VERSLAG over de erkenning van landbouw als sector die van strategisch belang is voor de voedselzekerheid

16.12.2010 - 2010/2112(INI).

Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling
Rapporteur Daciana Octavia Sârbu

Procedure : 2010/2112(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0376/2010

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de erkenning van landbouw als sector die van strategisch belang is voor de voedselzekerheid

2010/2112(INI).

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 8 juli 2010 over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013[1],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 januari 2009 over het gemeenschappelijk landbouwbeleid en mondiale voedselzekerheid[2],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 5 mei 2010 over de EU-landbouw en klimaatverandering[3],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 7 september 2010 inzake billijke inkomens voor de boeren: Een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa[4],

–   gezien het Commissievoorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (SEC(2010)1058),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 22 mei 2008 over de stijgende voedselprijzen in de Europese Unie en de ontwikkelingslanden[5],

–   gezien de mededeling van de Commissie over een EU-beleidskader voor steun aan ontwikkelingslanden bij de aanpak van voedselzekerheidsproblemen,

–   gezien de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling van de VN, met name de halvering in 2015 van het aantal mensen ter wereld dat honger lijdt in vergelijking met 1990,

–   gelet op artikel 48 van het Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0376/2010),

A. overwegende dat het veiligstellen van de continuïteit van de voedselvoorziening voor de burgers van Europa, het voorzien van de consumenten van gezond en hoogwaardig voedsel tegen redelijke prijzen en het ondersteunen van de inkomens van de boeren de belangrijkste doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) zijn sinds de start hiervan en dat zij ook nu centrale doelstellingen van de EU blijven,

B.  overwegende dat door de volatiliteit van de voedsel- en grondstoffenprijzen ernstige bezorgdheid over de werking van de Europese en mondiale voedselvoorziening is gerezen en dat de meest kwetsbare bevolkingsgroepen het zwaarst getroffen zijn door de stijging van de voedselprijzen,

C. overwegende dat de prijsvolatiliteit in de landbouw een permanent karakter heeft, doordat de prijzen onevenredig reageren op kleine schommelingen van het productiepeil, heel vaak als gevolg van speculatie,

D. overwegende dat de EU op een onlangs gehouden vergadering van het Comité inzake Wereldvoedselzekerheid van de FAO het probleem van de extreme prijsvolatiliteit nadrukkelijk onder de aandacht heeft gebracht en dat de nieuwe deskundigengroep op hoog niveau (HLPE) gevraagd is om een verslag over de oorzaken van en de maatregelen tegen prijsschommelingen,

E.  overwegende dat gebeurtenissen in verband met het klimaat en andere gebeurtenissen landen ertoe kunnen brengen een protectionistisch beleid te voeren, zoals blijkt uit het recente uitvoerverbod voor tarwe dat is afgekondigd door Rusland en Oekraïne, die samen ongeveer 30% van alle tarwe ter wereld exporteren,

F.  overwegende dat de mondiale voedselproductie regelmatig kan worden ondermijnd door uiteenlopende factoren, zoals de gevolgen van plagen en ziektes, de beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen en natuurrampen, zoals in 2010 is gebleken met de aanhoudende droogte en branden in Rusland en de gigantische overstromingen in Pakistan,

G. overwegende dat dergelijke natuurrampen zich als gevolg van de klimaatverandering steeds vaker zullen voordoen en de voedselzekerheid zullen ondermijnen,

H. overwegende dat de uitdaging er als gevolg van de druk op de natuurlijke hulpbronnen in bestaat, meer te produceren met minder middelen, met de nadruk op duurzame productie,

I.   overwegende dat de EU de grootste netto-importeur van landbouwproducten is en al te afhankelijk is van de invoer van eiwitrijke en oliehoudende producten en maïs voor haar veehouderijsector, alsook van groenten en fruit, niet het minst omdat haar producenten voor deze producten niet dezelfde productiemethoden mogen gebruiken,

J.   overwegende dat de geraamde groei van de wereldbevolking van 7 tot 9,1 miljard volgens de FAO een stijging van de voedselvoorziening nodig maakt met 70% tegen 2050,

K. overwegende dat armoede en hongersnood in de Europese Unie nog steeds bestaan; dat 79 miljoen mensen in de EU nog steeds leven onder de armoedegrens (60% van het gemiddelde inkomen in het land waar zij wonen); dat 16 miljoen EU-burgers vorige winter via liefdadigheidsorganisaties voedselhulp hebben gekregen,

L.  overwegende dat voedselzekerheid niet alleen betekent dat levensmiddelen voorhanden moeten zijn, maar volgens de FAO ook dat iedereen recht op voedsel en op toegang tot gezonde voeding heeft; overwegende dat Europa door steeds concurrentiekrachtiger te worden kan bijdragen tot wereldwijde voedselzekerheid,

M. overwegende dat het ontbreken van voedselzekerheid voor de armsten in de samenleving is verergerd door de gevolgen van de mondiale economische en financiële crisis,

N. overwegende dat de inkomens van boeren na tien jaar loonimpasse in 2009 dramatisch gedaald zijn, voornamelijk als gevolg van moeilijke marktomstandigheden en stijgende productiekosten; overwegende dat de landbouwinkomens aanzienlijk lager zijn (naar schatting 40% per werkende) dan in andere sectoren van de economie, en dat het inkomen per inwoner in plattelandsgebieden aanzienlijk lager is (circa 50%) dan in stedelijke gebieden,

O. overwegende dat de boeren een steeds kleiner deel ontvangen van de door de voedselvoorzieningsketen gegenereerde meerwaarde, terwijl het deel van de voedselindustrie groter is geworden; dat een goed werkende voedselvoorzieningsketen noodzakelijk is om te waarborgen dat de boeren een billijke beloning krijgen voor wat zij produceren,

P.  overwegende dat in de hele productie-, toeleverings- en consumptieketen tot 50% van het in de EU geproduceerde voedsel verspild wordt,

Q. overwegende dat slechts 7% van alle boeren in de EU jonger is dan 35 jaar,

R.  is van mening dat voedselzekerheid een kernprobleem voor Europa is en coherentie en coördinatie vereist tussen de diverse EU-beleidssectoren, nl. het GLB, het energiebeleid, de onderzoeksprogramma’s, het ontwikkelings- en handelsbeleid en de financiële regelgeving;

1.  benadrukt het feit dat een sterke en duurzame landbouwsector in de hele EU en een florerend en duurzaam platteland, die gegarandeerd worden door een krachtig GLB, vitale componenten zijn om de uitdaging van de voedselzekerheid aan te kunnen;

2.  verklaart dat de EU de hoogste landbouw- en levensmiddelennormen van de wereld heeft, met een sterke nadruk op voedselveiligheid, voedselkwaliteit en ecologische duurzaamheid van de landbouw;

3.  is van mening dat een beroep op alle vormen van landbouw zal moeten worden gedaan om Europa en de andere landen te kunnen voeden;

Voedselzekerheid in Europa en de wereld

4.  is van mening dat het recht op voedselzekerheid een fundamenteel mensenrecht is en dat er sprake van voedselzekerheid is, wanneer alle mensen op elk moment fysiek en economisch toegang hebben tot behoorlijke, veilige en voedzame levensmiddelen om te kunnen voorzien in hun behoefte aan voedsel en te kunnen kiezen voor levensmiddelen die een actief en gezond leven bevorderen;

5.  bevestigt dat de EU de plicht heeft haar burgers te voeden en dat voortzetting van de landbouwactiviteit in de EU hiervoor van centraal belang is; vestigt de aandacht op de dalende landbouwinkomens in de EU, als gevolg van de stijgende productiekosten en de prijsvolatiliteit, waardoor het vermogen van de landbouwers om hun productie in stand te houden, negatief wordt beïnvloed; wijst op de kosten die de Europese boeren moeten dragen om te voldoen aan de hoogste voedselveiligheids-, milieu-, dierenwelzijn en arbeidsnormen ter wereld; benadrukt dat de boeren compensatie moeten krijgen voor deze bijkomende kosten en voor het feit dat zij publieke goederen verstrekken aan de maatschappij; onderstreept het feit dat voedsel uit derde landen dat de EU binnenkomt, aan dezelfde strenge normen moet voldoen, zodat de Europese producenten geen concurrentienadeel lijden;

6.  erkent dat het waarborgen van een adequate beschikbaarheid van voedsel een essentieel onderdeel van de voedselzekerheid is, maar beseft ook dat de toegang tot en de betaalbaarheid van voedsel van belang zijn om een adequate levensstandaard te garanderen voor iedereen, met name voor wie onvoldoende economische middelen heeft, vaak kinderen, bejaarden, migranten, vluchtelingen en werklozen;

7.  steunt de formule voedselzekerheid - voeding - kwaliteit – nabijheid – innovatie - productiviteit; is van mening dat om dit te realiseren bij het toekomstige GLB rekening moet worden gehouden met de verwachting van de bevolking dat het zowel om een landbouwbeleid gaat als om een voedselbeleid in het kader waarvan voorlichting wordt gegeven over gezonde eetgewoonten;

8.  is van mening dat de EU betere voorwaarden moet scheppen voor de uitvoering van voedselprogramma's als het schoolmelk- en het schoolfruitprogramma in de lidstaten en dat zij onderwijs en bewustmaking met betrekking tot de herkomst van producten en voeding beter moet ondersteunen, aangezien het kiezen van voedsel met kennis van zaken ziekte kan voorkomen en ook de zware druk op de sociale uitgaven in Europa kan verlichten; vraagt ook meer programma's ter bevordering van gezond eten, waarvoor de administratieve lasten moeten worden verminderd, en een verhoging van de begroting van deze programma's; verzoekt de Commissie de praktische aspecten van deze programma te evalueren;

9.  bevestigt zijn steun voor het EU-programma voor de meest behoeftigen; herinnert eraan dat de VS via zijn landbouwwet aanzienlijke steun verstrekt aan zijn programma voor aanvullende voedingsassistentie (Supplemental Nutrition Assistance Programme), dat aanzienlijke inkomsten voor de sector en de economie als geheel genereert en daarnaast enigszins de voedselnood van de armsten lenigt;

10. is zich bewust van de grote uitdaging die de klimaatverandering voor de realisatie van voedselzekerheid oplevert, met name vanwege het feit dat klimaatgerelateerde gebeurtenissen als droogten, overstromingen, branden en stormen steeds vaker voorkomen en steeds grotere vormen aannemen; wijst op het groeiende probleem van waterschaarste en de gevolgen hiervan voor de voedselproductie; benadrukt dat waterbeheer en de klimaatverandering dringend moeten worden aangepakt;

11. herinnert eraan dat energiezekerheid en voedselzekerheid zeer nauw met elkaar samenhangen; erkent dat energiekosten een belangrijke factor zijn voor het bepalen van het rendabiliteitsniveau van de landbouw, die grotendeels afhankelijk is van olie; moedigt maatregelen aan die de landbouwers ertoe aanzetten energie-efficiënter te worden en alternatieve energiebronnen te ontwikkelen; herinnert eraan dat consistentere steun voor onderzoek, ontwikkeling en adviesverstrekking nodig is;

12. is evenwel van mening dat bij de toegenomen drang om hernieuwbare energiebronnen te ontwikkelen en de 2020-doelstellingen te halen rekening moet worden gehouden met de gevolgen daarvan voor de voedselproductie en -voorziening; benadrukt dat een delicaat evenwicht moet worden bereikt om de doelstellingen op het gebied van voedselvoorziening en brandstof te halen;

13. merkt op dat er een grote afhankelijkheid is van invoer van eiwitrijke en oliehoudende producten uit derde landen, die negatieve gevolgen heeft voor de voedsel- en de landbouwsector, met name de veehouderij, wanneer zich prijspieken voordoen;

14. verzoekt de Commissie een technische oplossing voor te stellen voor het probleem van de geringe aanwezigheid van genetisch gemodificeerd materiaal in niet-genetisch gemodificeerde producten die worden ingevoerd en een sneller goedkeuringsproces binnen de EU voor te stellen voor de invoer van een nieuwe genetisch gemodificeerde voedselvariant, zodra deze veilig is bevonden, en tegelijk ook de mogelijkheid te onderzoeken om in derde landen gebruikte productietechnieken ook in onze landen toe te staan;

15. vraagt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat de bevolking inzage in de resultaten van voedselveiligheidscontroles heeft, om de transparantie op Europees niveau te verbeteren;

16. is bezorgd over de opkomst van het verschijnsel landroof en de gevolgen ervan voor de voedselzekerheid in de ontwikkelingslanden en de toekomst van de landbouw en de boeren; verzoekt de Commissie deze situatie in verband met landhuur en natuurlijke hulpbronnen te onderzoeken;

17. stelt vast dat de situatie in de veehouderij in de EU verslechterd is als gevolg van de stijging van de voederprijzen; wenst dat de instrumenten die in het kader van de gemeenschappelijke marktordening (Verordening (EG) nr. 1234/07) beschikbaar zijn, doelgericht worden ingezet om de markt te stabiliseren en een crisis af te wenden;

18. is van mening dat er met de komende productiviteitsstijging in de nieuwe lidstaten meer landbouwgrond beschikbaar zal komen en dat dit een goede gelegenheid biedt om de productie van eiwitrijke en oliehoudende gewassen nieuw leven in te blazen;

19. stelt vast dat de voedselzekerheid niet kan worden gegarandeerd zolang de vrije toegang tot genetische hulpmiddelen voor voedsel en landbouw niet gewaarborgd is; ziet het internationale FAO-Verdrag over plantgenetische hulpbronnen als een belangrijk instrument voor het behoud van de biodiversiteit en daarmee voor de bestrijding van de gevolgen van de klimaatverandering;

20. benadrukt dat de stimulerende maatregelen voor duurzame verbouwing van energiegewassen de voedselzekerheid van de bevolking op geen enkele manier in het gedrang mogen brengen;

21. vraagt de lidstaten om programma’s op te stellen en uit te voeren die concrete maatregelen voor de landbouw bevatten, gericht op afzwakking en aanpassing aan de gevolgen van de klimaatverandering;

22. wijst er met nadruk op dat er een informatiecampagne aan het adres van de verbruiker, over de inspanningen van de boeren en de landbouw voor milieubescherming en voedselzekerheid, gevoerd moet worden;

Landbouw, financiële markten en prijsvolatiliteit

23. is van mening dat de financiële en de landbouwmarkten tegenwoordig meer dan ooit met elkaar zijn verstrengeld; is van mening dat een Europese reactie alleen niet langer volstaat en dat Europa, wat de kwestie van prijsvolatiliteit en voedselzekerheid betreft, moet optreden in overleg met derde landen en internationale organisaties; steunt de initiatieven die het voorzitterschap van de G20 terzake heeft genomen;

24. wijst op de problemen waarmee de boeren in tijden van extreme markt- en prijsvolatiliteit kampen; vestigt de aandacht op de moeilijkheden die landbouwers ondervinden bij het vooraf plannen in tijden van extreme volatiliteit; verzoekt de Commissie met klem blijvende en krachtige maatregelen in te voeren om de volatiliteit op de landbouwmarkten met spoed aan te pakken; meent dat dit van cruciaal belang is voor de handhaving van de productie in de Europese Unie;

25. merkt op dat de prijsindex op de financiële markten voor landbouwgrondstoffen nog ooit zo onstabiel was; wijst bijvoorbeeld op de recente stijging van de prijs van tarwecontracten, die is toegenomen met 70% in twee maanden, waarbij het volume van de handel erin op de grondstoffenmarkt van Parijs meer dan verdubbeld is;

26. wijst op het feit dat deze gebeurtenissen slechts gedeeltelijk het gevolg zijn van fundamentele marktfactoren als vraag en aanbod en in grote mate van speculatie; merkt op dat speculatief gedrag goed is voor bijna 50% van de recente prijsstijgingen; is het eens met de conclusies van de speciale VN-rapporteur voor het recht op voedsel wat de rol betreft die grote institutionele investeerders, bijvoorbeeld hedgefondsen, pensioenfondsen en investeringsbanken – alle in het algemeen zonder belangstelling voor de landbouwmarkten –, spelen, doordat zij de prijsindexen van grondstoffen beïnvloeden door hun bewegingen op de derivatenmarkten;

27. steunt in samenhang hiermee een herziening van de bestaande wetgeving inzake financiële instrumenten, die moet zorgen voor transparantere transacties en moet voorzien in minimumdrempels voor de operatoren die op deze markten handel mogen drijven; herinnert eraan dat financiële instrumenten de economie moeten dienen en de landbouwproductie over crises en klimaatgerelateerde gebeurtenissen heen moeten helpen; is van mening dat tegelijk niet mag worden toegestaan dat speculatie anderszins efficiënte landbouwholdings in gevaar brengt;

28. is tevreden met het Commissievoorstel voor een verordening betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters; zou graag zien dat er vangnetten tegen de extreme prijsvolatiliteit worden gecreëerd als instrument op snel te kunnen inspelen op crises; zou graag zien dat er coördinatie komt wat de wetgeving betreft tussen de EU en derde landen, bijvoorbeeld de VS, om de mogelijkheden voor speculanten om op oneerlijke wijze gebruik te maken van de verschillen tussen de diverse regelgevingsstelsels te verminderen;

29. is voorstander van gedurfder Europees optreden om het speculatieprobleem aan te pakken, onder andere via een mandaat voor regulatoren en toezichtsinstanties om speculatie te beteugelen; is van mening dat grondstoffenderivaten verschillen van andere financiële derivaten en dat zij alleen mogen worden verhandeld door handelaars die een legitiem belang hebben bij de bescherming van landbouwproducten tegen risico's en door andere categorieën van personen die een rechtstreekse band met de reële landbouwproductie hebben; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de handel in voedselgrondstoffenderivaten zo veel mogelijk wordt beperkt tot investeerders die een rechtstreekse band met de landbouwmarkten hebben;

30. spreekt zijn zorg uit over de verregaande concentratie die op de granenmarkten heeft plaatsgevonden en als gevolg waarvan de betrokken bedrijven nu de marktprijzen kunnen beïnvloeden; wijst erop dat dit de prijsvolatiliteit kan versterken, aangezien de graanhandelaren vanwege hun speculaties belang hebben bij sterke prijsschommelingen; is van mening dat hieruit ook de noodzaak blijkt van interventievoorraden of een ander vangnet om de prijsstabiliteit te bevorderen en de belangen van boeren en consumenten te beschermen;

31. benadrukt dat er zonder interventie- of strategische voorraden niet doeltreffend kan worden opgetreden tegen sterke prijsschommelingen; is derhalve van mening dat marktinterventie-instrumenten een grotere rol moeten spelen in het toekomstige GLB;

32. benadrukt dat meer transparantie en eerlijkheid in de voedselvoorzieningsketen nodig zijn om te zorgen voor billijke prijzen voor de boeren, billijke winsten en een billijke prijszetting in de hele voedselvoorzieningsketen en een levensvatbare landbouwsector die voor voedselzekerheid zorgt; verzoekt de Commissie met concrete en effectieve voorstellen te komen om deze kwestie aan te pakken;

33. wijst erop dat lage-inkomenslanden met een voedseltekort, wanneer zij worden geconfronteerd met prijsvolatiliteit, gewoonlijk kwetsbaarder zijn;

Mondiale voedselvoorraden voor mondiale voedselzekerheid

34. merkt op dat de totale mondiale voedselvoorraad momenteel niet ontoereikend is en dat het veeleer door de onverkrijgbaarheid en de hoge prijzen komt dat vele mensen geen voedselzekerheid hebben;

35. merkt evenwel op dat de mondiale voedselvoorraden veel beperkter zijn dan in het verleden, met een laagterecord tijdens de voedselcrisis van 2007, toen de mondiale voedselreserves maar volstonden voor 12 weken; wijst erop dat de mondiale voedselproductie steeds kwetsbaarder is voor extreme meteorologische gebeurtenissen die verband houden met de klimaatverandering, voor de toegenomen mondiale druk op grond als gevolg van de verstedelijking en voor een groeiend aantal plagen en ziekten, die plotse en onvoorzienbare voedseltekorten kunnen veroorzaken;

36. is daarom van mening dat een gericht mondiaal systeem van voedselvoorraden (noodvoorraden ter vermindering van de honger en voorraden om de grondstoffenprijzen te reguleren), omdat dit kan helpen de wereldhandel te bevorderen wanneer zich prijspieken voordoen, omdat het terugkerende protectionisme ermee kan worden afgeweerd en omdat de druk op de mondiale voedselmarkten ermee kan worden verlicht; is van mening dat deze voorraden moeten worden beheerd door een gemeenschappelijk orgaan onder auspiciën van de Verenigde Naties of door de FAO en dat er ten volle de ervaring bij moet worden benut die is opgedaan door de FAO en het Wereldvoedselprogramma van de VN; verzoekt de Commissie dringend te onderzoeken op welke manier dit het effectiefst kan worden gerealiseerd en hierover verslag uit te brengen bij het Parlement; verzoekt de Commissie voorts een voortrekkersrol te spelen wat de bepleiting van dit gerichte mondiale systeem van voedselvoorraden betreft;

37. herinnert eraan dat de EU tot dusver heeft gereageerd met hulp en geld, onder andere via de voedselfaciliteit; wil graag rapporten zien over de doeltreffendheid van deze faciliteit, onder meer met het oog op vorderingen bij de bestrijding van oorzaken en symptomen, en verzoekt de Commissie de mogelijkheid te onderzoeken van de invoering van een instrument om te helpen de hongersnood in de wereld te bestrijden;

38. wijst er nogmaals op hoe belangrijk het is de landbouw in de ontwikkelingslanden te bevorderen en een passend deel van de EU-ODA aan de landbouwsector toe te wijzen; betreurt dat het aandeel van de ontwikkelingshulp dat aan de landbouw wordt toegewezen, sinds de jaren tachtig dramatisch is gedaald en is verheugd dat er wordt erkend dat die tendens moet worden omgekeerd; vraagt de Commissie van landbouw een prioriteit van haar ontwikkelingshulp te maken, en onder meer de toegang van landbouwers tot de markten te bevorderen;

39. drukt zijn teleurstelling over de conclusies van de topconferentie van 2010 van de Verenigde Naties over de millenniumdoelstellingen voor de ontwikkeling uit, en wijst erop dat de industrielanden hun toezeggingen voor openbare ontwikkelingshulp lang niet gestand doen;

40. verheugt zich over het initiatief van de Wereldbank naar aanleiding van de werkzaamheden van de topconferentie van 2010 van de Verenigde Naties over de millenniumdoelstellingen voor de ontwikkeling, om haar hulpverlening aan de landbouw uit te breiden om de inkomens, werkgelegenheid en voedselzekerheid te ondersteunen, vooral in gebieden met laag inkomen;

Een nieuw GLB om de uitdagingen aan te gaan

41. bevestigt het standpunt dat het heeft ingenomen in zijn verslag over de toekomst van het GLB na 2013; bevestigt gehecht te zijn aan een sterk beleid op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling om voedselzekerheid voor iedereen te garanderen, de vitaliteit van het rurale Europa in stand te houden, de instandhouding van de landbouwproductie in de hele EU te waarborgen, innovatie, het concurrentievermogen en de werkgelegenheid te ondersteunen en ertoe bij te dragen dat de grote mondiale uitdagingen, bijvoorbeeld de klimaatverandering, het hoofd worden geboden;wijst tevens op de noodzaak van verdere vereenvoudiging en debureaucratisering van het GLB ten einde de uitvoeringskosten voor de begunstigden te verlagen;

42. benadrukt het feit dat jonge boeren een rol in het toekomstige GLB moeten spelen; wijst erop dat maar 7% van de Europese boeren jonger is dan 35 en dat tegelijk niet minder dan 4,5 miljoen boeren de volgende tien jaar met pensioen zullen gaan; is voorstander van versterking van de maatregelen ten behoeve van de jongeren, zoals installatiepremies, gesubsidieerde intrestvoeten voor leningen en andere stimulansen, die de lidstaten via hun begroting voor plattelandsontwikkeling hebben genomen; bevestigt de inhoud van zijn begrotingsamendement inzake het uitwisselingsprogramma voor jongeren en wil graag dat dit als proefproject wordt uitgevoerd; wenst tevens dat alle administratieve obstakels voor de toegang van jongeren tot landbouwactiviteiten worden weggenomen;

43. meent dat onderzoek en innovatie cruciaal zijn om de voedselzekerheidsproblematiek aan te pakken door met minder middelen meer te gaan produceren; wijst erop dat het belangrijk is beroepsopleiding, de toegang tot onderwijs, kennisoverdracht en de uitwisseling van beste praktijken in de landbouwsector te bevorderen; wijst opnieuw op de noodzaak van een gecoördineerde aanpak tussen het GLB en andere beleidsterreinen om de toegang tot onderzoek en innovatie in de landbouw te vergemakkelijken;

44. vraagt de Europese Commissie en de lidstaten om alle mogelijkheden te benutten die het 7de kaderprogramma onderzoek & ontwikkeling te bieden heeft voor technisch onderzoek en vernieuwing om de productiviteit te verbeteren, met inachtneming van de normen voor doelmatig energiegebruik en duurzaamheid;

45. merkt op dat de hoeveelheid land die beschikbaar is voor landbouwproductie, elk jaar kleiner wordt als gevolg van de klimaatverandering en de verstedelijking; onderstreept het feit dat de voedselzekerheid in de EU kan worden verbeterd door voedsel te produceren op grond die wordt getroffen door de klimaatverandering, braakliggende grond of opgegeven grond;

46. wil in het bijzonder benadrukken dat diversiteit in de Europese landbouw belangrijk is en dat het belangrijk is om voor de co-existentie van verschillende landbouwmodellen te zorgen, inclusief kleinschalige landbouw die werkgelegenheid in de plattelandsgebieden van de EU oplevert, en ook dat de diversiteit en kwaliteit van voedsel, inclusief producten van kleine boerderijen en ambachtelijke producten met korte toeleveringsketens, en van voeding in Europa belangrijk is, om de ontwikkeling van plattelandsgebieden te bevorderen en het erfgoed van de regionale voedsel- en wijnsector te beschermen;

47. merkt op dat lokale traditionele landbouwpraktijken, familieboerderijen en kleinschalige en organische landbouw een waardevolle bijdrage tot de voedselzekerheid kunnen leveren, omdat zij vaak een doeltreffende manier zijn om grond te gebruiken via methoden die in afzonderlijke gebieden over lange tijd specifiek zijn ontwikkeld en een nauwe band tussen het product en zijn gebied van herkomst mogelijk maken, een band die symbool staat voor kwaliteit en echtheid; benadrukt het feit dat deze landbouwtypen moeten co-existeren met duurzame moderne boerderijen, met een combinatie van hoge productiviteit met duurzaam grondgebruik;

48. benadrukt ook dat de excessieve verkaveling van landbouwgrond in sommige lidstaten een obstakel vormt voor de productiviteit van de landbouw en dat er maatregelen moeten worden genomen om de samenvoeging van kleine landbouwbedrijven te stimuleren;

49. wijst erop dat de diversiteit van de landbouw in de EU behouden moet blijven, erkent dat lokale markten die bevoorraad worden met verse en ter plaatse geproduceerde landbouwproducten, ecologisch duurzaam zijn en gevestigde boerengemeenschappen helpen in hun levensonderhoud te voorzien; benadrukt het feit dat landbouw in achtergestelde gebieden belangrijk is; verzoekt de Commissie de diverse Europese landbouwmodellen in haar voorstellen voor het toekomstige GLB aan bod te laten komen, met inbegrip van een onderzoek van de mogelijkheid om speciale financiële stimulansen en identificatiemaatregelen in te voeren;

50. is van mening dat een billijker GLB moet worden gevoerd, dat moet zorgen voor een evenwichtige verdeling van de steun onder de boeren, zowel binnen als onder alle lidstaten, voor meer territoriale cohesie en voor de geleidelijke afschaffing van de exportsubsidies, parallel met de geleidelijke afschaffing van alle vormen van exportsubsidies door de handelspartners van de EU en het opleggen van discipline aan alle exportmaatregelen met een gelijkwaardig effect;

51. beseft dat de GLB-hervormingen hebben geleid tot een aanzienlijke vermindering van de gevolgen van de landbouwproductie van de EU voor de ontwikkelingslanden, hoewel de exportrestituties verre van afgeschaft zijn; vraagt de EU het belang van ondersteuning van de landbouwsector van de ontwikkelingslanden te erkennen, met name door ervoor te zorgen dat landbouw tot prioriteit wordt verheven in de ontwikkelingslanden en in het EU-ODA-budget;

52. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

TOELICHTING

Voedselzekerheid is een mensenrecht. Er is sprake van voedselzekerheid, wanneer alle mensen op elk moment fysiek, sociaal en economisch toegang hebben tot voldoende, veilig en voedzaam voedsel, om te voorzien in hun voedselbehoeften voor een actief en gezond leven. De landbouwsector moet voorzien in de behoeften die een groeiende bevolking heeft aan veilig en voldoende voedsel, ondanks de belemmeringen van beperkte natuurlijke hulpbronnen, hoge energieprijzen en de klimaatverandering.

Volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (Food and Agricultural Organization, FAO) moet de voedselproductie met minimum 70% toenemen om te voldoen aan de stijgende vraag van de wereldbevolking die tegen 2050 naar verwachting meer dan 9 miljard zal bedragen. Voorts lijden ongeveer 900 miljoen mensen ter wereld door extreme armoede chronisch honger, terwijl bijna 2 miljard mensen door verschillende graden van armoede geen echte voedselzekerheid hebben op lange termijn. In Europa leeft 16% van de burgers nog steeds onder de armoedegrens. Ondanks het feit dat de voorraden kennelijk toereikend zijn, kan een aanzienlijk deel van de wereldbevolking zich niet het basisvoedsel veroorloven dat het nodig heeft; de verkrijgbaarheid van voedsel blijft een centrale kwestie die moet worden aangepakt.

Ter wille van de voedselzekerheid blijft dus een sterk gemeenschappelijk landbouwbeleid nodig. De belangrijkste voornaamste doelstellingen van het GLB zijn: de landbouwproductiviteit verhogen; de boeren helpen een billijke levensstandaard te halen; de markten stabiliseren; en zorgen voor een continue voorziening van betaalbaar voedsel. Maar het succes ervan heeft geleid tot ongewilde overproductie en overschotten die de markt hebben verstoord en bezorgdheid ten aanzien van het milieu hebben gewekt.

Door de opeenvolgende hervormingen is het GLB een marktgericht beleid geworden met niet-productiegebonden steun, aandacht voor het milieu en een aanzienlijke component op het gebied van plattelandsontwikkeling. Het nieuwe GLB moet de voedselzekerheid verbeteren door de productiviteit te verhogen en tegelijk ecologisch duurzame voedselproductie bevorderen.

In de EU leven nog ongeveer 80 miljoen mensen onder de armoedegrens en velen van hen worden geholpen via voedselhulpprogramma's. Het is belangrijk zeker te zijn dat alle sociale categorieën van mensen voedsel kunnen krijgen; in verband hiermee is het van essentieel belang dat het programma voor de meest behoeftigen behouden blijft en wordt uitgebreid.

De doelstelling van voedselzekerheid kan niet worden gehaald zonder dat twee van de belangrijkste kwesties van het moment worden aangepakt: de markt- en prijsvolatiliteit (in grote mate een gevolg van de speculatie op de grondstoffenmarkten) en de slinkende voedselvoorraden.

De rapporteur merkt op dat de recente extreme prijsvolatiliteit maar gedeeltelijk is veroorzaakt door reële marktontwikkelingen en vooral het gevolg is van speculatie. De speciale VN-rapporteur voor het recht op voedsel wijst op de rol die grote institutionele investeerders, bijvoorbeeld hedgefondsen, pensioenfondsen en investeringsbanken – alle in het algemeen zonder belangstelling voor de landbouwmarkten –, spelen met betrekking tot de prijsindexen van grondstoffen door hun bewegingen op de derivatenmarkten.

De rapporteur steunt in samenhang hiermee een herziening van de bestaande wetgeving inzake financiële instrumenten, die moet zorgen voor transparantere transacties en moet voorzien in minimumdrempels voor de operatoren die op deze markten handel mogen drijven. Financiële instrumenten moeten de economie dienen en de landbouwproductie over crises en klimaatgerelateerde gebeurtenissen heen helpen. Tegelijk mag niet worden toegestaan dat speculatie efficiënte landbouwholdings in gevaar brengt.

In verband hiermee is de rapporteur ook tevreden met het Commissievoorstel voor een verordening betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters en zij hoopt dat in het kader van het nieuwe GLB na 2013 nog andere instrumenten ter bestrijding van extreme prijsvolatiliteit worden ingesteld.

Voorts zij opgemerkt dat de mondiale voorraden van basisvoedingsmiddelen veel beperkter zijn dan in het verleden, met een laagterecord tijdens de voedselcrisis van 2007, toen de mondiale voedselvoorraden maar volstonden voor 12 weken. Tegelijk is de mondiale voedselproductie steeds kwetsbaarder voor extreme meteorologische gebeurtenissen die verband houden met de klimaatverandering, waardoor plotse en onvoorzienbare voedseltekorten kunnen ontstaan.

De rapporteur is daarom van mening dat een mondiaal veiligheidssysteem van voedselvoorraden nuttig zou zijn, omdat dit kan helpen de wereldhandel te kalmeren wanneer zich prijspieken voordoen, omdat het terugkerende protectionisme ermee kan worden afgeweerd en omdat de mondiale voedselmarkten er vrij mee kunnen worden gemaakt. Deze voorraden moeten worden beheerd door een gemeenschappelijk orgaan onder auspiciën van de Verenigde Naties en er moet ten volle de ervaring bij worden benut die is opgedaan door de FAO en het Wereldvoedselprogramma van de VN. Daarom verzoekt de rapporteur de Commissie een voortrekkersrol te spelen door dit mondiale systeem van voedselvoorraden te bepleiten.

Tot slot moet met het nieuwe GLB dat er na 2013 moet komen, duidelijk en ondubbelzinnig het hoofd worden geboden aan de uitdagingen op het gebied van voedselzekerheid en andere uitdagingen, met name de klimaatverandering, de economische crisis en de eerbiediging van een territoriaal evenwicht binnen de EU. De rapporteur bevestigt haar steun voor de tekst die over de toekomst van het GLB is goedgekeurd (verslag-Lyon) en wil graag nog een aantal belangrijke punten onderstrepen.

Eerst en vooral wil de rapporteur erop wijzen dat diversiteit in de landbouw in Europa belangrijk is. Niet alleen het concurrentievermogen, maar ook de traditionele landbouw, de kleinschalige landbouw, de organische landbouw en de lokale distributie moeten worden bevorderd. Deze landbouwmodellen leveren een waardevolle bijdrage tot de voedselzekerheid, omdat zij vaak de doeltreffendste manier zijn om in de diverse geografische regio's van de EU grond te gebruiken, waarbij een beroep wordt gedaan op methoden die in de verschillende gebieden over lange tijd specifiek zijn ontwikkeld. De rapporteur verzoekt de Commissie deze landbouwmodellen in haar voorstellen voor het toekomstige GLB aan bod te laten komen en de mogelijkheid te onderzoeken speciale financiële stimulansen in te voeren.

Voorts acht de rapporteur het, gelet op de vergrijzende plattelandsbevolking, erg belangrijk te garanderen dat jonge boeren grond en krediet kunnen krijgen. In de EU is maar 7% van de boeren jonger dan 40 en over ongeveer 10 jaar zullen 4,5 miljoen boeren met pensioen gaan. Daarom is het van vitaal belang jongeren aan te moedigen voor de landbouwsector te kiezen, met nieuwe programma's en betere toegang tot krediet.

De EU heeft ambitieuze energiedoelstellingen: tegen 2020 moet 20% van de energie in de energiemix en 10% van de energie in het vervoer uit hernieuwbare bronnen komen. Deze doelstellingen hebben de teelt van gewassen voor biobrandstoffen op grote schaal aangemoedigd, maar de productie van biobrandstoffen concurreert om grond met de voedselproductie, met potentieel een negatieve impact op de voedselzekerheid. Een betere integratie van voedsel- en energieproductie kan de concurrentie om de beschikbare grond verminderen, en hetzelfde geldt voor de ontwikkeling van biobrandstoffen van de tweede en derde generatie.

Het is van essentieel belang dat de financiering van het GLB de ambitieuze visie en beleidsdoelstellingen van de EU weerspiegelen. Om voedselzekerheid te garanderen en de effecten van de klimaatverandering aan te pakken, om voor een territoriaal evenwicht te zorgen en om redelijke voedselprijzen en een behoorlijk inkomen voor de boeren te behouden moet de GLB-begroting op zijn minst gehandhaafd blijven op het huidige niveau.

ADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (30.11.2010)

aan de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling

over de erkenning van landbouw als sector die van strategisch belang is voor de voedselzekerheid
(2010/2112(INI))

Rapporteur voor advies: Sergio Berlato

SUGGESTIES

De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling om onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  bevestigt andermaal dat het recht op voedsel een fundamenteel recht van de mens is; stelt dat de rechten van alle lidstaten op eigen zeggenschap en zekerheid in hun voedselbevoorrading voor de Europese Unie een levensbelangrijke aangelegenheid zijn, die voortdurend optreden vergt om te zorgen dat die rechten gewaarborgd zijn op Europees en wereldniveau, gezien het feit dat er elke dag 25 000 mensen van honger sterven, of door ziekten die aan honger te wijten zijn, en aangezien er volgens gegevens van de FAO voor een toename van de wereldbevolking van 7 tot 9,1 miljard mensen tegen 2050 een toename van de voedselbevoorrading met 70% nodig is;

2.  erkent dat voedselzekerheid en -veiligheid twee onderling aanvullende begrippen zijn en benadrukt dat eerbiediging van eigen zeggenschap in voedingsaangelegenheden een belangrijk onderdeel van gewaarborgde voedselzekerheid vormt, die altijd hand in hand met bescherming van hoge kwaliteitsnormen voor de voedselveiligheid gaat;

3.  wijst met nadruk op het belang van zekere voedselbevoorrading, niet alleen voor de lidstaten maar ook voor de ontwikkelingslanden; vraagt de Europese Unie om de ontwikkelingslanden een degelijk niveau van zelfvoorziening in voedselbehoeften te helpen bereiken door gediversifieerdere levensmiddelenproductie om zich van hun monocultuur te bevrijden (koffie, cacao, bananen, enz.), die dikwijls intensief en zeer vervuilend is en ze verplicht om bijna heel hun behoefte aan levensmiddelen in te voeren;

4.  drukt zijn ernstige bezorgdheid over de weerslag van de recente economische en financiële crisis uit, die een inkrimping van de financiële middelen in alle economische sectoren met zich meebrengt - met alle ernstige gevolgen van dien voor de voedselketen - maar niet tot minder oplettendheid voor de veiligheid van levensmiddelen mag leiden; vraagt de Commissie en de lidstaten om de lopende programma’s om de voedselveiligheid in de lidstaten te waarborgen, uit te breiden;

5.  benadrukt dat levensmiddelen voor de verbruiker betaalbaar moeten zijn en dat de producent voor zijn product een rechtvaardige prijs moet ontvangen; protesteert tegen onderlinge afspraken van de grote distributiebedrijven en vraagt maatregelen om een einde aan de praktijken te maken en voor doorzichtige vorming van de levensmiddelenprijs aan eindverbruiker en voedselproducent te zorgen;

6.  wijst erop dat de terugloop in de verscheidenheid aan verbouwde soorten en variëteiten tot staan gebracht en omgedraaid moet worden, zoals ook de verarming van de genetische grondslag waar menselijke en dierlijke voeding afhankelijk van zijn; dringt erop aan om daadwerkelijk gebruik van de traditionele landbouwvariëteiten die bepaalde streken eigen zijn, aan te moedigen en duurzame productie op kleine en middelgrote schaal te stimuleren, die voeling met de lokale markten en verbruikers houdt;

7.  stelt met bezorgdheid vast dat 2008, het jaar van de wereldvoedselcrisis, tegelijk ook het jaar van de hoogste graanproductie in de wereldgeschiedenis is;

8.  drukt zijn teleurstelling over de conclusies van de topconferentie van 2010 van de Verenigde Naties over de millenniumdoelstellingen voor de ontwikkeling uit, en wijst erop dat de industrielanden hun toezeggingen voor openbare ontwikkelingshulp lang niet gestand doen;

9.  verheugt zich over het initiatief van de Wereldbank naar aanleiding van de werkzaamheden van de topconferentie van 2010 van de Verenigde Naties over de millenniumdoelstellingen voor de ontwikkeling, om haar hulpverlening aan de landbouw uit te breiden om de inkomens, werkgelegenheid en voedselzekerheid te ondersteunen, vooral in gebieden met laag inkomen;

10. vraagt meer en beter toezicht op de voedselveiligheid in de Europese Unie en onderschrijft de conclusies van het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over het algemeen verloop van de officiële controles op voedselveiligheid, gezondheid en welzijn van dieren en de gezondheidstoestand van de planten in de lidstaten (COM(2010)0441), dat vraagt om in nauwe samenwerking met de lidstaten een reeks maatregelen te overwegen die de inzameling, ontleding en presentatie van de gegevens over het toezicht doelmatiger en vollediger maken, zodat de nationale overheden en de Commissie de burgers van de Europese Unie alle nodige waarborgen voor doeltreffende controle kunnen bieden;

11. vraagt de Commissie en de lidstaten om te zorgen dat het publiek inzage in de resultaten van de controles heeft, om de doorzichtigheid op Europees niveau te verbeteren;

12. benadrukt dat de landbouw om de voedselproductie te verzekeren op genoeg water van goede kwaliteit moet kunnen rekenen en dus de verplichting heeft om goede werkwijzen toe te passen om aan de hoogste normen voor waterhoeveelheid en -kwaliteit te kunnen voldoen;

13. benadrukt, gezien de te verwachten toename van de wereldwijde voedselvraag en de druk op de natuurlijke rijkdommen die ermee gepaard gaat, dat de vereisten van de voedselzekerheid vervuld moeten worden terwijl de biodiversiteit behouden blijft, en merkt op dat de strijd tegen milieuproblemen als de achteruitgang van de bodem, aantasting van de biodiversiteit, enz. dringend aangevat moet worden;

14. wijst er met nadruk op dat er een informatiecampagne aan het adres van de verbruiker, over de inspanningen van de boeren en de landbouw voor milieubescherming en voedselzekerheid, gevoerd moet worden;

15. vraagt de Commissie en de lidstaten om het onderzoek aan te moedigen, vooral naar nieuwe generaties biobrandstoffen, doeltreffend gebruik van landbouwafval, milieuvriendelijke meststoffen, en nieuwe landbouwtechnieken, die de kleinst mogelijke weerslag op het gebruik van de bodem hebben en de voortrekkersrol van de Europese Unie in initiatieven voor de bescherming van het milieu bevestigen;

16. vraagt de Commissie en de lidstaten om alle mogelijkheden te benutten die het 7de kaderprogramma onderzoek & ontwikkeling te bieden heeft voor technisch onderzoek en vernieuwing om de productiviteit te verbeteren, met inachtneming van de normen voor doelmatig energiegebruik en duurzaamheid;

17. vraagt maatregelen om de opleiding van jongeren op het werk te verbeteren, met inbegrip van het aanleren van de voedselveiligheidsnormen van de Europese Unie, en arbeidsmogelijkheden in het leven te roepen voor degenen die over de nodige kwalificaties beschikken, met als voornaamste doelstelling om de beroepsactiviteit in de landbouw te stimuleren;

18. acht het van essentieel belang om de voedselvoorzieningsketen beter te ordenen om de inwerking van voedseltransport op het milieu te verminderen en de afzet van levensmiddelen die aan de plaatselijke traditie beantwoorden, te bevorderen;

19. stelt vast dat kleine en middelgrote ondernemingen de grondslag van groei en ontwikkeling in de lidstaten en de Europese Unie vormen en wijst er met nadruk op dat het van groot belang is om investeringen in productieve activiteiten en de beschikbaarheid van krediet te stimuleren;

20. benadrukt dat de stimulerende maatregelen voor duurzame verbouwing van energiegewassen de voedselzekerheid van de bevolking op geen enkele manier in het gedrang mogen brengen;

21. wijst er met nadruk op dat oligopolies voor zaaigoed een vernietigende weerslag op de duurzaamheid van kleine landbouwbedrijven hebben omdat ze de afhankelijkheid van een klein aantal ondernemingen voor de aankoop van zaaigoed en speciaal aangepaste meststoffen in de hand werken;

22. stelt met teleurstelling vast dat de regels van de Europese Unie in veel gevallen het gemeenschappelijk gebruik van traditioneel zaaigoed en traditionele variëteiten nodeloos bemoeilijken en hinderlijk zijn voor oude en beproefde tradities van gedeelde kennis en landbouwtechnieken;

23. verheugt zich over het wijd verspreid optreden van duizenden boeren, milieugroepen, wetenschappers en burgers in het belang van bewaring van plaatselijk genetisch materiaal en zijn gebruikmaking op ruimere schaal, en herinnert er verder aan dat verscheidenheid in zaaigoed volgens plaatselijke omstandigheden een noodzakelijke voorafgaande voorwaarde voor voedselzekerheid is, vooral in het vooruitzicht van de klimaatverandering;

24. wijst erop dat de aandacht bij voorkeur naar ondersteuning en versterking van het weerstandsvermogen van organisch gegroeide kleine landbouwstelsels moet gaan, die op het plaatselijk en regionaal verbruik gericht zijn;

25. wijst met nadruk op het belang van biologische landbouwmethoden in het belang van betere voedselzekerheid wereldwijd;

26. vraagt specifieke steunmaatregelen voor landbouw in stadsgebieden, die een groot aantal voordelen voor de voedselzekerheid, werkgelegenheid, opvoeding tot milieubewustzijn, ontspanningsmogelijkheden en het stadsklimaat zal opleveren;

27. vraagt om overheidssteun voor de landbouw van teeltwijzen afhankelijk te maken die de biologische verscheidenheid eerbiedigen en de bodem ontzien;

28. denkt, in het belang van doelmatige aanpassing aan de uitdagingen van de klimaatverandering en haar gevolgen, meer in het bijzonder de toename van extreme weersomstandigheden en het uitbreken van landbouwplagen, dat men over een grote verscheidenheid aan teelten en soorten moet beschikken die aan plaatselijke omstandigheden aangepast zijn, en het beleid tot bescherming van de genetische verscheidenheid moet uitbreiden;

29. vraagt de lidstaten om programma's op te stellen en uit te voeren die concrete maatregelen voor de landbouw bevatten, gericht op afzwakking en aanpassing aan de gevolgen van de klimaatverandering;

30. benadrukt, in het belang van gewaarborgde voedselzekerheid en de EU 2020-strategie, dat efficiënt gebruik van de hulpbronnen en innovatie in de landbouw in de zin van duurzaamheid, gestimuleerd moeten worden;

31. meent dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid van na 2013 de boeren van de Europese Unie naar behoren moet belonen voor hun inspanningen om voor voorziening in kwaliteitsvolle levensmiddelen te zorgen, met doelmatige en duurzame gebruikmaking van de natuurlijke rijkdommen;

32. vindt dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid de plaatselijke en regionale boerenstand veel meer wezenlijke steunverlening moet laten toekomen, en tegelijk biologische verscheidenheid en organische landbouwmethoden moet aanmoedigen, die de verbruiker en het milieu een groot aantal voordelen bieden;

33. vraagt de lidstaten en de Commissie om voor objectieve informatie en vorming van de verbruikers in de zin van voorkeur voor seizoensgebonden en regionale levensmiddelen te zorgen, wat bevorderlijk is voor de landbouw en het onderhoud van verzorgde cultuurlandschappen in de plaatselijke omgeving, lange leveringswegen en onnodige uitstoot van CO2 uitspaart, en de verbruiker verse en hoogwaardige levensmiddelen garandeert;

34. herinnert eraan dat voedsel een waardevolle en beperkte rijkdom is die een aanzienlijke invloed op de gezondheid, het milieu en de ontwikkeling uitoefent, en dringt er bij de Commissie op aan om de Europese Unie een algemeen voedselbeleid voor te stellen dat in plaats van een sectoriële benadering, aspecten die momenteel gefragmenteerd behandeld worden, onder de koepel van één enkel totaalbeleid samenbrengt;

35. meent dat de Europese autoriteit voor de voedselveiligheid (EFSA) een belangrijke rol in de evaluatie en informatie over alle gevaren te spelen heeft die de voedselketen kunnen bedreigen, als onderdeel van haar beleidsvoering om de belangen van het publiek en zijn gezondheid te beschermen, en hoopt dat alle lidstaten gelijkaardige nationale instellingen oprichten om met de EFSA te kunnen samenwerken.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

30.11.2010

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

44

0

6

Bij de eindstemming aanwezige leden

Elena Oana Antonescu, Kriton Arsenis, Pilar Ayuso, Sergio Berlato, Milan Cabrnoch, Martin Callanan, Nessa Childers, Chris Davies, Anne Delvaux, Bas Eickhout, Jill Evans, Elisabetta Gardini, Gerben-Jan Gerbrandy, Julie Girling, Nick Griffin, Françoise Grossetête, Cristina Gutiérrez-Cortines, Jolanta Emilia Hibner, Dan Jørgensen, Jo Leinen, Corinne Lepage, Peter Liese, Linda McAvan, Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė, Gilles Pargneaux, Andres Perello Rodriguez, Mario Pirillo, Pavel Poc, Vittorio Prodi, Frédérique Ries, Oreste Rossi, Dagmar Roth-Behrendt, Carl Schlyter, Richard Seeber, Theodoros Skylakakis, Catherine Soullie, Salvatore Tatarella, Anja Weisgerber, Sabine Wils, Marina Yannakoudakis

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Marisa Matias, Judith A. Merkies, Bill Newton Dunn, James Nicholson, Alojz Peterle, Rovana Plumb, Bart Staes, Csaba Sándor Tabajdi, Giommaria Uggias, Thomas Ulmer

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

1.12.2010

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

34

3

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

John Stuart Agnew, Richard Ashworth, Vasilica Viorica Dăncilă, Michel Dantin, Paolo De Castro, Albert Deß, Diane Dodds, Herbert Dorfmann, Lorenzo Fontana, Iratxe García Pérez, Sergio Gutiérrez Prieto, Peter Jahr, Elisabeth Jeggle, Elisabeth Köstinger, Stéphane Le Foll, Mairead McGuinness, James Nicholson, Rareş-Lucian Niculescu, Wojciech Michał Olejniczak, Georgios Papastamkos, Marit Paulsen, Britta Reimers, Ulrike Rodust, Alfreds Rubiks, Giancarlo Scottà, Czesław Adam Siekierski, Marc Tarabella

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Alejandro Cercas, Spyros Danellis, Bas Eickhout, Marian Harkin, Giovanni La Via, Véronique Mathieu, Maria do Céu Patrão Neves, Daciana Octavia Sârbu, Dimitar Stoyanov, Artur Zasada, Milan Zver

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Heide Rühle