VERSLAG over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de aanneming van de euro door Estland op 1 januari 2011

4.6.2010 - (COM(2010)0239 – C7‑0131/2010 – 2010/0135(NLE)) - *

Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Edward Scicluna


Procedure : 2010/0135(NLE)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0182/2010
Ingediende teksten :
A7-0182/2010
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de aanneming van de euro door Estland op 1 januari 2011

(COM(2010)0239 – C7‑0131/2010 – 2010/0135(NLE))

(Bijzondere wetgevingsprocedure – raadpleging)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2010)0239),

–   gezien het convergentieverslag van de Commissie van 2010 (COM(2010)0238) met betrekking tot Estland en het convergentieverslag van de Europese Centrale Bank (ECB) van mei 2010,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 1 juni 2006 over de uitbreiding van de eurozone[1],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 maart 2010 over het jaarverslag van de ECB over 2008[2],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 maart 2010 over het jaarverslag 2009 over de eurozone en de overheidsfinanciën[3],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 november 2008 over de EMU@10: de eerste tien jaar Economische en Monetaire Unie en de uitdagingen voor de toekomst[4] (resolutie EMU@10),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 juni 2007 over de verbetering van de raadplegingsprocedure van het Europees Parlement inzake de procedures voor de uitbreiding van de eurozone[5],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 maart 2003 over de aanbeveling van de Europese Centrale Bank voor een voorstel voor een beschikking van de Raad inzake een wijziging van artikel 10.2 van de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank[6],

–   gezien Besluit 2003/223/EG van de Raad van 21 maart 2003 inzake een wijziging van artikel 10.2 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank[7],

–   gelet op artikel 140, lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7-0131/2010),

–   gelet op artikel 55 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A7-0182/2010),

A. overwegende dat in artikel 140 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) het bereiken van een hoge mate van duurzame convergentie wordt beoordeeld aan de hand van de mate waarin elke lidstaat aan de volgende criteria voldoet: het bereiken van een hoge mate van prijsstabiliteit, de houdbaarheid van de overheidsfinanciën; de inachtneming van de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme en de duurzaamheid van de door de lidstaat bereikte convergentie en van zijn deelneming aan het wisselkoersmechanisme van het Europees Monetair Stelsel, hetgeen tot uitdrukking komt in het niveau van de rentevoet voor de lange termijn;

B.  overwegende dat Estland heeft voldaan aan de criteria van Maastricht als bepaald in artikel 140 van het VWEU en het protocol (nr. 13) betreffende de convergentiecriteria dat als bijlage aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het VWEU is gehecht,

C. overwegende dat de rapporteur een bezoek aan Estland heeft afgelegd om te beoordelen of het land klaar was om toe te treden tot de eurozone,

D. overwegende dat de Commissie heeft verklaard dat EUROSTAT ter plaatse in nauwe samenwerking met het bureau voor de statistiek van Estland de juistheid heeft geverifieerd van alle relevante data die door de autoriteiten van Estland worden toegezonden,

1.  hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie;

2.  spreekt zich uit voor de aanneming van de euro door Estland op 1 januari 2011;

3.  merkt op dat de beoordeling van de Commissie en de Europese Centrale Bank (ECB) heeft plaatsgevonden tegen de achtergrond van de mondiale financiële, economische en sociale crises, die het vooruitzicht van nominale convergentie voor een groot aantal andere lidstaten hebben verslechterd;

4.  merkt op dat Estland aan de criteria heeft voldaan dankzij de vastberaden, geloofwaardige en standvastige inzet van de Estlandse regering en van de bevolking van Estland;

5.  is verontrust over de discrepantie tussen de convergentieverslagen van de Commissie en de ECB wat de duurzaamheid van de prijsstabiliteit betreft;

6.  merkt op dat in het Convergentieverslag 2010 van de ECB de handhaving van de inflatieconvergentie, zodra het huidige economische aanpassingsproces is voltooid, als een grote uitdaging wordt beschouwd;

7.  verzoekt de Estlandse regering om voortzetting van haar terughoudende begrotingsbeleid en van haar algemeen op stabiliteit gerichte beleid, gezien de macro-economische onevenwichtigheden en de risico's voor de prijsstabiliteit waarmee zij de komende jaren zal worden geconfronteerd;

8.  verzoekt de lidstaten de Commissie de naleving van de criteria van Maastricht te laten beoordelen op basis van definitieve, onafhankelijke, bijgewerkte en betrouwbare gegevens van hoge kwaliteit;

9.  verzoekt de Commissie het effect te simuleren van het reddingspakket van de eurozone op de begroting van Estland, wanneer dit land tot de eurozone toetreedt en zo lid wordt van de groep die de reddingsmiddelen garandeert;

10. verzoekt de Commissie en de ECB alle aspecten in aanmerking te nemen bij het doen van een voorstel voor de definitieve wisselkoers voor de Estlandse kroon;

11. verzoekt de Estlandse autoriteiten het tempo van hun praktische voorbereidingen op te voeren om een soepele overgang te waarborgen; verzoekt de regering van Estland ervoor te zorgen dat de invoering van de euro niet wordt gebruikt voor verborgen prijsstijgingen;

12. verzoekt de Commissie en de ECB bij het Parlement verslag uit te brengen over de stappen die worden overwogen om de inflatie van activa als gevolg van de lage intrestvoeten tot een minimum te beperken;

13. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

14. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Centrale Bank, de Eurogroep en de regeringen van de lidstaten.

TOELICHTING

In artikel 140, lid 1, van het Verdrag betreffende werking van de Europese Unie (VWEU) staan de criteria waaraan Estland moet voldoen om de euro op 1 januari 2011 te kunnen aannemen. De inhoud van de door de Commissie en de ECB op te stellen convergentieverslagen is vastgelegd in artikel 140, lid 1, van het VWEU en het protocol betreffende de convergentiecriteria dat als bijlage aan de Verdragen is gehecht. Estland is momenteel een "lidstaat met een derogatie", en daarom geen lid van de eurozone.

Artikel 140, lid 2, van het VWEU stelt dat de Raad, op basis van de verslagen van de Commissie en de ECB, na raadpleging van het Europees Parlement en na bespreking in de Raad in de samenstelling van de staatshoofden en regeringsleiders, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie besluit welke lidstaten met een derogatie volgens de criteria van artikel 140, lid 1 aan de noodzakelijke voorwaarden voldoen en de derogaties van de betrokken lidstaten intrekt.

Op 12 mei 2010 heeft de Commissie voorgesteld dat Estland de euro op 1 januari 2011 invoert.

Het Europees Parlement dient het ingediende convergentieverslag te beoordelen en een advies uit te brengen. Ondanks een zekere terughoudendheid over individuele kwesties beveelt uw rapporteur aan de derogatie per 1 januari 2011 in te trekken.

Over de convergentiecriteria krachtens artikel 121, lid 1 van het EG-Verdrag en de naleving van die criteria, met name of een hoog niveau van duurzame convergentie is bereikt, merkt uw rapporteur het volgende op:

1.  Verenigbaarheid van de nationale wetgeving met artikelen 108 en 109 van het Verdrag en met de statuten van de ECB

    De door het op 22 april 2010 door het Estlandse parlement aangenomen wet betreffende de invoering van de euro zorgde ervoor dat Estland volledig voldoet aan alle vereisten voor de aanneming van de euro, zoals vastgesteld in de Verdragen en in de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank.

2. Verwezenlijken van een hoog niveau van prijsstabiliteit

    Gedurende de referentieperiode van april 2009 t/m maart 2010 bedroeg de twaalfmaands gemiddelde HICP-inflatie in Estland -0,7%, d.w.z. duidelijk minder dan de referentiewaarde van 1,0% voor het criterium inzake prijsstabiliteit. De verwachting is dat de twaalfmaands gemiddelde HICP-inflatie de komende maanden zal stijgen, maar de aanbevelingen om waakzaam en terughoudend te blijven bij het voeren van beleid doen verwachten dat de prijsontwikkeling in Estland houdbaar blijft.

3. Duurzaamheid van de financiële positie van de overheid

    Ten aanzien van Estland is er geen beschikking van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort aangenomen. In het referentiejaar 2009 vertoonde het totale begrotingssaldo van de overheid een tekort van 1,7% bbp, d.w.z. duidelijk minder dan de referentiewaarde. De bruto schuldquote van de overheid lag met 7,2% bbp ver onder de referentiewaarde van 60%. Deze lofwaardige prestatie is geleverd in een tijd van financiële, economische en sociale crisis op mondiaal niveau, waarin het nominale bbp van Estland zelf met 15% afnam.

4. Aanhouden van de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme II gedurende ten minste de afgelopen 2 jaar

    Gedurende de beschouwde periode is de Estlandse kroon stabiel gebleven en heeft deze geen afwijking laten zien van de spilkoers ten opzichte van de euro in het ERM II, dankzij het onveranderde Estlandse wisselkoersbeleid door middel van het "currency board"-stelsel. Bovendien heeft Estland, binnen het ERM II, de spilkoers van zijn valuta tegenover die van de euro niet op eigen initiatief gedevalueerd.

5. Duurzaamheid van de convergentie, weerspiegeld in het niveau van de rentevoet voor de lange termijn

    Het is niet mogelijk te komen tot een indicator die vergelijkbaar zou zijn met, of als vervanging zou kunnen dienen voor, het rendement op langlopende overheidsobligaties, omdat het financiële stelsel van Estland wordt gekenmerkt door het ontbreken van een goed ontwikkelde markt voor langlopende schuldbewijzen luidende in Estlandse kroon. De bezorgdheid over ontwikkelingen in de financiële markten tijdens de referentieperiode is afgenomen dankzij bemoedigende budgettaire prestaties en de geloofwaardigheid op het punt van de aanneming van de euro.

6. Economische integratie en convergentie (artikel 121, lid 1, laatste alinea)

    De intra-EU-handel van Estland is bijna drie maal zo hoog als de extra-EU-handel. In de extra-EU-handel van Estland is tevens de handel met Rusland, Noorwegen en de Verenigde Staten vervat. Externe onevenwichtigheden die tijdens de jaren van groei waren opgebouwd, werden spoedig weggenomen, waardoor het tekort op de gecombineerde lopende en kapitaalrekening omsloeg in een overschot in 2009.

    De financiële sector van Estland is goed geïntegreerd in de bredere EU-sector door grensoverschrijdende eigendomsbanden, convergentie van markttrends en de rol van de euro in binnenlandse financiële transacties.

    De omzetting door Estland van de internemarktrichtlijnen is recent verbeterd en loopt voor op de EU-doelstelling.

    Aanbevolen wordt het concurrentievermogen te versterken en producten met een hogere toegevoegde waarde uit te voeren om markten te winnen en het weer in evenwicht brengen van de economie te ondersteunen.

7. Opmerking inzake de raadpleging van het Europees Parlement

    In weerwil van een resolutie die het Europees Parlement heeft goedgekeurd over het verbeteren van de methode van raadpleging van het Europees Parlement, nadat bezwaren waren ingediend in verband met de voorgaande vier verslagen over de aanneming van de eenheidsmunt, kreeg uw rapporteur maar weinig tijd (twee werkdagen) om dit verslag in te dienen in vervolg op het uitbrengen van de convergentieverslagen, waardoor het zeer moeilijk was om een gedegen beoordeling uit te voeren van de convergentiecriteria overeenkomstig de in artikel 140 VWEU vastgelegde voorwaarden. De Commissie en de ECB hebben een inspanning geleverd om het Parlement te ontlasten door een maand voor uitbrenging van de convergentieverslagen een gedachtewisseling te houden. De behoefte aan meer tijd blijft echter onverminderd bestaan.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

2.6.2010

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

40

2

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Burkhard Balz, Godfrey Bloom, Sharon Bowles, Udo Bullmann, Pascal Canfin, George Sabin Cutaş, Leonardo Domenici, Derk Jan Eppink, Diogo Feio, Markus Ferber, Elisa Ferreira, Vicky Ford, José Manuel García-Margallo y Marfil, Jean-Paul Gauzès, Sven Giegold, Sylvie Goulard, Enikő Győri, Liem Hoang Ngoc, Gunnar Hökmark, Othmar Karas, Jürgen Klute, Werner Langen, Astrid Lulling, Hans-Peter Martin, Arlene McCarthy, Sławomir Witold Nitras, Ivari Padar, Rolandas Paksas, Anni Podimata, Antolín Sánchez Presedo, Olle Schmidt, Edward Scicluna, Peter Simon, Theodor Dumitru Stolojan, Ivo Strejček, Kay Swinburne, Ramon Tremosa i Balcells, Corien Wortmann-Kool

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Sophie Auconie, Elena Băsescu, Arturs Krišjānis Kariņš, Philippe Lamberts, Gay Mitchell, Catherine Stihler