VERSLAG over beleidsopties voor de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemingen

18.4.2011 - (2011/2013(INI))

Commissie juridische zaken
Rapporteur: Diana Wallis


Procedure : 2011/2013(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0164/2011
Ingediende teksten :
A7-0164/2011
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over beleidsopties voor de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemingen

(2011/2013(INI))

Het Europees Parlement,

–    gezien het Groenboek van de Commissie van 1 juli 2010 over beleidsopties voor de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemingen (COM(2010)0348),

–    gezien Besluit 2010/233/EU van de Commissie van 26 april 2010 tot oprichting van de deskundigengroep voor het gemeenschappelijke referentiekader op het gebied van het Europees contractenrecht[1],

–    gezien de mededeling van de Commissie van 11 juli 2001 over Europees verbintenissenrecht (COM(2001)0398),

–    gezien de mededeling van de Commissie van 12 februari 2003 "Een coherenter Europees verbintenissenrecht - een actieplan" (COM(2003)0068),

–    gezien de mededeling van de Commissie van 11 oktober 2004 "Europees verbintenissenrecht en de herziening van het acquis: verdere maatregelen" (COM(2004)0651),

–    gezien het verslag van de Commissie van 23 september 2005 "Eerste voortgangsverslag over het Europees verbintenissenrecht en de herziening van het acquis" (COM(2005)0456) en het verslag van de Commissie van 25 juli 2007 "Tweede voortgangsverslag over het gemeenschappelijk referentiekader" (COM(2007)0477),

–    gezien de mededeling van de Commissie van 22 oktober 2009 over de grensoverschrijdende elektronische handel tussen ondernemingen en consumenten in de EU (COM(2009)0557),

–   gezien zijn resolutie van 3 september 2008 over het gemeenschappelijk referentiekader voor het Europees verbintenissenrecht[2],

–   gezien zijn resolutie van 12 december 2007 over het Europees verbintenissenrecht[3],

–   gezien zijn resolutie van 7 september 2006 over het Europees verbintenissenrecht[4],

–   gezien zijn resolutie van 23 maart 2006 over het Europees verbintenissenrecht en de herziening van het acquis: verdere maatregelen[5],

–   gezien zijn resoluties van 26 mei 1989[6], 6 mei 1994[7], 15 november 2001[8] en 2 september 2003[9],

–    gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–    gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en de adviezen van de Commissie interne markt en consumentenbescherming en de Commissie economische en monetaire zaken (A7‑0164/2011),

A.  overwegende dat al jaren wordt gediscussieerd over het initiatief inzake een Europees contractenrecht waarmee wordt getracht interne marktproblemen aan te pakken die onder meer worden veroorzaakt door uiteenlopende regelingen op het gebied van het contractenrecht,

B.   overwegende dat het in de nasleep van de wereldwijde financiële crisis meer dan ooit van belang is te voorzien in een coherente Europese regeling op het gebied van het contractenrecht teneinde het potentieel van de interne markt volledig te benutten en daarmee de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie dichterbij te brengen,

C.  overwegende dat de interne markt nog steeds versnipperd is als gevolg van een groot aantal factoren, waaronder het niet toepassen van bestaande internemarktwetgeving,

D.  overwegende dat er verder onderzoek nodig is om beter te begrijpen waarom de interne markt versnipperd blijft en hoe deze problemen het beste kunnen worden aangepakt, en met name hoe op de uitvoering van de bestaande wetgeving kan worden toegezien,

E.   overwegende dat de Commissie in het Groenboek talrijke mogelijkheden voor een instrument ten behoeve van het Europese contractenrecht heeft gepresenteerd dat ondernemerschap en het vertrouwen van de burgers in de interne markt kan helpen versterken,

F.   overwegende dat de deskundigengroep die is opgericht om de Commissie bij te staan bij de voorbereiding van een voorstel voor een gemeenschappelijk referentiekader (CFR) samen met een ronde tafel van de betrokken partijen met haar werkzaamheden is begonnen,

G.  overwegende dat de uiteenlopende regelingen op het gebied van het contractenrecht van de lidstaten voor KMO's en consumenten niet de enige belemmering voor het ontplooien van grensoverschrijdende activiteiten vormen, aangezien zij ook met andere problemen te maken hebben zoals taalbarrières, verschillende belastingstelsels, betrouwbaarheid van onlinehandelaren, beperkte toegang tot breedband, digitale ongeletterdheid, veiligheidsproblemen, de samenstelling van de bevolking van de lidstaten, zorgen over de privacy, behandeling van klachten en intellectuele eigendomsrechten, enz.,

H.  overwegende dat volgens een enquête van de Commissie uit 2008 drie vierde van de detailhandelaren alleen in het binnenland verkopen en dat grensoverschrijdende verkoop vaak slechts in een paar lidstaten plaatsvindt[10],

I.    overwegende dat er onderscheid dient te worden gemaakt tussen conventionele grensoverschrijdende transacties en e‑handel, die specifieke problemen kent en waarvoor de transactiekosten anders zijn; overwegende dat het met het oog op toekomstige effectbeoordelingen ook nodig is om zorgvuldig en precies vast te stellen hoe de transactiekosten worden berekend,

J.    overwegende dat duidelijk is dat de toepassing van het buitenlandse (consumenten)recht op grensoverschrijdende transacties in het kader van de Rome I-verordening[11] heeft geleid tot aanzienlijke transactiekosten voor ondernemingen, met name KMO's, die alleen al in het VK worden geschat op 15 000 euro per onderneming en per lidstaat[12],

K.  overwegende dat meer informatie nodig is over de transactiekosten voortvloeiend uit de toepassing van artikel 6, lid 2, en artikel 4, lid 1, letter a) van de Rome I-verordening, rekening houdend met het feit dat Rome I pas sinds december 2009 wordt toegepast,

L.   overwegende dat dergelijke transactiekosten worden gezien als een van de belangrijke belemmeringen voor de grensoverschrijdende handel, zoals wordt bevestigd door 50% van de in 2011 ondervraagde Europese detailhandelaren die al grensoverschrijdend handelen en die te kennen gaven dat hun grensoverschrijdende verkoop door de harmonisatie van de wetgeving die van toepassing is op grensoverschrijdende transacties in de gehele EU zou toenemen, terwijl 41% verklaarde dat hun verkoop daardoor niet zou toenemen, overwegende dat, ter vergelijking, 60% van de detailhandelaren die niet over de grens verkopen te kennen gaf dat hun grensoverschrijdende verkoop in een meer geharmoniseerd regelgevingskader niet zou toenemen, terwijl 25% verklaarde dat hun verkoop wel zou toenemen[13],

M.  overwegende dat een aantal van de meest evidente hinderpalen waarmee consumenten en KMO's met betrekking tot de interne markt worden geconfronteerd, de volgende zijn: ingewikkelde contractuele betrekkingen, oneerlijke voorwaarden in contracten, ontoereikende en onvoldoende informatie, en inefficiënte en tijdrovende procedures,

N.  overwegende dat het van het allergrootste belang is dat een initiatief van de EU antwoord geeft op de echte behoeften en zorgen van bedrijven en consumenten; overwegende dat deze zorgen zich ook uitstrekken tot juridische/taalkundige problemen (aanbieden van standaardvoorwaarden voor kleine ondernemingen in alle EU‑talen) en tot problemen bij de grensoverschrijdende handhaving van contracten (autonome EU‑maatregelen op het gebied van het procesrecht),

O.  overwegende dat er in een studie van de Commissie van wordt uitgegaan dat de online markt versnipperd blijft:in een test mislukte 61% van 10 964 grensoverschrijdende bestellingen, en dat grensoverschrijdend onlinewinkelen de kansen van de consument om een goedkopere aanbieding te vinden[14] en producten te vinden die in eigen land online niet verkrijgbaar zijn[15] lijkt te vergroten; overwegende dat het cijfer van 61% bijzonder hoog lijkt te zijn en verdere studies en controles lijkt te rechtvaardigen,

P.   overwegende dat een geleidelijke harmonisatie obstakels in de interne markt die het gevolg zijn van de uiteenlopende regelingen op het gebied van het contractenrecht niet effectief wegneemt en dat elk initiatief op dit gebied gebaseerd moet zijn op duidelijk bewijs dat dit initiatief een wezenlijk verschil zal uitmaken dat niet kan worden verwezenlijkt met behulp van minder ingrijpende middelen,

Q.  overwegende dat het bestaan van een gemeenschappelijk Europees contractenrecht de consumenten ten goede zou komen en met name zou bijdragen tot meer en toegankelijkere grensoverschrijdende handel binnen de interne markt,

R.   overwegende dat de onderhandelingen over de consumentenrechtenrichtlijn[16]2 hebben aangetoond hoe moeilijk het is om het op contracten toegepaste consumentenrecht te harmoniseren zonder daarbij het gemeenschappelijke streven naar een hoog niveau van consumentenbescherming in Europa te ondermijnen en welke beperkingen dit aan het proces oplegt,

S.   overwegende dat alle maatregelen op het gebied van het Europees contractenrecht rekening moeten houden met dwingende nationale regels en consistent dienen te zijn met de toekomstige richtlijn inzake consumentenrechten, die een belangrijk effect zal hebben op de inhoud en op de mate van harmonisatie van een mogelijk toekomstig instrument op het gebied van het Europees contractenrecht; overwegende dat de uitvoering ervan in de komende maanden voortdurend en zorgvuldig zal moeten worden gemonitord om het toepassingsgebied van het facultatief instrument vast te stellen,

T.   overwegende dat een eindresultaat op het gebied van Europees contractenrecht realistisch, uitvoerbaar, evenredig en goed doordacht moet zijn alvorens het zo nodig wordt gewijzigd en officieel door de Europese medewetgevers wordt aangenomen,

1.   steunt maatregelen om de diverse belemmeringen aan te pakken waarmee zij die grensoverschrijdende transacties op de interne markt wensen uit te voeren worden geconfronteerd en acht een Europees contractenrecht, in combinatie met andere maatregelen, nuttig ter verwezenlijking van alle mogelijkheden die de interne markt biedt en die aanzienlijke economische en werkgelegenheidsvoordelen met zich meebrengen;

2.   is ingenomen met het open debat over het Groenboek en wenst een grondige analyse van de resultaten van deze raadpleging door de ter zake bevoegde afdelingen van de Commissie;

3.   onderstreept de belangrijke plaats die KMO's en ambachtelijke bedrijven innemen in de Europese economie; dringt erop aan dat ervoor wordt gezorgd dat het in de "Small Business Act" gehuldigde "think small first"-beginsel naar behoren wordt toegepast en prioriteit krijgt in het debat over EU‑initiatieven inzake contractenrecht;

Juridische aard van het instrument voor het Europees contractenrecht

4.   kijkt uit naar de publicatie van de resultaten van de deskundigengroep met het oog op de verduidelijking van het toepassingsgebied en de inhoud van het facultatief instrument en met het oog op een open en transparante discussie met alle belanghebbende partijen over het gebruik ervan en over de vraag of de Commissie aanvullende opties wil overwegen om grensoverschrijdende activiteiten te vergemakkelijken; verzoekt om de creatie van "Europese modellen van standaardcontracten", die moeten worden vertaald in alle EU‑talen, moeten worden verbonden met een systeem voor alternatieve geschillenbeslechting (ADR) en online moeten worden geplaatst, en die daarmee het voordeel zullen hebben dat ze een kosteneffectievere en eenvoudigere oplossing voor beide contractpartijen en voor de Commissie zullen vormen;

5.   pleit voor mogelijkheid 4, het vaststellen van een facultatief instrument via een verordening, na verduidelijking van de rechtsgrondslag; is van mening dat een facultatief instrument kan worden aangevuld met een "instrumentarium" dat kan worden goedgekeurd middels een interinstitutionele overeenkomst;

6.   is van mening dat alleen door het gebruik van een verordening de nodige duidelijkheid en rechtszekerheid kan worden verschaft;

7.   benadrukt dat een verordening tot vaststelling van een facultatief instrument voor het Europees contractenrecht een beter functionerende interne markt zou opleveren vanwege de directe werking, met voordelen voor bedrijven (kostenverlaging door voorkomen van collisieregels), consumenten (rechtszekerheid, vertrouwen, hoge mate van consumentenbescherming) en de gerechtelijke systemen in de lidstaten (bestudering van buitenlands recht niet langer nodig);

8.   juicht het toe dat de gekozen optie voldoende rekening houdt met het subsidiariteitsbeginsel en de wetgevingsbevoegdheid van de lidstaten inzake het contractenrecht en het civiel recht niet aantast;

9.   is van mening dat een "instrumentarium" wellicht geleidelijk in praktijk kan worden gebracht, te beginnen als instrument van de Commissie dat na overeenstemming tussen de instellingen wordt omgezet in een instrument voor de wetgever van de Unie; wijst erop dat een “instrumentarium” het noodzakelijke juridische kader en de noodzakelijke juridische grondslag zou creëren op basis waarvan een facultatief instrument en standaardvoorwaarden kunnen functioneren en gebaseerd moet zijn op een beoordeling van de nationale dwingende regels inzake consumentenbescherming binnen, maar ook buiten het bestaande acquis op het gebied van het consumentenrecht;

10. is van mening dat er, door het aanvullen van een facultatief instrument met een "instrumentarium", duidelijker informatie beschikbaar zal zijn met betrekking tot het Europese instrument, waardoor partijen hun rechten beter zullen kennen en een geïnformeerde keuze kunnen maken met betrekking tot het sluiten van een contract op basis van dit systeem, en dat het juridische kader duidelijker zal zijn en niet overvol;

11. is van mening dat alle partijen, zowel bij transacties tussen ondernemingen onderling als bij transacties tussen ondernemingen en consumenten, vrij moeten zijn om het facultatief instrument wel of niet te kiezen als alternatief voor nationale of internationale wetgeving (opt‑in), en verzoekt de Commissie daarom om verduidelijking van de gewenste relatie tussen een facultatief instrument en de Rome I-verordening en internationale overeenkomsten, waaronder het VN‑Verdrag inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken; is echter van mening dat verdere aandacht nodig is om ervoor te zorgen dat het facultatieve instrument de consumenten en kleine ondernemingen bescherming biedt gezien hun positie als zwakkere marktpartij en dat verwarring bij het maken van een rechtskeuze wordt voorkomen; verzoekt de Commissie derhalve het facultatieve instrument aan te vullen met aanvullende informatie waarin in duidelijke, nauwkeurige en begrijpelijke bewoordingen wordt uitgelegd wat de rechten van de consument zijn en dat deze niet in het gedrang komen, ten einde het vertrouwen van de consumenten in het facultatieve instrument te vergroten en hen in staat te stellen met kennis van zaken te beslissen of zij op deze alternatieve basis een contract willen sluiten;

12. is van oordeel dat een facultatief instrument Europese toegevoegde waarde creëert, met name omdat het zorgt voor rechtszekerheid via de rechtspraak van het Hof van Justitie en tegelijk het potentieel biedt om zowel juridische als taalkundige belemmeringen weg te werken, aangezien een facultatief instrument uiteraard in alle talen van de EU beschikbaar zou zijn; benadrukt dat, met het oog op een beter begrip van en voor de werking van de Europese instellingen, de Europese burgers de mogelijkheid moeten hebben om allerhande informatie rond het facultatief instrument te vertalen door middel van toegankelijke en gebruiksvriendelijke online vertaalmachines, zodat ze de gewenste informatie in hun eigen taal kunnen lezen;

13. ziet een mogelijk praktisch voordeel in het flexibele en vrijwillige karakter van een opt-in instrument; verzoekt de Commissie echter om de voordelen van een dergelijk instrument voor consumenten en bedrijven te verduidelijken en beter toe te lichten welke contractpartij de keuze zal hebben tussen het facultatief instrument en de "normaliter" van toepassing zijnde wetgeving en hoe de Commissie voornemens is de transactiekosten terug te dringen; verzoekt de Commissie om in elk voorstel voor een facultatief instrument een mechanisme voor regelmatig toezicht en herziening op te nemen, waarbij alle partijen nauw worden betrokken om ervoor te zorgen dat het facultatief instrument gelijke tred houdt met het acquis op het gebied van het contractenrecht, met name Rome I, met de behoeften van de markt en met de wettelijke en economische ontwikkelingen;

Toepassingsgebied van het instrument

14. is van mening dat zowel contracten tussen ondernemingen onderling (B2B) als tussen ondernemingen en consumenten (B2C) onder het instrument dienen te vallen; benadrukt dat het facultatief instrument een zeer hoog niveau van consumentenbescherming moet bieden ten einde de consumenten te compenseren voor de bescherming die zij normaliter krachtens hun nationale recht zouden genieten; wenst nadere uitleg over de wijze hoe dit kan worden gerealiseerd; is daarom van mening dat het niveau van consumentenbescherming hoger dient te zijn dan het de minimumbescherming die het consumentenacquis biedt en betrekking dient te hebben op zo veel mogelijk nationale dwingende regels, aangezien er bevredigende oplossingen moeten worden gevonden voor problemen op het gebied van het internationaal privaatrecht; meent dat dit hoge niveau van consumentenbescherming ook in het belang van bedrijven is, omdat deze alleen de vruchten van het facultatief instrument zullen kunnen plukken als consumenten in alle lidstaten erop vertrouwen dat de keuze voor het facultatief instrument hen niet van deze bescherming zal beroven;

15. wijst erop dat de voordelen van een uniform Europees contractenrecht op positieve wijze gecommuniceerd moeten worden naar de burgers om het politieke legitimiteit en steun te verlenen;

16. stelt vast dat er naar een verschillende opzet van het contractenrecht voor B2B- en B2C-contracten moet worden gestreefd uit respect voor de gemeenschappelijke tradities van de nationale rechtsstelsels, met bijzondere aandacht voor de bescherming van de zwakkere contractpartner, namelijk de consumenten;

17. wijst erop dat essentiële elementen van de consumentenwetgeving met betrekking tot contracten reeds in verschillende Europese regelingen zijn opgenomen en dat belangrijke onderdelen van het consumentenacquis waarschijnlijk zullen worden gebundeld in de richtlijn inzake consumentenrechten; wijst erop dat die richtlijn een voor de consument en de ondernemingen gemakkelijk te herkennen uniforme regeling zou vormen; benadrukt daarom dat het belangrijk is de uitkomst van de onderhandelingen over de richtlijn inzake consumentenrechten af te wachten alvorens een definitief besluit te nemen;

18. meent voorts, rekening houdend met de bijzondere aard van de verschillende contracten, vooral van B2C- en B2B-contracten, de leidende nationale en internationale beginselen van het contractenrecht en het grondbeginsel van een hoog niveau van consumentenbescherming, dat wat B2B-contracten betreft de bestaande branchepraktijken en het beginsel van contractvrijheid behouden moeten blijven;

19. is van mening dat een facultatief gemeenschappelijk Europees contractenrecht kan zorgen voor een interne markt die beter kan functioneren, zonder consequenties voor het nationale contractenrecht van de lidstaten;

20. is van mening dat het facultatieve instrument in eerste instantie als opt-in in grensoverschrijdende situaties beschikbaar zou moeten zijn en dat garanties nodig zijn dat de lidstaten misbruik van het facultatief instrument in oneigenlijke grensoverschrijdende scenario’s kunnen voorkomen; merkt op dat het eveneens voordelen kan hebben in binnenlandse situaties, met name voordelen in de vorm van eenvoud en kostenbesparing, met name in geval van KMO's; is er echter van overtuigd dat het aan de lidstaten is om te kiezen of het facultatief instrument op binnenlandse basis beschikbaar wordt gesteld; is verder van mening dat de gevolgen van een binnenlandse opt‑in voor het nationale contractenrecht een specifieke analyse verdienen;

21. erkent dat contracten in het elektronisch handelsverkeer of contracten voor verkoop op afstand een groot deel uitmaken van grensoverschrijdende transacties; meent echter dat een facultatief instrument niet tot dit soort transacties moet worden beperkt, maar dat het nuttig zou kunnen zijn andere beperkingen bij de toepassing in eerste instantie van het facultatieve instrument te introduceren totdat voldoende ervaring met de toepassing ervan is opgedaan;

22. onderstreept dat het bijzonder belangrijk is de e‑handel binnen de EU, die onderontwikkeld is, te vergemakkelijken en dat moet worden nagegaan of de verschillen in de nationale contractenrechtsstelsels een belemmering kunnen vormen voor de ontwikkeling van deze sector, die door ondernemingen en consumenten terecht als een potentiële aanjager van de economische groei in de toekomst wordt beschouwd;

23. is van mening dat het toepassingsgebied van een "instrumentarium" behoorlijk ruim kan zijn, terwijl een facultatief instrument beperkt moet zijn tot de kernvraagstukken op het gebied van het contractenrecht; meent dat een "instrumentarium" samenhang moet blijven vertonen met het facultatief instrument en begrippen uit de onderscheiden wettelijke tradities binnen de EU moet omvatten, waaronder regels die moeten zijn afgeleid, onder andere, van het ontwerp van gemeenschappelijk referentiekader[17] en de "Principes contractuels communs" en de "Terminologie contractuelle commune"[18], en dat de daarin vervatte aanbevelingen met betrekking tot het contractenrecht voor consumenten moeten zijn gebaseerd op een werkelijk hoog niveau van bescherming;

24. verzoekt de Commissie en de deskundigengroep om duidelijk te maken wat moet worden verstaan onder "kernvraagstukken van het contractenrecht";

25. ziet voordelen in een facultatief instrument dat specifieke bepalingen omvat voor de meest voorkomende soorten contracten, met name voor de verkoop van goederen en de levering van diensten; roept er nogmaals toe op verzekeringscontracten onder het toepassingsgebied van het facultatief instrument te brengen, aangezien een dergelijk instrument bijzonder nuttig zou kunnen zijn voor kleinere verzekeringscontracten; onderstreept dat er met de "Principles of European Insurance Contract Law" (PEICL) reeds voorbereidende werkzaamheden inzake verzekeringscontractenrecht zijn verricht, die in een Europees contractenrecht opgenomen moeten worden en bijgewerkt en verder bespoedigd moeten worden; dringt echter aan op voorzichtigheid met betrekking tot het opnemen van financiële diensten in de instrumenten voor het contractenrecht die in deze fase worden voorgesteld en verzoekt de Commissie binnen de dienst een deskundigengroep op te zetten voor toekomstige voorbereidende werkzaamheden inzake financiële diensten om ervoor te zorgen dat in toekomstige instrumenten rekening wordt gehouden met de eventuele specifieke kenmerken van de financiële-dienstensector en met eventuele verwante initiatieven van andere delen van de Commissie, en om het Europees Parlement er vroegtijdig bij te betrekken;

26. wijst erop dat enkele specifieke kwesties in verband waarmee een facultatief instrument voordelig zou kunnen zijn, aan de orde zijn gesteld zoals digitale rechten en economisch eigendom; is anderzijds van mening dat het wellicht nodig is bepaalde soorten complexe contracten op het gebied van het publiek recht uit te sluiten; verzoekt de deskundigengroep de mogelijkheid te onderzoeken om contracten op het gebied van auteursrechten op te nemen teneinde de positie van auteurs, die vaak de onderliggende partij in de contractuele relatie zijn, te verbeteren;

27. meent dat het facultatief instrument consistent moet zijn met het bestaande acquis op het gebied van het contractenrecht;

28. herinnert eraan dat er met betrekking tot een Europees contractenrecht nog veel vragen moeten beantwoord en problemen moeten worden opgelost; vraagt de Commissie rekening te houden met de jurisprudentie, de internationale verdragen inzake koopovereenkomsten betreffende roerende goederen, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties inzake contracten voor de internationale verkoop van goederen (CISG), en het effect van de consumentenrechtenrichtlijn; benadrukt het belang van harmonisatie van het contractenrecht in de EU, waarbij rekening moet worden gehouden met de desbetreffende nationale regelgevingen die in B2C-contracten een hoog niveau van bescherming bieden;

Praktische toepassing van het instrument voor het Europees contractenrecht

29. is van mening dat een facultatief instrument consumenten en KMO’s reële voordelen moet opleveren en dat het eenvoudig, duidelijk en evenwichtig moet zijn, zodat het voor alle partijen eenvoudig en aantrekkelijk is om te gebruiken;

30. is van mening dat een facultatief instrument weliswaar tot gevolg zal hebben dat sprake is van één enkele regeling op het gebied van het contractenrecht, maar dat nog steeds moet worden gezorgd voor standaardcontractvoorwaarden die op eenvoudige en begrijpelijke wijze kunnen worden geproduceerd, voor bedrijven, en met name KMO’s, standaard beschikbaar zijn en op enigerlei wijze moeten zijn bekrachtigd om het vertrouwen van de consument te winnen; merkt op dat op een facultatief instrument gebaseerde standaardcontractvoorwaarden een grotere rechtszekerheid zouden bieden dan op het nationale recht van de lidstaten gebaseerde EU‑brede standaardvoorwaarden, omdat in dit laatste geval de kans op verschillende nationale interpretaties zou worden vergroot;

31. herinnert eraan dat de verdere werkzaamheden met betrekking tot grensoverschrijdende alternatieve geschillenbeslechting (ADR), die met name voor KMO's en consumenten snel en kosteneffectief dient te zijn, nog steeds prioriteit hebben, maar benadrukt dat de ADR verder wordt vergemakkelijkt als de partijen gebruikmaken van één regeling op het gebied van het contractenrecht waarin door een facultatief instrument wordt voorzien; verzoekt de Commissie bij de indiening van een voorstel de synergie in het oog te houden; merkt op dat de werkgroep Online geschillenbeslechting van de Commissie van de Verenigde Naties inzake Internationaal Handelsrecht (UNCITRAL) ook belangstelling heeft getoond in een facultatief instrument als middel om ADR te vergemakkelijken[19] en beveelt de Commissie daarom aan om de ontwikkelingen in dit orgaan en in andere internationale organen te volgen;

32. stelt voor dat verbeteringen in de werking en doeltreffendheid van grensoverschrijdende verhaalsystemen kunnen worden vergemakkelijkt door een directe koppeling tussen het facultatief instrument, de Europese betalingsbevelprocedure en de Europese procedure voor geringe vorderingen; is van mening dat een elektronische aanmaningsbrief moet worden ontwikkeld om bedrijven te helpen hun rechten te beschermen, met name op het vlak van intellectuele eigendom en de Europese procedure voor geringe vorderingen;

33. wijst op verontruste geluiden dat consumenten zelden het gevoel hebben dat zij een keus hebben als het gaat om contractvoorwaarden en dat zij in dit verband voor een voldongen feit worden geplaatst; is ervan overtuigd dat de aanvulling van een facultatief instrument met een "instrumentarium" en een reeks standaardvoorwaarden die in alle talen zijn vertaald nieuwkomers in EU‑markten zullen aanmoedigen, waardoor de mededinging zal worden versterkt en de keus voor de consumenten over de gehele linie zal worden verruimd;

34. onderstreept dat de doorslaggevende test voor ieder definitief instrument weliswaar de interne markt zelf is, maar dat vooraf moet worden aangetoond dat het initiatief meerwaarde voor de consumenten oplevert en grensoverschrijdende transacties niet ingewikkelder zal maken voor consumenten en ondernemingen; onderstreept dat het noodzakelijk is te voorzien in bepalingen om aan alle potentiële belangstellenden en betrokkenen (met inbegrip van de nationale rechtbanken) informatie te geven over het bestaan van het Europese contractenrecht en de wijze waarop het functioneert;

35. merkt op dat in verband met de doelstelling van een Europees contractenrecht het belang van een goed functionerende Europese civiele rechtspraak niet over het hoofd mag worden gezien;

36. vraagt de Commissie in samenwerking met de lidstaten kwaliteitstests en ‑controles uit te voeren om na te gaan of de voorgestelde Europese instrumenten voor het Europees contractenrecht gebruiksvriendelijk zijn, volledig tegemoet komen aan de zorgen van de burgers, meerwaarde opleveren voor de consumenten en de ondernemingen, de interne markt versterken en de grensoverschrijdende handel vergemakkelijken;

Betrokkenheid van de belanghebbenden, effectbeoordeling

37. benadrukt het fundamentele belang van de betrokkenheid van de belanghebbenden uit de gehele Unie en uit verschillende sectoren, met inbegrip van de juridische beroepsgroep, en herinnert de Commissie eraan dat ze een brede en transparante raadpleging van alle belanghebbenden dient te organiseren alvorens een besluit te nemen op basis van de resultaten van de deskundigengroep;

38. is zich ervan bewust dat de groep deskundigen en de groep belanghebbenden al een gevarieerde geografische en sectorale achtergrond hebben; is van mening dat de bijdragen van belanghebbenden nog belangrijker worden wanneer de raadplegingsfase beëindigd is en als er een wetgevingsprocedure als zodanig, die zo inclusief en transparant mogelijk zou moeten zijn, wordt gestart;

39. herinnert, in overeenstemming met de beginselen van beter wetgeven, aan de noodzaak van een brede en alomvattende effectbeoordeling waarbij de verschillende beleidsopties, met inbegrip van de optie om geen maatregelen in Unieverband te nemen, worden geanalyseerd en het accent op praktische zaken wordt gelegd, zoals de mogelijke consequenties voor KMO’s en consumenten, mogelijke effecten op oneerlijke mededinging op de interne markt en het aangeven van de gevolgen van elk van deze oplossingen voor het acquis communautaire en de nationale rechtsstelsels;

40. is van mening dat harmonisatie van de omgang met het contractenrecht op EU-niveau in afwachting van de uitvoering van deze effectbeoordeling een doelmatig middel zou kunnen zijn om convergentie en eerlijker mededingingsomstandigheden te waarborgen, maar dat een facultatief instrument, gezien de problemen in verband met harmonisatie van de rechtsstelsels van lidstaten, maar ook van regio’s die op dit gebied wetgevende bevoegdheden hebben, een meer uitvoerbare oplossing biedt, mits gewaarborgd is dat dit toegevoegde waarde oplevert voor consumenten en bedrijfsleven;

41. dringt erop aan dat het Parlement in het kader van de gewone wetgevingsprocedure uitgebreid wordt geraadpleegd over en volledig wordt betrokken bij een toekomstig door de Commissie te presenteren facultatief instrument en dat elk voorgesteld facultatief instrument in het kader van die procedure wordt gecontroleerd en kan worden gewijzigd;

o

o o

42. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

  • [1]  PB L 105 van 27.4.2010, blz. 109.
  • [2]  PB C 295 E van 4.12.2009, blz. 31.
  • [3]  PB C 323 E van 18.12.2008, blz. 364.
  • [4]  PB C 305 E van 14.12.2006, blz. 247.
  • [5]  PB C 292 E van 1.12.2006, blz. 109.
  • [6]  PB C 158 van 26.6.1989, blz. 400.
  • [7]  PB C 205 van 25.7.1994, blz. 518.
  • [8]  PB C 140 E van 13.6.2002, blz. 538.
  • [9]  PB C 76 E van 25.3.2004, blz. 95.
  • [10]  Eurobarometer 224, 2008, blz. 4.
  • [11]  PB L 177 van 4.7.2008, blz. 6.
  • [12]  UK Federation of Small Businesses, Position paper on Rome I (2007).
  • [13]  Flash Eurobarometer 300, 2011 http://ec.europa.eu/consumers/strategy/docs/retailers_eurobarometer_2011_en.pdf
  • [14]  COM(2009)0557, blz. 3.
  • [15]  Ibidem, blz.5.
  • [16] 2 COM(2008)0614.
  • [17]  Von Bar, Clive, Schulte-Nölke et al. (eds.), Principles, Definitions and Model Rules of European Private Law – Draft Common Frame of Reference (DCFR), 2008.
  • [18]  B. Fauvarque-Cosson, D. Mazeaud (dir.), collection 'Droit privé comparé et européen', Volumes 6 en 7, 2008.
  • [19]  Commissie van de Verenigde Naties inzake Internationaal Handelsrech (United Nations Commission on International Trade Law – UNCITRAL), Report of Working Group III (Online Dispute Resolution) on the work of its twenty-second session (Wenen, 13-17 december 2010), blz. 8, 10.

TOELICHTING

I. Achtergrond

Het contractenrecht bepaalt en reguleert transacties binnen de interne markt en het is dan ook duidelijk dat het contractenrecht deze transacties zowel kan belemmeren als vergemakkelijken. Het kiezen van de juiste handelwijze op het gebied van het contractenrecht kan in aanzienlijke mate bijdragen tot een betere werking van de interne markt en de volledige benutting van zijn potentieel voor ondernemingen, met name KMO’s, en consumenten.

Over de mogelijke voordelen van een Europees contractenrecht voor de interne markt wordt al jaren in institutioneel verband en met het grote publiek gediscussieerd; het Parlement heeft zich hierover voor het eerst uitgesproken in 1989. De Commissie heeft het debat verbreed met de publicatie in 2001 van een mededeling over mogelijke problemen die verschillen in het contractenrecht binnen de interne markt met zich mee kunnen brengen en over mogelijke opties om op te treden. In het licht van de reacties op deze raadpleging heeft de Commissie in 2003 een actieplan opgesteld waarin onder meer wordt voorgesteld met het oog op de verbetering van de kwaliteit en de coherentie van het Europees contractenrecht een gemeenschappelijk referentiekader in te voeren dat definities, gemeenschappelijke beginselen en modelbepalingen bevat. In een nadere mededeling uit 2004 heeft de Commissie een uiteenzetting gegeven over de follow-up van dit actieplan en eveneens voorgesteld het acquis van de Unie op dit gebied te herzien; in 2008 diende zij een voorstel in voor een richtlijn inzake consumentenrechten. Met betrekking tot het Europees contractenrecht en het gemeenschappelijk referentiekader heeft de Commissie twee keer verslag uitgebracht over de vooruitgang op dit gebied, en zij heeft nu opnieuw een aantal op dit gebied te nemen maatregelen voorgesteld in de vorm van een Groenboek.

Er zij op gewezen dat het Parlement herhaaldelijk in verschillende resoluties de voordelen van een verbeterd kader inzake het contractenrecht voor de interne markt heeft erkend, het idee van een gemeenschappelijk referentiekader heeft toegejuicht en erop heeft aangedrongen dat het zelf en de belanghebbenden nauw bij het proces worden betrokken.

Het onderhavige verslag is bedoeld als reactie op het recente Groenboek van de Commissie over het Europees contractenrecht en als uiteenzetting van de prioriteiten van het Parlement op dit gebied.

II. Gegevens

Aangezien elk initiatief op het gebied van het contractenrecht nauw dient aan te sluiten bij de werkelijke behoeften en zorgen van ondernemingen en consumenten, is de rapporteur van mening dat de argumentatie terzake dient te stoelen op praktische gegevens met betrekking tot de huidige situatie op het gebied van het contractenrecht en de problemen waarmee ondernemingen en consumenten worden geconfronteerd, met name bij grensoverschrijdende transacties.

Het verslag is derhalve gebaseerd op verschillende reeksen recente gegevens:

– The UK Federation of Small Businesses heeft in haar position paper over de Rome I verordening berekend dat de kosten van een onderneming voor toegang tot de markt voor elektronische handel van een lidstaat, inclusief juridische, vertaal- en uitvoeringskosten, 15 000 euro bedragen.

– Voor Flash Eurobarometer 224, 2008, on "Business attitudes towards cross-border sales and consumer protection" werden volgens de verstrekte informatie in totaal 7 282 managers in de 27 lidstaten en in Noorwegen geïnterviewd tussen 30 januari en 7 februari 2008. Dit zijn de belangrijkste bevindingen (main findings, blz. 4):

· Drie vierde van de detailhandelaren in de EU verkopen alleen op de nationale markt. Verder gaat het bij de ondernemingen die aan de grensoverschrijdende detailhandel deelnemen om middelgrote en middelgrote tot grote detailhandelsondernemingen.

· De kosten van de naleving van de verschillende nationale wetten inzake consumententransacties werd door 60% van de detailhandelaren als belemmering en punt van zorg beoordeeld.

· Verder werd vastgesteld dat 46% van de detailhandelaren het erover eens zijn dat hun grensoverschrijdende verkopen zouden toenemen als de bepalingen van de wetgeving inzake consumententransacties in de gehele Unie geharmoniseerd zouden zijn. 41% verklaarde dat het niveau van de grensoverschrijdende verkopen niet zou veranderen. Van de 75% die momenteel niet aan grensoverschrijdende verkoop doet, verklaart slechts 41% dat zij hiermee zouden doorgaan als de regelingen worden geharmoniseerd.

– De gegevens uit de mededeling van de Commissie van 22 oktober 2009 over de grensoverschrijdende elektronische handel tussen ondernemingen en consumenten in de EU (COM(2009)0557) hebben volgens daarin vervatte informatie de volgende achtergrond: testkopers in alle lidstaten kregen de opdracht 100 populaire producten op internet te zoeken en het totaalbedrag te noteren, inclusief alle (verzend)kosten. Als zowel binnenlandse als grensoverschrijdende aanbiedingen beschikbaar waren, werden deze met elkaar vergeleken. Ook werd genoteerd of de producten beschikbaar waren en of de transactie kon worden gesloten. Hierna volgt een aantal bevindingen:

· Prijsvergelijking: In 13 van de 27 EU‑lidstaten (Portugal, Italië, Slovenië, Spanje, Denemarken, Roemenië, Letland, Griekenland, Estland, Finland, Hongarije, Cyprus en Malta) vonden de testkopers voor minstens de helft van alle producten één grensoverschrijdende aanbieding die ten minste 10% goedkoper was dan de beste binnenlandse aanbieding (COM(2009)0557, blz. 4).

· Toegang tot producten: In het kader van de bovengenoemde test konden de testkopers in Cyprus, Malta en Luxemburg, maar ook in Litouwen, Letland, Ierland, België, Estland, Portugal en Finland, voor minstens de helft van de 100 producten die zij moesten zoeken geen binnenlandse aanbiedingen vinden (COM(2009)0557), blz. 5-6).

· Mislukken van online transacties: Op 10 964 grensoverschrijdende tests kon slechts in gemiddeld 39% van de gevallen een bestelling worden geplaatst bij een online winkel in een ander land. 61% van de bestellingen zou zijn mislukt, omdat de handelaar niet naar het land van de consument wilde leveren of om een andere reden.

Naar het oordeel van de rapporteur blijkt uit deze gegevens dat verschillen op het gebied van het contractenrecht ondernemingen, met name KMO’s, ontmoedigen om grensoverschrijdend handel te gaan drijven en hen belemmeren te profiteren van de mogelijkheden en voordelen die de interne markt biedt. Verder bevestigen deze gegevens dat de consumenten worden benadeeld door een beperkte productkeuze, hogere prijzen en geringere kwaliteit als gevolg van de zwakke grensoverschrijdende concurrentie; consumenten kan zelfs de toegang tot grensoverschrijdende aanbiedingen worden geweigerd.

III. Opzet van het verslag

Het verslag bestaat uit vier delen: in het eerste en tweede deel wordt antwoord gegeven op de kwesties die door de Commissie in haar Groenboek aan de orde worden gesteld; in het derde en vierde deel wordt ingegaan op onderwerpen die de rapporteur van bijzonder belang acht, met name de praktische toepassing van het instrument voor het Europees contractenrecht en kwesties in verband met de betrokkenheid van belanghebbenden en effectbeoordeling.

Juridische aard van het instrument voor het Europees contractenrecht

De rapporteur pleit voor de mogelijkheid een facultatief instrument voor het Europees contractenrecht via een verordening vast te stellen (optie 4). Dit kan worden aangevuld met een "instrumentarium" voor de Commissie en de wetgever (optie 2) dat moet worden gerealiseerd via een interinstitutionele overeenkomst. De rapporteur is van mening dat een instrumentarium het voordeel heeft dat het tamelijk snel kan worden vastgesteld; het kan geleidelijk worden ingevoerd en in eerste instantie ter beschikking van de Commissie worden gesteld wanneer zij wetgeving op het gebied van het contractenrecht voorstelt, en het kan vervolgens in tweede instantie, na sluiting van een interinstitutionele overeenkomst, ter beschikking worden gesteld van het Parlement en de Raad wanneer deze wetgeving terzake vaststellen. Het tempo waarin een "instrumentarium" kan worden vastgesteld zou een eerste praktijktest van de verschillende onderdelen van het CFR en eerste jurisprudentie mogelijk maken, zodat de juridische context wordt voorbereid waarin een facultatief instrument zal functioneren.

De rapporteur ziet het als een duidelijk voordeel van een facultatief instrument, bijvoorbeeld vergeleken met bestaande internationale regelingen zoals het Verdrag van Wenen inzake koopovereenkomsten betreffende roerende goederen (CISG) of de beginselen van het UNIDROIT voor internationale handelscontracten, dat het rechtszekerheid biedt in het kader van de rechtspraak van het Hof van Justitie en in veel talen beschikbaar is. Zij acht het met name een voordeel dat een facultatief instrument partijen een ruimere keus geeft en voordelen biedt als het door partijen als een aantrekkelijk instrument wordt gezien en gekozen. Als het niet wordt gekozen, zijn er ook geen nadelen aan verbonden. De rapporteur is verder van mening dat een mechanisme voor toezicht en herziening van essentieel belang is om ervoor te zorgen dat het facultatief instrument aansluit bij de behoeften van de markt en de ontwikkelingen op juridisch en economisch gebied.

Toepassingsgebied van het instrument

De rapporteur is van mening dat zowel contracten tussen ondernemingen onderling als tussen ondernemingen en consumenten onder het facultatief instrument dienen te vallen; volgens haar moet sprake zijn van een hoog niveau van consumentenbescherming om de gewenste effecten op de interne markt te waarborgen.

Verder is zij van mening dat een facultatief instrument als opt-in beschikbaar kan zijn in zowel grensoverschrijdende als binnenlandse situaties, maar zij wenst een grondige analyse om na te gaan of en hoe de beschikbaarheid van een facultatief instrument voor binnenlandse transacties de ontwikkeling van het nationale contractenrecht beïnvloedt; deze analyse kan worden uitgevoerd in het kader van de effectbeoordeling waarvan het voorstel inzake een instrument voor het contractenrecht vergezeld dient te gaan.

De rapporteur wijst erop dat er stemmen opgaan om een toekomstig instrument voor het contractenrecht te beperken tot de elektronische handel of verkoop op afstand. Zij erkent dat dergelijke contracten een van de belangrijkste toepassingsgebieden voor een toekomstig instrument zouden vormen, maar zij wenst geen kunstmatig onderscheid te maken tussen "virtuele" transacties/transacties op afstand en persoonlijke transacties en is derhalve geen voorstander van beperking van het toepassingsgebied van een facultatief instrument op dit punt.

Met betrekking tot de materiële toepassingssfeer van het instrument is de rapporteur van mening dat het zich dient te richten op de kernvraagstukken van het contractenrecht.

Wat betreft de dekking van specifieke soorten contracten is de rapporteur van mening dat de bepalingen inzake de verkoop van goederen en dienstverleningscontracten prioriteit moeten hebben. Voorts wil zij erop wijzen dat het Parlement er in zijn resolutie van 2 september 2003 al op heeft gewezen dat een opt‑in instrument op het gebied van consumenten -en verzekeringscontracten prioriteit moet hebben en zij is van mening dat een facultatief instrument met name voor kleinere verzekeringscontracten voordelen biedt. Verder is de rapporteur geïnteresseerd in onderzoek naar de mogelijkheden van een facultatief instrument wat betreft digitale rechten en economisch eigendom, kwesties die in de lopende discussies aan de orde zijn gesteld. Anderzijds is zij van mening dat de grenzen wat betreft de soorten contracten die onder een facultatief instrument vallen duidelijk moeten worden afgebakend. Het moet bijvoorbeeld duidelijk zijn dat complexe contracten op het gebied van het publiek recht of bepaalde grote contracten inzake openbare aanbestedingen niet onder een facultatief instrument moeten vallen.

Praktische toepassing van het instrument voor het Europees contractenrecht

In dit deel stelt de rapporteur een aantal kwesties aan de orde die van belang zijn voor de praktische toepassing van het facultatief instrument.

Zij benadrukt vooral dat in de eerste plaats moet worden gestreefd naar eenvoud en gemak. Bovendien moet een facultatief instrument worden gezien in de context van standaard-voorwaarden en voor degenen die gebruikmaken van het instrument, met name KMO’s, is het van essentieel belang dat eenvoudige en begrijpelijke standaardregels beschikbaar zijn. Het vertrouwen van de consument zou worden versterkt als een soort vertrouwenslabel beschikbaar zou zijn.

De rapporteur is verder van mening dat moet worden gestreefd naar synergie met de ADR en ook met de Europese betalingsbevelprocedure en de Europese procedure voor geringe vorderingen.

Tot slot benadrukt zij dat een facultatief instrument de keuze van de consument zal verruimen.

Betrokkenheid van de belanghebbenden, effectbeoordeling

De rapporteur herinnert eraan dat een brede en evenwichtige betrokkenheid van belanghebbenden van fundamenteel belang is. Zij erkent dat door de huidige werkmethode van de Commissie, met een groep deskundigen en een groep belanghebbenden, deelname van de betrokken partijen al is gewaarborgd. Zij acht het echter van belang te benadrukken dat de raadplegingsfase nog niet is beëindigd en dat de wetgevingsprocedure als zodanig nog niet begonnen is; de betrokkenheid van belanghebbenden zal met name van essentieel belang zijn gedurende de wetgevingsprocedure waarvan het inclusieve en transparante karakter met alle beschikbare middelen moet worden gewaarborgd.

Tot slot benadrukt de rapporteur het belang van een brede en gevarieerde effectbeoordeling waarbij een breed scala van beleidopties wordt onderzocht en het accent wordt gelegd op praktische zaken die van belang zijn voor het functioneren van een facultatief instrument.

ADVIES van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (*) (22.3.2011)

aan de Commissie juridische zaken

inzake beleidsopties voor de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemingen
(2011/2013(INI))

Rapporteur voor advies: Hans-Peter Mayer

(*) Procedure met medeverantwoordelijke commissies – Artikel 50 van het Reglement

SUGGESTIES

De Commissie interne markt en consumentenbescherming verzoekt de ten principale bevoegde Commissie juridische zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. overwegende dat er verder onderzoek nodig is om beter te begrijpen waarom de interne markt versnipperd blijft en hoe deze problemen het beste kunnen worden aangepakt, en met name hoe op de uitvoering van de bestaande wetgeving kan worden toegezien,

B.  overwegende dat een aantal van de meest evidente hinderpalen waarmee consumenten en kmo's met betrekking tot de interne markt worden geconfronteerd, de volgende zijn: ingewikkelde contractuele betrekkingen, oneerlijke voorwaarden in contracten, ontoereikende en onvoldoende informatie, en inefficiënte en tijdrovende procedures,

C. overwegende dat het bestaan van een gemeenschappelijk Europees contractenrecht de consumenten ten goede zou komen en met name zou bijdragen tot meer en toegankelijkere grensoverschrijdende handel binnen de interne markt,

D.  overwegende dat de Commissie in haar Groenboek[1]1 talrijke mogelijkheden voor een instrument ten behoeve van het Europese contractenrecht heeft gepresenteerd, dat ondernemerschap kan helpen vergroten en het vertrouwen van de burgers in de interne markt kan helpen versterken,

E.  overwegende dat de onderhandelingen over de consumentenrechtenrichtlijn[2]2 hebben aangetoond hoe moeilijk het is om het op contracten toegepaste consumentenrecht te harmoniseren zonder daarbij het gemeenschappelijke streven naar een hoog niveau van consumentenbescherming in Europa te ondermijnen en welke beperkingen dit aan het proces oplegt,

F.  overwegende dat een eindresultaat op het gebied van Europees contractenrecht realistisch, uitvoerbaar, evenredig en goed doordacht moet zijn alvorens het zo nodig wordt gewijzigd en officieel door de Europese medewetgevers wordt aangenomen,

1.  is ingenomen met het open debat over het Groenboek en wenst een grondige analyse van de resultaten van deze raadpleging door de ter zake bevoegde afdelingen van de Commissie; verzoekt de Commissie een grondige effectbeoordeling van alle voorgestelde opties te verrichten en daarbij met name rekening te houden met een evaluatie van de reële behoeften van de economische actoren en de kosten en de meerwaarde van elke optie;

2.  vraagt de Commissie een grondige effectbeoordeling te verrichten van de optie die het meest passend wordt geacht; benadrukt dat in deze effectbeoordeling onder andere de meest geschikte rechtsgrondslag, de sociale en economische gevolgen, de samenhang met het bestaande internationaal, EU- en privaatrecht, mogelijke arbitragesystemen bij geschillen over de keuze en toepassing van het facultatief instrument tussen consumenten en bedrijven, en de meerwaarde voor consumenten en bedrijven van een dergelijk instrument moeten worden vastgesteld; is van oordeel dat deze effectbeoordeling moet worden afgerond en dat bezwaren moeten worden ondervangen alvorens de werkzaamheden met betrekking tot de gekozen beleidsoptie worden aangevat;

3.  onderstreept de belangrijke plaats die kmo's en ambachtelijke bedrijven innemen in de Europese economie; dringt erop aan dat ervoor wordt gezorgd dat het in de Single Market Act gehuldigde "think small first"-beginsel naar behoren wordt toegepast en prioriteit krijgt in het debat over EU-initiatieven inzake contractenrecht;

4.  is van oordeel dat de ontwikkeling van een combinatie van een facultatief Europees contractenrecht en een "gereedschapskist" een belangrijke winst voor een beter functionerende interne markt zou kunnen opleveren en dat het Parlement en de Raad uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor de juridische vorm en de concrete omvang ervan moeten dragen; onderstreept dat de toepassing van een facultatief Europees contractenrecht erop gericht moet zijn regels te geven voor verkoopcontracten en e-handel, en dat de "gereedschapskist" met algemene definities moet functioneren om de opstelling van andere soorten contracten te vergemakkelijken; herinnert eraan dat er tal van andere praktische belemmeringen voor de grensoverschrijdende handel zijn, zoals de taal, de leveringskosten en de voorkeuren en de cultuur van de consumenten, die niet door het contractenrecht kunnen worden opgelost;

5.  vraagt de Commissie in samenwerking met de lidstaten kwaliteitstest en -controles uit te voeren om na te gaan of de voorgestelde Europese instrumenten voor contractenrecht gebruiksvriendelijk zijn, volledig tegemoet komen aan de zorgen van de burgers, meerwaarde opleveren voor de consumenten en de ondernemingen, de interne markt versterken en de grensoverschrijdende handel vergemakkelijken;

6.  vraagt de Commissie in verband met het initiatief inzake Europees contractenrecht onderzoek te doen naar bepaalde problemen waarmee consumenten en ondernemingen te maken krijgen bij grensoverschrijdende handel, met name problemen met investeringen, betaling, levering, taalbarrières, verhaal en verschillen in juridische, administratieve en culturele tradities;

7.  is van mening dat indien er een facultatief instrument voor contractenrecht op EU-niveau wordt ingesteld, het een aanvullend, alternatief, afzonderlijk systeem voor grensoverschrijdende contracten moet vormen, waarvoor consumenten en ondernemingen kunnen kiezen in plaats van de toepasselijke nationale wetgeving; is van oordeel dat het aan de lidstaten kan worden overgelaten het eventueel ook voor binnenlandse contracten toepasbaar te verklaren;

8.  is van mening dat een gemeenschappelijk Europees contractenrecht kan zorgen voor een interne markt die beter kan functioneren, zonder consequenties voor de nationale contractenrechten binnen de lidstaten;

9.  meent dat verder moet worden onderzocht of de geschikte rechtsgrondslag voor het regelen van contracten tussen ondernemers onderling (B2B-contracten) en tussen ondernemers en consumenten (B2C-contracten) moet worden gevonden in de artikelen 114 en 169 of 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

10. stelt vast dat er naar een verschillende opzet van het contractenrecht voor B2B- en B2C-contracten moet worden gestreefd uit respect voor de gemeenschappelijke tradities van de nationale rechtsstelsels, met bijzondere aandacht voor de bescherming van de zwakkere contractpartners, namelijk de consumenten;

11. herinnert eraan dat er met betrekking tot een Europees contractenrecht nog veel vragen moeten beantwoord en problemen moeten worden opgelost; vraagt de Commissie rekening te houden met de jurisprudentie, de internationale verdragen inzake koopovereenkomsten betreffende roerende goederen, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties inzake contracten voor de internationale verkoop van goederen (CISG), en het effect van de consumentenrechtenrichtlijn; benadrukt het belang van harmonisatie van het contractenrecht in de EU, waarbij rekening moet worden gehouden met de desbetreffende nationale regelgevingen die in B2C-contracten een hoog niveau van bescherming bieden;

12. onderstreept dat het bijzonder belangrijk is de e-handel binnen de EU, die onderontwikkeld is, te vergemakkelijken en dat moet worden nagegaan of de verschillen in de nationale contractenrechtsstelsels een belemmering kunnen vormen voor de ontwikkeling van deze sector, die door ondernemingen en consumenten terecht als een potentiële aanjager van de economische groei in de toekomst wordt beschouwd;

13. wijst erop dat essentiële elementen van de consumentenwetgeving met betrekking tot contracten reeds in verschillende Europese regelingen zijn opgenomen en dat belangrijke onderdelen van het consumentenacquis waarschijnlijk zullen worden gebundeld in de richtlijn inzake consumentenrechten; wijst erop dat die richtlijn een voor de consument en de ondernemingen gemakkelijk te herkennen uniforme regeling zou vormen; benadrukt daarom dat het belangrijk is de uitkomst van de onderhandelingen over consumentenrechten af te wachten alvorens een aanbeveling te doen;

14. onderstreept dat er met de "Principles of European Contract Law" (PEICL) reeds voorbereidende werkzaamheden inzake verzekeringscontractenrecht zijn verricht, die in een Europees contractenrecht opgenomen moeten worden en bijgewerkt en verder bespoedigd moeten worden;

15. meent voorts, rekening houdend met de bijzondere aard van de verschillende contracten, vooral van B2C- en B2B-contracten, de leidende nationale en internationale beginselen van het contractenrecht en het grondbeginsel van een hoog niveau van consumentenbescherming, dat wat B2B-contracten betreft de bestaande branchepraktijken en het beginsel van contractvrijheid behouden moeten blijven;

16. is ervan overtuigd dat een initiatief op het gebied van Europees contractenrecht evenwichtig moet zijn, een eenvoudige, duidelijke, transparante, gebruikersvriendelijke vorm moet krijgen en geen vage rechtsbegrippen mag bevatten, opdat het met name voor de Europese consument goed begrijpelijk is, waarbij ook rekening met de eventuele belangen van beide (of verscheidene) partners bij ieder contract moet worden gehouden;

17. wijst erop dat het voor de consument een extra last zou zijn en dat hij om een geïnformeerde keuze te maken, twee soorten contractenrecht zou moeten kennen; tenzij het in eenvoudige bewoordingen wordt uitgelegd, met vermelding van de voor- en nadelen van beide opties, kan de consument geen zinnige keuze maken;

18. stelt dat consumenten niet de nodige informatie krijgen over de beschikbaarheid en handhaving van hun contractuele rechten, met name bij grensoverschrijdende handel; vraagt de Commissie een gemakkelijk toegankelijk en gebruiksvriendelijk informatiemechanisme te consolideren dat duidelijk uitlegt hoe het contractenrecht tussen de lidstaten werkt en, nog belangrijker, welke voordelen het biedt voor burgers, consumenten en kmo's;

19. is van mening dat een initiatief op het gebied van Europees contractenrecht de consument op het B2C-gebied een zeer hoog beschermingsniveau moet bieden, mochten echter sommige lidstaten een hoger niveau van consumentenbescherming bieden, dan mag de consument de toegang tot deze bescherming niet worden ontzegd;

20. onderstreept dat de doorslaggevende test voor ieder definitief instrument weliswaar de interne markt zelf is, maar dat vooraf moet worden aangetoond dat het initiatief meerwaarde voor de consumenten oplevert en grensoverschrijdende transacties niet ingewikkelder zal maken voor consumenten en ondernemingen; onderstreept dat het noodzakelijk is te voorzien in bepalingen om aan alle potentiële belangstellenden en betrokkenen (met inbegrip van de nationale rechtbanken) informatie te geven over het bestaan van het Europese contractenrecht en de wijze waarop het functioneert.UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

22.3.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

20

3

13

Bij de eindstemming aanwezige leden

Pablo Arias Echeverría, Adam Bielan, Cristian Silviu Buşoi, Lara Comi, Anna Maria Corazza Bildt, António Fernando Correia De Campos, Jürgen Creutzmann, Christian Engström, Evelyne Gebhardt, Iliana Ivanova, Philippe Juvin, Sandra Kalniete, Eija-Riitta Korhola, Edvard Kožušník, Kurt Lechner, Toine Manders, Gianni Pittella, Mitro Repo, Zuzana Roithová, Heide Rühle, Matteo Salvini, Christel Schaldemose, Andreas Schwab, Catherine Stihler, Kyriacos Triantaphyllides, Bernadette Vergnaud, Barbara Weiler

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Damien Abad, Cornelis de Jong, Ashley Fox, Constance Le Grip, Pier Antonio Panzeri, Antonyia Parvanova, Sylvana Rapti, Amalia Sartori

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Michael Gahler

ADVIES van de Commissie economische en monetaire zaken (23.3.2011)

aan de Commissie juridische zaken

over beleidsopties voor de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemingen
2011/2013(INI).

Rapporteur voor advies: Sirpa Pietikäinen

SUGGESTIES

De Commissie economische en monetaire zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie juridische zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  steunt maatregelen om de diverse belemmeringen aan te pakken waarmee zij die grensoverschrijdende transacties op de interne markt wensen uit te voeren worden geconfronteerd en acht een Europees contractenrecht, in combinatie met andere maatregelen, nuttig ter verwezenlijking van alle mogelijkheden die de interne markt biedt en die aanzienlijke economische en werkgelegenheidsvoordelen met zich meebrengen;

2.  dringt erop aan dat de Commissie een effectbeoordeling uitvoert die kan dienen als feitelijke grondslag ter beoordeling van de uitvoeringskosten van een instrument in het kader van het contractenrecht en van de vraag of de harmonisatie van het Europese contractenrecht daadwerkelijk toegevoegde waarde zou opleveren voor ondernemingen, met name het MKB, en consumenten;

3.  verzoekt de Commissie zich in haar effectbeoordeling te buigen over de vraag hoe het instrument in het kader van het contractenrecht voordeel zou opleveren voor het bedrijfsleven, gezien de andere belemmeringen van de interne markt waarmee het MKB wordt geconfronteerd en die rechtstreekser en ingrijpender gevolgen kunnen hebben, alsook andere benaderingen te overwegen om de belemmeringen die zich voordoen aan te pakken;

4.  is van mening dat harmonisatie van de omgang met het contractenrecht op EU-niveau in afwachting van de uitvoering van deze effectbeoordeling een doelmatig middel zou kunnen zijn om convergentie en eerlijker mededingingsomstandigheden te waarborgen, maar dat een alternatief instrument, gezien de problemen in verband met harmonisatie van de wetstelsels van lidstaten, maar ook van regio’s die op dit gebied wetgevende bevoegdheden hebben, een uitvoerbaarder oplossing biedt, mits gewaarborgd is dat dit toegevoegde waarde oplevert voor consumenten en bedrijfsleven;

5.  is van mening dat een dergelijk instrument gegrondvest moet zijn op het Lex Generalis-beginsel dat er algemene bepalingen worden vastgesteld die terzijde worden geschoven als blijkt dat er op nationaal of communautair niveau specifiekere wetten bestaan en mits aldus een hoger niveau van wettelijke bescherming gewaarborgd is;

6.  acht het, afhankelijk van de effectbeoordeling, waarschijnlijk dat het instrument, om voor het MKB waarde toe te voegen, de betrekkingen tussen bedrijven en consumenten en die tussen bedrijven onderling dient te omvatten en dat wellicht een zo ruim mogelijk toepassingsgebied noodzakelijk is om oneerlijke mededinging op de interne markt te voorkomen, en verzoekt de Commissie de mogelijkheden voor deze oneerlijke mededinging in haar effectbeoordeling uitdrukkelijk aan te pakken;

7.  is van mening dat de Commissie financiële diensten, ongeacht de voordelen van opneming van beperkte delen van de financiële dienstverlening op langere termijn, in deze fase uitdrukkelijk dient uit te sluiten van een eventueel instrument in het kader van het contractenrecht;

8.  verzoekt de Commissie binnen de dienst een deskundigengroep op te zetten voor toekomstige voorbereidende werkzaamheden inzake financiële diensten om ervoor te zorgen dat in toekomstige instrumenten rekening wordt gehouden met de eventuele specifieke kenmerken van de financiële-dienstensector en met eventuele verwante initiatieven van andere delen van de Commissie, en om het Europees Parlement er vroegtijdig bij te betrekken;

9.  stelt vast dat een instrument in het kader van het contractenrecht om aanvaardbaar te zijn en te kunnen slagen een heel hoog niveau van consumentenbescherming moet bieden, in overeenstemming moet blijven met de richtlijn inzake consumentenbescherming, en op sommige gebieden zelfs meer bescherming zou moeten;

10. verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de voorgestelde richtlijn betreffende consumentenrechten en de eventuele Europese contractenwetgeving nauw op elkaar zijn afgestemd, en daarom te wachten op het resultaat van de onderhandelingen over de richtlijn betreffende consumentenrechten om vervolgens het verband tussen beide maatregelen juridisch te verduidelijken en er eveneens op toe te zien dat de hogere bepalingen in de nationale wetgeving inzake consumentenrechten in geval van geschillen zwaarder wegen;

11. vraagt de Commissie in dit verband eveneens om ervoor te zorgen dat contracten krachtens het instrument inzake de Europese contractenwetgeving in duidelijke, alledaagse bewoordingen moeten worden opgesteld, zodat consumenten de voorwaarden ervan kunnen begrijpen, en rekening te houden met de taalkundige bescherming van burgers die een officiële taal van een lidstaat spreken;

12. vraagt dat de Commissie de werkzaamheden die worden verricht met betrekking tot het verwachte wetgevingsvoorstel over een EU-dekkend systeem voor alternatieve geschillenbeslechting (ADR) nauw koppelt aan de voorbereidende veldwerkzaamheden inzake het Europese contractenrecht, zodat het eventuele toekomstige instrument voor contractenrecht in gepaste toegang tot ADR voorziet.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

22.3.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

42

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Sharon Bowles, Udo Bullmann, Pascal Canfin, Rachida Dati, Leonardo Domenici, Derk Jan Eppink, Diogo Feio, Markus Ferber, Elisa Ferreira, Vicky Ford, Ildikó Gáll-Pelcz, José Manuel García-Margallo y Marfil, Jean-Paul Gauzès, Sven Giegold, Sylvie Goulard, Jürgen Klute, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Philippe Lamberts, Werner Langen, Astrid Lulling, Íñigo Méndez de Vigo, Sławomir Witold Nitras, Ivari Padar, Alfredo Pallone, Olle Schmidt, Edward Scicluna, Peter Simon, Peter Skinner, Theodor Dumitru Stolojan, Ivo Strejček, Marianne Thyssen, Ramon Tremosa i Balcells, Corien Wortmann-Kool

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Marta Andreasen, Sophie Auconie, Lajos Bokros, David Casa, Robert Goebbels, Enrique Guerrero Salom, Carl Haglund, Olle Ludvigsson, Thomas Mann, Jiří Maštálka, Sylvana Rapti, Gianluca Susta

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

12.4.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

19

2

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Sebastian Valentin Bodu, Christian Engström, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Klaus-Heiner Lehne, Antonio López-Istúriz White, Antonio Masip Hidalgo, Alajos Mészáros, Bernhard Rapkay, Evelyn Regner, Alexandra Thein, Diana Wallis, Rainer Wieland, Cecilia Wikström, Zbigniew Ziobro, Tadeusz Zwiefka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Piotr Borys, Sergio Gaetano Cofferati, Sajjad Karim, Kurt Lechner, Eva Lichtenberger, Arlene McCarthy, Angelika Niebler

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Claudio Morganti