VERSLAG over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008, afdeling II – Raad
26.3.2010 - (C7‑0174/2009 – 2009/2070(DEC))
Commissie begrotingscontrole
Rapporteur: Ryszard Czarnecki
- 001-001 (PDF - 88 KB)
- 001-001 (DOC - 210 KB)
- 002-002 (PDF - 85 KB)
- 002-002 (DOC - 210 KB)
- 003-003 (PDF - 89 KB)
- 003-003 (DOC - 208 KB)
- 004-006 (PDF - 96 KB)
- 004-006 (DOC - 219 KB)
- 007-018 (PDF - 145 KB)
- 007-018 (DOC - 266 KB)
- 019-019 (PDF - 87 KB)
- 019-019 (DOC - 208 KB)
- 020-032 (PDF - 143 KB)
- 020-032 (DOC - 274 KB)
- 033-040 (PDF - 120 KB)
- 033-040 (DOC - 247 KB)
- 041-047 (PDF - 112 KB)
- 041-047 (DOC - 237 KB)
1. ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008, afdeling II – Raad
(C7‑0174/2009 – 2009/2070(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008[1],
– gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2008 – Deel I (C7‑0174/2009)[2],
– gezien het jaarverslag van de Raad aan de kwijtingsautoriteit over de in 2008 uitgevoerde interne controles,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2008, tezamen met de antwoorden van de gecontroleerde instellingen[3],
– gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag[4],
– gelet op artikel 272, lid 10, de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag, alsook artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[5], inzonderheid de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147 daarvan,
– gelet op Besluit nr. 190/2003 van de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid betreffende de vergoeding van de reiskosten van de afgevaardigden van de leden van de Raad[6],
– gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[7],
– gelet op artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0096/2010),
1. stelt zijn besluit over het verlenen van kwijting aan de secretaris-generaal van de Raad voor de uitvoering van de begroting van de Raad voor het begrotingsjaar 2008 uit;
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Rekenkamer, de Europese ombudsman en de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
2. ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008, afdeling II – Raad
(C7‑0174/2009 – 2009/2070(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008[8],
– gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2008 – Deel I (C7‑0174/2009)[9],
– gezien het jaarverslag van de Raad aan de kwijtingsautoriteit over de in 2008 uitgevoerde interne controles,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2008, tezamen met de antwoorden van de gecontroleerde instellingen[10],
– gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag[11],
– gelet op artikel 272, lid 10, de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag, alsook artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[12], inzonderheid de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147 daarvan,
– gelet op Besluit nr. 190/2003 van de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid betreffende de vergoeding van de reiskosten van de afgevaardigden van de leden van de Raad[13],
– gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (IA)[14],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 november 2009 met de daarvan een integrerend deel uitmakende opmerkingen bij het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, Afdeling II – Raad[15],
– gelet op artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0096/2010),
A. overwegende dat de Raad niet ingaat op het verzoek van het Parlement om het herenakkoord uit 1970, waarop de Raad zich beroept maar dat door het Parlement eigenlijk nooit is ondertekend, te herzien,
B. overwegende dat "de burgers het recht hebben te weten hoe hun belastinggeld wordt besteed en hoe de bevoegdheden die in handen zijn gegeven van politieke organen, worden gebruikt"[16],
C. overwegende dat in de conclusies van de Europese Raad van Keulen van 3 en 4 juni 1999 wordt overwogen de Raad operationele capaciteiten te geven op het gebied van een versterkt gemeenschappelijk Europees veiligheids- en defensiebeleid (GEVDB),
D. overwegende dat met Besluit nr. 2004/197/GBVB[17] van de Raad van 23 februari 2004 een mechanisme is ingesteld voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van EU-operaties die gevolgen hebben op militair of defensiegebied, genaamd ATHENA, en dat dit besluit, samen met het besluit van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 28 april 2004 betreffende de voorrechten en immuniteiten die aan ATHENA worden verleend[18], voorrechten en immuniteiten aan ATHENA verleent en operationele bevoegdheid aan de Raad geeft,
E. overwegende dat in Besluit nr. 2000/178/GBVB van de Raad van 28 februari 2000 tot vaststelling van de regeling die van toepassing is op nationale deskundigen op militair gebied die bij het secretariaat-generaal van de Raad worden gedetacheerd gedurende de interimperiode[19] en in Besluit 2001/80/GBVB van de Raad van 22 januari 2001 houdende instelling van de Militaire Staf van de Europese Unie[20] wordt bepaald dat de uitgaven in verband met de detachering van militaire deskundigen worden aangerekend op de begroting van de Raad,
1. merkt op dat de Raad in 2008 beschikte over vastleggingskredieten met een totale waarde van 743 miljoen euro (2007: 650 miljoen euro), waarvan 93,31 % is besteed, een percentage dat aanzienlijk hoger is dan dat van 2007 (81,89%), maar nog steeds lager is dan het gemiddelde van de andere instellingen (95,67%);
2. herhaalt het in zijn besluit van 25 april 2002 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting voor het begrotingsjaar 2000 ingenomen standpunt[21] dat "[...] het Europees Parlement en de Raad in het verleden de uitvoering van elkaars afdelingen van de begroting niet hebben onderzocht; is van oordeel dat, gezien het feit dat uitgaven op het gebied van buitenlandse zaken, veiligheid en defensie en van justitie en binnenlandse zaken, die uit de huishoudelijke begroting van de Raad worden gefinancierd, steeds meer de vorm aannemen van beleidsuitgaven, duidelijkheid moet worden geschapen in deze regeling, teneinde te komen tot een helder onderscheid tussen de traditionele huishoudelijke uitgaven en acties met betrekking tot nieuwe beleidsterreinen";
3. is van oordeel dat gezien de toename van de huishoudelijke uitgaven en in het bijzonder gezien het feit dat daar wellicht ook uitgaven van operationele aard bij zijn, de uitgaven van de Raad op dezelfde wijze moeten worden onderzocht als die van de overige Europese instellingen als onderdeel van de in artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde kwijtingsprocedure;
4. verwerpt de suggestie van de Raad dat het feit dat het Europees Parlement en de Raad in het verleden de uitvoering van elkaars afdelingen van de begroting niet hebben onderzocht voortvloeide uit een "herenakkoord" (resolutie vermeld in de notulen van de bijeenkomst van de Raad van 22 april 1970); is van mening dat het herenakkoord geen bindend document is en dat de uitleg die de Raad daaraan geeft veel te ruim is; is van mening dat het interinstitutioneel akkoord (IA) in dit geval de toepasselijke rechtsgrondslag is;
5. is van mening dat het opstellen van de begroting en de kwijting twee afzonderlijke procedures zijn en dat het “herenakkoord” tussen het Parlement en de Raad over de voorbereiding van hun respectieve begrotingsafdelingen de Raad niet mag ontslaan van zijn verplichting volledig verantwoording af te leggen aan het publiek over het gebruik van de gelden die tot zijn beschikking worden gesteld;
6. meent dat de kwijting 2008 op een cruciaal tijdstip komt, het moment namelijk waarop een formeel akkoord over de kwijtingsprocedure voor de nieuwe Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) duidelijk vorm moet krijgen met het oog op geloofwaardigheid dankzij volledige transparantie, en verzoekt de Commissie vóór het einde van de kwijtingsprocedure 2008 concrete, gedetailleerde en algemene plannen aan het Parlement voor te leggen voor de personeelsformatie en de organisatie- en controlestructuur van de EDEO, met inbegrip van de Militaire Staf van de EU, het Situatiecentrum, het directoraat crisisbeheersing en planning van het SGR, het civiel plannings- en uitvoeringsvermogen, alsmede het personeel van het secretariaat-generaal dat werkt aan het buitenlands en veiligheidsbeleid, waarin de personeelsuitbreiding en -toewijzing en de geplande effecten daarvan op de begroting zichtbaar zijn, en onmiddellijk onderhandelingen te starten met de begrotingsautoriteit op basis van de ingediende voorstellen;
7. dringt erop aan dat de Raad achterhaalde en geheimzinnige procedures met betrekking tot de kwijting loslaat en net als alle andere instellingen van de Europese Unie gaat streven naar de hoogste normen inzake openbaar toezicht en transparantie met betrekking tot het gebruik van overheidsgeld;
8. laakt de lakse opstelling van de Raad in het kwijtingsproces, en onder meer zijn weigering deel te nemen aan de kwijtingsdebatten van het Parlement; meent dat dit een blijk van minachting is voor de kwijtingsfunctie van het Parlement en voor het recht van het publiek te zien dat alle gebruikers van EU-gelden ter verantwoording worden geroepen, vooral ook gezien het feit dat de lidstaten die in de Raad vertegenwoordigd zijn in feite verantwoordelijk zijn voor zo'n 80% van de totale uitgaven ten laste van de EU-begroting;
9. herhaalt zijn standpunt dat de Raad elk jaar in het Parlement aanwezig dient te zijn bij de presentatie van het jaarverslag van de Rekenkamer;
10. betreurt dat de Raad in tegenstelling tot andere instellingen geen jaarlijks activiteitenverslag voorlegt aan het Europees Parlement, daarbij verwijzend naar het ontbreken van een overeenkomstige eis in het Financieel Reglement; verzoekt de Raad opnieuw om meer verantwoording af te leggen aan het grote publiek en de belastingbetaler[22], en een jaarlijks activiteitenverslag te publiceren en aan het Parlement voor te leggen, zoals in de resolutie van het Parlement van 19 februari 2008 inzake transparantie in financiële aangelegenheden wordt gesuggereerd (paragrafen 44 en 45)[23], te beginnen bij het verslag over 2009 dat voor 15 juni 2010 wordt verwacht;
11. vraagt de Raad en het Europees Parlement in hun hoedanigheid van begrotingsautoriteit, om met het oog op een betere uitwisseling van informatie over de respectieve begrotingen, een jaarlijkse procedure in te voeren met betrekking tot de kwijtingsprocedure; volgens die procedure zal het voorzitterschap van de Raad, vergezeld van de secretaris-generaal van de Raad, officieel bijeenkomen met de Commissie begrotingscontrole of een delegatie daarvan, bestaande uit de voorzitter, de coördinatoren en de rapporteur, ten einde alle informatie te verschaffen die nodig is voor de uitvoering van de begroting van de Raad; stelt tevens voor dat de voorzitter van de bevoegde commissie de genoemde commissie systematisch en op de juiste manier van die besprekingen op de hoogte houdt;
12. is voorts verheugd over het positieve aanbod van het Spaanse voorzitterschap tijdens de vergadering van 15 maart 2010 ten aanzien van de herziening van de informele regeling inzake de kwijting voor de begroting van de Raad en dringt aan op een verbintenis dat deze wordt opgenomen in de herziening van de financiële reglementen en dat dit gebeurt vóór de aanvang van de nieuwe financieringsperiode na 2013; dringt tevens erop aan dat vóór 15 oktober 2010 discussies hierover worden aangevat;
13. herinnert de Raad aan het standpunt dat het Parlement had uitgedrukt in paragraaf 12 van zijn resolutie van 24 april 2007[24] over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting voor het begrotingsjaar 2005: "verlangt maximale transparantie op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB); verzoekt de Raad te waarborgen dat de begroting van de Raad overeenkomstig punt 42 van het Interinstitutioneel Akkoord [...] geen operationele uitgaven op het gebied van het GBVB bevat; behoudt zich voor de nodige stappen te nemen in geval dit akkoord wordt geschonden";
14. erkent dat de Raad het Parlement op verschillende wijzen raadpleegt en op de hoogte houdt over de ontwikkelingen met betrekking tot het GBVB; is echter van oordeel dat het jaarlijkse verslag van de Raad over de voornaamste aspecten en fundamentele keuzes van het GBVB dat overeenkomstig punt 43 van het IA wordt voorgelegd aan het Europees Parlement, zich beperkt tot een beschrijving van in het kader van het GBVB tot stand gekomen gemeenschappelijke standpunten, gemeenschappelijke optredens en uitvoeringsbesluiten en slechts heel weinig informatie bevat over financieringsaspecten, en dus niet volstaat voor de kwijtingsexercitie;
15. vraagt de Raad, alvorens het Parlement tot kwijting besluit, te bevestigen dat hij overeenkomstig bovengenoemde resolutie van 25 november 2009:
- al zijn extrabudgettaire rekeningen overeenkomstig de aanbevelingen van zijn interne controleur van de Raad heeft afgesloten,
- de controle van de facturen overeenkomstig de aanbevelingen van de interne controleur van de Raad heeft verbeterd,
- alle administratieve besluiten heeft gepubliceerd wanneer deze als rechtsgrondslag voor begrotingsposten worden gebruikt,
- het Parlement en diens bevoegde commissie het overeenkomstig artikel 60, lid 7, van het Financieel Reglement op te stellen jaarlijks activiteitenverslag van de Raad heeft toegezonden, conform de thans bij alle EU-instellingen gangbare praktijk,
- de noodzaak om binnen de begroting van de Raad middelen van de ene begrotingspost naar de andere over te schrijven volledig heeft toegelicht,
- schriftelijke antwoorden heeft verstrekt op de desbetreffende vragen van de bevoegde commissie van het Parlement en de rapporteur van die commissie,
- beschikbaar en bereid is om de bevoegde commissie van het Parlement op basis van deze schriftelijke antwoorden mondelinge toelichting te geven indien zij verdere verduidelijking zouden behoeven;
16. verzoekt de Raad opnieuw om gedetailleerde informatie over de aard van de uitgaven binnen titel 3 ("Uitgaven die voor de Raad voortvloeien uit de uitvoering van specifieke taken"), om het Parlement in staat te stellen na te gaan of alle uitgaven stroken met het IA en of geen van de uitgaven de vorm aanneemt van beleidsuitgaven;
17. is bezorgd over het gemis aan transparantie rond de kosten van de activiteiten, met name de dienstreizen, van de bijzondere vertegenwoordigers, en verlangt een gedetailleerde opsplitsing van de uitgaven voor de bijzondere vertegenwoordigers en hun dienstreisbudget;
18. vraagt de Rekenkamer waarom zij in haar jaarverslag over 2008 betreffende de Raad geen melding heeft gemaakt van de onopgeloste problemen die het Parlement in zijn bovengenoemde resolutie van 25 november 2009 had aangestipt;
19. neemt nota van de opmerking van de Rekenkamer in pararaaf 11.10 van het jaarverslag 2008 over het feit dat de voortdurende overbudgettering (2005-2008) van het Secured European System for Automatic Messaging (SESAME) in strijd is met artikel 5, lid 3 van het Financieel Reglement; neemt kennis van het antwoord van de Raad en van zijn voornemen om de coördinatie van governancestructuren van belangrijke IT-projecten te verbeteren;
20. verwelkomt de controles die de interne eenheid financiële controle van de Raad in 2008 heeft verricht (8 financiële audits en één gemengde), alsook het feit dat een aanzienlijk deel van de aanbevelingen van die eenheid zijn aanvaard; wijst er echter op dat de nota die hierover aan de kwijtingsautoriteit is toegestuurd tamelijk algemeen was en verzoekt om meer gedetailleerde informatie over het gevolg dat aan de aanbevelingen van de audits is gegeven, omdat verlening van kwijting zonder die informatie niet mogelijk is;
21. is ingenomen met het nieuwe geïntegreerde systeem voor beheer en financiële controle (SAP), dat sinds 1 januari 2008 operationeel is en dat besparingen en efficiencyverbetering voor de drie betrokken instellingen (de Raad, de Rekenkamer en het Hof van Justitie) heeft opgeleverd;
22. is ingenomen met de bereikte resultaten op het gebied van de consolidatie van de organisatie na de EU-uitbreidingen van 2004 en 2007, met name de centralisatie van de vertaaleenheden en de aanwerving van ambtenaren uit de nieuwe lidstaten; is eveneens ingenomen met de invoering van een systeem van flexibele werktijden, dat bijdraagt tot een beter evenwicht tussen werk en privéleven; wijst echter op de lage bezettingsgraad van de posten van het organigram (gemiddeld 90%; 86% in 2007)
23. merkt op dat de forse verhoging van de vooruitbetalingen voor het Residentiepaleis (70 miljoen euro in plaats van de geplande 15 miljoen euro, met als doel de totale aankoopkosten te reduceren) mogelijk was vanwege de onderbesteding van de begroting over de hele lijn genomen (bestedingspercentage van 85,7%), en dringt erop aan dat het bouwbeleid in toekomstige jaarverslagen gedetailleerd wordt uiteengezet, zodat tijdens het kwijtingsproces een gedegen toezicht mogelijk is;
Redenen voor uitstel van het kwijtingsbesluit
24. het gebrek aan vooruitgang op de meeste punten van zorg die zijn vermeld in paragraaf 5 van zijn bovengenoemde resolutie van 25 november 2009 en die nog eens zijn herhaald in punt 15 van deze resolutie:
- de afsluiting van alle extrabudgettaire rekeningen van de Raad;
- de verbetering van de controle van de facturen overeenkomstig de aanbevelingen van de interne controleur van de Raad;
- de publicatie van alle administratieve besluiten wanneer deze als rechtsgrondslag voor begrotingsposten worden gebruikt;
- de toezending aan het Parlement en diens bevoegde commissie van het overeenkomstig artikel 60, lid 7, van het Financieel Reglement op te stellen jaarlijkse activiteitenverslag van de Raad, conform de thans bij alle andere instellingen gangbare praktijk;
- een volledige toelichting van de noodzaak om binnen de begroting van de Raad middelen van de ene begrotingspost naar de andere over te schrijven;
- de verstrekking van schriftelijke antwoorden op de desbetreffende vragen van de bevoegde commissie en de rapporteur van het Parlement;
- de beschikbaarheid en bereidwilligheid van de Raad om de bevoegde commissie van het Parlement op basis van deze schriftelijke antwoorden een formele toelichting te geven;
Verdere te nemen maatregelen en aan het Parlement voor te leggen stukken
25. vóór 1 juni 2010 dient de Raad de volgende stukken in te dienen:
- een verslag over de specifieke vooruitgang op de in paragraaf 15 van deze resolutie genoemde en hierboven geciteerde punten;
- een verslag van de boekhouding van de Raad waarin de beweging voor elke tussenrekening in de laatste drie jaar (2007 t/m 2009) is aangegeven;
- naast het verslag met een samenvatting van de uitgevoerde interne controles dat overeenkomstig artikel 86, lid 4, van het Financieel Reglement wordt toegezonden, het volledige jaarlijkse verslag van zijn interne controleur, zoals bedoeld in artikel 86, lid 3, van het Financieel Reglement;
26. verlangt met het oog op de aan de Raad te verlenen kwijting dat vóór 1 juni 2010 de volgende stukken worden ingediend en de volgende vragen worden beantwoord:
a) ten aanzien van hoofdstuk 22 - Huishoudelijke uitgaven - post 2 2 0 0: de tekst van Besluit nr. 190/2003 en het daarmee verbonden besluit betreffende de EVDB/GBVB-uitgaven - een volledige toelichting van de noodzaak om binnen de begroting van de Raad middelen van de ene begrotingspost naar de andere over te schrijven;
b) ten aanzien van hoofdstuk 22 - Huishoudelijke uitgaven - post 2 2 0 2: antwoord op de vraag welk bedrag in euro is uitgetrokken voor de tolkdiensten tijdens de vergaderingen over het Europees veiligheids- en defensiebeleid ingevolge Besluit nr. 56/2004 van de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger betreffende de tolkenregeling voor de Europese Raad, de Raad en zijn voorbereidende instanties;
c) ten aanzien van hoofdstuk 22 - Huishoudelijke uitgaven - post 2 0 0 2: een exemplaar van Besluit nr. 56/2004;
d) ten aanzien van hoofdstuk 22 - Huishoudelijke uitgaven - post 2 0 0 2: antwoord op de vraag welk bedrag in euro – en op grond van welke begrotingslijn - van deze lijn werd overgeschreven ten behoeve van de reiskosten van de afgevaardigden.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
23.3.2010 |
|
|
|
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
27 0 0 |
||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Marta Andreasen, Jean-Pierre Audy, Zigmantas Balčytis, Andrea Češková, Jorgo Chatzimarkakis, Andrea Cozzolino, Ryszard Czarnecki, Luigi de Magistris, Tamás Deutsch, Martin Ehrenhauser, Jens Geier, Ingeborg Gräßle, Martin Häusling, Ville Itälä, Cătălin Sorin Ivan, Iliana Ivanova, Elisabeth Köstinger, Bogusław Liberadzki, Monica Luisa Macovei, Christel Schaldemose, Theodoros Skylakakis, Bart Staes, Georgios Stavrakakis, Søren Bo Søndergaard |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Christofer Fjellner, Monika Hohlmeier, Marian-Jean Marinescu, Véronique Mathieu, Olle Schmidt, Derek Vaughan |
|||||
- [1] PB L 71 van 14.3.2008.
- [2] PB C 273 van 13.11.2009, blz. 1.
- [3] PB C 269 van 10.11.2009, blz. 1.
- [4] PB C 273 van 13.11.2009, blz. 122.
- [5] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
- [6] Besluit dat voortvloeit uit het reglement van orde van de Raad van 22 juli 2002 (PB L 230 van 28.8.2002, blz. 7).
- [7] PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
- [8] PB L 71 van 14.3.2008.
- [9] PB C 273 van 13.11.2009, blz. 1.
- [10] PB C 269 van 10.11.2009, blz. 1.
- [11] PB C 273 van 13.11.2009, blz. 122.
- [12] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
- [13] Besluit dat voortvloeit uit het reglement van orde van de Raad van 22 juli 2002 (PB L 230 van 28.8.2002, blz. 7).
- [14] PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
- [15] PB L 19 van 23.1.2010, blz. 9.
- [16] Europees Transparantie-Initiatief, zie http://ec.europa.eu/commission_barroso/kallas/work/eu_transparency/index_en.htm.
- [17] PB L 63 van 28.2.2004, blz. 68.
- [18] PB L 261 van 6.8.2004, blz. 125.
- [19] PB L 57 van 2.3.2000, blz. 1.
- [20] PB L 27 van 30.1.2001, blz. 7.
- [21] PB L 158 van 17.6.2002, blz. 66.
- [22] PB L 88 van 31.3.09, blz. 19.
- [23] Aangenomen teksten, PB C 184 E van 6.8.2009, blz. 1.
- [24] PB L 187 van 15.7.2008, blz. 21.