VERSLAG inzake het vereenvoudigen van de tenuitvoerlegging van de kaderprogramma's voor onderzoek

6.10.2010 - (2010/2079(INI))

Commissie industrie, onderzoek en energie
Rapporteur: Maria da Graça Carvalho

Procedure : 2010/2079(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0274/2010
Ingediende teksten :
A7-0274/2010
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

inzake het vereenvoudigen van de tenuitvoerlegging van de kaderprogramma's voor onderzoek

(2010/2079(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie inzake het vereenvoudigen van de tenuitvoerlegging van de kaderprogramma's voor onderzoek (COM(2010)0187),

–   gezien het besluit van de Commissie van 23 juni 2009 over de aanvaardbaarheidscriteria voor methodologieën voor gemiddelde personeelskosten (COM(2009)4705),

–   gelet op het verslag van de groep van deskundigen "Ex-post evaluatie van de zesde kaderprogramma's (2002-2006)" (het verslag Rietschel) en de daarop betrekking hebbende mededeling van de Commissie (COM(2009)0210),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 26 mei 2010 getiteld "Meer of minder controles? Het vinden van een juist evenwicht tussen de administratieve kosten van controle en de risico's ten gevolge van vergissingen" (COM(2010)0261),

–   gezien de conclusies van de Raad betreffende "richtsnoeren voor de toekomstige prioriteiten van het Europees onderzoek en de op onderzoek gebaseerde innovatie in de strategie van Lissabon na 2010", die op 3 december 2009 werden goedgekeurd, en gezien de conclusies van de Raad voor mededingingszaken over "vereenvoudigde en doeltreffender programma's voor de ondersteuning van onderzoek en vernieuwing in Europa", welke op 26 mei 2010 werden goedgekeurd,

–   gezien de Verklaring van Berlijn inzake open toegang tot kennis op het gebied van de natuur- en menswetenschappen,

–   gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en het advies van de Commissies begrotingscontrole en regionale ontwikkeling (A7-0000/2010),

A. overwegende dat het zevende kaderprogramma (KP7) het omvangrijkste transnationale programma voor O&O ter wereld is en dat het een essentieel onderdeel vormt voor de verwezenlijking van een Europese ruimte voor onderzoek en het realiseren van de doelstellingen van de EU 2020-strategie,

B.  overwegende dat onderzoek een fundamentele bijdrage levert in termen van economische groei, schepping van arbeidsplaatsen en van groene en duurzame energie,

C. overwegende dat het kaderprogramma de hoogste normen van excellentie, doelmatigheid en efficiëntie in het onderzoek vereist, om de beste wetenschappers naar Europa aan te lokken en te laten blijven en een in sterkere mate op innovatie en kennis gebaseerde economie van de EU te bevorderen, die competitief is in de wereldeconomie,

D. overwegende dat er nog steeds slechts sprake is van een beperkte coördinatie tussen het nationale, regionale en Europese beleid op onderzoekgebied, waardoor belangrijke obstakels worden gecreëerd bij het bereiken van vanuit financieel opzicht gunstige oplossingen,

E.  overwegende dat het huidige beheer van het KP7 wordt gekenmerkt door een excessieve bureaucratie, een geringe risicotolerantie, een geringe efficiency en veel te lange termijnen, dingen die demotiverend werken op participatie van de kant van onderzoekers, de academische wereld, maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven en de industrie (en in het bijzonder de kleinere onderzoekbedrijvers, met inbegrip van de kmo's),

F.  overwegende dat alle belanghebbenden aandringen op een verdere vereenvoudiging en harmonisering van de regels en procedures, waarbij de vereenvoudiging geen doel op zich is, maar eerder een middel om de aantrekkelijkheid en toegankelijkheid van de communautaire financiering van het onderzoek te verzekeren en de tijd te verminderen die onderzoekers moeten investeren in het proces zelf,

G. overwegende dat een op resultaten gebaseerde financiering het bereik van de onderzoekprogramma's zou kunnen beperken tot de minder riskante projecten en tot marktgericht onderzoek, een ontwikkeling die de EU zou hinderen bij het nastreven van excellent onderzoek aan de grenzen van onze kennis,

H. overwegende dat onderzoek en innovatie duidelijk als twee onderscheiden processen moeten worden gezien (onderzoek is investeringen omzetten in kennis, terwijl innovatie juist omzetting van kennis in investeringen is),

I.   overwegende dat het huidige vereenvoudigingsproces op een cruciaal moment komt, en een stimulans biedt voor de halftijdse herziening van het KP7 en de voorbereiding van het komende KP8,

J.   overwegende dat het ontwerp en de tenuitvoerlegging van het huidige KP7 en de toekomstige kaderprogramma's gebaseerd moet zijn op de beginselen van eenvoudigheid, stabiliteit, transparantie, rechtszekerheid, consistentie, excellentie en vertrouwen,

1.  ondersteunt het initiatief van de mededeling van de Commissie, dat strekt tot vereenvoudiging van de tenuitvoerlegging van de kaderprogramma's voor onderzoek en serieuze en creatieve maatregelen bevat voor het aanpakken van de knelpunten waarmee deelnemers aan het KP worden geconfronteerd,

2.  vestigt de aandacht op het feit dat het vereenvoudigingsproces weliswaar van groot belang is, maar slechts een van de noodzakelijke hervormingen is die vereist zijn om verbetering te brengen in de financiering van het onderzoek door de EU;

3.  onderstreept de noodzaak om in het geval van elke individuele vereenvoudigingsmaatregel te bepalen of deze in werking treedt binnen het huidige kader, of dat er veranderingen vereist zijn in de regels van het Financieel Reglement, de regels voor participatie of de specifieke regels die van toepassing zijn op de programma's van het kaderprogramma;

4.  dringt er bij de Commissie op aan om een bijdrage te leveren aan de lopende hervorming van het Financieel Reglement, die de volgende doeleinden beoogt: meer samenhang te brengen in het huidige juridische kader, vermindering van het aantal bepalingen, duidelijkheid en ondubbelzinnigheid, en beheerbaarheid; pleit er in dit verband voor om de regels voor deelneming op te nemen in het Financieel Reglement;

5.  benadrukt het feit dat de Commissie naast de door haar voorgestelde vereenvoudigingen ook een gedetailleerd plan zou moeten opstellen voor de ontwikkeling van een onderzoekinfrastructuur in de nieuwe lidstaten, ten einde voor alle lidstaten gelijke kansen te creëren voor toegang tot financiering uit hoofde van het KP7 en het toekomstige KP8;

6.  merkt op dat de participatie van de particuliere sector aan het KP gering blijft tengevolge van de gecompliceerde en tijdrovende voorschriften voor participatie, de hoge personeelskosten en de excessieve administratieve lasten;

Een pragmatische verschuiving in de richting van administratieve en financiële vereenvoudiging

7.  verwelkomt de toegenomen inspanningen om te komen tot administratieve en financiële vereenvoudiging van de regels voor het KP over het gehele programma en over de gehele levenscyclus van de projecten (aanvrage, evaluatie en beheer), iets dat van groot nu zal zijn voor de belanghebbenden;

8.  onderstreept dat elk vereenvoudigingsproces zorgvuldig moet worden ontwikkeld binnen het huidige KP7, ten einde stabiliteit, consistentie en rechtszekerheid voor de deelnemers te handhaven en te zorgen voor wederzijds vertrouwen; benadrukt in dit verband dat er weliswaar ten spoedigste moet worden gestreefd naar een uniforme interpretatie van de bestaande regels, maar dat bij de contracten de toepassing van na de afsluiting vastgestelde "richtsnoeren" moet worden vermeden;

9.  is bezorgd over het feit dat het huidige systeem en de huidige praktijk van het beheer van KP7 in excessieve mate op controle zijn gericht, en daardoor leiden tot verspilling van middelen, een lagere participatiegraad en minder aantrekkelijke onderzoeklandschappen; merkt met bezorgdheid op dat het huidige beheersysteem van "zero risk tolerance" eerder lijkt te leiden tot het vermijden van risico's dan tot het beheer van risico's; dringt daarom aan op de herziening en/of een verruiming van de interpretatie van het Personeelsstatuut van het EU voor wat betreft de kwestie van persoonlijke aansprakelijkheid alsook op de indiening van concrete voorstellen in de context van de lopende hervorming van het Financieel Reglement (onder meer een verzekerings- of risicodelingssysteem);

10. is van oordeel dat het toezicht en de financiële controle vanwege de EU in de eerste plaats gericht moeten zijn op de bescherming van de openbare middelen en de bestrijding van fraude, waarbij een duidelijk onderscheid moet worden gemaakt tussen fraude en vergissingen; acht het in dat verband noodzakelijk om in alle juridische documenten tot een duidelijker definitie te komen van "vergissingen", en ook mechanismen uit te stippelen om vast te stellen of er sprake is van vergissingen of van uiteenlopende interpretaties; dringt daarom aan op een grondige analyse van de vergissingen en op bekendmaking ervan en maatregelen om deze te herstellen;

11. is van oordeel dat het beheer van de Europese financiering van onderzoek in sterkere mate gebaseerd moet zijn op vertrouwen en risicotolerantie ten aanzien van deelnemers in alle stadia, met flexibele EU-regels die beter kunnen worden afgestemd op potentiële en bestaande uiteenlopende nationale bepalingen en internationaal erkende boekhoudpraktijken;

12. gaat volledig akkoord met de goedkeuring van een hogere tolerantie voor risico's ten gevolge van vergissingen (TRE), iets wat zowel de complexiteit en audits achteraf zou vergemakkelijken, waardoor er een juist evenwicht wordt gevonden tussen goed financieel beheer en de vereiste controles; benadrukt dat het van essentieel belang is ervoor te zorgen dat de regels voor participatie op een uniforme wijze worden geïnterpreteerd en toegepast, hetgeen tot een vermindering van het percentage fouten zou leiden;

13. verlangt dat de begunstigden die steun ontvangen uit hoofde van het KP geïnformeerd worden over de relevante auditstrategieën van de Commissie; pleit ervoor om de informatie over deze strategieën te verspreiden via de nationale contactpunten en op te nemen in Cordis;

14. stemt in met een ruimere aanvaarding van gebruikelijke boekhoudpraktijken voor de voor vergoeding in aanmerking komende kosten van deelnemers, zodra deze duidelijk zijn gedefinieerd en hierover overeenstemming is bereikt, en zou deze ook willen aanbevelen, vooral voor de methodologieën gebaseerd op de gemiddelde personeelskosten, mits deze procedures in overeenstemming zijn met de nationale regels en door de bevoegde autoriteiten zijn gecertificeerd, hetgeen voldoende flexibiliteit voor elke begunstigde zou laten om te kiezen voor afwel de methodologie van de feitelijke persoonlijke kosten, ofwel die van de gemiddelde personeelskosten;

15. dringt er bij de Commissie op aan om actief gevolg te geven aan de verzoeken die het Parlement gedaan heeft in zijn kwijtingsbesluiten voor de jaren 2007 en 2008, en in het bijzonder om concrete voorstellen te doen ter vereenvoudiging van de berekening van de gemiddelde personeelskosten en om deze voorstellen ook toe te passen;

16. is verder van oordeel dat voor openbare lichamen de verklaringen van verzekering over de betrouwbaarheid van de jaarrekeningen van de organisatie en de legaliteit en regelmatigheid van de onderliggende transacties, die zijn afgegeven door de nationale rekenkamer en/of de nationale openbare financiële controleurs, door de Europese instellingen geaccepteerd moeten worden bij de audit van de gehele kostenmethodologie;

17. stemt in met de vermindering van het aantal combinaties in financieringspercentages en methoden voor het vaststellen van indirecte kosten via de verschillende instrumenten en tussen de activiteiten (management, onderzoek, demonstratie en verspreiding, zonder dat daarbij het huidige niveau van financiering in gevaar wordt gebracht); erkent dat het huidige onderscheid tussen universiteiten/onderzoekcentra, industrie, non-profit organisaties en kmo's moet worden gehandhaafd; verzoekt de Commissie het gebruik van de feitelijke kosten aan te houden als een methode om de financieringspercentages te combineren en de indirecte kosten te definiëren;

18. is van oordeel dat forfaitaire bedragen en flat rates op vrijwillige basis moeten worden gebruikt, en alleen in gevallen waarin dit is gerechtvaardigd; dringt bij de Commissie aan op een verdere verduidelijking van de terminologie over het gebruik van flat rates en forfaitaire bedragen;

19. is voorstander van forfaitaire bedragen ter vergoeding van "andere rechtstreekse kosten, mits daarnaast de optie van "werkelijke kosten" blijft bestaan; dringt bij de Commissie aan op zorgvuldige evaluatie van het gebruik van forfaitaire bedragen voor personeelskosten; benadrukt dat forfaitaire bedragen het meest effectieve alternatief zijn voor partnerlanden voor internationale samenwerking in het kader van het KP;

20. erkent dat beperking in omvang tot consortia van kleinere omvang, waar dit mogelijk is, bijdraagt tot vereenvoudiging van het proces, verkorting van de het tijdschema van projecten en vermindering van de administratieve kosten;

21. is van oordeel dat grotere teams gerechtvaardigd moeten worden door de multidisciplinaire aard van de uit te voeren taken;

22. stelt bijvoorbeeld een procedure van stilzwijgende goedkeuring voor om de wijziging van het akkoord voor het verlenen van steun te vergemakkelijken, met name om rekening te houden met wijzigingen in de samenstelling van consortia of wijzigingen in hun administratieve en financiële configuratie;

23. is voorstander van de totale afschaffing van mechanismen voor tijdregistratie, zoals tijdkaarten (deze afschaffing dient zich niet te beperken tot gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van forfaitaire bedragen);

24. verheugt zich over de onmiddellijke afschaffing van de verplichting tot invordering van rentekosten over de prefinanciering;

25. vindt dat het gebruik van prijzen moet worden aangemoedigd, maar dat dit niet in de plaats kan komen van een goed gestructureerde financiering;

26. dringt er bij de Commissie op aan om de terugbetaling mogelijk te maken van kosten die na de indiening van het project worden gemaakt, om de deelneming te bevorderen van industriële partners, en in het bijzonder de kmo's;

27. verlangt een vereenvoudigde interpretatie van de definitie van voor vergoeding in aanmerking komende kosten (zoals belastingen en personeelskosten) en van de vraag of btw gerekend kan worden tot deze kosten; verzoekt de Commissie om de mogelijkheid te onderzoeken om de BTW als in aanmerking komende kosten te beschouwen indien deze niet aftrekbaar is; verlangt een verdere verduidelijking te aanzien van de procedures in verband met de wisselkoersen voor partners die verschillende valuta gebruiken;

28. betreurt het dat de invoering van een code voor de vaststelling van participatie (PIC) niet heeft geleid tot een vermindering van de herhaalde verzoeken om juridische en financiële informatie (met inbegrip van bewijsstukken) en dat de ontvangst van de pic tijdens de aanvraagprocedure niet altijd wordt gevolgd door een validatiecontrole; dringt daarom bij de betrokken partijen aan op een betere en efficiëntere gebruikmaking van de pic;

29. verzoekt de Commissie om voorstellen voor preciezere, consistentere en transparantere procedures voor financiële controles voor te leggen, met inbegrip van regels en principes die verzekeren dat de rechten van de gecontroleerde instantie gerespecteerd worden en dat alle partijen worden gehoord, en verslag uit te brengen over de kosten-batenverhouding van die controles;

30. dringt bij de Commissie aan op uitvoering van de "enkele audit aanpak" en over te gaan op auditing in "real time" door een enkele eenheid, waarbij de begunstigden de mogelijkheid krijgen om eventuele systeemfouten te corrigeren en het volgende jaar verbeterde kostenverklaringen in te dienen; is van oordeel dat een dergelijke "enkele audit aanpak" verder kan verzekeren dat afgesloten projecten niet meer dan eenmaal door de verschillende financiële controleurs aan een audit worden onderworpen, zodat het advies van de eerst benoemde (onafhankelijke) financieel controleur door de Commissie wordt vertrouwd en de documenten slechts´ eenmaal hoeven te worden verstrekt, ongeacht hoeveel audits er worden uitgevoerd;;

31. verzoekt de Commissie om voor rechtszekerheid te zorgen door af te zien van de toepassing met terugwerkende kracht van een striktere definitie van de regels voor participatie en door zich ervan te onthouden de ontvangers te vragen om reeds door de diensten van de Commissie goedgekeurde financiële fiches opnieuw te berekenen, waardoor ook de noodzaak van audits achteraf en correcties met terugwerkende kracht zou worden verminderd; verzoekt de Commissie spoedig een oplossing te vinden voor vroegere situaties die uit lopende inspecties voortvloeien, en daarbij het nodige onderscheidingsvermogen aan de dag te leggen, met inachtneming van de beginselen van goed financieel beheer; pleit ervoor om geschillen in verband met deze vroegere situaties op te lossen in gemeen overleg tussen alle partijen, bijvoorbeeld aan de hand van een hernieuwde onafhankelijke audit en/of met tussenkomst van een onafhankelijke ad hoc-bemiddelaar;

32. stelt de invoering voor van een antwoordprocedure, die inhoudt dat indien de Commissie binnen een nader vast te stellen termijn geen enkele reactie heeft gegeven op de ontvangen informatie ervan wordt uitgegaan dat de Commissie hiermee heeft ingestemd;

33. verzoekt de Commissie regelmatig verslag aan het Parlement uit te brengen over de administratieve kosten van het KP7, met inbegrip van de kosten van beheer voor zowel de Commissie als de deelnemers, alsook over de maatregelen die zijn genomen of gepland om deze kosten te verminderen;

Een radicale verschuiving in de richting van betere kwaliteit, betere toegankelijkheid en meer transparantie

a) Op weg naar een "aanpak op wetenschappelijke basis"

34. herinnert de Commissie eraan dat van de begunstigden van de EU programma's verwacht wordt dat zij de met financiële steun uitgevoerde activiteiten te goeder trouw uitvoeren en zich ervoor inzetten om de verwachte resultaten te behalen;

35. maakt zich daarom zorgen over de huidige algemene tendens van de Commissie in de richting van op resultaten gebaseerde financiering (hoofdzakelijk gebaseerd op het beginsel van gezonde verantwoordingsplicht) en maakt zich ernstige zorgen over de mogelijke gevolgen van een dergelijke financieringsgrondslag voor de kwaliteit en de aard van het onderzoek, omdat dit kan leiden tot beperkingen op wetenschappelijk onderzoek en negatieve gevolgen voor projecten waarvan de doelstellingen niet meetbaar zijn, of in elk geval niet meetbaar wanneer men geen andere parameter gebruikt dan die van het onmiddellijke nut; maakt zich eveneens zorgen over de potentiële resultaten in termen van verdere ex-ante en ex-post evaluaties van de output of de resultaten van de projecten, alsook over het vaststellen van de criteria die nodig zijn om deze te definiëren;.

36. is overtuigd van de ontoereikendheid, behoudens uitzonderlijke en naar behoren gerechtvaardigde omstandigheden, van het algemene gebruik van forfaitaire bedragen, zoals op grond van onderhandelingen specifiek voor bepaalde projecten vastgestelde forfaitaire bedragen of van te voren per project vastgestelde forfaitaire bedragen; geeft daarentegen de voorkeur aan een op "hoog vertrouwen" gebaseerde aanpak, die goed afgestemd is op de behoeften van grensverleggend onderzoek; beveelt het opstarten aan van tests naar de aanpak van de "op resultaten gebaseerde financiering" waarbij een voor een specifiek project vastgesteld forfaitair bedrag wordt uitbetaald op grond van overeengekomen output of resultaten en demonstratieprojecten op gebieden die een bijzondere uitdaging bieden;

37. geeft daarentegen de voorkeur van een financieringsysteem "op wetenschappelijke basis", met nadruk op wetenschappelijke en technische criteria en "peer review" op grond van excellentie, relevantie en effect, met een vereenvoudigde en efficiënte financiële controle, met inachtneming van het recht van alle partijen om te worden gehoord; is van oordeel dat deze aanpak op wetenschappelijke basis zal leiden tot een belangrijke verschuiving van de mechanismes voor financiële controle van het financiële aspect naar het wetenschappelijke en technische aspect; is van oordeel dat een dergelijke benadering de belanghebbende partijen de mogelijkheid geeft om hun inspanningen te richten op hun centrale competenties, op wetenschappelijke of technische kwesties en de opbouw van een Europese ruimte voor onderzoek (ERA);

b) Optimalisering van de tijdsdimensie

38. verheugt zich over de algemene tendens tot verkorting van de gemiddelde tijd tot aan het verlenen van een subsidie en de tijd van uitbetaling, maar wil enkele reserves uiten over het algemene gebruik van oproepen met een grotere reikwijdte en oproepen met vervaldata; erkent evenwel dat dergelijke oproepen geschikt zijn voor de KMO's als een middel ter vermindering van de onzekerheid over de financieringsmogelijkheden en om deze uit te nodigen tot een ruimere deelneming;

39. maakt zich zorgen over het feit dat de gemiddelde tijd tussen de indiening van een voorstel tot de ondertekening van een contract (tijd tot aan contract) nog steeds te lang is, ook al bestaan er grote verschillen binnen de verschillende diensten van de Commissie; dringt bij de Commissie aan op verkorting van de tijd tot aan contract tot maximaal 6 maanden en de vaststelling van passende termijnen voor evaluatie en het onderhandelen over contracten, op grond van een systeem van benchmarks;

40. verzoekt de Commissie om uitbreiding van de gemiddelde tijd tussen publicatie van de oproep om voorstellen en de uiterste termijn voor de indiening van een aanvraag;

41. koestert ernstige bezwaren ten aanzien van de effecten van de afschaffing van de wettelijke vereiste van een advies van comités van vertegenwoordigers van de lidstaten ten aanzien van selectiebesluiten voor individuele projecten, in het bijzonder wanneer het gaat om projecten met ethische aspecten of projecten die samenhangen met veiligheid en defensie;

42. is van oordeel dat de aanpak die gericht is op het identificeren van gemeenschappelijke basisbeginselen niet in conflict mag komen met nationale ethische keuzen en specifieke elementen op onderzoekgebied;

43. stemt in met de huidige tendens in de richting van een aanvraagprocedure in twee stappen, vooral in gevallen waar in een het aanbod sterk overtreffende inschrijving verwacht wordt, op voorwaarde dat de grondige evaluatie vooral plaats heeft in het eerste stadium (doelstellingen, wetenschappelijke aanpak, competenties van de deelnemers, toegevoegde waarde van de wetenschappelijke samenwerking en het totale budget); benadrukt dat hierdoor de kansen van succes in het tweede stadium vergroot worden, mits dit niet ten koste gaat van langere tijden tot aan het contract of langere subsidiëringsperioden; is van oordeel dat deze aanpak tot vermindering van de kosten van aanvragen leidt;

c) Overschakelen op een "gebruikergerichte" aanpak voor wat de toegankelijkheid betreft

44. onderstreept dat bij het beheer van het KP de gebruikers een centrale plaats moeten krijgen en een betere toegang tot het KP moeten krijgen;

45. dringt aan op een substantiële verbetering van de duidelijkheid en toegankelijkheid van de oriëntatiedocumenten (bv. de financiële regels), die in een handboek moeten worden samengevat en in alle officiële talen van de EU vertaald moeten zijn;

46. onderstreept de noodzaak van een sterkere deelneming van de nieuwe lidstaten aan de projecten van het KP door middel van een vereenvoudiging van de procedures voor aanvragen en contracten, welke een belangrijke hindernis vormen voor deelneming in het stadium van voorstel, in het bijzonder voor organisaties die voor de eerste maal een aanvraag indienen;

47. pleit ervoor de aan de deelnemers verstrekte stabiliteit te verbeteren door zoveel mogelijk gebruik te maken van een enkele projectleider , die op persoonlijke basis steun verleent gedurende de gehele looptijd van een project en daarbij zorgt voor consequente toepassing van de regels en ook voor een aanpak van "een enkel loket voor de klant", die het mogelijk maakt advies over programma's met vele aspecten aan een enkel contactpunt te verkrijgen;

48. verzoekt dat in elk van de door de Commissie verstrekte documenten duidelijk moet worden vermeld wat de juridische status ervan is, met vermelding voor wie de inhoud bindend is en van welke aard deze verbintelijkheid is;

49. stemt in met een verdergaande invoering van e-administratie en IT-instrumenten en, in het bijzonder, de ontwikkeling van een portal voor deelnemende onderzoekers, alsook de invoering van de elektronische handtekening; verzoekt de Commissie om een geïntegreerd en gebruikersvriendelijk online systeem in te voeren; pleit ervoor om alle elektronische informatie over het programmabeheer (identificatie, toepassing, onderhandelingen, verslag) beschikbaar te stellen; pleit ervoor om dit online systeem op dag één van het programma en in alle stadia ervan beschikbaar te stellen; is van oordeel dat het houden van videoconferenties moet worden aangemoedigd in de plaats van persoonlijke ontmoetingen; pleit ervoor dat bij de diensten voor e-administratie gebruik wordt gemaakt van open protocollen en formats bij de communicatie met burgers, om de transparantie, toegankelijkheid en interoperabiliteit te verzekeren;

50. pleit ervoor dat de Commissie de aanzet geeft tot een informatie- en bewustmakingscampagne over de IT-instrumenten die in het kader van het programma beschikbaar zijn;

51. is ingenomen met het proefproject voor Open toegang van de Commissie, dat tot doel heeft een betere toegang te verstrekken tot de onderzoekresultaten, zowel via het Cordis-systeem als door het aanmoedigen van wetenschappers om hun onderzoek te registreren in een archiefbewaarplaats;

52. beklemtoont dat de toegang van begunstigden tot projecten op het gebied van onderzoek en innovatie hoogwaardige technische capaciteiten en grondige kennis van administratieve en financiële procedures vereist en dat deze toegang daarom buitengewoon moeilijk is voor kleine kandidaten zoals de KMO's en kleine onderzoeksinstituten in perifere regio's; herinnert eraan dat ongeveer 90% van de bedrijven in Europa KMO's zijn en dat hun effectieve en volledige deelname aan het gebruik van de middelen van het 7de O&O-kaderprogramma moet worden gewaarborgd;

53. onderstreept de noodzaak van een grotere transparantie met betrekking tot de procedure voor selectie van thema's bij oproepen tot aanvragen, waardoor een participatie van de in aanmerking komende belanghebbenden kan worden gegarandeerd;

54. pleit voor de invoering van een transparanter, coherenter en meer geharmoniseerd systeem voor "peer review", dat op verdienste is gebaseerd;

Synergieën van programma's en instrumenten

55. dringt aan op vermindering van de complexiteit van de programma's van de EU (zoals: . KP, CIP, Structuurfondsen) en de daarmee samenhangende instrumenten (gemeenschappelijke technologie-initiatieven (JTI), initiatieven uit hoofde van artikel 187, PPP's, projecten uit hoofde van artikel 185, KICs, Era-netwerk, enz.); benadrukt dat dit zal leiden tot een volledige benutting van de synergieën die voortkomen uit hun gecombineerde werking;

56. betreurt het bestaan van een enorm groot aantal onderzoeksinstanties, samenwerkingsmodellen en beheersmechanismen, alsmede de complexiteit die hiervan het gevolg is, die transparantieproblemen ten aanzien van de begrotingsautoriteit veroorzaakt en die tot een verschillende behandeling van de begunstigden leidt;

57. beveelt een vermindering aan van het aantal regels en gemeenschappelijke financieringsbeginselen dat betrekking heeft op de financiering van O&O door de EU en dringt aan op coherentie en harmonisatie bij de tenuitvoerlegging en interpretatie van de regels en procedures; benadrukt de noodzaak om over het gehele KP en de daarmee samenhangende instrumenten en binnen de Commissie dit gemeenschappelijke stel regels toe te passen, ongeacht de eenheid of het agentschap dat met de uitvoering is belast;

58. beveelt de invoering aan van mechanismen die een gemeenschappelijke oriëntatie verstrekken binnen de Commissie en om te zorgen voor de opleiding van projectfunctionarissen en personen belast met de interne financiële controle; dringt aan op de oprichting van mechanismen voor beroep, zoals een "KP ombudsman",waartoe deelnemers aan projecten hun toevlucht kunnen nemen in gevallen van een incoherente en inconsistente interpretatie van de regels en procedures; is van oordeel dat de door deze ombudsman genomen besluiten definitief en bindend moeten zijn;

59. vindt dat het regionale niveau het meest geschikte niveau is om onderzoek en innovatie te stimuleren, aangezien de universiteiten, de openbare onderzoeksinstellingen, de grote bedrijven, de kmo's en de regionale en lokale overheidsinstanties elkaar op dit niveau treffen, bij voorbeeld binnen clusters; merkt ook op dat het bevorderen van onderzoek en innovatie op regionaal niveau kan helpen om sociale en regionale dispariteiten te verminderen; spoort evenwel de verschillende niveaus (regionaal, nationaal en communautair) aan hun inspanningen beter te coördineren in het kader van een Europese planning van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten; wijst ook op de noodzaak van betere banden tussen de universiteiten en de industrie;

Lessen voor het toekomstige KP8

60. beschouwt een radicale hervorming van de wijze waarop het KP geadministreerd wordt als één van de hoogste prioriteiten bij de opstelling van het komende kaderprogramma;

61. is van oordeel dat de herziening van het Financieel Reglement, die van het Personeelsstatuut en de tenuitvoerlegging van een specifiek op onderzoek afgestemde TRE (risicotolerantie) spelen een kardinale rol bij de herstructurering van het financieringskader voor onderzoek en bij het maken van verdere vooruitgang bij de vereenvoudiging van de financiering van het onderzoek;

62. verzoekt de Commissie om de effectiviteit van elk individueel instrument, binnen elk programma bij het realiseren van specifieke beleidsdoelstellingen te evalueren en dringt aan op vermindering van het aantal verschillende instrumenten, voorzover de effectiviteit of de specifieke bijdrage daarvan niet is aangetoond, daarbij voldoende flexibiliteit handhavend om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de projecten;

63. stemt in met een financieringssysteem op basis van wetenschappelijk belang en een evenwichtige verdeling tussen top-down, effectgericht en bottom-down, wetenschapsgericht, onderzoek als grondslag voor het achtste kaderprogramma;

64. is van oordeel dat het KP8 gericht moet zijn op grensverleggend onderzoek, daarbij rekening houdend met de gehele innovatieketen van grensverleggend onderzoek, technologische ontwikkeling, demonstratieprojecten, verspreiding en evaluatie van de resultaten en een snelle marktintegratie van de onderzoekresultaten;

65. is van oordeel dat het KP8 de samenwerking tussen Europese onderzoekers moet bevorderen door invoering van een systeem van onderzoekvouchers, op grond waarvan het onderzoeksgeld onderzoekers volgt die verhuizen naar universiteiten in alle lidstaten, daardoor een bijdrage leverend aan centres of excellence en onafhankelijke universiteiten en aan een grotere mobiliteit onder de onderzoekers;

66. verzoekt de Commissie om een analyse te publiceren van de niveaus van deelneming aan KP7 in de verschillende lidstaten en om rekening te houden met de conclusies van die analyse teneinde in het KP8 een evenwichtige ontwikkeling van het onderzoek in alle lidstaten te verzekeren;

67. is van oordeel dat bij het vaststellen van prioriteiten voor het KP8 rekening moet worden gehouden met de ruimere, niet op subsidies gebaseerde alternatieven voor de financiering van innovatie, zoals publiek-private ventures en investeringen met vreemd vermogen;

68. pleit voor een verdere internationalisatie van het achtste kaderprogramma door middel van samenwerking met derde landen, met inbegrip van ontwikkelingslanden, door voor hen eenvoudige en specifieke regels van beheer vast te stellen; moedigt, vooruitlopend op het komende KP8, de uitwisseling aan van beste praktijken en normen met alle andere internationale partners;

69. ondersteunt de rol van de Commissie als deurwachter wanneer er financiering van de kant van nationale of regionale overheden vereist is;

70. is ingenomen met de oprichting van de subgroep "innovatie" van de Commissie, en de besprekingen die hierin hebben plaatsgevonden over de manier waarop de doelmatigheid kan worden gemeten van het O&O beleid van de EU en de daarmee samenhangende uitgaven voor O&O-projecten;

71. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

TOELICHTING

Wetenschap, onderwijs en innovatie zijn de peilers van economische groei en de schepping van werkgelegenheid. Europa moet in innovatie investeren als het nieuwe producten en diensten wil ontwikkelen. Deze zullen een bron vormen voor nieuwe werkgelegenheid en groei, welke Europa een betere concurrentiepositie geven en ook bijdragen tot verhoging van de kwaliteit van het bestaan. Innovatie vereist evenwel onderzoek. Onderzoek en innovatie nemen een centrale plaats in in het initiatief Europa 2010 van de Europese Unie.

De Europese programma's voor onderzoek en innovatie, en met name het kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratieprojecten, hebben in de loop der jaren een groei gezien van hun reikwijdte, zowel in termen van het aantal aanvragen, als in termen van de daarvoor beschikbaar gestelde begrotingsmiddelen. In gelijke tred met de toeneming van het aantal aanvragen voor financiering is er een groei opgetreden van de controlemechanismen, in een streven om een juist gebruik van de communautaire middelen te verzekeren. Het grotere aantal regels en administratieve procedures heeft echter tot gevolg gehad dat het steeds moeilijker is geworden het proces met goed vertrouwen in gang te zetten. Vooral voor kleinere organisaties - kmo's, start up firma's op high tech gebied en kleinere instituten, universiteiten en onderzoekcentra - is het bijzonder moeilijk geworden het hoofd te bieden aan deze complexiteit.

De onderzoekgemeenschap dringt met klem aan op een harmonisering van de regels en procedures en een algemene vereenvoudiging van de eisen op het gebied van de financiële verantwoording. Onlangs hebben 13.000 onderzoekers hun handtekening gezet onder een verzoekschrift waarin werd gevraagd om vereenvoudiging van de procedures en meer vertrouwen bij de communautaire financiering voor onderzoek. Dit is een zeer wijd verbreid gevoelen bij onderzoekers, academici en vertegenwoordigers van de industrie. Het is zeker noodzakelijk de mechanismen te vereisen die een rol spelen bij de kaderprogramma's voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratieprojecten, het zevende en het achtste kaderprogramma en alle programma's voor wetenschap en innovatie van de Europese Commissie:

Het huidige systeem zou moeten worden vervangen door een systeem dat een groter vertrouwen plaatst in de aanvragers. Een manier daarvoor zou een vereenvoudiging zijn van het toezicht op de financiële en administratieve aspecten van de projecten, gepaard gaande aan een verscherping van de wetenschappelijke en technologische evaluatie. Dit veronderstelt "peer review", die gepaard gaat aan de toepassing van op excellentie gebaseerde criteria bij de evaluatie. Natuurlijk is het zo dat alle financiële transacties een zekere mate van risico belichamen, maar een excessieve bezorgdheid over controle op dit risico door administratief toezicht kan in de praktijk leiden tot verhoging van de totale kosten. Het zou allereerst mogelijk moeten zijn om een hoger niveau van risico te tolereren (waardoor de bureaucratische controle zou kunnen worden versoepeld) en er in de tweede plaats meer vertrouwen zou worden betracht ten aanzien van wetenschappers en ondernemers. Bij het verzekeren van een goed financieel beheer van de communautaire middelen voor onderzoek bestaat er behoefte aan het vinden van een juist evenwicht tussen vertrouwen en controle - tussen het nemen van risico's en de aan dat risico verbonden gevaren.

Er bestaat een reële behoefte aan verbetering en versoepeling van de procedures voor de financiering van onderzoek. Op dit moment bestaan er verschillende regels en procedures voor de verschillende instrumenten van het kaderprogramma, voor de verschillende soorten instellingen (universiteiten, onderzoekcentra, industrie en kmo's) en voor de verschillende soorten activiteit (bv. beheer, onderzoek, demonstratieprojecten). Binnen de driedimensionale matrix (instrumenten, instellingen en activiteiten) bestaat er een aantal concentrische lagen van regels en procedures. Deze lagen bestaan uit regels voor deelneming, specifieke programma's, financiële voorschriften, het toelaatbare niveau van risico door fouten en zekere bepalingen van het Personeelsstatuut, die alle een rechtstreekse of indirecte invloed hebben op het kaderprogramma.

Uw rapporteur is ingenomen met de mededeling "Vereenvoudiging van de uitvoering van de kaderprogramma's voor onderzoek". In deze mededeling wordt een serieus en creatief plan uitgestippeld voor een hervorming die oplossingen biedt voor veel van de moeilijkheden waarmee deelnemers aan de kaderprogramma's worden geconfronteerd.

Het is evenwel onduidelijk in hoeverre de voorgestelde veranderingen compatibel zijn met het bestaande Financieel Reglement. Sommige van de door de Commissie voorgestelde maatregelen vereisen wijzigingen in het Financieel Reglement. Andere vereisen wijzigingen in de regels voor participatie of de regels van specifieke programma's binnen het kaderprogramma. En tenslotte zijn er maatregelen die algemene wijzigingen vereisen, of in het geheel geen wijzigingen.

In de tweede plaats maakt uw rapporteur zich zorgen over het verband tussen financiering en resultaten. Aan de ene kant moet de openhartigheid van de Commissie bij het heroverwegen van de regels voor de financiering van haar onderzoekprogramma's worden gewaardeerd. Aan de andere kant moeten deze wijzigingen echter grondig worden overdacht, waarbij niet alleen rekening moet worden gehouden met de financiële en administratieve motieven van en de consequenties voor de begunstigden, maar ook met het mogelijke effect op de kwaliteit van het onderzoek en de innovatie zelf. Uw rapporteur maakt zich ook zorgen dat de optie van een op resultaten gebaseerde financiering zou kunnen leiden tot het kiezen voor minder riskante projecten en onderzoek dat dichter bij de markt aansluit. Europa heeft behoefte aan meer innovatie, maar we moeten ook grensoverschrijdend onderzoek handhaven als basis voor innovatie. Bovendien zal er zonder excellent onderzoek ook geen innovatie meer zijn.

Uw rapporteur pleit krachtig voor een vereenvoudiging van de toegang tot financiële steun voor onderzoek. Het is noodzakelijk een cultuur te ontwikkelen van wederzijds vertrouwen tussen alle belanghebbende partijen. Dit zou ten goede komen aan onderzoek en innovatie, waardoor Europa een aantrekkelijker plaats wordt om te leven en te werken.

Dat houdt in dat dit verslag een werkelijke relevantie heeft, die vergezeld gaat van een zekere urgentie. Het is nu een goed moment hiervoor, want we zullen binnenkort beginnen met de halftijdse evaluatie van KP7 en met de voorbereiding voor KP8. Het onderhavige verslag is bedoeld om een stevige basis te verschaffen, waarop we vervolgens kunnen voortbouwen.

Een pragmatische verschuiving in de richting van administratieve en financiële vereenvoudiging

De vermindering van de complexiteit en de vereenvoudiging van het Europese landschap voor onderzoekfinanciering zouden vooral ten goede komen aan de belanghebbende partijen. In zijn kwijtingsresolutie voor 2007 heeft het Europees Parlement de aandacht gevestigd op de toenemende diversiteit. Het drong daarbij ook aan op een evaluatie van de problemen waarvoor de begunstigden zich gesteld zien, waaronder de gebrekkige transparantie. Het vereenvoudigingsproces zou stabiliteit en rechtszekerheid moeten verschaffen aan de deelnemende partijen.

De vereenvoudiging van de financiële verantwoordingsplicht vereist daarom een in sterkere mate op vertrouwen gebaseerde aanpak van de Europese financiering van het onderzoek, met een grotere bereidheid tot het tolereren van risico. Dit houdt de aanvaarding in van de gebruikelijke boekhoudings- en beheersbeginselen en praktijken van de begunstigde, mits deze in overeenstemming zijn met de nationale praktijken en door de nationale autoriteiten zijn gecertificeerd. Het houdt ook de aanvaarding in van audits en certificaten betreffende de methodologie, die verstrekt zijn door de nationale autoriteiten, alsook een financiële controle gericht op bescherming van de openbare middelen en fraudebestrijding. De "aanpak van de enkele audit" en financiële controle in "real time", verricht door een enkele eenheid, zou de begunstigden de gelegenheid bieden om eventuele systeemfouten te corrigeren.

Voor iedere maatregel moet worden vastgesteld of er al dan niet wijzigingen vereist zijn in het Financieel Reglement of in de regels voor deelneming, of in de afzonderlijke programma's. Verder moet worden vastgesteld of de maatregelen ook van toepassing zijn op KP7, of alleen op KP8. Wat wijzigingen op KP7 betreft, is uw rapporteur voorstander van een geleidelijke invoering ervan om al te drastische richtingswijzigingen in een enkel kaderprogramma te voorkomen.

Uw rapporteur ondersteunt ook het idee van vermindering van het aantal combinaties van financieringspercentages en indirecte kostenberekeningsmethoden in de verschillende financieringsregelingen. Het is echter wel zo dat er verschillende financieringspercentages en modellen voor kostenberekening moeten gelden voor universiteiten, onderzoekorganisaties en industriële ondernemingen. De reden hiervoor is dat deze soorten entiteiten te maken hebben met sterk verschillende kosten. De financieringspercentages moeten verschillend zijn voor uiteenlopende soorten activiteiten. De harmonisatie van de regels moet zich voornamelijk toespitsen op de verschillende instrumenten. Bovendien is uw rapporteur van oordeel dat kleinere consortia en gebruikmaking van eenvoudiger centrale mechanismen tot eenvoudiger procedures zou leiden.

Ook moet de terminologie die gebruikt wordt voor gecompliceerde begrippen als "forfaitaire bedragen"en "voor steun in aanmerking komende kosten" duidelijk worden gedefinieerd om uiteenlopende interpretaties te voorkomen. Verduidelijk welke kosten voor steun in aanmerking komen is van het allergrootste belang. Hetzelfde geldt voor een consistente toepassing van de regels door alle diensten van de Commissie en bij de verschillende audits.

Een radicale verschuiving in de richting van betere kwaliteit, betere toegankelijkheid en meer transparantie

a) Op weg naar een "aanpak op wetenschappelijke basis"

"Excellence" moet de belangrijkste drijvende kracht zijn achter de financiering van onderzoek en bedacht moet worden dat een "op resultaten gebaseerde" aanpak zou kunnen leiden tot een vermindering van de wetenschappelijke ambitie van de onderzoekers. In plaats van een "op resultaten gebaseerde aanpak" stelt uw rapporteur daarom een "aanpak op wetenschappelijke basis" voor. Dat brengt vereenvoudiging met zich mee van de controle op de financiële kant van de zaak, alsook meer nadruk op de wetenschappelijk-technische aspecten en "peer review" gebaseerd op "excellence". Een coherent, transparant en geharmoniseerd systeem van professionele "peer review" zou namelijk het belangrijkste criterium voor evaluatie moeten zijn, zoals het geval is met het evaluatiesysteem van de Europese Onderzoeksraad (ERC). Tenslotte zou het gebruik van prijzen binnen redelijke grenzen worden aangemoedigd. Het gebruik van prijzen als middel voor de financiering van onderzoek mag echter niet in de plaats komen van gestructureerde financiering.

b) Optimalisering van de tijdsdimensie

Alle stadia van het proces moeten worden geoptimaliseerd om vertragingen te voorkomen en een zo groot mogelijke kostenefficiëntie te bevorderen. Dit omvat aspecten zoals toegang tot de ontwerpwerkprogramma's, publicatie van de oproepen, opstelling van het voorstel, de selectieprocedure en de tijd die vereist is voor de goedkeuring van subsidies en voor de uitbetaling. Vermindering van de tijd voor verlening van subsidies zou uiterst welkom zijn. Uw rapporteur heeft echter belangrijke bedenkingen ten aanzien van het voorstel van de Commissie tot afschaffing van de eis dat de lidstaten adviezen uitbrengen over de selectiebesluiten. Het is van groot belang dat de lidstaten een controlebevoegdheid hebben, vooral bij onderzoek op het gebied van veiligheid en defensie en in gevallen van de ethische evaluatie van projecten. De Commissie stelt een algemenere toepassing voor van tweestapsprocedures. De indiening in twee etappes vermindert de last van de opstelling van volledige voorstellen, maar kan ook leiden tot een toeneming van de lengte en complexiteit van het indieningsproces. Uw rapporteur stemt in met de aanvraagprocedure in twee etappes, mits er een grondige evaluatie plaats vindt in de beginfase. Hierdoor zouden de kosten van de aanvrage kunnen worden verminderd.

c) Overschakelen op een "gebruikergerichte" aanpak voor wat de toegankelijkheid betreft

Uw rapporteur is van mening dat een betere toegankelijkheid van het programma en een betere ondersteuning van de gebruikers kan worden gerealiseerd door het verstrekken van betere handleidingen (minder jargon en meer consistentie in de terminologie). Dit kan worden gedaan door een geoptimaliseerd gebruik van de IT-systemen, steun bij het projectbeheer en gepersonaliseerde steun door de EU-projectleider (handhaving van een en dezelfde projectleider gedurende de gehele looptijd van het project). Om deze reden ondersteunt uw rapporteur de volledige integratie van subsidies, evaluaties en voorstellen in een enkele IT platform. Dit platform moet solide en flexibel zijn en gemakkelijk in het gebruik. Hetzelfde platform moet gebruikt worden door alle diensten van de Commissie en alle agentschappen.

Synergieën van programma's en instrumenten

Uw rapporteur verheugt zich over de toezegging van de Commissie om te zorgen voor een uniforme interpretatie en toepassing van regels en procedures in alle programma's en instrumenten. Ook moet er worden gezorgd voor een uniforme uitvoering van de regels in de vier directoraten-generaal van de Commissie en de agentschappen, alsook in de gemeenschappelijke ondernemingen die uitvoering geven aan de gemeenschappelijke technologie-initiatieven (JTI). Uw rapporteur dringt evenwel met klem aan op een verschillend stelsel van regels voor enerzijds de onderzoekcentra en universiteiten, en anderzijds de industrie, met weer andere regels voor de kmo's. De vermindering van de complexiteit van de communautaire programma's en de daarmee samenhangende instrumenten zal bijdragen tot optimale synergieën als gevolg van hun gecombineerde werking. Het is ook wenselijk een gemeenschappelijk begeleidingsmechanisme binnen de Commissie (training van de projectleiders en auditeuren en invoering van een KP-ombudsman).

Lessen voor het toekomstige KP8

Uw rapporteur beschouwt een vereenvoudigde administratie als een van de belangrijkste prioriteiten voor het komende kaderprogramma. Ook zijn de herziening van het Financieel Reglement en van het Personeelsstatuut en de invoering van specifiek op onderzoekdoeleinden gerichte hogere Tolerantie voor risico's ten gevolge van vergissingen (TRE) van zeer groot belang bij de herstructurering van het financieringskader voor onderzoek.

Tegelijkertijd verzoekt uw rapporteur de Commissie om een evaluatie uit te voeren van de individuele instrumenten en de onderlinge coördinatie daarvan te versterken, met behoud van voldoende flexibiliteit om ze af te stemmen op de specifieke kenmerken van de programma's en de omvang daarvan.

Uw rapporteur is van oordeel dat innovatie het gevolg is van een efficiënt en over voldoende middelen beschikkend systeem voor onderwijs en onderzoek, tezamen met kadervoorwaarden, zoals een degelijk beleid op het gebied van intellectueel eigendom, de beschikbaarheid van durfkapitaal, open markten en intelligente regelgeving. Het is daarom van groot belang dat in het kaderprogramma rekening wordt gehouden met de gehele keten van innovatie, van grensverleggend onderzoek, toegepast wetenschappelijk onderzoek, technologische demonstratieprojecten, verspreiding en valorisatie van de resultaten. Uw rapporteur stemt in met een financieringssysteem op wetenschappelijke basis en een evenwichtige verdeling tussen top-down, effectgericht en bottom-down, wetenschapsgericht, onderzoek als grondslag voor het achtste kaderprogramma.

Tenslotte is uw rapporteur ook van oordeel dat een verdere internationalisatie van het KP wenselijk is. Dit houdt een grotere samenwerking in met derde landen, waaronder ook de ontwikkelingslanden.

ADVIES van de Commissie begrotingscontrole (13.7.2010)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake het vereenvoudigen van de tenuitvoerlegging van de kaderprogramma's voor onderzoek
(2010/2079(INI))

Rapporteur voor advies:Aldo Patriciello

SUGGESTIES

De Commissie begrotingscontrole verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  is tevreden met de vereenvoudigingsmaatregelen die de Commissie reeds in het kader van de tenuitvoerlegging van het zevende kaderprogramma heeft genomen en steunt de Commissie in haar inspanningen om te zorgen voor een grotere vereenvoudiging en verduidelijking van de regels, zodat geen uiteenlopende interpretaties meer mogelijk zijn, het foutenrisico wordt beperkt en de controlekosten worden verminderd; verzoekt de Commissie verder duidelijk te maken welke maatregelen zij overweegt te nemen bij de vereenvoudiging en verduidelijking van de huidige regels;

2.  betreurt het bestaan van een enorm groot aantal onderzoeksinstanties, samenwerkingsmodellen en beheersmechanismen, alsmede de complexiteit die hiervan het gevolg is, die transparantieproblemen ten aanzien van de begrotingsautoriteit veroorzaakt en die tot een uiteenlopende behandeling van de begunstigden leidt;

3.  herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om zich ter wille van meer rechtszekerheid in verband met de auditvereisten te onthouden van wijzigingen met terugwerkende kracht, audits niet onnodig of wegens binnen de Commissie gedifferentieerde maatstaven te herhalen, te voldoen aan de legitieme verwachtingen van de begunstigden door een uniforme interpretatie van de regels, en de aanvaarding te bespoedigen van de certificaten inzake de gevolgde methode met betrekking tot de gemiddelde personeelskosten, waarvoor blijkbaar geen enkele vooruitgang is geboekt;

4.  steunt de vereenvoudiging van de regels voor de berekening van de gedeclareerde kosten; vraagt een duidelijke definitie van de criteria die nodig zijn om te beoordelen of de berekeningsmethoden van de begunstigden voldoen aan de reglementaire vereisten;

5.  onderstreept het feit dat de regels moeten worden vereenvoudigd zonder dat de kwaliteit van de uitgaven hieronder lijdt, en dat de efficiëntie en de doeltreffendheid van de tenuitvoerlegging moeten worden verbeterd; is van mening dat een transparant, degelijk en eenvoudig te beheren financieringssysteem moet worden gecompenseerd door een stringent controlesysteem; vraagt de Commissie voorstellen uit te werken voor een methodiek ter controle van de doeltreffendheid en efficiëntie van de uitgaven voor onderzoek;

6.  dringt erop aan dat de Commissie bij de voorbereiding van het volgende kaderprogramma ambitieuze voorstellen indient met het oog op de invoering van een financieringssysteem dat veeleer gebaseerd is op de wetenschappelijke resultaten en prestaties dan op de input en de kosten, waarbij erop wordt gelet dat de verzoeken met een innovatief karakter niet worden ontmoedigd; onderstreept dat deze, op het wetenschappelijke aspect gerichte benadering niet in strijd is met de eisen van de begrotingscontrole;

7.  verzoekt de Commissie erop toe te zien dat alle aanvragers hulp krijgen door steun te verlenen voor het vinden van adequate partners;

8.  vraagt de Commissie om stil te staan bij haar tendens tot betaling van vaste percentages en forfaitaire bedragen, waarvan een ongunstig effect zou kunnen uitgaan op het vermogen van de begunstigden om naar behoren aan de auditvereisten te voldoen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

12.7.2010

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

22

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marta Andreasen, Jean-Pierre Audy, Inés Ayala Sender, Zigmantas Balčytis, Luigi de Magistris, Tamás Deutsch, Martin Ehrenhauser, Jens Geier, Gerben-Jan Gerbrandy, Ingeborg Gräßle, Ville Itälä, Bogusław Liberadzki, Monica Luisa Macovei, Jan Olbrycht, Aldo Patriciello, Theodoros Skylakakis, Georgios Stavrakakis, Søren Bo Søndergaard

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Zuzana Brzobohatá, Edit Herczog, Ivailo Kalfin, Olle Schmidt, Derek Vaughan

ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (16.9.2010)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake het vereenvoudigen van de tenuitvoerlegging van de kaderprogramma's voor onderzoek
2010/2079(INI).

Rapporteur: Alain Cadec

SUGGESTIES

De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  onderstreept het belang van onderzoek en ontwikkeling om in te gaan op de grote uitdagingen waarvoor de Europese Unie staat, met name in het kader van de EU 2020-strategie; herinnert eraan dat het cohesiebeleid een ruime bijdrage levert aan de financiering van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten in de regio's;

2.  verwelkomt de voorstellen van de Commissie om de administratieve formaliteiten voor de ingewikkelde en dure aanbestedings- en uitvoeringsprocedure binnen de kaderprogramma's voor onderzoek te vereenvoudigen, en met name geleidelijk een financieringssysteem te introduceren dat gebaseerd is op resultaten en forfaitaire factoren voor het personeel van de betrokken projecten; stelt een herziening voor van de zogenoemde "één project per thema"-regel en steunt de introductie van een meer flexibele thematische aanpak van onderaf, om het proces van de uitvoering van vernieuwende ideeën sneller te doen verlopen; benadrukt evenwel dat, wegens de inherente onvoorspelbaarheid van onderzoek, projecten waarvan het resultaat vooraf niet duidelijk kan worden vastgelegd, ook waardevol zijn; merkt op dat de auditvoorschriften eenduidig interpreteerbaar moeten zijn teneinde een duidelijk onderscheid te maken tussen mogelijke onregelmatigheden en opzettelijke fraude;

3.  vindt het goed dat de Europese instellingen zich momenteel beraden over de noodzakelijke vereenvoudiging van het regionaal ontwikkelingsbeleid om te komen tot een grotere transparantie, een grotere toegankelijkheid voor de financieel zwakke deelnemers, een betere efficiëntie en meer rechtszekerheid voor de begunstigden; meent dat de goede praktijken die uit dit proces voortkomen van nut kunnen zijn voor de vereenvoudiging van de tenuitvoerlegging van het 7de O&O-kaderprogramma;

4.  beklemtoont dat de toegang van begunstigden tot projecten op het gebied van onderzoek en innovatie hoogwaardige technische capaciteiten en grondige kennis van administratieve en financiële procedures vereist en dat deze toegang daarom buitengewoon moeilijk is voor kleine kandidaten zoals de KMO's en kleine onderzoeksinstituten in perifere regio's; herinnert eraan dat ongeveer 90% van de bedrijven in Europa KMO's zijn en dat hun effectieve en volledige deelname aan het gebruik van de middelen van het 7de O&O-kaderprogramma moet worden gewaarborgd;

5.  vindt dat de verschillende instrumenten van de EU voor cohesie, onderzoek en innovatie met het oog op efficiëntie geïntegreerd ingezet moeten worden; onderstreept de noodzaak om te zoeken naar synergieën tussen deze instrumenten en om belemmeringen voor deze synergieën op te heffen, met name door de regels inzake controle en subsidiabiliteit van de kosten te harmoniseren zodat het voor de begunstigden eenvoudiger wordt deze uit te voeren;

6.  vindt dat het regionale niveau het meest geschikte niveau is om onderzoek en innovatie te stimuleren, aangezien de universiteiten, de openbare onderzoeksinstellingen, de grote bedrijven, de KMO's en de regionale en lokale overheidsinstanties elkaar op dit niveau treffen, met name binnen clusters; merkt ook op dat het bevorderen van onderzoek en innovatie op regionaal niveau kan helpen om sociale en regionale dispariteiten te verminderen; spoort evenwel de verschillende niveaus (regionaal, nationaal en communautair) aan hun inspanningen beter te coördineren in het kader van een Europese planning van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten; wijst ook op de noodzaak van betere banden tussen de universiteiten en de industrie;

7.  herinnert eraan dat het 7de O&O-kaderprogramma, net zoals het regionaal ontwikkelingsbeleid, gebaseerd is op de beginselen van partnerschap en medefinanciering; benadrukt zijn gehechtheid aan deze beginselen van goed beheer en vraagt dat deze gehandhaafd blijven ondanks de beperking van de overheidsuitgaven als gevolg van de economische crisis;

8.  herinnert eraan dat het 7de O&O-kaderprogramma zich toespitst op grootschalige projecten die een concrete impact kunnen hebben op de economische activiteit, de vernieuwing van de productieprogramma's en de verzekering van een toekomstige productie met een grote toegevoegde waarde en derhalve op het scheppen van banen en de verbetering van het wereldwijd concurrentievermogen van de Europese Unie; merkt op dat de dynamiek van de excellentieprojecten, zowel op het gebied van toegepast als van fundamenteel onderzoek, een gunstig effect heeft op alle EU-regio's, ongeacht hun huidig niveau van wetenschappelijke ontwikkeling, met name wanneer een synergie wordt gerealiseerd met de gelden voor het regionaal beleid en dat deze dynamiek een efficiënte aanvulling vormt van het voornaamste doel van de instrumenten van het cohesiebeleid, namelijk convergentie, met het oog zowel op evenwichtige ontwikkeling als op concurrentievermogen; beklemtoont evenwel dat ook extra aandacht moet gaan naar kleinere projecten, die eveneens een concrete impact kunnen hebben, bijvoorbeeld doordat zij de band tussen innovatie en sociale integratie versterken

9.  vraagt de Commissie dat zij een analyse publiceert van de niveaus van deelname van de verschillende lidstaten aan het 7de O&O-kaderprogramma

10. merkt op dat de toename van regionale dispariteiten op het gebied van onderzoek- en ontwikkelingspotentieel een probleem vormt dat niet alleen in het kader van het cohesiebeleid moet worden aangepakt, maar ook door middel van het onderzoek- en innovatiebeleid;

11. vindt dat de uitwisseling van deskundigen moet worden aangemoedigd, zonder daarbij de hersenvlucht uit de EU naar andere delen van de wereld en binnen de EU van de armere naar de rijkere landen te bevorderen, aangezien dit het Europees cohesiebeleid zou ondermijnen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

6.9.2010

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

34

0

5

Bij de eindstemming aanwezige leden

François Alfonsi, Charalampos Angourakis, Catherine Bearder, Victor Boştinaru, Zuzana Brzobohatá, John Bufton, Alain Cadec, Salvatore Caronna, Tamás Deutsch, Rosa Estaràs Ferragut, Danuta Maria Hübner, Filiz Hakaeva Hyusmenova, Seán Kelly, Constanze Angela Krehl, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska, Ramona Nicole Mănescu, Riikka Manner, Iosif Matula, Erminia Mazzoni, Lambert van Nistelrooij, Jan Olbrycht, Wojciech Michał Olejniczak, Markus Pieper, Tomasz Piotr Poręba, Georgios Stavrakakis, Csanád Szegedi, Nuno Teixeira, Oldřich Vlasák, Kerstin Westphal

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Karima Delli, Pat the Cope Gallagher, Ivars Godmanis, Catherine Grèze, Lena Kolarska-Bobińska, Veronica Lope Fontagné, Marie-Thérèse Sanchez-Schmid, Elisabeth Schroedter, Evžen Tošenovský, Sabine Verheyen

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

30.9.2010

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

48

1

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Ivo Belet, Bendt Bendtsen, Jan Březina, Reinhard Bütikofer, Maria Da Graça Carvalho, Jorgo Chatzimarkakis, Christian Ehler, Lena Ek, Ioan Enciu, Adam Gierek, Norbert Glante, Robert Goebbels, Fiona Hall, Jacky Hénin, Edit Herczog, Romana Jordan Cizelj, Lena Kolarska-Bobińska, Béla Kovács, Philippe Lamberts, Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz, Marisa Matias, Jaroslav Paška, Anni Podimata, Miloslav Ransdorf, Herbert Reul, Paul Rübig, Amalia Sartori, Konrad Szymański, Britta Thomsen, Evžen Tošenovský, Ioannis A. Tsoukalas, Claude Turmes, Niki Tzavela, Marita Ulvskog, Vladimir Urutchev, Kathleen Van Brempt, Alejo Vidal-Quadras, Henri Weber

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Antonio Cancian, Vicky Ford, Matthias Groote, Françoise Grossetête, Jolanta Emilia Hibner, Yannick Jadot, Silvana Koch-Mehrin, Bernd Lange, Algirdas Saudargas, Silvia-Adriana Ţicău, Catherine Trautmann, Hermann Winkler