VERSLAG over het verslag over het mededingingsbeleid 2009
15.12.2010 - (2010/2137(INI))
Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Derk Jan Eppink
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het verslag over het mededingingsbeleid 2009
Het Europees Parlement,
– gezien het verslag van de Commissie over het mededingingsbeleid 2009 (COM(2010)0282) en het werkdocument van de diensten van de Commissie dat dit verslag van de Commissie over het mededingingsbeleid 2009 vergezelt (SEC(2010)0666),
– gezien Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag[1],
– gezien Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de EG-concentratieverordening)[2],
– gezien de mededeling van de Commissie van 13 oktober 2008 over de toepassing van de staatssteunregels op maatregelen in het kader van de huidige wereldwijde financiële crisis genomen met betrekking tot financiële instellingen[3] (de mededeling over het bankwezen),
– gezien de mededeling van de Commissie van 5 december 2008 over de herkapitalisatie van financiële instellingen in de huidige financiële crisis: beperking van steun tot het noodzakelijke minimum en bescherming tegen buitensporige mededingingverstoringen[4] (de mededeling over de herkapitalisatie),
– gezien de mededeling van de Commissie van 25 februari 2009 over de behandeling van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa in de communautaire banksector[5] (de mededeling over aan bijzondere waardevermindering onderhevige activa),
– gezien de mededeling van de Commissie van 23 juli 2009 betreffende het herstel van de levensvatbaarheid en de beoordeling van de herstructureringsmaatregelen in de financiële sector in de huidige crisis met inachtneming van de staatssteunregels[6] (de mededeling over de herstructurering) waarbij deze laatste vier mededelingen tezamen worden beschouwd als "de vier mededelingen voor de financiële sector",
– gezien de mededeling van de Commissie van 17 december 2008 over een tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis[7] (de tijdelijke kaderregeling),
– gezien de mededeling van de Commissie van 9 februari 2009 over de richtsnoeren betreffende de handhavingsprioriteiten van de Commissie bij de toepassing van artikel 82 van het EG-Verdrag op onrechtmatig uitsluitingsgedrag door ondernemingen met een machtspositie[8],
– gezien de nota van de Commissie over een code voor goede praktijken bij staatssteunprocedures[9], de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde soorten staatssteun[10] en de mededeling van de Commissie over de handhaving van de staatssteunregels door de nationale rechterlijke instanties (vereenvoudigingspakket)[11],
– gezien de richtsnoeren van de Commissie inzake staatssteun voor milieubescherming[12],
– gezien de staatssteunscoreborden voor voorjaar 2009 (COM(2009)0164), najaar 2009 (COM(2009)0661) en voorjaar 2010 (COM(2010)0255),
– onder verwijzing naar zijn resoluties van 10 maart 2009 over het verslag over het mededingingsbeleid 2006 en 2007[13] en van 2 februari 2010 over het verslag over het mededingingsbeleid 2008[14],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 maart 2009 over voedselprijzen in Europa[15],
– onder verwijzing naar zijn schriftelijke verklaring van 19 februari 2008 over de noodzaak van een onderzoek naar en het optreden tegen misbruik van machtsposities door grote, in de Europese Unie gevestigde supermarkten[16],
– gelet op artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie interne markt en consumentenbescherming en de Commissie vervoer en toerisme (A7–0374/2010),
A. overwegende dat wegens de buitengewone omstandigheden van de financiële en economische crisis in de afgelopen twee jaar buitengewone maatregelen noodzakelijk waren; overwegende dat de inspanningen van de Commissie hebben bijgedragen tot de stabilisatie van de financiële markten en tegelijk de integriteit van de interne markt hebben veiliggesteld,
B. overwegende dat het in tijden van crisis van het grootste belang is om voor financiële stabiliteit te zorgen, de kredietstromen weer op gang te brengen en het financiële stelsel te hervormen opdat de markten goed functioneren, en dat de mededingingsregels daarom soepel maar strikt moeten worden toegepast,
C. overwegende dat protectionisme en niet-handhaving van de mededingingregels de crisis alleen maar zouden verergeren en verlengen,
D. overwegende dat het mededingingsbeleid een essentieel instrument vormt om de EU in staat te stellen over een dynamische, efficiënte en innovatieve interne markt te beschikken en wereldwijd de concurrentie aan te gaan, alsook om een uitweg te vinden uit de financiële crisis,
E. overwegende dat het oplopende begrotingstekort en de toenemende overheidsschuld in vele lidstaten het economisch herstel en de economische groei gedurende jaren kunnen vertragen;
F. overwegende dat de regeringen van lidstaten in reactie op de crisis een aanzienlijke hoeveelheid staatssteun hebben toegekend in de vorm van, bijvoorbeeld, garantieregelingen, herkapitalisatieregelingen en aanvullende vormen van liquiditeitssteun voor de financiering van banken; overwegende dat deze maatregelen voor de banken een aanzienlijke financieringsbron zijn geweest en een verzekering tegen risico´s die de financiële sector gewoonlijk loopt,
G. overwegende dat uit empirische analyses blijkt dat deze staatssteun een aantal gevolgen en distorsies heeft veroorzaakt, zoals een verminderde uitgifte van particuliere obligaties, waarmee rekening dient te worden gehouden indien overwogen wordt deze steun verder te verstrekken of de huidige uitzonderingsmaatregelen te verlengen,
H. overwegende dat goed bestuur in belastingzaken een belangrijke voorwaarde is om gunstige omstandigheden voor mededinging te behouden en de werking van de gemeenschappelijke markt te verbeteren,
I. overwegende dat de mededinging in de energiesector, landbouwproductie en in andere sectoren nog altijd gebreken vertoont,
J. overwegende dat de geslaagde ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen onder vrijemededingingsvoorwaarden één van de belangrijkste vereisten vormt om de financiële crisis daadwerkelijk te boven te komen,
Algemeen
1. is verheugd over het verslag over het mededingingsbeleid 2009;
2. is verheugd dat de Commissie snel op de crisis heeft gereageerd; feliciteert de Commissie met haar effectieve gebruik van de mededingingsregels in uitzonderlijke omstandigheden;
3. blijft streven naar een actievere rol van het Parlement in de vormgeving van het mededingingsbeleid via de invoering van een medewetgevende rol; vraagt dat het Parlement geregeld op de hoogte wordt gesteld van initiatieven op dit gebied;
4. verzoekt de Commissie als enige bevoegde mededingingsautoriteit op EU-niveau opnieuw het Parlement gedetailleerd en jaarlijks verslag uit te brengen over het gevolg dat zij aan de aanbevelingen van het Parlement heeft gegeven, en eventuele afwijkingen van deze aanbevelingen te motiveren; stelt vast dat het antwoord van de Commissie op het mededingingsverslag voor 2008 van het Parlement louter bestaat uit een overzicht van de ondernomen actie en geen enkel inzicht verschaft in de doeltreffendheid van de genomen maatregelen;
5. benadrukt dat het concurrentiebeleid van de EU, dat gebaseerd is op de beginselen van een open markt en gelijke spelregels in alle sectoren, een hoeksteun vormt van een succesvolle interne markt en een noodzakelijke voorwaarde vormt voor de schepping van duurzame, op kennis gebaseerde arbeidsplaatsen;
6. vestigt de aandacht op zijn oproepen tot consistentie tussen alle beleidsvormen van de EU en de prioriteiten die zijn vastgesteld in de EU Strategie voor groei en werkgelegenheid voor 2020; onderstreept dat dit van zeer groot belang is voor het concurrentiebeleid;
7. benadrukt dat diensten van algemeen belang belangrijk zijn om tegemoet te komen aan de basisbehoeften van de bevolking; dringt er op aan dat de Commissie bij de voltooiing van haar werkzaamheden met betrekking tot de toepassing van de EU-mededingingsvoorschriften op diensten van algemeen economisch belang rekening houdt met het kader waarin door het Verdrag van Lissabon is voorzien en vraagt nauw betrokken te worden bij de follow-up door de Commissie van de open consultatie over de regels betreffende overheidssteun van de lidstaten voor diensten van algemeen economisch belang;
8. benadrukt dat er duidelijke mededingingsregels moeten worden opgesteld die gunstig en nuttig zijn voor kleine en middelgrote ondernemingen;
9. wijst erop dat de KMO's van buitengewone betekenis zijn voor de gehele Europese economie; beklemtoont verder het belangrijke innovatiepotentieel van de KMO's en herhaalt zijn eerdere verzoeken aan de Commissie tot opneming van een speciaal hoofdstuk waarin de nadruk wordt gelegd op eerlijke en niet-discriminatoire concurrentievoorwaarden voor de KMO's;
10. dringt er bij de Commissie op aan gebruik te maken van onafhankelijke, betrouwbare expertise voor de evaluaties en studies die nodig zijn voor de uitwerking van het mededingingsbeleid; vraagt de Commissie met aandrang de resultaten van deze evaluaties en studies openbaar te maken;
11. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat artikel 12 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie waarin wordt bepaald dat "met de eisen ter zake van consumentenbescherming [...] rekening [wordt] gehouden bij het bepalen en uitvoeren van het beleid en het optreden van de Unie op andere gebieden", in het kader van toekomstige wetgeving op het gebied van de interne markt wordt uitgevoerd;
12. verzoekt de Commissie in haar jaarverslag over het mededingingsbeleid sterker de nadruk te leggen op de voordelen van concurrentie voor de consument;
13. toont zich geïnteresseerd in het verslag over de werking van Verordening 1/2003 van de Raad, dat de Commissie vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening heeft ingediend, erkent dat de verordening van fundamenteel belang is voor de modernisering van de mededingingsregels en de coördinatiewerkzaamheden van de EU en de nationale overheden, maar merkt op dat voor een doeltreffender uitvoering van de verordening oplossingen moeten worden gevonden voor meningsverschillen over prioriteiten, aspecten van de evolutie van het mededingingsbeleid en het functioneren van samenwerkingssystemen;
14. onderstreept dat synergie tot stand moet worden gebracht tussen het mededingings- en het consumentenbeschermingsbeleid, waaronder de instelling van een Europese vorm van collectief beroep voor individuele gedupeerden van schendingen van de mededingingswetgeving, gebaseerd op de in de resolutie van het Europees Parlement van 26 maart 2009 genoemde criteria op grond waarvan alleen de daadwerkelijk geleden schade wordt vergoed aan de geïdentificeerde personen of hun gevolmachtigde; verzoekt de Commissie na te gaan op welke manier een dergelijk mechanisme kan worden opgenomen in het bestaande nationale rechtskader;
15. herinnert aan zijn resolutie van 25 april 2007 over het groenboek inzake schadevorderingen wegens schending van de communautaire antitrustregels en benadrukt dat de inhoud van zijn resolutie van 26 maart 2009 over het witboek betreffende schadevergoedingsacties wegens schending van de EG-mededingingsregels moet worden opgenomen in het in behandeling zijnde wetgevingsvoorstel in verband hiermee; beklemtoont dat de Commissie wetgeving moet voorstellen, zonder die onnodig af te zwakken, om de indiening van claims door individuen en groepen tot daadwerkelijke vergoeding voor schade die voortvloeit uit schendingen van het EU-mededingingsrecht, te vergemakkelijken; stelt dat deze wetgeving overkoepelend moet zijn, de uitwassen van het Noord-Amerikaanse systeem moet vermijden en moet worden goedgekeurd volgens de gewone wetgevingsprocedure (medebeslissing);
16. benadrukt dat het Parlement het verzoek van de Commissie om meer middelen voor de diensten van de Commissie op mededingingsgebied in de begroting 2011 op te nemen heeft gesteund; verzoekt ervan op de hoogte te worden gehouden hoe deze aanvullende middelen zijn aangewend; herhaalt zijn verzoek om personeel van de Commissie over te hevelen naar haar belangrijkste bevoegdheden;
17. benadrukt dat de uitvoering van een geslaagd mededingingsbeleid en het onbelemmerd functioneren van de interne markt essentiële voorwaarden zijn voor duurzame economische groei in de Europese Unie;
18. benadrukt dat de lidstaten van de huidige drang naar fiscale consolidatie en duurzaam herstel moeten gebruikmaken om toe te werken naar eerlijkere belastingsvoorwaarden; beschouwt milieubelastingen (koolstof, natuurlijke rijkdommen) in dit opzicht als een geschikte oplossing aangezien dergelijke belastingen gericht zijn op milieuonvriendelijke producten die industriële basisproducten vormen, en de concurrentie binnen de interne markt niet zouden verstoren;
19. is van mening dat het mededingingsbeleid moet bijdragen tot de bevordering en oplegging van open normen en interoperabiliteit, om te vermijden dat consumenten en klanten voor wat technologie betreft in de greep van een handvol marktdeelnemers terechtkomen;
Themahoofdstuk: Het mededingingsbeleid en de financieel-economische crisis
20. is verheugd over de tijdelijke staatssteunregelingen in reactie op de financiële en economische crisis, nl. de vier mededelingen voor de financiële sector en het steunkader dat gericht is op de overige sectoren; neemt er kennis van dat de toepassing van de tijdelijke staatssteunmaatregelen met een jaar zijn verlengd;
21. is bezorgd dat deze maatregelen, die van tijdelijke aard zijn, uiteindelijk toch niet zo tijdelijk zullen zijn; onderstreept de noodzaak om zo spoedig mogelijk een eind te maken aan de tijdelijke maatregelen en de uitzonderingen, in het bijzonder in de automobielsector; dringt er bij de Commissie op aan helderheid te verschaffen over de afbouwcriteria die gehanteerd zullen worden bij het besluit over eventuele verlenging;
22. dringt er bij de Commissie op aan opnieuw te bezien of het huidige tijdelijke kader effectief bijdraagt aan de totstandkoming van een "egaal speelveld" met gelijke voorwaarden voor de gehele Unie en of de discretionaire toepassing van het kader in dat opzicht een optimaal effect sorteert;
23. verzoekt de Commissie met aandrang een gedetailleerde beoordeling op te maken van de besluiten die zijn genomen in het kader van de toepassing van de tijdelijke staatssteunmaatregelen in antwoord op de economische en financiële crisis, rekening houdend met de doelstelling, de graad van transparantie en coherentie van de op het kader gebaseerde maatregelen, en deze beoordeling op te nemen in haar volgende mededingingsverslag;
24. herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om in de loop van 2010 een uitvoerig verslag te publiceren over de effectiviteit van de staatssteun die is verstrekt voor "groen herstel" en die voor milieubescherming;
25. benadrukt dat de concurrentiepositie van financiële instellingen die geen gebruik hebben gemaakt van de tijdelijke maatregelen inzake staatssteun, moet worden hersteld;
26. verzoekt de Commissie erop toe te zien dat banken de hun verstrekte staatssteun terugbetalen zodra de financiële sector zich heeft hersteld, zodat eerlijke concurrentie binnen de interne markt kan worden gegarandeerd alsmede een gelijk speelveld met betrekking tot de exitvoorwaarden;
27. dringt er bij de Commissie op aan dat zij toelichtingen geeft bij de bindende herstructureringsmaatregelen in verband met mogelijke concurrentieverstorende effecten die resulteren in verschillen in de terugbetalingsvoorwaarden tussen de lidstaten;
28. wijst er niettemin op dat de huidige consolidatie in de banksector het marktaandeel van verscheidene grote financiële instellingen heeft doen toenemen, en vraagt de Commissie daarom met aandrang om de sector goed in het oog te houden, met als doel de concurrentie in de Europese banksectoren te bevorderen, en herstructureringsplannen voor te leggen die voorschrijven dat bankactiviteiten gescheiden worden wanneer deposito's van particulieren gebruikt zijn om riskantere beleggingsactiviteiten te subsidiëren;
Herziening van in antwoord op de crisis genomen tijdelijke maatregelen inzake staatssteun
29. vraagt de Commissie met aandrang een studie voor te leggen van de impact van de maatregelen inzake staatssteun op de economie;
30. vraagt dat de Commissie het Parlement een grondige analyse voorlegt van de impact van tijdens de crisis verleende staatssteun op de mededinging;
31. vraagt dat de Commissie na deze uitvoerige impactbeoordeling waar nodig correctiemaatregelen neemt met als doel binnen de interne markt voor gelijke concurrentievoorwaarden te zorgen;
32. vraagt dat de Commissie een grondige analyse uitvoert van de gevolgen van de herziene mechanismen voor staatssteun die in antwoord op de crisis zijn goedgekeurd, met betrekking tot de concurrentie en de handhaving van eerlijke concurrentievoorwaarden binnen de EU, de financiële hervorming en de schepping van werkgelegenheid;
33. vraagt de lidstaten actief samen te werken met de Commissie bij de ontwikkeling en de beoordeling van de tijdelijke voorschriften die in antwoord op de financiële en economische crisis zijn opgesteld, door tijdig gedetailleerde verslagen in te dienen over de uitvoering en doeltreffendheid ervan; vraagt de Commissie een beoordeling uit te voeren van de werking ervan en een studie op te stellen van de gevolgen van door derde landen genomen maatregelen voor de Europese Unie;
34. vraagt dat de Commissie voor maximale transparantie zorgt en het beginsel van niet-discriminatie nauwkeurig in acht neemt wanneer ze staatssteun goedkeurt en afstotingsmaatregelen oplegt;
35. vraagt de Commissie een studie voor te leggen waarin de mogelijke gevolgen van de liquiditeitssteun van de ECB voor de verstoring van de concurrentie worden onderzocht;
36. vraagt dat de Commissie nauw toezicht houdt op de monetaire massa M3 voor wat staatssteun betreft die is verstrekt ter voorkoming van een onbedoelde overkapitalisatie van bedrijven die tot verstoring van de concurrentie zou leiden;
Staatssteuntoezicht
37. merkt op dat het staatssteunbeleid een integraal onderdeel is van het mededingingsbeleid en dat met staatssteuncontrole tegemoet wordt gekomen aan de behoefte om gelijke kansen te blijven bieden aan alle ondernemingen die activiteiten verrichten op de interne markt;
38. benadrukt dat het belangrijk is dat de Commissie zorgvuldig toeziet op het gebruik van staatssteun, teneinde te voorkomen dat deze steunmaatregelen worden benut om nationale industrieën te beschermen op een manier die de interne markt en de Europese consumenten schade toebrengt;
39. acht het essentieel dat bij de beoordeling van de verenigbaarheid van staatssteun met het Verdrag, het juiste evenwicht wordt gevonden tussen de negatieve gevolgen van staatssteun op de mededinging en de overheidsfinanciën en de positieve gevolgen ervan in termen van gemeenschappelijk belang;
40. dringt erop aan dat er duidelijke criteria voor afstotingen worden vastgesteld, waarbij rekening gehouden wordt met gevolgen op de middellange termijn van afstotingen voor de betrokken bedrijven, namelijk op het vlak van groei, innovatie en werkgelegenheid en wat de verkleining van de rol van deze bedrijven op de wereldmarkt betreft;
41. dringt er bij de Commissie op aan de fiscale staatssteunregelingen die in sommige lidstaten van kracht zijn zorgvuldig te inspecteren om na te gaan of zij non-discriminatoir en transparant zijn;
42. vraagt dat de Commissie haar Dienst overheidssteun, transparantie en fiscale steun nieuw leven inblaast en verbetert;
43. is van oordeel dat het essentieel is, opdat de Commissie schadelijke belastingconcurrentiestelsels beter zou kunnen identificeren, dat de lidstaten het besluit over de automatische kennisgeving van belastingbeslissingen van de Werkgroep gedragscode inzake de belastingenregeling voor ondernemingen van 2002 (document 11077/02 van de Raad) volledig uitvoeren;
44. merkt met bezorgdheid op dat de terugvordering van illegale staatssteun een langdurig en moeizaam proces blijft; moedigt de Commissie aan de procedures verder te vereenvoudigen en druk te blijven uitoefenen op de lidstaten, in het bijzonder op de lidstaten die herhaaldelijk overtredingen begaan;
45. vraagt de Commissie met aandrang te onderzoeken in hoever de te royale toekenning van gratis permissies voor EU-subsidies in bepaalde sectoren tot verstoring van de concurrentie kan leiden, gezien het feit dat deze permissies, die minder efficiënt zijn geworden sinds de vertraging van de economische activiteit, voor sommige bedrijven onverhoopte winst hebben gegenereerd maar deze bedrijven er tegelijk minder toe stimuleerden hun verantwoordelijkheden in de overgang naar een ecologisch verantwoorde economie op te nemen;
46. onderstreept dat staatssteun primair moet gaan naar de bevordering van projecten van gemeenschappelijk belang in de Unie, zoals de aanleg van breedband- en energie-infrastructuur;
47. verheugt zich over de goedkeuring van de richtsnoeren voor breedbandnetwerken, waarin onder meer wordt voorzien in staatssteun aan breedbandbasisnetwerken (ADSL, kabel, mobiele telefonie, kabelvrij of satellietbreedbanddiensten) en steun voor de zeer hoge snelheidsnetwerken van het type NGA (glaskabelverbindingen of, in het huidige stadium, geavanceerde opgewaardeerde kabelnetwerken) en verzoekt de Commissie en de lidstaten om de beste praktijken op dit gebied te verspreiden en te bevorderen en zorg te dragen voor een versterking van de concurrentie;
48. verzoekt de Commissie, aangezien de interne markt voor alle soorten vervoer moet worden afgerond, een verslag te publiceren met een overzicht van alle overheidssteun die aan de sector openbaar vervoer wordt aangeboden;
49. herhaalt zijn steun voor de richtsnoeren van de Commissie inzake overheidssteun voor milieubescherming op vervoersgebied, ter opvoering van de duurzaamheid van de Europese vervoerssector; moedigt de Commissie aan de overheidssteun die in de vervoerssector is toegestaan meer stimulerend van aard te maken;
Antitrustbeleid
50. is verheugd over de ferme stellingname van de Commissie ten aanzien van anti-mededingingsgedrag in de afgelopen jaren;
51. is ingenomen met de verlenging van de verticale groepsvrijstellingsverordening, aangezien deze voor een evenwicht zorgt tussen fabrikanten en verdelers; merkt niettemin op dat de Commissie niet voldoende rekening heeft gehouden met de specifieke omstandigheden van onlineverkoop, in het bijzonder wat de "Digitale Agenda" betreft en in het licht van haar huidige inspanningen om de interne markt voor e-handel te voltooien;
52. wijst er in het bijzonder op dat het veroorloven, uit hoofde van de antitrustwetgeving, van gezamenlijke aankopen door grote, internationaal actieve distributeurs gezien de markttoezichtmaatregelen die de Commissie momenteel uitvoert, betwistbaar is;
53. wijst er evenwel op dat het misachten van het tijdelijke karakter van mededingingsclausules in de praktijk zeker niet ongebruikelijk is, en verzoekt de Commissie haar bijzondere aandacht op dergelijke oneigenlijke praktijken te richten;
54. verzoekt de Commissie om, binnen het geïntegreerde regelgevende kader voor de bescherming van intellectueel-eigendomrechten (IPR's), de inzet van de concurrentiewetgeving te overwegen als instrument om eventueel misbruik van de IPR's te voorkomen;
55. vraagt de Commissie met aandrang om bij de toepassing van het mededingingsrecht terdege rekening te houden met de beslissingen van nationale rechtbanken, met als doel de goede werking van de interne markt en de gelijke toepassing van mededingingsvoorschriften in de EU te waarborgen, en verzoekt haar de nodige maatregelen te treffen om deze doelstelling te bereiken;
56. wijst er nogmaals op dat kartels de ernstigste schendingen van mededingingswetgeving vormen; is van mening dat zulke schendingen van de mededingingswetgeving indruisen tegen de belangen van EU-burgers omdat de consumenten op die manier niet kunnen profiteren van lagere prijzen;
57. verzoekt de Commissie nogmaals haar initiatieven inzake mededingingsrecht en consumentenrecht beter te coördineren;
58. verzoekt de Commissie het effect van gedragsbeïnvloedende maatregelen op de concurrentie en de gevolgen van die maatregelen voor klanten en consumenten te evalueren;
59. dringt er bij de Commissie op aan nauwkeuriger te kijken naar het zgn. "doorsijpeleffect" ("trickle-down economics") bij het analyseren van mogelijk misbruik van dominante posities, wanneer zij heeft ontdekt dat er geen misbruik is gemaakt van de dominante positie;
60. is van mening dat het gebruik van hogere boetes als enige antitrust-instrument wellicht te bot is, niet het minst vanwege het verlies aan werkgelegenheid omdat bedrijven deze boetes niet kunnen betalen, en roept op tot de ontwikkeling van een breder scala aan verfijnder instrumenten, waarmee punten worden aangesproken als de individuele verantwoordelijkheid, transparantie en verantwoordingsplicht van ondernemingen, kortere procedures, het recht op verdediging en een eerlijk proces, mechanismen ter waarborging van een doeltreffende gang van zaken bij clementieverzoeken (met name om de interferentie te ondervangen die veroorzaakt wordt door de discovery-procedures in de VS), programma's voor naleving van de regelgeving door bedrijven en de ontwikkeling van Europese normen; is voorstander van een benadering waarbij slecht gedrag wordt bestraft met sancties met een daadwerkelijk afschrikkende werking, met name voor recidivisten, en goed gedrag wordt beloond met stimulansen;
61. vraagt de Commissie opnieuw in voorkomend geval de grondslag voor de vaststelling van boetes en de nieuwe beginselen inzake het opleggen van boetes op te nemen in Verordening (EG) nr. 1/2003;
62. verzoekt de Commissie een algemeen onderzoek in te stellen naar de prijsstelling voor ijzererts;
Concentratiecontrole
63. onderstreept, meer dan vijf jaar na de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 139/2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, dat het van belang is na te gaan op welke gebieden meer administratieve vereenvoudiging en verdere convergentie tussen de toepasselijke nationale en EU-regels kunnen worden bereikt;
64. benadrukt dat de huidige economische crisis geen verslapping van het EU-beleid inzake concentratiecontrole rechtvaardigt;
65. benadrukt dat de toepassing van mededingingsregels op concentraties geëvalueerd moet worden vanuit het perspectief van de gehele interne markt;
Sectorale ontwikkelingen
66. verzoekt de Commissie, gelet op de conclusies van de Europese Raad van juni 2008 (paragraaf 40), de ontwikkelingen op de goederengerelateerde markten te volgen en waar nodig speculatie aan te pakken;
67. erkent dat de hoge graad van concentratie op de markt en de gebrekkige transparantie op de grondstoffenmarkten een belangrijke hindernis kunnen vormen voor de concurrentie, hetgeen een negatief effect heeft op de Europese industrie; dringt er daarom op aan dat de Commissie onderzoek verricht naar de grondstoffenmarkten en met name naar de markten van de 14 door de Commissie als uiterst belangrijk gekenmerkte grondstoffen, teneinde vast te stellen in hoeverre deze markten behoefte hebben aan meer transparantie en concurrentie, in de wetenschap dat een aantal van deze grondstoffen onmisbaar is voor de ontwikkeling van ecologisch verantwoorde technologieën (fotovoltaïsche panelen en lithium-ion-batterijen);
68. bevestigt dat transparantie een essentiële voorwaarde is voor een goede werking van de financiële markten; verzoekt de Commissie alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de gegevens over de financiële markten in volledige overeenstemming met de bepalingen van het EU-mededingingsrecht openbaar worden gemaakt, en is in dit verband verheugd over de initiatieven om misbruik van de identificatiecodes ISIN en RIC voor effecten te voorkomen;
69. dringt er bij de Commissie op aan toezicht uit te oefenen op de werking van de gemeenschappelijke eurobetalingsruimte (SEPA) om ervoor te zorgen dat het betalingssysteem toegankelijk, niet-discriminerend, transparant en efficiënt is en de mededinging op geen enkele wijze belemmert; wenst dat de aspecten van het systeem die voor het mededingingsbeleid van de EU relevant zijn, nauwlettend worden gevolgd;
70. verzoekt de Commissie te blijven streven naar daadwerkelijke concurrentie op de markt voor betaalkaarten, overeenkomstig de beginselen van de gemeenschappelijke eurobetalingsruimte (SEPA), teneinde grensoverschrijdende betalingen te vergemakkelijken en de mogelijkheden van de interne markt maximaal te benutten; wenst dat de ontwikkelingen op deze markten systematisch worden gevolgd en dat in de jaarverslagen over het mededingingsbeleid voortgangsindicatoren terzake worden opgenomen;
71. is van mening dat overtredingen van de mededingingswetgeving op de markt voor betaalkaarten negatieve gevolgen voor de consumenten hebben; steunt de Commissie in haar streven naar bestrijding van ongebruikelijk hoge grensoverschrijdende multilaterale interbancaire tarieven, die resulteren in hogere productprijzen voor de consument.
72. betreurt dat de energieconsumenten in de EU nog steeds last hebben van een verstoorde energiemarkt; onderstreept dat daadwerkelijke mededinging op de energiemarkt leidt tot meer innovatie, zekerdere en goedkopere energievoorziening en een geringer milieueffect; wijst erop dat er in de energiesector nog steeds belemmeringen bestaan, die onder meer te wijten zijn aan ontoereikende interconnecties, een gebrek aan transparantie van het transmissiesysteem via welk de exploitanten stroom toewijzen aan de producenten, en verschillen tussen de lidstaten op het vlak van het definiëren van categorieën ontvangers van diensten;
73. verzoekt de Commissie nauw toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van het derde pakket maatregelen voor de liberalisering van de energiemarkt door de lidstaten en de effectiviteit ervan bij de totstandkoming van een goed functionerende interne markt te evalueren; spoort de Commissie ertoe aan verdergaand onderzoek naar de energiesector te beginnen indien de evaluatie tot negatieve conclusies zou leiden;
74. wijst op het bijzondere belang van de informatie- en communicatietechnologie voor innovatie, het optimaal benutten van de mogelijkheden van de digitale economie en de ontwikkeling van de kennismaatschappij; acht het van het grootste belang om voor interoperabiliteit te zorgen, de ontwikkeling van netwerken te vergemakkelijken en de markten open te houden, zodat de marktdeelnemers kunnen concurreren op de merites van hun producten;
75. herinnert eraan dat digitale convergentie en de toenemende betekenis van interoperabiliteit en normen kwesties van kardinaal belang zijn voor de informatie- en communicatietechnologie (ICT) in een wereldwijd milieu dat in toenemende mate door interconnectie wordt gekenmerkt; onderstreept verder dat het van groot belang is te blijven ijveren voor vrije concurrentie op het gebied van de ICT, aangezien er voortdurend nieuwe digitale producten en diensten op de markt verschijnen; dringt er daarom bij de Commissie op aan om deze kwesties aan de orde te stellen in haar komende richtsnoeren voor de horizontale samenwerkingsovereenkomsten;
76. steunt de maatregelen van de Commissie die moeten stimuleren dat alle Europese burgers van een adequate en betaalbare breedbandverbinding worden voorzien, en verzoekt haar er nog harder aan te werken dat de roamingtarieven voor grensoverschrijdende elektronische communicatie onder controle blijven, en in haar jaarlijkse mededingingsverslagen informatie op te nemen over de vooruitgang op dit gebied;
77. onderstreept de nieuwe, belangrijke rol van het mededingingsbeleid in de digitale economie; verzoekt de Commissie om de technologische ontwikkelingen op de markt voor digitale producten nauwgezet te volgen en snel op te treden wanneer dat noodzakelijk is om de digitale platforms zo open mogelijk te houden door een strikte toepassing van de concurrentieregels;
78. onderstreept het belang van het bevorderen van een interne markt voor digitale producten; benadrukt in dit verband het belang van een versterking van het vertrouwen van de consumenten in onlinediensten, en een verbetering van de toegankelijkheid daarvan, met name door verbetering van de rechten van consumenten, bescherming van particuliere informatie en het verwijderen van eventueel nog bestaande hindernissen in de grensoverschrijdende onlinehandel en -transacties;
79. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat nationale toezichthouders voor de telecommunicatiesector zich houden aan haar aanbeveling over gespreksafgiftetarieven en daarmee een einde maken aan concurrentieverstoringen; verzoekt de Commissie verdere stappen in overweging te nemen wanneer de verwachte resultaten, zoals lagere prijzen voor consumenten, uitblijven;
80. vestigt de aandacht op Verordening (EG) nr. 544/2009 over de roamingtarieven binnen de EU, welke op 1 juli 2010 in werking getreden is, met alle voordelen van dien voor de consumenten, die nu lagere roamingtarieven betalen voor hun telefoongesprekken en SMS'en; wijst er evenwel op dat tot nu toe de concurrentie op de roamingmarkten nog niet voldoende is ontwikkeld en er structurele problemen blijven bestaan. verzoekt de Commissie om in haar herziening van 2011 de mogelijkheid te overwegen van een volledige afschaffing van de roamingtarieven binnen de EU;
81. betreurt de in sommige lidstaten geconstateerde gevallen van niet-transparante praktijken bij het veilen van nieuwe frequenties voor de mobiele telefoons van de vierde generatie; moedigt de Commissie aan om zeer nauw toezicht te blijven houden op de activiteiten van de lidstaten op dit gebied en van de lidstaten te verlangen dat zij een grondige analyse uitvoeren van het effect dat besluiten ten aanzien van het spectrum kunnen hebben op de concurrentie en dat zij passende maatregelen nemen om concurrentiebeperkende resultaten te voorkomen, zulks in overeenstemming met de geamendeerde GSM-richtlijn, zodat gelijke spelregels worden gegarandeerd voor de marktdeelnemers en de nieuw op de markt toetredende partijen;
82. neemt kennis van de herziene Omroepmededeling van juli 2009, waarin de bevoegdheid van de lidstaten wordt bevestigd om de taak, de financiering en de organisatie van de publieke omroep vast te stellen, maar de verantwoordelijkheid van de Commissie wordt erkend om te controleren op kennelijke fouten, en verzoekt de lidstaten om een evenwicht te behouden tussen de beschikbare digitale mediadiensten, om te zorgen voor eerlijke concurrentievoorwaarden, en om het online medialandschap zodoende levendig te houden;
83. verzoekt de Commissie verslag uit te brengen over, en sneller vooruitgang te boeken in haar onderzoek naar de toepassing van staatssteunregels in de postsector;
84. onderstreept de noodzaak van nauwere samenwerking tussen de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten om een gemeenschappelijke benadering te ontwikkelen voor mededingingsvraagstukken op de levensmiddelenmarkt, die moet berusten op een continue informatie-uitwisseling, het vroegtijdig onderkennen van probleemgebieden en een efficiënte taakverdeling tussen de leden van het European Competition Network (ECN), aangezien de levensmiddelenmarkten meestal sterker nationaal bepaald zijn en verschillende juridische, economische en culturele kenmerken hebben;
85. onderstreept dat deze versterkte samenwerking gericht moet zijn op de ontwikkeling van een coherente benadering, wat de bescherming, de controle en de handhaving van de mededingingsregels betreft, zodat zorg wordt gedragen voor gelijkwaardige concurrentievoorwaarden op de levensmiddelenmarkten en een optimaal functioneren van de levensmiddelenvoorziening ten bate van de consument;
86. is van mening dat de Commissie, nu zij de handelsmarkt onder de loep neemt, de activiteiten van internationale inkoopgemeenschappen kritisch moet bekijken, omdat de prijsvoordelen die zij behalen dankzij de economische macht die zij op die manier verwerven, kennelijk niet aan de consument worden doorgegeven in de vorm van lagere detailhandelsprijzen;
87. herinnert eraan dat de groep op hoog niveau die in oktober 2009 is ingesteld na de crisis in de zuivelsector waaronder de melkproducenten zwaar hebben geleden, zijn aanbevelingen heeft aangeboden, waarin het vooral gaat om contractuele betrekkingen en de onderhandelingsmacht van de producenten; dringt er bij de Commissie op aan dat zij de onmiddellijke uitvoering ervan bevordert op een wijze die strookt met de bepalingen van het EU-mededingingsrecht;
88. dringt erop aan dat de Commissie, samen met de nationale mededingingsautoriteiten, nauwkeuriger toezicht houdt op de mededinging in de agro-industriële sector in termen van transparantie en consumptieprijsontwikkeling; verzoekt de Commissie een studie uit te werken die in het bijzonder ingaat op de effecten van de economische macht van grote levensmiddelenproducenten en groothandelaars, waardoor deze de werking van de levensmiddelenmarkt kunnen beïnvloeden;
89. wijst in dit verband andermaal op zijn eerdere verzoeken om sectoronderzoek naar online-adverteren, zoekmachines en de levensmiddelenindustrie; verzoekt een onderzoek te laten verrichten naar mediaconcentraties, met inbegrip van alle kanalen die media-inhoud verspreiden, zoals gedrukte media, televisie en radio, en internet; verlangt van de Commissie een analyse van de concurrentie in de telecommunicatie- en autosector;
90. is van mening dat concurrentie in de landbouwproductie een voorwaarde is voor lagere prijzen voor de consumenten in Europese landen, en dringt er bij de Commissie op aan nauwkeuriger te kijken naar de mededinging in de agro-industriële sector in termen van steun, transparantie en consumptieprijsontwikkeling;
91. betreurt dat tot nu toe geen voortgang is geboekt bij de verbetering van de concurrentievoorwaarden in de farmaceutische sector, en verzoekt de Commissie de voltooiing van de interne markt voor geneesmiddelen te stimuleren, bijvoorbeeld door bij centraal geregistreerde geneesmiddelen een grotere rol toe te kennen aan het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA); verzoekt de Commissie op te treden tegen misbruik dat kan voortvloeien uit stelselmatige gebruikmaking van octrooiclusters die er de oorzaak van zijn dat generieke geneesmiddelen met vertraging op de markt komen en die de toegang van patiënten tot betaalbare geneesmiddelen beperken; dringt erop aan dat de Commissie strafmaatregelen treft wanneer sprake is van misleidende informatiecampagnes tegen generieke geneesmiddelen;
92. is van mening dat door concurrentie in de zorgsector de kwaliteit van de in de gezondheidszorg verleende diensten zou kunnen verbeteren voor de Europese patiënten; verzoekt de Commissie de gezondheidssector in het oog te houden en met name de concurrentie tussen openbare en particuliere ziekenhuizen; verzoekt de Commissie diepgaander onderzoek te doen bij klachten van particuliere ziekenhuizen over kruissubsidies ten gunste van openbare ziekenhuizen in landen waar deze sector is geliberaliseerd;
93. wijst erop dat moet worden gezorgd voor de totstandbrenging van en het toezicht op eerlijke mededinging binnen en tussen de middelen van vervoer met het oog op doorzichtige en heldere prijsopbouw en prijsbeleid;
94. verzoekt de Commissie na te gaan welke gevolgen de aanzienlijke steun die de afgelopen jaren is verleend, onder meer aan de automobielindustrie, heeft gehad op de mededinging tussen de verschillende soorten vervoer;
95. verzoekt de Commissie toe te zien op doorzichtigheid met betrekking tot toewijzing en doelmatig gebruik van "slots" om te waarborgen dat er in de luchtvaartsector sprake is van daadwerkelijke mededinging;
96. verzoekt de Commissie om een overzicht van gevallen waarin goedkope luchtvaartmaatschappijen hebben kunnen profiteren van overheidssteun in tegenstelling tot andere maatschappijen doordat hun bij het gebruik van bepaalde luchthavens, langer dan de periode van drie jaar die is bepaald voor de steun bij oprichting van een luchtvaartmaatschappij, bijzondere voorwaarden worden geboden;
97. wijst erop dat het marktaandeel van zeevaartconsortia van containerdiensten zo nodig moet worden beperkt en dat operationele voordelen - voor dienstverlening op zee en in het achterland - moeten worden gedeeld in overeenstemming met de algemene EU-voorschriften inzake eerlijke mededinging overeenkomstig Verordening (EG) nr. 906/2009 inzake de toepassing van artikel 101, lid 3 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; wijst er eveneens op dat moet worden gezorgd voor operationele samenwerking opdat scheepvaartmaatschappijen gezamenlijk lijndiensten kunnen aanbieden ten einde de doelmatigheid en de kwaliteit van scheepvaartdiensten te bewaren;
98. verzoekt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor de voltooiing van de interne vervoersmarkt en eerlijker mededinging in de sector vervoer en tegelijkertijd rekening te houden met andere beleidsdoelen van de Europese Unie, zoals behoorlijk werkende openbaarvervoers- en mobiliteitsdiensten, beleidsdoelen in de sectoren openbare diensten, veiligheid en milieubescherming, en de EU-doelen voor 2020 inzake vermindering van de uitstoot van CO2 en afhankelijkheid van aardolie;
99. verzoekt de Commissie en de lidstaten gelijke mededingingsvoorwaarden te waarborgen voor verschillende soorten vervoer, alsook voor particuliere en overheidsbedrijven binnen een bepaalde soort vervoer;
100. verzoekt de Commissie te zorgen voor meer transparantie in de verhouding tussen de staat en de spoorwegmaatschappijen die in het bezit van de staat zijn met inbegrip van dochterondernemingen voor het vervoer over de weg, alsook in de overdracht van kredieten;
101. verzoekt de Commissie om een overzicht van belasting, heffingen, financiering en aanrekening van infrastructuur en BTW-stelsels voor diverse soorten vervoer en per lidstaat en de gevolgen daarvan voor de mededinging binnen en tussen middelen van vervoer, en in dit overzicht de gevolgen uiteen te zetten van het verplichte en onbeperkte bedrag dat wordt aangerekend voor het gebruik van het spoor in vergelijking met het niet-verplichte en beperkte bedrag dat in rekening wordt gebracht voor het gebruik van wegeninfrastructuur;
102. verzoekt de Commissie na te gaan of de afschaffing van bedrijfsbelasting voor een spoorwegonderneming met een statutaire zetel in een bepaalde lidstaat verenigbaar is met de mededingingsvoorschriften van de EU, als deze vergezeld gaat van de gelijktijdige invoering van een forfaitaire heffing op rollend materieel;
103. verzoekt de Commissie in het kader van de herziening van de wetgeving inzake rechten van passagiers en vergoedingen voor vertragingen, te zorgen voor eerlijke en gelijke compensatieprogramma's voor vertragingen in alle soorten vervoer en voor de instelling van onafhankelijke organen voor de bemiddeling tussen exploitanten en klanten;
104. wijst er met klem op dat oneerlijke mededinging in de geliberaliseerde sector wegvervoer moet worden voorkomen door te waarborgen dat sociale, veiligheids- en milieuvoorschriften naar behoren worden toegepast, terwijl er bijzondere aandacht wordt gegeven én aan de openstelling van deze markt voor cabotage, én aan dumpingpraktijken;
105. verzoekt de Commissie naar voltooiing van de interne markt voor het vervoer per spoor te streven door het openstellen van de nationale markten voor het personenvervoer; verzoekt de Commissie verder voor de overgangsperiode een wederkerigheidsclausule voor te stellen voor de lidstaten die hun eigen markt voortijdig openstellen;
106. wijst de Commissie op de indirecte mededingingsbelemmeringen die voortkomen uit de afwijkende voorschriften voor veiligheid, interoperabiliteit en typegoedkeuring in de vervoerssector;
107. verzoekt de Commissie en de lidstaten niets onverlet te laten om, door middel van besluiten op nationaal en EU-niveau, te zorgen voor samenhangende en geharmoniseerde tenuitvoerlegging van de voorschriften van de mededingingswetgeving in de spoorwegsector; onderstreept in het bijzonder de noodzaak van samenhang tussen de autoriteiten die toezicht houden op de spoorwegen (regelgevers) en de nationale en Europese mededingingsautoriteiten;
108. staat volledig achter de ontwikkeling van een EU-octrooi en een voor heel Europa geldend schikkingsmechanisme voor octrooigeschillen, waarmee concurrentiegeschillen die voortvloeien uit de huidige octrooibepalingen kunnen worden opgelost;
109. benadrukt dat wetenschappelijke en technische innovatie, octrooien en de culturele bedrijfstakken in zeer sterke mate bijdragen tot het concurrentievermogen van de Europese economie; dringt er daarom bij de lidstaten op aan om snel een oplossing te vinden voor de nog onopgeloste vraagstukken in verband met het enkele octrooisysteem van de EU; juicht om die reden, zoals uiteengezet wordt in het "Europe 2020 Flagship Initiative" voor een Innovatieve Unie, de doelstelling toe om in 2014 de eerste EU-octrooien te verlenen;
110. wijst er nogmaals op dat het concurrentievermogen van de EU in zeer sterke mate afhankelijk is van innovatiecapaciteit, faciliteiten voor onderzoek en ontwikkeling en de band tussen innovatie en industriële productie;
111. benadrukt de belangrijke rol die het onderzoek speelt bij het verbeteren van de concurrentiepositie van Europa; doet daarom een beroep op de Commissie en de lidstaten om ervoor te zorgen dat het streefcijfer van 3% voor investeringen in onderzoek en ontwikkeling gehaald wordt;
°
° °
112. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
- [1] 3 PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.
- [2] 3 PB L 1 van 29.1.2004, blz. 24.
- [3] PB C 270 van 25.10.2008, blz. 8.
- [4] PB C 10 van 15.1.2009, blz. 2.
- [5] PB C 72 van 26.3.2009, blz. 1.
- [6] PB C 195 van 19.8.2009, blz. 9.
- [7] PB C 16 van 22.1.2009, blz. 1.
- [8] PB C 45 van 24.2.2009, blz. 7.
- [9] PB C 136 van 16.6.2009,blz. 13.
- [10] PB C 136 van 16.6.2009, blz. 3.
- [11] PB C 85 van 9.4.2009, blz. 1.
- [12] PB C 82 van 1.4.2008, blz. 1.
- [13] Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0099.
- [14] Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0050.
- [15] Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0191.
- [16] PB C 184 E van 6.8.2009, blz. 23.
ADVIES van de Commissie industrie, onderzoek en energie (9.11.2010)
aan de Commissie economische en monetaire zaken
inzake het verslag over het mededingingsbeleid 2009
(2010/2137(INI))
Rapporteur voor advies: Silvana Koch-Mehrin
SUGGESTIES
De Commissie industrie, onderzoek en energie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. benadrukt dat het concurrentiebeleid van de EU, dat gebaseerd is op de beginselen van een open markt en gelijke spelregels in alle sectoren, een hoeksteun vormt van een succesvolle interne markt en een noodzakelijke voorwaarde vormt voor de schepping van duurzame, op kennis gebaseerde arbeidsplaatsen;
2. verzoekt de Commissie om nauw toezicht te houden op de snelle en correcte tenuitvoerlegging van het derde energiepakket door de leden, volgens het tijdsplan, en hierover verslag uit te brengen en de effectiviteit ervan te evalueren bij de totstandbrenging van een goed functionerende interne markt; dringt bij de Commissie aan op een verdergaand onderzoek naar de energiesector indien de evaluatie tot negatieve conclusies zou leiden; dringt er bij de Commissie op aan om in dat geval voorstellen voor extra maatregelen in te dienen om competitieve voorwaarden op de markt te garanderen;
3. onderstreept dat de modernisering van de Europese energie-infrastructuur een essentiële doelstelling van het energiebeleid is en is daarom ingenomen met de nadruk die in de "Energiestrategie voor Europa 2011-2020" gelegd wordt op een intelligente en moderne infrastructuur, die moet leiden tot moderne, over de gehele EU geïntegreerde netwerken, aangezien hierdoor de concurrentie op de Europese energiemarkt verhoogd wordt, de consumenten een grotere keuzevrijheid krijgen uit een groter aantal leveranciers en de veiligheid van de energievoorziening van Europa versterkt wordt; verzoekt de lidstaten en de Commissie grote investeringsprojecten te ontwikkelen en de interne markt voor energie te completeren;
4. erkent dat de hoge graad van concentratie op de markt en de gebrekkige transparantie op de grondstoffenmarkten een belangrijke hindernis kunnen vormen voor de concurrentie, hetgeen een negatief effect heeft op de Europese industrie; dringt er daarom bij de Commissie op aan om een onderzoek te doen naar de grondstoffenmarkten en met name naar de markten van de 14 door de Commissie als uiterst belangrijk gekenmerkte grondstoffen, teneinde vast te stellen in hoeverre deze markten behoefte hebben aan meer transparantie en concurrentie;
5. vestigt de aandacht op zijn oproepen tot consistentie tussen alle beleidsvormen van de EU en de prioriteiten die zijn vastgesteld in de EU Strategie voor groei en werkgelegenheid voor 2020; onderstreept dat dit van zeer groot belang is voor het concurrentiebeleid;
6. betreurt het dat de tenuitvoerlegging van het tweede pakket voor de interne macht nog niet compleet is, waardoor het volle potentieel van de liberalisering van de energiesector en daadwerkelijke concurrentie nog niet kon worden gerealiseerd;
7. onderstreept het feit dat een goed functionerende markt stimulansen verstrekt tot een zuinig energiegebruik;
8. benadrukt dat de recente gascrisis heeft aangetoond dat toegang tot de gasinfrastructuur in Europa een vereiste is voor de integratie van de gasmarkt en dat ontwikkeling van de concurrentie een cruciale rol speelt bij het verzekeren van een veilige gasvoorziening; doet een beroep op de Commissie en de lidstaten om de veiligheid van de energievoorziening te vergroten door de investeringen in de transportcapaciteit te bevorderen, het aantal leveranciers op de markt te vergroten en de afhankelijkheid van traditionele leveranciers te verminderen;
9. merkt op dat gereguleerde energieprijzen een negatief effect hebben en een belangrijk zorgenpunt blijven vormen voor een juiste werking van de interne markt, hetgeen zou kunnen leiden tot concurrentieverstoring en een negatieve invloed zou kunnen hebben op investeringen en niet bevorderlijk zou zijn voor een efficiënt energiegebruik; verzoekt de Commissie om een analyse voor te leggen van de mate waarin mechanismen voor prijscontrole van invloed zijn op de concurrentie en de investeringen in de energiesector;
10. merkt op dat speculatie in grondstoffen verstorend kan werken op de markten en de concurrentie; is tevreden over het feit dat Frankrijk deze situatie aan de orde wil stellen in het kader van zijn voorzitterschap van de G20; merkt op dat men hierbij verder moet kijken dan alleen naar landbouwproducten en ook aandacht moet schenken aan metalen;
11. herinnert eraan dat digitale convergentie en de toenemende betekenis van interoperabiliteit en normen kwesties van kardinaal belang zijn voor de informatie- en communicatietechnologie (ICT) in een wereldwijd milieu dat in toenemende mate door interconnectie wordt gekenmerkt; onderstreept verder dat het van groot belang is te blijven ijveren voor vrije concurrentie op het gebied van de ICT, aangezien er voortdurend nieuwe digitale producten en diensten op de markt verschijnen; dringt er daarom bij de Commissie op aan om deze kwesties aan de orde te stellen in haar komende richtsnoeren voor de horizontale samenwerkingsovereenkomsten;
12. verzoekt de Commissie en de lidstaten om hun openbare aanschaffingsbeleid aan te wenden om de concurrentie te stimuleren, bij voorbeeld door ecologische en sociale criteria op te nemen in de aanbestedingen;
13. merkt op dat het concurrentievermogen van de EU in zeer sterke mate afhankelijk is van innovatiecapaciteit, faciliteiten voor onderzoek en ontwikkeling en de band die er bestaat tussen innovatie en industriële productie;
14. herhaalt zijn eerdere oproepen voor sectorale onderzoeken naar concentraties in de media, waarbij gekeken moet worden alle vormen van inhoud, zoals geschreven pers, televisie, radio en internet;
15. verheugt zich over de goedkeuring van breedbandrichtsnoeren voor staatssteun aan breedbandbasisnetwerken (ADSL, kabel, mobiele telefonie, kabelvrij of satellietbreedbanddiensten) en steun van de zeer hoge snelheidsnetwerken van het type NGA (glaskabelverbindingen of, in het huidige stadium, geavanceerde opgewaardeerde kabelnetwerken) en verzoekt de Commissie en de lidstaten om de beste praktijken op dit gebied te verspreiden en bevorderen en zorg te dragen voor een versterking van de concurrentie;
16. vestigt de aandacht op verordening (EG) nr. 544/2009 over de roamingtarieven binnen de EU, welke op 1 juli 2010 in werking getreden is, met alle voordelen van dien voor de consumenten, die nu lagere roamingtarieven betalen voor hun telefoongesprekken en SMS'en; wijst er evenwel op dat tot nu toe de concurrentie op de roamingmarkten nog niet voldoende is ontwikkeld en er structurele problemen blijven bestaan. verzoekt de Commissie om in haar herziening van 2011 de mogelijkheid te overwegen van een volledige afschaffing van de roamingtarieven binnen de EU;
17. onderstreept het belang van het bevorderen van een interne markt voor digitale producten; benadrukt in dit verband het belang van een versterking van het vertrouwen van de consumenten in online-diensten, en een verbetering van de toegankelijkheid daarvan, met name door verbetering van de rechten van consumenten, bescherming van particuliere informatie en het verwijderen van eventueel nog bestaande hindernissen in de grensoverschrijdende online-handel en transacties;
18. betreurt de in sommige lidstaten geconstateerde gevallen van niet-transparante praktijken bij het veilen van nieuwe frequenties voor de mobiele telefoons van de vierde generatie; moedigt de Commissie aan om zeer nauw toezicht te blijven houden op de activiteiten van de lidstaten op dit gebied en van de lidstaten te verlangen dat zij een grondige analyse uitvoeren van het effect dat besluiten ten aanzien van het spectrum kunnen hebben op de concurrentie en dat zij passende maatregelen nemen om concurrentiebeperkende resultaten te voorkomen, zulks in overeenstemming met de geamendeerde GSM-richtlijn, zodat gelijke spelregels worden gegarandeerd voor de marktdeelnemers en de nieuw op de markt toetredende partijen;
19. neemt kennis van de herziene Mededeling inzake uitzendingen van juli 2009, waarin de bevoegdheid van de lidstaten wordt bevestigd om het mandaat, de regels voor financiering en de organisatie te regelen van openbare omroeporganisaties, waarbij evenwel de Commissie de verantwoordelijkheid heeft om manifest foute praktijken te corrigeren, en doet een beroep op de lidstaten om een passend evenwicht te bewaren tussen de verschillende aangeboden digitale mediadiensten en een eerlijke concurrentie te verzekeren, ten einde een levendig medialandschap te behouden in het online-verkeer;
20. onderstreept de nieuwe, belangrijke rol van het mededingingsbeleid in de digitale economie; verzoekt de Commissie om de technologische ontwikkelingen op de markt voor digitale producten nauwgezet te volgen en snel op te treden wanneer dat noodzakelijk is om de digitale platforms zo open mogelijk te houden door een strikte toepassing van de concurrentieregels;
21. verzoekt de Commissie om, binnen het geïntegreerde regelgevende kader voor de bescherming van intellectueel-eigendomrechten (IPR's), de inzet van de concurrentiewetgeving te overwegen als instrument om eventueel misbruik van de IPR's te voorkomen;
22. benadrukt dat wetenschappelijke en technische innovatie, octrooien en de culturele bedrijfstakken in zeer sterke mate bijdragen tot het concurrentievermogen van de Europese economie; dringt er daarom bij de lidstaten op aan om snel een oplossing te vinden voor de nog onopgeloste vraagstukken in verband met het enkele octrooisysteem van de EU; juicht om die reden, zoals uiteengezet wordt in het "Europe 2020 Flagship Initiative" voor een Innovatieve Unie, de doelstelling toe om in 2014 de eerste EU-octrooien te verlenen;
23. benadrukt de belangrijke rol die het onderzoek speelt bij het verbeteren van de concurrentiepositie van Europa; doet daarom een beroep op de Commissie en de lidstaten om ervoor te zorgen dat het streefcijfer van 3% voor investeringen in onderzoek en ontwikkeling gehaald wordt;
24. wijst erop dat de KMO's van buitengewone betekenis zijn voor de gehele Europese economie; beklemtoont verder het belangrijke innovatiepotentieel van de KMO's en herhaalt zijn eerdere verzoeken aan de Commissie tot opneming van een speciaal hoofdstuk waarin de nadruk wordt gelegd op eerlijke en niet-discriminatoire concurrentievoorwaarden voor de KMO's.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
9.11.2010 |
|
|
|
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
44 2 0 |
||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Jean-Pierre Audy, Ivo Belet, Bendt Bendtsen, Jan Březina, Giles Chichester, Pilar del Castillo Vera, Lena Ek, Ioan Enciu, Gaston Franco, Adam Gierek, Fiona Hall, Romana Jordan Cizelj, Arturs Krišjānis Kariņš, Philippe Lamberts, Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz, Marisa Matias, Judith A. Merkies, Angelika Niebler, Jaroslav Paška, Aldo Patriciello, Miloslav Ransdorf, Herbert Reul, Teresa Riera Madurell, Michèle Rivasi, Paul Rübig, Amalia Sartori, Francisco Sosa Wagner, Patrizia Toia, Evžen Tošenovský, Ioannis A. Tsoukalas, Claude Turmes, Vladimir Urutchev, Adina-Ioana Vălean, Kathleen Van Brempt, Alejo Vidal-Quadras, Henri Weber |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
António Fernando Correia De Campos, Andrzej Grzyb, Jolanta Emilia Hibner, Yannick Jadot, Silvana Koch-Mehrin, Ivari Padar, Vladko Todorov Panayotov, Peter Skinner, Silvia-Adriana Ţicău, Catherine Trautmann |
|||||
ADVIES van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (24.11.2010)
aan de Commissie economische en monetaire zaken
inzake het verslag over het mededingingsbeleid 2009
(210/2137(INI))
Rapporteur voor advies: Cristian Silviu Buşoi
SUGGESTIES
De Commissie interne markt en consumentenbescherming verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. feliciteert de Commissie met haar flexibele doch vastberaden toepassing van de mededingingsregels, waarmee zij de gevolgen van de economische crisis voor ondernemingen en consumenten verzacht en de Europese economie stabiliseert;
2. verzoekt de Commissie erop toe te zien dat banken de hun verstrekte staatssteun terugbetalen zodra de financiële sector zich heeft hersteld, zodat eerlijke concurrentie binnen de interne markt kan worden gegarandeerd alsmede een gelijk speelveld met betrekking tot de exitvoorwaarden; onderstreept dat op lange termijn alle tijdelijke bepalingen inzake overheidssteun, in het bijzonder in de auto-industrie, volledig moeten worden afgeschaft;
3. verzoekt de Commissie het effect van gedragsbeïnvloedende maatregelen op de concurrentie en de gevolgen van die maatregelen voor klanten en consumenten te evalueren;
4. verzoekt de Commissie in haar jaarverslag over het mededingingsbeleid sterker de nadruk te leggen op de voordelen van concurrentie voor de consument;
5. onderstreept dat ontwikkeling van synergieën tussen mededingings- en consumentenbeschermingsbeleid noodzakelijk is, waaronder de instelling van een Europese vorm van collectief beroep voor individuele gedupeerden van schendingen van de mededingingswetgeving, gebaseerd op het opt-in-beginsel en met inachtneming van de in de resolutie van het Europees Parlement van 26 maart 2009 genoemde criteria op grond waarvan alleen de daadwerkelijk geleden schade wordt vergoed aan de geïdentificeerde personen of hun gevolmachtigde; verzoekt de Commissie na te gaan op welke manier een dergelijk mechanisme kan worden opgenomen in het bestaande nationale rechtskader;
6. is ingenomen met de algemene groepsvrijstellingsverordening voor verticale overeenkomsten, aangezien deze voor een evenwicht zorgt tussen fabrikanten en verdelers; wijst er evenwel op dat het misachten van het tijdelijke karakter van mededingingsclausules in de praktijk zeker niet ongebruikelijk is, en verzoekt de Commissie haar bijzondere aandacht op dergelijke oneigenlijke praktijken te richten;
7. onderstreept de noodzaak van nauwere samenwerking tussen de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten om een gemeenschappelijke benadering te ontwikkelen voor mededingingsvraagstukken op de levensmiddelenmarkt, die moet berusten op een continue informatie-uitwisseling, het vroegtijdig onderkennen van probleemgebieden en een efficiënte taakverdeling tussen de leden van het Europese Mededingingsnet, aangezien de levensmiddelenmarkten meestal sterker nationaal bepaald zijn en verschillende juridische, economische en culturele kenmerken hebben;
8. onderstreept dat deze versterkte samenwerking gericht moet zijn op de ontwikkeling van een coherente benadering, wat de bescherming, de controle en de handhaving van de mededingingsregels betreft, zodat zorg wordt gedragen voor gelijkwaardige concurrentievoorwaarden op de levensmiddelenmarkten en een optimaal functioneren van de levensmiddelenvoorziening ten bate van de consument;
9. is van mening dat de Commissie, nu zij de handelsmarkt onder de loep neemt, de activiteiten van internationale inkoopgemeenschappen kritisch moet bekijken, omdat de prijsvoordelen die zij dankzij hun economische macht behalen, kennelijk niet aan de consument worden doorgegeven in de vorm van lagere detailhandelsprijzen;
10. vraagt de Commissie opnieuw in voorkomend geval de grondslag voor de vaststelling van boetes en de nieuwe beginselen inzake het opleggen van boetes op te nemen in Verordening (EG) nr. 1/2003;
11. herinnert eraan dat een interne markt voor energie tot stand gebracht moet worden, die het consumenten mogelijk maakt energie te kopen tegen betaalbare prijzen, en onderstreept dat consequent moet worden doorgegaan met de volledige uitvoering van het maatregelenpakket voor de interne energiemarkt; verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de voordelen van marktliberalisering voor consumenten niet worden ondermijnd door concentraties; wijst erop dat concurrentieverstoringen die ontstaan door gereguleerde energietarieven dringend moeten worden aangepakt;
12. verzoekt de Commissie naar voltooiing van de interne markt voor het vervoer per spoor te streven door middel van liberalisering van de nationale markten voor het personenvervoer; verzoekt de Commissie voor de overgangsperiode een wederkerigheidsclausule voor te stellen voor de lidstaten die hun eigen markt voortijdig openstellen;
13. betreurt dat tot nu toe geen voortgang is geboekt bij de verbetering van de concurrentievoorwaarden in de farmaceutische sector, en verzoekt de Commissie de voltooiing van de interne markt voor geneesmiddelen te stimuleren, bijvoorbeeld door bij centraal geregistreerde geneesmiddelen een grotere rol toe te kennen aan het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA); verzoekt de Commissie op te treden tegen misbruik dat kan voortvloeien uit stelselmatige gebruikmaking van octrooiclusters die er de oorzaak van zijn dat generieke geneesmiddelen met vertraging op de markt komen en die de toegang van patiënten tot betaalbare geneesmiddelen beperken; dringt erop aan dat de Commissie strafmaatregelen treft wanneer sprake is van misleidende informatiecampagnes tegen generieke geneesmiddelen;
14. is van mening dat door concurrentie in de zorgsector de kwaliteit van de in de gezondheidszorg verleende diensten zou kunnen verbeteren voor de Europese patiënten; verzoekt de Commissie de gezondheidssector in het oog te houden en met name de concurrentie tussen openbare en particuliere ziekenhuizen; verzoekt de Commissie diepgaander onderzoek te doen bij klachten van particuliere ziekenhuizen over kruissubsidies ten gunste van openbare ziekenhuizen in landen waar deze sector is geliberaliseerd;
15. staat volledig achter de ontwikkeling van een EU-octrooi en een voor heel Europa geldend schikkingsmechanisme voor octrooigeschillen, waarmee concurrentiegeschillen die voortvloeien uit de huidige octrooibepalingen kunnen worden opgelost;
16. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat nationale toezichthouders voor de telecommunicatiesector zich houden aan haar aanbeveling over gespreksafgiftetarieven en daarmee een einde maken aan concurrentieverstoringen; verzoekt de Commissie verdere stappen in overweging te nemen wanneer de verwachte resultaten, zoals lagere prijzen voor consumenten, uitblijven;
17. is van mening dat overtredingen van de mededingingswetgeving op de markt voor betaalkaarten negatieve gevolgen voor de consumenten hebben; steunt de Commissie in haar streven naar bestrijding van ongebruikelijk hoge grensoverschrijdende multilaterale interbancaire tarieven, die resulteren in hogere productprijzen voor de consument.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
22.11.2010 |
|
|
|
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
21 14 1 |
||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Pablo Arias Echeverría, Cristian Silviu Buşoi, Anna Maria Corazza Bildt, António Fernando Correia De Campos, Jürgen Creutzmann, Christian Engström, Evelyne Gebhardt, Małgorzata Handzlik, Malcolm Harbour, Iliana Ivanova, Philippe Juvin, Sandra Kalniete, Edvard Kožušník, Kurt Lechner, Toine Manders, Hans-Peter Mayer, Mitro Repo, Robert Rochefort, Zuzana Roithová, Heide Rühle, Christel Schaldemose, Laurence J.A.J. Stassen, Catherine Stihler, Eva-Britt Svensson, Róża Gräfin von Thun und Hohenstein, Kyriacos Triantaphyllides, Emilie Turunen, Bernadette Vergnaud, Barbara Weiler |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Constance Le Grip, Claude Moraes, Konstantinos Poupakis, Sylvana Rapti, Marc Tarabella, Wim van de Camp, Anja Weisgerber |
|||||
ADVIES van de Commissie vervoer en toerisme (10.11.2010)
aan de Commissie economische en monetaire zaken
inzake het verslag over het mededingingsbeleid 2009
2010/2137(INI).
Rapporteur voor advies: Michael Cramer
SUGGESTIES
De Commissie vervoer en toerisme verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. verzoekt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor de voltooiing van de interne markt voor transport en eerlijker mededinging in de sector vervoer en tegelijkertijd rekening te houden met andere beleidsdoelen van de Europese Unie, zoals behoorlijk werkende openbaar-vervoers- en mobiliteitsdiensten, beleidsdoelen in de sectoren openbare diensten, veiligheid en milieubescherming, en de EU-doelen voor 2020 inzake vermindering van de uitstoot van CO2 en afhankelijkheid van aardolie;
2. wijst op de noodzaak van voltooiing van de vrije markt voor alle soorten vervoer om te zorgen voor een interne markt zonder grenzen waar het vrije verkeer van goederen en diensten gewaarborgd is en waar heldere en gemakkelijk te handhaven voorschriften vrije en eerlijke mededinging mogelijk maken;
3. verzoekt de Commissie, daar de interne markt voor alle soorten vervoer moet worden afgerond, een verslag het licht te doen zien met een overzicht van alle overheidssteun die aan het openbaar vervoer wordt aangeboden;
4. wijst erop dat de economische en financiële crisis ertoe heeft geleid dat een zeer groot aantal bedrijven bankroet en failliet zijn gegaan, niet in de laatste plaats onder het vervoers-MKB en zeer kleine vervoersbedrijven, dat de programma’s voor het aanpakken van de crisis voornamelijk nationale plannen zijn geweest en dat de coördinatie op Europees niveau te laat en ondoelmatig is geweest; vindt het betreurenswaardig dat er geen Europees mechanisme, zoals een maandelijkse barometer voor vervoersbedrijven, bestond om de gevolgen van de economische crisis beter te voorzien en preventieve maatregelen te menen; stelt vast dat op Europees niveau maatregelen om vervoersbedrijven te helpen liquiditeitsproblemen en extra kosten van tijdelijke aard aan te pakken hadden kunnen worden voorgesteld, om te voorkomen dat de nationale programma’s elkaar overlapten, en wel zonder dat de regelingen inzake overheidssteun in het algemeen of de noodzaak van eerlijke mededinging in geding zouden komen;
5. verzoekt de Commissie en de lidstaten gelijke mededingingsvoorwaarden te waarborgen voor verschillende soorten vervoer, alsook voor particuliere en overheidsbedrijven binnen een bepaalde soort vervoer;
6. herhaalt zijn steun voor de richtsnoeren van de Commissie inzake overheidssteun voor milieubescherming op vervoersgebied, ter opvoering van de duurzaamheid van de Europese vervoerssector; moedigt de Commissie aan de overheidssteun die in de vervoerssector is toegestaan meer stimulerend van aard te maken;
7. wijst erop dat er moet worden gezorgd voor het aanbrengen van en het toezicht op eerlijke mededinging binnen en tussen de middelen van vervoer met het oog op doorzichtige en heldere prijsopbouw en prijsbeleid;
8. verzoekt de Commissie toe te zien op naleving van sociale, veiligheids- en milieuvoorschriften, bij voorbeeld tussen verschillende soorten goederenvervoer - over de weg, via de binnenwateren, door de lucht en per spoor - en tussen korte vluchten en passagiersvervoer over lange afstanden per spoor;
9. verzoekt de Commissie meer doorzichtigheid aan te brengen in de verhouding tussen de staat en de spoorwegmaatschappijen die in het bezit van de staat zijn met inbegrip van dochterondernemingen voor het vervoer over de weg, alsook in de overdracht van kredieten;
10. verzoekt de Commissie om een overzicht van belasting, heffingen, financiering en aanrekening van infrastructuur en BTW-stelsels voor diverse soorten vervoer en per lidstaat en de gevolgen daarvan voor de mededinging binnen en tussen middelen van vervoer, en in dit overzicht de gevolgen uiteen te zetten van het verplichte en onbeperkte bedrag dat wordt aangerekend voor het gebruik van het spoor in vergelijking met het niet-verplichte en beperkte bedrag dat in rekening wordt gebracht voor het gebruik van wegeninfrastructuur;
11. verzoekt de Commissie na te gaan of afschaffing van bedrijfsbelasting voor een spoorwegonderneming met statutaire zetel in een bepaalde lidstaat verenigbaar is met de mededingingsvoorschriften van de EU, indien deze wordt gekoppeld aan de gelijktijdige invoering van een forfaitaire heffing op rollend materieel, daar ondernemingen uit andere lidstaten zodoende niet alleen de heffing op rollend materieel moeten betalen maar - in tegenstelling tot binnenlandse ondernemingen – eveneens de bedrijfsbelasting die gehandhaafd blijft, en dat deze situatie haaks staat op eerlijke mededinging;
12. verzoekt de Commissie in het kader van de herziening van de wetgeving inzake rechten van passagiers en vergoedingen voor vertragingen, te zorgen voor eerlijke en gelijke compensatieprogramma's voor vertragingen in alle soorten vervoer en voor de instelling van onafhankelijke organen voor de bemiddeling tussen exploitanten en klanten;
13. verzoekt de Commissie na te gaan welke gevolgen de aanzienlijke steun die de afgelopen jaren is verleend aan de automobielindustrie heeft gehad op de mededinging tussen de verschillende soorten vervoer;
14. wijst er met klem op dat oneerlijke mededinging in de geliberaliseerde sector wegvervoer moet worden voorkomen door te waarborgen dat sociale, veiligheids- en milieuvoorschriften naar behoren worden toegepast, terwijl er bijzondere aandacht wordt gegeven aan de openstelling van deze markt voor cabotage en dumpingpraktijken,
15. verzoekt de Commissie om wetgeving tegen de discriminatie waarvan de maritieme sector het slachtoffer is ten gevolge van douane- en andere bureaucratische voorschriften die door de lidstaten zelfs voor vervoer binnen de EU aan de sector worden opgelegd, en die voor andere soorten vervoer niet gelden;
16. verzoekt de Commissie om een overzicht van gevallen waarin goedkope luchtvaartmaatschappijen op oneerlijke wijze zijn/worden bevoordeeld ten opzichte van andere maatschappijen doordat hun bij het gebruik van bepaalde luchthavens, langer dan de periode van drie jaar die is bepaald voor de steun bij oprichting van een luchtvaartmaatschappij, bijzondere voorwaarden worden geboden;
17. verzoekt de Commissie de manier te verbeteren waarop regelingen waarbij er sprake is van overheidssteun in bepaalde gevallen op de grondslag van het beginsel "eerste keer, laatste keer" kunnen worden toegepast;
18. verzoekt de Commissie toe te zien op doorzichtigheid met betrekking tot toewijzing en doelmatig gebruik van "slots" om te waarborgen dat er in de luchtvaartsector sprake is van daadwerkelijke mededinging;
19. spreekt zijn waardering uit voor het voorstel van de Commissie tot herziening van het eerste spoorwegpakket, en verzoekt de Commissie te voorkomen dat lidstaten en hun spoorwegondernemingen de toegang van andere bedrijven tot hun markten van spoorwegdienstverlening verhinderen of belemmeren, met name als zij zelf betrokken zijn bij de opening van andere markten (wederkerigheid);
20. wijst de Commissie op niet-rechtstreekse mededingingsbelemmeringen die voortkomen uit de afwijkende voorschriften voor veiligheid, interoperabiliteit en typegoedkeuring in de vervoerssector;
21. verzoekt de Commissie en de lidstaten waakzaam te zijn om via besluiten op nationaal en EU-niveau te zorgen voor samenhangende en geharmoniseerde tenuitvoerlegging van de voorschriften van de mededingingswetgeving in de spoorwegsector; wijst nadrukkelijk op met name de noodzaak van samenhang tussen de autoriteiten die toezicht houden op de spoorwegen (regelgevers) en de nationale en Europese mededingingsautoriteiten;
22. wijst erop dat het marktaandeel van zeevaartconsortia van containerdiensten zo nodig moet worden beperkt en dat operationele voordelen - voor dienstverlening op zee en in het achterland - moeten worden gedeeld in overeenstemming met de algemene EU-voorschriften inzake eerlijke mededinging overeenkomstig verordening (EG) nr. 906/2009 inzake de toepassing van artikel 101, lid 3 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; wijst er eveneens op dat moet worden gezorgd voor operationele samenwerking opdat scheepvaartmaatschappijen gezamenlijk lijndiensten kunnen aanbieden ten einde de doelmatigheid en de kwaliteit van scheepvaartdiensten te bewaren;
23. verzoekt de Commissie richtsnoeren voor staatssteun aan havens voor de bouw van haveninfrastructuur voor te stellen, met het oog op meer rechtszekerheid;
24. verzoekt de Commissie, gelet op het Verdrag van Lissabon en gezien de nieuwe geconsolideerde bevoegdheden en de economische mogelijkheden van het toerisme voor de EU, de proactieve samenwerking tussen toeristische bedrijven mogelijk te maken, en de noodzakelijke maatregelen te nemen om te zorgen voor mondiaal mededingingsvermogen van hoogwaardige bestemmingen in de EU.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
9.11.2010 |
|
|
|
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
27 3 7 |
||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Georges Bach, Izaskun Bilbao Barandica, Antonio Cancian, Michael Cramer, Luis de Grandes Pascual, Saïd El Khadraoui, Ismail Ertug, Carlo Fidanza, Knut Fleckenstein, Jacqueline Foster, Mathieu Grosch, Jim Higgins, Jaromír Kohlíček, Georgios Koumoutsakos, Werner Kuhn, Bogusław Liberadzki, Eva Lichtenberger, Marian-Jean Marinescu, Gesine Meissner, Hella Ranner, Olga Sehnalová, Brian Simpson, Dirk Sterckx, Silvia-Adriana Ţicău, Giommaria Uggias, Thomas Ulmer, Peter van Dalen, Dominique Vlasto, Artur Zasada |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Burkhard Balz, Philip Bradbourn, Spyros Danellis, Isabelle Durant, Dominique Riquet, Alfreds Rubiks, Vilja Savisaar-Toomast, Joachim Zeller |
|||||
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
1.12.2010 |
|
|
|
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
38 0 2 |
||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Burkhard Balz, Sharon Bowles, Udo Bullmann, Pascal Canfin, Nikolaos Chountis, George Sabin Cutaş, Leonardo Domenici, Derk Jan Eppink, Diogo Feio, Elisa Ferreira, Vicky Ford, Ildikó Gáll-Pelcz, José Manuel García-Margallo y Marfil, Jean-Paul Gauzès, Sven Giegold, Sylvie Goulard, Liem Hoang Ngoc, Gunnar Hökmark, Wolf Klinz, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Philippe Lamberts, Werner Langen, Astrid Lulling, Hans-Peter Martin, Arlene McCarthy, Alfredo Pallone, Anni Podimata, Antolín Sánchez Presedo, Peter Simon, Peter Skinner, Theodor Dumitru Stolojan, Ramon Tremosa i Balcells, Corien Wortmann-Kool |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Sophie Auconie, Sari Essayah, Robert Goebbels, Carl Haglund, Thomas Händel, Sophia in ‘t Veld, Thomas Mann |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Timothy Kirkhope, Edvard Kožušník |
|||||