VERSLAG over sancties voor ernstige inbreuken op de sociale voorschriften voor het wegvervoer

30.4.2010 - (2009/2154(INI))

Commissie vervoer en toerisme
Rapporteur: Hella Ranner

Procedure : 2009/2154(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0130/2010
Ingediende teksten :
A7-0130/2010
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over sancties voor ernstige inbreuken op de sociale voorschriften voor het wegvervoer

(2009/2154(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien het verslag van de Commissie ter analyse van de sancties voor ernstige inbreuken op de sociale voorschriften voor het wegvervoer, als bepaald in de wetgeving van de lidstaten (COM(2009)0225);

–   gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0130/2010),

A. overwegende dat de Europese Unie in de afgelopen jaren met het aannemen van Verordening (EEG) nr. 3821/85 en Verordening (EG) nr. 561/2006 alsmede van Richtlijn 2006/22/EG een stelsel van sociale voorschriften voor het wegvervoer heeft gecreëerd om de veiligheid op de weg te vergroten en een eerlijke concurrentie te waarborgen;

B.  overwegende dat de sanctieregelingen in de lidstaten van de Europese Unie historisch zijn gegroeid en derhalve grote verschillen vertonen, met boetes die in extreme gevallen in de ene lidstaat tien keer hoger liggen dan in een andere lidstaat;

C. overwegende dat de rechtspositie op het gebied van internationaal vervoer voor ondernemers en met name voor bestuurders zeer ondoorzichtig is geworden; overwegende dat de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van de regelingen voor grote uitdagingen staan en dat de huidige situatie niet verenigbaar is met de interne markt;

D. verontrust door berichten over gebreken aan de digitale tachograaf die het instrument erg gevoelig maken voor manipulatie;

Opmerkingen van algemene aard

1.  is ingenomen met het verslag van de Commissie ter analyse van de sancties voor ernstige inbreuken op de sociale voorschriften voor het wegvervoer, als bepaald in de wetgeving van de lidstaten; betreurt echter dat het verslag door het ontbreken van gegevens van bepaalde lidstaten geen volledige analyse biedt van de situatie in Europa op dit moment; en roept de Commissie op de ontbrekende gegevens op te vragen bij de lidstaten;

2.  merkt op dat het verslag van de Commissie refereert aan de indeling van inbreuken in categorieën, als bepaald in de nieuwe bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG, zonder rekening te houden met de termijn voor tenuitvoerlegging die genoemd wordt in artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2009/5/EG van de Commissie;

3.  verzoekt de Commissie derhalve reeds in 2010 een geactualiseerd en volledig verslag te presenteren over de tenuitvoerlegging van de nieuwe bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG;

4.  wijst erop dat in eerdere verslagperiodes sprake is geweest van grote vertragingen zodat bijvoorbeeld in het huidige verslag van 3 augustus 2009 (24e verslag van de Commissie ter analyse van de sancties voor ernstige inbreuken op de sociale voorschriften voor het wegvervoer) pas de cijfers uit de periode 2005 en 2006 zijn uitgewerkt waardoor nauwelijks conclusies kunnen worden getrokken over de daadwerkelijke stand van de harmonisatie van de sociale voorschriften voor bestuurders van motorvoertuigen in het wegverkeer;

5.  roept de Commissie en de lidstaten op alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de doelstellingen als geformuleerd in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 561/2006 eerder gehaald worden, zodat meer actuele statistieken beschikbaar komen ter ondersteuning van komende harmonisatiemaatregelen;

6.  wijst erop dat ook bijlage IV van Verordening (EG) nr. 1071/2009 een opsomming van ernstige inbreuken in de zin van deze verordening bevat; is daarom van oordeel dat een geharmoniseerde indeling in categorieën van ernstige inbreuken op de sociale voorschriften dringend noodzakelijk is;

Aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten

7.  stelt vast dat de sancties voor ernstige inbreuken op de sociale voorschriften voor het wegvervoer, als bepaald in de wetgeving van de lidstaten, niet alleen verschillen in de hoogte van de boetes, maar ook wat betreft het soort sancties en de indeling ervan in categorieën;

8.  wijst erop dat deze verschillen kunnen worden verklaard door economische en geografische omstandigheden, alsmede door de uiteenlopende rechtsstelsels van de lidstaten met betrekking tot de vervolging in strafzaken, alsmede door verschillende politieke benaderingen van het vraagstuk van de verkeersveiligheid;

9.  constateert dat de sociale voorschriften voor het wegvervoer, met name Verordening (EEG) nr. 3821/85 en Verordening (EG) nr. 561/2006 alsmede Richtlijn 2006/22/EG, de lidstaten erg veel ruimte voor interpretatie bieden; betreurt het dat het grote aantal onnauwkeurige formuleringen in de Europese regelingen onvermijdelijk leidt tot een ongelijke tenuitvoerlegging in de lidstaten; is van mening dat om te beginnen een eenduidige en bindende interpretatie van deze verordeningen en de richtlijn nodig is teneinde tot verdere harmonisatie te komen;

10. betreurt het dat sommige lidstaten geen onderscheid van sancties kennen naargelang van de ernst van de inbreuk; roept de lidstaten op nationale wetgeving vast te stellen die een doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende werking heeft en de ernst van de inbreuk in aanmerking neemt;

Verdere harmonisatie

11. benadrukt dat een doeltreffend en evenwichtig systeem van sancties met een afschrikkende werking alleen kan zijn gebaseerd op duidelijke, transparante en vergelijkbare sancties; roept de lidstaten op naar wetgevende en praktische oplossingen te zoeken, teneinde de soms zeer grote verschillen in aard en hoogte van de sancties te reduceren;

12. roept de Commissie op om, na overleg met de controle-instanties en vertegenwoordigers uit de vervoerssector, tot een eenduidige en bindende interpretatie van de richtlijn voor rij- en rusttijden te komen; is van oordeel dat de controle-instanties met deze interpretatie rekening moeten houden;

13. is van oordeel dat voor een verdere harmonisatie van de soorten sancties en de hoogte van de boetes een classificatie van de boetes nodig is die is gekoppeld aan een classificatie van de sancties en dat minimum- en maximumniveaus moeten worden vastgesteld voor elke inbreuk op de sociale voorschriften voor het wegvervoer; benadrukt dat bij de stroomlijning van sancties de noodzakelijke evenredigheid van billijke boetes in de verschillende lidstaten op grond van objectieve criteria (zoals het BNP of geografische factoren) vergezeld moet gaan van een doeltreffende afschrikking tegen ernstige inbreuken;

14. wijst erop dat de nieuwe bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG, vastgesteld bij Richtlijn 2009/5/EG van de Commissie, moet worden gezien als basis voor een gemeenschappelijke definitie van inbreuken op de sociale voorschriften voor het wegvervoer, als bepaald in de wetgeving van de lidstaten; roept de lidstaten nadrukkelijk op de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen uit te vaardigen met het oog op een snelle tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/5/EG van de Commissie;

15. wijst er bovendien op dat het Verdrag van Lissabon een nieuw artikel over de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op het gebied van het strafrecht heeft toegevoegd, dat als artikel 83, lid 2, in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is opgenomen; verzoekt de Commissie deze nieuwe mogelijkheden voor wetgeving op het gebied van de justitiële samenwerking in strafzaken te onderzoeken en de Raad en het Europees Parlement binnen twaalf maanden een verslag over de mogelijke harmonisatiemaatregelen te doen toekomen, inclusief de kenmerken die betrekking hebben op de verkeersveiligheid en het opleggen van boetes over de grenzen heen, als dat niet al eerder is gedaan;

16. juicht het toe dat de Commissie overeenkomstig artikel 22, lid 4, van Verordening (EG) nr. 561/2006 "richtsnoeren" heeft voorbereid om de lidstaten te ondersteunen bij de nationale interpretatie en toepassing van deze verordening; stelt echter vast dat deze niet bindend zijn en derhalve hun doel, namelijk een uniforme tenuitvoerlegging in de lidstaten, voorbij zijn geschoten;

17. is van oordeel dat, ter verwezenlijking van een interne vervoermarkt en ter vergroting van de rechtszekerheid van chauffeurs en ondernemers, de interpretatie van de handhaving van de sociale wetgeving dient te worden geharmoniseerd; roept de Europese Commissie in deze context op, in samenwerking met Corte, Tispol en Euro Contrôle Route, met voorstellen te komen om een einde te maken aan de discriminerende handhaving van de sociale wetgeving in het wegvervoer; wijst in dit verband op de noodzaak van een gemeenschappelijke, artikelsgewijze handhavinginterpretatie van Verordening (EG) nr. 581/2006 en Richtlijn 3821/85/EG;

18. verzoekt de lidstaten bij de uitvoering van de sociale voorschriften gebruik te maken van deze richtsnoeren, zodat er sprake kan zijn van een geharmoniseerde tenuitvoerlegging;

Controles

19. onderstreept dat alleen door middel van een consequente en niet-discriminerende handhaving van de geldende wetgeving oneerlijke concurrentie kan worden voorkomen en de verkeersveiligheid kan worden gewaarborgd; onderstreept dat voor de tenuitvoerlegging van de sociale voorschriften voor het wegvervoer een geharmoniseerd en doeltreffend controlesysteem nodig is;

20. vestigt de aandacht op het feit dat de verkeerssituatie in de lidstaten zeer uiteenloopt waar het gaat om infrastructuur, verkeersdichtheid en verkeersdruk, en is derhalve van mening dat deze factoren onder andere in aanmerking kunnen worden genomen bij het vaststellen van de frequentie van de controles, waarbij erop moeten worden gelet dat één van de voornaamste doelstellingen van de controles de naleving van de sociale voorschriften is;

21. is ervan oordeel dat de Commissie dergelijke geharmoniseerde controlesystemen moet ontwikkelen en bevorderen en regulerend moet optreden, ten einde de belemmeringen voor de Europese interne markt weg te nemen en de verkeersveiligheid te verbeteren; doet een beroep op de Commissie om ter verwezenlijking van deze doelstellingen een doelmatig en passend coördinatie-instrument op Europees niveau te creëren;

22. dringt erop aan dat de Commissie aanbevelingen en Europese minimumnormen opstelt voor de opleiding van controle-instanties en de samenwerking tussen de controle-instanties; verzoekt de Commissie het verzamelen van statistische gegevens te verbeteren, zodat meer gefundeerde uitspraken kunnen worden gedaan over de effectiviteit van de handhaving, en een geharmoniseerde aanpak van de lidstaten op het gebied van handhaving te bevorderen;

23. roept de lidstaten op het toezichthoudend personeel altijd op te leiden in de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van gegevensverwerving en om bij het omzetten van gemeenschappelijke normen nauw samen te werken met de Commissie om het ontstaan van een geharmoniseerd controlesysteem te bevorderen en daarmee rechtszekerheid te scheppen;

24. is van oordeel dat wegcontroles en controles ter plaatse bij ondernemingen frequenter en grondiger moeten worden uitgevoerd; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de lidstaten het aantal te organiseren controles, zoals bedoeld in artikel 2, lid 3, van Richtlijn 2006/22/EG, naleven; roept de Commissie op om het Europees Parlement in te lichten over de verdere aanpak die de Commissie van plan is te volgen met betrekking tot deze controles;

25. verzoekt de Commissie op zo kort mogelijke termijn te komen met een verslag over de controle van de gebreken aan de digitale tachograaf en over de middelen die zijn ingezet om deze gebreken te verhelpen;

26. benadrukt dat de digitale tachograaf, gebaseerd op Verordening (EEG) nr. 3821/85, moet worden verbeterd als controle-instrument waarbij de Commissie moet onderzoeken hoe gegevens door de controle-instanties sneller kunnen worden gedownload van de digitale tachograaf;

27. wijst op het meldpunt disproportionele transacties dat door Euro Contrôle Route is opgericht en roept chauffeurs en vervoersondernemingen op bij dit loket melding te maken van disproportionele en discriminerende handhaving van de sociale voorschriften voor het wegvervoer;

Andere initiatieven

28. is van mening dat zowel bedrijven als vrachtwagenchauffeurs geholpen zouden zijn met een begrijpelijke brochure in alle officiële talen van de Europese Unie; onderstreept dat deze brochure de betrokken bestuurders en bedrijven beter moet informeren over de geldende sociale voorschriften en de daaraan verbonden sancties in de verschillende lidstaten; vindt dat dergelijke informatie ook beschikbaar moet zijn voor bedrijven en bestuurders uit derde landen; onderstreept het belang van het gebruik van intelligente transportsystemen om deze informatie in realtime beschikbaar te stellen voor de chauffeurs;

29. is ervan overtuigd dat in het kader van de inzet van moderne informatie- en communicatietechnologieën alsook van intelligente transportsystemen het mogelijk moet zijn voor bedrijven en bestuurders zich te informeren over geldende sociale voorschriften en de sancties die verbonden zijn aan de inbreuken hierop;

30. roept alle lidstaten op om de samenwerking op basis van reeds bestaande structuren zoals de Euro Contrôle Route te versterken en daarmee de coördinatie van gemeenschappelijke controles, de uitwisseling van navolgenswaardige praktijken en de gezamenlijke organisatie van scholing voor de controle-instanties te verbeteren;

31. is van mening dat alle beschikbare technologie moet worden gebruikt om vrachtwagenchauffeurs, met inbegrip van die uit de nabuurlanden, in realtime op de hoogte te houden van relevante sociale voorschriften en de sancties die staan op de inbreuken op deze regels in de verschillende lidstaten, bijvoorbeeld met gebruik van GPS of andere beschikbare hulpmiddelen;

32. roept de lidstaten op voor een passende infrastructuur in het Europese wegennet te zorgen, met inbegrip van voldoende en veilige parkeerplaatsen en -diensten, zodat bestuurders de voorschriften inzake de rij- en rusttijden daadwerkelijk kunnen naleven en controles efficiënt kunnen worden uitgevoerd; wijst erop dat het veiligheidsaspect bij deze projecten een belangrijke plaats moet innemen; roept de Commissie op om over te gaan tot regelmatige publicatie in de meest bruikbare vorm van de beschikbare faciliteiten, zowel openbaar als particulier, die te vinden zijn langs het Europese wegennet met informatie over de aangeboden diensten aan mensen die beroepshalve aan het verkeer deelnemen;

33. vraagt de Commissie en de lidstaten projecten te stimuleren en te financieren voor de aanleg van veilige parkeerplaatsen, die voor chauffeurs onmisbaar zijn om de bepalingen van Verordening (EG) nr. 561/2006 te kunnen naleven;

34. verzoekt zijn Voorzitter om deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

TOELICHTING

Achtergrond

Overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2006/22/EG dient de Commissie uiterlijk op 1 mei 2009 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met een analyse van de sancties voor ernstige inbreuken, als bepaald in de wetgeving van de lidstaten.

Uw rapporteur roept de Commissie op het Parlement voortaan tijdig en volledig te informeren. Het verslag van de Commissie komt niet alleen te laat, maar is bovendien onvolledig. Voor een nauwkeurige analyse is het van groot belang dat de Commissie het Parlement en de Raad nog dit jaar een herziene mededeling doet toekomen, waarin de uitvoering van de nieuwe bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG in de lidstaten wordt geanalyseerd.

Verslag van de Commissie

Het verslag van de Commissie geeft een samenvatting van de verschillende soorten sancties die de lidstaten hanteren:

· Financiële sancties: Alle lidstaten voorzien in de mogelijkheid van financiële sancties, maar de boetes variëren soms aanzienlijk. Voor dezelfde inbreuk kan een boete worden opgelegd die varieert van 58,23 euro (Malta) tot 5 000 euro en meer (Oostenrijk, Cyprus, Duitsland en Ierland). Sociale, economische en geografische factoren kunnen een verklaring zijn voor dergelijke grote verschillen, maar die redenering gaat niet voor alle landen op (Spanje, Hongarije).

· Gedwongen stilstand van het voertuig: De gedwongen stilstand van het voertuig is een andere mogelijke sanctiemaatregel. Deze sanctie kan er ook voor zorgen dat de bestuurder een voldoende lange rustperiode in acht neemt. Vijftien landen hebben de Commissie meegedeeld dat hun wetgeving voorziet in de mogelijkheid van een gedwongen stilstand (Bulgarije, Cyprus, Tsjechië, Duitsland, Denemarken, Griekenland, Ierland, Italië, Litouwen, Luxemburg, Polen, Roemenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk).

· Rijverbod en gevangenisstraffen: zeven lidstaten voorzien in gevangenisstraffen in gevallen van ernstige inbreuken. In sommige lidstaten is dat echter alleen het geval als de boete niet wordt betaald of als iemand zich schuldig maakt aan een herhaalde inbreuk waarvoor hij al was bestraft (Oostenrijk, Cyprus, Denemarken, Frankrijk, Ierland, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk). In sommige lidstaten bestaat ook de mogelijkheid van de intrekking van het rijbewijs of de bestuurderskaart (Bulgarije, Denemarken, Griekenland, Italië, Slowakije en het Verenigd Koninkrijk).

Het verslag wijst er ook op dat de verantwoordelijkheid van bedrijven zich overeenkomstig Verordening (EG) nr. 561/2006 tot alle lidstaten uitstrekt. In de meeste lidstaten ( België, Bulgarije, Duitsland, Denemarken, Estland, Griekenland, Finland, Hongarije, Ierland, Italië, Litouwen, Letland, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) voorziet de wetgeving in verschillende sancties voor chauffeurs en bedrijven; de sancties voor bedrijven zijn vaak strenger dan die voor chauffeurs. Overeenkomstig artikel 10.4 van Verordening (EG) nr. 561/2006 moeten verzenders, expediteurs, touroperators, hoofd- en onderaannemers en uitleenbedrijven voor bestuurders ervoor zorgen dat in de contractueel overeengekomen tijdschema's voor het vervoer rekening wordt gehouden met de bepalingen inzake de rij- en rusttijden. Deze verplichting wordt echter alleen expliciet genoemd in de nationale wetgeving van Denemarken, Estland, Finland, Polen en Zweden.

Verordening (EG) nr. 561/2006 introduceert ook het extraterritorialiteitsbeginsel: wanneer door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat een inbreuk op het grondgebied van een andere lidstaat of een derde land wordt vastgesteld waarvoor nog geen sanctie is opgelegd, kunnen de bevoegde autoriteiten een sanctie opleggen. Deze inbreuken worden zo bestraft als waren ze begaan in de lidstaat waar de sanctie wordt opgelegd. De sanctie dient niet-discriminerend te zijn. Dit beginsel zou echter ook een negatief effect op een eerlijke concurrentie kunnen hebben zolang de lidstaten zeer verschillende sancties voor dezelfde inbreuk hanteren. Vervoerders die een inbreuk hebben gepleegd, zouden kunnen verkiezen de boete voor deze inbreuk te betalen in een lidstaat die zeer lage boetes toepast, in plaats van een zeer hoge boete in een andere lidstaat te riskeren.

Sommige lidstaten hebben een sanctieregeling zonder onderscheid van sancties (Oostenrijk, Tsjechië, Ierland, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk), waardoor het moeilijk is ernstige inbreuken te analyseren, aangezien deze landen alleen de minimum- en maximumniveaus van sancties hebben vermeld. Malta hanteert bijvoorbeeld een vaste boete voor inbreuken (58,23 euro).

Andere landen hebben regelingen met onderscheid van sancties:

· Wat de inbreuken op Verordening (EG) nr. 561/2006 (artikelen 6 t/m 8) betreft, worden voor dezelfde soorten inbreuken twee of meer niveaus onderscheiden en aan elk niveau zijn specifieke boetes verbonden (vgl. tabel I van het verslag). Het verslag geeft ook de verschillen aan tussen de boetes: de boete voor het overschrijden van de dagelijkse rijtijd met meer dan twee uur kan in Spanje (4600 euro) tienmaal zo hoog zijn als in Griekenland (400 euro). De lidstaten gebruiken ook zeer uiteenlopende methoden om het niveau te bepalen: de verschillende limieten worden uitgedrukt in minuten, uren of percentages. De stijging van de toegepaste boetes kan lineair of progressief zijn. Andere landen, zoals België, passen twee criteria toe om het niveau te bepalen: de overschrijding van de dagelijkse rijtijd en de ononderbroken rijtijd.

· Ten aanzien van de inbreuken op Verordening (EEG) nr. 3821/85 merkt de Commissie op dat er aanzienlijke verschillen bestaan, niet alleen met betrekking tot het niveau van de boetes die worden opgelegd maar ook wat betreft de indeling van de inbreuken in categorieën (tabel II). Hoewel de nieuwe bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG[1] sommige inbreuken als "zeer ernstig" beschouwt, bijvoorbeeld wanneer een bestuurder meer dan één geldige bestuurderskaart bezit, classificeren sommige lidstaten een dergelijk geval als "kleine inbreuk". Anderzijds passen andere landen voor sommige kleinere inbreuken het hoogste niveau van boetes toe. De bedragen van de toegepaste boetes voor inbreuken op Verordening (EEG) 3821/85 verschillen aanzienlijk. De maximumboetes kunnen met 586 euro (Litouwen) en 30 000 euro (Frankrijk, waarbij daarnaast een gevangenisstraf kan worden opgelegd) soms sterk uiteenlopen.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat niet alleen de bedragen van de boetes sterk variëren naargelang de lidstaat, maar ook de soorten sancties waarin de lidstaten voorzien alsmede de indeling in categorieën van inbreuken op de sociale voorschriften. De Europese Commissie is van oordeel dat deze situatie zowel voor de bestuurders als voor de vervoersondernemingen onbevredigend is. De nieuwe bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG (die werd gewijzigd bij Richtlijn 2009/5/EG) vormt een basis voor een algemene definitie van wat als een ernstige inbreuk moet worden beschouwd en wat niet. Zij roept de lidstaten op de noodzakelijke maatregelen te treffen om een geharmoniseerde toepassing van de sociale voorschriften voor het wegvervoer te waarborgen.

Standpunt van de rapporteur

Met de sociale voorschriften voor het wegvervoer wordt de verwezenlijking van een aantal doelstellingen beoogd. De veiligheid in het wegvervoer, de verbetering van de arbeidsomstandigheden en het waarborgen van eerlijke concurrentie worden in verschillende – deels – oude wetsteksten geregeld.

Het verslag van de Commissie laat zien dat er bij de uitvoering van de bepalingen inzake de rij- en rusttijden en de tachograaf op een aantal punten aanzienlijke verschillen bestaan tussen de lidstaten.

-          uitvoering van de bestaande voorschriften

Uw rapporteur vindt dat de volledige uitvoering van de sociale voorschriften in de lidstaten niet alleen buitengewoon belangrijk is voor de verkeersveiligheid op de Europese wegen, maar ook van groot belang is voor de Europese interne markt.

-          uniforme indeling van inbreuken in categorieën

De indeling van inbreuken in categorieën in de nieuwe bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG moet worden toegejuicht. De lidstaten worden opgeroepen om deze indeling in categorieën in hun wetgeving te incorporeren.

-          frequentere en grondigere controles en betere samenwerking van de lidstaten bij de handhaving

Daarnaast is het absoluut noodzakelijk dat de naleving van de regelingen ook wordt gecontroleerd. Het verhogen van de frequenties van de controles is onvermijdelijk en vraagt om een grensoverschrijdende coördinatie. Daarbij zal het noodzakelijk zijn de samenwerking tussen de lidstaten bij de handhaving van de voorschriften te verbeteren.

Uw rapporteur dringt daarom aan op de oprichting van een Europees agentschap voor het wegvervoer, dat de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten moet coördineren, waardoor de uniformiteit en de volledigheid van de controles wordt verbeterd.

-          harmonisatie van de sancties

Volgens artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 561/2006 moeten de lidstaten regelgeving vaststellen inzake sancties voor inbreuken op Verordening (EG) nr. 561/2006 en op Verordening (EEG) nr. 3821/85. Deze sancties dienen doeltreffend, evenredig en niet-discriminerend te zijn en een afschrikkende werking te hebben. Desondanks verschillen de sancties in de lidstaten soms aanzienlijk.

Uw rapporteur wil erop wijzen dat de verschillen in sancties op verscheidene factoren kunnen worden teruggevoerd. Voor een deel kunnen de verschillen worden verklaard door geografische of economische omstandigheden. Ook verschillen tussen de rechtsstelsels van de lidstaten met betrekking tot de vervolging in strafzaken kunnen echter een verklaring zijn voor de enorm grote verschillen die in een aantal gevallen bestaan als het gaat om de hoogte of de aard van de sancties. Uw rapporteur is van mening dat bij vergelijkbare inbreuken vergelijkbare sancties moeten worden toegepast, ondanks het feit dat men zich moet realiseren dat bepaalde verschillen onvermijdelijk zijn omdat de randvoorwaarden per lidstaat nu eenmaal anders zijn.

De Commissie dient daartoe de nieuwe mogelijkheden voor wetgeving te onderzoeken die het Verdrag van Lissabon door middel van het nieuwe artikel 83, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft geïntroduceerd: "Indien onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op het gebied van het strafrecht nodig blijkt voor een doeltreffende uitvoering van beleid van de Unie op een gebied waarop harmonisatiemaatregelen zijn vastgesteld, kunnen bij richtlijnen minimumvoorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de bepaling van strafbare feiten en de sancties op het betrokken gebied. Onverminderd artikel 76 worden deze richtlijnen vastgesteld volgens de gewone of een bijzondere wetgevingsprocedure die gelijk is aan de procedure voor de vaststelling van de betrokken harmonisatiemaatregelen."

  • [1]  Daarbij dient er echter op te worden gewezen dat het verslag van de Commissie refereert aan feiten die golden vóór de inwerkingtreding van de nieuwe bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

28.4.2010

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

36

5

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Magdalena Alvarez, Inés Ayala Sender, Georges Bach, Izaskun Bilbao Barandica, Antonio Cancian, Michael Cramer, Luis de Grandes Pascual, Christine De Veyrac, Saïd El Khadraoui, Ismail Ertug, Carlo Fidanza, Knut Fleckenstein, Jacqueline Foster, Mathieu Grosch, Juozas Imbrasas, Ville Itälä, Dieter-Lebrecht Koch, Georgios Koumoutsakos, Werner Kuhn, Bogusław Liberadzki, Eva Lichtenberger, Gesine Meissner, Hella Ranner, Vilja Savisaar, Olga Sehnalová, Debora Serracchiani, Brian Simpson, Dirk Sterckx, Silvia-Adriana Ţicău, Dominique Vlasto, Artur Zasada, Roberts Zīle

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Philip Bradbourn, Michel Dantin, Derk Jan Eppink, Jelko Kacin, Dominique Riquet, Anna Rosbach, Sabine Wils, Corien Wortmann-Kool, Janusz Władysław Zemke