen worden geacht bij uitstek geschikt te zijn voor het beoordelen en het toekennen van culturele prijzen;

Politieke fracties (begrotingspost 4 0 0 0)

87. merkt op dat de voor 2008 op begrotingspost 4 0 0 0 ingeschreven kredieten als volgt werden gebruikt:

 

 

 

 

 

 

 

 

(EUR)

Totaal beschikbaar op de begroting 2008

81 625 415

Niet-ingeschrevenen

1 485 287

Bedragen beschikbaar voor de fracties

80 140 128

Fractie

Toegekende kredieten op de begroting van het Parlement

Herver­deling (*)

Aanvullende toewijzing (**)

Eigen middelen en overgedra­gen kredieten van de fracties

Uitgaven 2008

Gebruik­makings­percenta­ge van de beschik­bare kredieten

Maximum aan overdrachten(***)

Over­drachten naar 2009

PPE

19 457 497

-19 262

2 256 382

9 768 471

24 057 411

76,46%

11 985 131

7 405 677

PSE

14 417 268

45 992

1 685 892

7 254 341

16 555 599

70,74%

8 894 526

6 847 894

ALDE

6 685 814

-35 299

768 650

3 008 933

7 409 623

71,05%

4 111 557

3 018 475

VERTS/ALE

2 765 269

45 912

330 540

1 070 615

3 191 911

75,78%

1 713 175

1 020 425

GUE/NGL

2 809 780

-2 357

325 919

971 528

2 627 939

64,02%

1 730 809

1 476 931

UEN

2 764 733

-26 557

315 066

968 265

2 770 796

68,90%

1 697 433

1 250 711

IND/DEM

1 621 041

-51 389

176 408

760 676

1 924 007

76,75%

986 929

582 729

NI

1 226 937

 

141 143

117 207

1 019 401

68,63%

754 612

392 949

Totaal

 

51 748 339

-42 960

6 000 000

23 920 036

59 556 687

72,96%

31 874 170

21 995 791

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(*) Ten gevolge van wijzigingen in de samenstelling van de fracties en de niet-ingeschreven leden

 

 

 

 

(**) Besluit van het Bureau van 3 december 2008

 

 

 

 

 

 

(***) Overeenkomstig artikel 2.1. 6 van de Voorschriften voor het gebruik van de kredieten uit begrotingspost 4 0 0 0 en overeenkomstig het besluit van het Bureau van 15 december 2008; aanvullende toewijzing te gebruiken voor 30 maart 2009

Aanvullende kredieten

88. herinnert eraan dat het Bureau op zijn vergadering van 19 november 2008 besloten heeft extra kredieten ten belope van 6 miljoen EUR op te nemen onder post 4 0 0 0 om een voorlichtingscampagne te financieren voor de Europese verkiezingen van 2009 (D(2009)28076 van 15 juni 2009);

89. herinnert eraan dat het Bureau op 15 december 2008 heeft besloten:

- dat de in de artikel 2.1.6 en 2.9.2 van de voorschriften voor het gebruik van kredieten uit begrotingspost 4 0 0 0 genoemde limiet van 50% niet van toepassing is op het extra krediet van 6 miljoen EUR dat het had toegewezen op zijn vergadering van 19 november 2008 en dat dit aanvullen de bedrag daarom volledig kon worden overgedragen naar 2009,

- dat de fracties dit extra geld niettemin vóór eind maart 2009 moeten besteden en dat eventuele ongebruikte bedragen moeten worden teruggestort op de begroting van het Parlement, en dat daarom

- het gebruik van deze extra middelen gezien moet worden in verband met de sluiting van de rekeningen voor de eerste helft van 2009, gezien het feit dat verkiezingsjaren gesplitst worden in twee perioden van zes maanden (D(2009)28076 van 15 juni 2009);

90. herinnert eraan dat de Voorzitter op de vergadering van het Bureau van 16 juni 2009 “met bezorgdheid kennis nam van de algemene daling van het opkomstcijfer tot 43,2%, hetgeen […] een kwestie was waarover het komende Bureau zich zorgvuldig zou moeten bezinnen” (PE 426.193/BUR);

Sluiting van de rekeningen zonder debat?

91. merkt op dat de Voorzitter, overeenkomstig artikel 2.7.3 van de voorschriften voor het gebruik van kredieten uit begrotingspost 4 0 0 0 1, de door de fracties ingediende aan een audit onderworpen rapporten over het gebruik van kredieten op 8 juli 2009 heeft doorgezonden aan de Commissie begrotingscontrole (brief 311812);

92. merkt op dat de secretaris-generaal in zijn nota van 15 juni 2009 aan de leden van het Bureau (D(2009)28076) heeft verklaard dat “de financiële controleurs in alle verslagen zonder enig voorbehoud hebben bevestigd dat de rekeningen in overeenstemming met de voorschriften waren”;

93. merkt op dat op zijn vergadering van 16 juni 2009 (notulen van de vergadering van 16 juni 2009, PE 426.193/BUR):

- bij het overleg over zijn besluit aangaande de sluiting van de rekeningen van de politieke fracties voor 2008 de door de fracties ingediende documenten ter kennis heeft genomen en goedgekeurd,

- bij het overleg over zijn besluit aangaande de sluiting van de rekeningen van de ITS-groep instemde met de conclusies van de nota van de secretaris-generaal over deze kwestie,

- en vervolgens de secretaris-generaal opdroeg het definitieve bedrag van de vordering op een lid vast te stellen en eventuele vereiste regulariseringen uit te voeren;

94. herinnert eraan dat overeenkomstig artikel 2.2.3 van de voorschriften voor het gebruik van kredieten uit begrotingspost 4 0 0 0 elke fractie “een intern controlesysteem moet invoeren”;

Europese politieke partijen

95. merkt op dat de voor 2008 op begrotingspost 4 0 2 0 ingeschreven kredieten als volgt werden gebruikt:

 

 

 

 

(EUR)

Uitvoering van de begroting 2008 in het kader van de conventie

Partij

Eigen middelen

Totale subsidies van het EP

Totale ontvangsten

Subsidies in % van de daarvoor in aanmerking komende uitgaven (max. 85%)

PPE

1 169 574,08

3 354 754,00

4 524 328,08

79%

PSE

859 853,00

3 027 647,00

3 887 500,00

82%

ELDR

420 721,36

1 115 665,00

1 536 386,36

83%

EFGP

272 909,63

641 534,00

914 443,63

70%

GE

176 454,75

536 539,11

712 993,86

76%

PDE

78 746,17

407 693,22

486 439,39

83%

AEN

36 619,20

206 376,01

242 995,21

85%

ADIE

80 187,00

303 051,35

383 238,35

85%

EFA

65 390,25

226 600,00

291 990,25

83%

EUD

50 094,08

153 821,06

203 915,14

85%

Totaal

3 210 549,52

9 973 680,75

13 184 230,27

80%

96. merkt op dat het Bureau op zijn vergadering van 17 juni 2009, zonder debat, zijn goedkeuring hechtte aan de definitieve verslagen over de uitvoering van de respectieve activiteitenprogramma’s en de financiële verklaringen van 7 van de 10 Europese politieke partijen (notulen van de vergadering van 17 juni 2009, PE 426.231/BUR);

97. merkt verder op dat de secretaris-generaal in zijn nota aan de leden van het Bureau – (D(2009)30444 van 15 juni 2009) – de volgende informatie verstrekte:

“8. Over het algemeen beantwoorden de activiteitenverslagen van de partijen aan de activiteitenprogramma’s die door de partijen bij de indiening van hun subsidieverzoek werden voorgelegd. De partijen brachten veranderingen aan met betrekking tot de oorspronkelijke programma’s, vooral wat betreft de onderwerpen, data en plaats van vergaderingen of conferenties. Deze veranderingen doen geen afbreuk aan de essentie van de activiteitenprogramma’s en moeten daarom worden geaccepteerd om de partijen de beschikking te geven over de nodige flexibiliteit om te kunnen reageren op de politieke omgeving, die in de loop van het jaar verandert. De partijen hebben ook door middel van overdrachten wijzigingen aangebracht in hun voorlopige begrotingen;

[...]

10. in alle verslagen hebben de controleurs zonder enig voorbehoud verklaard dat de ingediende rekeningen voldoen aan de belangrijkste statutaire bepalingen van verordening (EG) nr. 2004/2003, en dat zij een getrouw beeld geven van de situatie van de politieke partijen aan het eind van begrotingsjaar 2008”;

98. merkt op dat het Bureau op zijn vergadering van 14 september 2009 zijn goedkeuring hechtte aan de definitieve verslagen over de uitvoering van de diverse activiteitenprogramma’s en de financiële verklaringen van de drie Europese politieke partijen wier verslagen nog niet beschikbaar waren op de vergadering van het Bureau van 17 juni 2009, te weten de ADIE (Alliantie van Onafhankelijke Democraten in Europa), de AEN (Alliantie voor een Europa van de Naties) en de EUD (EU_Democraten) (notulen van de vergadering van 14 september 2009, PE 426.393/BUR);

99. merkt verder op dat het Bureau vaststelde dat de ordonnateur de plicht had een bedrag van 90 604,58 EUR terug te vorderen van de betrokken drie partijen (ADIE, AEN en EUD), gezien het uiteindelijke bedrag van de subsidies die aan deze partijen waren toegekend;

100. neemt kennis van het antwoord van de secretaris-generaal op paragraaf 96 van zijn resolutie van 23 april 2009 betreffende het te geven gevolg aan de bevindingen in het verslag van de interne controleur over de uitvoering van de voorschriften inzake de vergoedingen aan politieke partijen op Europees niveau en de verwijzing naar de drie acties die werden “afgebroken”;

101. herinnert eraan dat het overeenkomstig overweging 11 van Verordening (EG) nr. 2004/2003 “noodzakelijk is een maximum aan transparantie en financiële controle te verzekeren ten aanzien van de politieke partijen op Europees niveau die uit de algemene begroting van de Europese Unie worden gefinancierd”[24];

102. benadrukt dat een “maximum aan transparantie” niet kan worden gerealiseerd zonder i) een grondige uitvoering en met name de invoering van een modelstructuur voor de beschrijving van programma-activiteiten en voor de definitieve activiteitenverslagen en ii) een voldoende aantal controles na afloop en ter plaatse door de ordonnateur op de besteding van deze subsidies;

103. kan niet begrijpen hoe het Bureau kan instemmen met zijn verantwoordelijkheid uit hoofde van artikel 209, lid 2, (“te besluiten tot eventuele opschorting of vermindering van financiering, of terugvordering van bedragen die ten onrechte zijn uitbetaald”) en artikel 209, lid 3, (“goedkeuren van de definitieve activiteitenverslagen van de van de financiering profiterende politieke partijen en van de definitieve financiële verklaringen”) van het Reglement zonder invoering van de bovengenoemde modelstructuren die van essentieel belang zijn voor het realiseren van een transparant evaluatie- en betalingsproces;

Europese politieke stichtingen

104. merkt op dat de voor 2008 op begrotingspost 4 0 3 0 ingeschreven kredieten als volgt werden gebruikt:

Begrotingspost 4030 – uitvoering in het begrotingsjaar 2008 (EUR)

Stichting

Afkorting

Eigen middelen

Definitieve subsidie

Totale inkomsten

Subsidies in % van de daarvoor in aanmerking komende uitgaven (max. 85%)

Centre for European Studies

CEE

262 293

1 344 892

1 607 184

84%

Foundation for European Progressive Studies

FEPS

221 835

1 208 436

1 430 271

85%

European Liberal Forum

ELF

39 315

172 187

211 502

81%

Green European Institute

GEI

48 442

270 836

319 278

85%

Transform Europe

TE

23 800

147 090

170 890

85%

Institute of European Democrats

IED

18 079

101 108

119 188

85%

Europa Osservatorio Sulle Politiche Dell’unione

EUROPA

61 901

232 900

294 801

84%

Center Maurits Coppieters

CMC

21 881

106 608

128 489

83%

Fondation Politique Europeenne Pour La Democratie

FPED

16 635

120 501

137 136

85%

Foundation for EU Democracy*

FEUD

 

 

 

 

Totaal

 

714 181

3 704 558

4 418 739

84%

 

 

 

 

 

 

* definitief verslag nog niet goedgekeurd

 

 

 

 

 

105. merkt op dat het Bureau op zijn vergadering van 17 juni 2009 zijn goedkeuring hechtte aan de uitvoering aan de activiteitenprogramma’s en de financiële verklaringen van zes van de tien stichtingen en vaststelde dat de ordonnateur de plicht had een overschot van 85 437,44 EUR terug te vorderen van het Institute of European Democrats en een balansbedrag van 482 544,35 EUR uit te betalen aan de vijf andere stichtingen (notulen van de vergadering van 17 juni 2009, PE 426.231/BUR);

106. merkt verder op dat de secretaris-generaal in zijn nota aan de leden van het Bureau – (D(2009)31289 van 15 juni 2009) – de volgende informatie verstrekte:

“9. In maart 2008, kort voor het verstrijken van de termijn voor de indiening van subsidieaanvragen, deelden de meeste stichtingen op een informatievergadering met de ter zake bevoegde afdelingen in het secretariaat mede dat zij geen gedetailleerd werkprogramma konden indienen, met bij voorbeeld de plaats, datum en onderwerp van een conferentie of het exacte onderwerp van een studie; Bijgevolg was het niet mogelijk te onderzoeken of de verrichte activiteiten in overeenstemming waren met de werkprogramma’s die tezamen met de subsidieaanvraag werden ingediend; in gevallen waarin de aanvraag redelijk gedetailleerd was, werd diverse malen opgemerkt dat er belangrijke wijzigingen werden aangebracht, dat bij voorbeeld diverse evenementen waren geannuleerd of dat de onderwerpen van studies werden veranderd.

10. Aangezien dit het eerste begrotingsjaar voor financiering is, kort na de oprichting van de betrokken stichtingen, wordt voorgesteld in te stemmen met de eindrapporten. Het zou niettemin nuttig zijn indien het Bureau de Voorzitter zou vragen om in zijn brief ter afsluiting van het begrotingsjaar 20087 de stichtingen eraan te herinneren dat in de toekomst de programmering van de werkzaamheden moet worden verbeterd en dat in de eindrapporten rechtvaardiging moet worden verstrekt voor eventuele wijzigingen die in de loop van het jaar zijn opgetreden;

[...]

12. In alle verslagen hebben de controleurs zonder enig voorbehoud verklaard dat de ingediende rekeningen voldoen aan de belangrijkste statutaire bepalingen van verordening (EG) nr. 2004/2003, en dat zij een getrouw beeld geven van de situatie van de politieke stichtingen aan het eind van begrotingsjaar 2008 […]”;

107. merkt op dat het Bureau op zijn vergadering van 14 september 2009 zijn goedkeuring hechtte aan de uitvoering aan de activiteitenprogramma’s en de financiële verklaringen van drie van de vier Europese politieke stichtingen, die hun verslagen niet hadden kunnen voorleggen voor behandeling op de vergadering van 17 juni 2009 (Europees Liberaal Forum – ELF, Transform Europe – TE en de Alliantie van Onafhankelijke Democraten in Europa – FPED) (notulen van de vergadering van 14 september 2009 en nota aan de leden van het Bureau, D(2009)40444 van 9 september 2009);

108. neemt verder kennis van het feit dat het Bureau ook vaststelde dat de ordonnateur de plicht heeft een overschot van 15 144,39 EUR terug te vorderen van het ELF en een bedrag van 32 178,58 EUR van de FPED en een resterend bedrag van 21 965,56 EUR uit te betalen aan TE en dat het zijn besluit over de sluiting van het begrotingsjaar van de FEUD heeft uitgesteld tot een latere vergadering;

109. ondersteunt ten volle de oprichting van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen en hun activiteiten; is van oordeel dat het van de grootste betekenis is voor de EU-burgers dat er volledige transparantie wordt verzekerd ten aanzien van het financieel beheer van deze partijen en stichtingen en de mate waarin de geplande resultaten werden gerealiseerd;

110. is van oordeel dat uit de aan de kwijtingsautoriteit verstrekte informatie niet op overtuigende wijze blijkt dat de systemen voor beheer en interne controle doelmatig functioneren en dat de door de partijen en stichtingen ingediende informatie en documentatie niet voldoende zijn om te beantwoorden aan de gerechtvaardigde verwachtingen van de burgers en belastingbetalers met betrekking tot transparantie; verwacht van de ordonnateurs dat zij een programma vaststellen van controles achteraf, die een belangrijke voorwaarde vormen voor het verkrijgen van de nodige verzekering op dit gebied;

111. juicht het toe dat de Dienst interne audit begonnen is met een follow-up van de uitvoering die gegeven is aan zijn aanbevelingen uit 2007 en dat dit nieuwe verslag ook een onderzoek naar de Europese politieke stichtingen zal omvatten;

Tenuitvoerlegging van het statuut van de leden en hun assistenten

112. merkt op dat het Bureau bij zijn besluit van 14 september 2009 een tijdelijke evaluatiegroep heeft opgericht voor de tenuitvoerlegging van het statuut van de leden en hun assistenten, die wordt voorgezeten door Dagmar Roth-Behrendt, ondervoorzitter, en die tot taak heeft te zoeken naar oplossingen voor de praktische problemen die gerezen zijn;

113. is ingenomen met dit initiatief en vestigt de aandacht op de noodzaak om aanpassingen aan te brengen in de administratieve procedures en de huidige voorschriften ten aanzien van mogelijke risico’s voor de reputatie van de Instelling en financiële risico’s, en wel zonder dat dit onredelijk veel extra kosten met zich meebrengt;

114. spreekt de verwachting uit dat de secretaris-generaal een uiteenzetting heeft gegeven van de risico’s die verbonden zijn aan de nieuwe regelingen en van de kosten van de administratieve en controlemaatregelen die nodig zijn om deze risico’s te beperken;

Vacatures

115. spreekt de verwachting uit dat de secretaris-generaal alle nodige maatregelen neemt om de vacatures van posten tot een minimum te beperken – en er met name voor te zorgen dat ze niet langer dan drie maanden duren – en daardoor een belangrijke bijdrage te leveren aan de dienstverlening aan de leden, doordat het personeel in staat wordt gesteld werk van de verwachte kwaliteit te leveren;

116. verzoekt de secretaris-generaal om ervoor te zorgen dat aankondigingen voor vacatures voor posten van afdelingshoofden en hoger opengesteld worden voor ambtenaren uit andere instellingen van de EU;

Vastgoedbeleid

117. herhaalt zijn verzoek om een strategie voor de lange termijn op het gebied van onroerend goed en gebouwen van het Parlement vast te stellen; roept zijn verzoek in herinnering zoals gedaan in paragraaf 30 van de resolutie van het Europees Parlement van 22 oktober 2009 over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2010, Afdeling I − Europees Parlement, Afdeling II − Raad, Afdeling IV − Hof van Justitie, Afdeling V − Rekenkamer, Afdeling VI − Europees Economisch en Sociaal Comité, Afdeling VII − Comité van de Regio’s, Afdeling VIII − Europese Ombudsman en Afdeling IX − Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming; onderstreept met name dat in het kader van deze strategie op het gebied van onroerend goed en gebouwen ook rekening moet worden gehouden met de door de aankoop van gebouwen steeds verder stijgende onderhoudskosten en de op de middellange termijn toenemende noodzaak van renovatie; wijst erop dat de strategie op het gebied van onroerend goed en gebouwen gericht moet zijn op duurzaamheid van de begroting van het Parlement; benadrukt dat ook rekening moet worden gehouden met de vereisten die voortvloeien uit de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, en verwacht over de resultaten te worden geïnformeerd;

118. dringt er met betrekking tot de voorlichtingsbureaus op aan dat het Parlement en de Commissie een akkoord bereiken over een vastgoedbeleid dat gericht is op de middellange en lange termijn en voorzien is van een op de toekomst gerichte planning, waarin met name koopvoorwaarden, de rol van de desbetreffende instelling en terugbetalingstermijnen duidelijk worden vastgelegd; benadrukt dat een dergelijk akkoord des te noodzakelijker is nu het Parlement en de Commissie met betrekking tot de voorlichtingsbureaus verschillende vormen van financiering voorstaan;

Communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS)

119. merkt met tevredenheid op dat de Internationale Organisatie voor Standaardisering aan het Parlement een ISO-certificaat – ISO 14001:2004 – verleend heeft voor zijn milieubeheersystemen in de drie voornaamste plaatsen van werkzaamheden;

120. is ingenomen met het feit dat het Parlement:

- daarmee de eerste EU-instelling die dit certificaat heeft gekregen voor al haar technische en administratieve activiteiten;

- zijn gas- en brandstofverbruik gedurende de afgelopen drie jaar met bijna 25% te verminderen;

- besloten heeft om in zijn drie voornaamste plaatsen van werkzaamheden voor 100% gebruik te maken van groene elektriciteit, waardoor het mogelijk was de emissies aan kooldioxide (CO2) met 17% te verminderen; en

- ruim 50% van al zijn afval recycleert, composteert of hergebruikt;

121. verzoekt de secretaris-generaal maatregelen te nemen om – op alle niveaus – een groter begrip te wekken voor de noodzaak om onnodige verspilling te voorkomen, in het algemeen en meer in het bijzonder wat betreft het aantal papieren dossiers die voor verschillende vergaderingen worden geproduceerd, maar vaak niet gebruikt, vooral in het licht van de grote economische en financiële inspanningen die zijn gewijd aan de ontwikkeling van digitale infrastructuur; adviseert daarom beter gebruik te maken van de bestaande digitale uitrusting van het Parlement;

122. spreekt de verwachting uit dat alle bij de besluitvorming betrokken organen, als algemene regel, een hoge prioriteit aan milieuoverwegingen schenken bij alle besluiten betreffende, onder meer, gebouwen (met inbegrip van isolatie, geothermische energie, biobrandstoffen en zonnepanelen), vervoer en kantoorbenodigdheden;

123. doet de aanbeveling dat het Parlement – zoals in sommige lidstaten al wordt gedaan – aan personeelsleden de kosten van het openbaar vervoer tussen woning en werkplaats vergoedt, op voorwaarde dat zij afzien van toegang tot de parkeergarages van het Parlement, aangezien een dergelijk systeem zou leiden tot een vermindering van het aantal auto’s dat elke morgen Brussel binnenrijdt met alle kooldioxide-emissies van dien;

124. ondersteunt ten volle het beginsel van meertaligheid en neemt kennis van het besluit van het Parlement van 24 oktober 2007[25] tot herstel van de volledige vertaling van het volledig verslag van de handelingen ter plenaire vergadering in alle officiële talen, hetgeen extra uitgaven van 14 840 000 EUR met zich meebrengt; dringt aan op een onderzoek naar manieren om na te gaan in welke mate er gebruik wordt gemaakt van de verschillende taalversies van dit volledig verslag;

125. is van oordeel dat het EMAS-team functioneel onafhankelijk moet zijn en de beschikking moet hebben over voldoende financiële middelen om zijn taken uit te voeren; dringt er bij het EMAS-team op aan om zijn jaarverslag te doen toekomen aan de voorzitter van de Commissie begrotingscontrole;

126. spreekt zijn zorg uit over de voortdurende gevallen van kleine criminaliteit in de gebouwen van het Parlement; verzoekt de secretaris-generaal hieraan speciale aandacht te besteden teneinde de kleine criminaliteit te verminderen;

Vervoer

127. merkt op dat alle auto’s die het Parlement in 2009 heeft aangeschaft, meer CO2 uitstoten dan het gemiddelde van de nieuwe auto’s die in dat jaar in de Unie op de markt zijn gebracht; is zich ervan bewust dat er steeds meer goed presterende auto’s, onder meer hybride modellen, op de markt zijn met emissies onder het gemiddelde;

128. dringt er bij de bevoegde autoriteiten van het Parlement op aan om het gehele eigen personenautopark van het Parlement voor protocollaire en representatieve doeleinden uiterlijk op 31 december 2010 te vervangen door auto’s die minder CO2 uitstoten dan het EU-gemiddelde in het recentste jaar waarover cijfers van de Commissie beschikbaar zijn, het gebruik van deze auto’s te beperken tot de Voorzitter, de fractievoorzitters en hooggeplaatste gasten, en ervoor te zorgen dat auto’s die in Brussel en Straatsburg ter beschikking van de leden staan, op die datum voldoen aan de Euro 5-emissienorm;

129. verbaast zich erover dat de meeste van de in 2008 aangeschafte auto’s werden beschouwd als de meest milieuvriendelijke auto’s die aan de behoeften van de gebruikers voldeden; moedigt het Parlement aan om de leden aan te sporen om het openbaar vervoer te gebruiken, en zijn fietsvoorziening voor vervoer in Brussel opnieuw te bekijken met het oog op de uitbreiding ervan; verzoekt het Parlement voorts een eigen fietsvoorziening met voldoende beschikbare fietsen in te richten tijdens de plenaire vergaderingen in Straatsburg;

Coördinatie van studies

130. merkt op dat in 2008 DG IPOL betalingsverplichtingen voor 7,1 miljoen EUR en DG EXPO betalingsverplichtingen voor 499 423 EUR heeft aangegaan voor externe studies (antwoord op vraag 24); verzoekt de verantwoordelijke diensten om – alvorens opdrachten te geven voor nieuwe externe studies – na te gaan of een soortgelijke studie reeds beschikbaar is en/of door een andere EU-instelling is uitgevoerd;

131. verzoekt zijn secretaris-generaal om contact op te nemen met de andere instellingen met het oog op de oprichting van een centrale database van uitgevoerde studies, die ook geraadpleegd zou moeten kunnen worden door het wijdere publiek;

Toegang tot gegevensbanken

132. merkt op dat de totale kosten voor abonnementen op commerciële elektronische informatiediensten in 2008 804 987 EUR en in 2009 970 484 EUR beliepen; dringt er bij de bevoegde diensten op aan om bij de verlenging van de contracten zorg te dragen voor verbetering van de toegangsvoorwaarden, waardoor het voor een groter aantal gebruikers – waaronder ook leden – mogelijk zou worden om te profiteren van deze informatiediensten;

Vergoeding van kosten in verband met bezoeken van ondersteunde groepen

133. verzoekt kosten van een gesubsidieerd groepsbezoek uitsluitend door middel van een bankoverschrijving aan de groepsleider terug te betalen en niet contant; verzoekt verder het Parlement de werkelijk gemaakte kosten op vertoon van bewijsstukken te laten terugbetalen; vraagt voorts dat het Parlement een studie verricht om na te gaan of het systeem van vaste vergoedingen voor de reiskosten van officiële bezoekersgroepen, gezien hun uiteenlopende vertrekplaatsen en bestemmingen, geschikt is en zo niet, of een systeem van vergoeding van de reële kosten – met een maximumbedrag – geschikter zou zijn voor dergelijke groepen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

23.3.2010

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

17

4

6

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marta Andreasen, Jean-Pierre Audy, Jorgo Chatzimarkakis, Ryszard Czarnecki, Luigi de Magistris, Tamás Deutsch, Martin Ehrenhauser, Jens Geier, Ingeborg Gräßle, Martin Häusling, Ville Itälä, Iliana Ivanova, Bogusław Liberadzki, Monica Luisa Macovei, Christel Schaldemose, Theodoros Skylakakis, Bart Staes, Georgios Stavrakakis, Søren Bo Søndergaard

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Thijs Berman, Zuzana Brzobohatá, Chris Davies, Esther de Lange, Christofer Fjellner, Salvador Garriga Polledo, Edit Herczog, Ivailo Kalfin, Véronique Mathieu, Olle Schmidt, Frank Vanhecke, Derek Vaughan

  • [1]       PB L 71 van 14.3.2008.
  • [2]       PB C 273 van 13.11.09, blz. 1.
  • [3]       PB C 127 van 5.6.2009, blz. 1.
  • [4]       PB C 269 van 10.11.2009, blz. 1.
  • [5]       PB C 273 van 13.11.2009, blz. 122.
  • [6]       PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
  • [7]       PE 349.540/Bur/bijl./def.
  • [8]       PB C 27 E van 31.1.2008, blz. 225.
  • [9]       Cf. Europees transparantie-initiatief: http://ec.europa.eu/commission_barroso/kallas/work/eu_transparency/index_en.htm.
  • [10]     PB L 71 van 14.3.2008.
  • [11]     PB C 273 van 13.11.2009, blz. 1.
  • [12]     PB C 127 van 5.6.2009, blz. 1.
  • [13]     PB C 269 van 10.11.2009, blz. 1.
  • [14]     PB C 273 van 13.11.2009, blz. 122.
  • [15]     PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
  • [16]     PE 349.540/Bur/bijl./def.
  • [17]     PB C 27 E van 31.1.2008, blz. 225.
  • [18]     Cf. Europees transparantie-initiatief: http://ec.europa.eu/commission_barroso/kallas/work/eu_transparency/index_en.htm.
  • [19]             Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1)..
  • [20]             Te vinden op: http://www.europarl.europa.eu/document/activities/cont/200911/20091120ATT64961/20091120ATT64961EN.pdf
  • [21]             Zie ook: http://ec.europa.eu/budget/library/documents/implement_control/fin_rules/syn_pub_rf_modex_en.pdf.
  • [22]             Beschikbaar op: http://www.europarl.europa.eu/document/activities/cont/200911/20091118ATT64756/20091118ATT64756EN.pdf
  • [23]             Zie ook: http://ec.europa.eu/budget/library/documents/implement_control/fin_rules/syn_pub_rf_modex_en.pdf.
  • [24]             Verordening (EG) nr. 2004/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau (PB L 297 van 15.11.2003, blz. 1).
  • [25]             Besluit van het Europees Parlement van 24 oktober 2007 tot wijziging van artikel 173 van en invoeging van artikel 173 bis in het Reglement van het Europees Parlement betreffende het volledig verslag en het audiovisueel verslag (PB C 263 E van 16.10.2008, blz. 409).