VERSLAG over "Het potentieel van culturele en creatieve industrieën vrijmaken"

13.4.2011 - (2010/2156(INI))

Commissie cultuur en onderwijs
Rapporteur: Marie-Thérèse Sanchez-Schmid

Procedure : 2010/2156(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0143/2011
Ingediende teksten :
A7-0143/2011
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over "Het potentieel van culturele en creatieve industrieën vrijmaken"

(2010/2156(INI))

Het Europees Parlement,

–      gelet op artikel 167 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–      gezien het verdrag van de Organisatie van de Verenigde Naties voor onderwijs, wetenschap en cultuur (Unesco) van 20 oktober 2005 over de bescherming en bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen[1],

–      gezien Besluit 2006/515/EG van de Raad van 18 mei 2006 inzake de sluiting van het Unesco-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen[2],

–      gezien Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) [3],

–      gezien Besluit nr. 1855/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot vaststelling van het programma Cultuur (2007-2013) [4],

–      gezien Besluit nr. 1718/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende de uitvoering van een programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector (MEDIA 2007) [5],

–      gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's van 3 januari 2008 inzake creatieve online-inhoud in de interne markt (COM(2007)0836),

–      onder verwijzing naar zijn resolutie van 5 mei 2010 over "Europeana – de volgende stappen"[6],

–      onder verwijzing naar zijn resolutie van 19 februari 2009 over sociale economie[7],

–      onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 april 2008 over een Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering[8],

–      onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 april 2008 over de culturele industrieën in Europa[9],

–      onder verwijzing naar zijn resolutie van 7 juni 2007 over de sociale status van kunstenaars[10],

–      gezien de conclusies van de Raad van 12 mei 2009 over cultuur als katalysator voor creativiteit en innovatie[11],

–      gezien de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 getiteld "Europa 2020: Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" (COM(2010)2020),

–      gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 30 juni 2010 getiteld "Europa, toeristische topbestemming in de wereld – een nieuw beleidskader voor het toerisme in Europa" (COM(2010)0352),

–      gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's van 26 augustus 2010 getiteld "Een digitale agenda voor Europa" (COM(2010)0245/2),

–      gezien de mededeling van de Commissie van 19 oktober 2009 getiteld "Auteursrecht in de kenniseconomie"(COM(2009)0532),

–      gezien het groenboek van de Commissie van 27 april 2010 getiteld "Het potentieel van culturele en creatieve industrieën vrijmaken" (COM(2010)0183),

–      gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

–      gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs en de adviezen van de Commissie internationale handel, de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie juridische zaken (A7-0143/2011),

A.    overwegende dat de culturele en creatieve industrieën (CCI) worden gekenmerkt door een duaal karakter, met een economische kant, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan economische ontwikkeling in de zin van werkgelegenheid, economische groei en het scheppen van welvaart, maar tevens een culturele kant, dankzij maatregelen gericht op de sociale en culturele integratie in de maatschappij, door middel van de bevordering van culturele waarden en identiteiten en door het opbouwen van een Europees cultureel erfgoed,

B.    overwegende dat dit duale karakter deze industrieën onderscheidt van andere sectoren; het is van essentieel belang hiermee rekening te houden bij de tenuitvoerlegging van specifieke beleidsmaatregelen,

C.    overwegende dat de EU dit specifieke kenmerk erkent en bevordert op het wereldtoneel, dat ze een beleid heeft aangenomen om in het kader van de WTO haar culturele samenwerkingsverbanden te beschermen en dat zij het Unesco-verdrag heeft geratificeerd,

D.    overwegende dat de Algemene Overeenkomst inzake handel in diensten (GATS) de mogelijkheid biedt om beleidsmaatregelen ten uitvoer te leggen ter bescherming van culturele diversiteit, iets waar de EU en haar lidstaten zich systematisch voor inzetten,

E.    overwegende dat de EU, overeenkomstig artikel 167, lid 4, van het VWEU, in haar intern en extern beleid rekening moet houden met de culturele aspecten, en dat zij in dat verband, in het kader van de huidige mondialisering, in het bijzonder moet waken over de bescherming en bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen,

F.    overwegende dat het Unesco-verdrag erkent dat de CCI een belangrijke rol spelen in het produceren, verspreiden en toegankelijk maken van de grote diversiteit aan culturele goederen en diensten en internationale samenwerking aanmoedigt,

G.    overwegende dat de lidstaten wordt verzocht steun te verlenen aan cultuur en creativiteit als essentiële factoren voor de bescherming en waardering van het cultureel en landschappelijk erfgoed, dat moet worden behouden en beschermd, teneinde processen van identiteitsvorming te bevorderen en het culturele niveau van de burgers te verhogen,

H.    overwegende dat de CCI in de EU een belangrijke rol vervullen bij de bevordering van de diversiteit van taal en cultuur, het pluralisme, de sociale en territoriale cohesie alsmede bij de democratisering van de toegang tot cultuur en de bevordering van de interculturele dialoog in de hele EU,

I.     overwegende dat de culturele diversiteit van Europa, in het bijzonder zijn erfgoed dat rijk is aan regionale talen en culturen, een onvervangbare grondstof is voor de CCI,

J.     overwegende dat er in het debat over het tot stand brengen van een interne markt in de creatieve-inhoudsector met name aandacht moet worden besteed aan bijzondere culturele en taalkenmerken,

K.    overwegende dat de CCI een proeftuin zijn voor artistieke en technische innovatie en innoverende bedrijfsmodellen, en dat zij een bredere verspreiding van werken en kunstenaars op Europees en internationaal niveau mogelijk maken,

L.    overwegende de erkenning van de CCI en hun zichtbaarheid, die wordt gewaarborgd door verscheidene initiatieven van het Europees Parlement en de Raad van Europa, zoals de Europa-prijs, de LUX-prijs en de "culturele routes",

M.   overwegende de rol die de CCI spelen bij het op peil houden van specifieke, waardevolle en unieke kundigheden en vaardigheden, die het resultaat zijn van een combinatie van moderne creativiteit en ouderwets vakmanschap; overwegende dat, met name in bepaalde sectoren, zoals de mode, de uurwerkindustrie en het juweliersvak, handwerk en vakkennis van arbeiders, ambachtslieden en creatieve personen aan de basis liggen van de reputatie en het wereldwijde succes van de Europese CCI,

N.    overwegende dat kunstenaars op dit moment geen Europese juridische status hebben die rekening houdt met de specifieke kenmerken van hun werk en carrière, in het bijzonder op het gebied van mobiliteit, arbeidsomstandigheden en sociale bescherming,

O.    erkent dat de CCI, die goed zijn voor 5 miljoen banen en 2,6% van het bbp van de EU, een van de belangrijke motoren voor groei in de EU vormen, voor nieuwe banen zorgen, een sleutelpositie in wereldwijde waardeketens innemen en innovatie stimuleren, toegevoegde waarde verschaffen als factor voor sociale cohesie en een doeltreffend hulpmiddel vormen in de strijd tegen de huidige recessie;

P.    overwegende dat de CCI bijna alle andere economische sectoren beïnvloeden via innovaties, die van groot belang zijn voor het concurrentievermogen, met name op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT),

Q.    overwegende dat deze industrieën in het digitale tijdperk een van de motoren van de economie vormen, door op significante wijze bij te dragen tot innovatie en opkomst van nieuwe ICT, en de doelstellingen van de Europa 2020-strategie helpen verwezenlijken,

R.    overwegende dat de CCI welvaart en werkgelegenheid kunnen creëren op voorwaarde dat zij de middelen krijgen om de concurrentie aan te gaan met de culturele en creatieve industrieën van de landen buiten de EU in het kader van een Europese internationale mededingingsstrategie,

S.    overwegende dat sommige mensen die betrokken zijn bij de CCI zelfstandigen zijn,

T.    overwegende dat de CCI een groeimarkt zijn in de EU en een terrein zijn waarop de EU een wereldwijde marktleider kan worden,

U.    overwegende dat de ontwikkeling van de handel in culturele en creatieve goederen en diensten een belangrijke pijler is van cultuur, ontwikkeling en democratie,

V.    overwegende dat creativiteit afhankelijk is van de toegang tot bestaande creatieve kennis, werken en inhouden,

W.   overwegende dat culturele inhoud een essentiële rol speelt in de digitale economie; overwegende dat de digitale groei van Europa in de toekomst zal afhangen van een hoogwaardig en gevarieerd aanbod aan culturele inhoud,

X.    overwegende dat het digitale tijdperk voor deze sector nieuwe perspectieven opent door de ontwikkeling van nieuwe economische modellen die de consument toegang bieden tot een uitgebreid aanbod van goede kwaliteit,

Y.    overwegende dat de bedrijfstak "inhoud" zich een aanzienlijke inspanning getroost om een legaal aanbod aan culturele online-inhoud te ontwikkelen, en dat alle belanghebbenden hun krachten moeten bundelen om het bestaande legale aanbod aan online-inhoud beter bekend te maken,

Z.    overwegende dat kranten en tijdschriften bestanddelen zijn van de culturele industrieën en van een pluralistisch en divers Europese medialandschap,

AA. overwegende dat het digitale tijdperk ook uitdagingen met zich meebrengt voor de duurzaamheid van traditionele sectoren van deze industrieën, waaronder de boekenuitgeverij, de boekenverkoop en de gedrukte media,

AB. overwegende dat voor de ontplooiing van Europa's CCI een modern, toegankelijk en juridisch zeker stelsel voor de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten vereist is,

AC. overwegende dat de burger kunstzinnige en culturele vorming moet worden geboden, en dat er respect moet heersen voor het creatieve proces teneinde de creativiteit en de kennis van kunst en cultuur, het culturele erfgoed en de culturele diversiteit in de EU te ontwikkelen, en dat onderwijs zich niet mag beperken tot leren over digitale rechten maar ook dient in te gaan op digitale verplichtingen, om een beter begrip en respect voor door intellectuele-eigendomsrechten beschermde werken te stimuleren,

AD. overwegende dat de technologische vorderingen in de ICT geenszins verandering brengen in de fundamentele noodzaak om intellectuele-eigendomsrechten te beschermen,

AE.  overwegende dat het bestaande wetgevingskader dat deze rechten beschermt, beter moet worden nageleefd en dat hervormingen moeten worden doorgevoerd onder meer inzake de vereenvoudiging van vergunningsprocedures in de cultuurindustrie, teneinde ten volle gebruik te maken van de nieuwe kansen die geboden worden en tegelijk te zorgen voor een evenwichtig systeem van bescherming van rechten, waarin rekening wordt gehouden met de belangen van ontwerpers en van consumenten,

AF.  overwegende dat een modern stelsel van EU-merken essentieel is voor het beschermen van de waarde van de investeringen die Europese ondernemingen doen in ontwerp, creatie en innovatie,

AG. overwegende dat moet worden gezorgd voor strategische investeringen in de CCI, met name door toegang tot financiering die op hun kenmerken en behoeften is toegesneden, zodat zij de Europese economie ten volle van dynamiek kunnen voorzien,

AH. overwegende dat de CCI een belangrijke rol vervullen in de ontwikkeling van plaatselijke en regionale centra van creativiteit, die de aantrekkelijkheid van regio's verhogen, de oprichting en ontwikkeling van ondernemingen en het creëren van banen die verankerd zijn in de lokale en regionale economische structuur mogelijk maken, die de toeristische aantrekkelijkheid, de vestiging van nieuwe ondernemingen en de uitstraling van deze regio's stimuleren, en die de culturele en artistieke sector bevorderen evenals de bescherming, de bevordering en de waardering van het Europese culturele erfgoed dankzij tal van instanties zoals lokale en regionale overheden,

AI.   overwegende dat het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI) en het bijbehorende regionale actieplan (RIP) voor de periode 2011-2013 zijn goedgekeurd en gefinancierd,

AJ.  overwegende dat de rol van de Europese Alliantie voor creatieve industrieën (ECIA) moet worden versterkt,

De drijvende kracht van de culturele en creatieve industrieën in de Europese Unie

1.     onderstreept dat het nodig is de CCI alsmede de impact van hun activiteiten op de Europese economie te analyseren, en wel door middel van een vaststelling, definitie en beschrijving per type activiteit, teneinde de aandacht te vestigen op de verschillende specifieke eigenschappen, een beter begrip te krijgen van de doelstellingen en problemen en efficiëntere maatregelen ten uitvoer te leggen;

2.     vraagt de Commissie door te gaan met haar streven naar een betere omschrijving van de CCI ten behoeve van een diepgaande analyse van hun effect op de langetermijngroei en het internationale concurrentievermogen, en de waardering van de kenmerkende eigenschappen van deze sector te stimuleren;

3.     verzoekt de lidstaten zich sterk te maken voor de bescherming en de ondersteuning van hun eigen cultureel erfgoed, door te erkennen dat de voorwaarde voor de ontwikkeling van de CCI een duale economie is, waarin zowel publieke als private investeringen een rol spelen;

4.     is van mening dat de CCI een centrale plaats moeten krijgen op een nieuwe Europese politieke agenda die aansluit op de economische behoeften van de sector en met het oog op digitale veranderingen en dat het toekomstige Cultuurprogramma rekening moet houden met de behoeften van de culturele en creatieve sector in het digitale tijdperk door middel van een meer pragmatische en omvattende benadering;

5.     erkent de grote synergetische kracht van de CCI als bron van economische en maatschappelijke innovatie in vele andere sectoren van de economie;

6.     verzoekt de Commissie te blijven streven naar ondersteuning, bevordering en vergemakkelijking van de ontwikkeling van het kader voor cultuur en creativiteit door een beter uitgewerkt systeem voor samenwerking tussen de lidstaten en de EU-instellingen te bevorderen dat steunt op het delen van ervaringen met best practices; beveelt aan dat de Commissie, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, de lokale en regionale autoriteiten betrekt bij de follow-up van het groenboek;

7.     verzoekt de Commissie, gezien het steeds grotere belang van de CCI en het streven om deze sector, die van strategisch belang is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, te versterken, een witboek op te stellen;

Onderwijs, opleiding en bewustmaking

8.     moedigt de lidstaten en de Commissie ertoe aan om kunstzinnige en culturele vorming (met bijzondere nadruk op creativiteit) op elke leeftijd, van het basisonderwijs tot het hoger en/of beroepsonderwijs, te bevorderen en de ondernemingsvaardigheden van creatieve mensen te ontwikkelen, ook in het kader van een leven lang leren, in het bijzonder om mensen bewust te maken van creativiteit en hen te leren goed om te gaan met ICT en respect te hebben voor intellectuele eigendom;

9.     wijst op de voordelen van een onderwijsstelsel dat theoretische kennis van de geschiedenis van de beschaving en van de techniek combineert met toegepaste artistieke vorming en beheer van het cultuurgoed, in de bedrijven, de ateliers, enz. met als doel zowel de theoretische als de praktische kwalificaties te verbeteren;

10.   benadrukt het belang van opleidingsprogramma's die gericht zijn op beroepsonderwijs, de uitwerking van ideeën en het vertellen van verhalen, e-vaardigheden, vaardigheden op het vlak van technologie, ondernemerschap en marketing, met inbegrip van het gebruik van sociale netwerken, en vakmanschap;

11.   vraagt aandacht voor het feit dat nauwe samenwerking en dialoog tussen de CCI, universiteiten, onderzoekscentra en kunstscholen en -instellingen mogelijkheden bieden voor wat gezamenlijke opleidingsprogramma's en een leven lang leren betreft;

12.   verzoekt de Commissie en de lidstaten om beroepsdiploma's van creatieve en culturele opleidingen zo snel mogelijk in heel Europa te erkennen, de mobiliteit van studenten en docenten te bevorderen en meer stages aan te bieden voor kunstenaars en creatieve mensen die werken en leren combineren;

13.   verzoekt de Commissie een beroep te doen op de lidstaten om het kader voor wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties en opleidingen aan te vullen, met name wat betreft de nieuwe vaardigheden waaraan de CCI behoefte hebben;

14.   verzoekt de Commissie gezamenlijk onderzoek en partnerschapsprogramma's van de CCI en de sector onderwijs en beroepsopleiding alsook de sector een leven lang leren te bevorderen om de burgers creatieve en interculturele vaardigheden bij te brengen, de toepassing van nieuwe creatieve technieken en instrumenten in het onderwijs en de beroepsopleiding in de hand te werken, een leven lang leren te bevorderen, met name via het Europees Sociaal Fonds, aangezien er op dit gebied allerlei technologische veranderingen plaatsvinden, en omgekeerd via onderzoek en onderwijs de CCI te vernieuwen;

15.   verzoekt de lidstaten de beschikbaarheid te bevorderen van specifieke opleidingen op het gebied van management, business en ondernemerschap voor professionals uit de CCI, teneinde hun de vaardigheden op het vlak van communicatie en ondernemerschap te leren die vereist zijn in een steeds veranderende sociaaleconomische omgeving; benadrukt de positieve opleidings- en leiderschapservaring die op audiovisueel gebied is opgedaan door het programma Media en hoopt dat er ook voor het programma Cultuur soortgelijke instrumenten komen;

16.   stelt voor nieuwe proefprojecten te ontwikkelen in het kader van het programma Erasmus en Erasmus voor ondernemers, teneinde voor meer samenwerking te zorgen tussen universiteiten en bedrijven uit de creatieve en culturele sector;

17.   onderstreept de noodzaak om technieken en vakkennis over te dragen en meer aandacht te schenken aan het leerlingwezen, en daarnaast programma's voor beroepsopleiding in de culturele en creatieve sector in te voeren door beter gebruik te maken van bestaande (les‑)programma's, pluridisciplinair onderwijs te bieden en de nadruk te leggen op samenwerking en partnerschap tussen onderwijsinstellingen, studenten, vaklieden in de culturele en creatieve sector, kleine en grote bedrijven, zowel in de private als de publieke sector, ambachtslieden en financiële instellingen;

18.   erkent dat de CCI een belangrijke functie vervullen bij het stimuleren van de ontwikkeling van inhoud met een Europees karakter om aldus bij te dragen aan de culturele convergentie van de lidstaten en de toenadering tussen de volkeren van de verschillende lidstaten;

19.   onderstreept dat leren en interculturele vaardigheden burgers helpen andere culturen te begrijpen en bovendien bijdragen aan sociale integratie;

Arbeidsomstandigheden en ondernemerschap

20.   erkent de uitwerking, het concurrentievermogen en het toekomstige potentieel van de CCI als belangrijke motor voor duurzame groei in Europa die een doorslaggevende rol kan spelen in het economische herstel van de EU;

21.   verzoekt de Commissie de CCI als een krachtig deel van de Europese economie te erkennen, met name met het oog op het potentieel ervan bij te dragen aan het concurrentievermogen van andere economische sectoren;

22.   onderstreept dat grondig moet worden nagedacht over de arbeidsomstandigheden en de economische, sociale, juridische en fiscale aspecten in deze sector, met bijzondere aandacht voor ondernemerschap in de CCI en voor arbeidsomstandigheden;

23.   dringt er in dat verband op aan dat we de beloningsdiscriminatie moeten bestrijden en dat de banen beter afgestemd moeten zijn op het scholingsniveau;

24.   verzoekt de Commissie daarom de effecten van de activiteiten van de CCI voor de Europese economie te analyseren en een overzicht te publiceren van de prestaties van de verschillende onderdelen van de sector op het gebied van werkgelegenheid en het scheppen van bedrijfswelvaart;

25.   onderstreept het belang om op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau een sterk gevoel van cultureel en creatief ondernemerschap te ontwikkelen;

26.   onderstreept de noodzaak om optimale omstandigheden te creëren voor jonge mensen met een diploma alsmede in deze sector werkzame vaklieden en hun kansen om ondernemers te worden te stimuleren, en hen te scholen wat betreft de specifieke kenmerken van de culturele en creatieve sector op economisch, fiscaal, financieel en technologisch gebied, alsmede op het terrein van communicatie en marketing, intellectuele-eigendomsrechten en kennisoverdracht tussen de generaties;

27.   verzoekt de Commissie een meertalig platform in het leven te roepen waar op Europees niveau een netwerk tot stand kan worden gebracht van alle vaklieden in de culturele en creatieve sector waar zij hun ervaring en vakkennis kunnen delen, kunnen samenwerken in het kader van gezamenlijke projecten of grensoverschrijdende of transnationale proefprojecten en waar alle informatie beschikbaar wordt gesteld over de geldende wetgeving (bijvoorbeeld copyrightkwesties en sociale rechten) alsmede over de financieringsmogelijkheden;

28.   verzoekt de Commissie en de lidstaten opnieuw non-profitorganisaties en vertegenwoordigers van de sociale economie – zoals omschreven in de resolutie van het Parlement van 19 februari 2009 over de sociale economie – in de categorie CCI op te nemen, aangezien zij actief zijn in sectoren die belangrijk zijn voor de CCI, teneinde fiscale voordelen, gemakkelijke toegang tot krediet en arbeidsbescherming mogelijk te maken;

29.   verzoekt de Commissie de werking van culturele diensten, non-profitorganisaties en privé-initiatieven, die een rol spelen in de ontwikkeling van een solidaire creatieve economie, te respecteren en te erkennen; verzoekt de Commissie en de lidstaten best practices die beogen de toegang van jongeren, ongeacht hun status (student, leerling, stagiair, werkzoekende enz.), en de meest kwetsbare bevolkingsgroepen tot cultuur en creatieve inhouden te vergemakkelijken, zoals verlaagde tarieven, cultuurcheques of gratis toegang tot culturele activiteiten, aan te moedigen en een permanent karakter te geven;

Statuut van kunstenaars

30.   stelt nogmaals dat het van wezenlijk belang is een Europese beroepsstatus voor kunstenaars in het leven te roepen, zodat kunstenaars kunnen profiteren van bevredigende arbeidsvoorwaarden en van passende maatregelen op het gebied van belastingen, recht op arbeid, sociale bescherming en auteursrechten, teneinde hun mobiliteit binnen de EU te verbeteren;

31.   verzoekt de lidstaten die dit nog niet hebben gedaan de aanbeveling van de Unesco op te volgen en de beroepsstatus van kunstenaars te erkennen[12];

Kunstberoepen

32.   herinnert eraan dat kunstberoepen een van de pijlers van ons cultureel erfgoed en onze economie vormen, en dat hun voortbestaan daarom moet worden gegarandeerd door passende mechanismen voor de overdracht van kennis en vaardigheden, zoals wordt benadrukt in de resolutie van het Parlement van 10 april 2008 over de culturele industrieën in Europa;

33.   herhaalt het streven om het voortbestaan van het specifieke karakter van bepaalde beroepen en de overdracht van kennis te waarborgen, met name in de culturele, creatieve en ambachtelijke sector, en tevens te zorgen voor mechanismen voor kennisoverdracht; stelt voor om op lokaal, regionaal en territoriaal niveau de oprichting van workshops voor kennisoverdracht te stimuleren, in het bijzonder gericht op de sector van creatieve ambachten;

34.   herinnert eraan dat het economische model van de CCI, en van de luxesector die daarvoor representatief is, berust op innovatie, niet aflatende creativiteit, consumentenvertrouwen en investeringen in banen voor hoogopgeleiden die een unieke knowhow inhouden; verzoekt de Commissie de duurzaamheid van dit economische model te bevorderen in haar voorstellen die gevolgen hebben voor de CCI door een regelgevend kader te ontwikkelen dat is aangepast aan zijn specifieke kenmerken, in het bijzonder op het gebied van de naleving van de intellectuele-eigendomsrechten;

35.   onderstreept het risico van een tekort aan arbeidskrachten in bepaalde hooggekwalificeerde of zeer specifieke beroepen die bijdragen aan het bestaan van CCI in de EU en verzoekt de Commissie en de lidstaten om, gezamenlijk met de bedrijven, de benodigde maatregelen te nemen, teneinde die uitzonderlijke vaardigheden te behouden en de vorming van een nieuwe generatie ambachtslieden en specialisten in deze beroepen te bevorderen;

Betere verspreiding van werken in het digitale tijdperk

36.   moedigt de lidstaten aan de verspreiding en het verkeer van werken binnen de EU te bevorderen;

37.   erkent dat niet alleen innovatie op het gebied van de technologische productie moet worden aangemoedigd, maar tevens innovatie in de beheersprocessen en de uitwerking, distributie en verhandeling van de eigenlijke projecten;

38.   verzoekt de Commissie zich te buigen over de mogelijkheid om specifieke maatregelen en instrumenten te ontwikkelen voor de ondersteuning en ontwikkeling van de Europese CCI, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), ter verbetering van de ontwikkeling, productie, promotie en verspreiding van culturele goederen en diensten;

39.   benadrukt dat de online exploitatie van werken een echte kans kan zijn om de verspreiding en de omloop van Europese werken, in het bijzonder van audiovisuele werken, te verbeteren op voorwaarde dat het wettelijk aanbod zich kan ontwikkelen in een gezond mededingingskader, dat het illegaal ter beschikking stellen van beschermde werken efficiënt wordt bestreden en dat er nieuwe modellen worden ontwikkeld om de scheppers van de werken te belonen zodat ze financieel deel hebben aan het succes van hun werken;

40.   verzoekt de Commissie te waken over de strikte toepassing van artikel 13 van de richtlijn betreffende audiovisuele mediadiensten[13], waarin wordt bepaald dat de lidstaten erover dienen te waken dat de audiovisuele mediadiensten op verzoek de productie van Europese werken evenals de toegang tot die werken bevordert en dat zij uiterlijk in 2012 verslag uitbrengen over de tenuitvoerlegging van deze bepaling;

41.   onderstreept dat een betere verspreiding en omloop van Europese werken en repertoires alleen mogelijk zijn als er initiatieven worden genomen om het vertalen, nasynchroniseren, onder- en boventitelen en digitaliseren van Europese werken te verbeteren en te bevorderen en als er in het kader van de nieuwe generatie van het programma Media en het programma Cultuur voor de periode 2014-2020 specifieke maatregelen worden genomen;

42.   verzoekt de Commissie de groei van de CCI, met name online, te stimuleren door de desbetreffende stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat alle belanghebbenden gezamenlijk de verantwoordelijkheid dragen voor het in gelijke mate beschermen van producten en diensten in de digitale omgeving ten einde het vertrouwen van consumenten online te vergroten;

43.   verzoekt de Commissie een juridisch kader vast te stellen om een hoog niveau van vertrouwen te waarborgen in de digitale ruimte, zowel de commerciële als de non-profit, zodat de CCI enerzijds en de consumenten anderzijds de digitale distributienetwerken ten volle kunnen benutten zonder vrees voor misleidende of oneerlijke praktijken die hen ervan zouden doen afzien;

44.   dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om speciaal aandacht te schenken aan de rol van bibliotheken bij de verspreiding van cultuurgoed en als gespreksforum. meent dat bibliotheken samen met de onderwijs- en cultuursector verantwoordelijkheid en financiële middelen moeten krijgen voor de digitalisering; wijst erop dat dit proces urgent is omdat de middelen van de Europese bibliotheken om op een bevredigende manier om te schakelen naar digitale media nu al beperkt zijn;

45.   onderstreept met name dat het van belang is de Europese digitale bibliotheek uit te breiden en te ontwikkelen tot een brandpunt van het culturele erfgoed, het gezamenlijke geheugen en de creativiteit van Europa en tot een beginpunt voor activiteiten op het gebied van onderwijs, cultuur, innovatie en ondernemerschap; wijst erop dat artistieke uitwisselingen een van de pijlers van ons cultureel erfgoed en onze economie vormen, en dat hun voortbestaan daarom moet worden gegarandeerd aan de hand van passende mechanismen voor de overdracht van kennis en vaardigheden;

46.   onderstreept de noodzaak voldoende aandacht te besteden aan de uitdagingen waarvoor traditionele sectoren van de CCI, zoals de boekenuitgeverij, de boekenverkoop en de gedrukte media, zich gesteld zien;

47.   verzoekt de Commissie, gezien de steeds verdere verschuiving van de uitgeefsector richting het produceren en distribueren van digitale inhoud, initiatieven te ontplooien om digitale geletterdheid te bevorderen en te vergroten; benadrukt dat uitgevers nauw betrokken moeten worden bij initiatieven met het oog op digitale mediageletterdheid;

Naar een interne markt voor culturele en creatieve inhoud

48.   dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan een Europese digitale interne markt en mechanismen voor technische en financiële steun aan de CCI in te voeren voor de digitalisering van het culturele erfgoed, alsmede gemeenschappelijke Europese normen en standaarden;

49.   benadrukt het belang van de prompte uitvoering en het welslagen van het initiatief voor de digitale agenda opdat de CCI ten volle kunnen genieten van de mogelijkheden die verreikende hogesnelheidsbreedband en nieuwe draadloze technologieën bieden en zich hieraan met succes kunnen aanpassen;

50.   verzoekt de lidstaten en de Commissie de nodige maatregelen te treffen om een Europese interne onlinemarkt voor culturele en creatieve inhoud tot stand te brengen die de Europese burger toegang biedt tot deze inhoud en bescherming en correcte honorering van de rechthebbenden waarborgt, en voorziet in consolidering van alle financieringsmogelijkheden voor creatieve activiteiten;

51.   verzoekt de Commissie nieuwe vernieuwende economische modellen te ondersteunen in de culturele en creatieve sector, die aansluiten bij de effecten van de globalisering en de uitdagingen van het digitale tijdperk, met name wat de bedrijfstak "inhoud" betreft;

52.   wijst op het belang van interoperabiliteit en normen voor het creëren van gelijke toegangsvoorwaarden tot nieuwe platforms en apparatuur; verzoekt de Commissie interoperabiliteit tussen platforms te bevorderen, normen te ontwikkelen om een markt te verwezenlijken die innovatie in de hand werkt en geen systemen te gebruiken die de toegang tot een gediversifieerde inhoud zouden kunnen beperken;

53.   vraagt de Commissie het gebruik, de verspreiding en de ontwikkeling te bevorderen van open-sourcesoftware en open standaards, die mogelijkheden voor innovatie, creativiteit, kennisverspreiding en het scheppen van banen inhouden;

54.   merkt op dat de versnippering van de markt in de culturele en creatieve sectoren gedeeltelijk het gevolg is van de culturele diversiteit en taalvoorkeuren van de consumenten;

55.   herinnert eraan dat het belangrijk is om na te gaan hoe de regelgeving, met name op het gebied van mededinging, kan worden toegesneden op de specifieke kenmerken van de culturele sector, zodat de culturele diversiteit en de toegang van de consument tot inhoud gewaarborgd worden;

56.   wijst erop dat de elektronische handel en het internet een razendsnelle ontwikkeling doormaken waarbij "technologiegeneraties" elkaar in steeds sneller tempo opvolgen; is daarom van mening dat geprobeerd moet worden de EU-regelgeving te doen aansluiten op de actuele maatschappelijke en handelsuitdagingen, en te voorkomen dat ze vanwege haar chronische ontwikkelingsachterstand zinloos is, waarmee ze een belemmering zou worden voor de volledige benutting van het potentieel van de CCI van de EU-lidstaten;

57.   benadrukt dat we ons moeten afvragen wat de optimale voorwaarden zijn voor de ontwikkeling van deze interne markt, met name waar het gaat om fiscale aspecten, bijvoorbeeld met betrekking tot de bronbelasting op de inkomsten uit auteursrechten en de invoering van een lager btw-tarief voor op een fysieke drager of online verspreide culturele goederen en diensten, teneinde de ontwikkeling hiervan te bevorderen;

58.   benadrukt dat btw-regels en het gebrek aan toegankelijke betalingsmethodes voor onlineverkoop ook een obstakel vormen voor de goede werking van de interne markt en dringend moeten worden aangepakt;

59.   verzoekt de Commissie derhalve zo snel mogelijk concrete wetgevingsvoorstellen te doen inzake de manier om deze problemen aan te pakken teneinde de bestaande obstakels voor de ontwikkeling van de interne markt, met name in de onlineomgeving, op te heffen, met respect voor de vraag van de consument en de culturele diversiteit;

60.   verzoekt de Commissie, onder verwijzing naar het vlaggenschipinitiatief "Digitale Agenda", te overwegen of de aanpassing van de digitale uitgeverij aan de uitdagingen op het vlak van concurrentie te steunen, door voorwaarden te scheppen die de interoperabiliteit van systemen, de overdraagbaarheid van het ene apparaat op het andere en eerlijke concurrentie bevorderen;

Intellectuele-eigendomsrechten

61.   benadrukt dat intellectuele-eigendomsrechten een fundamentele troef zijn voor creatieve bedrijven en een stimulans voor individuele creativiteit en voor het investeren in creëren; dringt bijgevolg aan op regelingen die de CCI helpen om zich aan te passen aan de digitale evolutie, via nieuwe onlinediensten op basis van nieuwe vormen van rechtenbeheer die de auteursrechten bevorderen; dringt voorts aan op een evenwichtig regelgevingskader dat de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten regelt;

62.   wijst op de noodzaak van een efficiënte handhaving van intellectuele-eigendomsrechten zowel in de offline- als in de onlineomgeving, en benadrukt in dit verband dat alle maatregelen zorgvuldig geëvalueerd moeten worden om te verzekeren dat ze doeltreffend zijn, evenredig en in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

63.   verzoekt de Commissie het auteursrecht aan het digitale tijdperk aan te passen om de CCI in staat te stellen de voordelen te genieten die ontstaan door de convergentie van digitale technologie en media en na te denken over specifieke manieren om het gebruik van creatieve inhoud en gearchiveerd materiaal mogelijk te maken en uitgebreide collectieve licentiëringssystemen en gemakkelijke "één loket"-systemen op te zetten voor het vereffenen van rechten;

64.   benadrukt in dat verband dat de auteursrechtenmaatschappijen een essentiële rol spelen in de ontwikkeling van de Europese creativiteit en de digitale economie; verzoekt de Commissie in het kader van het in ontwikkeling zijnde voorstel voor een richtlijn inzake collectief rechtenbeheer een juridisch kader in te stellen dat gunstig is voor de activiteiten van de auteursrechtenmaatschappijen en voor het opnieuw bundelen van registers van auteursrechten;

65.   verzoekt de Commissie de levensvatbaarheid mogelijk te maken van een pan-Europees licentiesysteem dat voortbouwt op de bestaande grensoverschrijdende individuele en collectieve licentiemodellen voor rechten en dat de introductie mogelijk maakt van diensten met een brede keuze aan inhoud, waardoor de legale toegang tot online culturele inhoud toeneemt;

66.   verzoekt de Commissie en de lidstaten steun te verlenen aan de uitwisseling van best practices inzake efficiënte methodes om het publiek bewust te maken van de gevolgen van schendingen van intellectuele-eigendomsrechten;

67.   dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om in samenwerking met de stakeholders een campagne te organiseren om op Europees, nationaal en lokaal niveau met name jonge Europese consumenten beter bewust te maken van de noodzaak intellectuele-eigendomsrechten te respecteren;

68.   verzoekt de Commissie en de lidstaten om de strijd aan te binden tegen de oneerlijke handelspraktijken en tegen schendingen van de intellectuele-eigendomsrechten waarvan de CCI het slachtoffer zijn, zowel in de reële als in de digitale economie;

69.   benadrukt de noodzaak om eindelijk iets te doen aan het tekort aan boeken voor visueel gehandicapten en slechtzienden; herinnert de Commissie en de lidstaten aan hun verplichtingen in het kader van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap om alle nodige maatregelen te nemen om te verzekeren dat mensen met een handicap toegang hebben tot cultuuruitingen in een toegankelijk formaat, en om te waarborgen dat wetgeving ter bescherming van intellectuele-eigendomsrechten geen onredelijke of discriminatoire belemmering vormt voor de toegang van mensen met een handicap tot cultuuruitingen;

70.   verzoekt de Commissie binnen de Wereldorganisatie voor intellectuele eigendom (WIPO) actief en positief te ijveren voor een bindende rechtsnorm gebaseerd op het voorstel voor een verdrag dat is opgesteld door de Wereld Blinden Unie en in 2009 bij de WIPO is ingediend;

71.   benadrukt dat de kwestie van "verweesde" werken moet worden opgelost; is verheugd over het aangekondigde voornemen van de Commissie om voorstellen op dit gebied in te dienen; merkt op dat het probleem van de verweesde werken en het "zwarte gat van de 20e eeuw" niet beperkt blijft tot gedrukte werken zoals boeken en tijdschriften, maar betrekking heeft op alle soorten werken, onder meer foto's, muziek en audiovisuele werken;

72.   vraagt de Commissie dat zij stimulansen geeft voor de financiële ondersteuning van initiatieven uit de privésector om algemeen toegankelijke rechten en repertoiregegevensbanken inzake muzikaal, audiovisueel en ander repertoire te creëren; dergelijke gegevensbanken zouden de transparantie vergroten en de procedures voor rechtenvereffening stroomlijnen;

73.   verzoekt de Commissie de instelling van billijke, onpartijdige en doelmatige alternatieve geschillenbeslechting voor alle betrokkenen aan te moedigen;

74.   is van mening dat de Commissie rekening moet houden met de specifieke problemen van kmo's wanneer het gaat over de handhaving van hun intellectuele-eigendomsrechten overeenkomstig het beginsel "Eerst aan de kleintjes denken", dat is vastgelegd in de Small Business Act, onder meer door voor kmo's het non-discriminatiebeginsel toe te passen;

75.   is ingenomen met de herziening van het stelsel van EU-merken door de Commissie en spoort haar aan de nodige stappen te ondernemen zodat handelsmerken in de online- en de offlineomgeving hetzelfde niveau van bescherming kunnen genieten;

Financiering van de culturele en creatieve industrieën

76.   herinnert eraan dat alle beleidsmaatregelen en andere stappen ter ondersteuning en financiering van de CCI rekening moeten houden met de specifieke kenmerken van elke tak in deze sector;

77.   verzoekt de Commissie de CCI de volle kmo-status toe te kennen en hen informatie te verschaffen over alle mogelijkheden voor toegang tot kredieten, hulp bij het opstarten van een bedrijf, vormen van arbeidsrechtelijke bescherming die passen bij de verschillende kenmerken van elke sector, met bijzondere verwijzing naar kleine kapitalisatie, de waardering van een merk als "asset", de risicovolle beginfase, de enorme impact van IT, tijdelijke werkloosheid en de noodzaak van gecentraliseerde diensten;

78.   verzoekt alle betrokkenen te overwegen om op zowel Europees als nationaal vlak nieuwe en innoverende financiële instrumenten, zoals bankgarantiesystemen, terug te betalen voorschotten, risicokapitaalfondsen en stimulansen voor het opzetten van lokale partnerschappen, in te voeren die rekening houden met de specifieke behoeften van deze sector en met name met het feit dat het kapitaal van beroepsbeoefenaren in de creatieve sector vaak alleen in immateriële waarden vervat is;

79.   pleit voor het inzetten van bestaande Europese fondsen en programma's (bijvoorbeeld de microfinancieringsfaciliteit) voor de verdere ontwikkeling van kleine en micro-ondernemingen in de culturele en de creatieve sector, teneinde de steun aan de sector te optimaliseren door de toegang tot informatie over financieringsmogelijkheden te vergemakkelijken, consultancydiensten te verlenen en door de aanvraagprocedure te vereenvoudigen;

80.   stelt voor kortlopende microfinanciering in te voeren voor experimenten met en ontwikkeling van innoverende culturele en creatieve projecten;

81.   adviseert de Commissie de relevantie van de structuurfondsen en bestaande en toekomstige programma's op het gebied van cultuur, audiovisuele media, jeugd en onderwijs op het aspect van hun potentieel voor het bevorderen van de creatieve sectoren te beoordelen en daaruit conclusies voor een verbeterd stimuleringsbeleid af te leiden en deze ten uitvoer te leggen;

82.   erkent voorts de doeltreffendheid van EU-programma's zoals het programma voor innovatie en concurrentievermogen voor het creëren van kansen voor kmo's om toegang te krijgen tot financiering, en stelt voor dat de Commissie onderzoekt wat de mogelijkheden zijn om gelijkaardige specifieke programma's voor de CCI te ontwerpen;

83.   verzoekt de Commissie te overwegen om een specifiek financieringsinstrument in te stellen in het kader van het vlaggenschipinitiatief "Digitale Agenda", ter ondersteuning van Europese bioscopen bij hun overgang naar digitale cinema, om ervoor te zorgen dat alle EU-burgers toegang hebben tot films die verschillende Europese identiteiten laten zien en om de hele Europese cinematografische sector meer concurrentiekracht te geven;

84.   wijst op de betekenis van het mecenaat en publiek-private samenwerking bij de financiering en ondersteuning van culturele en creatieve activiteiten, en dringt aan op betere toegang tot kredieten voor deze sector en bestudering van alternatieve methoden om het mecenaat door bedrijven aan te moedigen, zoals belastingaftrek of andere fiscale stimuleringsmaatregelen;

85.   onderstreept dat het van belang is professionals uit de bankwereld op te leiden die in staat zijn advies te geven over de financiering van culturele en creatieve projecten, teneinde de toegang tot kredieten van financiële instellingen te verbeteren;

86.   herhaalt dat het belangrijk is om consultatie- en adviesdiensten te ontwikkelen op het gebied van financiering en bedrijfseconomie zodat de vaklieden in de culturele en creatieve sector, en in het bijzonder (zeer) kleine en middelgrote ondernemingen, de instrumenten beheersen die noodzakelijk zijn om een bedrijf goed te besturen teneinde de schepping, de productie, de bevordering en de distributie van culturele goederen en diensten te verbeteren;

87.   benadrukt dat het van het grootste belang is om vaklieden op te leiden die in staat zijn om de economische en financiële haalbaarheid van de culturele en creatieve projecten te waarborgen teneinde de toegang tot financiering door financiële instellingen en banken, die doorgaans weinig vertrouwd zijn met de kenmerken van deze sector, te verbeteren;

88.   verzoekt de Commissie om kmo's die in de CCI werkzaam zijn, in het kader van de digitale agenda bij te staan in hun zoektocht naar concurrentiële en gebruiksvriendelijke innovatieve online bedrijfsmodellen die gebaseerd zijn op cofinanciering en risicospreiding tussen de CCI en tussenpersonen;

89.   roept de Commissie en de lidstaten er daarom toe op om ervoor te zorgen dat openbare aanbestedingsprocedures geen onnodige kosten en bureaucratische rompslomp veroorzaken voor kmo's;

90.   verzoekt de Commissie, met het oog op de inwerkingtreding van het 8e kaderprogramma voor onderzoek in december 2011, een financieringsfaciliteit in het leven te roepen voor de tenuitvoerlegging van projecten en ondernemingsactiviteiten van jongeren onder de 35 in de CCI;

91.   verzoekt om in het programma ENPI, RIP 2011-2013 een prioritaire financieringsfaciliteit in te stellen voor CCI, met bijzondere verwijzing naar de audiovisuele industrie en de productie en distributie van audiovisuele werken in de Euromediterrane regio;

92.   stelt voor gebruik te maken van het ECIA-kader om een platform te creëren dat toegang biedt tot informatie en advies over investeringsbereidheid, langetermijnbedrijfsstrategieën, toegang tot leningen, garantiefondsen en grensoverschrijdende particuliere investeringen, en vraagt dat de mogelijkheid van de oprichting van een bank voor de creatieve industrieën wordt onderzocht;

93.   moedigt de lidstaten evenals de lokale en regionale besturen aan om voorwaarden te creëren die ontmoetingen tussen de CCI en eventuele financiers bevorderen en nodigt hen uit om financiële organisaties bewust te maken van de specifieke kenmerken van de culturele en creatieve sector teneinde hen aan te sporen daarin te investeren, vooral in de (zeer) kleine en middelgrote ondernemingen, op basis van culturele projecten met een groot economisch potentieel;

94.   moedigt lokale, territoriale en regionale instellingen aan financiële instellingen bewust te maken van de specifieke kenmerken van CCI, teneinde ze te stimuleren in deze industrieën te investeren, met name in kmo's;

Lokale en regionale samenwerking

95.   onderstreept dat de CCI vaak de omschakeling van krimpende lokale economieën in de hand werken, nieuwe economische activiteiten tot stand helpen komen, nieuwe en duurzame banen helpen scheppen en de Europese regio's en steden weer aantrekkelijk helpen maken, met het oog op sociale en territoriale cohesie;

96.   wijst erop dat cultuur een belangrijke rol moet spelen voor wat betreft de duurzame ontwikkeling van grensoverschrijdende gebieden, en is van mening dat infrastructuur en faciliteiten voor de CCI kunnen bijdragen tot de totstandbrenging van territoriale cohesie; is van mening dat bevordering van cultuur en creativiteit onlosmakelijk deel uitmaakt van territoriale samenwerking die moet worden geïntensiveerd;

97.   roept alle betrokken instanties op lokaal niveau ertoe op gebruik te maken van de territoriale samenwerkingsprogramma's om de overdracht en het gebruik van best practices voor de ontwikkeling van de CCI te bevorderen;

98.   adviseert zowel het wetenschappelijk onderzoek naar de onderlinge afhankelijkheden tussen cultureel aanbod en de vestiging van ondernemingen uit de CCI te intensiveren en de betekenis van cultuur als locatiefactor in de hele EU te onderzoeken, als het wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van de vestiging van ondernemingen uit de CCI op locaties te ondersteunen;

99.   verzoekt de Commissie en de lidstaten de kennis die beschikbaar is over aanpak, behoeften en positieve ervaringen op het gebied van grensoverschrijdende en territoriale culturele en creatieve samenwerking in kaart te brengen en specifieke specialistische kennis te verzamelen omtrent cultuur, creativiteit en grensoverschrijdende gebieden (met name op matig verkende gebieden zoals het verband tussen cultuur, creativiteit en economie) en grensoverschrijdende strategieën te formuleren voor de omgang met cultureel erfgoed en bestanden;

100. verzoekt de plaatselijke en regionale autoriteiten te voorzien in ontmoetingsplaatsen waar vaklieden in deze sector – door uitwisseling van vakkennis, door te experimenteren, door hun vaardigheden te verbeteren en door scholing op het gebied van innoverende technologie, zoals de digitale technologie – en het publiek de CCI beter leren kennen dankzij opleidingen, debatten en andere kunstzinnige en culturele evenementen, en om centra voor creativiteit en starterscentra voor bedrijven te ontwikkelen teneinde jonge vaklieden en creatieve ondernemingen de mogelijkheid te bieden te netwerken, innovatie te bevorderen en de zichtbaarheid van de sector te verbeteren;

101. nodigt de lokale, regionale en territoriale besturen uit om netwerken te vormen teneinde goede praktijken uit te wisselen en grensoverschrijdende en transnationale projecten op touw te zetten;

102. onderstreept dat de lokale en regionale autoriteiten in belangrijke mate kunnen bijdragen aan een grotere verspreiding en een groter verkeer van Europese cultuurgoederen via de organisatie, ondersteuning en promotie van evenementen met relevante inhoud;

103. wijst erop dat de infrastructuur en faciliteiten voor cultuur en creatie een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van steden doordat zij zorgen voor een aantrekkelijk investeringsklimaat en, in het bijzonder, voor de rehabilitatie en de wederopleving van oude industriewijken, en dat cultureel erfgoed tegelijkertijd ook van belang is voor de ontwikkeling en de vernieuwing van plattelandsgebieden, vooral dankzij de bijdrage die het levert aan het plattelandstoerisme en de voorkoming van landvlucht;

104. beschouwt het eveneens als een zeer significante factor in het kader van de strategieën voor de rehabilitatie van oude industriewijken, alsook voor het beleid inzake het definiëren van de nieuwe toeristische sectoren die zich aan het ontwikkelen zijn en het herdefiniëren van het traditionele toerisme;

105. meent derhalve dat de oprichting van CCI en de verdere ontwikkeling van de bestaande CCI moeten worden ondersteund met regionale en lokale ontwikkelingsstrategieën, in het kader van een partnerschap tussen overheidsinstanties die verschillende beleidsgebieden vertegenwoordigen, de kmo's en de betrokken vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld;

106. moedigt de lidstaten en regio's er daarom toe aan mogelijkheden te scheppen voor een dergelijke samenwerking, een beleid uit te stippelen dat investeringen in infrastructuur combineert met investeringen in menselijk kapitaal, en de mogelijkheden van innovatievoucherprogramma's te onderzoeken om kmo's in de CCI alsook individuele personen te helpen bij het verwerven van beroepsvaardigheden;

107. meent dat de Commissie meer aandacht zou kunnen besteden aan jumelages tussen steden, gemeenten en regio's, die sinds geruime tijd een uitstekend forum vormen voor culturele samenwerking en informatie-uitwisseling; verzoekt de Commissie in samenwerking met Europese verenigingen van plaatselijke en regionale overheden moderne, hoogwaardige jumelage-initiatieven en uitwisselingen te bevorderen waarbij alle sectoren van de samenleving betrokken zijn;

108. stelt voor om als onderdeel van het Europees jaar van het vrijwilligerswerk een actieprogramma op te zetten dat is gewijd aan grensoverschrijdende cultuurbevordering en culturele samenwerking;

Culturele Hoofdstad van Europa

109. wijst op de brede erkenning van het initiatief Europese Cultuurhoofdstad als "proeftuin" voor stedelijke ontwikkeling door middel van cultuur; verzoekt de Commissie dit initiatief te bevorderen en te zorgen voor de juiste omstandigheden voor de overdracht van best practices, culturele samenwerking en het opzetten van netwerken voor de uitwisseling van ervaringen over de kansen van de CCI, om ten volle gebruik te maken van de mogelijkheden van deze sectoren;

110. verzoekt om toevoeging van een debat over het potentieel van de CCI aan de plechtigheden rond de Culturele Hoofdsteden van Europa;

Mode en toerisme

111. acht het noodzakelijk dat de in het groenboek opgenomen lijst van sectoren die deel uitmaken van de CCI wordt uitgebreid met de mode en het cultureel en duurzaam toerisme; wijst erop dat deze twee sectoren zich onderscheiden door hun krachtige creatieve component en hun ondernemingsgeest, die zeer belangrijk zijn voor de economie en het internationale concurrentievermogen van de EU;

112. wijst erop dat het toerisme van groot belang is voor de CCI en adviseert de Commissie erop aan te sturen dat steden en regio's cultuur sterker inzetten als onderscheidend kenmerk voor hun toerismemarketing, versterkt met elkaar samenwerken op cultuurtoeristisch gebied, samenwerking tussen de cultuurbranche en de toerismebranche stimuleren en deze bij gezamenlijke marketingplannen ondersteunen;

Internationale betrekkingen en handel

113. onderstreept het belang van het bovengenoemde Unesco-verdrag als essentieel instrument voor het handhaven, in het kader van de WTO, van de "culturele uitzondering" bij de internationale handel in culturele en creatieve goederen en diensten;

114. stelt vast dat wat betreft de bevordering van handelsbetrekkingen en culturele diversiteit de toegang tot de markt van derde landen versperd wordt door tal van tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen die verband houden met de kwetsbaarheid van de distributie- en exploitatienetwerken en een echte aanwezigheid van de Europese cultuur bemoeilijken;

115. beklemtoont het grote potentieel van de CCI in de internationale handel en gaat er vanuit dat dit potentieel, omdat het niet gemakkelijk is hierover gegevens te verzamelen, in feite groter is dan we op dit moment weten;

116. verzoekt de Commissie om in het licht van de toename van de bilaterale handelsovereenkomsten aan het Parlement een duidelijke en omvattende strategie voor te leggen over de culturele samenwerkingsprotocollen bij deze overeenkomsten teneinde het Europese samenwerkingsaanbod aan te passen aan de behoeften en kenmerken van de CCI van de partnerlanden, waarbij zij de WTO-verbintenissen en de geest en de letter van het Unesco-verdrag naleeft;

117. verzoekt de lidstaten en de Commissie de uitvoer van culturele en creatieve producten en diensten te verhogen en zich in te spannen om het potentieel van de Europese CCI buiten de EU meer bekendheid te geven;

o

o         o

118.    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

  • [1]  http://unesdoc.unesco.org/images/0014/001429/142919f.pdf.
  • [2]  PB L 201 van 25.7.2006, blz. 15.
  • [3]  PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1.
  • [4]  PB L 372 van 27.12.2006, blz. 1.
  • [5]  PB L 327 van 24.11.2006, blz. 12.
  • [6]  PB C 81 E van 15.3.2011, blz. 16.
  • [7]  PB C 76 E van 25.3.2010, blz. 16.
  • [8]  PB C 247 E van 15.10.2009, blz. 32.
  • [9]  PB C 247 E van 15.10.2009, blz. 25.
  • [10]  PB C 125 E van 22.5.2008, blz. 223.
  • [11]  http://register.consilium.europa.eu/pdf/nl/09/st08/st08749-re01.nl09.pdf.
  • [12]  http://unesdoc.unesco.org/images/0014/001429/142919f.pdf.
  • [13]  PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1.

TOELICHTING

Het Groenboek van de Europese Commissie geeft op een adequaat moment de aanzet tot een debat over het "vrijmaken van het potentieel van de culturele en creatieve industrieën" en betekent een officiële erkenning van de economische en sociale betekenis van deze sector. Sinds de jaren '90 heeft de culturele en creatieve sector in de Europese Unie een exponentiële ontwikkeling doorgemaakt in de zin van banengroei en bijdrage tot het BNP.

De toenemende globalisering en de komst van het digitale tijdperk bieden nieuwe, belangrijke mogelijkheden voor de ontwikkeling van deze sector en kunnen het hier aanwezige en nog grotendeels ongebruikte potentieel op het gebied van groei en werkgelegenheid nog doen toenemen. Er zijn nu strategische investeringen nodig om ervoor te zorgen dat de culturele en creatieve sector voor meer dynamiek zorgt op het gebied van culturele diversiteit, sociale en territoriale samenhang, alsmede groei en werkgelegenheid. Er zijn dan ook adequate middelen nodig, en de culturele en creatieve sector moet steun krijgen om zich in zijn plaatselijke en regionale omgeving te kunnen ontwikkelen tot een creatieve economie door de spin-off ervan op te nemen in een breed scala van economische en sociale achtergronden. Hoe groter het aanbod aan digitale audiovisuele inhoud in Europa namelijk wordt, hoe meer invloed een typisch Europese inhoud op de culturele diversiteit zal uitoefenen. De creatieve sector draagt bovendien op significante wijze bij aan de ontwikkeling van informatie- en communicatietechnologie, en speelt een belangrijke rol op plaatselijk, regionaal en nationaal niveau.

Tegen deze achtergrond is er behoefte aan een Europese dynamiek die de culturele en creatieve sector stimuleert. Deze sector moet innoverende economische modellen zien te ontwikkelen en toegang tot een nieuw, legaal aanbod aan online-diensten krijgen. Er moet een echte interne markt voor inhoud en online-diensten komen, er zijn specifieke maatregelen nodig om de rol van de culturele en creatieve sector als katalysator van innovatie en structurele verandering te verbreden, alle actoren op regionaal, nationaal en Europees niveau moeten bijeen worden gebracht en er moeten nieuwe producten en diensten worden ontwikkeld die groei en werkgelegenheid genereren.

De culturele sector speelt in Europa een sleutelrol en trekt zowel burgers als bedrijven en investeringen aan. Dit maakt Europa tot een dynamisch, stimulerend werelddeel waar het goed leven en werken is. Het staat buiten kijf dat een levendige en groeiende culturele sector van essentieel belang is voor het succes van Europa als creatieve, op kennis gebaseerde economie. De culturele sector trekt ook gekwalificeerde, creatieve mensen aan. Verder is wel duidelijk dat de culturele en creatieve sector een belangrijke motor vormt voor economische en sociale innovatie in talrijke andere sectoren.

Terwijl enkele van onze internationale partners reeds uit de veelzijdige bronnen van de culturele en creatieve sector putten, moet de Europese Unie nog steeds een strategische aanpak ontwikkelen om van haar culturele troeven een basis te maken voor een machtige, creatieve economie en een hechte samenleving.

Dit betekent dat het Groenboek een stap verder moet gaan. Om zowel het culturele als economische potentieel van de culturele en creatieve sector te ontsluiten, moet deze sector een grotere capaciteit voor experimenten en innovatie krijgen, alsmede toegang tot de juiste mix van vaardigheden en tot financiering. Dankzij de creatieve economie vormen in de culturele sector werkzame mensen de motor van de kennismaatschappij en worden zij tot bron van economische ontwikkeling en maatschappelijke harmonie. Nu onze economie steeds meer berust op immateriële diensten, geeft de culturele en creatieve sector een bredere dimensie aan de creatieve toegevoegde waarde. De motor van duurzame ontwikkeling is met name gebaseerd op lange-termijninvesteringen in het creatieve potentieel van Europa.

De totstandbrenging van een echte interne markt is een prioriteit als het gaat om het scheppen van banen en verbetering van de sociale samenhang alsmede streven naar duurzame economische groei die tot doel heeft de Europese Unie tot een economie te maken die gebaseerd is op de meest concurrerende en dynamische kennis ter wereld, tezamen met een kwalitatieve en kwantitatieve banengroei. Het bijzondere karakter van de culturele sector als geheel moet dan ook worden erkend, en in aanmerking worden genomen in de Europese regelgeving op het gebied van internationale handel, interne markt, concurrentie en belastingen.

Kenmerkend voor de culturele en creatieve sector is de duale aard ervan (waarmee de sector zich van alle andere sectoren onderscheidt), namelijk de economische kant, in de zin van werkgelegenheid, groei en het creëren van welvaart, maar ook en vooral de culturele kant, in de vorm van activiteiten die bijdragen tot de ontplooiing en de sociale en culturele integratie van de burgers. Door creativiteit te stimuleren en innovatie te bevorderen om het distributie- en productieproces te verbeteren vervult de culturele en creatieve sector in de Europese Unie een belangrijke rol bij de bevordering van de diversiteit van taal en cultuur, het pluralisme, de sociale en territoriale cohesie en de democratisering van de toegang tot cultuur en de bevordering van de interculturele dialoog. In dit opzicht is een correcte beloning van creativiteit door middel van intellectuele-eigendomsrechten een conditio sine qua non voor het behoud van de culturele diversiteit in Europa.

Daarnaast moeten mobiliteit en aantrekkelijkheid worden verbeterd. Grotere mobiliteit van kunstenaars, cultuurbeoefenaars en oeuvres is immers een middel om de culturele en creatieve sector in Europa te helpen om met name van het plaatselijke naar het nationale niveau over te stappen. Hiertoe moet worden voorzien in evenwichtige partnerschappen met Europese beroepsbeoefenaars op basis van regelmatige raadplegingsmechanismen, ten einde deze zich zo snel ontwikkelende sector in het oog te houden, de mobiliteit te verbeteren en toezicht op de op alle niveaus ontwikkelde instrumenten te waarborgen.

De Europese Unie dient maatregelen in te voeren om de creatieve sector te ondersteunen. Het is uitermate wenselijk dat dit Groenboek op de korte en middellange termijn wordt omgezet in concrete stappen op Europees niveau, bijvoorbeeld wat betreft aangepaste belastingen op culturele goederen en online-diensten en de mogelijkheid om gebruik te maken van door de BEI en het EIF geboden financieringsfaciliteiten. Om de culturele en creatieve sector in staat te stellen zijn stimulerende rol ten volle te vervullen dient namelijk te worden voorzien in financieringsfaciliteiten in combinatie met werkelijke kennis van de specifieke kenmerken van de culturele sector, en in aangepaste belastingwetgeving.

Kortom, er zijn kunstzinnige en culturele vorming van goede kwaliteit, territorialisering, plaatselijke partnerschappen, scheppen en creativiteit, delen van deskundigheid, financiering, publiek-private partnerschappen en uitwisseling van goede praktijken nodig om het potentieel van de culturele en creatieve sector vrij te maken. Er moet concurrentie in de culturele en creatieve sector ontstaan, terwijl niet mag worden vergeten dat elke bedrijfstak hier zijn eigen kenmerken heeft en dat hiervoor uiteenlopende vormen van ondersteuning nodig zijn.

ADVIES van de Commissie internationale handel (26.1.2011)

aan de Commissie cultuur en onderwijs

inzake de ontsluiting van het potentieel van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken
(2010/2156(INI))

Rapporteur voor advies: William (The Earl of) Dartmouth

SUGGESTIES

De Commissie internationale handel verzoekt de ten principale bevoegde Commissie cultuur en onderwijs onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  onderstreept dat de ontwikkeling van de handel in goederen en diensten van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken een belangrijke pijler voor cultuur, ontwikkeling en democratie, en tegelijkertijd een motor voor economische groei en het scheppen van banen in Europa en de gehele wereld is; constateert dat de wereldhandel in goederen en diensten van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken in de afgelopen tien jaar bijna verdubbeld is;

2.  beklemtoont dat in het kader van de EU 2020-strategie zowel creativiteit, innovatie, groei en duurzame werkgelegenheid in de sector van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken, alsook de samenwerking tussen de EU-lidstaten en de sector van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken door middel van wettelijke randvoorwaarden moeten worden bevorderd;

3.  beklemtoont het grote potentieel van de sector van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken in de internationale handel, en gaat ervan uit dat dit potentieel, omdat het niet gemakkelijk is hierover gegevens te verzamelen, in feite groter is dan we op dit moment weten;

4.  is ervan overtuigd dat meer openheid van de handel in de sector van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken geen wondermiddel is, en dat de handelsregels in deze sector anders moeten zijn dan die voor gewone goederen; stelt vast dat de wereldhandel in goederen en diensten van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken gedomineerd blijft door de ontwikkelde landen, en is van mening dat de Commissie nieuwe initiatieven moet nemen om dit probleem aan te pakken; is van oordeel dat de sector van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken kan bijdragen tot een wederopleving van de Europese regio's en steden wier markten, wanneer ze stoelen op de productie van en de handel in traditionele plaatselijke ambachtsproducten, economisch in verval zijn geraakt ten gevolge van de oneerlijke concurrentie van producten uit de zich sterk ontwikkelende economieën;

5.  herinnert eraan dat een doeltreffende bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten in internationale handelsakkoorden vereist dat een goed evenwicht tot stand wordt gebracht tussen de belangen van de houders van de rechten en de samenleving als zodanig om Europa's voortrekkersrol in de kenniseconomie te waarborgen, en dat bescherming gedifferentieerd moet worden met betrekking tot de minst ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden of concurrenten van geïndustrialiseerde landen; is van oordeel dat het goed presteren van de Europese cultuurindustrie en creatieve bedrijfstakken afhangt van het tot stand brengen van zo'n goed evenwicht om innovatiestimulansen voor bedrijven, kunstenaars en creatieve geesten te handhaven; is van oordeel dat dit de reden is dat de EU de handschoen moet opnemen en wetgeving moet vaststellen betreffende auteursrechten in het tijdperk van de nieuwe technologieën die aansluit bij de eisen inzake individuele vrijheden; is van oordeel dat internationale samenwerking het enige doeltreffende instrument is voor het aanpakken van piraterij, namaak en schendingen van de intellectuele-eigendomsrechten;

6.  is van oordeel dat het Akkoord inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS-akkoord) tot nog meer onderdelen van de sector van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken zou moeten worden uitgebreid;

7.  wijst op het feit dat de bescherming van het auteursrecht zich in eerste instantie op de werkelijke auteurs en producenten richt, en dat de bescherming van de auteursrechten er niet toe mag leiden dat grondrechten terzijde worden geschoven;

8.  geeft zijn volledige steun aan de ontwikkeling van ambitieuzere Europese maatregelen, alsook aan een vrijwillige samenwerking tot wederzijds voordeel tussen de lidstaten van de EU op het terrein van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken, tegen de achtergrond van het Unesco-verdrag van 2005 voor de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen;

9.  wijst erop dat de elektronische handel en het internet een razendsnelle ontwikkeling doormaken waarbij "technologiegeneraties" elkaar in steeds sneller tempo opvolgen, en is daarom van mening dat geprobeerd moet worden de EU-regelgeving te doen aansluiten op de actuele maatschappelijke en handelsuitdagingen, en te voorkomen dat ze vanwege haar chronische ontwikkelingsachterstand zinloos is, waarmee ze een belemmering zou worden voor de volledige benutting van het potentieel van de sector van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken van de EU-lidstaten;

10. wijst erop dat het internet zich zeer snel ontwikkelt met steeds kortere levenscycli van de gebruikte technologieën, en is derhalve van mening dat elk initiatief dat erop gericht is de ontwikkeling van infrastructuur te beheersen zonder nieuwe bedrijfsmodellen te ontwikkelen altijd ten minste één generatie achter de feiten zal aanlopen en waarschijnlijk belemmerend zal werken voor de groei van de sector van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken in de lidstaten van de EU;

11. onderstreept het belang van bovengenoemd Unesco-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van verscheidenheid en culturele expressie als essentieel instrument voor het handhaven, in het kader van de WTO, van de culturele uitzondering bij de internationale handel in culturele en creatieve goederen en diensten.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

26.1.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

7

1

19

Bij de eindstemming aanwezige leden

William (The Earl of) Dartmouth, Kader Arif, Daniel Caspary, Christofer Fjellner, Yannick Jadot, Metin Kazak, Bernd Lange, David Martin, Emilio Menéndez del Valle, Vital Moreira, Cristiana Muscardini, Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Niccolò Rinaldi, Tokia Saïfi, Helmut Scholz, Peter Šťastný, Robert Sturdy, Gianluca Susta, Keith Taylor, Iuliu Winkler, Jan Zahradil, Pablo Zalba Bidegain, Paweł Zalewski

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

George Sabin Cutaş, Mário David, Jörg Leichtfried, Miloslav Ransdorf, Michael Theurer

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Patrice Tirolien

ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (8.12.2010)

aan de Commissie cultuur en onderwijs

inzake de ontsluiting van het potentieel van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken
(2010/2156(INI))

Rapporteur voor advies: Karima Delli

SUGGESTIES

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie cultuur en onderwijs onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A.     overwegende dat de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken een belangrijk deel van de Europese economie uitmaken, dat zij nu al ongeveer vijf miljoen mensen tewerkstellen en dat zij, dankzij het hefboomeffect van de innovaties op dit gebied, een sector vormen met veel potentieel voor het scheppen van fatsoenlijke, hoogwaardige banen die niet naar derde landen kunnen worden verplaatst; overwegende dat de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken van primordiaal belang zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Unie op het vlak van werkgelegenheid en de ontwikkeling van een op kennis en innovatie gebaseerde samenleving in het kader van de Europa 2020-strategie, meer bepaald door middel van de initiatieven voor nieuwe banen en voor een industriebeleid in een tijd van mondialisering; overwegende dat daartoe moet worden gezorgd voor een gunstig klimaat voor de ontwikkeling van deze sectoren, die bijdragen tot de bevordering van culturele identiteit en verscheidenheid op lokaal of regionaal vlak, de ontwikkeling van werkgelegenheid en hoogwaardige vaardigheden, het concurrentievermogen, het tot zijn recht laten komen van het landschappelijk, natuurlijk en cultureel erfgoed, en de technologische innovatie,

B.     overwegende dat toegang tot creatieve kennis en inhouden een hoeksteen van de grondrechten is, net zoals de eerbiediging van de culturele diversiteit, in het bijzonder voor de zwakkeren in de samenleving,

C.     overwegende dat creativiteit afhankelijk is van de toegang tot bestaande creatieve kennis, werken en inhouden,

D.     overwegende dat het uitblijven van harmonisatie van de uitzonderingen op het auteursrecht een rem legt op het vrije verkeer van kennisproducten en -diensten in heel Europa en op het scheppen van nieuwe werkgelegenheid in innoverende sectoren in een zich snel ontwikkelende technologische omgeving,

E.     overwegende dat de grote verscheidenheid van de statuten van de beroepsbeoefenaren in de cultuursector en de creatieve bedrijfstakken – amateurs, vrijwilligers, werknemers in loondienst, kunstenaars met kortlopende arbeidscontracten, eenmansbedrijven enz. – en van hun manier van werken de weerspiegeling is van de grote Europese rijkdom op dat vlak, die gevrijwaard moet worden, terwijl ook moet worden gewaarborgd dat de beroepsbeoefenaars niet gediscrimineerd worden en hun recht op arbeid en sociale bescherming kunnen doen gelden, en dat zij een billijke en regelmatige beloning ontvangen en meer werkzekerheid krijgen,

1.      onderstreept de noodzaak om de ongelijkheden tussen de beroepsbeoefenaren in de cultuursector en de creatieve bedrijfstakken te verminderen, de wildgroei aan onzekere contracten tegen te gaan, discriminatie in deze sectoren te bestrijden, in het bijzonder op het gebied van beloning, toegang tot de arbeidsmarkt, sociale zekerheid, werkloosheidsuitkeringen en moederschapsverlof, en banen en kwalificatieniveaus op elkaar af te stemmen; verzoekt de Commissie en de lidstaten te onderzoeken welke veranderingen nodig zouden zijn om de socialezekerheidsstelsels aan te passen aan de specifieke behoeften van de beroepsbeoefenaren in de cultuursector en de creatieve bedrijfstakken, waarbij ook moet worden gezorgd voor criteria die beantwoorden aan de vereisten inzake geografische mobiliteit, rekening houdend met de voor deze sector typische onderbrekingen van de arbeidsbetrekking; verzoekt de Commissie en de lidstaten de samenwerking tussen de beroepsbeoefenaren in de cultuursector, het onderwijs en het bedrijfsleven te bevorderen om de integratie van jongeren, en met name kansarme jongeren, op de arbeidsmarkt te bevorderen;

2.      acht het van fundamenteel belang dat de aandacht wordt toegespitst op de bijzondere arbeidsomstandigheden van de werknemers in de sector kennis, creativiteit en cultuur, waarvan weliswaar het belang voor de vernieuwing van de Europese economie terecht wordt onderstreept, zonder dat er echter voldoende rekening wordt gehouden met hun specifieke kenmerken, die samenhangen met de mobiliteit en de kortlopende arbeidsverhoudingen die deze beroepen typeren; verzoekt daarom de Commissie deze aspecten nog verder uit te diepen en voorstellen dienaangaande in te dienen;

3.      onderstreept dat cultuur een fundamenteel goed van algemeen belang is, dat noodzakelijk is voor de groei van Europa, in al haar dimensies, en voor het overwinnen van nationalismen en andere hinderpalen; is er vast van overtuigd dat de Unie de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken moet ondersteunen met gerichte programma's en garantiefondsen;

4.      stelt vast dat de omstandigheden waarin de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken werken voortdurend wijzigen en gekenmerkt zijn door de snelle ontwikkeling en de wereldwijde verspreiding van de digitale technieken uit de informatica en de communicatie;

5.      vraagt de Commissie en de lidstaten billijke steun te verlenen aan kleine, middelgrote en micro-ondernemingen die een activiteit in de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken in Europa uitoefenen; dringt aan op beleidsmaatregelen die bijdragen aan het in stand houden en creëren van banen in deze ondernemingen, aangezien zij het merendeel van de ondernemingen in de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken uitmaken, en de toegang van deze ondernemingen tot financiering, en met name microkrediet, te vergemakkelijken;

6.      wijst erop dat de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken er vaak toe bijdragen krimpende lokale economieën nieuw leven in te blazen, door nieuwe economische activiteiten en duurzame banen te creëren die de ontwikkeling van hele Europese regio's stutten;

7.      verzoekt de Commissie de werking van culturele diensten, verenigingen zonder winstbejag en privé-initiatieven, die een rol spelen in de ontwikkeling van een solidaire creatieve economie, te respecteren en te erkennen; verzoekt de Commissie en de lidstaten best practices die beogen de toegang van jongeren, ongeacht hun status (student, leerling, stagiair, werkzoekende enz.), en de meest kwetsbare bevolkingsgroepen tot cultuur en creatieve inhouden te vergemakkelijken, zoals verlaagde tarieven, cultuurcheques of gratis toegang tot culturele activiteiten, aan te moedigen en een permanent karakter te geven;

8.      acht het noodzakelijk dat de in het groenboek opgenomen lijst van sectoren die deel uitmaken van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken wordt uitgebreid met de mode en het cultureel en duurzaam toerisme, twee sectoren die zich onderscheiden door hun krachtige creatieve component en hun ondernemingsgeest, die zeer belangrijk zijn voor de economie en de internationale concurrentiekracht van Europa;

9.      acht het van wezenlijk belang de kennis, de beroepskwalificaties en de professionele vooruitzichten van de werknemers in de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken te verbeteren en spoort de lidstaten ertoe aan programma's voor levenslang leren die hierop zijn gericht, te faciliteren;

10.    onderstreept het belang van de creatieve sectoren voor de werkgelegenheid in de Unie en wijst op het ongewone karakter van de arbeidsrelaties in de sector, vergeleken met arbeid in loondienst;

11.    wijst erop dat een significant deel van de beroepsactiviteit in de creatieve sector plaatsvindt buiten de loondienstrelaties, hetzij als zelfstandige, hetzij als klein ondernemer, wat merkbare gevolgen heeft op het vlak van de sociale zekerheid en de bescherming van de werknemers van de sector;

12.    verzoekt de Commissie de opleidingsmobiliteit onder de beroepsbeoefenaars in de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken, in het bijzonder van jonge ondernemers, te ondersteunen; moedigt alle initiatieven van de Europese Unie en de lidstaten op het vlak van mobiliteit aan, inzonderheid van studenten en jonge scheppende kunstenaars, al dan niet in het bezit van een diploma, door het stimuleren van de uitwisseling van ideeën en best practices en het verbeteren van de talenkennis, alsook de totstandbrenging van residenties en ateliers voor kunstenaars, en dringt er op aan dat de Europese Unie en de lidstaten alle factoren die het vrije verkeer van personen en het uitreiken van visa belemmeren uit de weg ruimen, in het bijzonder in het kader van uitwisselingen van kunstenaars tussen de EU-lidstaten, en de haalbaarheid van uitwisselingsprogramma's voor mensen uit de sector tussen EU-landen en derde landen bestuderen, met inachtneming van zowel de wetgeving inzake de toegang tot het grondgebied als de regelgeving ter bestrijding van mensenhandel; verzoekt de Commissie de strijd tegen alles wat het vrije verkeer in de Unie belemmert op te voeren;

13.    dringt erop aan dat de Commissie en de lidstaten erop toezien dat scheppende kunstenaars, auteurs en inhoudmakers een apart beroepsstatuut wordt toegekend, waarvan de voorwaarden worden bepaald door adequate regelgevingsinstrumenten op het gebied van sociale bescherming, steun aan de werkgelegenheid, toegang tot al dan niet formele opleidingen; is van mening dat scheppende kunstenaars, auteurs en inhoudmakers de grondslag van de culturele en scheppende industrieën vormen en moeten worden geholpen om hun potentieel optimaal tot uiting te brengen;

14.    dringt er op aan dat de enorme achterstand van vrouwen op het gebied van arbeidsstatuut en beloning in de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken met passende maatregelen moet worden opgeheven;

15.    wijst op de voordelen van een onderwijsstelsel dat theoretische kennis van de geschiedenis van de beschaving en van de techniek combineert met toegepaste artistieke vorming en beheer van het cultuurgoed, in de bedrijven, de ateliers, enz. met als doel zowel de theoretische als de praktische kwalificaties te verbeteren;

16.    verzoekt de Commissie gezamenlijk onderzoek en partnerschapsprogramma's van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken en de sector onderwijs en beroepsopleiding alsook de sector een leven lang leren te bevorderen om de burgers creatieve en interculturele competenties bij te brengen, de toepassing van nieuwe creatieve technieken en instrumenten in het onderwijs en de beroepsopleiding in de hand te werken, een leven lang leren te bevorderen, met name via het Europees Sociaal Fonds, aangezien er op dit gebied allerlei technologische veranderingen plaatsvinden, en omgekeerd via onderzoek en onderwijs de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken te innoveren; wijst er op dat interculturele opvoeding en competenties de burgers helpen om andere culturen beter te begrijpen en op die manier bijdragen aan de maatschappelijke integratie;

17.    onderstreept dat het zaak is informatie en good practices uit te wisselen, het informatieaanbod te vergroten, met name wat digitale technologie en bedrijfsbeheer betreft, nieuwe vaardigheden te ontwikkelen en een leven lang leren te bevorderen, bijvoorbeeld door de toegang tot de bestaande programma's en Europese fondsen te vergemakkelijken, zodat de toegang tot fatsoenlijk werk kan worden verbeterd en de vaardigheden van scheppende kunstenaars en mensen die in de culturele en creatieve sector werken, die sterk de gevolgen van de economische en technologische veranderingen ondervinden, verbeterd en erkend kunnen worden;

18.    herinnert eraan dat kunstberoepen een van de pijlers van ons cultureel erfgoed en onze economie vormen, en dat hun voortbestaan daarom moet worden gegarandeerd door passende mechanismen voor de overdracht van kennis en vaardigheden, zoals wordt benadrukt in de resolutie van het Europees Parlement van 10 april 2008 over de culturele industrieën in Europa;

19.    vraagt de Commissie het gebruik, de verspreiding en de ontwikkeling te bevorderen van open-sourcesoftware en open standaards, die mogelijkheden voor innovatie, creativiteit, kennisverspreiding en het scheppen van banen inhouden;

20.    onderstreept het essentiële belang voor de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken van specifiek opleidingsbeleid dat met zowel de formele als de informele dimensie van het leren rekening houdt, zich ontwikkelt als een leven lang leren en ook gestalte krijgt door steun aan opleidingsinstellingen in deze sectoren;

21.    verzoekt de Commissie een beroep te doen op de lidstaten om het kader voor wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties en opleidingen aan te vullen, met name wat betreft de nieuwe vaardigheden waaraan de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken behoefte hebben;

22.    vraagt om meer steun voor de bevordering van de mobiliteit van kunstenaars en mensen die in de culturele sector werken, een factor die nieuwe toekomstperspectieven en arbeidskansen helpt bieden;

23.    pleit voor het inzetten van bestaande Europese fondsen en programma's (bijvoorbeeld de microfinancieringsfaciliteit) voor de verdere ontwikkeling van kleine en micro-ondernemingen in de culturele en de creatieve sector, teneinde de steun aan de sector te optimaliseren door de toegang tot informatie over financieringsmogelijkheden te vergemakkelijken, consultancydiensten te verlenen en door de aanvraagprocedure te vereenvoudigen;

24.    verzoekt de Commissie de lidstaten te vragen kunstonderwijs en creativiteit te steunen; verzoekt de Commissie in het bijzonder de bestaande programma's, met name Erasmus, Comenius en Media, te integreren, en te voorzien in begrotingslijnen ten behoeve van kunstenaars, studenten en docenten aan kunstscholen en jongeren die in de creatieve sector werken, door middel van uitwisselingen, mentoraat, mobiliteit en verblijven;

25.    verzoekt de Commissie investeringen in Europese programma's ten behoeve van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken, met inbegrip van de non-profitsector, te ondersteunen, hetzij met financiële steun, hetzij door specifieke programma's naar analogie van het Media-programma op te zetten; verzoekt de Commissie ook specifieke mogelijkheden te onderzoeken om toegang te krijgen tot bestaande middelen, met name het Europees Sociaal Fonds;

26.    verzoekt de lidstaten de beschikbaarheid te bevorderen van opleidingen management, bedrijfskunde en ondernemerschap die specifiek zijn toegesneden op de beroepsbeoefenaars in de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken, teneinde hun de communicatie- en ondernemersvaardigheden bij te brengen die nodig zijn in een steeds veranderde sociaaleconomische omgeving;

27.    moedigt de lidstaten aan voor een passend niveau van sociale bescherming en een toereikend bestaansminimum te zorgen dat vergelijkbaar is met dat van alle andere werknemers, in het bijzonder door middel van de werkloosheids- en ziekteverzekering en moederschapsverlof, en proactieve en actieve werkgelegenheidsbeleidsmaatregelen te onderzoeken als waarborg voor een verzekerd inkomen in geval van de voor de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken typische onderbrekingen van de arbeidsbetrekking, en als middel voor individuele en collectieve emancipatie; meent voorts dat het minimumloon een geschikt instrument kan zijn om een dergelijk niveau van sociale bescherming te bieden, en dat dit ook op nuttige wijze kan worden gecombineerd met de ontwikkeling van opleidingstrajecten;

28.    verzoekt de Commissie de agenda voor waardig werk van de IAO te bevorderen en voor fatsoenlijke arbeidsomstandigheden te zorgen, teneinde in de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken de sociale ongelijkheid te verminderen, discriminatie te bestrijden en de gezondheid en veiligheid op het werk te verbeteren;

29.    onderstreept dat de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken vaak de omschakeling van krimpende lokale economieën in de hand werken, nieuwe economische activiteiten tot stand helpen komen, nieuwe en duurzame banen helpen scheppen en de Europese regio's en steden weer aantrekkelijk helpen maken, met het oog op sociale en territoriale cohesie;

30.    verzoekt de Commissie erop toe te zien dat werken afdoende tegen ongeoorloofd kopiëren worden beschermd teneinde het voortbestaan van de banen in de creatieve sector te garanderen; meent, gezien de banen die in deze sector reeds verloren zijn gegaan en de bedreigingen voor de toekomst, dat er een toereikende bescherming inzake morele rechten moet worden geboden die het voortbestaan van de banen in de sector in Europa garandeert;

31.    erkent het belang van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten en een efficiënte aanpak van de inbreuken hierop; deze inbreuken bedreigen namelijk de levensvatbaarheid van de sector, hoewel intellectuele eigendomsrechten net een waarborg vormen voor inkomsten en tewerkstelling in de creatieve en culturele sector;

32.    erkent het belang van onderwijs in het aanleren van ondernemerschapsvaardigheden voor deze sector.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

2.12.2010

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

38

5

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Regina Bastos, Jean-Luc Bennahmias, Mara Bizzotto, Milan Cabrnoch, David Casa, Derek Roland Clark, Sergio Gaetano Cofferati, Marije Cornelissen, Frédéric Daerden, Karima Delli, Sari Essayah, Richard Falbr, Ilda Figueiredo, Pascale Gruny, Thomas Händel, Marian Harkin, Roger Helmer, Nadja Hirsch, Vincenzo Iovine, Liisa Jaakonsaari, Danuta Jazłowiecka, Ádám Kósa, Jean Lambert, Veronica Lope Fontagné, Olle Ludvigsson, Elizabeth Lynne, Thomas Mann, Elisabeth Morin-Chartier, Csaba Őry, Elisabeth Schroedter, Joanna Katarzyna Skrzydlewska, Jutta Steinruck, Traian Ungureanu

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Raffaele Baldassarre, Vilija Blinkevičiūtė, Edite Estrela, Julie Girling, Sergio Gutiérrez Prieto, Filiz Hakaeva Hyusmenova, Antigoni Papadopoulou, Evelyn Regner, Birgit Sippel, Csaba Sógor

ADVIES van de Commissie industrie, onderzoek en energie (10.2.2011)

aan de Commissie cultuur en onderwijs

inzake de ontsluiting van het potentieel van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken
(2010/2156(INI))

Rapporteur voor advies: Ivo Belet

SUGGESTIES

De Commissie industrie, onderzoek en energie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie cultuur en onderwijs onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  erkent dat de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken, die goed zijn voor 5 miljoen banen en 2,6% van het bbp van de EU, een van de belangrijke motoren voor groei in de EU vormen, voor nieuwe banen zorgen, een sleutelpositie in wereldwijde waardeketens innemen en innovatie stimuleren, toegevoegde waarde verschaffen als factor voor sociale cohesie en een doeltreffend hulpmiddel vormen in de strijd tegen de huidige recessie;

2.  vraagt de Commissie door te gaan met haar streven naar een betere omschrijving van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken ten behoeve van een diepgaande analyse van hun impact op de langetermijngroei en het internationale concurrentievermogen, en de waardering van de kenmerkende eigenschappen van deze sector te stimuleren;

3.  benadrukt het belang van de prompte uitvoering en het welslagen van het initiatief voor de digitale agenda opdat de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken ten volle kunnen genieten van de mogelijkheden die verreikende hogesnelheidsbreedband en nieuwe draadloze technologieën bieden en zich hieraan met succes kunnen aanpassen;

4.  vraagt dat de Commissie en de lidstaten de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken meer mogelijkheden bieden om online markten te exploiteren en kunstenaars in staat stellen voordeel te halen uit het digitale milieu;

5.  wijst op het belang van interoperabiliteit en normen voor het creëren van gelijke toegangsvoorwaarden tot nieuwe platforms en apparatuur, en verzoekt de Commissie interoperabiliteit tussen platforms te bevorderen, normen te ontwikkelen om een markt te verwezenlijken die innovatie in de hand werkt en geen systemen te gebruiken die de toegang tot een gediversifieerde inhoud zouden kunnen beperken;

6.  verzoekt de Commissie om kleine en middelgrote ondernemingen die werkzaam zijn in de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken, in het kader van de digitale agenda bij te staan in hun zoektocht naar concurrentiële en gebruiksvriendelijke innovatieve online bedrijfsmodellen die gebaseerd zijn op cofinanciering en risicospreiding tussen de cultuurindustrie/creatieve bedrijfstakken en tussenpersonen;

7.  vraagt dat de Commissie en de lidstaten stimulansen scheppen voor investeringen van particulieren en overheid in de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken, toegesneden op het ontwerpen en ontwikkelen van eenvoudig te kopiëren technologieën voor meer energiebesparingen en -efficiëntie;

8.  vraagt om de creatie van een echte Europese creatieve interne markt die de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken toelaat zich uit te breiden en toegang te krijgen tot een grotere potentiële klantenkring, hen helpt om nieuwe langetermijnstrategieën voor creatie, distributie en exploitatie te ontwikkelen, en de mobiliteit van alsook de uitwisseling en samenwerking tussen in de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken werkzame personen bevordert, met name door de oprichting van platforms voor de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken;

9.  beklemtoont dat het innovatiebeleid van de EU een rol moet spelen bij het inschakelen van het innovatiepotentieel van creatieve kleine en middelgrote ondernemingen op technisch, economisch, maatschappelijk en milieuvlak, en rekening moet houden met de belangrijke rol van creatieve bedrijfstakken bij de verwezenlijking van een creatieve en innovatievriendelijke samenleving; roept de Commissie en de lidstaten er daarom toe op om ervoor te zorgen dat openbare aanbestedingsprocedures geen onnodige kosten en bureaucratische rompslomp veroorzaken voor kleine en middelgrote ondernemingen;

10. benadrukt dat intellectuele-eigendomsrechten fundamentele troeven zijn voor creatieve bedrijven en een stimulans voor individuele creativiteit en voor het investeren in creëren; dringt bijgevolg aan op regelingen die de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken helpen om zich aan te passen aan de digitale evolutie, via nieuwe online diensten op basis van nieuwe vormen van rechtenbeheer die de auteursrechten bevorderen, zoals uitgebreide collectieve vergunningsstelsels en eenvoudige "éénloketsystemen" voor de verrekening van rechten; dringt voorts aan op een evenwichtig regelgevingskader dat de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten regelt;

11. ziet in dat een gebrekkige toegang tot financieringsmogelijkheden de belangrijkste groeibelemmering is voor veel bedrijven in de creatieve sector; benadrukt dat er dringend behoefte is aan financieringsinitiatieven voor creatieve bedrijven met als doel deze bedrijven sterker te maken; wijst erop dat investeringen zoals durfkapitaal, private equity, business angels en mezzaninefondsen gezien de aard van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken de meest aangewezen financieringsvormen zijn; benadrukt in dit verband eveneens het potentieel van de EIB (Europese Investeringsbank) en het EIF (Europees Investeringsfonds) voor de ondersteuning van de creatieve sector, voornamelijk door middel van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen;

12. stelt voor gebruik te maken van het ECIA-kader (European Creative Industries Alliance) om een platform te creëren dat toegang biedt tot informatie en advies over investeringsbereidheid, langetermijnbedrijfsstrategieën, toegang tot leningen, garantiefondsen en grensoverschrijdende particuliere investeringen, en vraagt dat de mogelijkheid van de oprichting van een bank voor de creatieve bedrijfstakken wordt onderzocht; erkent voorts de doeltreffendheid van EU-programma's zoals het programma voor innovatie en concurrentievermogen voor het creëren van kansen voor kleine en middelgrote ondernemingen om toegang te krijgen tot financiering, en stelt voor dat de Commissie onderzoekt wat de mogelijkheden zijn om gelijkaardige specifieke programma's voor de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken te ontwerpen;

13. stelt met tevredenheid vast dat de Commissie zich er in het kerninitiatief van EU 2020, de Innovatie-Unie, toe heeft verplicht een Raad voor toonaangevende Europese ontwerpen op te richten, die gevraagd zal worden binnen een jaar met voorstellen te komen om de rol van het ontwerp een sterkere positie te geven in het innovatiebeleid;

14. herinnert eraan dat het cohesiefonds en de structuurfondsen belangrijke financieringsmogelijkheden bieden voor cultuur, creativiteit en innovatie in de hele EU; betreurt echter dat de cultuurindustrie en creatieve bedrijfstakken tot dusver slechts in beperkte mate profijt van deze fondsen lijken te hebben gehad; doet daarom een beroep op de lidstaten en de Commissie om de toegang tot financiering via deze instrumenten te vergemakkelijken en de kennis van en voorlichting over hetgeen beschikbaar is, te verbeteren;

15. benadrukt dat er behoefte is aan een voordeliger fiscaal en investeringsklimaat, met inbegrip van een herziening van de huidige btw-regelingen (inclusief de enorme verschillen tussen online en offline tarieven) en een ruimer toepassingsgebied van de huidige belastingvrijstellingsregelingen;

16. stelt voor om als onderdeel van het Europees jaar van het vrijwilligerswerk een actieprogramma op te zetten dat is gewijd aan grensoverschrijdende cultuurbevordering en culturele samenwerking;

17. vraagt de lidstaten en de Commissie actie te ondernemen om investeerders te doordringen van de economische waarde van de creatieve bedrijfstakken en hun grote potentieel voor het concurrentievermogen van de Europese economie, door bijvoorbeeld voor heel Europa geldende bedrijfsmodelrichtsnoeren op te stellen voor creatieve en culturele projecten/diensten/werkzaamheden, evenals specifieke prestatie-indicatoren die de technische en economische evaluatie van investeringen in de sector kunnen vergemakkelijken en onnodige kosten en bureaucratie voor kleine en middelgrote ondernemingen kunnen vermijden;

18. benadrukt dat cultuur en culturele creativiteit van belang zijn voor de samenleving en voor onze gemeenschappelijke Europese identiteit doordat ze waarden koesteren die deel uitmaken van ons gezamenlijke geheugen en erfgoed,

19. onderstreept dat het van belang is de Europese digitale bibliotheek uit te breiden en te ontwikkelen tot een brandpunt van het culturele erfgoed, het gezamenlijke geheugen en de creativiteit van Europa en tot een beginpunt voor activiteiten op het gebied van onderwijs, cultuur, innovatie en ondernemerschap; wijst erop dat artistieke uitwisselingen een van de pijlers van ons cultureel erfgoed en onze economie vormen, en dat hun voortbestaan daarom moet worden gegarandeerd aan de hand van passende mechanismen voor de overdracht van kennis en vaardigheden;

20. benadrukt het belang van opleidingsprogramma's die gericht zijn op beroepsonderwijs, de uitwerking van ideeën en het vertellen van verhalen, e-vaardigheden, vaardigheden op het vlak van technologie, ondernemerschap en marketing, met inbegrip van het gebruik van sociale netwerken, en vakmanschap; vraagt aandacht voor het feit dat nauwe samenwerking en dialoog tussen de cultuurindustrie en creatieve bedrijfstakken, universiteiten, onderzoekscentra en kunstscholen en -instellingen mogelijkheden bieden voor wat gezamenlijke opleidingsprogramma's en levenslang leren betreft; moedigt de lidstaten en regio's er daarom toe aan mogelijkheden te scheppen voor een dergelijke samenwerking, een beleid uit te stippelen dat investeringen in infrastructuur combineert met investeringen in menselijk kapitaal, en de mogelijkheden van innovatievoucherprogramma's (innovatiesubsidies voor kleine en middelgrote ondernemingen) te onderzoeken om kleine en middelgrote ondernemingen in de sector cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken alsook individuele personen te helpen bij het verwerven van beroepsbekwaamheden.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

10.2.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

45

4

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jean-Pierre Audy, Zigmantas Balčytis, Ivo Belet, Bendt Bendtsen, Reinhard Bütikofer, Maria Da Graça Carvalho, Jorgo Chatzimarkakis, Giles Chichester, Pilar del Castillo Vera, Christian Ehler, Lena Ek, Ioan Enciu, Gaston Franco, Adam Gierek, Norbert Glante, Fiona Hall, Romana Jordan Cizelj, Arturs Krišjānis Kariņš, Lena Kolarska-Bobińska, Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz, Marisa Matias, Jaroslav Paška, Anni Podimata, Miloslav Ransdorf, Herbert Reul, Teresa Riera Madurell, Michèle Rivasi, Jens Rohde, Paul Rübig, Amalia Sartori, Konrad Szymański, Britta Thomsen, Evžen Tošenovský, Ioannis A. Tsoukalas, Claude Turmes, Vladimir Urutchev, Adina-Ioana Vălean, Kathleen Van Brempt, Alejo Vidal-Quadras

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Maria Badia i Cutchet, Antonio Cancian, Françoise Grossetête, Cristina Gutiérrez-Cortines, Yannick Jadot, Ivailo Kalfin, Bernd Lange, Mario Pirillo, Vladimír Remek, Silvia-Adriana Ţicău

ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (3.3.2011)

aan de Commissie cultuur en onderwijs

inzake de ontsluiting van het potentieel van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken
(2010/2156(INI))

Rapporteur voor advies: Oldřich Vlasák

SUGGESTIES

De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie cultuur en onderwijs onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  is ingenomen met het feit dat de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken (CCB), die het leeuwendeel vormen van de plaatselijke en regionale aantrekkingskracht en een visie op hun economische, sociale en territoriale ontwikkeling, in het hele groenboek erkend worden als instrument voor plaatselijke en regionale ontwikkeling, en wijst erop dat in de meeste lidstaten de plaatselijke en regionale autoriteiten bevoegd zijn voor sectoren in de context van de CCB, met name cultuur, onderzoek, onderwijs, toerisme en werkgelegenheid, zodat de belangrijke rol die zij in deze sector spelen verdient voor het voetlicht te worden gebracht;

2.  wijst erop dat de infrastructuur en faciliteiten voor cultuur en creatie een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van steden doordat zij zorgen voor een aantrekkelijk investeringsklimaat en, in het bijzonder, voor de rehabilitatie en de wederopleving van oude industriewijken, en dat cultureel erfgoed tegelijkertijd ook van belang is voor de ontwikkeling en de vernieuwing van plattelandsgebieden, vooral dankzij de bijdrage die het levert aan het plattelandstoerisme en de voorkoming van landvlucht; beschouwt het eveneens als een zeer significante factor in het kader van de strategieën voor de rehabilitatie van oude industriewijken, alsook voor het beleid inzake het definiëren van de nieuwe toeristische sectoren die zich aan het ontwikkelen zijn en het herdefiniëren van het traditionele toerisme; meent derhalve dat de oprichting van cultuur- en creatieve ondernemingen en de verdere ontwikkeling van de bestaande moeten worden ondersteund met regionale en lokale ontwikkelingsstrategieën, in het kader van een partnerschap tussen overheidsinstanties die verschillende beleidsgebieden vertegenwoordigen, het MKB en de betrokken vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld;

3.  is van mening dat projecten in verband met cultuur en creativiteit niet alleen de structurele situatie van minder ontwikkelde regio's kunnen verbeteren en op die manier bijdragen aan de territoriale cohesie in de EU en een betere structurele situatie van achterstandsregio's, maar ook het concurrentievermogen en de werkgelegenheid in alle regio's rechtstreeks kunnen ondersteunen door op grote schaal kansen te bieden voor nieuwe groei en werkgelegenheid via innovatie, met name voor het MKB; verzoekt derhalve de Commissie, de lidstaten, de regio's en de plaatselijke autoriteiten zo veel en zo optimaal mogelijk gebruik te maken van de bestaande steunprogramma's van de EU, zoals het cohesie- en het structuurbeleid, de plattelandsontwikkeling in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het kaderprogramma voor onderzoek, het PCI, enz., alsook nieuwe projecten op gang te brengen om culturele diversiteit en creativiteit (onder meer voor de regionale talen en culturen), concurrentievermogen en innovatie te bevorderen; verzoekt Commissie en lidstaten de bestaande mechanismen voor technische bijstand in te zetten ter bevordering van het inzicht op regionaal en plaatselijk niveau in problemen in verband met tenuitvoerlegging;

4.  wijst erop dat cultuur een belangrijke rol moet spelen voor wat betreft de duurzame ontwikkeling van grensoverschrijdende gebieden, en is van mening dat infrastructuur en faciliteiten voor de CCB kunnen bijdragen tot de totstandbrenging van territoriale cohesie; is van mening dat bevordering van cultuur en creativiteit onlosmakelijk deel uitmaakt van territoriale samenwerking die moet worden geïntensiveerd; roept alle betrokken instanties op lokaal niveau ertoe op gebruik te maken van de territoriale samenwerkingsprogramma's om de overdracht en het gebruik van beste praktijken voor de ontwikkeling van de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken te bevorderen; verzoekt de Commissie en de lidstaten de kennis die beschikbaar is over aanpak, behoeften en positieve ervaringen op het gebied van grensoverschrijdende en territoriale culturele en creatieve samenwerking in kaart te brengen en specifieke specialistische kennis te verzamelen omtrent cultuur, creativiteit en grensoverschrijdende gebieden (met name op matig verkende gebieden zoals het verband tussen cultuur, creativiteit en economie) en grensoverschrijdende strategieën te formuleren voor de omgang met cultureel erfgoed en bestanden;

5.  stelt vast dat netwerkinfrastructuur zoals snelle breedband- en internetverbindingen bijzonder belangrijk en een voorwaarde is voor de ontwikkeling van de CCB doordat deze infrastructuur het aantal nadelen van een locatie doet afnemen, en dat technologie een onmisbare drijvende kracht vormt voor de sector; spreekt zijn waardering uit voor de beoogde maatregelen ter vergroting van de rol van de CCB als katalysator voor innovatie en structurele verandering in het kader van de vlaggenschipinitiatieven "Innovatie-unie" en "Digitale agenda voor Europa"; benadrukt de rol van ICT in de CCB en de "creatieve dwarsverbinding" tussen investering, technologie, innovatief ondernemerschap en handel, en verzoekt de Commissie en de lidstaten de beschikbaarheid en het gebruik van nieuwe ICT-technieken in de culturele en creatieve sector aan te moedigen, breedbandinfrastructuur te ondersteunen, en, wanneer breedbandbasistechnologie overal in Europa toegankelijk is, ook rurale gebieden te voorzien van adequate hogesnelheids- en zeer hogesnelheidsnetwerken en andere vormen van voordelige internetverbindingen, zodat een evenwichtige ontwikkeling van deze netwerken op de lange termijn kan worden gewaarborgd;

6.  wijst erop dat mobiliteit een doorslaggevend element is in de ontwikkeling van de CCB, aangezien het hen in staat stelt tot uitbreiding buiten hun plaatselijke en regionale omgeving en tot verwerving van toegang tot de veel grotere markt van de EU en de wereld; stelt dan ook vast dat EU-initiatieven zoals het programma van zustersteden, de Europese cultuurhoofdsteden en het Leonardo da Vinci-programma belangrijk zijn omdat zij dit soort mobiliteit mogelijk maken; meent dat de Commissie meer aandacht zou kunnen besteden aan jumelages tussen steden, gemeenten en regio's, die sinds geruime tijd een uitstekend forum vormen voor culturele samenwerking en informatie-uitwisseling; verzoekt de Commissie in samenwerking met Europese verenigingen van plaatselijke en regionale overheden moderne, hoogwaardige jumelage-initiatieven en uitwisselingen te bevorderen waarbij alle sectoren van de samenleving betrokken zijn, te werken aan het wegnemen van juridische en bestuursrechtelijke belemmeringen en initiatieven te steunen ter aanmoediging en verbetering van de mobiliteit van kunstenaars, werken en personen die werkzaam zijn in de culturele sector;

7.  wijst op de brede erkenning van het initiatief Europese Cultuurhoofdstad als "proeftuin" voor stedelijke ontwikkeling door middel van cultuur en verzoekt de Commissie dit initiatief te bevorderen en te zorgen voor de juiste omstandigheden voor de overdracht van optimale werkmethoden, culturele samenwerking en het opzetten van netwerken voor de uitwisseling van ervaringen over de kansen van de CCB, om ten volle gebruik te maken van de mogelijkheden van deze sectoren;

8.  beveelt aan dat de Commissie de resultaten van de structuurfondsen en bestaande en toekomstige programma's op het gebied van cultuur, onderzoek, toerisme, audiovisuele media, jeugd, onderwijs en opleiding evalueert, alsook de resultaten van alle factoren die de absorptie van de beschikbare middelen verhinderen of belemmeren, en zo lering trekt uit de ervaringen met het beleid en met bestaande projecten en studies om voor de periode na 2013 een cohesiebeleid uit te werken dat kan bijdragen tot volledige benutting van het potentieel van de culturele sfeer, en met name dat van de creatieve bedrijfstakken, en erkent eveneens dat een vitale CCB-sector voordelen oplevert voor het opvoeren van het concurrentievermogen van de EU op mondiaal niveau, doordat een klimaat wordt geschapen waarin creativiteit, innovatie en ondernemerschap worden gekoesterd en op prijs gesteld; verzoekt de lidstaten regionale en plaatselijke instanties vanaf de zeer vroege stadia van onderhandelingen over wetgeving en over programma's die in aanmerking komen voor steun uit de structuurfondsen hierbij te betrekken om een tijdige dialoog mogelijk te maken tussen de verschillende lagen van bestuur; wijst erop dat de structuur van de Fondsen moet worden vereenvoudigd met geharmoniseerde regels, als algemeen beginsel van het toekomstige cohesiebeleid, om de administratieve capaciteit van de betrokken organen uit te breiden en mogelijke partners niet de lust te ontnemen tot deelname aan projecten;

9.  wijst op de culturele diversiteit van Europa, en in het bijzonder op het rijke erfgoed van streektalen en -culturen, stelt vast dat de CCB de kern vormen van de pijler slimme groei van de Europa 2020-strategie, en wijst in dit verband met nadruk op het belang van "slimme specialisatie" van gemeenten en regio's om ten volle de mogelijkheden van het creatieve potentieel van Europa te benutten en het concurrentievermogen te versterken, moeten bedrijven verbanden opzetten die op internationaal niveau kunnen concurreren, zodat zij beschikken over betere alternatieven om ideeën op de markt te brengen en deze om te zetten in gebruiksvriendelijke en aantrekkelijke producten, zodat deze sector vóór en na 2020 een relatief mondiaal voordeel kan verkrijgen; moedigt de Commissie en de lidstaten aan culturele en creatieve initiatieven en producties te steunen als een instrument voor het creëren van werkgelegenheid en economische ontwikkeling, op gecoördineerde wijze en, met het oog op meer doelmatigheid, gebaseerd op de regionale en plaatselijke behoeften, middelen en het potentieel;

10.  herinnert eraan dat een gediversifieerde en kwalitatief hoogstaande culturele en creatieve sector het bestaan van een dynamisch MKB-netwerk veronderstelt; wenst dat het MKB en particulier kapitaal in de toekomst een grotere rol gaan spelen bij de tenuitvoerlegging van projecten en maatregelen in de culturele en creatieve sector, met name door middel van publiek-private partnerschappen en maximale gebruikmaking van de financiële instrumenten van de EIB, EIF, kredietgaranties en bevordering van deelname van durfkapitaal in innovatieve, beginnende CCB; verzoekt de Commissie de voorschriften voor de werking van deze instrumenten te vereenvoudigen, omdat het gebruik momenteel wordt beperkt door de ingewikkeldheid ervan; verzoekt de lidstaten de verdere mogelijkheden af te tasten van de financiële instrumenten als methode om de kwaliteit van projecten op te voeren en om ervoor te zorgen dat meer particuliere partijen, met name het MKB, aan Europese projecten deelnemen;

11. erkent de uitzonderlijke, sectoroverschrijdende aard van de CCB en verzoekt de Commissie in samenwerking met Eurostat te blijven streven naar betere omschrijving van de sector en nauwkeuriger verwerking ervan in de statistieken (ontwikkeling van nieuwe modellen en methoden voor de verzameling van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens, waardoor deze beter vergelijkbaar zijn en de kwaliteit van de verzamelingsprocessen toeneemt);

12. verzoekt de Commissie te blijven streven naar ondersteuning, bevordering en vergemakkelijking van de ontwikkeling van het kader voor cultuur en creativiteit door een beter uitgewerkt systeem voor samenwerking tussen de lidstaten en de EU-instellingen te bevorderen dat steunt op het delen van ervaringen met optimale werkmethoden, en beveelt aan dat de Commissie, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, de plaatselijke en regionale autoriteiten betrekt bij de follow-up van het groenboek.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

28.2.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

33

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

François Alfonsi, Luís Paulo Alves, Charalampos Angourakis, Jean-Paul Besset, Alain Cadec, Salvatore Caronna, Rosa Estaràs Ferragut, Danuta Maria Hübner, Seán Kelly, Evgeni Kirilov, Constanze Angela Krehl, Ramona Nicole Mănescu, Riikka Manner, Iosif Matula, Erminia Mazzoni, Jan Olbrycht, Wojciech Michał Olejniczak, Markus Pieper, Tomasz Piotr Poręba, Monika Smolková, Georgios Stavrakakis, Nuno Teixeira, Michail Tremopoulos, Lambert van Nistelrooij, Oldřich Vlasák, Kerstin Westphal, Hermann Winkler

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Karima Delli, Karin Kadenbach, Andrey Kovatchev, Marie-Thérèse Sanchez-Schmid, Patrice Tirolien, Derek Vaughan

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Stanimir Ilchev

ADVIES van de Commissie juridische zaken (1.3.2011)

aan de Commissie cultuur en onderwijs

inzake ontsluiten van het potentieel van culturele en creatieve industrieën
(2010/2156(INI))

Rapporteur voor advies: Cecilia Wikström

SUGGESTIES

De Commissie juridische zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie cultuur en onderwijs onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. overwegende dat de Europese culturele en creatieve bedrijfstakken een essentiële rol spelen bij de bevordering van culturele diversiteit en pluralisme, maar ook aanzienlijk bijdragen aan het economisch herstel, het scheppen van nieuwe banen en de duurzame ontwikkeling alsook aan het concurrentievermogen van de Europese economie; overwegende dat kleine en middelgrote ondernemingen hoofdrolspelers zijn in deze sectoren,

B.  overwegende dat voor de ontplooiing van Europa's culturele en creatieve industrieën een modern, toegankelijk en juridisch zeker stelsel voor de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten vereist is,

C. overwegende dat de technologische vorderingen in de informatie- en communicatietechnologie geenszins verandering brengen in de fundamentele noodzaak om intellectuele-eigendomsrechten te beschermen,

D.  overwegende dat het bestaande wetgevingskader dat deze rechten beschermt, beter moet worden nageleefd en dat hervormingen moeten worden doorgevoerd onder meer inzake de vereenvoudiging van vergunningsprocedures in de cultuurindustrie, teneinde ten volle gebruik te maken van de nieuwe kansen die geboden worden en tegelijk te zorgen voor een evenwichtig systeem van bescherming van rechten, waarin rekening wordt gehouden met de belangen van ontwerpers en van consumenten,

E.  overwegende dat marktversnippering de ontwikkeling van onlinediensten steeds meer belemmert, aangezien aanbieders van inhoud creatieve werken willen aanbieden op de gehele EU-markt,

F.  overwegende dat deze versnippering inhoudt dat consumenten die belangstelling hebben voor grensoverschrijdende toegang tot creatieve inhoud, aanzienlijke hindernissen moeten nemen of uitkijken naar alternatieve, zij het niet altijd wettige, manieren om toegang te krijgen, wat nadelig is voor de exploitatie van creatieve werken en de echte ontwikkeling van een interne digitale markt in de weg staat,

G. overwegende dat een modern stelsel van EU-merken essentieel is voor het beschermen van de waarde van de investeringen die Europese ondernemingen doen in ontwerp, creatie en innovatie,

1.  wijst op de noodzaak van een efficiënte handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten zowel in de offline- als in de onlineomgeving en benadrukt in dit verband dat alle maatregelen zorgvuldig geëvalueerd moeten worden om te verzekeren dat ze doeltreffend zijn, evenredig en in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

2.  onderstreept dat pogingen om de schendingen van auteursrechten aan te pakken door de overheid gesteund en door de consumenten beter begrepen moeten worden om het risico te vermijden dat de steun voor intellectuele-eigendomsrechten bij het publiek afbrokkelt;

3.  verzoekt de Commissie en de lidstaten steun te verlenen aan de uitwisseling van beste praktijken inzake efficiënte methodes om het publiek bewust te maken van de gevolgen van schendingen van intellectuele-eigendomsrechten;

4.  merkt op dat de versnippering van de markt in de culturele en creatieve sectoren gedeeltelijk het gevolg is van de culturele diversiteit en taalvoorkeuren bij de consumenten;

5.  wijst erop dat de huidige licentiepraktijken bijdragen tot de versplintering van de interne markt van de EU; merkt op dat er wel vorderingen zijn gemaakt, maar dat niet is ingegaan op de vraag van de consumenten naar gebiedsoverschrijdende en multirepertoire licenties voor grensoverschrijdend en onlinegebruik;

6.  benadrukt dat een efficiëntere en minder dure licentieprocedure via interoperabele technologieplatforms zal zorgen voor een ruimere verspreiding van culturele en creatieve inhoud en voor hogere royalties voor ontwerpers, en tegelijk voordelig is voor tussenpersonen en dienstverleners,

7.  herinnert eraan dat de doelstelling van de EU is de cultuurindustrie en creatieve bedrijfstakken zowel online als offline te bevorderen; er moet worden gestreefd naar een veralgemeende gebruik van pan-Europese licenties in overeenstemming met de markt- en consumentenvraag; indien dit niet binnen een kort tijdsbestek kan worden bereikt, moet een algemene evaluatie worden gemaakt van de wetgeving die noodzakelijk is om het hoofd te bieden aan alle mogelijke obstakels voor de totstandbrenging van een efficiënte interne EU-markt, onder meer het territorialiteitsbeginsel;

8.  benadrukt dat btw-regels en het gebrek aan toegankelijke betalingsmethodes voor onlineverkoop ook een obstakel vormen voor de goede werking van de interne markt en dringend moeten worden aangepakt;

9.  verzoekt de Commissie derhalve zo snel mogelijk concrete wetgevingsvoorstellen te doen inzake de manier om deze problemen aan te pakken teneinde de bestaande obstakels voor de ontwikkeling van de interne markt, met name in de onlineomgeving, op te heffen, met respect voor de vraag van de consument en de culturele diversiteit;

10. benadrukt de noodzaak om eindelijk iets te doen aan het tekort aan boeken voor visueel gehandicapten en slechtzienden; herinnert de Commissie en de lidstaten aan hun verplichtingen in het kader van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap om alle nodige maatregelen te nemen om te verzekeren dat mensen met een handicap toegang hebben tot cultuuruitingen in een toegankelijk formaat, en om te waarborgen dat wetgeving ter bescherming van de intellectuele eigendom geen onredelijke of discriminatoire belemmering vormt voor de toegang van mensen met een handicap tot cultuuruitingen; verzoekt de Commissie actief en positief te ijveren binnen de Wereldorganisatie voor intellectuele eigendom (WIPO) om te komen tot een bindende rechtsnorm gebaseerd op het voorstel voor een verdrag dat is opgesteld door de Wereld Blinden Unie en ingediend bij de WIPO in 2009;

11. benadrukt dat de kwestie van verweesde werken moet worden opgelost; is verheugd over het aangekondigde voornemen van de Commissie om voorstellen op dit gebied in te dienen; merkt op dat het probleem van de verweesde werken en het 'zwarte gat van de 20ste eeuw' niet beperkt blijft tot gedrukte werken zoals boeken en tijdschriften, maar betrekking heeft op alle soorten werken, onder meer foto's, muziek en audiovisuele werken;

12. vraagt de Commissie dat zij stimulansen geeft voor de financiële ondersteuning van initiatieven uit de privésector om algemeen toegankelijke rechten en repertoiregegevensbanken inzake muzikaal, audiovisueel en ander repertoire te creëren; dergelijke gegevensbanken zouden de transparantie vergroten en de procedures voor rechtenvereffening stroomlijnen;

13. verzoekt de Commissie de instelling van billijke, onpartijdige en doelmatige alternatieve geschillenbeslechting voor alle betrokkenen aan te moedigen;

14. is ingenomen met de herziening van het stelsel van EU-merken door de Commissie en spoort haar aan de nodige stappen te ondernemen zodat handelsmerken in de online- en de offlineomgeving hetzelfde niveau van bescherming kunnen genieten.

15. is van mening dat de Commissie rekening moet houden met de specifieke problemen van de kmo's wanneer het gaat over de handhaving van hun intellectuele-eigendomsrechten overeenkomstig het beginsel "Eerst aan de kleintjes denken", dat is vastgelegd in de "wet ten behoeve van kleine bedrijven" voor Europa, onder meer door voor kmo's het non-discriminatiebeginsel toe te passen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

28.2.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

18

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Raffaele Baldassarre, Sebastian Valentin Bodu, Françoise Castex, Christian Engström, Klaus-Heiner Lehne, Antonio Masip Hidalgo, Alajos Mészáros, Bernhard Rapkay, Evelyn Regner, Francesco Enrico Speroni, Alexandra Thein, Cecilia Wikström, Tadeusz Zwiefka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Piotr Borys, Sergio Gaetano Cofferati, Sajjad Karim, Eva Lichtenberger, Toine Manders

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

17.3.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

26

0

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Maria Badia i Cutchet, Zoltán Bagó, Malika Benarab-Attou, Lothar Bisky, Piotr Borys, Jean-Marie Cavada, Silvia Costa, Santiago Fisas Ayxela, Mary Honeyball, Cătălin Sorin Ivan, Morten Løkkegaard, Emma McClarkin, Marek Henryk Migalski, Doris Pack, Marie-Thérèse Sanchez-Schmid, Marietje Schaake, Timo Soini, Emil Stoyanov, Hannu Takkula, Marie-Christine Vergiat, Sabine Verheyen, Milan Zver

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Nessa Childers, Oriol Junqueras Vies, Ramona Nicole Mănescu, Hans-Peter Martin, Iosif Matula, Francisco José Millán Mon, Monika Smolková

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Christian Engström, Miguel Angel Martínez Martínez