VERSLAG over internationale luchtvaartovereenkomsten in het kader van het Verdrag van Lissabon
23.3.2011 - (2010/2207(INI))
Commissie vervoer en toerisme
Rapporteur: Brian Simpson
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over internationale luchtvaartovereenkomsten in het kader van het Verdrag van Lissabon
Het Europees Parlement,
– gezien zijn besluit van 20 oktober 2010 over de herziening van de kaderovereenkomst over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie[1] ("de kaderovereenkomst"),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 juni 2010 over de luchtvervoersovereenkomst tussen de EU en de VS[2],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 5 mei 2010 over de opening van onderhandelingen over overeenkomsten inzake persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) met de Verenigde Staten, Australië en Canada[3],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 april 2007 over de totstandbrenging van een gemeenschappelijke Europese luchtvaartruimte[4],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 maart 2007 over de sluiting van de overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Verenigde Staten van Amerika anderzijds[5],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 januari 2006 over de ontwikkeling van de agenda voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap[6],
– gezien de mededeling van de Commissie "Ontwikkeling van de agenda voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap" (COM(2005)0079),
– gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 218,
– gelet op artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A7–0079/2011),
A. overwegende dat het Parlement, tot de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, slechts werd geraadpleegd over de sluiting van internationale luchtvaartovereenkomsten,
B. overwegende dat nu de goedkeuring van het Parlement vereist is voor overeenkomsten op gebieden waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is,
C. overwegende dat het Parlement, bij onderhandelingen van de Commissie over overeenkomsten tussen de Unie en derde landen of internationale organisaties, "in alle stadia van de onderhandelingen onverwijld en ten volle geïnformeerd moet worden"[7],
D. overwegende dat de kaderovereenkomst moet waarborgen dat de instellingen hun voorrechten en bevoegdheden zo doeltreffend en transparant mogelijk uitoefenen,
E. overwegende dat de Commissie zich er in de kaderovereenkomst toe heeft verplicht het beginsel van gelijke behandeling van het Parlement en de Raad toe te passen met betrekking tot wetgevings- en begrotingsaangelegenheden, vooral wat betreft de toegang tot vergaderingen en de beschikbaarstelling van bijdragen of andere informatie,
Inleiding
1. is van oordeel dat allesomvattende luchtvaartovereenkomsten met buurlanden of belangrijke partners wereldwijd aanzienlijke voordelen kunnen opleveren voor passagiers, goederenvervoerders en luchtvaartmaatschappijen, zowel op het gebied van markttoegang als de harmonisering van de regelgeving teneinde eerlijke concurrentie te bevorderen, ook met betrekking tot overheidssubsidies en sociale en milieunormen;
2. erkent dat horizontale overeenkomsten, waarmee bestaande bilaterale overeenkomsten in overeenstemming worden gebracht met het EU-recht, noodzakelijk zijn om de rechtszekerheid te waarborgen, en aanvullende voordelen bieden wat betreft vereenvoudiging en de garantie dat alle luchtvaartmaatschappijen in de Unie dezelfde rechten genieten;
3. wijst erop dat vlucht- en luchtveiligheidsnormen voor vliegpassagiers, bemanning en de luchtvaart in het algemeen van cruciaal belang zijn en ondersteunt bijgevolg het sluiten van overeenkomsten inzake de luchtvaartveiligheid met landen die een grote vliegtuigindustrie hebben, gezien de kostenbesparing en de consistent hoge normen die kunnen worden bereikt door de overlapping van evaluaties, testen en controles tot een minimum te beperken;
4. betreurt dat de Raad de Commissie nog een onderhandelingsmandaat moet verlenen voor een allesomvattende luchtvaartovereenkomst met belangrijke handelspartners als de Volksrepubliek China en India; is van oordeel dat deze tekortkoming de belangen van de Unie steeds meer schaadt, vooral gezien de snelle groei van deze economieën;
5. wijst erop dat belangrijke landen als Japan en de Russische Federatie niet voorkomen op de meest recente lijst van de Commissie met lopende onderhandelingen over luchtvaartovereenkomsten;
6. uit zijn bezorgdheid over de onopgeloste kwestie van het vliegen over Siberië; verzoekt de Commissie om alle nodige stappen te ondernemen om concurrentievervalsing tussen luchtvaartmaatschappijen in de EU te voorkomen, en om deze kwestie ook aan te kaarten in het kader van de onderhandelingen over toetreding van Rusland tot de WTO;
De evaluatiecriteria voor een overeenkomst
7. benadrukt dat bij alle onderhandelingen moet worden beoordeeld of de voordelen van een vroege sluiting van een overeenkomst opwegen tegen een latere sluiting met een ambitieuzer resultaat;
8. wijst erop dat het Parlement bij de evaluatie van allesomvattende overeenkomsten die het ter goedkeuring worden voorgelegd zal streven naar de toepassing van een consistent stelsel van normen; benadrukt dat het Parlement er bij de evaluatie met name op zal letten in hoeverre: beperkingen ten aanzien van markttoegang en investeringsmogelijkheden op een evenwichtige manier worden versoepeld; stimulansen worden geboden voor de handhaving en verbetering van sociale en milieunormen; voor passende waarborgen wordt gezorgd ten aanzien van gegevensbescherming en de persoonlijke levenssfeer; veiligheidsnormen wederzijds worden erkend; en een hoog niveau van passagiersrechten wordt verzekerd;
9. is van oordeel dat er dringend behoefte is aan wereldwijde normen voor gegevensbescherming en de persoonlijke levenssfeer, en dat de criteria die het Europees Parlement heeft vastgesteld in zijn resolutie van 5 mei 2010 een passend model bieden voor een dergelijke overeenkomst; wijst erop dat de Europese Unie bij de ontwikkeling van zulke internationale normen een voortrekkersrol zou moeten spelen;
10. wijst erop dat de luchtvaartsector een steeds grotere rol speelt in de opwarming van de aarde, en is van mening dat in de overeenkomsten moet worden vastgelegd dat er in het kader van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie zal worden samengewerkt om de uitstoot van vliegtuigen te verminderen, en dat er zal worden gestreefd naar meer technische samenwerking op het gebied van klimaatwetenschap (CO2- en andere klimaatrelevante emissies in de atmosfeer), onderzoek, technologische ontwikkeling en brandstofefficiëntie;
11. benadrukt dat diverse aspecten van de luchtvaartregelgeving, waaronder geluids- en nachtvluchtbeperkingen, lokaal moeten worden geregeld, met volledige eerbiediging van het grondbeginsel van eerlijke concurrentie en het subsidiariteitsbeginsel; verzoekt de Commissie deze kwesties op Europees niveau te coördineren, rekening houdend met de nationale wetgeving van de lidstaten alsook met het beginsel van de "evenwichtige aanpak" zoals gedefinieerd door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie;
12. verzoekt de Commissie de luchtvaartovereenkomsten te gebruiken voor een betere naleving van de relevante internationale wetgeving inzake sociale rechten, in het bijzonder de arbeidsnormen die zijn vastgelegd in de fundamentele overeenkomsten van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO 1930-1999), de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen (1976, herzien in 2000) en het Verdrag van Rome van 1980 inzake recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst;
13. merkt op dat in het geval van veiligheidsovereenkomsten onder meer de volgende criteria gelden: volledige wederzijdse erkenning van certificeringspraktijken en -procedures; de uitwisseling van veiligheidsgegevens; gezamenlijke inspecties; nauwere internationale samenwerking op regelgevingsgebied; en raadplegingen op technisch niveau teneinde kwesties op te lossen voordat het mechanisme voor geschillenbeslechting moet worden ingeschakeld;
Procedure
14. benadrukt dat het Parlement de procedure vanaf het begin moet volgen voordat het kan beslissen of het aan het eind van de onderhandelingen zijn goedkeuring verleent; meent dat het ook in het belang van de andere instellingen is dat eventuele bezwaren van het Parlement die zwaar genoeg wegen om zijn goedkeuring in de weg te staan, in een vroeg stadium worden vastgesteld en besproken;
15. herinnert eraan dat de Commissie op grond van de kaderovereenkomst van 2005 al verplicht was het Parlement in een vroeg stadium duidelijke informatie te verschaffen over de voorbereiding, het verloop en de sluiting van internationale onderhandelingen; stelt vast dat er in de herziene kaderovereenkomst van oktober 2010 met name op wordt gewezen dat het Europees Parlement vanaf het begin regelmatig, volledig en zo nodig op basis van vertrouwelijkheid over alle fasen van het onderhandelingsproces moet worden ingelicht;
16. verwacht van de Commissie dat zij, wanneer zij voornemens is onderhandelingen voor te stellen over de sluiting of wijziging van internationale luchtvaartovereenkomsten, haar bevoegde commissie daarover informeert, en voorziet van de ontwerponderhandelingsrichtsnoeren, ontwerponderhandelingsteksten, te paraferen documenten en andere belangrijke documenten en gegevens; verwacht dat de rol van het Parlement met betrekking tot eventuele aanvullende wijzigingen van internationale luchtvaartovereenkomsten uitdrukkelijk in de overeenkomst zal worden vermeld;
17. wijst erop dat de bovengenoemde gegevens overeenkomstig punt 24 van het kaderakkoord op zodanige wijze aan het Parlement moeten worden verstrekt dat het in voorkomend geval advies kan uitbrengen; verzoekt de Commissie met klem om het Parlement mee te delen op welke wijze er rekening is gehouden met zijn adviezen;
18. erkent dat het Parlement, wanneer het gevoelige informatie ontvangt over lopende onderhandelingen, de plicht heeft hier vertrouwelijk mee om te gaan;
19. merkt op dat in het Reglement van het Parlement is bepaald dat de plenaire vergadering "op basis van een verslag van zijn bevoegde commissie [...] aanbevelingen [kan] aannemen met het verzoek deze vóór de sluiting van de betreffende internationale overeenkomst op te volgen" (artikel 90, lid 4);
20. erkent dat gemengde comités in luchtvaartovereenkomsten vaak een belangrijke rol krijgen toebedeeld, met name wat de harmonisering van de regelgeving betreft; gaat ermee akkoord dat dit in veel gevallen een flexibeler en doeltreffender manier van besluitvorming is dan wanneer ernaar wordt gestreefd dergelijke punten in de overeenkomst zelf op te nemen; onderstreept echter dat het van essentieel belang is dat het Parlement volledig en tijdig wordt geïnformeerd over de werkzaamheden van de verschillende gemengde comités;
21. verzoekt de Commissie om, met het oog op een adequate informatievoorziening, het Parlement regelmatig en ten minste eens in de drie jaar een verslag voor te leggen waarin de zwakke en sterke kanten van lopende overeenkomsten worden geanalyseerd; wijst erop dat het Parlement toekomstige overeenkomsten aan de hand van dergelijke verslagen beter zou kunnen beoordelen;
22. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
- [1] Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0366.
- [2] Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0239.
- [3] Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0144.
- [4] PB C 45E van 20.3.2008, blz. 506.
- [5] PB C 301E van 13.12.2007, blz. 143.
- [6] PB C 287E van 24.11.2006, blz. 84.
- [7] Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 218, lid 10.
TOELICHTING
Inleiding
Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is bij het sluiten van internationale overeenkomsten vaker de goedkeuring van het Parlement vereist. Omdat ze een terrein bestrijken waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is, vallen nu ook luchtvaartovereenkomsten onder deze categorie[1]. Voorheen werd het Parlement slechts geraadpleegd over dergelijke overeenkomsten.
Gezien deze wijziging heeft de Commissie vervoer en toerisme besloten een initiatiefverslag op te stellen met het oog op de vaststelling van enkele algemene beginselen voor de evaluatie van luchtvaartovereenkomsten, zowel qua inhoud als de door de commissie aan te nemen procedures, om te verzekeren dat zij in de loop van de onderhandelingen volledig op de hoogte wordt gehouden en de kans krijgt haar prioriteiten kenbaar te maken ruim voordat zij voor de keus wordt gesteld wel of geen goedkeuring te verlenen.
Soorten overeenkomsten
Er bestaan grofweg drie soorten luchtvaartovereenkomsten:
· horizontale overeenkomsten waarmee bestaande bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten en een derde land in overeenstemming worden gebracht met het EU-recht;
· allesomvattende overeenkomsten met buurlanden of andere partners wereldwijd die gericht zijn op de waarborging van eerlijke concurrentie en de hervorming van de internationale burgerluchtvaart, en daarnaast de Europese regelgeving en luchtvaartsector bevorderen;
· veiligheidsovereenkomsten die bedoeld zijn om een hoog niveau van veiligheid te garanderen voor de burgerluchtvaart wereldwijd, en om de economische lasten tot een minimum te beperken door onnodige overlappende controles te schrappen.
Er bestaat een ruime consensus over het feit dat luchtvaartovereenkomsten met derde landen over het algemeen gunstig zijn. De horizontale overeenkomsten, waarmee de uitspraak van het Hof van Justitie van 5 november 2002[2] ten uitvoer wordt gelegd, zijn noodzakelijk om de rechtszekerheid te waarborgen. Zij verzekeren alle luchtvaartmaatschappijen van de Unie ook van dezelfde rechten, terwijl zij de vroegere wirwar van afzonderlijke overeenkomsten per lidstaat hebben vereenvoudigd.
Evenzo kunnen allesomvattende luchtvaartovereenkomsten met buurlanden of belangrijke partners wereldwijd aanzienlijke voordelen opleveren, door passagiers en goederenvervoerders verbeterde diensten te bieden – zowel wat verscheidenheid als de prijs betreft – terwijl luchtvaartmaatschappijen kunnen profiteren van nieuwe kansen en een gunstige concurrentiepositie. Bovendien kan een harmonisering van de regelgeving zeer gunstig uitpakken voor de bevordering van eerlijke concurrentie, vooral met betrekking tot overheidssubsidies, sociale en milieunormen.
In dit verband is het betreurenswaardig dat de Raad de Commissie nog een mandaat moet verlenen voor het openen van de onderhandelingen met belangrijke handelspartners in Azië, waaronder de Volksrepubliek China en India, ondanks het feit dat het voorstel uit 2005 dateert. De economische groei van deze regio maakt dergelijke overeenkomsten des te belangrijker. Daarom moet het Parlement een beroep doen op de Raad om te erkennen dat een overeenkomst tussen de Unie en een van deze opkomende economieën van veel grotere waarde is dan bilaterale onderhandelingen, aangezien met een dergelijke overeenkomst veel meer kan worden bereikt.
Met veiligheidsovereenkomsten wordt de overlapping van evaluaties, testen en controles tot een minimum beperkt (tenzij er sprake is van aanzienlijke verschillen in regelgeving), terwijl zij de EU en andere grote vliegtuigfabrikanten in staat stellen op elkaars certificatiesysteem te vertrouwen. Gezien de hieruit voortvloeiende kostenbesparingen en de garantie van hoge normen is dit zeer wenselijk.
Criteria
Dat dergelijke overeenkomsten over het algemeen wenselijk zijn, betekent echter niet dat iedere overeenkomst voldoet. Er moet worden bepaald, zowel door de Commissie als onderhandelaar als door het Parlement en de Raad – de instellingen die hun goedkeuring moeten hechten aan de resultaten van de onderhandeling – of de overeenkomst in kwestie voldoende ambitieus en evenwichtig is, of dat het de voorkeur verdient nog even te wachten met het oog op een betere uitkomst.
Vooral voor allesomvattende overeenkomsten zou een soort checklist overwogen kunnen worden, die gebruikt kan worden door rapporteurs die verantwoordelijk zijn voor afzonderlijke overeenkomsten, met het oog op een consistente aanpak bij de evaluatie van verschillende overeenkomsten. Zo'n checklist zou de volgende punten kunnen omvatten:
· de snelheid en de mate van opening van de markt;
· een tijdige en evenwichtige versoepeling van investeringsbeperkingen;
· de garantie dat sociale en milieunormen worden aangepast aan die van de partner met de strengste normen, in plaats van aan die met de soepelste;
· de waarborging van Europese normen inzake gegevensbescherming en de persoonlijke levenssfeer. Dit houdt in dat EU-burgers de noodzakelijke waarborgen moeten genieten bij iedere vorm van doorgifte van persoonlijke gegevens, en dat procedurele waarborgen, het recht op verdediging en wetgeving inzake gegevensbescherming moeten worden nageleefd;
· staatssteunbeperkingen die eerlijke en evenwichtige concurrentie verzekeren;
· wederzijdse erkenning van veiligheids- en beveiligingsnormen, idealiter met inbegrip van "one-stop security" oftewel eenmalige controle (dat wil zeggen dat passagiers, bagage en goederen bij een overstap worden vrijgesteld van aanvullende veiligheidsmaatregelen);
· harmonisering van het beleid inzake passagiersrechten zodat de hoogst mogelijke normen worden verzekerd.
Ook in het geval van veiligheidsovereenkomsten is het belangrijk te streven naar volledige wederzijdse erkenning, zodat naleving van de geldende regelgeving van de ene partij ook naleving van de regelgeving van de andere partij inhoudt en de certificeringspraktijken en -procedures van beide partijen een gelijkwaardige garantie op naleving bieden. Om het wederzijds vertrouwen te handhaven, zal dit waarschijnlijk gezamenlijke inspecties en onderzoeken vereisen, evenals de uitwisseling van veiligheidsinformatie (controle van vliegtuigen en gegevens in verband met ongevallen), een versterkte regelgevende samenwerking en een bespreking op technisch niveau om problemen op te lossen voor ze "geschillen" worden.
Hiermee wordt natuurlijk niet bedoeld dat in iedere overeenkomst alle punten van de lijst moeten worden afgevinkt. Het vertrouwen zal vaak moeten worden opgebouwd door elementen gefaseerd in te voeren of door over opeenvolgende fasen te onderhandelen. Het gaat om het bieden van een kader voor de evaluatie van afzonderlijke overeenkomsten.
Verloop
Het Parlement moet de procedure van het begin af aan volgen, wil het in een passende positie verkeren om een besluit te kunnen nemen over de verlening van goedkeuring wanneer de onderhandelingen zijn voltooid. Zoals blijkt uit ervaring met het programma voor het traceren van terrorismefinanciering, is het in het belang van de Commissie en de Raad dat eventuele bezwaren van het Parlement die zwaar genoeg wegen om zijn goedkeuring in de weg te staan, in een vroeg stadium worden vastgesteld en besproken. Dit houdt in dat het Parlement en zijn commissies moeten zoeken naar manieren om ervoor te zorgen dat de Commissie op de hoogte is van de criteria die zij voor de evaluatie van een overeenkomst zullen handhaven, alsook van eventuele elementen die onacceptabel zouden kunnen zijn.
De Commissie had in de kaderovereenkomst van 2005 al toegezegd om het Parlement in een vroeg stadium duidelijke informatie te verschaffen over de voorbereiding, het verloop en de sluiting van internationale onderhandelingen. Deze informatie omvat de ontwerponderhandelingsrichtsnoeren, de aangenomen onderhandelingsrichtsnoeren, het daaropvolgende verloop van de onderhandelingen en de sluiting van de onderhandelingen. Deze regelingen zijn versterkt en verduidelijkt in de herziene overeenkomst van 20 oktober 2010.
Overeenkomstig bijlage 3 van deze herziene overeenkomst moet de Commissie (met name DG MOVE) het Parlement informeren over haar voornemen onderhandelingen voor te stellen, en voorzien van de ontwerponderhandelingsrichtsnoeren, ontwerpamendementen, ontwerponderhandelingsteksten, overeengekomen artikelen, datums voor parafering en de tekst van de te paraferen overeenkomst, naast andere relevante documenten en informatie over een eventuele opschorting of wijziging van overeenkomsten.
Zoals zij in het verleden reeds gedaan heeft zou de Commissie vervoer en toerisme periodieke, mondelinge briefings achter gesloten deuren kunnen organiseren met de onderhandelaars van DG MOVE, waardoor de leden die het dichtst betrokken zijn bij de in onderhandeling zijnde onderwerpen op de hoogte zouden blijven van de laatste ontwikkelingen omtrent de onderhandelingen, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de vertrouwelijke aard van de informatie. Evenzo zouden er gepaste maatregelen moeten komen om ervoor te zorgen dat gevoelige documenten alleen beschikbaar worden gesteld aan degenen die dit materiaal nodig hebben voor hun werkzaamheden, ervan uitgaande dat de vertrouwelijke aard van het document wordt gerespecteerd.
In het Reglement van het Parlement zelf is vastgesteld dat de plenaire vergadering "op basis van een verslag van zijn bevoegde commissie [...] aanbevelingen [kan] aannemen met het verzoek deze vóór de sluiting van de betreffende internationale overeenkomst op te volgen" (artikel 90, lid 5). In artikel 81, lid 3, wordt bovendien bepaald dat "de bevoegde commissie in het belang van een positief resultaat van de procedure [kan] besluiten het Parlement een interimverslag over het betrokken ontwerp voor te leggen met een ontwerpresolutie met aanbevelingen tot wijziging of tenuitvoerlegging van dit ontwerp."
In dit stadium is nog onduidelijk tot op welke hoogte de Commissie vervoer en toerisme gebruik wenst te maken van deze formele bevoegdheden. Veel zal afhangen van de mate waarin de huidige constructieve dialoog tussen de commissie en DG MOVE kan worden behouden en verbeterd. In dergelijke omstandigheden zou het de voorkeur kunnen genieten om voorrang te geven aan meer informele kanalen voor het overbrengen van de wensen en prioriteiten van de leden. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarbij, gezien de politieke betekenis van de desbetreffende overeenkomst of de kwesties die daarin worden aangekaart, een duidelijk standpunt van de plenaire vergadering wenselijk is.
Conclusie
De nieuwe bevoegdheden van het Parlement uit hoofde van het Verdrag van Lissabon brengen ook nieuwe verantwoordelijkheden met zich mee. Het Parlement en zijn bevoegde commissie moeten goed op de hoogte blijven over de voorbereiding van de overeenkomsten waaraan zij vervolgens gevraagd worden hun goedkeuring te hechten. Dit omvat de bredere verantwoordelijkheid om nauwlettender toe te zien op het verloop van de onderhandelingen. Hoewel de exacte mechanismen voor een doeltreffende en doelmatige aanpak van deze taak van overeenkomst tot overeenkomst zullen verschillen, kunnen bovengenoemde mogelijkheden worden gezien als een keuzemenu van onderdelen waarvoor, naargelang de bijzondere omstandigheden van iedere overeenkomst, kan worden gekozen.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
15.3.2011 |
|
|
|
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
39 0 0 |
||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Georges Bach, Izaskun Bilbao Barandica, Antonio Cancian, Luis de Grandes Pascual, Saïd El Khadraoui, Ismail Ertug, Jacqueline Foster, Mathieu Grosch, Jim Higgins, Ville Itälä, Dieter-Lebrecht Koch, Georgios Koumoutsakos, Werner Kuhn, Jörg Leichtfried, Bogusław Liberadzki, Eva Lichtenberger, Gesine Meissner, Hella Ranner, Vilja Savisaar-Toomast, Olga Sehnalová, Debora Serracchiani, Brian Simpson, Dirk Sterckx, Keith Taylor, Silvia-Adriana Ţicău, Giommaria Uggias, Thomas Ulmer, Peter van Dalen, Artur Zasada, Roberts Zīle |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Philip Bradbourn, Spyros Danellis, Isabelle Durant, Tanja Fajon, Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz, Ioan Mircea Paşcu, Dominique Riquet, Alfreds Rubiks, Sabine Wils |
|||||