VERSLAG over het huidige en toekomstige visserijbeheer in de Zwarte Zee
17.6.2011 - (2010/2113(INI))
Commissie visserij
Rapporteur: Iliana Malinova Iotova
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het huidige en toekomstige visserijbeheer in de Zwarte Zee
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en zijn resolutie van 7 mei 2009 over de nieuwe rol en bevoegdheden van het Parlement bij de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon[1],
– gezien zijn resolutie van 20 januari 2011 over een EU-strategie voor het Zwarte-Zeegebied[2],
– gezien zijn resolutie van 25 februari 2010 over het Groenboek van de Commissie over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2009)0163)[3],
– gezien zijn resolutie van 21 oktober 2010 over het geïntegreerde maritieme beleid van de EU – beoordeling van de bereikte vooruitgang en nieuwe uitdagingen[4],
– gezien Verordening (EU) nr. 1256/2010 van de Raad van 17 december 2010 tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de Zwarte Zee van toepassing zijn[5],
– gezien Richtlijn 1992/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna[6],
– gezien Richtlijn 2008/56/EG van de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie)[7],
– gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Een geïntegreerd maritiem beleid voor de EU" (COM(2007)0575),
– gezien het Verdrag van Boekarest van 1992 inzake de bescherming van de Zwarte Zee tegen vervuiling, alsmede de protocollen van dit verdrag,
– gezien de ministeriële verklaring over de bescherming van de Zwarte Zee van 1993 (de Odessa-verklaring),
– gezien de in 2007 uitgevoerde grensoverschrijdende diagnostische analyse van de Zwarte Zee[8],
– gezien het verslag over de toestand van het milieu van de Zwarte Zee dat de Commissie voor de bescherming van de Zwarte Zee tegen vervuiling in 2008 publiceerde,
– gezien het actieplan voor de milieubescherming en de sanering van de Zwarte Zee dat de Commissie voor de bescherming van de Zwarte Zee tegen vervuiling in 2009 lanceerde,
– gezien de Zeerechtverdragen van de Verenigde Naties van 1982,
– gezien op de Overeenkomst van de Verenigde Naties over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van 10 december 1982 betreffende de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden,
– gezien de Overeenkomst inzake de toepassing van Deel XI van het Zeerechtverdrag,
– gezien de Gedragscode van de FAO van 1995 voor een verantwoorde visserij,
– gezien het Verdrag van de Verenigde Naties van 1992 over biodiversiteit,
– gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de internationale handel in bedreigde dier- en plantensoorten,
– gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake wetlands van internationale betekenis, met name als habitats voor watervogels (Ramsar-verdrag),
– gezien het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten van 1979 (Verdrag van Bonn),
– gezien de Overeenkomst inzake de instandhouding van walvisachtigen in de Zwarte Zee, de Middellandse Zee en de aangrenzende Atlantische Oceaan (ACCOBAMS),
– gezien de Overeenkomst van de Verenigde Naties van 1995 inzake visbestanden,
– gezien het verslag van 2008 van de tweeëndertigste zitting van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM), getiteld "Versterking van de samenwerking voor de Zwarte Zee",
– gezien het regionale onderzoek van de GFCM van 2009 over kleine tonijn in de Middellandse Zee, met inbegrip van de Zwarte Zee,
– gezien de Organisatie voor Economische Samenwerking in het Zwarte Zeegebied,
– gezien de gezamenlijke verklaring van de top van het oostelijk partnerschap in Praag van 07 mei 2009 (Verklaring van Praag),
– gezien artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie visserij (A7-0236/2011),
A. Overwegende dat de discussie binnen de EU over de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) nog in volle gang is en dat daarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke kenmerken en problemen van dit zeegebied, omdat het hier om de eerste GLB-hervorming gaat die ook de Zwarte Zee behelst,
B. Overwegende dat er tot nu toe sprake was van een losse of zelfs helemaal geen samenwerking, er geen concreet geharmoniseerd wetgevingskader of een gemeenschappelijke wet over de visserij in de landen rond de Zwarte Zee voorhanden waren, doordat alle wateren onder de rechtsmacht van de afzonderlijke oeverstaten vallen, en het in het algemeen aan voldoende systematisch onderzoek en wetenschappelijke informatie over het Zwarte Zeegebied ontbrak,
C. Overwegende dat het uiterst moeilijk is de visserij op de Zwarte Zee te beheren omdat slechts twee van de zes oeverstaten lid van de EU zijn en dat zelfs die twee landen nieuwe lidstaten zijn die pas in 2007 tot de EU zijn toegetreden,
D. overwegende dat moet worden overwogen voor de zes landen rond de Zwarte Zee op termijn een gemeenschappelijk beleid te ontwikkelen om ervoor te zorgen dat het milieu beschermd wordt en dat de economische en sociale ontwikkeling van de kuststreken in de hand wordt gewerkt,
E. overwegende dat dit nieuwe beleid voor de Zwarte Zee gericht moet zijn op het behoud en de verbetering van de biodiversiteit en de welvaart van degenen die in visserijsector aldaar werkzaam zijn, wat prioriteiten van de Europese Unie zijn,
F. overwegende dat de Zwarte Zee haar eigen plaats binnen de belangrijkste mariene gebieden van Europa moet innemen, aangezien zij de jongste en meest dynamische binnenzee is,
G. overwegende dat de Zwarte Zee haar plaats moet innemen binnen het hervormde GVB en het geïntegreerd maritiem beleid, en dat binnen het nieuwe financiële kader van het Europees Visserijfonds vanaf 2013 toereikend rekening moet worden gehouden met de behoeften van de vissers en de visserij, en van de visproducerende en -verwerkende industrie,
H. overwegende dat met onderhavig verslag rekening moet worden gehouden, niet alleen als een richtsnoer voor de GVB-hervorming, maar ook als eventueel onderdeel van een toekomstig EU-beleid inzake de samenwerking met de partners in Oost-Europa om zoveel mogelijk profijt te trekken van de bestaande mededeling van de Commissie over synergie voor het Zwarte Zeegebied ten einde de samenwerking in de regio van de Zwarte Zee te intensiveren waar de visserij en de ontwikkeling van de diverse sectoren een belangrijke rol spelen,
I. overwegende dat het visserijbeheer in de region van de Zwarte Zee baat zal hebben bij een gecoördineerde wetenschappelijke samenwerking tussen de kuststaten en bij een coherent beleid voor het behoud en de verbetering van de visbestanden op Europees niveau,
overwegende dat vele mariene ecosystemen in het algemeen en het ecosysteem van de Zwarte Zee in het bijzonder ernstige gevolgen ondervinden van de dynamische veranderingen die rechtstreeks met de visserij, de klimaatverandering en de vervuiling verband houden,
K. overwegende dat de geaderde stekelhoren (Rapana venosa) van negatieve invloed is en een bedreiging voor het ecologisch evenwicht van de Zwarte Zee vormt omdat deze vis natuurlijke waterfilters, zoals de blauwe mossel (Mythilus galloprovincialis) en de gewone venusschelp (Chamelea gallina), vernietigt,
L. overwegende dat de EU-vissers in de Zwarte Zee weliswaar meestal vaartuigen gebruiken die minder dan 12 meter lang zijn en daardoor een beperkte impact op het mariene milieu van deze zee hebben; Deze vissers moeten echter de inspanningen die men zich getroost om een duurzame visserij tot stand te brengen respecteren en hun verantwoordelijkheden in dit opzicht dragen,
M. overwegende dat illegale, ongeregistreerde en niet aan voorschriften gebonden visvangst op de Zwarte Zee onverwijld moet worden aangepakt,
N. overwegende dat het ontbreken van een gemeenschappelijke overeenkomst tussen de zes landen rond de Zwarte Zee kan worden opgelost door een kaderovereenkomst te sluiten waarover bijvoorbeeld op basis van de mededeling van de Europese Commissie onderhandeld kan worden en waarin de belangen van alle partijen tot uiting komen en in overweging worden genomen,
O. overwegende dat veel van de problemen rond de Zwarte Zee het gevolg zijn van het ontbreken van een gepaste institutionele structuur die het visserijbeheer van de Zwarte Zee op professioneel en gespecialiseerd niveau coördineert en ten uitvoer legt; dat de nationale autoriteiten die met de tenuitvoerlegging van het visserijbeleid belast zijn, al tien jaar onderhandelen over de oprichting van een dergelijke institutionele structuur en de vorm en bevoegdheden ervan, maar dat dit vooralsnog niets heeft opgeleverd; dat daardoor geen adequate maatregelen zijn getroffen om de visvangst, en met name de grensoverschrijdende vangsten, te controleren,
P. overwegende dat de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM), wier mandaat het Zwarte Zeegebied behelst, vooralsnog niet alle mogelijkheden benut om aan de behoeften en verwachtingen van de belanghebbenden en met name de vissers, te voldoen en van alle voor dit gebied relevante beschikbare instrumenten gebruik moet maken,
Q. overwegende dat de Zwarte Zee niet te vergelijken valt met de Middellandse Zee als het gaat om visbestanden, vervuilingsniveaus, variëteit van de soorten, dominante soorten, biomassa en productiviteit,
R. overwegende dat het Europees Parlement in januari 2011 een verslag over een EU-strategie voor de Zwarte Zee heeft aangenomen[9] waarin ook benadrukt wordt dat op de visserij meerjarenbeheersplannen moeten worden toegepast en er een apart regionaal orgaan voor het beheer van de visserij op de Zwarte Zee moet worden opgericht,
Algemeen
1. wijst erop dat er op Europees niveau een levensvatbare, stabiele en duurzame visserijsector tot stand moet worden gebracht en dat er met name voor de Zwarte Zee een speciaal beleid moet worden uitgestippeld om de visbestanden te behouden en te verbeteren en te zorgen voor een stabiele duurzame en aan het Zwarte Zeegebied aangepaste visserijsector, met inachtneming van de specifieke kenmerken van deze regio en het feit dat het visserijbeleid van de Zwarte Zee een onlosmakelijk onderdeel van de op handen zijnde GVB-hervorming moet vormen;
2. onderstreept dat een accurater, analytisch en wetenschappelijk onderzoek nodig is dat op regionaal, nationaal en Europees niveau wordt gecoördineerd om de visbestanden en ecosystemen van het Zwarte Zeegebied te behouden en te verbeteren;
3. erkent dat de Commissie zich inspanningen heeft getroost voor een meer solide en gestructureerde dialoog met de niet-lidstaten die aan de Zwarte Zee liggen en moedigt de Commissie aan deze inspanningen kracht bij te zetten totdat overeenstemming is bereikt over een meer gestructureerd gemeenschappelijk kader dat het hele Zwarte Zeegebied bestrijkt en met een regionale benadering van het visserijbeheer in de regio rekening houdt;
4. is van mening dat alle besluiten en beleidslijnen die op de Zwarte Zee betrekking hebben, gebaseerd moeten zijn op solide wetenschappelijke gegevens en een samenwerking tussen alle belanghebbenden;
5. benadrukt dat voor een permanente wetenschappelijke analyse van de situatie van de visbestanden een stabiel observatiesysteem op lange termijn noodzakelijk is en dat alle kuststaten van de Zwarte Zee hieraan moeten deelnemen;
6. moedigt de Commissie aan al haar diplomatieke en financiële mogelijkheden aan te wenden om concrete resultaten te boeken voor een succesvol en een duurzame visserij in het belang van de EU, en de parlementaire vergadering Euronest en het Oostelijk Partnerschap zoveel mogelijk in te zetten omdat de directe buren van de EU een cruciale rol spelen;
7. dringt aan op een geïntensiveerd systeem voor controle en toezicht op de visserij, dat op lange termijn bijdraagt tot duurzame exploitatie van de visbestanden en doeltreffender bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij;
8. steunt de internationale rol van de activiteiten van het Communautair Bureau voor visserijcontrole en dringt aan op een actievere inzet en effectievere samenwerking bij controle, inspectie en toezicht in het Zwarte Zeegebied;
9. is van oordeel dat de vistechnieken voor het vangen demersale soorten zorgvuldig en tot in de details onder de loep moeten worden genomen teneinde die technieken te identificeren die niet of het minst schadelijk voor het zeebed zijn; wijst erop dat gebruik van de juiste vistechnieken voor het vangen van demersale soorten van groot belang is om overbevolking van de geaderde stekelhoren (Rapana venosa) te voorkomen omdat deze vis een bedreiging vormt voor natuurlijke waterfilters, zoals de blauwe mossel (Mythilus galloprovincialis), de gewone venusschelp (Chamelea gallina), de kostbare oester (Ostrea edulis) en vele andere schelpdieren;
10. is van oordeel dat de Zwarte Zee een gepaste status binnen de beleidsgebieden van de Gemeenschap moet krijgen en dat hiertoe gepaste diplomatieke en wetenschappelijke inspanningen moeten worden gedaan en dat voor een duurzame visserij op deze zee de nodige financiële middelen moeten worden vrijgemaakt; meent dat de EU-begrotingsmiddelen flexibel, toegankelijk en transparant moeten worden gemaakt zodat de EU de duurzaamheid van de Zwarte Zeevisserij kan garanderen;
11. onderstreept dat de dialoog tussen de belanghebbenden de basis vormt voor een succesvolle bevordering van het geïntegreerd maritiem beleid in het Zwarte Zeegebied; is van oordeel dat het geïntegreerd maritiem beleid tevens een conflict- en probleemloze band tussen de maritieme sectoren moet scheppen en daarbij met de duurzame ontwikkeling van kustgebieden rekening moet houden;
12. wijst op het belang van bilaterale samenwerking en internationale overeenkomsten, aangezien de meeste oeverstaten van de Zwarte Zee geen EU-lidstaten zijn en derhalve niet verplicht zijn zich aan de EU-wetgeving te houden;
13. is van oordeel dat alle oeverstaten van de Zwarte Zee, en met name de EU-lidstaten of kandidaatlanden hieronder, zich moeten houden aan de EU-wetgeving en de internationale afspraken inzake visserij die bedoeld zijn om de duurzaamheid van niet alleen de visbestanden maar ook van de visserijsector te waarborgen;
14. spoort de Commissie aan de ontwikkeling van kustgebieden verder te ontwikkelen via het bevorderen van duurzame visserij, die vooral voor de door hoge werkloosheidscijfers geteisterde Zwarte Zeeregio van groot belang is;
Specifieke overwegingen
15. is ingenomen met de inspanningen van de Commissie om werkgroepen voor visserijbeheer met Turkije en de Russische Federatie te organiseren zodat het debat over samenwerking kan worden voortgezet; verzoekt de Commissie haar inspanningen en dialoog met alle landen aan de Zwarte Zee te intensiveren; verzoekt de Commissie ten volle de bestaande organisaties en relevante instrumenten te benutten om vooruitgang te boeken in de richting van betere beleidscoördinatie; is vooralsnog van oordeel dat een aparte regionale organisatie voor het beheer van de Zwarte Zeevisserij (RFMO) op termijn de communicatie tussen wetenschappelijke instituten en beroepsorganisaties van vissers, producenten en visverwerkers kan bevorderen en verbeteren om geschillen te beslechten en de samenwerking in het Zwarte Zeegebied te intensiveren; spoort de Commissie aan op bilateraal niveau met de Zwarte Zeelanden samen te werken en zich ervan bewust moet zijn dat de meeste hiervan geen lid van de Europese Unie zijn;
16. benadrukt dat overwogen moet worden op termijn een RFMO op te richten die het wetenschappelijk onderzoek coördineert, de toestand van de visbestanden analyseert en specifiek beleid uitvoert om bedreigde soorten te observeren; Deze organisatie kan tevens suggesties doen voor de meerjarenplannen voor het visserijbeheer en de vangstquota voor de landen rond de Zwarte Zee verdelen;
17. spoort de EU aan haar diplomatieke middelen in te zetten om de landen rond de Zwarte Zee die geen lid zijn van de Unie, zoveel mogelijk te winnen voor de beginselen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, vooral bij de tenuitvoerlegging van meerjarenbeheersplannen;
18. is van mening dat Europese instrumenten in het kader van wetenschappelijke activiteiten als een middel moeten worden gebruikt om gezamenlijke werkzaamheden van en de samenwerking tussen Europese wetenschappers en hun tegenvoeters in Oekraïne, de Russische Federatie, Georgië en Turkije te faciliteren en te bevorderen;
19. is van mening dat de EU-activiteiten in verband met de Zwarte Zeevisserij, en met name het geïntegreerd maritiem beleid, zich voornamelijk moet richten op kleinschalige visserij, die voor de regio en de economische status van de kuststaten van cruciaal belang is;
20. benadrukt dat in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid van de EU de oprichting moet worden gestimuleerd van beroepsorganisaties van Zwarte Zeevissers en bedrijfstakorganisaties voor visserij en aquacultuur waar deze ontbreken of nog niet tot volle wasdom zijn gekomen;
21. is van oordeel dat het beginsel van jaarlijkse TAC’s en quota dat momenteel door de lidstaten rond de Zwarte Zee wordt toegepast, niet de enige optie voor het visserijbeheer van de Zwarte Zee mag zijn; meent dat meerjarenbeheersplannen moeten worden bevorderd en dat deze duidelijkheid kunnen bieden over de EU-doelstellingen voor de visserij in de Zwarte Zeeregio en de toekomstvisie van de EU voor dit gebied;
22. onderstreept dat onder alle belanghebbenden op lange termijn een gedeelde en gecoördineerde methode moet worden toegepast om erop toe te zien dat alle partijen in het Zwarte Zeegebied een duurzame visserij nastreven en is daarom ingenomen met de uitwisseling van beproefde methoden tussen de belanghebbenden;
23. wijst andermaal op het belang van een zodanig visserijbeheer dat ecosystemen behouden blijven, de legale visserij zich kan ontwikkelen en illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij bestreden wordt; dringt aan op de oprichting van een Europese kustwacht met het oog op een efficiënte ontwikkeling van de samenwerking tussen de lidstaten om de veiligheid op zee te verbeteren en de nieuwe bedreigingen, met name in de Zwarte Zee, het hoofd te bieden;
24. meent dat meerjarenbeheersplannen zowel voor de economische situatie van de visserijsector als voor de ecosystemen van de Zwarte Zee zeer interessant zijn; meent dat deze aanpak via meerjarenbeheersplannen vergezeld moet gaan van een doeltreffende vangstcontrole;
25. wijst erop dat wetenschappelijk onderzoek over thema's die verband houden met de Zwarte Zee, gestimuleerd moeten worden zodat de verantwoordelijke Europese, regionale en nationale autoriteiten verantwoorde beslissingen kunnen nemen en oog hebben voor de economische, sociale en ecologische gevolgen van deze beslissingen; is van mening dat gedetailleerd en gecoördineerd onderzoek noodzakelijk is om een duidelijk en ondubbelzinnig antwoord te kunnen vinden op de vaagstukken met betrekking tot het visserijbeheer en de eventuele gevolgen van bepaalde vistechnieken (zoals het gebruik van sleepnetten op de zeebodem) omdat bij ontstentenis hiervan geen serieuze conclusies kunnen worden getrokken; is van oordeel dat onderzoekprogramma’s en -projecten op het gebied van de Zwarte Zeevisserij, zoals SESAME, KNOWSEAS, WISER en BlackSeaFish, verder aangemoedigd moeten worden;
26. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, alsmede de regering en het parlement van Oekraïne, de Russische Federatie, Georgië en Turkije.
- [1] Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0373.
- [2] Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0025.
- [3] Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0039.
- [4] Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0386.
- [5] PB L 343 van 29.12.2010, blz. 2.
- [6] PB L 206 van 22.7.1992, blz. 50.
- [7] PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19.
- [8] http://www.grid.unep.ch/bsein/tda/main.htm.
- [9] Resolutie van het Europees Parlement van 20 januari 2011 over een EU-strategie voor de Zwarte Zee (2010/2087(INI)).
TOELICHTING
Dit verslag beoogt een kader voor de ontwikkeling van de visserij in het Zwarte Zeegebied op lange en middellange termijn te bieden. Dit verslag is van groot belang omdat er voor de Zwarte Zee tot nu toe geen sprake van een gecoördineerde actie van alle partijen in de visserijsector was. Een geïnstitutionaliseerde coördinatie kan tastbare resultaten opleveren om de bestaansmiddelen van vissers te beschermen, de economische groei van de kustgebieden te garanderen en het ecologisch evenwicht en de visbestanden van de Zwarte Zee te beschermen. Dit geldt niet alleen voor de EU-lidstaten, maar ook voor alle andere landen aan de Zwarte Zee.
De Zwarte Zee is een gesloten zee wier bronnen tot op zekere hoogte onder zes Zwarte Zeelanden verdeeld moeten worden. Het gebied vertegenwoordigt een groot economisch, sociaal en politiek belang. Uw rapporteur is derhalve van mening dat samenwerking tussen de landen van het Zwarte Zeegebied op het gebied van visserij een aanzienlijke stap voorwaarts betekent voor het behoud van dit gebied en een doeltreffende aanpak van de problemen waarmee dit gebied te kampen heeft.
Uit de diepgaande analyse van de Zwarte Zeevisserij blijkt dat alle landen in de betrokken regio zo efficiënt mogelijk moeten samenwerken. De specifieke aard van haar biodiversiteit vereist ook een gemeenschappelijke aanpak van het beheer van deze unieke zee. Om de problemen van het Zwarte Zeegebied effectief aan te pakken moet de samenwerking tussen alle belanghebbenden in de visserijsector worden versterkt, en hierbij dienen ook vertegenwoordigers uit de industrie, wetenschappers en beleidsmakers uit visserijgebieden te worden betrokken om investeringen in wetenschappelijke acties en wetensschappelijk onderzoek in de hand te werken.
Het partnerschapmodel voor het Zwarte Zeegebied moet geschoeid zijn op de tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke beheersplannen op lange termijn en op de samenwerking tussen belanghebbenden en de coördinatie van hun inspanningen op diverse gebieden als:
· wetenschappelijke evaluatie van de hulpbronnen en de factoren die een bedreiging voor deze hulpbronnen vormen,
· oprichting van een regionale databank waar alle beschikbare informatie wordt verzameld,
· samenwerking tussen nationale en niet-gouvernementele organisaties in het Zwarte Zeegebied,
· lancering van gemeenschappelijke initiatieven voor het verzamelen van gegevens,
· en tot slot strikte controle van de visserijactiviteiten, met inbegrip van nauwe samenwerking tussen de zes landen rond de Zwarte Zee op het gebied van de preventie, het verbod op en het uitbannen van illegale, ongeregistreerde en niet gedeclareerde visvangst.
Dankzij dit model kan het ecologisch evenwicht van de Zwarte Zee worden gewaarborgd en kunnen de visbestanden positief beïnvloed worden zonder dat de visserijsector in de regio hieronder te lijden heeft.
Alvorens enige vorm van beleid voor de Zwarte Zeevisserij te formuleren ten uitvoer te leggen en te bekrachtigen, mag er geen twijfel over bestaan dat om het even welke inspanning, maatregel of strategie alleen een gunstige uitwerking kan hebben als dergelijke maatregelen of strategieën door niet-EU-lidstaten als aantrekkelijk worden beschouwd. Bulgarije en Roemenië hebben namelijk maar een relatief klein aandeel in de vissersvloot en visvangst op de Zwarte Zee, met name in vergelijking met Turkije en de Russische Federatie. Het is dan ook belangrijk dat de lidstaten een alternatief vinden voor het beginsel van jaarlijkse TAC's en quota, waardoor zij sterk benadeeld worden ten opzichte van de niet EU-lidstaten die aan de Zwarte Zee grenzen. U w rapporteur stelt voor dit beginsel te vervangen door meerjarenbeheersplannen voor visbestanden, een methode waar de Zwarte Zeelanden die geen lid van de EU zijn wel oren naar hebben. Deze aanbeveling vorm een van de kernpunten van dit verslag.
Bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de gevaren van illegale, ongeregistreerde en niet aan voorschriften gebonden visvangst. Zowel de EU- als de niet-EU-lidstaten rond de Zwarte Zee moeten strenge maatregelen treffen om illegale, ongeregistreerde en niet aan voorschriften gebonden visvangst te bestrijden. Dit kan alleen als de Europese Commissie en de Zwarte Zeelanden actief samenwerken.
Dit verslag onderstreept ook de noodzaak om een regionale organisatie voor het beheer van de Zwarte Zeevisserij op te richten die apart staat van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM). Het sterkste argument dat voor de oprichting van een dergelijk orgaan pleit is dat Middellandse en de Zwarte Zee voor het beheer van de visbestanden en de visvangst een verschillende aanpak vereisen. De Visserijcommissie heeft herhaaldelijk benadrukt dat het belangrijk is bij het uitstippelen van toekomstig beleid rekening met specifieke regionale kenmerken te houden. Dit standpunt is in talrijke door het EP aangenomen teksten verwoord, zoals in zijn eigen initiatiefverslag over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid dat de Visserijcommissie heeft voorbereid (verslag Patrão Neves). Elk beleid dat voor de Zwarte Zeevisserij wordt uitgestippeld moet natuurlijk rekening houden met het algemene duurzaamheidsbeginsel dat de Europese Unie op haar zeeën toepast. Dit nieuwe aparte orgaan voor het Zwarte Zeebeheer zal voor talloze uitdagingen komen te staan, maar uw rapporteur is van mening dat dit een goed beginpunt voor de EU vormt. In deze context juicht uw rapporteur de actieve dialoog toe die de Europese Commissie recent is aangegaan met de belangrijkste partners in het Zwarte Zeegebied, zoals de Russische Federatie en Turkije. Uw rapporteur is met name van mening dat de Europese Commissie zich op het goede spoor bevindt door werkgroepen met deze twee landen in te stellen om de vorm en details van hun samenwerking te bespreken. De Europese Commissie en DG MARE staan voor een uitdaging om Turkije, Georgië, de Russische Federatie en Oekraïne ertoe over te halen de beginselen van het gemeenschappelijk visserijbeleid van de EU zoveel mogelijk te omarmen met inachtneming van hun belangen in de Zwarte Zee. Het is voor de toekomst van de Zwarte Zee, de ontwikkeling van de kustgebieden en de ecologie van de visserij evenwel van essentieel belang dat deze inspanningen binnen een aanvaardbare en redelijke tijdspanne concrete resultaten opleveren.
De Europese visserij heeft een sterke regionale structuur en iedere regio heeft haar eigen specifieke kenmerken. Dit vereist een regionale aanpak van het visserijbeheer. Uw rapporteur pleit dan ook voor een beleidsvormingsproces op twee niveaus dat er als volgt uit moet zien:
- op Europees niveau (onder aanvaarding van de gemeenschappelijke beginselen, kader en doelstellingen op lange termijn en het routeplan om deze doelstellingen te bereiken)
- op regionaal niveau (de manier waarop deze doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt in kaart brengen en vaststellen. Plaatselijke beleidsmakers zouden bijvoorbeeld bevoegd moeten zijn vast te stellen hoe de visserij in de regio moet worden beheerd zonder afbreuk te doen aan de gemeenschappelijke normen).
Door deze aanpak op twee niveaus en een besluitvorming op het juiste politieke niveau wordt het eenvoudiger economisch verantwoord beleid uit te stippelen.
Er moet derhalve een regionale organisatie voor het beheer van de Zwarte Zeevisserij (RFMO) worden opgericht waarbij het orgaan dat al voor de Baltische Zee bestaat, als voorbeeld moet dienen. Alle Zwarte Zeelanden en ook de EU moeten partij bij deze RFMO worden. Het regionale comité moet de visbestanden van de gehele Zwarte Zee in de gaten houden en de TAC's en quota voor alle landen in dit gebied op basis van wetenschappelijk advies vaststellen. Het visserijbeheer in deze regio zou veel doeltreffender zijn als er m.b.t. bedreigde soorten beperkende maatregelen voor alle Zwarte Zeelanden en niet alleen voor Bulgarije en Roemenië zouden worden getroffen.
Uw rapporteur is van mening dat de oprichting van een regionale organisatie voor het beheer van de Zwarte Zeevisserij in hoge mate gerechtvaardigd is. Dit orgaan staat toe dat verschillende visserijpraktijken naast elkaar blijven bestaan met als enig doel de visbestanden van de Zwarte Zee te herstellen en te behouden. Tot nu toe ontbrak het het beheer van de Zwarte Zeevisserij aan de nodige coherente coördinatie tussen de kuststaten. Op grond van hun EU-lidmaatschap moeten Bulgarije en Roemenië bepaalde maatregelen doorvoeren om de visbestanden in hun wateren te behouden. Deze maatregelen kunnen echter geen maximaal effect sorteren als ze niet door de rest van de Zwarte Zeelanden worden toegepast.
Dit impliceert een geïnstitutionaliseerde samenwerking tussen deze landen voor het behoud van de visbestanden. Dankzij dit initiatief kunnen de in het gemeenschappelijk visserijbeleid van de EU neergelegde maatregelen in het gehele Zwarte Zeegebied ten uitvoer worden gelegd. Dit argument wordt gestaafd door wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat een geïnstitutionaliseerde samenwerking van vitaal belang is voor de duurzame exploitatie van levende rijkdommen van de zee in het kader van een duurzame ontwikkeling.
Benadrukt moet worden dat de oprichting van een dergelijke organisatie aantoont dat de EU zich in wil zetten voor deze regio als het om de duurzame ontwikkeling van de visserij gaat omdat dit uiteindelijk voor alle Zwarte Zeelanden gunstige gevolgen zal hebben.
Door de regionale samenwerking op visserijgebied te institutionaliseren, kan deze regionale organisatie de EU een instrument bieden om haar in het gemeenschappelijk visserijbeleid neergelegde beginselen tot het middelpunt van de internationale visserijsamenwerking met Turkije, Oekraïne, Georgië en Rusland te maken.
Uw rapporteur is van mening dat de Europese Unie al haar diplomatieke en financiële mogelijkheden moet aanwenden, zoals het Oostelijk Partnerschap, de parlementaire vergadering Euronest en diverse vormen van Europese subsidies om haar prioriteiten bij de onderhandelingen met de landen buiten de EU te verwezenlijken.
Uw rapporteur benadrukt dat besluiten in dezen op basis van wetenschappelijke gegevens moeten worden genomen. Bovendien moet de EU een zo ruim mogelijke samenwerking tussen onderzoekinstituten in alle lidstaten stimuleren die zich niet alleen tot onderzoekteams beperkt. Hiervoor moet de EU toereikende middelen uittrekken. Anders kan de actuele situatie van de visbestanden niet in kaart worden gebracht en zullen besluiten over het beheer van de Zwarte Zeevisserij aan grote twijfels onderhevig blijven.
In dit verslag wordt ook groot belang gehecht aan onderzoek naar de veiligste vistechnieken voor demersale bestanden, met name de geaderde stekelhoren (Rapana venosa). Dit is van bijzonder belang voor het ecosysteem van de Zwarte Zee aangezien is aangetoond dat de geaderde stekelhoren een "roofdier zonder natuurlijke vijanden" is en dus zware druk uitoefent op de natuurlijke zeewaterfilters zoals de blauwe mossel (Mythilus galloprovincialis), de gewone venusschelp (Chamelea gallina), en het ecologisch evenwicht van de Zwarte Zee ernstig in gevaar brengt.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
15.6.2011 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
20 0 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Josefa Andrés Barea, Antonello Antinoro, Kriton Arsenis, Alain Cadec, Carmen Fraga Estévez, Pat the Cope Gallagher, Marek Józef Gróbarczyk, Iliana Malinova Iotova, Isabella Lövin, Gabriel Mato Adrover, Guido Milana, Britta Reimers, Crescenzio Rivellini, Ulrike Rodust, Struan Stevenson, Catherine Trautmann, Jarosław Leszek Wałęsa |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Luis Manuel Capoulas Santos, Chris Davies, Raül Romeva i Rueda, Ioannis A. Tsoukalas |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Sławomir Witold Nitras |
||||