AANBEVELING betreffende het ontwerpbesluit van de Raad inzake de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken

25.6.2010 - (05308/2010 – C7‑0029/2010 – 2009/0188(NLE)) - ***

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur: Salvatore Iacolino
PR_AVC_art90

Procedure : 2009/0188(NLE)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0209/2010
Ingediende teksten :
A7-0209/2010
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het ontwerpbesluit van de Raad inzake de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken

(05308/2010 – C7‑0029/2010 – 2009/0188(AVC))

(Goedkeuring)

Het Europees Parlement,

–   gezien de ontwerpovereenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken (15915/2009),

–   gezien het ontwerpbesluit van de Raad (05308/2010),

–   gezien het verzoek van de Raad om goedkeuring overeenkomstig artikel 82, lid 1, tweede alinea, letter d), en artikel 218, lid 6, tweede alinea, letter a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C7‑0029/2010),

–   gelet op artikel 81 en artikel 90, lid 8, van zijn Reglement,

–   gezien de aanbeveling van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7‑0209/2010),

1.  hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst;

2.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en van Japan.

TOELICHTING

1. De achtergrond van de overeenkomst

De globalisering die wij doormaken komt tot uiting in alle sectoren van het dagelijks leven, en ook in de misdaadcijfers.

Uit de statistieken over de gerechtelijke samenwerking in strafzaken tussen de verschillende lidstaten en Japan blijkt dat de gerechtelijke autoriteiten van Europa en Japan zich genoopt zien tot samenwerking, ook al ontbrak hiervoor tot nu toe een wettelijk raamwerk .

Daar er geen bilaterale verdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie en Japan bestaan en de voordelen van een harmonisch en samenhangend wettelijk raamwerk evident zijn, heeft de Raad in februari 2009 machtiging verleend tot het openen van onderhandelingen over de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken.

De Raad verleende bij besluit van 30 november 2009 machtiging voor de sluiting van de overeenkomst op de grondslag van de artikelen 24 en 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is het Parlement verzocht om zijn goedkeuring aan het sluiten van de overeenkomst te hechten, zoals bepaald in artikel 218 van het VWEU.

2. Reikwijdte van de overeenkomst

De overeenkomst is opgesteld naar het voorbeeld van eerder gesloten overeenkomsten inzake gerechtelijke samenwerking en betreft met name samenwerking in verband met het verloop van onderzoeken en de verkrijging van stukken van overtuiging, alsmede andere activiteiten zoals de bekendmaking van mededelingen in de aangezochte staat.

De belangrijkste bepalingen hebben betrekking op het afnemen van getuigenverklaringen of verklaringen, de mogelijkheid van verhoor per videoconferentie, het verkrijgen van afschriften, bescheiden en rapporten betreffende bankrekeningen en het opsporen van de verblijfplaats en het identificeren van personen, voorwerpen of plaatsen, alsmede het verstrekken van voorwerpen die in het bezit zijn van wetgevende, bestuurlijke of gerechtelijke autoriteiten van de aangezochte staat en de lokale autoriteiten van deze staat.

Bovendien regelt de overeenkomst de procedures voor het betekenen van stukken en het meedelen aan een persoon van een verzoek om in de verzoekende staat te verschijnen, alsook de tijdelijke overbrenging van een gedetineerde voor het afleggen van een getuigenverklaring of voor andere vormen van bewijsgaring.

Bijzondere bepalingen hebben betrekking op het verlenen van hulp in procedures betreffende het bevriezen of het in beslag nemen en confisqueren van opbrengsten of hulpmiddelen.

Een laatste clausule betreft alle andere rechtshulp die volgens het recht van de aangezochte staat is toegestaan en waarover tussen de lidstaat en Japan overeenstemming bestaat.

De gerechtelijke bijstand kan worden verleend na een formeel verzoek of door uitwisseling van gegevens op eigen initiatief. In het laatste geval kunnen voorwaarden worden verbonden aan het gebruik van de verstrekte gegevens.

Het verzoek om gerechtelijke bijstand wordt gedaan overeenkomstig het recht van de aangezochte staat, maar er kunnen ook bijzondere procedures worden afgesproken. Indien de uitvoering van het verzoek een probleem oplevert voor de aangezochte staat, dan kan deze staat overleg plegen met de verzoekende staat teneinde dat probleem op te lossen. Indien een verzoek echter een nationale procedure doorkruist, kan de aangezochte staat de uitvoering ervan uitstellen.

Naast “klassieke” redenen om afwijzend op een verzoek te beslissen, bijvoorbeeld als het gaat om politieke delicten, ne bis in idem, gebruik voor discriminatiedoeleinden of aantasting van de soevereiniteit, de veiligheid, de openbare orde of andere wezenlijke belangen van de aangezochte staat, zij gewezen op het belang van de bepaling die de lidstaten beschermt tegen een mogelijk gebruik van de overeenkomst in strafzaken waarin de doodstraf uitgesproken kan worden.

Hierbij is met name te denken aan het meermalen door de Europese Unie geuite standpunt waarbij wordt opgeroepen tot afschaffing of ten minste opschorting van de doodstraf, en de overeenkomst bepaalt dan ook dat de aangezochte staat tot het oordeel kan komen dat de uitvoering van een verzoek betreffende een feit waarop volgens de wetgeving van de verzoekende staat de doodstraf staat, afbreuk zou kunnen doen aan de essentiële belangen van de aangezochte staat, en dat deze staat dit verzoek dus kan afwijzen. De aangezochte staat blijft de mogelijkheid houden om op een verzoek om samenwerking in te gaan als hij het met de verzoekende staat eens is over de voorwaarden waaronder het verzoek kan worden uitgevoerd.

Tot slot wordt geëist dat het beginsel van dubbele strafbaarheid wordt nageleefd in gevallen dat dwangmiddelen in beeld komen.

Met het oog op een loyale samenwerking moet elke weigering worden voorafgegaan door een fase van overleg tussen de betrokken staten.

Van de vele waarborgen waarin de overeenkomst voorziet, noemen wij de bepaling inzake de vertaling van de stukken ter kennisgeving in een taal die de geadresseerde verstaat.

Artikel 11, lid 3, bepaalt dat rechtshulp niet kan worden geweigerd op grond van het bankgeheim. De rapporteur is van mening dat deze bepaling in de toekomst uitgebreid kan worden tot het beroepsgeheim, dat kan worden ingeroepen door advocaten en leden van andere gereglementeerde juridische beroepen. De eerbiediging van het beroepsgeheim zou moeten komen te vervallen als het duidelijk criminele activiteiten dekt.

Wat betreft het opvragen van informatie over bankrekeningen, getuigenissen en verklaringen en het verkrijgen van bewijsmiddelen, kunnen de eventuele dwangmiddelen, waaronder huiszoeking en inbeslagneming, door de aangezochte staat worden gebruikt als zij volgens de eigen wetgeving gerechtvaardigd lijken. Deze bepalingen lijken geschraagd door voldoende procedurele waarborgen.

Ook ten aanzien van andere kwesties zoals het verstrekken van bewijsmiddelen en documenten en bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van opbrengsten en hulpmiddelen, verbindt de aangezochte staat zich ertoe de verzoekende staat bijstand te verlenen in dezelfde mate en op dezelfde voorwaarden waarop deze voor zijn eigen onderzoekinstanties beschikbaar zou zijn, op de wijze dus die is toegestaan volgens de eigen wetten. Het lijkt er dus op dat de partijen bij de overeenkomst voldoende waarborgen genieten.

De wederzijdse bijstand verhindert of verbiedt de partijen bij de overeenkomst niet om in dezelfde strafzaak tegelijk andere activiteiten te ontplooien overeenkomstig internationale overeenkomsten dan wel overeenkomsten te sluiten die de bepalingen van de onderhavige overeenkomst bevestigen, insluiten, uitbreiden of nader uitwerken.

3. Conclusie

De bepalingen van de overeenkomst dragen bij aan de invoering van een zo doeltreffend mogelijke rechtshulp die zowel dient om de huidige uitdagingen het hoofd te bieden als voorziet in passende waarborgen.

Kortom de beschermingsmaatregelen waarin deze overeenkomst voorziet lijken beter dan die welke door vergelijkbare overeenkomsten worden geboden, ook enkele overeenkomsten die nog maar onlangs zijn ondertekend.

De aanneming van de overeenkomst zal dan ook geen bijzondere problemen opleveren.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

23.6.2010

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

40

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Roberta Angelilli, Gerard Batten, Mario Borghezio, Simon Busuttil, Carlos Coelho, Cornelis de Jong, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Tanja Fajon, Kinga Gál, Nathalie Griesbeck, Sylvie Guillaume, Ágnes Hankiss, Anna Hedh, Salvatore Iacolino, Sophia in ‘t Veld, Lívia Járóka, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Timothy Kirkhope, Juan Fernando López Aguilar, Clemente Mastella, Louis Michel, Claude Moraes, Georgios Papanikolaou, Judith Sargentini, Birgit Sippel, Csaba Sógor, Renate Sommer, Rui Tavares, Wim van de Camp, Axel Voss, Manfred Weber, Tatjana Ždanoka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Alexander Alvaro, Edit Bauer, Andrew Henry William Brons, Anna Maria Corazza Bildt, Ioan Enciu, Nadja Hirsch, Franziska Keller, Petru Constantin Luhan, Mariya Nedelcheva, Kyriacos Triantaphyllides