VERSLAG over het geïntegreerde maritieme beleid van de EU – beoordeling van de bereikte vooruitgang en nieuwe uitdagingen

5.10.2010 - (2010/2040(INI))

Commissie vervoer en toerisme
Rapporteur: Gesine Meissner
Rapporteur voor advies(*): Antonello Antinoro, Commissie visserij
(*) Procedure met medeverantwoordelijke commissies – Artikel 50 van het Reglement


Procedure : 2010/2040(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0266/2010

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het geïntegreerde maritieme beleid van de EU – beoordeling van de bereikte vooruitgang en nieuwe uitdagingen

(2010/2040(INI))

Het Europees Parlement,

–   gelet op Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen ten aanzien van het mariene milieu[1],

–   gezien de mededeling van de Commissie van 10 oktober 2007, getiteld “Een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie” (COM(2007)0575),

–   gezien de mededeling van de Commissie, getiteld "Conclusies van de raadpleging over een Europees maritiem beleid" (COM(2009)0540),

–   gezien het werkdocument van de staf van de Commissie ter begeleiding van het voortgangsverslag betreffende het geïntegreerde maritieme beleid van de EU (SEC(2009)1343),

–   gezien de mededeling van de Commissie, getiteld "Naar een geïntegreerd maritiem beleid voor beter bestuur in het Middellandse Zeegebied"(COM(2009)0466),

–   gezien de mededeling van de Commissie, getiteld “Ontwikkeling van de internationale dimensie van het geïntegreerd maritiem beleid van de Europese Unie” (COM(2009)0536),

–   gezien de mededeling van de Commissie, getiteld "Naar de integratie van de maritieme bewaking: Een gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur voor het maritieme gebied van de EU" (COM(2009)0538),

–   gezien de mededeling van de Commissie, getiteld "Onderzoek naar de mogelijkheden tot instelling van een Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)" (COM(2008)0068),

–   gezien de mededeling van de Commissie, getiteld “Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (COM(2010)2020),

–   gezien de mededeling van de Commissie, getiteld “Werkprogramma van de Commissie voor 2010 – Een tijd voor daden” (COM(2010)0135),

–   gezien het Witboek van de Commissie: “Aanpassing aan de klimaatverandering: naar een Europees actiekader" (COM(2009)0147),

–   gezien de mededeling van de Commissie, getiteld “Routekaart naar maritieme ruimtelijke ordening: Werken aan gemeenschappelijke principes in de EU” (COM(2008)0791),

–   gezien de mededeling van de Commissie, getiteld “Richtsnoeren voor een geïntegreerde benadering van het maritieme beleid: Naar de beste praktijken op het gebied van geïntegreerd maritiem bestuur en overleg met de belanghebbende partijen” (COM(2008)0395),

–   gezien de mededeling van de Commissie, getiteld “De strategie van de Europese Unie voor het Oostzeegebied” (COM(2009)0248),

–   gezien de mededeling van de Commissie, getiteld "De Europese Unie en het Noordpoolgebied" (COM(2008)0763),

–   gezien het werkdocument van de staf van de Commissie, getiteld “Opzet van een Europese infrastructuur voor mariene kennis: Routekaart voor een Europees marien waarnemings- en gegevensnetwerk” (SEC(2009)0499),

–   gezien het werkdocument van de staf van de Commissie, getiteld “Infrastructuur voor mariene gegevens, resultaat van openbare raadpleging” (SEC(2010)0073),

–   gezien het werkdocument van de staf van de Commissie, getiteld “Non-paper inzake maritiem toezicht” (SEC(2008)2737),

–   gezien de mededeling van de Europese Commissie, getiteld "Een Europese strategie voor marien en maritiem onderzoek: Een coherent kader voor de Europese onderzoeksruimte ter ondersteuning van het duurzame gebruik van oceanen en zeeën” (COM(2008)0534),

–   gezien de mededeling van de Commissie, getiteld "Strategische doelstellingen en aanbevelingen voor het zeevervoersbeleid van de EU tot 2018" (COM(2009)0008),

–   gezien de conclusies van de Raad inzake het geïntegreerde maritieme beleid van 16 november 2009,

–   gezien de conclusies van de Raad inzake het geïntegreerde maritieme toezicht van 17 november 2009,

–   gezien de conclusies van de Raad inzake het geïntegreerde maritieme beleid van 14 juni 2010,

–   gezien het Verdrag inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging en de protocollen daarbij[2],

–   gezien het advies van het Comité van de regio’s inzake het pakket maatregelen voor kust en zee van 17-18 juni 2009,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 juli 2007 over een maritiem beleid voor de Unie: Een Europese visie op de oceanen en zeeën [3],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 mei 2008 over een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie[4],

–   gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme en de adviezen van de Commissie visserij en de Commissie regionaal beleid (A7-0266/2010),

A. overwegende dat het bij oceanen en zeeën om een zeer complexe materie gaat en dat zij de invloed van een groot aantal activiteiten, belangen en beleidsvormen ondervinden; overwegende dat de kennis om maritieme vraagstukken in grote diversiteit tegemoet te treden en ook het vermogen om problemen op dit gebied op te lossen verspreid zijn over talloze overheidsinstanties en particuliere instellingen op diverse bestuursniveaus,

B.  overwegende dat de oceanen en zeeën op aarde onderling verbonden en afhankelijk zijn en bovendien overwegende dat het steeds intensievere gebruik van oceanen en zeeën door sectoren als scheepvaart, visserij, energie, toerisme en onderzoek, in combinatie met de klimaatverandering, aan de druk op het mariene milieu heeft bijgedragen,

C. overwegende dat de scheepvaart en de scheepsbouw een aanzienlijke bijdrage leveren aan het economisch welzijn van de EU-landen en waardevolle diensten verlenen aan de consumenten en aan de industrie in Europa en de rest van de wereld,

D. overwegende dat de benadering van het geïntegreerde marine beleid een duidelijk antwoord vormt op de vraag hoe meer coherentie kan worden bereikt tussen acties die worden gevoerd in het kader van de verschillende beleidsgebieden die voor zeeën en kustgebieden van invloed zijn, en de noodzaak van een milieuvriendelijk gebruik van de rijkdommen van die ecosystemen,

E.  overwegende dat de kaderrichtlijn mariene strategie de milieupijler vormt voor het geïntegreerd maritiem beleid van de EU; overwegende dat deze benadering beter moet worden verbonden met de andere sectorale beleidsgebieden,

F.  overwegende dat een geslaagd geïntegreerd marien beleid gebaseerd moet worden op excellente prestaties op het gebied van marien onderzoek, mariene technologie en innovatie en dient te leiden tot een op één punt geconcentreerde besluitvorming en derhalve tot een beperking van elkaar overlappende regelgevingsbevoegdheden, daarbij rekening houdend met specifieke regionale en lokale bijzonderheden,

G. overwegende dat deze geïntegreerde maritieme bestuursstructuren een stimulans moeten zijn voor een gecoördineerde planning van onderling concurrerende mariene activiteiten, het strategisch beheer van maritieme gebieden, de kwaliteit van toezichthoudende activiteiten en handhaving van de wetgeving, en dat het voor een dergelijk doel nodig is het geheel van deze structuren goed te identificeren, hun zichtbaarheid te garanderen en hun samenwerking te verbeteren in een transparant en coherent kader,

H. overwegende dat de Europese Unie de eerste maritieme macht ter wereld is en dat zij het geïntegreerde maritieme beleid en haar verworvenheden moet inzetten om op mondiaal niveau te fungeren als drijvende kracht voor een betere planning van maritieme activiteiten, de bescherming van het milieu en de bevordering van goede maritieme praktijken binnen internationale organen,

I.   overwegende dat de kusten van Europa en de ultraperifeer gelegen eilanden op het gebied van veiligheid en bescherming tegen milieu-invloeden en criminele handelingen een bijzondere rol spelen,

Opmerkingen van algemene aard

1.  is verheugd over het pakket van de Commissie van oktober 2009 inzake het geïntegreerde maritieme beleid en beschouwt het als een op tijd uitgevoerde en bemoedigende inventarisatie van de uitvoering van het actieplan van 2007 uit het Blauwboek, en tekent daarbij tevens aan dat de reeds genomen en de voorgenomen initiatieven volledig op één lijn liggen met - en ook een logische consequentie vormen van - de in het Blauwboek vermelde doelen; bevestigt in het algemeen de validiteit van de geïntegreerde benadering voor mariene vraagstukken;

2.  is het met de Commissie eens dat “onze sterke maritieme traditie” één van de sterke punten van Europa vormt;   vraagt de Commissie en de lidstaten daarom het potentieel van de diverse maritieme sectoren verder te ontwikkelen, door een ambitieuze strategie van "blauwe groei" te ontwerpen; is tevens van mening dat dit beleid moet bijdragen aan de verwezenlijking van een concurrerende, sociale en duurzame Unie; stelt in dit verband dat in het uit te werken geïntegreerd maritiem beleid de inspanningen om te komen tot economische ontwikkeling, een hoog werkgelegenheidsniveau – in het bijzonder door de sector met opleidingsmaatregelen en met een te lanceren proefproject "Maritiem Erasmus" aantrekkelijker voor jongeren te maken – en milieubescherming harmonieus moeten worden geïntegreerd; stelt daarom dat het GMB moet worden tussengeschakeld in de doelstellingen en initiatieven van de Strategie EU 2020;

3.  vraagt de Commissie daarom vóór 2013 te komen met een overkoepelende, intersectorale strategie voor een duurzame groei in kuststreken en maritieme sectoren die berust op een breed onderzoek van het aanwezige potentieel en de beleidsmogelijkheden, alsmede op een uitgebreide raadpleging van betrokken partijen;vindt dat een nieuwe, geïntegreerde benadering van de versterking van de toonaangevende rol van Europa in marien en maritiem onderzoek, technologische ontwikkeling en scheepswerktuigkunde, in verschillende sectoren zoals scheepsbouw, duurzame ontwikkeling van mariene hulpbronnen, offshore energieontwikkeling en technologieën, deel van deze strategie moet uitmaken; stelt dat oplossingen op internationaal niveau moeten worden gevonden om oneerlijke concurrentiepraktijken in de scheepsbouw uit te bannen;

4.  vraagt de Commissie actie te ondernemen naar aanleiding van de olieramp in de Golf van Mexico, en voor rechtszekerheid op het gebied van off shore oliewinning in Europa te zorgen, door een gecoördineerd Europees noodplan op te stellen ter voorbereiding op noodgevallen en rampen door ongelukken met booreilanden en tankers, en wel op internationaal niveau met het oog op grensoverschrijdende vervuiling; vraagt de Commissie de lidstaten aan te sporen volledige uitvoering te geven aan het reeds bestaande internationale rechtskader zoals omschreven door de internationale overeenkomsten van de IMO op dit gebied, en daarbij ook alle mogelijke maatregelen te inventariseren waarmee zulke rampen kunnen worden voorkomen, en alle eventuele mazen in de EU- of nationale wetgeving na te gaan en alle EU- acties en -wetgeving dienovereekomstig aan te passen, rekenin houdende met de verschillende omstandigheden in de Golf van Mexico en de Europese kustgebieden en zeeën;

5.  vraagt de Commissie dringend het mandaat van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) betreffende veiligheidsinspecties van off shore installaties en het opruimen van gelekte olie uit te breiden bij de herziening van de EMSA-verordening;

6.  acht het in dit verband dringend noodzakelijk dat aanstalten worden gemaakt met herziening van richtlijn 2004/35/EG betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade, omdat daarin bij off shore oliewinning geen aansprakelijkheid geregeld is overeenkomstig het beginsel "de vervuiler betaalt";

7.  verzoekt de Commissie in dit verband te onderzoeken of het mandaat van het EMSA moet worden uitgebreid en of dit agentschap met het toezicht op de naleving van veiligheidsnormen bij de off shore oliewinning en de controle van plannen voor noodgevallen in dit verband moet worden belast;

8.  is ingenomen met de studie van de Commissie met de titel “Gegevensbank inzake door de EU gefinancierde projecten in maritieme gebieden”[5] en verzoekt de Commissie om in haar volgende voortgangsverslag over het geïntegreerde maritieme beleid een volledig en systematisch overzicht te geven van alle kredieten die via alle begrotingslijnen beschikbaar zijn gesteld voor activiteiten in verband met maritieme sectoren, kustgebieden en de zeeën;

9.  vraagt de Commissie ervoor te zorgen dat voor het nieuwe geïntegreerde maritieme beleid in de volgende Financiële Vooruitzichten een behoorlijke financiering wordt uitgetrokken en alle opties na te gaan, waaronder ook het door het Comité van de regio’s voorgestelde kustfonds en de doelmatige coördinatie van verschillende financieringsregelingen;

10. steunt het door de Commissie uitgesproken voornemen om 50 miljoen euro uit te trekken over de komende twee jaar voor de financiering van het GMB, teneinde voort te bouwen op voorgaande projecten op het gebied van beleid, beheer, duurzaamheid en toezicht;

Maritiem bestuur

11. looft de lidstaten en regio’s die al geïntegreerde bestuursbeleidsvormen en –structuren hebben ingevoerd; spoort de lidstaten waar de administratieve structuren voor het geïntegreerde maritieme beleid nog zeer versnipperd zijn, aan om onverwijld uniforme en geïntegreerde mariene bestuurssstructuur tot stand te brenegn;

12. onderschrijft de richtsnoeren van de Commissie voor maritiem bestuur en haar analyse van de veelbelovende, maar nog steeds niet bevredigende vooruitgang van de afgelopen jaren;

13. spoort de Commissie, lidstaten en kustregio’s aan tot grotere inspanning voor het omlijnen van te integreren maritieme beleidsterreinen en het opzetten van een adequate maritieme bestuursstructuur wardoor beslissingen kunnen worden genomen op grond van de beste informatie die beschikbaar is, met inschakeling van alle betrokken partijen, zodat de verschillende beleidsdoelstellingen beter tot hun recht komen;

14. onderstreept dat op maat gesneden strategieën voor lokale ontwikkeling, gestuurd door een ‘van onder naar boven’ raadplegingsproces, moeten worden aangemoedigd, in plaats van overal dezelfde standaardbenadering; is daarom van mening dat een geïntegreerd maritiem bestuur essentieel is om te voorkomen dat de bevoegdheden op verschillende bestuursniveaus elkaar overlappen, en om de samenwerking en de dialoog met lokale en regionale overheden, de kustgemeenschappen, maatschappelijke organisaties en andere maritieme betrokkenen te versterken; is voorstander van vast te stellen en nader uit te werken strategieën voor de maritieme macroregio's van de EU, in het kader van een strategische benadering van regionale maritieme gebieden;

15. vraagt de Commissie om de kwaliteit van de maritieme bestuursstructuren op lidstaats- en regionaal niveau nader te beoordelen aan de hand van hun capaciteit, en optimale praktijken uit te wisselen om de doelstellingen van het geïntegreerde maritieme beleid te realiseren; is van mening dat geïntegreerd en transparant maritiem bestuur een optimale planning mogelijk maakt, een breed veld aan synergieën schept en bijdraagt aan de vorming van een Europese maritieme ruimte zonder belemmeringen;

16. is het met de Commissie eens dat de betrokkenheid van de belanghebbende partijen bij de maritieme beleidsvorming ook steviger in de bestuursstructuren moet worden ingebed; nodigt daartoe alle kustlidstaten die zulks tot dusver nog niet hebben gedaan zo snel mogelijk nationale contactpunten voor het geïntegreerde maritieme beleid aan te wijzen; en daarmee gevolg te geven aan het verzoek van de Commissie; onderstreept dat dit operationele netwerk zo spoedig mogelijk in bedrijf moet worden genomen; steunt de instelling van een intersectoraal platform voor een dialoog over maritieme vraagstukken met belanghebbenden; dringt aan op invoering van regelingen voor een concreet partnerschap tussen de Commissie en de regio's, herhaalt zijn bijval voor een “Europese dag van de zeevaart” , en vraagt om meer aandacht voor maatregelen om de EU-burgers te informeren over en te betrekken bij alle aspecten van het GMB;

17. verwelkomt het Europees netwerk van maritieme clusters en vraagt Commissie, lidstaten en regio’s om ondersteuning van deze opkomende organisaties op alle niveaus, vooral door ondersteuning van hun innovatievermogen, hun integratie in nationale en communautaire beleidsvormen en –programma's, door versterking van de transnationale samenwerking, door naar meer openstelling voor kmo's te streven en door hun zichtbaarheid te vergroten;

18. dringt bij de lidstaten en de Commissie aan op intensivering van hun dialoog op internationaal niveau over het geïntegreerde maritieme beleid en andere maritieme onderwerpen in de desbetreffende fora, waaronder de ratificering en uitvoering van UNCLOS; stelt voor een tenminste eenmaal per jaar te houden bijeenkomst over het geïntegreerde maritieme beleid op het niveau van de ministers van de lidstaten van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied in te stellen;

19. verzoekt de Europese Unie dan ook om binnen de Unie voor het Middellandse-Zeegebied ervoor te lobbyen dat het concept voor een gemeenschappelijke gedragscode voor goede praktijken in de visserij- en de aquacultuursector in het programma van deze nieuwe internationale organisatie wordt opgenomen;

20. vraagt de Commissie de internationale dimensie van het geïntegreerde maritieme beleid te versterken en wijst de Commissie en de lidstaten erop dat verbeteringen in de arbeidsomstandigheden op zee, in de veiligheid en in de milieuprestaties van schepen op de agenda moet komen van internationale fora en door haven-, vlaggen- en kuststaten in internationale overeenkomsten moeten worden bekrachtigd, zodat in de gehele wereld verbeteringen op scheepvaartgebied kunnen worden gerealiseerd;

21. vraagt de Commissie en de Raad in te stemmen met opneming van het geïntegreerde maritieme beleid bij de financiële hefboominstrumenten en onder de doelstellingen van het externe EU-beleid, via daartoe uit te werken initiatieven ter ondervanging van problemen als zeeverontreiniging, illegale visserij en zeeroverij;

Initiatieven en strategieën rond zeebekkens

22. is verheugd over tot dusver door de Commissie voorgestelde regionale initiatieven en strategieën inzake zeebekkens en ook over de macroregionale strategieën in verband met de zee; erkent dat de uitvoering van de GMB-beginselen vereist dat zij worden omgezet in gerichte strategieën en specifieke maatregelen, toegesneden op de specifieke gesteldheid in zeebekken en – in het geval van de Middellandse Zee – de diverse subregio’s daarin; dringt aan op verdere dialoog en samenwerking voor een beter bestuur van mariene ruimte en kustgebieden in het kader van een meerlagen-aanpak in de verschillende zeebekkens, waaronder de Noordzee, de Oostzee, de Atlantische Oceaan, de Zwarte Zee en het Middellandse Zeegebied, en vraagt de Commissie om in samenwerking met de lidstaten snel aanstalten te maken met d euitwerking en presentatie van acties in deze gebieden;

23. vraagt de Commissie speciaal aandacht te besteden aan de specifiek kenmerken van de ultraperifere gebieden van de Europese Unie met zeegebieden die ervoor zorgen dat de Europese Unie over de grootste exclusieve economische zone ter wereld beschikt; is daarom van mening dat deze gebieden een sleutelrol kunnen spelen in de internationale dimensie van het GMB, en verzoekt de Commissie in haar internationale overeenkomsten met regionale statengroepen een maritieme dimensie op te nemen;

24. merkt op dat een groot deel van de wateren van de Middellandse Zee en de Zwarte Zee zich buiten de gebieden bevinden die onder de jurisdictie of soevereiniteit van kuststaten vallen en dat deze staten daarom geen regelgevings- of handhavingsbevoegdheden hebben om op geïntegreerde wijze de activiteiten van de mens buiten hun bevoegdheidsgebieden te regelen;

25. vraagt de betrokken kuststaten daarom afbakeningskwesties op basis van UNCLOS op te lossen en overeenstemming over hun maritieme zones te bereiken;

Maritieme ruimtelijke ordening

26. beseft dat stabiliteit, voorspelbaarheid en transparantie van het beheer van zeegebieden de sleutel vormen tot een optimale en duurzame ontwikkeling van de economische bedrijvigheid en nieuwe groei en werkgelegenheid op zee, met inbegrip van de ontwikkeling van nieuwe energieën zoals wind- en golfenergie, zonder de meer traditionele activiteiten daarbij tekort te doen;

27. is van oordeel dat voor het beheer van steeds intensievere en steeds feller met elkaar wedijverende vormen van gebruik van de zee op basis van een ecosysteem een gecoördineerde, gestroomlijnde en grensoverschrijdende maritieme ruimtelijke ordening als een neutraal werktuig noodzakelijk is dat de potentie heeft een aanzienlijke bijdrage te leveren aan de uitvoering van de Kaderrichtlijn mariene strategie en dat een harmonieus samengaan van verschillende wijzen van gebruik van de zee zou vergemakkelijken;

28. is verheugd over de routekaart inzake mariene ruimtelijke ordening die uitgaat van een ecosysteem-benadering en de ontwikkeling van de tien planningsprincipes en acht dit intersectorale beleidsinstrument van essentieel belang voor de ontwikkeling van het geïntegreerde maritieme beleid; verzoekt de Commissie om in 2011 een ontwerprichtlijn inzake maritieme ruimtelijke ordening voor te leggen of het soort instrument voor te stellen dat het meest geschikt is om voor coherentie te zorgen tussen maritieme ruimtelijke ordening (MRO) en de andere bestaande initiatieven (ICZM, Natura 2000, richtlijn mariene strategie);

29. stelt voor om mogelijkheden voor een gezamenlijk gebruik van zeegebieden door verschillende sectoren (bv. scheepvaart, hernieuwbare/windenergie en aquacultuur) te onderzoeken;

30. onderstreept het fundamentele belang van een planning van de Europese maritieme ruimte en de aanwendingen ervan voor de kustregio's, inzonderheid de ultraperifere regio's, en op de noodzaak de in ecologisch opzicht kwetsbaarste biogeografische mariene regio's te beschermen, waarbij de visserijsector een duurzame exploitatie van de bestanden moet worden gegarandeerd;

Maritiem toezicht

31. gaat ervan uit dat met een goed gecoördineerde en geïntegreerde benadering van het maritieme toezicht via de verschillende pijlers en met overschrijding van de diverse sectoren en grenzen een verbetering mogelijk is van de bescherming van de belangen van de lidstaten en de Europese Unie alsmede de bescherming tegen vervuiling van de zee en illegale handelingen door de op zee opererende autoriteiten informatie voor controle en toezicht te leveren die de grenzen tussen de verschillende relevante activiteitssectoren overschrijdt, waardoor meer doelmatigheid wordt bereikt;

32. vraagt daarom de Commissie, de lidstaten, de EU-agentschappen en met name het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, alsmede de betrokken organisaties spoed te zetten achter hun streven naar samenwerking en coördinatie alsmede ten aanzien van de vaststelling van de noodzakelijke aanpassingen van de wetgeving;

33. vraagt de Commissie om in samenwerking met de lidstaten na te gaan welke belemmeringen er zijn bij de uitwisseling van gegevens in de EU, in de nationale wetgevingen en in de mandaten van de agentschappen, lering te trekken uit de ervaring die is opgedaan bij regionale en nationale initiatieven, onderzoeksprojecten en proefprojecten, en operaties op het gebied van het maritiem toezicht alsmede GVDB-operaties, zodat in 2010 een routekaart kan worden voorgelegd over een geïntegreerd maritiem toezicht en tenslotte te onderzoeken welke gebieden zich lenen voor samenwerking met derde landen - vooral landen uit het Middellandse Zeegebied die het Zeerechtverdrag van de VN hebben geratificeerd - en daarbij bovendien te peilen met welke organisaties kan worden samengewerkt;

34. verzoekt de Commissie vast te stellen hoeveel aanvullende kredieten nodig zijn voor de verwezenlijking van een gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur in het kader van het geïntegreerd maritiem toezicht, en wel ruim vóór de volgende Financiële Vooruitzichten, ten behoeve van de EU en ook van de lidstaten;

35. verzoekt de Commissie met het oog op een gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur een rechtskader voor de integratie van het maritieme toezicht voor te stellen;

36. dringt opnieuw aan op een betere samenwerking tussen de nationale inspectiediensten, kustbewaking en marines van de lidstaten en herinnert de Commissie eraan dat het Europees Parlement al eerder heeft gevraagd om de uitvoering van een haalbaarheidsstudie naar een verdere samenwerking tussen of samengaan van de verschillende kustbewakingsdiensten, met meer interoperabiliteit tussen de verschillende surveilleersustemen, en in het vooruitzicht van een in de nabije toekomst in te stellen Europese kustwacht; ziet in dit verband een groot potentieel om het EMSA meer bij het toezicht op kustgebieden te betrekken en de lidstaten meer steun te bieden bij het traceren van zeeverontreiniging;

Diversen

37. wijst opnieuw op zijn standpunt zoals verwoord in zijn resolutie over de strategische doelstellingen en aanbevelingen voor het zeevervoersbeleid van de EU tot 2018 en herhaalt de daarin opgenomen verzoeken;

38. verzoekt de Commissie met het oog op het komende Witboek over de toekomst van het vervoer rekening te houden met de kritieke rol van het zeevervoer in de hedendaagse handel, daarnaast de ontwikkeling van havens van secundaire betekenis en met minder congestie te bevorderen en een adequate aanpak te vinden voor de kwestie van veiligheidsmaatregelen voor het zeevervoer in de EU en daarbuiten door te investeren in meergelaagde risicobeheersystemen voor het selecteren en inspecteren van gevaarlijke lading;

39. onderstreept het belang van een gemeenschappelijke maritieme ruimte zonder belemmeringen en vraagt de Commissie en de lidstaten om:

      -   kleine havens te evalueren en te behouden;

      -   het netwerk voor kort vervoer over zee uit te breiden om de afstanden voor het vervoer over land te beperken;

      -   onderzoek en innovatie op het gebied van vervoerswijzen en de verwerking van vracht alsmede logistieke oplossingen te ondersteunen zodat tijd bij het vervoer en de behandeling kan worden bespaard;

      -   de infrastructuurontwikkeling van havens te ondersteunen;

40. verzoekt de Commissie om integratie van het Europees maritiem beleid en het beleid voor de binnenwateren, om zoveel mogelijk gebruik te maken van de mogelijkheden van het vervoer over water en efficiënte en gediversifieerde wijzen van vervoer te creëren;

41. moedigt de Commissie, de lidstaten en het bedrijfsleven aan de onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten naar het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en hun toepassing voor scheepsvoortstuwing en elektriciteitsopwekking aan boord te intensiveren;

42. dringt er bij de Commissie op aan de arbeidsomstandigheden van zeevarenden met passende middelen te verbeteren, het IAO-Verdrag betreffende maritieme arbeid in wetgeving van de Unie om te zetten en een programma voor te stellen voor de kwalificatie en opleiding van zeevarenden en in het bijzonder de werving van jongeren, ook uit derde landen;

43. vraagt de Commissie een onderling afgestemd Europees industriebeleidsinitiatief te overdenken, gericht op verbetering van het concurrentievermogen, op ondersteuning van de vooraanstaande positie van de Europese scheepsbouw, en op verbetering van de veiligheid, milieuvriendelijkheid en concurrentiepositie van de scheepvaart in de gemeenschappelijke maritieme ruimte zonder grenzen, waarbij de concurrerende scheepsbouwcapaciteit van Europa ten volle moet worden benut en milieuvriendelijke technologieën en alternatieve scheepsbrandstoffen voor een ecologisch verantwoorde scheepvaart moeten worden ingezet; vraagt de lidstaten om ratificatie van het internationale Verdrag van Hongkong (2009) ten behoeve van een veilige en milieuvriendelijke scheepsrecyclering;

44. acht het, daarin gesterkt door de verwijzing in het VWEU naar territoriale samenhang, van essentieel belang voor de verbetering van de toegankelijkheid, dat de mobiliteit van passagiers en goederen een integrerend bestanddeel van het internemarktbeleid blijft en daartoe de kustvaart en maritieme cabotage tussen gebiedsdelen worden bevorderd, en dat er tegelijkertijd wordt gezorgd voor betere verbindingen tussen perifere maritieme regio's, de ultraperifiere regio's en eilanden en het vasteland en economische centra; wijst er in hetzelfde verband op dat het van cruciaal belang is om de moeilijkheden waarmee eilandgebieden in de EU, met name kleine eilandgemeenschappen, op het gebied van het personen- en goederenvervoer te kampen hebben, aan te pakken door de scheepvaartverbindingen die door de markt niet voldoende worden bediend, te steunen en door voor het vervoer van personen, ongeacht hun locatie, dezelfde kosten per kilometer te garanderen; verlangt concrete maatregelen voor de ultraperifere regio's waarin rekening wordt gehouden met hun specifieke kenmerken;

45. vestigt de aandacht op het bijzondere belang van de maritieme sector voor de lidstaten met een grote exclusieve economische zone, en op de noodzaak om de ontwikkeling van maritieme economische clusters te bevorderen en hun bijdrage aan de groei en de werkgelegenheid, conform de EU2020-strategie, te vergroten;

46. onderstreept dat de visserij en de aquacultuur ten volle hun plaats hebben in de maritieme economie en de ontwikkeling van de vaak afgelegen kustgebieden, wier groei het GMB op economisch, sociaal en milieugebied moet bevorderen;

47. dringt er met name op aan dat het GMB rekening houdt met de verplichtingen en de specifieke kenmerken van de visserij- en de aquacultuursector wat betreft gebruikmaking van de maritieme ruimte, met name ten aanzien van de beschikbaarheid van zones waarin dergelijke activiteiten ten uitvoer kunnen worden gelegd en de noodzaak de mariene habitats in stand te houden door de vaststelling van mariene reserves en andere daartoe bestemde maatregelen, waarbij speciaal het accent dient te worden gelegd op beter gepland onderzoek en de volledige integratie van de geografische en klimatologische diversiteit van elk zeegebied;

48. wijst erop dat kustregio's en eilanden bijzonder gevoelig zijn voor de gevolgen van klimaatverandering; onderstreept dat bij de planning van alle ontwikkelingsprojecten aan de vele kusten van de Gemeenschap en in het achterland daarvan rekening moet worden gehouden met de gevolgen van de klimaatverandering; stelt voor dat bij de opzet van het toekomstig regionaal beleid rekening wordt gehouden met klimaatveranderingsrisico's, om de tenuitvoerlegging van het GMB niet in gevaar te brengen;

49. dringt er bij de Commissie op aan om bij wijze van follow-up van haar Witboek over de klimaatverandering de CO2-reductiedoelstellingen coherent te integreren in de maritieme sector, om daar economische, op de markt gebaseerde instrumenten in te voeren, zoals maatregelen in verband met systemen voor het verhandelen van emissierechten, en een strategie te ontwikkelen voor het opvangen van de specifieke gevolgen van de klimaatverandering voor kustgebieden en insulaire gebieden.

50. herhaalt dat het dringend noodzakelijk is de druk die vanaf land op het mariene milieu wordt uitgeoefend als gevolg van o.m. verontreiniging door afvalwater van de industrie en de landbouw en gebrekkig beheer van de kustzones, te verlichten, in de context van een geïntegreerde, op ecosystemen gebaseerde benadering;

51. dringt er bij de lidstaten op aan hun in de kaderrichtlijn inzake de mariene strategie vastgelegde verplichtingen na te komen en vóór 15 juli 2012 een evaluatie van de milieutoestand van hun zeewateren uit te voeren, milieudoelstellingen vast te stellen en toezichtprogramma's in te voeren; verzoekt de lidstaten bovendien ambitieuze programma's te starten om een goede milieutoestand van de wateren te bereiken;

52. dringt er bij de lidstaten op aan hun verplichting ex artikel 13 van de kaderrichtlijn inzake de mariene strategie na te komen en beschermde mariene zones aan te wijzen; vraagt de lidstaten bovendien effectief te controleren of de beschermende maatregelen worden geëerbiedigd;

53. neemt er nota van dat sinds 1 juli 2010 nieuwe grenswaarden gelden voor het SO2-gehalte van scheepsbrandstoffen in Het Kanaal en de Noord- en Oostzee, die op grond van een IMO-besluit tot controlegebieden voor zwavelemissies werden uitgeroepen; is dan ook van mening dat alle Europese kustgebieden evenzeer beschermd moeten worden en dat toepassing van nieuwe grenswaarden voor SO2 alleen in sommige gebieden kan leiden tot concurrentieverstoringen; meent derhalve dat een uniforme regeling voor de gehele EU de voorkeur verdient en een modale verschuiving van zee- naar wegvervoer tot elke prijs moet worden vermeden;

54. stelt vast dat de zeeën een dumpplaats zijn geworden voor onvoorstelbaar grote en snel toenemende hoeveelheden afvalmateriaal, vooral allerlei soorten plastic en ook verloren scheepscontainers; vraagt de Commissie een Europees en internationaal debat op gang te brengen dat moet leiden tot middelen waarmee dit kan worden tegengegaan;

55. verzoekt de Commissie om beleidsvoorstellen voor een duurzaam kust-, eiland- en zeetoerisme, om hun aantrekkingskracht voor bewoners en toeristen te verhogen, hetgeen ook een van de doelstellingen is voor de natuurbescherming in mariene gebieden als de Waddenzee, daarbij volledig kan worden teruggegrepen op de nieuwe bepalingen inzake het toerisme in het Verdrag van Lissabon, en initiatieven als het EDEN-netwerk kunnen worden gestimuleerd;

56. wijst met nadruk op het grote ontwikkelingspotentieel en de belangrijke hefboomwerking voor groei van het zee- en kusttoerisme en de daarmee verbonden sectoren; meent dat de kuststreken de voornaamste toeristische bestemming vormen in Europa, en vraagt de Commissie om deze punten in haar strategie voor een duurzaam kust- en zeetoerisme op te nemen;

57. onderstreept het belang van de meerwaarde van de zeeën en het maritieme beleid voor de versterking van de samenwerking tussen buurlanden en vooral tussen de lidstaten en kandidaat-landen;

58. ziet de Europese strategie voor marien en maritiem onderzoek en ook de gezamenlijke aanbestedingen in verband met het kaderprogramma voor onderzoek inzake de “Oceanen van morgen” als concrete tekenen van een geïntegreerde benadering van de uitvoering van het geïntegreerde maritieme beleid; stelt voor, de met de zee verband houdende wetenschapsgebieden tot prioriteit te maken in het achtste kaderprogramma voor onderzoek, evenals de oprichting van een Europees Instituut voor marien onderzoek;

59. deelt de mening dat de opzet van een interdisciplinaire wetenschappelijke en technologische kennisbank over de zeeën en kusten van Europa van essentiële betekenis is; vraagt de Commissie en de lidstaten om in samenwerking met regionale en lokale actoren de bestaande gegevensbanken en waarnemingsprogramma’s te beoordelen en spoed te zetten achter hun inspanningen om het Europees marien waarnemings- en gegevensnetwerk (EMODNET) zo spoedig mogelijk in werking te stellen;

60. doet een beroep op de Commissie om de lidstaten hulp te bieden bij de lancering van een plan om een overzicht en kaarten te maken van vergane schepen en plaatsen van archeologische waarde – aangezien deze deel uitmaken van het historisch en cultureel erfgoed van de Unie – en op deze manier kweken van begrip voor en bestudering van zulke plaatsen te vergemakkelijken, te helpen plundering te voorkomen (aan welk gevaar zij thans blootstaan) en zo een goede conservering mogelijk te maken;

61. is verheugd over de verschijning van de Europese zeeatlas die onlangs door de Commissie werd ontwikkeld en moedigt belanghebbenden aan het Maritieme Forum als nieuw samenwerkingsinstrument te gebruiken, en het algemeen publiek daadwerkelijk hiervoor te winnen;

62. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

  • [1]  PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19.
  • [2]  Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0128.
  • [3] C 175 E, 10.7.2008, p, 531.
  • [4]  PB C 279 E van 19.11.09, blz. 30.
  • [5]  Verslag (definitieve versie). Kaderovereenkomst FISH/2007/04, Specifiek contract nr 4. december 2009.

TOELICHTING

Er moet een nieuw "zeebewustzijn" komen.

De EU heeft een zeekust van 320 000 km en een derde deel van onze burgers – met een tendens die stijgende is – woont aan de kust. Met onze economische activiteiten in zee en aan de kust wordt 40% van het BBP van de EU geproduceerd en volgens alle prognoses is hier nog veel ruimte voor een verdere ontwikkeling. 40% van de uitwisseling van goederen binnen Europa en 95% van de uitvoer die naar landen buiten Europa gaat, verloopt door middel van schepen. De ontwikkeling van schepen die het milieu ontzien en veiligheid bieden is van het allergrootste belang en betekent voor de Europese scheepsbouw een geweldige kans. Onze zeeën moeten een motor voor economische groei blijven en veel toekomstvisies en grote verwachtingen worden door een nog intensiever onderzoek van de zee geïnspireerd. Tevens is de zee echter een fragiel ecosysteem, zoals op dit moment duidelijk wordt door de olieramp in de Golf van Mexico, en biedt de zee een levenskwaliteit en biodiversiteit die moet worden behouden en op sommige plaatsen ook moet worden verbeterd.

Tot nu toe hebben onze beleidsvormen op de terreinen zeevervoer, maritieme economie, nieuw technologieën, kustgebieden, offshore-energie, visserij, toezicht op en handhaving van recht en orde op zee, toerisme, bescherming van het zeemilieu en zeeonderzoek zich gescheiden van elkaar ontwikkeld. Deze puntsgewijze benadering leidt er steeds opnieuw toe dat maatregelen worden genomen die haaks op elkaar staan en die ertoe leiden dat weer negatieve gevolgen voor het mariene milieu ontstaan, dat een buitenproportionele dwang op concurrerende maritieme activiteiten wordt uitgeoefend, dan wel dat sprake is van inefficiëntie, ongerijmdheden en conflicten bij de exploitatie. Bij zuiver sectorgewijze besluitvormingsprocessen is het ook moeilijker wederzijdse wisselwerkingen te begrijpen en gebruik te maken van tot dusver onbenutte synergieën tussen de verschillende maritieme sectoren.

Gezien de toenemende concurrentie ten aanzien van de beschikbare ruimte op zee, de betekenis van de zeeën en de maritieme sector voor onze toekomst alsmede de gecumuleerde effecten van de activiteiten van de mens op de ecosystemen van de zee is duidelijk geworden dat deze gefragmenteerde vorm van besluiten nemen op het gebied van maritieme aangelegenheden ontoereikend is.

Dit inzicht leidde tot de ontwikkeling van het concept van het geïntegreerde maritieme beleid, dat enerzijds het op alle niveaus aanwezige kader aangeeft voor de besluitvorming en dat anderzijds sectoroverspannende beleidsvormingsinstrumenten moet ontwikkelen.

Een geïntegreerd maritiem beleid moet daarom:

–       voor meer coherentie tussen de verschillende beleidsterreinen zorgen;

–       betere regelgevende en sectoroverspannende instrumenten ontwikkelen (geïntegreerd maritiem toezicht, maritieme ruimtelijke ordening, geïntegreerd beheer van kustgebieden, opbouw van een geïntegreerde mariene kennis- en gegevensbank, op de zee gerichte regionale strategieën);

–       ecologisch en economisch duurzaam en efficiënt gebruik maken van het potentieel van de zee en van de maritieme sector;

–       dubbel werk in de verschillende nationale of regionale autoriteiten van de lidstaten bij regelgevingsbevoegdheden voorkomen;

–       de noodzakelijke gecoördineerde planning van concurrerende activiteiten op zee en van een strategisch beheer van de zeegebieden vergemakkelijken;

–       de omzetting van de in de EU-kaderrichtlijn voor zeestrategie verankerde ecosysteembenadering garanderen;

–       betrouwbare informatie en onderling vergelijkbare statistieken ten behoeve van het maritieme beleid op alle niveaus bundelen.

Standpunt van de rapporteur

Al tweemaal heeft het Europees Parlement zijn standpunt over het thema geïntegreerd maritiem beleid kenbaar gemaakt (verslagen-Piecyk I en II). Uw rapporteur zou enerzijds de principieel positieve beoordeling van het geïntegreerde maritieme beleid in de meest recente resoluties van het Europees Parlement willen bevestigen, maar anderzijds ook de in het actieplan van het Blauwboek aangekondigde maatregelen willen evalueren en op nieuwe uitdagingen willen wijzen.

Uw rapporteur heeft zich in haar verslag geconcentreerd op de voor het geïntegreerde maritieme beleid vereiste beheers- en besturingssytemen, alsmede de sectoroverschrijdende instrumenten zoals de maritieme ruimtelijke ordening, het geïntegreerde maritieme toezicht of het maritieme onderzoek. Een geslaagde uitvoering daarvan vormt de voorwaarde voor een onderling coherenter en efficiënter vormgeving van de specifiek op bepaalde sectoren gerichte beleidsvormen en maatregelen van de EU die speciaal verband met onze kusten houden, zoals die ten aanzien van visserij, vervoer, milieu, energie, ondernemingen of onderzoek.

Het Europees Parlement zou hier een groot aantal specifiek sectorgerichte maatregelen aanvullend kunnen beoordelen of bevorderen. Uw rapporteur kent de problematiek[1] in verband met de bestrijding van emissies van zwavel en stikstofoxiden en de uitstoot van vaste deeltjes van schepen, het aanzienlijke aandeel aan de zeeverontreiniging van de vervuiling vanaf de vaste wal, de precaire levens- en werkomstandigheden van zeelieden, de piraterij, de door de sociaal-economische gevolgen van de maatregelen tot herstel van de visbestanden of ter bescherming van ecosystemen getroffen vissers. Zij kent en verwelkomt ook de groeiprognoses voor het zeevervoer, het mariene onderzoek, de mariene economie en het kusttoerisme, de betekenis van de visserij voor de wereldvoedselvoorziening bij een groeiende bevolking en de aan al deze sectoren verbonden kansen op de arbeidsmarkt.

Volgens uw rapporteur dient het Europees Parlement zich echter vooral over de volgende punten uit te spreken:

1.      Blijft het EP voorstander van het geïntegreerde maritieme beleid?

2.      Vindt het EP dat het geïntegreerde maritieme beleid in de EU snel genoeg wordt omgezet en toegepast?

3.      Zetten de Europese Commissie, de Raad en de lidstaten het (ook door het EP grotendeels toegejuichte) actieplan naar tevredenheid om?

4.      Hoe is de vooruitgang geweest bij de omzetting van de sectoroverspannende beleidsvormingsinstrumenten (integratie van het maritieme toezicht, maritieme ruimtelijke ordening, geïntegreerd beheer van kustgebieden, opbouw van een geïntegreerde mariene kennis- en gegevensbank, op de zee gerichte regionale strategieën)?

5.      Welke maatregelen moeten bovendien nog worden bevorderd?

  • [1]  Resolutie van het Europees Parlement van 5 mei 2010 over strategische doelstellingen en aanbevelingen voor het zeevervoersbeleid van de EU tot 2018.

ADVIES van de Commissie visserij (*) (19.7.2010)

aan de Commissie vervoer en toerisme

inzake het geïntegreerde maritieme beleid van de EU – beoordeling van de bereikte vooruitgang en nieuwe uitdagingen
(2010/2040(INI))

Rapporteur voor advies (*): Antonello Antinoro

(*) Procedure met medeverantwoordelijke commissie – Artikel 50 van het Reglement

SUGGESTIES

De Commissie visserij verzoekt de ten principale bevoegde Commissie vervoer en toerisme onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  onderstreept het belang van de opneming van het visserij- en het aquacultuurbeleid in het geïntegreerde maritieme beleid (GMB), als een volwaardig beleid dat niet ondergeschikt wordt gemaakt aan andere beleidsterreinen, ten einde zo adequaat mogelijk te kunnen reageren op de bezorgdheden op economisch en milieugebied van de samenleving in het algemeen en de visserijsector in het bijzonder;

2.  onderstreept opnieuw de noodzaak transsectorale beleidsinstrumenten op te zetten die een kader verschaffen voor de visserij- en de aquacultuursector, en die het onder andere mogelijk maken de planning van de Europese maritieme ruimte te optimaliseren, de ontwikkeling van de maritieme kennis te bevorderen en te voorzien in een geïntegreerd maritiem toezicht;

3.  dringt er met name op aan dat het GMB rekening houdt met de verplichtingen en de specifieke kenmerken van de visserij- en de aquacultuursector wat betreft gebruikmaking van de maritieme ruimte, met name ten aanzien van de beschikbaarheid van zones waarin dergelijke activiteiten ten uitvoer kunnen worden gelegd en de noodzaak de mariene habitats in stand te houden door de vaststelling van mariene reserves en andere daartoe bestemde maatregelen, waarbij speciaal het accent dient te worden gelegd op beter gepland onderzoek en de volledige integratie van de geografische en klimatologische diversiteit van elk zeebekken;

4.  onderstreept met name dat het absoluut noodzakelijk is dat multidisciplinaire onderzoeksprogramma's ten uitvoer worden gelegd die er specifiek op gericht zijn alle in het mariene milieu verrichte activiteiten adequaat te integreren, ten aanzien van met name de instandhouding van de mariene ecosystemen en de nieuwe technologieën (selectiever vistuig, milieuvriendelijker motoren, ontwikkeling van soorten in gevangenschap, enz.) die de visserij- en de aquacultuursector rechtstreeks ten goede komen;

5.  is van oordeel dat de versterking van de regionale samenwerking onontbeerlijk is om te komen tot een duurzaam en efficiënter beheer van de rijkdommen van de zee en de kusten, met name wanneer de maritieme ruimte activiteiten impliceert die volledig afhankelijk zijn van elkaar, zoals dit het geval is in talrijke zeebassins, bijvoorbeeld de Middellandse Zee of de Oostzee;

6.  is zich ervan bewust dat de afbakening van de grenzen tussen de Europese en de niet-Europese Middellandse-Zeelanden complexe en politiek gevoelige problemen doet rijzen die een belemmering kunnen vormen voor de ontwikkeling van een werkelijk geïntegreerd maritiem beleid voor de regio, met name ten aanzien van het beheer van de visbestanden;

7.  verzoekt de Europese Unie dan ook zich in het kader van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied in te zetten voor de integratie van het project voor een gemeenschappelijke gedragscode voor goede praktijken in de visserij- en de aquacultuursector in het programma van deze nieuwe internationale organisatie;

8.  wenst dat de uitwisselingen tussen de institutionele actoren van het GMB en het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) verder worden ontwikkeld in het kader van de wenselijke regionalisering van dit laatste, teneinde de mogelijke synergieën tussen het GMB en het GVB vrij te maken, met name in de context van een benadering per visserijzone;

9.  vraagt tevens dat de mechanismen voor samenwerking tussen de diverse beleidsterreinen die het GMB vormen, waaronder het GVB, worden versterkt, waarbij men zich met name moet steunen op in elke lidstaat opgerichte gemengde overlegorganen waarin de actoren van alle betrokken sectoren vertegenwoordigd zijn, zodat een echte uitwisseling tussen deze beleidsterreinen kan plaatsvinden;

10. onderstreept dat indien men zich ervoor inzet dat het GMB bijdraagt aan de instandhouding van een in economisch en sociaal opzicht levensvatbare, milieuvriendelijke Europese visserijsector die tevens een bron van welvaart is voor de actoren van deze sector, dit ook zal meehelpen aan het welslagen van het communautaire beleid inzake werkgelegenheid en economische ontwikkeling, inclusief het handelsbeleid, en aan de zelfvoorziening in levensmiddelen van goede kwaliteit, die in de EU nog aanzienlijk tekortschiet;

11. vraagt dat de beginselen van doelmatig gebruik van de hulpbronnen en duurzame productie en consumptie in het GMB worden geïntegreerd;

12. onderstreept dat de visserij en de aquacultuur ten volle hun plaats hebben in de maritieme economie en de ontwikkeling van de vaak afgelegen kustgebieden, wier groei het GMB op economisch, sociaal en milieugebied moet bevorderen;

13. onderstreept het fundamentele belang van een planning van de Europese maritieme ruimte en de aanwendingen ervan voor de kustregio's, inzonderheid de ultraperifere regio's, en op de noodzaak de in ecologisch opzicht kwetsbaarste biogeografische mariene regio's te beschermen, waarbij de visserijsector een duurzame exploitatie van de bestanden moet worden gegarandeerd;

14. herhaalt dat het dringend noodzakelijk is de druk die vanaf land op het mariene milieu wordt uitgeoefend als gevolg van o.m. verontreiniging door afvalwater van de industrie en de landbouw en gebrekkig beheer van de kustzones, te verlichten, in de context van een geïntegreerde, op ecosystemen gebaseerde benadering; onderstreept bovendien dat onverwijld een netwerk van beschermde mariene zones moet worden gecreëerd;

15. onderstreept de fundamentele rol van doelgericht en geïntegreerd marien onderzoek en het bevorderen van innovatie, teneinde op doeltreffender wijze te kunnen voorzien in de behoeften van de rechtstreeks betrokkenen en de mariene biodiversiteit in stand te houden; verzoekt de Commissie de mogelijkheid te onderzoeken het toegepast onderzoek in het kader van het achtste kaderprogramma sterker te steunen, bijvoorbeeld via de horizontale coördinatie van de relevante onderzoeksprogramma's, adequatere financiering en de oprichting van een Europees Instituut voor maritiem onderzoek;

16. verzoekt de Commissie en de lidstaten dringend de risico's van offshore boorplatforms, offshore windparken, zand- en grindwinning en andere aanwendingen die veel ruimte innemen, te herbeoordelen, rekening houdend met de zwakkere positie van de visserij, de vissers en de kustgemeenschappen;

17. dringt erop aan dat de visserijsector nauwer wordt betrokken bij en actiever deelneemt aan Europese maritieme clusters;

18. steunt het voornemen van de Commissie de komende twee jaar 50 miljoen euro uit te trekken voor de financiering van het GMB, teneinde voort te bouwen op de vroegere projecten op het gebied van beleid, beheer, duurzaamheid en toezicht;

19. beklemtoont de noodzaak de extra behoeften van de kustlidstaten in het kader van het maritieme toezicht op de EU-wateren te evalueren en indien nodig bij te dragen aan de financiering ervan;

20. beklemtoont dat de financiering van de tenuitvoerlegging van het GMB op het niveau van de communautaire begroting moet worden gegarandeerd door een evenredige bijdrage van alle bij dit beleid betrokken sectoren, rekening houdend met het belang dat de EU-begroting aan de verschillende beleidsterreinen toekent;

21. wenst dat meer aandacht wordt besteed aan maatregelen om de EU-burgers te informeren over en te betrekken bij alle aspecten van het GMB.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

14.7.2010

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

19

2

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Josefa Andrés Barea, Antonello Antinoro, Alain Cadec, João Ferreira, Carmen Fraga Estévez, Pat the Cope Gallagher, Marek Józef Gróbarczyk, Carl Haglund, Iliana Malinova Iotova, Werner Kuhn, Isabella Lövin, Guido Milana, Maria do Céu Patrão Neves, Ulrike Rodust, Struan Stevenson, Catherine Trautmann, Jarosław Leszek Wałęsa

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Izaskun Bilbao Barandica, Luis Manuel Capoulas Santos, Raül Romeva i Rueda, Ioannis A. Tsoukalas

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Veronica Lope Fontagné

ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (27.7.2010)

aan de Commissie vervoer en toerisme

inzake het geïntegreerde maritieme beleid van de EU – beoordeling van de bereikte vooruitgang en nieuwe uitdagingen
(2010/2040(INI))

Rapporteur voor advies: Georgios Stavrakakis

SUGGESTIES

De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie vervoer en toerisme onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  acht het, gesterkt door de verwijzing in het VWEU naar territoriale samenhang, van essentieel belang voor de verbetering van de toegankelijkheid dat de mobiliteit van passagiers en goederen een integrerend bestanddeel van het internemarktbeleid blijft en daartoe de kustvaart en maritieme cabotage tussen gebiedsdelen worden bevorderd, en dat er tegelijkertijd wordt gezorgd voor betere verbindingen tussen perifere maritieme regio's, de ultraperifere regio's en eilanden en het vasteland en economische centra; wijst er in hetzelfde verband op dat het van cruciaal belang is om de moeilijkheden waarmee eilandgebieden in de EU, met name kleine eilandgemeenschappen, op het gebied van het personen- en goederenvervoer te kampen hebben, aan te pakken door de scheepvaartverbindingen die door de markt niet voldoende worden bediend, te steunen en door voor het vervoer van personen, ongeacht hun locatie, dezelfde kosten per kilometer te garanderen; verlangt concrete maatregelen voor de ultraperifere regio's waarin rekening wordt gehouden met hun specifieke kenmerken;

2.  wijst erop dat kustregio's en eilanden bijzonder gevoelig zijn voor de gevolgen van klimaatverandering; onderstreept dat bij de planning van alle ontwikkelingsprojecten aan de vele kusten van de Gemeenschap en in het achterland daarvan rekening moet worden gehouden met de gevolgen van de klimaatverandering; stelt voor dat bij de opzet van het toekomstig regionaal beleid rekening wordt gehouden met klimaatveranderingsrisico's, om de tenuitvoerlegging van het geïntegreerd maritiem beleid (GMB) niet in gevaar te brengen;

3.  wijst op de noodzaak van verbetering van de regionale maritieme samenwerking binnen een geïntegreerd kader, ten einde de maritieme sectoren te versterken, duurzame economische groei en nieuwe arbeidsplaatsen in kustregio's te creëren, de negatieve gevolgen van het eilandbestaan op te vangen, de mariene ecosystemen te beschermen, met name door middel van onderzoek en maritiem toezicht, en de uitwisseling en overdracht van goede praktijken te bevorderen; wijst in dit verband op de bijdrage van het regionaal beleid via zijn doelstelling betreffende territoriale samenwerking; dringt aan op een uitgebreid en begrijpelijk systeem voor de bescherming van de kustgebieden en zeeën ter ondersteuning van de regionale planning;

4.  onderstreept dat de ruimtelijke ordening van de zee- en landgebieden coherent moet zijn, waarbij uitgegaan moet worden van een ecosysteembenadering; stelt vast dat territoriale samenwerking met name voor de bescherming van kwetsbare grensoverschrijdende zeegebieden van groot belang is;

5.  onderstreept, uitgaande van het feit dat maritieme regio's, met inbegrip van kustgebieden, eilanden en ultraperifere regio's, hun eigen specifieke kenmerken hebben die om specifieke oplossingen vragen, dat op maat gesneden strategieën voor de lokale ontwikkeling moeten worden aangemoedigd, waarbij een bottom-up raadplegingsproces moet worden toegepast, en dat een uniforme aanpak voor iedereen ("one size fits all"-benadering) moet worden ontmoedigd; is daarom van mening dat een geïntegreerd maritiem bestuur essentieel is om te voorkomen dat de bevoegdheden op verschillende bestuursniveaus elkaar overlappen, en om de samenwerking en de dialoog met lokale en regionale overheden, de kustgemeenschappen, maatschappelijke organisaties en andere maritieme betrokkenen te versterken; is er tegen deze achtergrond voorstander van om strategieën voor de maritieme macroregio's van de EU vast te stellen en te ontwikkelen in de context van de strategische benadering van regionale maritieme gebieden;

6.  beveelt de Commissie niettemin aan om met het oog op de oplossing van gezamenlijke problemen, prioriteiten en uitdagingen in een groter geografisch gebied, met inbegrip van verschillende lidstaten, in het licht van de EU2020-strategie de eventuele bevordering van een macroregionale benadering te onderzoeken, op grond van doelstelling 3 van de structuurfondsverordening, waarin wordt gesteld dat elke macroregionale strategie moet worden geïntegreerd in het regionaal beleid van de EU, zodat een gecoördineerd beleid voor het gehele grondgebied van de EU ontstaat; wijst erop dat geanalyseerd moet worden welke meerwaarde deze strategie heeft voor het realiseren van de doelstelling van territoriale samenhang op het grondgebied van de Unie; is van oordeel dat dit ook voor het maritieme beleid moet worden gedaan om de ontwikkeling en een betere omzetting van het maritieme beleid van de EU in kustgebieden en ultraperifere regio's door een coherente en alomvattende strategie te bevorderen;

7.  vestigt de aandacht op het bijzondere belang van de maritieme sector voor de lidstaten met een grote exclusieve economische zone, en op de noodzaak om de ontwikkeling van maritieme economische clusters te bevorderen en hun bijdrage aan de groei en de werkgelegenheid, conform de EU2020-strategie, te vergroten;

8.  stelt voor de samenwerking op het gebied van eiland- en kustvraagstukken te versterken en te proberen een eventuele geïntegreerde benadering van beleid en maatregelen op maritiem gebied te formuleren, teneinde hun belangen en prioriteiten in het kader van het geïntegreerde maritieme beleid te behartigen;

9.  steunt de integratie van perifere maritieme regio's en eilanden in de "snelwegen op zee", om een duurzame mobiliteit, de intermodaliteit en de interne markt te versterken; stelt in dit verband voor om in zeer belangrijke Europese maritieme gebieden regionale initiatieven in het kader van de snelwegen op zee te ontwikkelen, om de invoering van nieuwe intermodale, op de scheepvaart gebaseerde logistiekketens in Europa te bevorderen en de ontwikkeling van de handel over zee te stimuleren; verzoekt de Commissie in hetzelfde kader een effectbeoordeling uit te voeren om de wenselijkheid van en de voorwaarden voor nog meer "snelwegen op zee" vast te stellen;

10. wijst, gezien de gevaren waaraan met name kustgebieden blootstaan, op het belang van maritieme veiligheidsmaatregelen, die gezamenlijke inspanningen vereisen waarin het maritieme beleid en maatregelen en samenwerking op andere beleidsterreinen op EU-niveau een rol spelen;

11. verzoekt de Commissie de ultraperifere regio's als voorposten van de Unie in hun respectieve maritieme gebieden een centrale plaats toe te kennen in de internationale dimensie van het maritieme beleid, zoals beschreven in haar mededeling van 26 mei 2004 over een versterkt partnerschap voor de ultraperifere regio's (COM(2004)0343), en met regionale maritieme strategieën voor de ultraperifere regio's te komen; is daarom van mening dat deze gebieden een sleutelrol kunnen spelen in de internationale dimensie van het geïntegreerd maritiem beleid (GMB), en verzoekt de Commissie in haar internationale overeenkomsten met regionale statengroepen een maritieme dimensie op te nemen;

12. beseft dat een sterkere ontwikkeling van de maritieme energiewinning zal leiden tot een grotere druk op de vrijetijdssector, het toerisme, de visserij en het goederenvervoer, en verlangt dat de regio's ter bescherming van deze belangen gaan samenwerken, waarbij bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de visserij, die een speciale plaats inneemt in de economie van kustgebieden.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

13.7.2010

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

39

1

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

François Alfonsi, Luís Paulo Alves, Charalampos Angourakis, Catherine Bearder, Victor Boştinaru, Zuzana Brzobohatá, John Bufton, Alain Cadec, Salvatore Caronna, Francesco De Angelis, Tamás Deutsch, Rosa Estaràs Ferragut, Danuta Maria Hübner, Filiz Hakaeva Hyusmenova, Seán Kelly, Evgeni Kirilov, Petru Constantin Luhan, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska, Riikka Manner, Iosif Matula, Erminia Mazzoni, Miroslav Mikolášik, Lambert van Nistelrooij, Franz Obermayr, Jan Olbrycht, Wojciech Michał Olejniczak, Markus Pieper, Monika Smolková, Georgios Stavrakakis, Csanád Szegedi, Nuno Teixeira, Michael Theurer, Michail Tremopoulos, Oldřich Vlasák, Kerstin Westphal, Hermann Winkler, Joachim Zeller

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Karima Delli, Ivars Godmanis, Marie-Thérèse Sanchez-Schmid, Vilja Savisaar, Elisabeth Schroedter

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

28.9.2010

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

33

5

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Inés Ayala Sender, Georges Bach, Antonio Cancian, Michael Cramer, Luis de Grandes Pascual, Saïd El Khadraoui, Carlo Fidanza, Knut Fleckenstein, Jacqueline Foster, Mathieu Grosch, Juozas Imbrasas, Dieter-Lebrecht Koch, Georgios Koumoutsakos, Werner Kuhn, Eva Lichtenberger, Marian-Jean Marinescu, Gesine Meissner, Hella Ranner, Vilja Savisaar-Toomast, Olga Sehnalová, Debora Serracchiani, Brian Simpson, Dirk Sterckx, Keith Taylor, Silvia-Adriana Ţicău, Thomas Ulmer, Peter van Dalen, Dominique Vlasto, Artur Zasada, Roberts Zīle

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Burkhard Balz, Philip Bradbourn, Spyros Danellis, Zita Gurmai, Jan Mulder, Dominique Riquet, Laurence J.A.J. Stassen, Ramon Tremosa i Balcells, Corien Wortmann-Kool, Janusz Władysław Zemke

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Jutta Steinruck