AANBEVELING over het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de goedkeuring, namens de Europese Unie, van de overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen
13.4.2011 - (05571/2011 – C7‑0068/2011 – 2010/0389(NLE)) - ***
Commissie visserij
Rapporteur: Carmen Fraga Estévez
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de goedkeuring, namens de Europese Unie, van de overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen
(05571/2011 – C7‑0068/2011 – 2010/0389(NLE))
(Goedkeuring)
Het Europees Parlement,
– gezien het ontwerpbesluit van de Raad (05571/2011),
– gezien de ontwerpovereenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (05571/2011),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 43, lid 2, en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C7-0068/2011),
– gelet op artikel 81 en artikel 90, lid 8, van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling van de Commissie visserij (A7-0142/2011),
1. hecht zijn goedkeuring aan de goedkeuring van de overeenkomst;
2. verzoekt de Commissie om zich, in het kader van handelsovereenkomsten, regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's), partnerschapsovereenkomsten op het gebied van de visserij en het ontwikkelingsbeleid van de Unie, actief in te zetten voor de ondertekening, ratificatie en uitvoering van de overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en aan de directeur-generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO).
TOELICHTING
Achtergrond
In 2001 ontwikkelde de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) in het kader van de uit 1995 daterende gedragscode van de FAO voor een verantwoorde visserij een internationaal plan om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (hierna IOO-visserij genoemd) te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. In het actieplan inzake IOO-visserij, dat een holistische opzet had, werden maatregelen uitgewerkt die moesten worden uitgevoerd door vlaggenstaten, kuststaten en havenstaten. Dit was de vierde keer dat in de context van een internationaal instrument overeenstemming werd bereikt over havenstaatmaatregelen als middel om visserijactiviteiten te bewaken en te controleren. De drie eerdere instrumenten waren de FAO-nalevingsovereenkomst uit 1993, de VN-overeenkomst inzake visbestanden uit 1995 en de FAO-gedragscode voor een verantwoorde visserij uit 1995.
Wereldwijd groeide in hoog tempo het besef dat het versterken en harmoniseren van havenstaatmaatregelen vruchten zou kunnen afwerpen en kosteneffectiviteit zou opleveren. Ook werd het belang ingezien van hun centrale rol bij het versterken van andere instrumenten ter bestrijding van IOO-visserij, zoals instrumenten in verband met internationale handel en de verantwoordelijkheid van vlaggenstaten. Als gevolg hiervan heeft de FAO in 2005 een modelregeling voor maatregelen van de havenstaten ter bestrijding van IOO-visserij vastgesteld. Deze modelregeling is een vrijwillig en niet-bindend instrument en bevat minimumnormen als basis voor de vaststelling door de staten van maatregelen om onder buitenlandse vlag varende vissersvaartuigen die hun havens wensen te gebruiken, te onderwerpen aan toezicht, controles en inspecties.
Bovendien hebben sommige regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) bindende havenstaatregelingen ingesteld die de leden van die organisaties moeten toepassen om toezicht uit te oefenen op de rechtmatigheid van aanlandingen, overladingen en andere activiteiten in hun havens. Sommige ROVB's hebben ook specifieke regels vastgesteld die tot doel hebben de haventoegang te ontzeggen aan vaartuigen die door de organisatie zijn opgenomen in een lijst van vaartuigen die IOO-visserij hebben bedreven of ondersteund.
In het visserijcomité van de FAO is in 2007 afgesproken dat een internationaal wettelijk bindend instrument inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, dient te worden opgesteld. In september 2007 is hierover op deskundigenniveau overlegd in Washington.
De FAO heeft vervolgens vier voor alle FAO-partijen toegankelijke technische overlegvergaderingen belegd (in juni 2008 en in januari, mei en augustus 2009) om de laatste hand te leggen aan het opstellen van een internationaal ontwerpinstrument inzake havenstaatmaatregelen.
De Europese Unie (EU) heeft vanaf het begin aan dit proces deelgenomen en heeft een actieve en constructieve gespeeld rol bij het opstellen van de overeenkomst.
Na een jaar van intensieve onderhandelingen hechtte de 36e FAO-conferentie, die van 18 tot en met 23 november 2009 werd gehouden in Rome, haar goedkeuring aan de overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (hierna "de overeenkomst" genoemd), in overeenstemming met artikel XIV van de oprichtingsakte van de FAO, om te worden voorgelegd aan de leden van de FAO.
De overeenkomst werd ondertekend op 22 november 2009 door de onderhandelaar namens de Europese Unie, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een later tijdstip.
Met dit voorstel voor een besluit van de Raad wordt beoogd de overeenkomst goed te keuren namens de EU, na goedkeuring door het Europees Parlement, overeenkomstig artikel 43 juncto artikel 218, lid 6, onder a) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
De inhoud van de overeenkomst
Deze overeenkomst heeft tot doel IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen aan de hand van de tenuitvoerlegging van doeltreffende havenstaatmaatregelen, teneinde te zorgen voor de instandhouding op lange termijn en het duurzame gebruik van levende mariene rijkdommen en mariene ecosystemen.
Alle partijen die tevens havenstaat zijn, passen de overeenkomst toe op niet tot het voeren van hun vlag gemachtigde vaartuigen die hun havens willen binnenvaren of een van hun havens zijn binnengelopen. Zij heeft niet alleen betrekking op vissersvaartuigen, maar ook op vaartuigen die worden gebruikt voor "aan de visserij verwante activiteiten", bijvoorbeeld transportvaartuigen die gebruikt worden om visserijproducten te vervoeren. In de overeenkomst wordt ook een ruime definitie van IOO-visserij gehanteerd, teneinde een breed scala aan ongereglementeerde visserijactiviteiten te omvatten.[1]
De partijen wijzen de havens aan waartoe vaartuigen toegang mogen vragen. In de overeenkomst worden procedures omschreven die vaartuigen moeten volgen wanneer ze toegang tot een haven vragen en procedures die havenstaten op hun beurt moeten volgen bij het inspecteren van vaartuigen; ook wordt ingegaan op andere verantwoordelijkheden van de havenstaten, zoals de transmissie van de inspectiebevindingen.
De partijen weigeren de haventoegang aan een daarom verzoekend vaartuig wanneer zij over voldoende bewijs beschikken dat het betreffende vaartuig is betrokken bij IOO-visserij of aan de visserij verwante activiteiten ter ondersteuning daarvan, met name als het vaartuig is opgenomen in een lijst van IOO-vaartuigen die is vastgesteld door een relevante ROVB. De partijen weigeren vaartuigen die een van hun havens zijn binnengelopen eveneens het recht die haven te gebruiken wanneer zij, onder andere, vaststellen dat de vaartuigen niet beschikken over een door hun vlaggenstaat vereiste geldige en geldende machtiging om visserij te bedrijven of aan de visserij verwante activiteiten te verrichten, of wanneer ze in het bezit komen van duidelijke bewijzen waaruit blijkt dat de aan boord gehouden vis is gevangen in strijd met de geldende voorschriften, of als ze gegronde redenen hebben om aan te nemen dat de vaartuigen op een andere wijze betrokken zijn bij IOO-visserij of aan de visserij verwante activiteiten ter ondersteuning van dergelijke visserij.
Deel 4 van de overeenkomst betreft "inspecties en follow-upmaatregelen". De partijen moeten zoveel in hun havens aanwezige vaartuigen inspecteren als vereist is om een voor de doelstelling van deze overeenkomst toereikend jaarlijks inspectieniveau te bereiken.
In de bijlagen, die een integraal deel van de overeenkomst vormen, wordt nader beschreven welke informatie vooraf moet worden verstrekt door vaartuigen die om haventoegang verzoeken, en worden richtsnoeren gegeven voor inspectieprocedures, de afhandeling van inspectiebevindingen, informatiesystemen en opleidingsvereisten.
De uitwisseling van informatie in real-time is een cruciaal aspect van de overeenkomst. De partijen moeten bereid en in staat zijn informatie uit te wisselen (met ter zake relevante landen, de FAO, andere internationale organisaties en ROVB's) over vaartuigen waarvan vermoed wordt of bevestigd is dat zij betrokken zijn bij IOO-visserij.
De partijen moeten samenwerken om in samenhang met andere ter zake relevante multilaterale en intergouvernementele initiatieven een bij voorkeur door de FAO gecoördineerd gegevensuitwisselingssysteem op te zetten, en om de uitwisseling van gegevens met bestaande, voor de overeenkomst relevante databanken mogelijk te maken.
Artikel 20 heeft betrekking op de rol van de vlaggenstaten, die moeten samenwerken met de havenstaten bij krachtens de overeenkomst uitgevoerde inspecties en andere activiteiten, waaronder handhavingsactiviteiten.
In de overeenkomst zijn enkele vrijwaringsmechanismen opgenomen die in lijn zijn met het internationale recht (bijvoorbeeld gevallen van "overmacht of noodsituaties" en bezwaarprocedures).
In artikel 21 wordt specifiek ingegaan op de speciale vereisten van ontwikkelingslanden en wordt erkend dat alle partijen, ongeacht hun geografische locatie en ontwikkelingsniveau, de personele en materiële middelen moeten hebben die noodzakelijk zijn om de overeenkomst ten uitvoer te kunnen leggen. De partijen werken samen aan de invoering van adequate financieringsmechanismen die de ontwikkelingslanden bij deze tenuitvoerlegging helpen. Zij richten een ad-hocwerkgroep op die geregeld verslag uitbrengt en aanbevelingen doet over de invoering van dergelijke mechanismen, onder meer een systeem voor bijdragen, identificatie en vrijmaking van financiële middelen, en de ontwikkeling van tenuitvoerleggingscriteria en -procedures.
De overeenkomst treedt in werking dertig dagen nadat de vijfentwintigste akte van ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding bij de depositaris wordt neergelegd.
Op 31 januari 2011 hadden 23 FAO-leden de overeenkomst ondertekend en waren twee akten van toetreding bij de depositaris neergelegd.
Conclusies
IOO-visserij blijft een van de ernstigste mondiale bedreigingen voor een duurzaam beheer van de levende aquatische hulpbronnen. De bestrijding van IOO-visserij is een wezenlijk onderdeel van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de EU dient internationale samenwerking op dit gebied te kunnen bevorderen door actief en constructief deel te nemen aan de vaststelling van een internationaal instrument inzake havenstaatmaatregelen.
De EU is lid van de FAO en van 13 ROVB's. Havenstaatregelingen die binnen ROVB's zijn aangenomen, zijn omgezet in communautair recht, dat ook voorziet in uitgebreide regelgeving[2] voor de toegang tot havendiensten, het aanlanden en overladen van visserijproducten door vaartuigen van derde landen in havens van de Unie en voor samenwerkings- en bijstandsregelingen tussen de EU en derde landen.
De rapporteur is verheugd over de inspanningen die de Commissie zich getroost om te bewerkstelligen dat ROVB's resoluties aannemen die gebaseerd zijn op de FAO-overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen. Tijdens de plenaire bijeenkomst van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC) die in maart 2010 is gehouden in Busan, Zuid-Korea, is een door de EU ingediende resolutie inzake havenstaatmaatregelen aangenomen (resolutie 2010/11). De EU heeft in andere ROVB's vergelijkbare voorstellen ingediend, met het oogmerk hun huidige havenstaatmaatregelen te versterken en op één lijn te brengen met de vereisten van de overeenkomst. In een aantal gevallen konden deze voorstellen echter helaas niet worden aangenomen vanwege de weerstand van enkele landen, zoals bepaalde Latijns-Amerikaanse landen en kleine eilandstaten in de Stille Oceaan. De rapporteur spreekt haar krachtige steun uit voor de Commissie en moedigt haar aan te blijven aandringen op de aanneming van deze voorstellen, aangezien de maatregelen waarin de overeenkomst voorziet IOO-visserij alleen dan werkelijk effectief kunnen bestrijden als ze wereldwijd worden gehandhaafd op een alomvattende, uniforme en transparante wijze, zodat voorkomen wordt dat mazen in de wetgeving eenvoudig kunnen worden uitgebuit door IOO-vissers.
De 29e bijeenkomst van het visserijcomité van de FAO, die van 31 januari tot en met 4 februari 2011 werd gehouden in Rome, concludeerde dat havenstaatmaatregelen een krachtig en kosteneffectief instrument vormden om IOO-visserij te bestrijden. Het comité verzocht de FAO een open werkgroep ad hoc of een vergelijkbare constructie in het leven te roepen. Deze zou de taakomschrijving moeten opstellen van de ad-hocwerkgroep die in artikel 21 van de overeenkomst beoogd wordt, om ontwikkelingslanden te helpen bij de tenuitvoerlegging van dit instrument. Het bestrijden van IOO-visserij vergt de gecombineerde toepassing van verschillende instrumenten en de EU is eveneens sterk betrokken bij andere recente initiatieven die de FAO in dit verband heeft ontplooid. Voorbeelden hiervan zijn de ontwikkeling van internationale richtsnoeren voor criteria aan de hand waarvan de prestaties van de vlaggenstaat worden beoordeeld en de ontwikkeling van een mondiaal register van vissersvaartuigen, vaartuigen voor gekoeld vervoer en hulpvaartuigen.
Gezien het grote belang van de Europese Unie als speler in de internationale visserij en als een van de voornaamste mondiale markten voor visserijproducten is het in het belang van de EU de overeenkomst goed te keuren en een doeltreffende rol te spelen in de tenuitvoerlegging ervan.
In het licht van het bovenstaande stelt de rapporteur voor dat het Parlement zijn goedkeuring hecht aan de sluiting van de overeenkomst, die in hoge mate bijdraagt aan de voortdurende bestrijding wereldwijd van IOO-visserij.
- [1] "Vaartuigen" worden gedefinieerd als een vaartuig, schip of ander type boot dat/die wordt gebruikt, is uitgerust of is bedoeld om te vissen of "aan de visserij verwante activiteiten" te verrichten, inclusief "elke handeling ter ondersteuning of ter voorbereiding van de visserij, met inbegrip van het aanlanden, verpakken, verwerken, overladen of vervoeren van vis die nog niet eerder in een haven is aangeland, alsmede de levering van personeel, brandstof, materieel en andere voorraden op zee".
- [2] Zie met name Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen en Verordening (EG) nr. 1010/2009 van de Commissie van 22 oktober 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1005/2008.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
12.4.2011 |
|
|
|
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
14 0 0 |
||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Josefa Andrés Barea, Alain Cadec, Marek Józef Gróbarczyk, Carl Haglund, Isabella Lövin, Gabriel Mato Adrover, Maria do Céu Patrão Neves, Britta Reimers, Struan Stevenson, Catherine Trautmann, Jarosław Leszek Wałęsa |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Jean-Paul Besset, Antolín Sánchez Presedo |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Agnès Le Brun |
|||||