VERSLAG over een EU-strategie voor het Zwarte-Zeegebied

16.12.2010 - (2010/2087(INI))

Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: Traian Ungureanu


Procedure : 2010/2087(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0378/2010

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over een EU-strategie voor het Zwarte-Zeegebied

(2010/2087(INI))

Het Europees Parlement,

–       gezien de Mededeling van de Commissie "Synergie voor het Zwarte-Zeegebied – Een nieuw regionaal samenwerkingsinitiatief" (COM(2007)0160),

–       gezien de conclusies van de Raad van 14 mei 2007 over het initiatief Synergie voor het Zwarte-Zeegebied,

–       onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 januari 2008 over een regionale beleidsaanpak voor het Zwarte-Zeegebied[1],

–       gezien de gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van de landen van de Europese Unie en het Zwarte-Zeegebied in ruimere zin, die op 14 februari 2008 te Kiev is aangenomen,

–       gezien het verslag van de Commissie over het eerste jaar van de Synergie voor het Zwarte-Zeegebied, aangenomen op 19 juni 2008 (COM(2008)0391),

–       gezien de gezamenlijke verklaring over het milieupartnerschap - synergie voor het Zwarte-Zeegebied (Brussel, 16 maart 2010),

–       gezien de Mededeling van de Commissie betreffende de versterking van het Europees Nabuurschapsbeleid (COM(2006)0726) en haar voornemen om het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB) in 2011 te herzien,

–       gezien het associatiepartnerschap met Turkije,

–       gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten met Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, de Republiek Moldavië en Oekraïne, de lopende onderhandelingen over nieuwe associatieovereenkomsten, alsmede de respectieve ENB-actieplannen,

–       gezien de ENB-voortgangsverslagen over Armenië, Azerbeidzjan, de Republiek Moldavië, Georgië en Oekraïne, die op 12 mei 2010 door de Commissie zijn aangenomen,

–       gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met de Russische Federatie en de lopende onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst EU-Rusland,

–       gezien de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2008 over het oostelijk partnerschap (COM(2008)0823),

–       gezien de gezamenlijke verklaring van de top van het oostelijk partnerschap in Praag van 7 mei 2009,

–       gezien de recente vooruitgang in de dialoog over visa-facilitering met de landen uit de regio,

–       onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 november 2007 over de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid[2],

–       onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de Republiek Moldavië, de Russische Federatie, Turkije, Oekraïne en de zuidelijke Kaukasus, alsmede het geïntegreerd maritiem beleid,

–       gelet op artikel 48 van het Reglement,

–       gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en de adviezen van de Commissie internationale handel, de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie regionale ontwikkeling (A7-0378/2010),

A.     overwegende dat het Zwarte-Zeegebied een strategische brugfunctie heeft waardoor Europa wordt verbonden met het Kaspische-Zeegebied, Centraal-Azië en het Midden-Oosten en verder met de regio van Zuid-Oost-Azië en China, en dat het wordt gekenmerkt door nauwe banden en een groot potentieel, maar ook door enorme diversiteit en rivaliteit; overwegende dat de regio de EU-lidstaten Bulgarije, Griekenland en Roemenië, de kandidaat-lidstaat Turkije en de ENB-partners Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, de Republiek Moldavië en Oekraïne omvat, alsmede de Russische federatie als strategische partner,

Β.     overwegende dat de Zwarte-Zeeregio van strategisch belang is voor de EU; overwegende dat deze regio voor een deel in de EU ligt en geografisch gezien vrijwel Europees is, wat inhoudt dat de EU en de landen van de regio voor dezelfde uitdagingen staan, en dat zij er een gemeenschappelijk belang bij hebben om ervoor te zorgen dat er een ruimte van vrede, democratie, veiligheied, stabiliteit, regionale samenwerking en duurzame welvaart rond de Zwarte Zee is; overwegende dat een meer samenhangende, duurzame en strategische benadering noodzakelijk is in de Zwarte-Zeeregio,

C.     overwegende dat de Zwarte-Zeeregio een rijke regio is in sociaal, cultureel en religieus opzicht waar interculturele en interreligieuze dialoog een centrale rol moeten spelen,

D.     overwegende dat de "Synergie voor het Zwarte-Zeegebied" (Black Sea Synergy – BSS) de verdienste heeft gehad dat is erkend dat de Zwarte-Zeeregio van strategisch belang is voor de EU en dat de EU sterker betrokken moet zijn bij de regio; overwegende dat de resultaten van de BSS tot dusver beperkt zijn en dat er geen duidelijk en omvattend beeld bestaat van de huidige resultaten van de implementatie van de BSS, waardoor de EU aan de kritiek blootstaat dat zij geen strategische visie heeft op de regio en dat de benadering van de implementatie erg versnipperd is,

E.     overwegende dat er geen actieplan is opgesteld met concrete doelstellingen en benchmarks, en dat er geen systemen zijn voor de rapportering, monitoring, evaluatie en follow-up, waar het Parlement op had aangedrongen in zijn eerste resolutie over de Zwarte-Zeeregio,

F.      overwegende dat er slechts één voortgangsverslag is opgesteld, in 2008, dat door geen enkel regelmatig rapporteringssysteem werd gevolgd; overwegende dat er slechts enkele projecten zijn uitgevoerd en dat er tot dusver alleen een milieupartnerschap is opgericht,

G.     overwegende dat er sinds 2008 geen ministeriële conferentie meer gehouden is, wat bijdraagt aan het gebrek aan zichtbaarheid, strategische visie en politieke sturing voor de BSS,

H.     overwegende dat de op zich prijzenswaardige inspanningen tot dusverre ernstig zijn belemmerd door een slechte administratieve organisatie, gebrek aan institutioneel en politiek engagement, en gebrek aan menskracht en financiële middelen,

I.      overwegende dat er sinds 2008 vele ontwikkelingen hebben plaatsgevonden in de Zwarte-Zeeregio, en hoewel de regionale samenwerking op enkele technische gebieden, zoals milieu, onderwijs, onderzoek en technologie en standaardisering van normen lijkt te vorderen, blijft een aantal problemen, zoals slepende conflicten in de Kaukasus en trans-Dnestrië, maritieme veiligheid en zoek- en reddingsoperaties, militarisering, verdreven bevolkingsgroepen en verslechtering van het democratisch bestel, bestaan en zijn ze zelfs verergerd,

J.      overwegende dat de missie van het Franse voorzitterschap, samen met het optreden van de lidstaten, heeft aangetoond dat de EU vastbesloten is om het conflict in Georgië te beheersen en op te lossen,

K.     overwegende dat de Zwarte-Zeeregio van geostrategisch belang is voor de energiezekerheid van de EU, met name wat betreft de diversificatie van de energiebronnen,

L.      overwegende dat andere EU-initiatieven waar de landen van de Zwarte-Zeeregio bij betrokken worden niet beschouwd moeten worden als concurrentie voor de BSS, maar eerder als aanvulling,

M.    overwegende dat de Commissie verzocht is een EU-strategie te ontwikkelen voor de Donau-regio, waarin rekening gehouden zou moeten worden met de nauwe interconnectie met de Zwarte-Zeeregio,

1.      is van mening dat, gezien het strategisch belang van de Zwarte-Zeeregio voor de EU en de vrij beperkte resultaten van de BSS, er een strategie moet worden ontwikkeld om de samenhang en zichtbaarheid van het EU-optreden in de regio te versterken en dat de Zwarte-Zeestrategie van de EU een integraal onderdeel moet zijn van de bredere visie op het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU;

2.      dringt er bij de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) op aan parallel aan de herziening van het Europees Nabuurschapsbeleid een strategie uit te werken voor de Zwarte-Zeeregio, en zo een geïntegreerde en allesomvattende EU-benadering voor de regio vast te stellen om de knelpunten aan te pakken en gebruik te maken van kansen die de regio biedt, met een gedetailleerd actieplan, duidelijke doelstellingen, prioritaire initiatieven en benchmarks; is van mening dat effectieve coördinatie van de activiteiten en verdeling van de taken deel zullen uitmaken van die strategie;

3.      dringt er nogmaals bij de Commissie en de EDEO op aan de implementatie van de strategie regelmatig te beoordelen door concrete systemen voor monitoring, evaluatie, follow-up en rapportering vast te stellen; dringt erop aan dat de bevoegde commissie van het Europees Parlement in belangrijke fasen van dit proces moet worden geraadpleegd;

4.      beveelt aan dat samenhang tussen EU-beleid en nationale strategieën van de EU-lidstaten in de Zwarte-Zeeregio moet worden gewaarborgd;

5.      benadrukt dat de EU-lidstaten overeenstemming moeten bereiken over duidelijke prioriteiten om vervolgens een realistisch en financieel gezond actieplan op te kunnen stellen, tezamen met een systeem voor de beoordeling van de doelmatigheid ervan;

6.      benadrukt dat er voldoende personeel moet worden ingezet voor de taak van het verwezenlijken van de doelstellingen van de nieuwe strategie, met name door er zichtbaar aandacht aan te besteden in de organisatiestructuur en de bezetting van de EDEO;

7.      is verheugd over de lancering van het gemeenschappelijke operationele programma voor grensoverschrijdende samenwerking in het Zwarte-Zeegebied in het kader van het ENPI en is van mening dat het hoge aantal aanvragen dat is ontvangen aangeeft dat er een grote mate van interesse bestaat voor gezamenlijke samenwerkingsprojecten in de Zwarte-Zeeregio; is verheugd over de goedkeuring van 16 nieuwe projecten door het Gezamenlijk Toezichtscomité in november 2010; is echter van mening dat het trage tempo van het functioneren van het programma wijst op de tekortkomingen van de huidige financieringsmechanismen; wijst met name op de juridische problemen die verband houden met de noodzaak om deelnemers te financieren met behulp van verschillende financiële instrumenten en verzoekt de Commissie oplossingen aan te dragen om deze belemmeringen uit de weg te ruimen; is van oordeel dat investeringsprojecten ook onder het programma zouden moeten kunnen vallen;

8.      dringt aan op de opstelling van een gemeenschappelijk operationeel programma voor het Zwarte-Zeegebied voor de volgende programmeringsperiode om door te kunnen gaan met de inspanningen gericht op de verwezenlijking van alle doelstellingen die zijn opgenomen in het strategiedocument ENPI CBC2007-2013; benadrukt dat voor alle aanvragen gelijke voorwaarden moeten gelden, zodat elke rechtspersoon in elke deelnemende staat in het gebied waarop het programma betrekking heeft hoofdaanvrager kan zijn; is van mening dat alle landen in het gemeenschappelijke operationele programma voor het Zwarte-Zeegebied bij de zaak moeten worden betrokken en moeten worden aangemoedigd om actief aan de volgende programmeringsperiode deel te nemen;

9.      is er derhalve van overtuigd dat het welslagen van de strategie afhangt van het ter beschikking stellen van voldoende en herkenbare financiële middelen; dringt derhalve aan op het creëren van een specifieke begrotingslijn voor de Zwarte-Zeestrategie, alsmede op het ontwikkelen van efficiënte uitbetalingsmethoden, die zijn afgestemd op de specifieke kenmerken van de regio, alsmede op controle van de aangewende middelen; moedigt het aan de financiering van kleinschalige ontwikkelingsprojecten prioriteit te verlenen; verzoekt de Commissie en de regio's people-to-people-projecten te stimuleren in het kader van grensoverschrijdende samenwerking, en te zorgen voor een fonds voor kleinschalige projecten en dit uit te breiden;

10.    benadrukt dat er een benadering op projectbasis moet worden gevolgd om plaatselijke autoriteiten, bedrijfsleven, NGO's en overige organisaties uit het maatschappelijk middenveld te betrekken bij de vormgeving, gemeenschappelijk eigendom en tenuitvoerlegging van BSS-activiteiten; benadrukt het belang van monitoring van de Zwarte-Zeeactiviteiten door benchmarks vast te stellen of andere geschikte indicatoren;

11.    moedigt de ontwikkeling van synergie tussen de diverse beleidsvormen van de Europese Unie aan die voor de strategie van belang zijn, vooral de structuurfondsen, het kaderprogramma onderzoek en ontwikkeling en de trans-Europese vervoernetwerken, om de duurzaamheid van de gefinancierde vormen van optreden te verzekeren; is van mening dat op deze manier de mogelijkheden die door één economisch ontwikkelingsinitiatief ontstaan, door een ander, aanvullend initiatief kunnen worden overgenomen;

12.    beschouwt inclusiviteit en "regionaal eigendom" als belangrijke beginselen van de EU-benadering voor de regio en ziet Turkije en Rusland als partners die op passende wijze bij de regionale samenwerking in de Zwarte-Zeeregio betrokken moeten worden; is van mening dat de duale rol van Bulgarije, Roemenië en Griekenland als zowel kuststaten en EU-lidstaten essentieel is voor het welslagen van het EU-beleid in de Zwarte-Zeeregio;

13.    is van mening dat er omwille van de zichtbaarheid, de strategische sturing en de coördinatie-op-hoog-niveau regelmatig ministeriële bijeenkomsten van de landen van de EU en de Zwarte-Zeeregio in ruimere zin moeten worden georganiseerd en dat alle actoren en landen in de regio er bij moeten worden betrokken, inclusief de Organisatie voor economische samenwerking in het Zwarte-Zeegebied (Black Sea Economic Cooperation – BSEC), de Commissie voor de bescherming van de Zwarte Zee tegen verontreiniging, de EBWO en de EIB; is ervan overtuigd dat een institutioneel instrument dat de EU en de BSEC samenbrengt een stap voorwaarts zou kunnen betekenen naar een werkelijk partnerschap in de regio; merkt echter op dat de BSEC momenteel lijkt te kampen met structurele problemen en moet worden verjongd en hervormd om een efficiënte regionale partner te worden;

14.    betreurt dat het Zwarte-Zeeforum voor dialoog en partnerschap te lijden heeft gehad onder regionale spanningen en daarom nog niet tot stand is gekomen; is van mening dat een dergelijk forum van belang zou kunnen zijn om ideeën te ontwikkelen en de dialoog tussen regionale actoren te bevorderen;

15.    is van mening dat de strategie voor de Zwarte Zee moet worden ontwikkeld op alle niveaus van regionale samenwerking; neemt derhalve nota van de parlementaire samenwerking tussen de EU en de Zwarte-Zeelanden;

16.    erkent dat de regionale en lokale autoriteiten en belanghebbenden belangrijk zijn voor de planning en de uitvoering van de strategie, gelet op hun nauwe band met het grondgebied en met de mensen; dringt er derhalve op aan hun behoeften in kaart te brengen en hen ten volle bij de strategie te betrekken;

17.    is verheugd over de oprichting van het forum voor het maatschappelijk middenveld in het Zwarte-Zeegebied en moedigt versterkte samenwerking tussen plaatselijke autoriteiten, maatschappelijk middenveld en bedrijfsleven aan; dringt er bij de Commissie op aan versterkte steun te verlenen aan het maatschappelijk middenveld, inclusief de ondersteuning van netwerken van deze organisaties; benadrukt de rol van de non-gouvernementele sector om te zorgen voor doelmatige tenuitvoerlegging van Zwarte-Zeestrategie-activiteiten en het welslagen van vertrouwenwekkende maatregelen;

18.    benadrukt de complementariteit van de BSS en het oostelijk partnerschap, en dringt er bij de Commissie op aan positief gebruik te maken van de verschillende benaderingen van de twee initiatieven en op alle niveaus duidelijk te maken hoe deze substantiële complementariteit van de BSS met het oostelijk partnerschap kan worden gebruikt; dringt er bij de vice-voorzitter/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid op aan ervoor te zorgen dat de EDEO de verschillende initiatieven en instrumenten die door de EU in de Zwarte-Zeeregio in ruimere zin worden ingezet, effectief coördineert;

19.    is verheugd over de ontwikkeling van een EU-strategie voor de Donau-regio, die tegen het eind van dit jaar gereed zal zijn, en is voorstander van de goedkeuring en de aanvang van de tenuitvoerlegging in het eerste deel van 2011; benadrukt dat de EU-strategie voor de Donau-regio moet worden uitgebreid naar de Zwarte-Zeeregio; herinnert eraan dat de duurzame ontwikkeling van de Donau-regio het geostrategisch belang van de Zwarte Zee verder zal versterken; is dan ook van mening dat de twee strategieën elkaar moeten aanvullen en wederzijds versterken, in het besef dat de regio's verschillend van aard zijn en dat de strategieën een verschillende geografische focus hebben;

20.    benadrukt dat de hoofddoelstelling die in de EU-strategie voor de Zwarte-Zeeregio door de EU en de lidstaten moet worden verwezenlijkt, is het tot stand brengen van een ruimte van vrede, democratie, welvaart en stabiliteit, gebaseerd op de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en zorgen voor energiezekerheid voor de EU; is van mening dat goed bestuur, de rechtsstaat, bevordering van eerbiediging van de mensenrechten, beheer van migratiestromen, energie, vervoer, milieu, en economische en sociale ontwikkeling prioritaire actiegebieden zouden moeten zijn;

Veiligheid en goed bestuur

21.    herinnert eraan dat de Zwarte-Zeeregio actief beleid nodig heeft en duurzame oplossingen voor de aanzienlijke regionale en transnationale problemen, zoals slepende conflicten, bilaterale geschillen, ontheemde bevolkingsgroepen, bilaterale geschillen, gesloten grenzen en strategische rivaliteit die leiden tot militarisering en proliferatie van wapens, zwakke instituties en zwak bestuur, verslechtering van de democratie, grensoverschrijdende misdaad en smokkel, grensbeheer en personenverkeer, en slechte maritieme veiligheid;

22.    benadrukt het vitale belang van het tot stand brengen, bevorderen en ontwikkelen van goede nabuurschapsbetrekkingen tussen de Zwarte-Zeelanden als voorwaarde voor succesvolle samenwerking, en acht het onaanvaardbaar dat de regio nog steeds kampt met het probleem van gesloten grenzen tussen buurlanden;

23.    is van mening dat de EU een actievere rol kan en moet spelen bij de totstandbrenging van een veilige Zwarte-Zeeregio; dringt aan op intensievere betrokkenheid van de EU bij de regionale strategische dialoog, en op samenwerking van de EU met haar strategische partners over veiligheidszaken, alsmede bij conflictpreventie en de oplossing van geschillen, overeenkomstig het internationaal recht; benadrukt dat de volledige ontwikkeling van de BSS ook verband houdt met de concrete vooruitgang in de vreedzame oplossing van de slepende conflicten; verzoekt de EU derhalve zich rechtstreekser in te schakelen bij en het voortouw te nemen in de onderhandelingen en de vredeshandhavingsprocessen, meer vertrouwenwekkende maatregelen te nemen en bijstandsprogramma's te ontwikkelen om de basis te leggen voor duurzame allesomvattende regelingen, en om de gevolgen van conflicten voor de bewoners te verzachten; prijst het werk van EUBAM en EUMM;

24.    dringt er bij de vice-voorzitter/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid op aan de inspanningen te verhogen om Rusland aan te moedigen het zespuntenplan van Sarkozy na te leven ten einde het conflict in Georgië te stabiliseren en op te lossen;

25.    wijst erop dat de systemen voor toezicht moeten worden versterkt en verzoekt de EU een systeem voor vroegtijdige waarschuwing te ontwikkelen als een instrument voor conflictpreventie en totstandbrenging van vertrouwen in het gebied van de Zwarte Zee om destabilisering en escalatie van conflicten te voorkomen; beveelt aan dat er gekeken moet worden naar concrete zaken in plaats van algemene uitingen van bezorgdheid; verzoekt om vertrouwenwekkende maatregelen te overwegen, zoals openbaarmaking van wapencontracten en marine-activiteiten; maakt zich met name zorgen over de verlenging van de overeenkomst met betrekking tot Ruslands Zwarte-Zeevloot in de Krim en de mogelijke gevolgen daarvan voor de stabiliteit in de regio;

26.    dringt erbij de EU op aan initiatieven te ontplooien om een regionaal rechtskader tot stand te brengen en mechanismen om de proliferatie van wapens in de Zwarte-Zeeregio tegen te gaan;

27.    dringt erop aan dat grensoverschrijdende misdaad en smokkel, met name van drugs en mensen, wordt aangepakt in de Zwarte-Zeestrategie, alsmede op verdere versterking van de samenwerking op het gebied van grensbeheer en personenverkeer;

28.    benadrukt dat een beter beheer van de migratie naar en van de Zwarte-Zeeregio nodig is door de politieke, economische en sociale integratie van migranten te versterken, volgens de beginselen van de globale aanpak van migratie van de EU;

29.    neemt kennis van de stijging van het aantal ongevallen op zee in de afgelopen jaren, waarbij dodelijke slachtoffers vielen en milieuschade werd veroorzaakt, en van het onvermogen van de kuststaten om te zorgen voor gecoördineerde en succesvolle reddingsoperaties; verzoekt de EU in dit verband gebruik te maken van het geïntegreerd maritiem beleid om de activiteiten op het gebied van opsporing, redding en preventie van ongevallen op zee in de Zwarte-Zeeregio te coördineren; dringt aan op een surveillance-strategie voor de Zwarte Zee;

30.    is van mening dat een veiligheidsstrategie voor de Zwarte-Zeeregio ook gericht zou moeten zijn op verwezenlijking van doelstellingen als verbetering van het bestuur, het democratisch bestel, eerbiediging van de mensenrechten en overheidscapaciteit; verzoekt de Commissie en de EDEO initiatieven op het gebied van capaciteitsopbouw en democratisch bestuur op te nemen in haar algemene beleid omdat deze onontbeerlijk zijn voor elke staat die zich succesvol wenst te ontwikkelen; benadrukt dat de doelstelling om het bestuur, de rechtsstaat en de overheidsstructuren in de voormalige sovjetstaten van de regio te verbeteren op zichzelf al een veiligheidsstrategie is, aangezien een gedeeltelijk of volledig falende staat en politieke stagnatie de voorwaarden scheppen voor externe inmenging en transnationale dreigingen;

31.    benadrukt dat er in de EU-strategie voor de Zwarte-Zeeregio een belangrijke plaats moet worden ingeruimd voor de verdediging van de mensenrechten en het versterken van de democratie in de regio, met inbegrip van het bevorderen van succesvolle wederzijdse samenwerking tussen NGO's en mensenrechtenvoorvechters;

32.    merkt op dat de mensenrechten en de democratie wereldwijd in toenemende mate worden geëerbiedigd en dat dit een van de prioriteiten van de EU is; herinnert eraan dat zich in het bezette Zuid-Ossetië en Abchazië dagelijks schendingen van de mensenrechten voordoen; dringt er derhalve bij de EU, en met name bij de EDEO, op aan actief te reageren op alle soorten schendingen van de mensenrechten in de Zwarte-Zeeregio;

33.    benadrukt de belangrijke rol die de OVSE speelt in de regio en acht het van essentieel belang dat de EU samenwerkt met de OVSE op het gebied van capaciteitsopbouw, rechtsstaat, waarneming van verkiezingen, persvrijheid, alsmede democratie en mensenrechten;

Energie, vervoer en milieu

34.    is enerzijds van mening dat de Zwarte-Zeeregio van strategisch belang is voor de energiezekerheid van de EU en voor de diversificatie van de energievoorziening van de EU, en herhaalt in dit verband het grote belang van een coherente strategie voor het Zwarte-Zeegebied; is aan de andere kant van mening dat samenwerking op het gebied van energie, vervoer en milieu de sleutel vormt tot de harmonieuze en duurzame ontwikkeling van de regio; is verheugd over de totstandkoming van het milieupartnerschap, en kijkt naarstig uit naar de totstandbrenging van de twee andere partnerschappen, op het gebied van vervoer en energie; dringt aan op een snelle en efficiënte implementatie van deze partnerschappen; is van mening dat de ontwikkeling van een gemeenschappelijk rechtskader op regionaal niveau zeer gunstig zou zijn in termen van effectievere samenwerking en synergie op deze gebieden; is van mening dat de totstandbrenging en ondersteuning van professionele en institutionele netwerken de capaciteit voor coöperatieve en efficiënte besluitvorming zouden vergroten;

35.    onderstreept de noodzaak tot versterking van de multilaterale samenwerking op energiegebied in de Zwarte-Zeeregio, waarvoor de WTO en het Energiehandvestverdrag de basisbeginselen aanreiken; is voorstander van volledige markt- en regelgevingsintegratie op basis van de energie- en milieuwetgeving van de EU en pleit voor het betrekken van de landen in het ruimere Zwarte-Zeegebied bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap, alsook voor steunverlening van de zijde van de EU, de EIB en EBWO voor de modernisering van de energie-infrastructuur in de Zwarte-Zeeregio;

36.    onderstreept dat het belangrijk is dat de lidstaten voor een gemeenschappelijke benadering van het Zwarte-Zeegebied kiezen, zodat de EU haar langetermijndoelstellingen van een gewaarborgde energievoorziening en stabiliteit in haar omgeving kan verwezenlijken;

37.    dringt nogmaals aan op een krachtiger optreden van de Commissie ter ondersteuning van maatregelen voor de diversificatie van de gasvoorziening en op een normenkader ter bevordering van een transparante, concurrerende en gereguleerde gasmarkt; dringt er tegelijkertijd bij de EU op aan de samenwerking met staten uit de Zwarte-Zeeregio actief te ontwikkelen en hen meer mogelijkheden te bieden om steun te geven aan energieprojecten die van belang zijn voor de EU; is in dit verband verheugd over de toetreding van de Republiek Moldavië en Oekraïne tot de energiegemeenschap;

38.    onderstreept dat de Parlementaire Vergadering Euronest met spoed moet worden opgericht en zal bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het Oostelijk Partnerschap, en daardoor een positief effect zal hebben op de energievoorzieningsproblematiek;

39.    herinnert aan de EU-doelstelling om de aanvoerroutes en energiebronnen te diversifiëren, alsmede om een gemeenschappelijk energiebeleid voor de EU op te stellen; wijst nogmaals op het belang van de projecten van de zuidelijke corridor, met name het cruciale belang voor Europa's energievoorzieningszekerheid van het voor de EU strategisch belangrijke Nabucco-project en van de snelle uitvoering daatvan; neemt nota van het South Stream-project; wijst daarnaast op het belang van het vervoer van vloeibaar aardgas (LNG) naar Europa in de vorm van het AGRI-project en de ontwikkeling van LNG-terminals in Zwarte-Zeehavens, en van de Pan-Europese oliepijpleiding Constanta-Triëst;

40.    dringt er bij de Commissie op aan eind 2011 de overeenkomsten te sluiten met de landen die potentieel gas voor het Nabucco-project leveren;

41.    is van mening dat in het binnenkort door de Commissie in te dienen pakket energie-infrastructuur het accent sterk moet worden gelegd op de beoogde energieprojecten in het Zwarte-Zeegebied; wijst erop dat de doorvoerroutes die door de landen in de regio lopen, voor een aanzienlijke verbetering van de voorzieningszekerheid van de EU kunnen zorgen;

42.    onderstreept het potentieel aan hernieuwbare energiebronnen in het Zwarte-Zeegebied, die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de continuïteit van de mondiale energievoorziening in de toekomst en aan een duurzame economische groei, en dringt er bij de Commissie en de oeverstaten van de Zwarte Zee op aan dit potentieel ook daadwerkelijk aan te spreken;

43.    spreekt de wens uit dat het partnerschap tussen EU en Zwarte-Zeegebied ook de overdracht van kennis en technologie op het gebied van hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en technische ondersteuning voor het ontwerpen van netwerkinfrastructuur dient te omvatten, en wijst erop dat energiebesparing de sleutel is voor een grotere voorzieningszekerheid; steunt onderzoek naar alternatieve energiebronnen en met name naar hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en energiebesparing, die essentieel zijn om de problemen in verband met de klimaatverandering te kunnen aanpakken en om een bijdrage te leveren aan de mondiale inspanningen ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen;

44.    steunt de initiatieven die in het kader van de TRACECA en INOGATE-programma's continue worden ontwikkeld; dringt er bij de EU op aan haar steun voor infrastructurele projecten in de regio te versterken, rechtstreeks en via de coördinatie van andere donoren en investeerders;

45.    is van mening dat het met het oog op de internationale handel in en het internationaal transport van koolwaterstoffen in de regio van wezenlijk belang is de aan de Zwarte Zee en de Donau gelegen havens van de EU, inclusief olie- en gasterminals en intermodale vervoersfaciliteiten, verder tot ontwikkeling te brengen; acht het noodzakelijk de infrastructuur in het Zwarte-Zeegebied te moderniseren en voor aansluitingen op de Europese vervoerscorridors te zorgen; verzoekt de Commissie en de lidstaten de prioritaire trans-Europese vervoersprojecten langs de assen 7, 18, 21 en 22, zoals vermeld in bijlage II van Beschikking nr. 884/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende wijziging van Beschikking nr. 1692/96/EG betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet, snel te voltooien en geleidelijk te integreren in de TRACECA-corridor, de centrale as, de zuidoostelijke as en de internationale zeevaartroutes, zoals omschreven in de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over "Uitbreiding van de belangrijkste trans-Europese vervoersassen naar de buurlanden - Richtsnoeren voor vervoer in Europa en de naburige regio's" (COM(2007)0032) en van de pan-Europese vervoerscorridors 8 en 9;

46.    dringt bij de oeverstaten van de Zwarte Zee aan op sluiting van een memorandum van overeenstemming inzake de ontwikkeling van zeecorridors in de Zwarte Zee, en verzoekt de Commissie een TEN-T-begrotingslijn in te stellen met financiële middelen voor zeecorridors in de Zwarte Zee, zoals die reeds bestaat voor zeecorridors in de Oostzee, de Noordzee en de Middellandse Zee;

47.    is verheugd over de maatregelen die zijn genomen om de gemeenschappelijke luchtvaartruimte van de EU uit te breiden met de Zwarte-Zeelanden; verzoekt de Commissie de dialoog met de Republiek Moldavië over de liberalisering van de luchtvaart voort te zetten en spoedig onderhandelingen te beginnen over de toetreding van Moldavië tot de gemeenschappelijke luchtvaartruimte van de EU;

48.    benadrukt het belang van de Zwarte Zee als een natuurlijke hulpbron en geeft uitdrukking aan zijn grote bezorgdheid over de milieusituatie in de regio; benadrukt dat er een balans moet worden gevonden tussen economische ontwikkeling en milieubescherming, en dat er een gemeenschappelijke benadering nodig is om deze uitdaging aan te gaan, en wijst er derhalve met klem op dat het verdrag ter bescherming van de Zwarte Zee tegen verontreiniging volledig ten uitvoer moet worden gelegd;

49.    verzoekt de Commissie om bij de financiering van infrastructuurprojecten, die moet stoelen op een positieve milieueffectbeoordeling, de vereisten van energie-efficiëntie en milieu- en klimaatbescherming als prioriteiten aan te merken; herinnert aan de uitdagingen die het gevolg zijn van de klimaatverandering voor het Zwarte-Zeegebied en dringt derhalve met klem aan op meer samenwerking tussen de oeverstaten van de Zwarte Zee, met name op het vlak van noodpreventie;

50.    dringt er bij de EU op aan de Zwarte Zee op te nemen in het geïntegreerd maritiem beleid en met name in het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), op voet van gelijkheid met andere Europese zeeën; is van mening dat de EU op het diplomatieke vlak alles in het werk zou moeten stellen om de Zwarte-Zeestaten buiten de EU zo nauw mogelijk te betrekken bij de beginselen van het GVB; benadrukt dat het van belang is een afzonderlijk orgaan te creëren voor het beheer van gemeenschappelijke visbestanden in de Zwarte Zee en te werk te gaan volgens meerjarige beheersplannen;

Economische, sociale en menselijke ontwikkeling

51.    is van mening dat de economische, sociale en menselijke ontwikkeling van de regio als geheel moet worden bevorderd; hecht bijzonder belang aan de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in de regio; wijst erop dat de regio beschikt over buitengewone natuurlijke hulpbronnen die een snelle economische groei kunnen stimuleren; benadrukt dat een goed beheer van deze hulpbronnen van vitaal belang is voor de facilitering van deze ontwikkeling;

52.    benadrukt dat verdere liberalisering van de handel en intensivering van intraregionale handel van wezenlijk belang zijn voor de economische ontwikkeling van de regio; benadrukt het belang voor de plaatselijke bevolking en voor hun handelspartners van de totstandbrenging van een ruimte van economische kansen en welvaart in de Zwarte-Zeeregio; benadrukt dat fraude en corruptie moeten worden bestreden om de regio aantrekkelijker te maken voor investeerders; benadrukt het belang van samenwerking op het gebied van toerisme, havens en kustlijnontwikkeling; steunt het geïntegreerde maritieme beleid van de EU, dat gericht is op de sociaal-economische ontwikkeling van maritieme regio's, maar betreurt dat de Zwarte-Zeedimensie ervan onderbelicht blijft; is verheugd over de resultaten die zijn geboekt in de samenwerking op het gebied van onderwijs, onderzoek en technologie; is verder een groot voorstander van de bevordering van sociale ontwikkeling en een sterk maatschappelijk middenveld; benadrukt dat de EU zijn dialoog over visa-facilitering met de landen uit de regio moet voortzetten;

53.    is ervan overtuigd dat de EU een grotere rol zou moeten spelen in de Zwarte-Zeeregio door de landen in de regio meer perspectief te bieden op nauwere integratie met de EU; benadrukt dat mogelijkheden voor handelsliberalisering en de totstandbrenging van een vrijhandelszone overeenkomstig de beginselen van de WTO zorgvuldig moeten worden overwogen, bestudeerd en gestimuleerd;

54.    vestigt de aandacht op het al sinds geruime tijd bestaande strategische partnerschap tussen de EU en Rusland en op hun gemeenschappelijke belang bij het bevorderen van bilaterale handel en investeringen en bij het faciliteren en de liberalisering van de handel in de mondiale economie, alsook bij de versterking en ontwikkeling van de concurrentie, ook in het Zwarte-Zeegebied;

55.    erkent dat de mondiale financiële crisis het Zwarte-Zeegebied zwaar heeft getroffen en daarmee een abrupt einde maakte aan een periode met een gemiddelde jaarlijkse groei van 6% en aan de toestroom van het voor de verdere economische ontwikkeling van de aan de Zwarte Zee gelegen staten benodigde buitenlandse kapitaal, en die het financiële stelsel van het gebied onder extreme druk heeft gezet; benadrukt dat hierop gereageerd moet worden door een versterking van de financiële voorschriften en regels voor banken, verbetering van de fiscale geloofwaardigheid en transparantie, bestrijding van belastingfraude, belastingontwijking en corruptie, een intensievere regionale samenwerking alsmede een intensievere coördinatie tussen regionale organisaties als de Organisatie van de economische samenwerking in het Zwarte-Zeegebied (Black Sea Economic Cooperation – BSEC);

56.    beveelt in de strategie een geïntegreerde benadering en de beproefde princiepen van het cohesie- en nabuurschapsbeleid van de Europese Unie aan, die daadwerkelijke resultaten kunnen helpen bereiken en de achtergebleven gebieden gemakkelijker hun mogelijkheden kunnen helpen uitbreiden; denkt vooral dat er meer grensoverschrijdende samenwerking tussen de regio's moet komen om gemeenschappelijke problemen met gecoördineerd optreden te lijf te gaan en wijst erop dat de Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS) een geschikt samenwerkingskader voor gestructureerd bestuur op diverse niveaus biedt; vraagt de Europese Commissie om na te gaan hoe de diverse Europese beleidsinstrumenten voor grensoverschrijdende samenwerking aan de buitengrenzen van de Europese Unie beter gecoördineerd kunnen worden;

57.    wijst erop dat uitwisseling van optimale werkwijzen tussen de regio's onderling van centraal belang voor alle onderdelen van de samenwerking is, in die zin dat regio's met veel ervaring met ontwikkelingsprojecten en hun uitvoering, de andere hun prestaties kunnen helpen verbeteren;

58.    acht verbetering van de administratieve capaciteit van alle lokale en regionale belanghebbende partijen in het Zwarte-Zeegebied van cruciaal belang om te zorgen voor efficiënte uitvoering en gezond financieel beheer van de EU-projecten, meer transparantie en verantwoordingsplicht en evenwichtige territoriale ontwikkeling in heel het gebied;

59.    benadrukt het belang van visa-facilitering en mobiliteit van personen in de regio en dringt er bij de Commisise op aan om te overwegen preferentiële visa-regelingen te ontwikkelen voor zakenmensen, academici, jongeren, plaatselijke autoriteiten en andere groeperingen om de contacten in de gehele regio te versterken, met name om meer vertrouwen te wekken; moedigt aan dat er, onder auspiciën van de EU, gezamenlijke projecten worden uitgewerkt die verband houden met de bevordering van het cultureel erfgoed en het toerisme in de regio;

60.    is van mening dat programma's ter bevordering van interculturele en interreligieuze dialoog duurzaam moeten worden aangemoedigd om samenwerking in de regio te bevorderen, dat er een grote behoefte is aan gezamenlijke initiatieven op het gebied van onderwijs en media om zinvolle banden tussen de bevolking en opinieleiders in de regio te creëren en te consolideren, en dat initiatieven zoals het netwerk van universiteiten in de Zwarte-Zeeregio aantonen dat academische interactie tot positieve synergie in de regio kan leiden; dringt aan op versterking van netwerken van academici en studenten, e-infrastructuurvoorzieningen en samenwerking in het kader van onderzoekprojecten; is verheugd over het initiatief om een college van de Zwarte Zee op te richten en te ondersteunen om ervoor te zorgen dat er een regionale elite ontstaat die samenwerking ziet als een natuurlijke methode om gemeenschappelijke problemen aan te pakken;

61.    onderkent de resultaten die het BSI-project heeft opgeleverd bij de totstandbrenging van een regionaal research- en onderwijsnetwerk in de grotere Zwarte-Zeeregio en de aansluiting daarvan op GEANT, en verzoekt de Commissie steun te blijven verlenen aan in het Zwarte-Zeegebied opgezette researchprojecten zoals HP-SEE, SEE-GRID, SCENE, CAREN en BSRN;

*

*   *

62.    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, en de regeringen en parlementen van de lidstaten en alle Zwarte-Zeelanden.

  • [1]  PB C 41 E van 19.2.2009, blz. 64.
  • [2]  PB C 282 E van 6.11.2008, blz. 443.

TOELICHTING

I. Inleiding

Het strategisch belang van de Zwarte-Zeeregio voor de EU werd in 2007 erkend. In de context van de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de EU werd de Zwarte Zee gedeeltelijk een binnenzee van de EU. Toen de ontwikkelingen in dit gebied waar Europa, Centraal-Azië en het Midden-Oosten samenkomen directe gevolgen begonnen te krijgen voor de interne aangelegenheden van de EU, erkende de EU dat er nagedacht moest worden over een sterkere betrokkenheid bij de regio.

Dit leidde tot een nieuwe EU-benadering van de regio, de zogenoemde Synergie voor het Zwarte-Zeegebied (Black Sea Synergy - BSS). De synergie werd in april 2007 voorgesteld door de Europese Commissie. De BSS vormt de huidige EU-benadering van de Zwarte-Zeeregio en werd in februari 2008 te Kiev officieel opgericht door de EU en de Zwarte-Zee-actoren op de ministeriële conferentie van de landen van de EU en de Zwarte-Zeeregio in ruimere zin in.

Volgens de definitie van de Europese Commissie omvat de Zwarte-Zeeregio 10 landen: 3 EU-lidstaten (Bulgarije, Griekenland en Roemenië), een kandidaat-lidstaat (Turkije) en 5 ENB-partners (Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, de Republiek Moldavië en Oekraïne), alsmede de Russische federatie als een strategische partner.

Doel van de synergie is de regionale samenwerking te versterken, zowel tussen de EU en de regio als binnen de regio. Zij is opgezet als een flexibel instrument ter aanvulling van de reeds bestaande bilaterale betrekkingen van de EU met de landen uit de regio. De BSS is gericht op versterking van de samenwerking en synergie tussen de landen van de regio om van de Zwarte-Zeeregio een ruimte van stabiliteit, veiligheid, democratie en welvaart te maken. Er worden 13 samenwerkingsgebieden voorgesteld waarvoor sterkere EU-betrokkenheid in de regio nodig is. De beginselen "inclusiviteit" en regional ownership (letterlijk "regionaal eigendom") staan centraal in dit initiatief.

Het Europees Parlement heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt in zijn verslag van januari 2008 en zich uitgesproken voor de totstandkoming van de BSS. Daarnaast drong het aan op de uitwerking van een gedetailleerd actieplan met concrete doelstellingen en benchmarks, alsmede systemen voor monitoring en follow-up.

Het laatste document dat de EU heeft gepubliceerd over de BSS dateert van juni 2008 en behelst de beoordeling van het eerste jaar van de implementatie van de BSS. Na de resultaten op verschillende gebieden te hebben gepresenteerd stelt de EC voor de synergie verder uit te breiden via de vaststelling van meetbare doelstellingen, sectoraal partnerschap om gezamenlijke projecten te faciliteren; oprichting van een forum voor het maatschappelijk middenveld, versterking van netwerken van academici en studenten, oprichting van een instituut voor Europese studies in de Zwarte-Zeeregio.

II. Leidraad voor het verslag over een EU-strategie voor het Zwarte-Zeegebied

Er zijn drie belangrijke redenen die pleiten voor een nieuw verslag van het Europees Parlement over de Zwarte-Zeeregio.

In de eerste plaats is er behoefte aan een geactualiseerde beoordeling van het EU-optreden in de Zwarte-Zeeregio, drie jaar na de opstelling van de BSS. Een analyse van de huidige situatie leert in de eerste plaats dat het ontbreekt aan een duidelijk, omvattend en geactualiseerd beeld van de resultaten van de implementatie van de BSS. Dit ligt voor een deel aan het ontbreken van een systeem voor regelmatig rapportering en van enige rapporteringsactiviteit na 2008. Dit werkt kritiek in de hand dat de aanwezigheid van de EU in de regio mank gaat aan een versnipperde benadering en dat er slechts beperkte maatregelen zijn getroffen op specifieke terreinen van regionale samenwerking. Ondanks de aanbeveling in de resolutie van het Europees Parlement van 2008 is er nog geen actieplan en zijn er nog geen systemen voor de monitoring, evaluatie en follow-up vastgesteld voor de BSS.

De versnippering doet zich ook voor op financieel gebied. De BSS wordt momenteel gefinancierd uit verschillende financiële instrumenten van de EU (ENPI, IPA en EFRO) met geringe zichtbaarheid van de beschikbare bronnen en de beheersproblemen die verband houden met de noodzaak om verschillende financiële kaders te coördineren. Dit leidt ertoe dat partijen niet op de hoogte zijn van de wijze waarop toegang verkregen kan worden tot de EU-middelen voor regionale ontwikkeling in de Zwarte-Zeeregio. In dit voorjaar nam de EC zelfs het besluit om 1,5 miljoen euro voor een proefproject betreffende milieu en ontwikkeling van de Zwarte-Zeeregio (van een totaalbedrag van 2 miljoen euro ofwel 75%) in de EU-begroting 2010 opnieuw toe te wijzen aan een ander EU-proefproject betreffende de bananensector in ACS-landen.

Uit de analyse van de concrete resultaten van de BSS blijkt dat er nog een tweede reden genoemd kan worden. Er lijken nl. weinig concrete resultaten te zijn. Erkend dient te worden dat de belangrijkste verdienste van de BSS is dat de Zwarte-Zeeregio werd opgewaardeerd tot een strategisch belangrijke regio voor de EU en dat de betrokkenheid van de EU met deze regio zou moeten worden versterkt. In de periode 2007-2008 zorgde de BSS ook voor bijzondere aandacht op EU-niveau en werd er een nieuwe dynamiek gegeven aan de ontplooiing en de implementatie van dit EU-initiatief in de Zwarte-Zeeregio.

Een sectoraal onderzoek van de resultaten leidt echter tot de conclusie dat er vooruitgang is geboekt bij de standaardisering van normen en veeleer op technische gebieden zoals milieu, onderzoek of onderwijs. Het meest tastbare resultaat is waarschijnlijk de totstandkoming van een milieupartnerschap in maart 2010.

Er werd echter veel minder bereikt op het gebied van de implementatie, terwijl er op terreinen als stabiliteit, democratisch bestel en goed bestuur minder vooruitgang is geboekt tegen de achtergrond van de verslechtering van het democratisch bestel in verschillende Zwarte-Zeelanden en in de context van de Russisch-Georgische oorlog in 2008. Men kan zelfs concluderen dat deze problemen niet alleen nog steeds bestaan, maar zelfs dat ze verergerd zijn. Desalniettemin is er een forum voor het maatschappelijk middenveld in Zwarte-Zeelanden opgericht dat ieder jaar lijkt plaats te vinden, terwijl de EU heeft aangetoond dat zij in staat is een efficiënte rol te spelen bij conflictbeheersing tijdens haar bemiddelingspogingen in de Russisch-Georgische oorlog.

Over het geheel genomen leidt dit beeld van versnippering, gebrek aan monitoring en beperkte resultaten tot de conclusie dat de BSS aan zichtbaarheid heeft ingeboet. Dit aspect wordt ook versterkt door het uitblijven van ministeriële bijeenkomsten na 2008 over dit EU-beleid.

Dit brengt uw rapporteur bij de derde reden die vraagt om een strategische visie, een geïntegreerde benadering en zichtbaarheid van het toekomstige EU-optreden in de Zwarte-Zeeregio. Uw rapporteur is van mening dat een voorstel voor de ontwikkeling van een EU-strategie voor de Zwarte Zee de beste manier is om bovengenoemde zaken aan te pakken. Dit standpunt houdt ook rekening met de huidige context van de ontwikkeling van EU-strategieën voor macroregio's, zoals de Donau-regio en de Oostzeeregio.

III: Voornaamste aanbevelingen

Voortbouwend op de verdiensten van de BSS moet de EU-strategie voor de Zwarte Zee zorgen voor een steviger beleidskader en de EU-betrokkenheid bij de Zwarte-Zeeregio versterken.

Vanuit het standpunt van het beleidskader moet de strategie zorgen voor een geïntegreerde benadering van de Zwarte-Zeeregio. De strategie moet ook voorzien in de uitwerking van een actieplan met duidelijke doelstellingen, prioritaire maatregelen, benchmarks en prioritaire initiatieven. Omwille van een efficiënte implementatie moeten er systemen worden gecreëerd voor regelmatige rapportering, monitoring, evaluatie en follow-up.

Uw rapporteur is van mening dat er ook gezorgd moet worden voor voldoende financiële middelen en personeel voor het welslagen van de strategie. De noodzaak om de financiële steun samen te smelten komt duidelijk naar voren uit de huidige analyse van de situatie. Derhalve stelt uw rapporteur voor een specifieke begrotingslijn voor de Zwarte-Zeestrategie te creëren. Op het personeelsgebied moet de EDEO zorgen voor een voldoende bezetting voor een efficiënte ontwikkeling en beheer van de strategie.

Om te zorgen voor strategische sturing en coördinatie-op-hoog-niveau is er ook duidelijk behoefte aan het regelmatig organiseren van ministeriële bijeenkomsten tussen de EU en de landen van de Zwarte-Zeeregio. Alle actoren in de regio moeten betrokken worden bij dergelijke bijeenkomsten en zo mogelijk moet de ministeriële conferentie in Kiev in februari 2008 als model fungeren. Uw rapporteur is van mening dat Turkije en Rusland cruciale partners zijn voor dit initiatief, terwijl Bulgarije, Roemenië en Griekenland het voortouw moeten nemen in hun dubbelrol als EU-lidstaat en Zwarte-Zeekuststaat.

Ten slotte moeten de dialoog en de praktische uitwerking van de strategie voor de Zwarte Zee op alle niveaus van regionale samenwerking worden ontwikkeld. De parlementaire dimensie en het lokale samenwerkingsniveau (tussen plaatselijke autoriteiten, maatschappelijk middenveld en bedrijfsleven) zijn in die zin van belang.

Uw rapporteur is van mening dat de hoofddoelstellingen van een Zwarte-Zeestrategie moeten bestaan in de totstandbrenging van een ruimte van vrede, stabiliteit en voorspoed in de Zwarte-Zeeregio, alsmede in de waarborging van de energiezekerheid van de EU. Dientengevolge worden veiligheid, goed bestuur, energie, vervoer, milieu, sociaal-economische en menselijke ontwikkeling beschouwd als prioritaire actiegebieden.

Op veiligheidsgebied moet de Zwarte-Zeeregio nog vele transnationale uitdagingen die niet kunnen worden genegeerd en die op regionaal niveau moeten worden aangepakt, het hoofd bieden. Slepende conflicten, bilaterale geschillen, gesloten grenzen, trends naar militarisering en proliferatie van wapens, maritieme inspecties, illegale handel en grensoverschrijdende misdaad zijn de voornaamste. Die kunnen beter worden aangepakt door een robuuste en directe betrokkenheid van de EU.

Een veiligheidsdimensie voor de Zwarte Zee moet ook daadkrachtig optreden omvatten met betrekking tot versterking van het democratisch bestel, goed bestuur en capaciteitsopbouw.

Met betrekking tot de gebieden energie, vervoer en milieu moet steun voor infrastructurele projecten en de totstandbrenging van gemeenschappelijke regels en kaders een prioriteit vormen. Uw rapporteur is verheugd over de totstandkoming van het milieupartnerschap in maart 2010 en de plannen om in de Zwarte-Zeeregio twee overige partnerschappen te sluiten op het gebied van vervoer en energie. Hij benadrukt echter dat deze partnerschappen snel en efficiënt moeten worden geïmplementeerd.

Uw rapporteur hecht bijzonder belang aan de samenwerking op energiegebied in de Zwarte-Zeeregio. Hij is van mening dat het doel van diversificatie van aanvoerroutes en energiebronnen in de toekomstige strategie moet worden opgenomen. Hoewel hij het belang van de Nabucco-pijpleiding benadrukt, is hij van mening dat het vervoer van vloeibaar aardgas een belangrijke optie is voor de toekomstige ontwikkeling in de energiesector, met name in de context van de economische crisis en de schaarste van de financiële middelen. Hij benadrukt derhalve in het verslag het bijzondere belang van het AGRI-project en van de ontwikkeling van LNG-terminals in de Zwarte-Zeehavens. Niet in de laatste plaats is het ook van belang dat het kader van gemeenschappelijke normen en transparante regels op energiegebied in de Zwarte-Zeeregio verder wordt verstevigd, op basis van de Energiegemeenschap en het Energiehandvest.

Tenslotte is economische, sociale en menselijke ontwikkeling binnen de Zwarte-Zeeregio een belangrijke premisse om van de Zwarte-Zeeregio een stabiele en welvarende ruimte te maken. Hoewel de Zwarte-Zeeregio ernstig is getroffen door de economische crisis bezit de regio een groot potentieel voor economische groei en handel. Uw rapporteur is van mening dat de strategie gericht moet zijn op liberalisering van de handel en bevordering van de intraregionale handel, een juiste diversificatie van de economieën en het aanpakken van economische discrepanties tussen de regio's. Uw rapporteur, die erkent dat de resultaten die geboekt zijn bij de samenwerking op het gebied van onderwijs en onderzoek in de Zwarte-Zeeregio, is van mening dat er meer inspanningen nodig zijn, met name op het gebied van levenslang leren en de afstemming van opleidingen op de vereisten van de arbeidsmarkt, alsmede een uitbreiding van de internationale uitwisselingen en verdere ontwikkeling van netwerken in het maatschappelijk middenveld.

Uw rapporteur deelt ook de opvatting dat het geïntegreerde maritieme beleid van de EU sterk gebaat zou zijn bij een geïntegreerde ontwikkeling van de Zwarte-Zeeregio, en dringt derhalve aan op een goede ontwikkeling van de Zwarte-Zeedimensie in het kader van het geïntegreerde maritieme beleid van de EU.

ADVIES van de Commissie internationale handel (10.11.2010)

aan de Commissie buitenlandse zaken

inzake een EU-strategie voor het Zwarte-Zeegebied
(2010/2087(INI))

Rapporteur voor advies: Metin Kazak

SUGGESTIES

De Commissie internationale handel verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  erkent dat de financiële wereldcrisis het Zwarte-Zeegebied zwaar heeft getroffen en daarmee een abrupt einde maakte aan een periode met een gemiddelde jaarlijkse groei van 6% en aan de toestroom van het voor de verdere economische ontwikkeling van de aan de Zwarte Zee gelegen staten benodigde buitenlandse kapitaal, en die het financiële stelsel van het gebied onder extreme druk heeft gezet; benadrukt dat hierop gereageerd moet worden door een versterking van de financiële voorschriften en regels voor banken, verbetering van de fiscale geloofwaardigheid en transparantie, bestrijding van belastingfraude, belastingontwijking en corruptie, een intensievere regionale samenwerking alsmede een intensievere coördinatie tussen regionale organisaties als de Organisatie van de economische samenwerking in het Zwarte-Zeegebied (Black Sea Economic Cooperation – BSEC);

2.  is van oordeel dat het in 2007 gepresenteerde initiatief "Zwarte-Zeesynergie" (Black Sea Synergy – BSS) inderdaad een nieuwe dynamiek aan de regionale samenwerking in het gebied van de Zwarte Zee heeft gegeven, maar betreurt het dat de voor de uitvoering beschikbaar gestelde administratieve en fiscale middelen ontoereikend waren; is daarom van mening dat een toekomstige strategie voor het Zwarte-Zeegebied een hogere prioriteit moet krijgen, vergelijkbaar met die van de EU-strategie voor het gebied aan de Oostzee, en dat alle financiële steun aan de regio beter gecoördineerd moet worden, waarbij duidelijker verantwoording wordt afgelegd, terwijl deze steun zich op de kritieke sectoren moet richten, die zo een gezond financieel perspectief in de toekomst krijgen geboden;

3.  wijst erop dat de Zwarte-Zeestrategie moet voortbouwen op de ervaringen met het Oostzeegebied en de Balkan- en Donaugebieden ter voorkoming van de tekortkomingen die zich in deze gebieden voordeden; is van oordeel dat de toekomstige strategie voor de Zwarte Zee een aanvulling moet vormen op het Europese nabuurschapsbeleid en dat de strategie voor de Zwarte Zee niet door vergelijkbare regionale initiatieven overschaduwd dient te worden; beveelt aan alle partners in het gebied van de Zwarte Zee te betrekken bij een toekomstige Zwarte-Zeestrategie; onderstreept dat het dringend noodzakelijk is de reeds lang in het gebied bestaande conflicten tot een oplossing te brengen;

4.  onderstreept dat de BSEC hervormd dient te worden om doeltreffend op nieuwe ontwikkelingen te kunnen reageren en is van oordeel dat de twintigste verjaardag in 2012 een goede gelegenheid voor voorstellen daartoe biedt, waaronder een herziening van de uit 2001 daterende economische agenda van de BSEC, een organisatorische aanpassing en een toegenomen bedrijfsdoelmatigheid alsmede een verbetering van aanverwante organisaties als de Handels- en ontwikkelingsbank voor het Zwarte-Zeegebied (Black Sea Trade and Development Bank - BSTDB); is van oordeel dat de middelen van deze organen kunnen worden aangewend om de BSEC-begroting te verhogen;

5.  is verheugd over de projectgewijze benadering in het kader van de BSS, vooral het milieupartnerschap, en acht de voorgenomen partnerschappen inzake de ontwikkeling van de vervoers- en energie-infrastructuur van cruciale betekenis voor een duurzame ontwikkeling in de regio die in de richting van een betere integratie in de nieuwe Europese interne energiemarkt moet worden gestuurd; onderstreept het belang van het Nabucco-project en andere energieprojecten voor de handel in de regio; moedigt alle BSEC-lidstaten aan zich bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap aan te sluiten, dat voorziet in de uitvoering van de wet- en regelgeving van de Unie in de elektriciteits- en gassector, benadrukt dat projecten voor groene ontwikkeling en energie-efficiëntie, die voor marktstimulansen en langetermijninvesteringen kunnen zorgen, verdere prioriteit moeten krijgen en dat hernieuwbare energiebronnen het potentieel hebben een grote bijdrage te leveren aan continuïteit in de toekomstige energievoorziening van de gehele wereld;

6.  is van oordeel dat de ringweg voor de Zwarte Zee en de zeesnelwegen voor een aanzienlijke verbetering van de handels- en ontwikkelingsmogelijkheden in de regio zouden kunnen zorgen; onderstreept daarbij echter de behoefte aan solide milieueffectbeoordelingen en aan samenwerking bij het patrouilleren op zee, teneinde de veiligheid van het zeevervoer en de bescherming van het milieu te garanderen; onderstreept dat er geïnvesteerd moet worden in de ontwikkeling en capaciteitsvergroting van belangrijke havens aan de Zwarte Zee, zoals Constanţa en Varna;

7.  onderstreept dat het toegenomen aantal lidstaten van de WHO in deze regio, waar thans alle landen op twee na lid zijn van deze organisatie, positief bijdraagt aan de vaststelling van een voorspelbare en stabiele regeling van de handel en beveelt de desbetreffende lidstaten van de BSEC aan intensiever te streven naar het lidmaatschap van de Wereldhandelsorganisatie (WHO) en stelt verder voor dat de landen van de Zwarte Zee doorgaan met de aanpassing van de nationale wetgeving aan de regels van de WHO en aan multilaterale handelsbeginselen, waaronder de EU-wet- en regelgeving op handelsgebied; vraagt de betrokken landen ten behoeve van een verdere handelsliberalisatie meer spoed te zetten achter de geleidelijke afbouw van handelsbelemmeringen, waartoe ook een vereenvoudiging van de douaneprocedures en belastingregelingen moet worden gerekend; is van oordeel dat dit proces verder begunstigd zou worden door een intensievere samenwerking op parlementair niveau, met de parlementaire vergadering van de BSEC (Parliamentary Assembly of the Black Sea Economic Cooperation – PABSEC) en de parlementaire conferentie over de WHO; meent in dit verband dat de Europese Unie een volledig lid moet worden van de Economische Samenwerking in het Zwarte-Zeegebied.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

9.11.2010

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

20

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

William (The Earl of) Dartmouth, Kader Arif, Daniel Caspary, Christofer Fjellner, Joe Higgins, Yannick Jadot, Bernd Lange, David Martin, Emilio Menéndez del Valle, Vital Moreira, Niccolò Rinaldi, Helmut Scholz, Robert Sturdy, Keith Taylor, Jan Zahradil, Pablo Zalba Bidegain

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

George Sabin Cutaş, Béla Glattfelder, Małgorzata Handzlik, Maria Eleni Koppa, Elisabeth Köstinger, Michael Theurer, Jarosław Leszek Wałęsa

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Anna Záborská

ADVIES van de Commissie industrie, onderzoek en energie (11.11.2010)

aan de Commissie buitenlandse zaken

inzake een EU-strategie voor het Zwart- Zeegebied
(210/2087(INI))

Rapporteur voor advies: Silvia-Adriana Ţicău

SUGGESTIES

De Commissie industrie, onderzoek en energie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  erkent dat het Zwarte-Zeegebied, gezien de nabijheid van de Kaspische Zee, het Midden-Oosten en Centraal-Azië, van geostrategisch belang is voor de energiezekerheid en de diversificatie van de energiebronnen en energievoorzieningsroutes van de EU, en dat de EU na de toetreding van Roemenië en Bulgarije zou moeten uitgroeien tot een belangrijke speler in de internationale betrekkingen met deze regio, maar beseft dat er nog veel te doen valt;

2.  verzoekt de Commissie de milieudimensie te integreren in haar strategie voor het Zwarte-Zeegebied en met name een bijdrage te leveren aan het herstel van het milieu na de verontreiniging met giftig afval van de rivieren die uitmonden in de Zwarte Zee, zoals bij het recente incident in het Donaubekken;

3.  is van mening dat in het binnenkort door de Commissie in te dienen energie-infrastructuurpakket vooral aandacht moet worden besteed aan de beoogde energieprojecten in het Zwarte-Zeegebied; wijst erop dat de doorvoerroutes die door de landen in de regio lopen, voor een aanzienlijke verbetering van de voorzieningszekerheid van de EU kunnen zorgen;

4.  onderstreept het belang voor de lidstaten van een gemeenschappelijke benadering van het Zwarte-Zeegebied, zodat de EU invulling kan geven aan haar belang op lange termijn, dat gelegen is in een gewaarborgde energievoorziening en stabiliteit in haar omgeving;

5.  onderstreept dat het van belang is de operationele methoden en middelen voor de uitvoering van de Zwarte-Zeestrategie – waaronder processen, projecten, toezichtsysteem en financiering – duidelijk te omschrijven, in het bijzonder met het oog op een heldere invulling van de coördinatie met het Oostelijk Partnerschap;

6.  vestigt de aandacht op het al sinds geruime tijd bestaande strategische partnerschap tussen de EU en Rusland en op hun gemeenschappelijke belang bij het bevorderen van bilaterale handel en investeringen en bij het faciliteren en de liberalisering van de handel in de mondiale economie, alsook bij de versterking en ontwikkeling van de concurrentie, ook in het Zwarte-Zeegebied;

7.  wijst er met het oog op de totstandbrenging van nieuwe gasleidingen en -interconnecties, nieuwe elektriciteitsnetten en -interconnecties, nieuwe LNG-terminals en -infrastructuur en nieuwe energiecentrales (voor fossiele brandstoffen, hernieuwbare energiebronnen en nucleaire projecten), op dat er transparante en eerlijke marktregels en voorwaarden voor de doorvoer van en handel in energie moeten komen, zodat op lange termijn een voorspelbare situatie voor investeerders wordt gecreëerd; onderstreept dat deze regels en voorwaarden bevorderlijk moeten zijn voor een hoog niveau van milieubescherming, democratische betrokkenheid, volksgezondheid en veiligheid;

8.  spreekt de wens uit dat het partnerschap tussen EU en Zwarte-Zeegebied ook de overdracht van kennis en technologie op het gebied van hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en technische ondersteuning voor het ontwerpen van netwerkinfrastructuur dient te omvatten, en wijst erop dat energiebesparing de sleutel is voor een grotere voorzieningszekerheid; steunt onderzoek naar alternatieve energiebronnen en met name naar hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en energiebesparing, die essentieel zijn om de problemen in verband met de klimaatverandering te kunnen aanpakken en om een bijdrage te leveren aan de mondiale inspanningen ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen;

9.  bevestigt eens te meer dat het energievoorzieningsbeleid van de EU gebaseerd is op diversificatie van bronnen en aanvoerroutes; wijst op de meerwaarde voor Europa en het belang van de zuidelijke gascorridor als middel om de continuïteit van de energievoorziening van de EU te verstevigen; is van mening dat de Nabucco-pijpleiding, een prioritair project van de hoogste orde voor de EU, samen met een aantal kleinere projecten zoals de trans-Adriatische pijpleiding (TAP), de pan-Europese oliepijpleiding, de interconnector Turkije-Griekenland-Italië (ITGI) en de interconnector Azerbeidzjan-Georgië-Roemenië (AGRI) getuigen van het vitale belang van een geëngageerde EU in het Zwarte-Zeegebied, maar ook duidelijk maken dat de samenwerking tussen de landen rond de Zwarte Zee verder moet worden geïntensiveerd; verzoekt de Commissie en de lidstaten, samen met hun partners deze projecten te ondersteunen en de tenuitvoerlegging ervan te bespoedigen;

10. dringt er bij de Commissie op aan tegen eind 2011 de overeenkomsten af te ronden met de landen die gas voor de Nabucco-pijpleiding kunnen leveren;

11. onderstreept het potentieel aan hernieuwbare energiebronnen in het Zwarte-Zeegebied, die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de continuïteit van de mondiale energievoorziening in de toekomst en aan een duurzame economische groei, en dringt er bij de Commissie en de oeverstaten van de Zwarte Zee op aan dit potentieel ook daadwerkelijk aan te spreken;

12. onderstreept de noodzaak tot versterking van de multilaterale samenwerking op energiegebied in de Zwarte-Zeeregio, waarvoor de WTO en het Energiehandvestverdrag de basisbeginselen aanreiken; is voorstander van volledige markt- en regelgevingsintegratie op basis van de energie- en milieuwetgeving van de EU en pleit voor het betrekken van de landen in het ruimere Zwarte-Zeegebied bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap, alsook voor steunverlening van de zijde van de EU, de EIB en EBWO voor de modernisering van de energie-infrastructuur in de Zwarte-Zeeregio;

13. onderstreept dat het in het kader van de internationale handel en het vervoer van koolwaterstoffen in de regio van groot belang is te bedenken dat de Zwarte Zee en de Turkse zee-engte ecologisch bijzonder kwetsbaar zijn en dat er op deze druk bevaren en gevaarlijke knelpunten een verhoogd risico voor ongevallen en olieverontreiniging bestaat;

14. is verheugd over de toetreding van Oekraïne en Moldavië tot het Verdrag betreffende de energiegemeenschap, hetgeen van groot belang is voor het bereiken van de EU-doelstellingen op het gebied van een continue energievoorziening en zal bijdragen tot de veiligheid van deze landen;

15. onderstreept dat de Parlementaire Vergadering Euronest met spoed moet worden opgericht en zal bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het Oostelijk Partnerschap, en daardoor een positief effect zal hebben op de energievoorzieningsproblematiek;

16. onderstreept dat regionale partners in een vroeg stadium bij het projectontwerp moeten worden betrokken om de nodige belangstelling te genereren en een gevoel van gemeenschappelijk eigendom te bevorderen; is van mening dat de Oostzeestrategie als voorbeeld van een macroregionale strategie kan dienen die stoelt op de samenwerking tussen lokale overheden, de zakenwereld en maatschappelijke organisaties;

17. betreurt dat het Zwarte-Zeeforum voor dialoog en partnerschap te lijden heeft gehad onder regionale spanningen en daarom nog niet tot stand is gekomen; is van mening dat een dergelijk forum van belang zou kunnen zijn om ideeën te ontwikkelen en de dialoog tussen regionale actoren te bevorderen;

18. is verheugd dat op drie terreinen – milieu, vervoer en energie – sectorale partnerschappen worden opgezet, waardoor het mogelijk wordt concrete projecten voor de lange termijn uit te stippelen en te coördineren;

19. is verheugd over de maatregelen die zijn genomen om de gemeenschappelijke luchtvaartruimte van de EU uit te breiden met de Zwarte-Zeelanden; verzoekt de Commissie de dialoog met de Republiek Moldavië over de liberalisering van de luchtvaart voort te zetten en spoedig onderhandelingen te beginnen over de toetreding van Moldavië tot de gemeenschappelijke luchtvaartruimte van de EU;

20.  is van mening dat het met het oog op de internationale handel in en het internationaal transport van koolwaterstoffen in de regio van wezenlijk belang is de aan de Zwarte Zee gelegen havens van de EU, inclusief olie- en gasterminals en intermodale vervoersfaciliteiten verder tot ontwikkeling te brengen; onderstreept dat bij de aanleg van dergelijke infrastructuur de strengste internationale en EU-normen inzake milieubescherming in kustgebieden, menselijke gezondheid en veiligheid strikt moeten worden nageleefd, nadat eerst alle benodigde milieueffectbeoordelingen zijn uitgevoerd;

21. dringt bij de oeverstaten van de Zwarte Zee aan op sluiting van een memorandum van overeenstemming inzake de ontwikkeling van zeecorridors in de Zwarte Zee, en verzoekt de Commissie een TEN-T-begrotingslijn in te stellen met financiële middelen voor zeecorridors in de Zwarte Zee, zoals die reeds bestaat voor zeecorridors in de Oostzee, de Noordzee en de Middellandse Zee;

22. is van mening dat het ten behoeve van de internationale handel en het vervoer van koolwaterstoffen in de regio van essentieel belang is de infrastructuur in de Zwarte-Zeehavens in de EU en aan de Donaumonding, alsmede de intermodale vervoersinfrastructuur verder te ontwikkelen, en verzoekt de Commissie en de lidstaten de prioritaire trans-Europese vervoersprojecten langs de assen 7, 18, 21 en 22, zoals vermeld in bijlage II van Beschikking nr. 884/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende wijziging van Beschikking nr. 1692/96/EG betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet, snel te voltooien en geleidelijk te integreren in de TRACECA-corridor, de centrale as, de zuidoostelijke as en de internationale zeevaartroutes, zoals omschreven in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over "Uitbreiding van de belangrijkste trans-Europese vervoersassen naar de buurlanden - Richtsnoeren voor vervoer in Europa en de naburige regio's" (COM(2007)0032);

23. acht het noodzakelijk de wegeninfrastructuur in het Zwarte-Zeegebied te moderniseren en voor aansluitingen op de Europese vervoerscorridors te zorgen; onderstreept de noodzaak tot uitvoering van het in 2006 door de Organisatie voor economische samenwerking in het Zwarte-Zeegebied (BSEC) gelanceerde project voor een Zwarte-Zeesnelweg, die door alle BSEC-landen loopt, en verzoekt de Commissie en de oeverstaten van de Zwarte Zee dit project bij de tussentijdse herziening van het TEN-T-beleid toe te voegen aan de prioritaire TEN-T-projecten;

24. onderkent de resultaten die het BSI-project[1] heeft opgeleverd bij de totstandbrenging van een regionaal research- en onderwijsnetwerk in de grotere Zwarte-Zeeregio en de aansluiting daarvan op GEANT, en verzoekt de Commissie steun te blijven verlenen aan in het Zwarte-Zeegebied opgezette researchprojecten zoals HP-SEE, SEE-GRID, SCENE, CAREN en BSRN;

25. is zich bewust van het belang van de BSEC en onderkent de rol van de Synergie voor het Zwarte-Zeegebied, maar benadrukt – gezien het geopolitieke belang van het Zwarte-Zeegebied en het tot dusverre uitblijven van duidelijke successen van de Synergie voor het Zwarte-Zeegebied – dat het dringend noodzakelijk is een uniforme EU-strategie voor het Zwarte-Zeegebied te ontwikkelen, omdat alleen met een dergelijke strategie de doelstelling van intensievere en duurzame samenwerking met het Zwarte-Zeegebied kan worden verwezenlijkt;

26. wijst erop dat het via het Europees Nabuurschaps- en Partnerschapsinstrument (ENPI) gefinancierde gemeenschappelijke operationele programma voor het Zwarte-Zeegebied voor 2007-2013 het eerste door de EU gefinancierde programma voor grensoverschrijdende samenwerking in het Zwarte-Zeegebied is, en verzoekt de oeverstaten van de Zwarte Zee het financieel akkoord met de Commissie te ondertekenen dat toegang geeft tot ENPI-middelen, om zo van dit programma een centraal instrument te maken voor de uitvoering van de EU-strategie voor het Zwarte-Zeegebied;

27. roept de Commissie er daarom toe op een hogere prioriteit toe te kennen aan het Zwarte-Zeegebied en een EU-strategie voor het Zwarte-Zeegebied te ontwikkelen, en deze vergezeld te laten gaan van een actieplan met vlaggenschipprojecten waarbij de relevante actoren en regionale partners zo nauw mogelijk moeten worden betrokken, met name op de volgende samenwerkingsterreinen: duurzame economische ontwikkeling, onderzoek en technologische innovatie, verbetering van de verbindings- en communicatiemogelijkheden, milieubescherming, met inbegrip van natuurbehoud, veiligheid, migratie, ondersteuning en ontwikkeling van de burgermaatschappij, onderwijs en culturele uitwisseling, onder gebruikmaking van alle beschikbare financiële instrumenten (CF, EFRO, NIF, NPI);

28. onderstreept dat de macroregionale strategie voor de Donauregio met het Zwarte-Zeegebied moet worden gekoppeld, omdat de Donau en de Zwarte Zee het grootste niet-oceanische waterlichaam in Europa vormen en een goed gecoördineerde EU-strategie veel voordelen voor de gehele regio kan opleveren.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

9.11.2010

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

45

4

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jean-Pierre Audy, Ivo Belet, Bendt Bendtsen, Jan Březina, Giles Chichester, Pilar del Castillo Vera, Lena Ek, Ioan Enciu, Gaston Franco, Adam Gierek, Fiona Hall, Romana Jordan Cizelj, Arturs Krišjānis Kariņš, Philippe Lamberts, Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz, Marisa Matias, Judith A. Merkies, Angelika Niebler, Jaroslav Paška, Aldo Patriciello, Miloslav Ransdorf, Herbert Reul, Teresa Riera Madurell, Michèle Rivasi, Paul Rübig, Amalia Sartori, Francisco Sosa Wagner, Konrad Szymański, Britta Thomsen, Patrizia Toia, Evžen Tošenovský, Ioannis A. Tsoukalas, Claude Turmes, Vladimir Urutchev, Adina-Ioana Vălean, Kathleen Van Brempt, Alejo Vidal-Quadras, Henri Weber

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

António Fernando Correia De Campos, Andrzej Grzyb, Jolanta Emilia Hibner, Yannick Jadot, Silvana Koch-Mehrin, Ivari Padar, Vladko Todorov Panayotov, Markus Pieper, Peter Skinner, Silvia-Adriana Ţicău, Catherine Trautmann

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Marek Henryk Migalski

  • [1]  Zwarte-Zee-interconnectie.

ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (2.12.2010)

aan de Commissie buitenlandse zaken

over een EU-strategie voor het Zwarte-Zeegebied
2010/2087(INI).

Rapporteur voor advies: Victor Boştinaru

SUGGESTIES

De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken om onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  beschouwt het gebied van de Zwarte Zee als strategisch levensbelangrijk en meent dat een EU-strategie voor de Zwarte Zee de doelstellingen van de Europese integratie zal helpen verwezenlijken; acht de strategie van essentieel belang voor duurzame en gecoördineerde regionale ontwikkeling, en voor de stabiliteit en veiligheid van het gebied en de Europese Unie in haar geheel;

2.  acht het levensbelangrijk, om een doelmatige strategie voor de Zwarte Zee te kunnen opstellen, dat alle belanghebbende landen, zowel binnen als buiten de Europese Unie, er volledig en op constructieve wijze bij betrokken worden; roept tot samenwerking tussen alle belanghebbende gebieden op en benadrukt het feit dat deelname van instanties op alle bestuursniveaus belangrijk is om voor het welslagen van een geïntegreerde aanpak te zorgen, met medewerking van bestaande organisaties als de organisatie voor economische samenwerking in het Zwarte-Zeegebied en haar parlementaire assemblee (Bsec/Pabsec), en de Zwarte-Zeecommissie, maar zo nodig ook door nieuwe organisaties te laten oprichten, om gezamenlijk de gemeenschappelijke uitdagingen en beschikbare hulpmiddelen te inventariseren en de beleidsterreinen aan te wijzen waar gecoördineerd optreden voor betekenisvolle toegevoegde waarde kan zorgen; acht het niettemin van essentieel belang om de beleidsgebieden vast te leggen die onder hun verantwoordelijkheid vallen, om elke vorm van overlapping van bevoegdheden van verschillende bestuursniveaus te voorkomen en voor spoedige uitvoering te zorgen;

3.  acht coördinatie met andere strategieën op EU-niveau van vitaal belang, verheugt zich daarom over de komende bekendmaking van de EU-strategie voor het Donau-gebied en vraagt alle landen die eraan meewerken om projecten voor de Zwarte Zee uit te werken, omdat de beide gebieden territoriaal en in economisch opzicht met elkaar verbonden zijn;

4.  beveelt in de strategie een geïntegreerde benadering en de beproefde princiepen van het cohesie- en nabuurschapsbeleid van de Europese Unie aan, die daadwerkelijke resultaten kunnen helpen bereiken en de achtergebleven gebieden gemakkelijker hun mogelijkheden kunnen helpen uitbreiden; denkt vooral dat er meer grensoverschrijdende samenwerking tussen de regio's moet komen om gemeenschappelijke problemen met gecoördineerd optreden te lijf te gaan en wijst erop dat de Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS) een geschikt samenwerkingskader voor gestructureerd bestuur op diverse niveaus biedt; vraagt de Europese Commissie om na te gaan hoe de diverse Europese beleidsinstrumenten voor grensoverschrijdende samenwerking aan de buitengrenzen van de Europese Unie beter gecoördineerd kunnen worden;

5.  spreekt zich voor de voortzetting van programma's aan de hand van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (Enpi) uit en doet de aanbeveling om in de volgende programmatieperiode voldoende middelen voor het gezamenlijk operationeel programma voor het bekken van de Zwarte Zee uit te trekken om alle doelstellingen van het Enpi-strategiedocument voor grensoverschrijdende samenwerking 2007-2013 volledig in aanmerking te nemen en inspanningen te blijven leveren om ze te verwezenlijken; benadrukt dat er eenvormige regels voor de behandeling van de aanvragen opgesteld moeten worden, zodat elke juridische entiteit in welk land ook waarvan de werkzaamheden binnen de reikwijdte van het programma vallen, zich als leidinggevende aanvrager kan opgeven; meent dat alle landen van het gezamenlijk operationeel programma voor het bekken van de Zwarte Zee aan het programma zouden moeten meewerken en aangemoedigd moeten worden om er in de volgende programmatieperiode actief aan deel te nemen;

6.  moedigt de ontwikkeling van synergie tussen de diverse beleidsvormen van de Europese Unie aan die voor de strategie van belang zijn, vooral de structuurfondsen, het kaderprogramma onderzoek en ontwikkeling en de trans-Europese vervoernetwerken, om de duurzaamheid van de gefinancierde vormen van optreden te verzekeren; is van mening dat op deze manier de mogelijkheden die door één economisch ontwikkelingsinitiatief ontstaan, door een ander, aanvullend initiatief kunnen worden overgenomen;

7.  erkent dat de regionale en lokale autoriteiten en belanghebbenden voor de planning en uitvoering van de strategie belangrijk zijn, gezien hun nauwe band met het grondgebied en de plaatselijke bevolking, en vraagt daarom om hun behoeften te inventariseren en ze volledig bij de strategie te betrekken;

8.  wijst erop dat uitwisseling van optimale werkwijzen tussen de regio's onderling van centraal belang voor alle onderdelen van de samenwerking is, in die zin dat regio's met veel ervaring met ontwikkelingsprojecten en hun uitvoering, de andere hun prestaties kunnen helpen verbeteren;

9.  acht verbetering van de administratieve capaciteit van alle lokale en regionale belanghebbende partijen in het Zwarte-Zeegebied levensbelangrijk om te zorgen voor efficiënte uitvoering en gezond financieel beheer van de EU-projecten, meer transparantie en verantwoordingsplicht en evenwichtige territoriale ontwikkeling in heel het gebied;

10. meent dat alle infrastructuurprojecten voor vervoer of energie het voorwerp van onderhandelingen tussen alle belanghebbende landen van de Zwarte Zee moeten vormen en dat vooral Ten-T-projecten en de uitbouw van de havens zorgvuldige coördinatie vergen; benadrukt het belang van betere intermodale vrachtoperaties door integratie van de korte vaart in de transportlogistiek, betere havenoperaties en efficiëntere verbindingen met het achterland; meent dat de EU met de regionale partners moet blijven samenwerken om de veiligheid van de infrastructuur te verbeteren, bestaande infrastructuur te moderniseren en nieuwe infrastructuur aan te leggen en vraagt doeltreffende coördinatie van opsporings- en reddingsoperaties in het Zwarte-Zeegebied en een regionale bewakingsstrategie;

11. benadrukt het belang van de projecten in de zuidelijke corridor, gezien de basisdoelstelling van de EU om de energievoorzieningskanalen te diversifiëren;

12. beschouwt grondige evaluatie van de voordelen en milieugevolgen van de momenteel geplande en komende energieprojecten als levensnoodzakelijk, gezien de betekenis van het Zwarte-Zeegebied voor de energiebevoorrading van Europa, en acht het daarom essentieel, om doeltreffend op alle denkbare milieurampen en technische ongelukken voorbereid te zijn, dat alle belanghebbende gebieden en landen goed op voorhand overeenkomen hoe ze dergelijke gebeurtenissen in milieu- en bedrijfstechnisch en economisch opzicht denken te behandelen;

13. wenst, aangezien de Zwarte Zee zo sterk vervuild is en vervuiling geen grenzen kent, dat er een gemeenschappelijke oplossing voor het probleem gevonden wordt, met gebruikmaking van alle beschikbare hulpmiddelen en als uitgangspunt de normen die in de Europese Unie gelden voor alle landen van de Zwarte Zee, om de vervuiling aan te pakken en terug te dringen en het milieu en klimaat met preventieve maatregelen verder te beschermen;

14. vraagt, gezien de overbevissing van de Zwarte Zee, onderling overeengekomen maatregelen in de lijn van de strategie om de natuurlijke rijkdommen te beschermen (visbestanden, biologische verscheidenheid enz.) en voor duurzame ontwikkeling van de visgebieden te zorgen; moedigt initiatieven tot bekendmaking van het cultureel erfgoed (samengevoegde beroepservaring en –vaardigheden, nieuwe specialisaties) en verbetering van de levenskwaliteit in de betreffende gebieden aan, naast plaatselijke en regionale partnerschappen, en meent dat de Zwarte-Zeestrategie de bestaande zeehavens moet helpen moderniseren en er de dienstverlening moet helpen vervolledigen, met alle nodige aandacht voor de veiligheidsaspecten van het milieu en de beschermingsnormen;

15. meent dat de projecten die de landen van de Zwarte Zee onderling overeenkomen, een bijdrage tot sociale en economische ontwikkeling kunnen leveren, met de nadruk op diversifiëring van economische activiteiten, intensievere samenwerking in onderwijs en onderzoek, bescherming van de natuurlijke rijkdommen, en ook tot betere samenwerking voor meer veiligheid door de grensoverschrijdende misdaad te bestrijden;

16. wijst erop dat de weerslag van de klimaatverandering op het Zwarte-Zeegebied, zijn bevolking en economie, voor de nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden een grote uitdaging vormen, zodat krachtiger samenwerking van de landen aan de oever van de Zwarte Zee verdere steun en aanmoediging verdient, vooral door in het vooruitzicht van noodsituaties verzachtende en aanpassingsmaatregelen uit te werken;

17. beschouwt de rijke nalatenschap aan cultuurlandschappen en eeuwenoude woonplaatsen in heel het gebied van de Zwarte Zee als misschien één van de duidelijkste voorbeelden van het idee van kracht in verscheidenheid, en denkt dat zinvol geïntegreerd gebruik en bescherming van dat bezit de doelstelling van de nieuwe strategie kan ondersteunen door te zorgen dat gemeenschappelijke vermarkting en merkvorming alle kwaliteiten benutten die de regio te bieden heeft.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

30.11.2010

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

39

1

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Charalampos Angourakis, Sophie Auconie, Jean-Paul Besset, Victor Boştinaru, Zuzana Brzobohatá, Alain Cadec, Francesco De Angelis, Tamás Deutsch, Danuta Maria Hübner, Filiz Hakaeva Hyusmenova, Juozas Imbrasas, María Irigoyen Pérez, Seán Kelly, Evgeni Kirilov, Constanze Angela Krehl, Petru Constantin Luhan, Ramona Nicole Mănescu, Riikka Manner, Iosif Matula, Erminia Mazzoni, Wojciech Michał Olejniczak, Markus Pieper, Monika Smolková, Georgios Stavrakakis, Csanád Szegedi, Nuno Teixeira, Michail Tremopoulos, Viktor Uspaskich, Lambert van Nistelrooij, Hermann Winkler, Joachim Zeller, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Vasilica Viorica Dăncilă, Jens Geier, Andrey Kovatchev, Elisabeth Schroedter, Dimitar Stoyanov, László Surján, Evžen Tošenovský, Sabine Verheyen

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Andrea Češková

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

9.12.2010

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

44

0

6

Bij de eindstemming aanwezige leden

Gabriele Albertini, Arnaud Danjean, Michael Gahler, Marietta Giannakou, Ana Gomes, Andrzej Grzyb, Takis Hadjigeorgiou, Richard Howitt, Anneli Jäätteenmäki, Ioannis Kasoulides, Nicole Kiil-Nielsen, Maria Eleni Koppa, Andrey Kovatchev, Wolfgang Kreissl-Dörfler, Eduard Kukan, Alexander Graf Lambsdorff, Vytautas Landsbergis, Krzysztof Lisek, Sabine Lösing, Ulrike Lunacek, Mario Mauro, Kyriakos Mavronikolas, Alexander Mirsky, María Muñiz De Urquiza, Norica Nicolai, Raimon Obiols, Ria Oomen-Ruijten, Ioan Mircea Paşcu, Vincent Peillon, Alojz Peterle, Bernd Posselt, Hans-Gert Pöttering, Cristian Dan Preda, Fiorello Provera, Jacek Saryusz-Wolski, Werner Schulz, Charles Tannock, Inese Vaidere, Graham Watson

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Laima Liucija Andrikienė, Elena Băsescu, Hélène Flautre, Lorenzo Fontana, Kinga Gál, Liisa Jaakonsaari, Elisabeth Jeggle, Metin Kazak, Konrad Szymański, Traian Ungureanu, Janusz Władysław Zemke