VERSLAG over het beleid inzake controle van financiële overzichten: lessen uit de crisis
30.5.2011 - (2011/2037(INI))
Commissie juridische zaken
Rapporteur: Antonio Masip Hidalgo
Rapporteur voor advies(*):
Kay Swinburne, Commissie economische en monetaire zaken
(*) Procedure met medeverantwoordelijke commissies – Artikel 50 van het Reglement
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het beleid inzake controle van financiële overzichten: lessen uit de crisis
Het Europees Parlement,
– gezien het Groenboek van de Commissie van 13 oktober 2010 over het beleid inzake controle van financiële overzichten: lessen uit de crisis (COM(2010)0561),
– gezien zijn resolutie van 11 mei 2011 over corporate governance bij financiële instellingen[1],
– gezien zijn resolutie van 10 maart 2009 over de toepassing van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen[2],
– gezien Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen[3],
– gezien artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en het advies van de Commissie economische en monetaire zaken (A7-0200/2011),
A. overwegende dat de recente financiële crisis het werk van de auditor op losse schroeven heeft gezet,
B. overwegende dat het aangaan van buitensporige risico's door de financiële instellingen na de crisis in sterke mate in verband is gebracht met de soepele, buigzame en inefficiënte controle- en risicobeheersmechanismen van met name de systeemrelevante financiële instellingen (SIFI's),
C. overwegende dat is vastgesteld dat auditors een sleutelrol kunnen vervullen bij de versterking van het toezicht op het risicobeheer van met name financiële instellingen,
D. overwegende dat niet ten volle gebruik is gemaakt van de rol van de auditcomités bij met name financiële instellingen,
E. overwegende dat een kwalitatief goede audit fundamenteel is voor de economische stabiliteit en het vertrouwen van de markten, daar een dergelijke audit garanties geeft over de geloofwaardigheid van de financiële soliditeit van de ondernemingen,
F. overwegende dat voor wat betreft de kwaliteit van de audit, de onafhankelijkheid van de auditor een fundamentele rol speelt,
G. overwegende dat het risico van belangenconflicten bestaat wanneer auditkantoren verschillende diensten aan hetzelfde bedrijf leveren,
H. overwegende dat de sterke marktconcentratie van de vier grootste auditkantoren kan leiden tot een buitensporige concentratie van risico’s, dat kleinere auditkantoren uiteenlopend van aard zijn en dat hun groei en deskundigheid moeten worden bevorderd door verhoogde kansen om te concurreren,
I. overwegende dat het juist daarom noodzakelijk is opnieuw een grondig debat te voeren over de rol van de auditor en de betreffende marktstructuur,
Algemene vraagstukken
1. is verheugd over het Groenboek van de Commissie en haar holistische aanpak;
2. is verheugd over de fundamentele vraagstelling van het Groenboek hoe de auditfunctie kan worden verbeterd, hoewel er in het verleden geen overtuigende aanwijzingen waren dat de auditfunctie niet met inachtneming van de toepasselijke voorschriften en eisen werd uitgevoerd;
3. is van mening dat het debat over de rol van de auditor gepaard dient te gaan met een versterking van de momenteel weinig efficiënte rol van het auditcomité en van de door de ondernemingen te verrichten financiële verslaglegging en risicorapportage;
4. acht thans nog onvoldoende basis aanwezig voor een eindevaluatie en herinnert de Commissie derhalve aan de noodzaak van een brede en alomvattende effectbeoordeling waarbij overeenkomstig de beginselen van "beter wetgeven" de verschillende beleidsopties worden geanalyseerd en het accent op praktische zaken wordt gelegd en waarbij ook wordt nagedacht over het belang van de financiële verslaglegging in het kader van adequate informatievoorziening over de duurzame economische ontwikkeling van de ondernemingen, met daarin een analyse van de belangengroepen om het verschil in impact op de verschillende groepen, dat uit de effectbeoordeling naar voren komt, zoals KMO's, SIFI's en andere beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde bedrijven, op te helderen; is van mening dat de impact op de gebruikers van de auditverslagen, zoals investeerders en regulatoren van SIFI's, geëvalueerd moet worden; verzoekt de Commissie de meerwaarde te analyseren die voortvloeit uit zowel de voorgestelde regulering als uit geleidelijke harmonisering van de regels en werkwijzen van auditing op de Europese interne markt; is van mening dat de impact op de gebruikers van de auditverslagen, zoals investeerders en regulatoren van systeemrelevante financiële instellingen, geëvalueerd moet worden; verzoekt de Commissie de meerwaarde te analyseren die voortvloeit uit zowel de voorgestelde regulering als uit geleidelijke harmonisering van de regels en werkwijzen van auditing op de Europese interne markt;
5. verwelkomt de erkenning van evenredigheid in het Groenboek;
Rol van de auditor
6. is van mening dat de wettelijke controles een sociale functie hebben en het algemeen belang dienen, aangezien deze een essentieel onderdeel vormen van het democratische economische en politieke systeem en is derhalve verheugd over de doelstelling van het Groenboek om de transparantie te vergroten en de kwaliteit van de auditverslagen te verbeteren ten einde bij te dragen aan de stabiliteit van de financiële markt en de toegang tot financiering te verbeteren; is voorstander van maatregelen op grond van bewijs dat kosten en lasten voor met name financiële instellingen worden gecompenseerd door een aanzienlijke verbetering van hun kwaliteit alsook door regelmatige externe evaluatie en passend gereglementeerd toezicht; onderstreept de noodzaak van specifieke wetgeving;
7. wijst erop dat een auditsysteem van hoge kwaliteit een integraal onderdeel is van een degelijk kader voor corporate governance; verzoekt de Commissie haar voorstellen inzake corporate governance en auditing op consistente wijze aan het Parlement en de Raad voor te leggen;
8. benadrukt het belang van het auditverslag voor aandeelhouders en het publiek; onderkent het beginsel "een audit is een audit" en waarschuwt tegen het grote risico dat de toepassing van verschillende normen tot rechtsonzekerheid leidt; is derhalve voorstander van uitbreiding van de reikwijdte ervan naar alle financiële instellingen;
9. is het eens met de Commissie wat betreft het beginsel dat de conclusies van het auditverslag zich meer op de inhoud dan op de vorm moeten richten;
10. verzoekt de Commissie na te gaan hoe de taak van de auditor kan worden uitgebreid tot een controle op de door de gecontroleerde entiteit verstrekte informatie met betrekking tot het risico, zonder de controle op de in de belangrijkste financiële overzichten verstrekte gegevens te veronachtzamen; beveelt aan dat auditors in kennis moeten worden gesteld van alle gevallen waarin het oordeel van het risicocomité terzijde is geschoven;
11. is van mening dat auditverslagen kort moeten zijn, met duidelijke en bondige conclusies, en betrekking moeten hebben op alle aspecten van de wettelijke taakopdracht van de auditor; is van mening dat de auditor het auditcomité en de algemene vergadering aanvullende uitleg dient te geven over algemene kwesties zoals de gebruikte methoden inzake administratieve verwerking en over concrete aspecten zoals sleutelindicatoren, materialiteitscijfers en evaluatie van het risico dat verbonden is aan materiële schattingen of beoordelingen alsook over bijzondere problemen die de auditor bij zijn werkzaamheden heeft ondervonden;
12. dringt erop aan dat de auditverslagen van financiële instellingen uitgebreide bekendmakingsvereisten bevatten voor de waardering van minder liquide activa om de vergelijking van waarderingen van de financiële instrumenten tussen instellingen mogelijk te maken;
13. benadrukt dat de toezichthouders of de bevoegde autoriteiten moeten worden gewaarschuwd door de auditors wanneer zij problemen ontdekken die de toekomst van de gecontroleerde entiteit in gevaar kunnen brengen; beveelt aan dat er bilaterale bijeenkomsten plaatsvinden tussen de auditors en toezichthouders van grote financiële instellingen;
14. wijst op de mogelijkheid dat auditors aansprakelijk worden gesteld voor aanvullende informatie die zij verstrekken bovenop de informatie die wettelijk moet worden verstrekt; meent desondanks dat de samenleving van auditors eist dat zij zowel naar de toekomst als naar buiten toe verantwoordelijkheid nemen, met name ten aanzien van grote en systeemrelevante ondernemingen; is van mening dat informatie waarover auditors beschikken die van openbaar belang is en betrekking heeft op risico's, activiteiten buiten de balans om of mogelijke toekomstige posities, altijd bekendgemaakt moet worden aan de regelgevende autoriteiten en in de meeste omstandigheden aan het publiek;
15. wenst dat de rol van de auditcomités van alle financiële instellingen wordt versterkt door van hen de goedkeuring van een risicomodelevaluatie te verlangen die specifieke vergelijkingen met bepaalde benchmarks omvat, waaronder verslaglegging over potentiële toekomstige financieringsbehoeften, bankconvenanten, toekomstige geldstromen, risicobeheer, managementschattingen en naleving van de belangrijkste boekhoudkundige beginselen en eventuele voorzienbare risico’s met betrekking tot het bedrijfsmodel van de onderneming; wenst dat deze evaluatie, samen met het volledige auditverslag, jaarlijks ter behandeling en goedkeuring aan de raad van bestuur en de raad van toezicht van de financiële instellingen wordt voorgelegd;
16. is van mening dat de professioneel-kritische instelling een van de hoekstenen is van de controle in alle stadia ervan; meent dat deze kritische instelling wordt bereikt door de objectiviteit en onafhankelijkheid van de auditor, in combinatie met een op ervaring gestoeld professioneel oordeel, waarvoor afvinkprocedures geen vervanging kunnen vormen;
17. is van mening dat het uitzonderingssysteem in de auditverslagen niet opnieuw aan de orde hoeft te worden gesteld, aangezien het een afschrikkend nut heeft en bijdraagt aan de kwaliteit van de financiële informatie;
18. is van mening dat een vlotte en regelmatige dialoog tussen de externe auditor, de interne auditor en het auditcomité van essentieel belang is voor een doeltreffende controle, met dien verstande dat de aandeelhouders op de hoogte moeten worden gesteld van bijvoorbeeld de redenen waarom een auditor (opnieuw) wordt aangesteld of vertrekt via een concrete toelichting op het verslag van het auditcomité;
19. is van mening dat auditors het recht moeten hebben om te worden gehoord tijdens algemene vergaderingen van de onderneming over zaken die verband houden met hun taak als auditor;
20. is van mening dat het noodzakelijk is om in de wet duidelijk onderscheid te maken tussen deze twee auditactiviteiten, respectievelijk interne en externe audit;
Internationale auditnormen (ISA’s)
21. stelt voor dat de Commissie ten spoedigste overgaat tot goedkeuring van de internationale auditnormen (ISA's), die uiteen worden gezet in een verordening, zodat de controles op Europees niveau geharmoniseerd kunnen worden en de taak van de toezichthoudende instanties gemakkelijker wordt; is van mening dat de controle uniek is, onafhankelijk is van de grootte van de gecontroleerde onderneming, maar dat het wel nodig is die controle aan de specifieke eigenschappen van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) aan te passen; wijst de Commissie erop dat er, afgezien van ondernemingen waarvoor de internationale auditnormen gelden, ook andere ondernemingen zijn die weliswaar van deze normen zijn vrijgesteld, maar waarvan de financiële situatie niettemin door erkende auditkantoren moet worden gecontroleerd;
Governance en onafhankelijkheid van auditkantoren
22. deelt de mening dat sprake is van een onvermijdelijk conflict als de auditor wordt aangesteld en beloond door de gecontroleerde onderneming; acht het op dit moment echter niet terecht dat de auditor door een derde partij wordt aangesteld; verzoekt in dit verband, en onverminderd artikel 37, lid 2, van Richtlijn 2006/43/EG, de rol van het auditcomité te versterken;
23. is van mening dat de auditor, waar deze verplicht is, zijn opdracht moet krijgen van het auditcomité en niet van de raad van bestuur van de onderneming die moet worden gecontroleerd, en dat de leden van het auditcomité over relevante ervaring dienen te beschikken, waarvan ten minste de helft over ervaring met financiële verslaglegging en controle van financiële overzichten; is van mening dat het auditcomité dient in te staan voor de onafhankelijkheid van de auditor, met name met betrekking tot de adviesdiensten die de auditor levert of aanbiedt;
24. is van mening dat zowel de voorschriften voor het waarborgen van de onafhankelijkheid van de auditor als de regels voor het waarborgen van de kwaliteit van de auditfunctie gecontroleerd moeten worden door een openbare toezichthoudende instantie die volledig onafhankelijk van de beroepsgroep functioneert;
25. steunt het opstellen van een internationale code voor goed bestuur voor auditkantoren die instellingen van openbaar belang controleren;
26. deelt de mening dat de onafhankelijkheid van de auditor van het grootste belang is en dat maatregelen getroffen moeten worden om buitensporige vertrouwdheid te voorkomen; stelt voor dat de Commissie een effectbeoordeling uitvoert die betrekking heeft op een aantal opties, met name externe roulatie en het effect van vrijwillige gezamenlijke audits; acht een grotere onafhankelijkheid van de auditor door externe roulatie weliswaar mogelijk, maar blijft van mening dat op het gebied van regelgeving niet de externe roulatie, maar veeleer de interne roulatie van auditors de beste oplossing is, hetgeen ook wordt bevestigd door Richtlijn 2006/43/EG, en dat de bestaande regelingen voor de roulatie van partners zorgen voor de onafhankelijkheid die nodig is om de controles effectief te laten zijn;
27. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de werkwijzen van de ondernemingen bijdragen aan de instandhouding van de ingebouwde beveiligingen, waaronder die met betrekking tot het verplicht rouleren van de belangrijkste auditpartners, zelfs als die partners bij een ander kantoor gaan werken;
28. stelt voor dat andere opties dan of opties ter aanvulling van een vaste roulatiecyclus in overweging moeten worden genomen - bijvoorbeeld wanneer gezamenlijke audits worden uitgevoerd, kan de roulatiecyclus tweemaal zo lang duren als wanneer één auditor de controle uitvoert, aangezien de dynamiek van drie betrokken partijen anders is dan die van twee betrokken partijen, en ook gezamenlijke roulatie zou kunnen worden toegepast;
29. is van mening dat er een scheidslijn moet worden getrokken tussen de auditdiensten en niet-auditdiensten die een auditkantoor aan een cliënt levert, en wel met het oog op het voorkomen van belangenconflicten als bedoeld in artikel 22, lid 2, van Richtlijn 2006/43/EG en in overeenstemming met de gedragscode van de beroepsgroep; wijst erop dat aldus de kunstmatige verlaging van de prijzen van het auditkantoor ("low balling"), in de hoop de lagere prijs te compenseren met het in rekening brengen van aanvullende diensten, kan worden beperkt; is derhalve van mening dat de scheiding dient te gelden voor alle auditkantoren en hun cliënten; verzoekt de Commissie onder verwijzing naar de aanbevelingen van 2002 inzake de met de wettelijke controle belaste auditors een lijst op te stellen met voorwaarden op basis waarvan dergelijke diensten onverenigbaar worden geacht met auditdiensten; erkent dat de levering van niet-auditdiensten, indien deze niet onverenigbaar zijn met de onafhankelijkheid van de auditor, een essentiële rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van bredere vaardigheden van kleine en middelgrote auditkantoren, maar is van mening dat interne en externe auditdiensten niet tegelijkertijd moeten worden geleverd;
30. acht het behoud van de onafhankelijkheid van de auditor essentieel; is van mening dat het externe auditoren niet mag worden toegestaan diensten aan de gecontroleerde onderneming te verlenen die aanleiding zouden kunnen geven tot niet-nakoming van de vereisten op het gebied van onafhankelijkheid of andere ethische vereisten; erkent dat het, om de economische groei in Europa te versterken, noodzakelijk is dat alle ondernemingen, ongeacht hun grootte, inclusief KMO's, onafhankelijke auditors en auditkantoren kunnen contracteren die over een breed gamma bekwaamheden beschikken;
31. wijst er met name op dat auditdiensten die worden geacht tot een belangenconflict te leiden niet door hetzelfde auditkantoor moeten worden verleend, met inbegrip van bepaalde adviesdiensten en evaluaties van complex gestructureerde producten, en is van mening dat een en ander moet worden gecontroleerd door de bevoegde toezichthoudende autoriteiten;
32. meent dat auditcomités een belangrijke toezichthoudende taak hebben bij het waarborgen van de onafhankelijkheid van de auditor en vraagt de Commissie richtsnoeren uit te vaardigen om auditcomités in dit opzicht bij te staan;
33. beveelt aan dat het auditcomité als een entiteit van de raad van toezicht, en niet de raad van bestuur, moet beslissen over de levering van niet-auditdiensten aan een bepaalde financiële onderneming en moet onderhandelen over de aanbesteding en de details van het mandaat; verzoekt de Commissie een effectbeoordeling uit te voeren van de haalbaarheid en effecten van een plafond voor niet-auditdiensten op basis van opbrengst;
34. is van mening dat het aandeel dat de van een cliënt ontvangen honoraria uitmaken van de totale inkomsten van het auditkantoor of netwerk van auditkantoren moet worden gepubliceerd wanneer dit een bepaalde drempel overschrijdt, en dat toezichthouders moeten kunnen optreden door middel van het uitvoeren van controles en het vaststellen van limieten of andere planningseisen wanneer genoemd aandeel een bepaald percentage overschrijdt, om te voorkomen dat het auditkantoor in een situatie van economische afhankelijkheid terechtkomt; wijst er echter op dat een dergelijk optreden de groei van kleinere kantoren niet mag beperken en dat het binnenhalen van een grote en belangrijke cliënt, hetgeen in eerste instantie een groot deel van het werk van het kantoor in beslag zal nemen, een essentieel onderdeel van het groeiproces is;
35. is van mening dat auditkantoren die instellingen van openbaar belang controleren hun rekeningen moeten publiceren en dat deze rekeningen en de gebruikte methoden moeten worden gecontroleerd om de kwaliteit ervan te waarborgen;
36. is van mening dat bij gebleken functiemisbruik van het bestuur van een onderneming of een instelling van openbaar belang en/of het auditkantoor, alle betrokkenen strafrechtelijk moeten kunnen worden vervolgd;
37. is van mening dat het partnerschapsmodel het meest geschikte model is voor auditkantoren, aangezien het de onafhankelijkheid van deze kantoren bewaakt;
38. verzoekt de Commissie en de lidstaten een voorbeeldfunctie toe te kennen aan de controles op overheidsinstanties en mogelijke belangenconflicten tengevolge van eventuele banden tussen de auditor en de besluitvormingsorganen van de gecontroleerde overheidsinstanties te voorkómen;
Groepscontroles
39. steunt de voorstellen van het Groenboek over groepscontroles;
40. verzoekt de Commissie zich in de context van de toekomstige herziening van het wetgevingskader van de EU voor gegevensbescherming te buigen over het vraagstuk van de doorgifte van gegevens bij een groepscontrole;
41. is van mening dat groepsauditors een duidelijk overzicht van de groep moeten hebben en in geval van financiële instellingen die op groepsbasis worden gecontroleerd de dialoog moeten aangaan met de toezichthouder van de groep;
Toezicht
42. verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen om de communicatie tussen de auditors van instellingen van openbaar belang en de regelgevende instanties te verbeteren;
43. is van mening dat er communicatie- en vertrouwelijkheidsprotocollen opgesteld moeten worden en dat de dialoog in beide richtingen moet werken;
44.dringt aan op een betere tweerichtingscommunicatie tussen auditors en financiële toezichthouders van financiële instellingen, vooral met betrekking tot specifieke aandachtsgebieden, waaronder de interactie tussen verschillende financiële producten; dringt aan op de totstandbrenging van dezelfde communicatie door auditors en de Europese toezichthoudende autoriteiten voor grensoverschrijdende entiteiten;
45.wijst erop dat het toezicht op audits moet worden geharmoniseerd en verzoekt de Commissie te overwegen de Europese groep van accountantstoezichthouders te integreren in het Europees systeem voor financieel toezicht, mogelijk via de EAEM;
46. dringt erop aan dat de externe auditors van financiële instellingen op gezette tijden op sectorale basis verslag uitbrengen aan het ECSR om sectorale trends en potentiële bronnen van systeemrisico alsmede potentiële gevallen van falen te onderkennen, en merkt op dat dit op proportionele wijze dient te geschieden;
47. verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat de conclusies die door de nationale algemene Rekenkamers in het kader van hun controletaak worden geformuleerd, gerespecteerd worden;
Concentratie en marktstructuur
48.is van mening dat de ondergang van een van de Grote Vier auditkantoren gezien de huidige marktsituatie een groot risico zou betekenen voor de geloofwaardigheid van de auditors als beroepsgroep;
49.is van mening dat een faillissement van een auditkantoor waarschijnlijk geen domino-effect zal hebben op de rest van de economie, maar dat kantoren die "te groot zijn om failliet te gaan" mogelijk een moreel risico kunnen opleveren en dat noodplannen voor de grote auditkantoren moeten worden versterkt; is verder van mening dat deze plannen tot doel moeten hebben de mogelijkheid dat een auditkantoor de markt zonder gegronde reden verlaat tot een minimum te beperken alsook de onzekerheid en ontwrichting die een dergelijk vertrek met zich mee zou brengen te beperken;
50.is van mening dat de noodplannen een belangrijk middel zijn om de wanordelijke liquidatie van een kantoor te voorkomen en dat deze plannen een mechanisme dienen te omvatten waarmee de regelgever wordt geïnformeerd over elk probleem dat een auditkantoor op nationaal of internationaal niveau bedreigt teneinde de regelgever in staat te stellen zijn taak uit te voeren en dergelijke situaties met de nodige zorgvuldigheid te behandelen;
51.steunt de invoering van schriftelijke wilsverklaringen voor de vier grootste auditkantoren en voor auditors die belangrijke auditdiensten aan de financiële sector leveren, alsook de opstelling van grensoverschrijdende noodplannen voor de correcte overdracht van klantencontracten ingeval een belangrijke speler zich uit de markt terugtrekt;
52.benadrukt dat alle auditdiensten onder andere gericht moeten zijn op de ontwikkeling van een vorm van concurrentie binnen de sector waarbij de kwaliteit, de nauwkeurigheid en de diepgang van de audits moeten worden gehandhaafd;
53.verzoekt de Commissie gelijke mededingingsvoorwaarden voor alle kantoren op de auditmarkt tot stand te brengen en de regelgeving inzake het uitvoeren van audits op Europees niveau te vereenvoudigen; is van mening dat een gemakkelijkere markttoegang en het wegnemen van obstakels voor toetreding tot de markt van essentieel belang zijn om het aantal deelnemers op de auditmarkt te vergroten; is van mening dat de auditcomités, en niet de directies van ondernemingen, zich in de beste positie bevinden om het type audit te selecteren dat het beste voorziet in de behoeften van de gecontroleerde entiteit en de doelmatigheid en kwaliteit van de audit te monitoren, en meent dat speciaal de nadruk moet worden gelegd op de onafhankelijkheid van de auditor; is van mening dat de Commissie methoden moet onderzoeken om entiteiten van openbaar belang, de publieke sector en Europese instellingen beter in staat te stellen de kwaliteit te beoordelen van auditdiensten die auditkantoren ongeacht hun omvang kunnen leveren;
54.onderkent dat de invoering van gezamenlijke audits positieve effecten zou kunnen hebben op de diversificatie van de auditmarkt; wijst erop dat de marksituaties en de ervaringen met gezamenlijke audits per lidstaat uiteenlopen; roept de Commissie op de mogelijke baten en de kosten van verplichte invoering voor auditkantoren, met name kleine kantoren, en voor gecontroleerde ondernemingen – met name financiële instellingen - te evalueren en na te gaan hoe een en ander de concentratie op de auditmarkt en de financiële stabiliteit kan beïnvloeden;
55. is van mening dat overnames door de Grote Vier moeten worden beoordeeld in het licht van het effect ervan op de groei van andere kantoren of netwerken;
56.roept de Commissie op de toepassing te onderzoeken van restrictieve convenanten door banken en andere financiële instellingen op leningen en andere financiële producten voor ondernemingen, waardoor de auditorkeuze beperkt zou kunnen worden;
57. acht het van essentieel belang het opnemen in contracten van restrictieve clausules ten gunste van de Grote Vier auditkantoren te verbieden;
58.wenst dat fusies tussen kleine en middelgrote auditkantoren worden aangemoedigd; spoort de Commissie aan onderzoek te doen naar de invoering van een kwaliteitscertificaat en -register voor auditkantoren waaruit blijkt dat kleine en middelgrote auditkantoren bevredigend werk kunnen verrichten; is van mening dat openbare aanbestedingen erop gericht moeten zijn om gebruik te maken van kantoren die niet tot de Grote Vier behoren en dat overheidsorganen een benchmarkpercentage moeten vaststellen voor het inschakelen van dergelijke kantoren;
59.verzoekt de Commissie bij aanbestedingen van instellingen van openbaar belang te bepalen dat naast de Grote Vier ten minste aan twee auditkantoren die niet tot de Grote Vier behoren eerlijke toegang tot de aanbestedingsprocedure moet worden verleend; is van mening dat aan de auditcomités een sleutelrol moet worden toebedeeld in dit proces waaraan ook de aandeelhouders moeten deelnemen; roept de Commissie op de werkwijze van de auditcomités te herzien met betrekking tot aanbestedingsprocedures, met bijzondere nadruk op aspecten van administratieve lasten die verbonden zijn met een formele aanbestedingsprocedure, en ervoor te zorgen dat de uiteindelijke beslissing van de aandeelhouders over de benoeming van de auditors op een voorstel van het auditcomité is gebaseerd; is van mening dat dit voorstel een omschrijving moet omvatten van de gevolgde procedure, de gehanteerde criteria en de motieven die ten grondslag lagen aan de aanbeveling van het auditcomité;
60.verzoekt de Commissie (DG Concurrentie) een gedetailleerd onderzoek naar de auditmarkt uit te voeren;
Totstandbrenging van een Europese markt
61.is van mening dat de auditfunctie integraal deel uitmaakt van het opnieuw tot leven brengen van de interne markt; verzoekt de Commissie na te gaan in hoeverre het vergemakkelijken van grensoverschrijdende auditwerkzaamheden zou kunnen leiden tot het wegnemen van eventuele barrières voor toetreding tot de markt en tot het wegwerken van capaciteitstekorten; verzoekt de Commissie na te gaan in hoeverre een Europese markt voor auditdiensten zou kunnen leiden tot een vermindering van de complexiteit van de procedure en een verlaging van de kosten voor alle marktdeelnemers, met name voor kleine en middelgrote auditkantoren; spoort de Commissie aan alle relevante initiatieven te ontplooien om internationale auditnormen in het EU-recht vast te stellen en ten uitvoer te leggen die kunnen bijdragen aan de totstandkoming van daadwerkelijk gelijke mededingingsvoorwaarden voor auditkantoren; herinnert de Commissie aan haar aanbevelingen inzake de aansprakelijkheid van auditors; verzoekt de Commissie in dit verband voorstellen in te dienen voor verdere harmonisatie met het oog op de invoering van een Europees paspoort voor auditors, en daarbij speciaal de nadruk te leggen op alles wat de onafhankelijkheid van de auditor waarborgt;
62.roept de Commissie op een aansprakelijkheidssysteem op pan-Europees niveau voor het auditberoep te ontwikkelen;
Internationale samenwerking
63.verzoekt de Commissie haar inspanningen op te voeren om de convergentie te vergroten;
o
o o
64.verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
- [1] Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0223.
- [2] PB C 87E van 1.4.2010, blz. 23.
- [3] PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87.
ADVIES van de Commissie economische en monetaire zaken (*) (11.5.2011)
aan de Commissie juridische zaken
over het beleid inzake controle van financiële overzichten: lessen uit de crisis
(2011/2037(INI))
Rapporteur voor advies(*): Kay Swinburne
(*) Procedure met medeverantwoordelijke commissies – Artikel 50 van het Reglement
SUGGESTIES
De Commissie economische en monetaire zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie juridische zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
A. overwegende dat de sterke marktconcentratie van de vier grootste auditkantoren kan leiden tot een buitensporige concentratie van risico’s, dat kleinere auditkantoren uiteenlopend van aard zijn en dat hun groei en deskundigheid moeten worden bevorderd door verhoogde kansen om te concurreren,
B. overwegende dat de ondergang van een dominant auditkantoor de geloofwaardigheid van het auditberoep ernstig zou ondermijnen en tot grote onzekerheid zou kunnen leiden met betrekking tot de kwaliteit van financiële overzichten die worden opgesteld voor beursgenoteerde ondernemingen,
C. overwegende dat naar aanleiding van de financiële crisis is vastgesteld dat auditors een sleutelrol kunnen vervullen bij de versterking van het toezicht op het risicobeheer van met name financiële instellingen,
D. overwegende dat niet ten volle gebruik is gemaakt van de rol van de auditcomités bij met name financiële instellingen,
E. overwegende dat het risico van belangenconflicten bestaat wanneer auditkantoren verschillende diensten aan hetzelfde bedrijf leveren,
F. benadrukt het belang van het auditverslag voor aandeelhouders en het publiek; onderkent het beginsel "een audit is een audit" en waarschuwt tegen het grote risico dat de toepassing van verschillende normen tot rechtsonzekerheid leidt; is derhalve voorstander van uitbreiding van het toepassingsgebied tot alle financiële instellingen,
G. overwegende dat het aangaan van buitensporige risico's door de financiële instellingen na de crisis in sterke mate in verband is gebracht met de soepele, buigzame en inefficiënte controle- en risicobeheersmechanismen van met name de systeemrelevante financiële instellingen (SIFI's),
1. dringt erop aan kleinere kantoren meer kansen te bieden door te voorkomen dat interne en externe auditdiensten worden verleend door hetzelfde auditkantoor, aangezien dit een risico zou kunnen betekenen voor de onafhankelijkheid van de auditor; wijst er met name op dat onderdelen van de auditdiensten waarvan wordt gedacht dat deze tot een belangenconflict kunnen leiden niet door hetzelfde auditkantoor moeten worden verleend, met inbegrip van bepaalde adviesdiensten en evaluaties van complex gestructureerde producten; is van mening dat een en ander moet worden gecontroleerd door de bevoegde toezichthoudende autoriteiten;
2. beveelt aan dat het auditcomité als een entiteit van de raad van toezicht, niet de raad van bestuur, moet beslissen over de levering van niet-controlediensten aan de desbetreffende financiële onderneming en moet onderhandelen over de aanbesteding en de details van het mandaat; roept de Commissie op een effectbeoordeling uit te voeren van de haalbaarheid en effecten van een plafond voor niet-controlediensten op basis van opbrengst;
3. erkent dat de wettelijke controles een sociale functie hebben en het algemeen belang dienen en is derhalve verheugd over de doelstelling van het Groenboek om de transparantie te vergroten en de kwaliteit van de controleverklaringen te verbeteren ten einde bij te dragen aan de stabiliteit van de financiële markt en de toegang tot financiering te verbeteren; is voorstander van maatregelen op grond van bewijs dat kosten en lasten voor met name financiële instellingen worden gecompenseerd door een aanzienlijke verbetering van hun kwaliteit alsook door regelmatige externe evaluatie en passend gereglementeerd toezicht; onderstreept de noodzaak van specifieke wetgeving;
4. roept de Commissie op de praktijken van het auditcomité te herzien met betrekking tot aanbestedingsprocedures, met bijzondere nadruk op de aspecten transparantie en administratieve lasten die verbonden zijn met een formele aanbestedingsprocedure, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat geen afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de auditdiensten; is van mening dat ondernemingen met het oog op de waarborging van de onafhankelijkheid van de audits moeten overwegen om de acht jaar – een periode die kan worden verlengd – een open aanbestedingsprocedure voor de wettelijke aanstelling van externe auditors te organiseren; moedigt de Commissie aan de resultaten van een jaarlijkse discussie over de selectie van de auditor op te nemen in een verslag van het auditcomité aan de aandeelhoudersvergadering;
5. dringt aan op de vereiste voor auditcomités om in hun verslag regelmatige discussies met belangrijke aandeelhouders te publiceren alsmede eventuele belangrijke kwesties met betrekking tot financiële verslaglegging die gedurende een audit aan de orde zijn gesteld en om de basis uit te leggen voor het besluit over de aanbesteding van de audit en de benoeming van de auditor voor alle met audits verband houdende werkzaamheden, maar in het bijzonder voor het contract voor de externe audit;
6. bevestigt dat, met het oog op het handhaven van een hoog kwaliteitsniveau van de audits, de interne roulatie van auditors, zoals bevestigd in Richtlijn 2006/43/EG, de voorkeur heeft boven externe roulatie;
7. onderkent dat de invoering van gezamenlijke audits positieve effecten zou kunnen hebben op de diversificatie van de auditmarkt; wijst op de verschillende marktsituaties en de uiteenlopende ervaringen met gezamenlijke audits in de lidstaten; roept de Commissie op de mogelijke baten en de kosten van de verplichte invoering voor auditkantoren, met name kleine kantoren, en voor te controleren ondernemingen en financiële instellingen in het bijzonder te evalueren en na te gaan hoe een en ander de concentratie op de auditmarkt en de financiële stabiliteit kan beïnvloeden;
8. verzoekt de Commissie (DG Concurrentie) een gedetailleerd onderzoek naar de auditmarkt uit te voeren;
9. dringt aan op een betere tweerichtingscommunicatie tussen auditors en financiële toezichthouders van financiële instellingen, vooral met betrekking tot specifieke aandachtsgebieden, waaronder de interactie tussen verschillende financiële producten; dringt aan op de totstandbrenging van dezelfde communicatie door auditors en de Europese toezichthoudende autoriteiten voor grensoverschrijdende entiteiten;
10. wijst erop dat het toezicht op audits moet worden geharmoniseerd en verzoekt de Commissie te overwegen de Europese groep van accountantstoezichthouders te integreren in het Europees systeem voor financieel toezicht, mogelijk via de EAEM;
11. roept de Commissie op een aansprakelijkheidssysteem op pan-Europees niveau voor het auditberoep te ontwikkelen;
12. dringt erop aan dat de externe auditors van financiële instellingen op gezette tijden op sectorale basis verslag uitbrengen aan het ECSR om sectorale trends en potentiële bronnen van systeemrisico alsmede potentiële gevallen van falen te onderkennen, met dien verstande dat dit op proportionele wijze dient te geschieden;
13. wenst dat de rol van de auditcomités van alle financiële instellingen wordt versterkt door van hen de goedkeuring van een risicomodelevaluatie te verlangen die specifieke vergelijkingen met bepaalde benchmarks omvat, waaronder verslaglegging over potentiële toekomstige financieringsbehoeften, bankconvenanten, toekomstige geldstromen, risicobeheer, managementschattingen en naleving van de belangrijkste boekhoudkundige beginselen en eventuele voorzienbare risico’s met betrekking tot het bedrijfsmodel van de onderneming; wenst dat deze evaluatie, samen met het volledige auditverslag, jaarlijks ter behandeling en goedkeuring aan de raad van bestuur en de raad van toezicht van de financiële instellingen wordt voorgelegd;
14. wijst erop dat een auditsysteem van hoge kwaliteit een integraal onderdeel is van een degelijk kader voor corporate governance; verzoekt de Commissie haar voorstellen inzake corporate governance en auditing op consistente wijze aan het Parlement en de Raad voor te leggen;
15. verzoekt de Commissie de toepassing te onderzoeken van restrictieve convenanten door banken en andere financiële instellingen op leningen en andere financiële producten voor ondernemingen, waardoor de auditorkeuze beperkt zou kunnen worden;
16. verzoekt de Commissie zich te buigen over de juridische belemmeringen die er binnen de EU en tussen lidstaten en derde landen bestaan op het gebied van de doorgifte van gegevens bij een groepscontrole;
17. steunt de invoering van schriftelijke wilsverklaringen voor de vier grootste auditkantoren en voor auditors die belangrijke auditdiensten aan de financiële sector leveren, met inbegrip van grensoverschrijdende noodplannen voor de correcte overdracht van klantencontracten ingeval een belangrijke speler zich uit de markt terugtrekt;
18. verzoekt de Commissie en de lidstaten een voorbeeldfunctie toe te kennen aan de controles op overheidsinstanties en mogelijke belangenconflicten tengevolge van eventuele banden tussen de auditor en de besluitvormingsorganen van de gecontroleerde overheidsinstanties te voorkómen;
19. dringt erop aan dat de auditverslagen van financiële instellingen uitgebreide bekendmakingsvereisten bevatten voor de waardering van minder liquide activa om de vergelijking van waarderingen van de financiële instrumenten tussen instellingen mogelijk te maken;
20. verzoekt de Commissie en de lidstaten te zorgen dat de conclusies die door de nationale algemene Rekenkamers in het kader van hun controletaak worden geformuleerd, gerespecteerd worden;
21. beveelt aan dat auditors geïnformeerd worden over alle gevallen waarin besluiten van het risicocomité herroepen zijn;
22. is van mening dat groepsauditors een duidelijk overzicht van de groep moeten hebben en in geval van financiële instellingen die op groepsbasis worden gecontroleerd de dialoog moeten aangaan met de toezichthouder van de groep;
23.verzoekt de Commissie maatregelen uit te werken om de transparantie van auditkantoren te verbeteren; merkt op dat verplichte publicatie van door de bevoegde publieke autoriteiten goedgekeurde financiële jaarverslagen aan die verbetering kan bijdragen.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
9.5.2011 |
|
|
|
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
39 0 1 |
||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Burkhard Balz, Sharon Bowles, Udo Bullmann, Nikolaos Chountis, George Sabin Cutaş, Derk Jan Eppink, Diogo Feio, Markus Ferber, Elisa Ferreira, Vicky Ford, Ildikó Gáll-Pelcz, Jean-Paul Gauzès, Sven Giegold, Liem Hoang Ngoc, Gunnar Hökmark, Othmar Karas, Wolf Klinz, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Philippe Lamberts, Werner Langen, Hans-Peter Martin, Íñigo Méndez de Vigo, Anni Podimata, Antolín Sánchez Presedo, Olle Schmidt, Edward Scicluna, Peter Simon, Peter Skinner, Theodor Dumitru Stolojan, Kay Swinburne, Marianne Thyssen, Ramon Tremosa i Balcells |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Elena Băsescu, Pervenche Berès, Sari Essayah, Robert Goebbels, Syed Kamall, Krišjānis Kariņš, Olle Ludvigsson, Siiri Oviir |
|||||
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
24.5.2011 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
24 0 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Raffaele Baldassarre, Luigi Berlinguer, Sebastian Valentin Bodu, Françoise Castex, Christian Engström, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Syed Kamall, Klaus-Heiner Lehne, Antonio Masip Hidalgo, Alajos Mészáros, Bernhard Rapkay, Evelyn Regner, Francesco Enrico Speroni, Dimitar Stoyanov, Alexandra Thein, Diana Wallis, Rainer Wieland, Cecilia Wikström, Zbigniew Ziobro, Tadeusz Zwiefka |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Piotr Borys, Kurt Lechner, Eva Lichtenberger, József Szájer |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Pablo Arias Echeverría, Iosif Matula |
||||