VERSLAG over de toekomst van sociale diensten van algemeen belang

14.6.2011 - (2009/2222(INI))

Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
Rapporteur voor advies: Proinsias De Rossa


Procedure : 2009/2222(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0239/2011
Ingediende teksten :
A7-0239/2011
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de toekomst van sociale diensten van algemeen belang

(2009/2222(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, in het bijzonder de artikelen 2 en 3, lid 3 daarvan, en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, in het bijzonder de artikelen 9, 14, 106, 151, 153, lid 1, onder j) en k), 159, 160, 161 en 345 daarvan, en Protocol nr. 26 bij dat Verdrag,

–   gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder artikel 36 daarvan[1],

–   gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, dat door de Europese Gemeenschap op 26 november 2009 is gesloten[2],

–   gezien Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en van de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg[3],

–   gezien Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, in het bijzonder artikel 1, lid 3 daarvan[4],

–   gezien Besluit nr. 1098/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 inzake het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010)[5],

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Uitvoering van het communautaire Lissabon-programma: Sociale diensten van algemeen belang in de Europese Unie" (COM(2006)0177) en het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie over sociale diensten van algemeen belang in de Europese Unie (SEC(2006)0516),

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Diensten van algemeen belang, met inbegrip van sociale diensten van algemeen belang: een nieuw Europees engagement" (COM(2007)0725),

–   gezien de werkdocumenten van de diensten van de Commissie getiteld "Frequently asked questions in relation with Commission Decision of 28 November 2005 on the application of Article 86(2) of the EC Treaty to State aid in the form of public service compensation granted to undertakings entrusted with the operation of services of general economic interest, and of the Community Framework for State aid in the form of public service compensation" (SEC(2007)1516) en "Frequently asked questions concerning the application of public procurement rules to social services of general interest" (SEC(2007)1514),

–   gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie, getiteld "Gids voor de toepassing van de EU-regels inzake staatssteun, overheidsopdrachten en de eengemaakte markt op diensten van algemeen economisch belang, en met name sociale diensten van algemeen belang" (SEC(2010)1545),

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Europa 2020: Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" (COM(2010)2020) en gelet op haar resolutie van 16 juni 2010 inzake die mededeling[6],

–   gezien het eerste tweejaarlijkse verslag betreffende sociale diensten van algemeen belang (SEC(2008)2179) en het tweede tweejaarlijkse verslag betreffende sociale diensten van algemeen belang (SEC(2010)1284) van de Commissie[7],

–   gezien de aanbeveling van de Commissie van 3 oktober 2008 over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten (C(2008)5737)[8],

–   gezien de mededeling van de Commissie over belasting op de financiële sector (COM(2010)0549) alsmede het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2010)1166),

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Naar een Single Market Act voor een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen" (COM(2010)0608),

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Op weg naar een betere werking van de eengemaakte dienstenmarkt – voortbouwen op de resultaten van het in de dienstenrichtlijn vastgelegde proces van wederzijdse beoordeling" (COM(2011)0020) en het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2011)0102) inzake het in de dienstenrichtlijn vastgelegde proces van wederzijdse beoordeling,

–   gezien de mededeling van de Commissie "Jaarlijkse groeianalyse: naar een krachtiger alomvattend antwoord van de EU op de crisis" (COM(2011) 0011 def.),

–   gezien de verklaring van commissaris Andor over de sociale bepalingen in het Verdrag van Lissabon[9],

–   gezien het verslag-Monti van 9 mei 2010 getiteld "Een nieuwe strategie voor de eengemaakte markt ten dienste van de Europese economie en samenleving"[10],

–   gezien het verslag getiteld "Toepassing van communautaire regels op sociale diensten van algemeen belang" dat in 2008 werd opgesteld door het Comité voor sociale bescherming[11],

–   gezien het verslag getiteld "Een facultatief Europees kwaliteitskader voor sociale diensten" dat in 2010 werd opgesteld door het Comité voor sociale bescherming[12],

–   gezien het "Gezamenlijk verslag over sociale bescherming en sociale inclusie 2010" dat in 2010 werd opgesteld door het Comité voor sociale bescherming[13],

–   gezien het verslag getiteld "Beoordeling van de sociale dimensie van de Europa 2020-strategie", dat in 2011 werd opgesteld door het Comité voor sociale bescherming,

–   gezien de conclusies en aanbevelingen van de fora over sociale diensten van algemeen belang die in september 2007 in Lissabon, in oktober 2008 in Parijs en in oktober 2010 in Brussel werden gehouden[14],

–   gezien de conclusies van de zittingen van de Raad EPSCO van 16 en 17 december 2008, 8 en 9 juni 2009 en 6 en 7 december 2010[15],

–   gezien de onderstaande arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HJEU):

– van 19 april 2007 in zaak C-295/05 Tragsa,

– van 18 december 2007 in zaak C-532/03 Commissie tegen Ierland (Ierse ambulancediensten),

– van 13 november 2008 in zaak C-324/07 Coditel Brabant,

– van 9 juni 2009 in zaak C-480/06 Commissie tegen Duitsland (Stadtwerke Hamburg),

– van 10 september 2009 in zaak C-206/08 Eurawasser,

– van 9 oktober 2009 in zaak C-573/07 Sea s.r.l.,

– van 15 oktober 2009 in zaak C-196/08 Acoset,

– van 15 oktober 2009 in zaak C-275/08 Commissie tegen Duitsland (Datenzentrale Baden-Württemberg),

– van 25 maart 2010 in zaak C-451/08 Helmut Müller,

–   gezien het advies van de Comité van de Regio's van 6 december 2006 over de mededeling van de Commissie getiteld "Uitvoering van het communautaire Lissabon-programma[16]: Sociale diensten van algemeen belang in de Europese Unie",

–   gezien zijn resolutie van 6 september 2006 over een Europees sociaal model voor de toekomst[17],

–   gezien zijn resolutie van 27 september 2006 over het Witboek van de Commissie over diensten van algemeen belang[18],

–   gezien zijn resolutie van 14 maart 2007 over sociale diensten van algemeen belang in de Europese Unie[19],

–   gezien zijn resolutie van 9 oktober 2008 over de bevordering van sociale integratie en bestrijding van armoede, met inbegrip van armoede onder kinderen, in de EU[20],

–   gezien zijn resolutie van 19 februari 2009 over sociale economie[21],

–   gezien zijn resolutie van 6 mei 2009 over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten[22],

–   gezien zijn resolutie van 18 mei 2010 over nieuwe ontwikkelingen bij overheidsopdrachten[23],

–   gezien schriftelijke verklaring 84/2010 over de opstelling van een Europees Statuut voor onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen,

–   gezien de resultaten van de door Eurofound uitgevoerde enquêtes over levenskwaliteit van 2003 en 2007[24],

–   gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de adviezen van de Commissie economische en monetaire zaken, de Commissie interne markt en consumentenbescherming, de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0239/2011),

A. overwegende dat artikel 3 VWEU bekrachtigt dat de doelstelling van de lidstaten bestaat uit de constante verbetering van leef- en werkomstandigheden en dat de Unie gericht is op het welzijn van haar bevolking, hetgeen gerealiseerd moet worden via de duurzame ontwikkeling van Europa op basis van een evenwichtige economische groei, een sociale markteconomie met een hoog concurrentievermogen die gericht is op de ondersteuning van het midden- en kleinbedrijf, volledige werkgelegenheid en maatschappelijke vooruitgang, de bescherming en bevordering van het milieu, de bestrijding van sociale uitsluiting en discriminatie, de bevordering van sociale rechtvaardigheid en bescherming, gelijkheid tussen mannen en vrouwen, solidariteit tussen generaties en de bescherming van de rechten van het kind,

B.  overwegende dat in artikel 9 van het VWEU wordt bepaald dat de Unie bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden rekening houdt met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid,

C. overwegende dat in artikel 14 van het VWEU en Protocol nr. 26 bij dat Verdrag expliciet diensten van algemeen belang (DAB) worden genoemd, waartoe sociale diensten van algemeen belang (SDAB) behoren; en overwegende dat bevestigd is dat nationale, regionale en lokale autoriteiten een essentiële rol spelen en een grote beslissingsbevoegdheid hebben als het gaat om het leveren, uitbesteden en organiseren van diensten van algemeen economisch belang (DAEB) en dat de Verdragen niet van invloed zijn op de bevoegdheid van de lidstaten om niet-economische diensten van algemeen belang (NEDAB) te leveren, uit te besteden en te organiseren,

D. overwegende dat de toegang tot diensten van algemeen belang een fundamenteel onderdeel vormt van de economische, sociale en culturele rechten die in de Universele Verklaring van de rechten van de mens worden erkend,

E.  overwegende dat het voorzien in algemeen beschikbare, hoogwaardige, toegankelijke en betaalbare SDAB als bedoeld in de mededeling van de Commissie van 2007 over diensten van algemeen belang derhalve beschouwd kan worden als een essentiële pijler van het Europese sociale model en als de basis voor een goede levenskwaliteit en voor het verwezenlijken van de economische doelstellingen van de EU,

F.  overwegende dat sociale diensten van algemeen belang, en met name de toegang tot voorzieningen voor kinderopvang en zorg voor ouderen en andere afhankelijke personen, van essentieel belang zijn om een evenwichtige deelname van mannen en vrouwen aan de arbeidsmarkt, onderwijs en opleiding te bewerkstelligen,

G. overwegende dat gendersegregatie in sociale diensten, zowel in sectoren als in beroepen, een schadelijke invloed heeft op de arbeidsomstandigheden en de salarisniveaus, en dat onbetaald huishoudelijk werk en de zorg voor kinderen en ouderen voornamelijk door vrouwen worden gedaan,

H. overwegende dat de uitbreiding van sociale diensten van algemeen belang een drijvende kracht is geweest achter het aantrekken van meer vrouwen op de arbeidsmarkt,

I.   overwegende dat de artikelen 4, lid 2 en 5, lid 3, VEU subsidiariteit op lokaal niveau omvatten en regionaal en lokaal zelfbestuur formeel erkennen, en dat artikel 1 van Protocol 26 bij het VWEU erkent dat de nationale, regionale en lokale autoriteiten een essentiële rol spelen en een grote beslissingsbevoegdheid hebben als het gaat om het zo goed mogelijk op de behoeften van de gebruikers toegesneden leveren, uitbesteden en organiseren van diensten van algemeen economisch belang,

Fundamentele rechten en algemene toegankelijkheid

1.  is van mening dat SDAB en de gebruikers en aanbieders daarvan naast de gemeenschappelijke eigenschappen van DAB beschikken over een aantal bijzondere eigenschappen; is van mening dat SDAB, zoals omschreven door de lidstaten, zowel wettelijk verplichte als aanvullende algemeen verkrijgbare en rechtstreeks aan de persoon geleverde diensten omvatten, gericht op het verhogen van de levenskwaliteit van iedereen; is van mening dat SDAB preventief werken en de sociale samenhang en inclusie bevorderen, en de sociale grondrechten tastbaar maken, zoals afgekondigd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;

2.  erkent dat met betrekking tot SDAB twee met elkaar in concurrentie staande factoren dienen te worden verzoend: enerzijds het subsidiariteitsbeginsel, dat de vrijheid van de nationale overheidsinstanties impliceert om de SDAB naar eigen goeddunken te definiëren, te organiseren en te financieren, evenals het proportionaliteitsbeginsel, en anderzijds de verantwoordelijkheid die het Verdrag aan de Gemeenschap en aan lidstaten geeft op hun respectieve bevoegdheidsgebieden;

3.  dringt er bij de lidstaten op aan te zorgen voor blijvende beschikbaarheid van dezelfde toegankelijke, betaalbare, hoogwaardige sociale diensten als tijdens perioden van snelle economische groei, en niet discriminerende toegang tot deze diensten te waarborgen ongeacht geslacht, inkomen, ras of etnische herkomst, religie of geloof, handicap, leeftijd, seksuele geaardheid of arbeidsomstandigheden; is van mening dat sociale diensten van fundamenteel belang zijn voor het waarborgen van gendergelijkheid, aangezien deze diensten, samen met gezondheidszorg en kinderopvang, een van de belangrijkste elementen zijn om de participatie op de arbeidsmarkt door vrouwen en de gelijkheid in het algemeen te stimuleren;

4.  onderstreept dat moet worden voorkomen dat de huidige financiële en economische crisis en de nog te verwachten economische problemen de ontwikkeling van de sociale diensten van algemeen belang in gevaar brengen, aangezien dit op de lange termijn ten koste zal gaan van de werkgelegenheidsontwikkeling, de economische groei in de EU, het niveau van de belastinginkomsten en de bevordering van gendergelijkheid;

5.  roept de Commissie en de lidstaten op om een gendereffectbeoordeling van de verschillende sociale diensten van algemeen belang uit te voeren en erop toe te zien dat de beoordeling van voorgestelde EU-activiteiten vanuit het oogpunt van gendergelijkheid een regulier en transparant proces wordt met duidelijke uitkomsten, en dat het genderperspectief aan bod komt in de begroting voor alle programma's en beleidsmaatregelen van de EU en van de lidstaten; verzoekt de Commissie tevens in haar toezichtsverslagen aandacht te besteden aan gendergelijkheid;

6.  verzoekt de lidstaten om in het kader van een gericht beleid voor het combineren van gezins- en beroepsleven de beschikbaarheid te waarborgen van toegankelijke, betaalbare, kwalitatief hoogwaardige en diverse voorzieningen voor kinderopvang, zoals beschreven in de Barcelonadoelstellingen, en de zorgvoorzieningen voor ouderen en zorgbehoevende personen te verbeteren, als wezenlijke stap vooruit naar gelijkheid voor vrouwen en mannen, aangezien diensten op het gebied van kinderopvang niet alleen de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt vergemakkelijken, maar ook banen opleveren; verzoekt de Commissie en de lidstaten om actie te ondernemen voor de erkenning van personen die onbetaald huishoudelijk werk verrichten en zorg verlenen aan kinderen en ouderen (meestal vrouwen), en die een uiterst belangrijke rol vervullen bij de instandhouding van sociale systemen;

7.  benadrukt dat het "algemene belang" van een sociale dienst niet afhankelijk is van het gebied, maar van de wijze van dienstverlening, die wordt gekenmerkt door factoren als het non-profitkarakter ervan en dienstverlening zonder aanzien des persoons;

8.  benadrukt dat, waar het om SDAB gaat, het subsidiariteitsbeginsel voorrang moet krijgen boven internemarktregels;

9.  onderstreept dat de bevoegdheid voor de besluitvorming over de ontwikkeling, financiering en verlening van sociale diensten van algemeen belang (SDAB) bij de lidstaten en de lokale overheden moet berusten; eerbiedigt en steunt dit beginsel en roept de Europese instellingen op zich bij dit standpunt aan te sluiten;

10. benadrukt dat, om SDAB ten volle te kunnen laten functioneren, deze diensten niet alleen toegankelijk moeten zijn voor kansarme en kwetsbare groepen, maar voor iedereen, ongeacht welvaart of inkomen, waarbij een gelijkwaardige toegang voor de kwetsbaarste groepen gewaarborgd moet zijn, overeenkomst de wetten en praktijken van de lidstaten;

11. benadrukt dat SDAB wegens hun structurerend en alomvattend karakter een relevante, nuttige en doeltreffende bijdrage leveren aan de ontwikkeling van alle regio's door de overheid en de plaatselijke of regionale autoriteiten de mogelijkheid te bieden om met openbare en particuliere middelen een rol te spelen; is van oordeel dat SDAB vooral in plattelands- en kwetsbare regio's behouden moeten blijven en onderstreept tevens dat SDAB een cruciale rol spelen als het erom gaat de risico's te beperken dat versnipperde en gemarginaliseerde gemeenschappen buiten de boot vallen;

12. benadrukt dat SDAB hoofdzakelijk door de lidstaten gefinancierd worden en deze diensten dan ook in de eerste plaats onder hun bevoegdheid vallen; is desalniettemin van mening dat de Europese Unie een belangrijke rol kan spelen en hen kan bijstaan bij de modernisering en de aanpassing aan de nieuwe omstandigheden en eventueel de behoeften van de burgers ten aanzien van de kwaliteit en de invulling van de diensten kan vertolken;

13. onderstreept het belang van een evaluatie op korte termijn van de sociale gevolgen en de gevolgen voor het leven van burgers van de liberaliseringen in sectoren die van fundamenteel belang zijn voor sociale vooruitgang (vervoer, energie, water, post, telecommunicatie, et cetera) en dringt er bij de Europese Commissie op aan te stoppen met nieuwe liberaliseringen zolang een dergelijk onderzoek niet is afgerond;

14. benadrukt dat de sociale dimensie van de interne markt moet worden versterkt en dat beter rekening moet worden gehouden met het specifieke karakter van SDAB, waarbij de nadruk moet worden gelegd op een pragmatische aanpak die vooral aandacht besteedt aan de toegankelijkheid, het universele karakter, de billijkheid, de kwaliteit en de efficiëntie van dergelijke diensten;

15. steunt de aanbeveling in het verslag-Monti dat breedbandinternet en bankiersdiensten aan bod moeten komen in het Europese recht, als diensten die door de lidstaten gewaarborgd worden, algemeen beschikbaar zijn en toegankelijk zijn voor iedereen;

Economische rol

16. benadrukt dat SDAB niet beoordeeld moeten worden op basis van hun economische belang, maar wijst niettemin op het tweede tweejaarlijkse verslag van de Commissie en bevestigt dat SDAB een belangrijke economische rol spelen op het gebied van werkgelegenheid, economische activiteit en koopkracht en dat medische en sociale zekerheidsdiensten goed zijn voor 5% van de economische productie en werk creëren voor 21,4 miljoen mensen; wijst erop dat het CEEP in zijn rapport "Mapping of public services" tevens aangaf dat medische en sociale zekerheidsdiensten goed zijn voor 9,6% van de werkgelegenheid in de EU, alsmede voor 9,4% van het BBP; wijst erop dat de arbeidskrachtenquête uit 2008 laat zien dat 79% van het personeel in de gezondheidszorg, 81% in de institutionele zorg en 83% in de niet-institutionele zorg, uit vrouwen bestond; wijst er tevens op dat een belangenorganisatie van het MKB, UEAPME, van mening is dat hoogwaardige en efficiënte SDAB van belang zijn voor het MKB om met succes te kunnen opereren; verzoekt de lidstaten tevens rekening te houden met beginselen op het gebied van gendergelijkheid; wijst erop dat de bevordering van voor iedereen toegankelijke arbeidsmarkten, preventie en herintegratie op langere termijn kostenbesparingen en betere resultaten moeten opleveren;

17. onderstreept dat SDAB bijdragen aan een effectieve uitoefening van burgerschap en tot doel hebben sociale, territoriale en economische samenhang tot stand te brengen via de verwezenlijking van voorzieningen van collectieve solidariteit;

18. benadrukt dat lokale autoriteiten een fundamentele rol spelen bij het definiëren, financieren, leveren en toewijzen van SDAB in het kader van de sociale diensten socialebeschermingsstelsels van de betrokken lidstaten: de lokale en regionale overheidssector is naar schatting goed voor 15,9% van het bbp van de EU-27, waarbij alleen al de lokale overheid goed is voor 12,9% en haar uitgaven op het gebied van sociale bescherming goed zijn voor 3% van het bbp (378,1 miljard EUR);

19. is van mening dat de nationale, regionale en lokale autoriteiten publiek-private partnerschappen op het gebied van SDAB moeten uitbreiden zodat deze doeltreffender en beter beschikbaar worden;

Sociale rol

20. wijst erop dat de door Eurofound uitgevoerde enquêtes[25]1 over levenskwaliteit hebben bevestigd dat een van de belangrijkste manieren voor het bevorderen van de levenskwaliteit van burgers, waarbij wordt gezorgd voor volledige deelname aan de maatschappij en voor sociale en territoriale samenhang, bestaat uit het leveren en ontwikkelen van DAB, met inbegrip van SDAB; benadrukt dat SDAB een belangrijke pijler vormen van het Europees sociaal model, omdat zij deel uitmaken van de opzet van de Europese samenlevingen, en dat zij dienen om de doelstellingen op het gebied van sociaal beleid te verwezenlijken en de sociale rechten van individuen en groepen tastbaar te maken, dikwijls met behulp van de sociale zekerheidsstelsels van de lidstaten;

21. benadrukt dat het liberaliseringsbeleid herzien moet worden om een beleid voor sociale vooruitgang te bevorderen dat universele toegang waarborgt tot kwalitatief goede openbare diensten, waarbij bijzondere aandacht geschonken moet worden aan achtergestelde groepen, zoals alleenstaande moeders, vrouwen, ouderen, kinderen, migranten en mensen met een beperking van welke aard dan ook;

22. is van oordeel dat aan SDAB toegewezen overheidsmiddelen uitsluitend mogen worden gebruikt voor de verwezenlijking van de doelen van de dienst en dat die middelen, afgezien van redelijke personeels- en overheadkosten, in geen geval voor andere doeleinden mogen worden uitgegeven; is van mening dat de legitieme doelstelling van winstmaximalisatie die ten grondslag ligt aan de verlening van commerciële diensten door particuliere commerciële aanbieders, in strijd is met de beginselen en doelstellingen van SDAB; is van mening dat indien lidstaten kiezen voor een indirecte levering van SDAB, het algemeen belang beschermd moet worden en dat zij de kwaliteit moeten waarborgen, maar ook moeten toezien op innovatie, efficiëntie en kosteneffectiviteit, en ondernemingen in de sociale economie moeten ondersteunen, waarbij overschotten worden geïnvesteerd in de dienstverlening en in innovatie, en deze ondernemingen gestimuleerd moeten worden om te fungeren als aanbieders;

23. benadrukt de traditionele rol van overheden als leveranciers van SDAB, maar is desalniettemin van mening dat de toegankelijkheid en kwaliteit van de diensten en de keuzemogelijkheden van de consument kunnen worden vergroot door deze sector open te stellen voor particuliere dienstverleners;

24. herbevestigt zijn inzet voor moderne en kwalitatief hoogstaande SDAB door middel waarvan uitvoering wordt gegeven aan tal van waarden die deel uitmaken van het Europese project, zoals gelijkheid, solidariteit, de rechtsstaat en respect voor de menselijke waardigheid, en aan de beginselen van toegankelijkheid, universele dienstverlening, doeltreffendheid, zuinig beheer van middelen, continuïteit, goede bereikbaarheid voor gebruikers en doorzichtigheid;

Wettelijke beperkingen op de verlening van SDAB

25. benadrukt dat nationale, regionale en lokale autoriteiten die zich bezighouden met het voorzien in of mandateren van SDAB behoefte hebben aan rechtszekerheid betreffende hun diensten en uitgaven en dat, hoewel de informatie- en ophelderingsdienst en de onlangs door de Commissie gepubliceerde gids zeer welkom zijn, deze toch ontoereikend zijn en niet de nodige rechtszekerheid bieden, hetgeen de aanbieders van SDAB belemmert bij de vervulling van hun taken;

26. onderstreept dat het de verantwoordelijkheid van de nationale en lokale autoriteiten is om te zorgen voor een juiste werking van SDAB en daarbij een hoge kwaliteitsstandaard te handhaven;

27. is van mening dat het noch efficiënt noch democratisch aanvaardbaar is dat de huidige uitlegging van de wetgeving ertoe leidt dat het EHvJ voortdurend wordt verzocht om uitspraken te doen over de reikwijdte van de internemarktregels met betrekking tot DAB, waaronder SDAB, hetgeen duidelijk laat zien dat het aan rechtszekerheid ontbreekt; wijst erop dat de betrokken partijen hierover reeds heel lang met elkaar in gesprek zijn en verzoekt de Commissie nu eindelijk tot actie over te gaan;

Economisch en begrotingsbeleid

28. benadrukt dat SDAB een onmisbare investering zijn voor de economische toekomst van Europa en in sommige lidstaten ernstig onder druk staan vanwege de economische en bankencrises en bezuinigingsmaatregelen van de overheden, waardoor de vraag naar SDAB alleen maar groter wordt; overwegende dat SDAB onmisbaar zijn als automatische socio-economische stabilisatoren ten tijde van deze crises, met name door middel van de sociale zekerheidsstelsels;

29. onderstreept dat de behoefte aan SDAB gestaag stijgt in de huidige, door onzekerheid over groei en werkgelegenheid gekenmerkte context, waarin door de demografische ontwikkeling nieuwe behoeften ontstaan; benadrukt dat momenteel de grootste uitdaging bij de levering van SDAB het handhaven van de kwaliteit en het bereik is en dat, gezien het belang en absolute noodzaak ervan, deze diensten verbeterd moeten worden om te waarborgen dat ze een belangrijke rol kunnen spelen bij het bereiken van de sociale en economische doelen voor werkgelegenheid en armoedebestrijding van de EU voor 2020;

30. wijst erop dat de economische en financiële crisis en het bezuinigingsbeleid dat aan de lidstaten wordt opgelegd, niet tot gevolg mogen hebben dat er minder in SDAB geïnvesteerd wordt, maar dat deze diensten, gezien hun belang en absolute noodzaak, juist verder verstevigd moeten worden om tegemoet te kunnen komen aan de noden van de bevolking;

31. wijst erop dat het van belang is dat de nationale, regionale en lokale autoriteiten de toegang tot sociale huisvesting makkelijker maken voor vrouwen die in nood verkeren of het risico lopen op sociale uitsluiting, en voor vrouwen die het slachtoffer zijn van seksueel geweld, en in beide gevallen met name voor vrouwen met ten laste komende kinderen;

32. wijst erop dat werknemers in de sociale dienstverleningssector, merendeels vrouwen, meer waardering voor hun werk moeten krijgen, aangezien hun werk moeilijk is, een zorgverlenend karakter en een bijzondere persoonlijke inzet vergt, en een niet al te hoog sociaal prestige geniet;

33. is van mening dat het solidariteitsbeginsel en het versterken van de Europese Unie vereisen dat de crisis, met de toenemende werkloosheid en armoede die daarmee gepaard gaan, wordt bestreden door efficiënter en doelmatiger gebruik te maken van uitgaven op EU- en nationaal niveau, door de structuurfondsen en met name het Europees Sociaal Fonds te versterken en door nieuwe bronnen aan te boren, zoals projectobligaties;

34. vindt dat de levering van hoogwaardige SDAB vereist dat de regeringen van de lidstaten een passend financieel kader voor SDAB in het leven roepen dat de continuïteit van de diensten met een stabiele financiering waarborgt, alsmede fatsoenlijke arbeidsomstandigheden en opleidingen voor degenen die in de sector werken of bijdragen aan het leveren van de diensten;

35. onderstreept bovendien dat bij elke overdracht van SDAB-bevoegdheden door lidstaten aan regionale en lokale autoriteiten moet worden voorzien in een coördinatiemechanisme om te voorkomen dat er kwaliteitsverschillen ontstaan tussen de in de verschillende gebieden geleverde diensten, en dat deze overdracht gepaard moet gaan met een overdracht van middelen om de voortzetting van de levering van universeel toegankelijke, hoogwaardige en effectief aan de rechten en behoeften van de gebruikers tegemoet komende diensten mogelijk te maken;

36. is van mening dat de lidstaten, teneinde de levering van hoogwaardige SDAB in stand te houden, nieuwe vormen van inkomen nodig hebben, en verzoekt de Commissie snel een haalbaarheidsstudie uit te voeren op basis van het besluit van de staatshoofden en regeringsleiders van 11 maart 2011[26];

Tekortkomingen in het wetgevingskader voor SDAB

Algemeen

37. meent dat er in Europa een brede consensus bestaat dat SDAB essentieel zijn voor het welzijn van onze burgers en een efficiënte economie en dat er weliswaar enige vooruitgang is geboekt bij de aanpak van de problemen die zich voordoen voor aanbieders bij de levering en ontwikkeling van SDAB vanwege de toepassing van EU-regels op deze diensten, maar dat er tot nu toe geen overeenstemming bestaat binnen of tussen de Commissie en de Raad over de uitvoering van verdere praktische maatregelen om de belemmeringen die de belanghebbenden hebben vastgesteld uit de weg te ruimen;

38. benadrukt dat de verdragen de EU en de lidstaten verplichten tot het ontwikkelen van een sociale markteconomie en het in stand houden van het Europees sociaal model; benadrukt dat de lidstaten en lokale autoriteiten vrijelijk kunnen besluiten hoe de SDAB gefinancierd en geleverd moeten worden, zij het direct of anderszins, met gebruikmaking van alle beschikbare opties, waaronder alternatieven voor aanbestedingen, teneinde te waarborgen dat de sociale doelstellingen kunnen worden bereikt zonder te worden belemmerd door de toepassing van marktregels op niet-marktdiensten; onderstreept de noodzaak van een ondersteunend klimaat waarbij kwaliteit, toegankelijkheid, betaalbaarheid en een efficiënte levering van de diensten zijn gewaarborgd, en tevens de aanbieders worden gestimuleerd tot het ontplooien van initiatieven die hen in staat stellen te anticiperen op de behoeften van het publiek;

39. onderstreept dat de kwaliteit van de dienstverlening gebaseerd moet zijn op een regelmatige en geïntegreerde raadpleging van de gebruikers, omdat de dienst in de eerste plaats behoort te voorzien in de behoefte van deze gebruikers;

40. roept de Commissie en de lidstaten op de diversiteit van SDAB te respecteren wat betreft hun organisatievorm, wijze van aansturen, middelen en financieringsmethoden; roept de lidstaten verder op de "hervormingen" terug te draaien die geleid hebben tot de institutionalisering van op de markt gebaseerde sociale zekerheidsmodellen, waarop vrije concurrentie en verplichte openbare aanbesteding van toepassing zijn, en te stoppen met het stimuleren van publiek-private samenwerking en met het uitbesteden van sociale diensten aan de private sector, aangezien dit misleidende strategieën zijn om sociale diensten te "moderniseren"; is van mening dat zorgdragen voor het algemeen belang en efficiënte en kwalitatief goede dienstverlening, zowel vanuit de overheidssector als vanuit de "derde sector" - zonder winstoogmerk en sociale economie – de beste strategie vormt om kwalitatief goede, geïntegreerde en brede sociale dienstverlening te garanderen;

41. neemt kennis van schriftelijke verklaring 84/2010 over de opstelling van een Europees Statuut voor onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen en de noodzaak van een grotere erkenning van actoren van de sociale economie, waaronder modellen zoals coöperaties, die actief zijn op het gebied van de levering van SDAB en de organisatie en de werking van de sociale economie, en verzoekt de Commissie om op basis van effectbeoordelingen op nationaal en EU-niveau voorstellen te doen voor Europese statuten voor verenigingen, onderlinge maatschappijen en stichtingen, die hen de mogelijkheid bieden op transnationale basis te opereren;

Staatssteun

42. verwelkomt de evaluatie van staatssteun die commissaris Almunia heeft uitgevoerd en vraagt om opheldering van de basisbeginselen ten aanzien van de controle op staatssteun, ter verbetering van de rechtszekerheid en de transparantie ten aanzien van concepten als "machtigingsbesluit" en "overheidsdiensten"; roept verder op tot het differentiëren van de regels, alsmede tot het berekenen van de compensatie voor openbare diensten, waarbij ook rekening dient te worden gehouden met onder meer sociale criteria, met de specifieke kenmerken van de dienstverlener en met een aantal externe aspecten van de dienstverlening, zoals de sociale toegevoegde waarde en de betrokkenheid van de gemeenschap;

43. verwelkomt de evaluatie door de Commissie van de effecten van het Monti-Kroespakket van 2005; verzoekt om een herziening van dat pakket, met als doel de rechtszekerheid te vergroten, de regels te vereenvoudigen, onder meer inzake de controle op overcompensatie door aanbieders van SDAB op lokaal belang, en toepassing van die regels te versoepelen, en daarbij een uitbreiding te overwegen van de lijst van vrijstellingen van de verplichting tot aanmelding, waarbij het voorbeeld wordt gevolgd van de ziekenhuis- en sociale huisvestingssector; verzoekt de Commissie de passende hoogte van de de-minimisdrempel voor SDAB te herevalueren en een systeem voor te stellen waarbij de de-minimisdrempel wordt berekend op basis van het BBP van de lidstaten en voor elke lidstaat een specifieke de-minimisdrempel kan worden vastgesteld, zodat concurrentieverstoring tengevolge van een uniforme drempel voor de gehele EU wordt voorkomen; dringt erop aan om overcompensatie alleen aan banden te leggen indien het risico van ernstige mededingingsverstoring is vastgesteld;

44. wijst erop dat noch de sector, noch de status van een entiteit die een dienst verricht, noch de financieringswijze van de entiteit bepalen of de activiteiten van de entiteit al dan niet van economische aard zijn, maar dat de aard van de activiteit zelf en de preventieve werking ervan dat doen;

45. herinnert eraan dat het het belangrijkste is om geen onderscheid te maken tussen economische en niet-economische DAB, maar om de verantwoordelijkheid van de overheidsinstanties bij de aankoop van diensten duidelijk vast te stellen, om te waarborgen dat specifieke taken die zijn toevertrouwd aan bepaalde ondernemingen belast met de uitvoering van die diensten ook worden vervuld;

46. vraagt in het kader van de huidige wetgeving van de EU om verduidelijking van de concepten en een herziening van de indelingscriteria die worden gehanteerd om onderscheid te maken tussen economische en niet-economische SDAB, en om een gemeenschappelijke interpretatie van DAB, om te waarborgen dat de doelstellingen ervan kunnen worden bereikt;

Overheidsopdrachten

47. is verheugd over de recente raadpleging inzake de modernisering van de regels van de EU inzake overheidsopdrachten, die was gericht op een efficiënter gebruik van openbare middelen en de verwezenlijking van de maatschappelijke en milieudoelstellingen van de EU; benadrukt dat regels inzake overheidsopdrachten vereenvoudigd en flexibeler gemaakt moeten worden, zodat verplichtingen met betrekking tot DAB op efficiënte en doeltreffende wijze kunnen worden vervuld; wijst erop dat aanbestedingen op het gebied van SDAB een aanvaardbare manier kunnen zijn om een dienstverlener te selecteren, maar benadrukt dat andere transparante manieren om dienstverleners te selecteren een grotere flexibiliteit kunnen bieden, met dienstverlening op maat en innovatie, hetgeen van wezenlijk belang is voor de kwaliteit van de sociale diensten; benadrukt dat aanbestedingsprocedures gericht moeten zijn op kostenverlaging met behoud van de kwaliteit;

48. verzoekt de Commissie om alternatieven voor openbare aanbestedingen voor de verlening van DAB, waaronder SDAB, te erkennen, zoals "in-house opdrachten" en "concessieovereenkomsten", en verzoekt de Commissie uitdrukkelijk een gelijke juridische waarde toe te kennen aan alle mogelijke manieren voor het uitbesteden en financieren van SDAB; verzoekt om de uitbreiding van het concept van "in-house opdrachten", zodat daarvoor dienstenaanbieders in aanmerking komen die voldoen aan specifieke criteria van algemeen belang; verzoekt voorts om erkenning van beproefde procedures van de lidstaten die op het principe zijn gebaseerd dat alle aanbieders die in staat zijn om aan de vooraf wettelijk vastgelegde voorwaarden te voldoen, ongeacht hun rechtsvorm wordt toegestaan diensten te verrichten voor zover zij daarbij de in het primaire recht verankerde beginselen van gelijke behandeling, non-discriminatie en transparantie in acht nemen;

49. steunt de normatieve verankering van een praktische "in-house" aanbestedingsmogelijkheid voor DAB, met inbegrip van SDAB, die is gebaseerd op het model van de herziene Verordening (EG) nr. 1370/2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg, dat erin zou voorzien dat iedere bevoegde lokale autoriteit kan besluiten de diensten zelf te verlenen of opdrachten voor het uitvoeren van openbare diensten te gunnen aan een juridisch gescheiden entiteit waarover de bevoegde lokale autoriteit controle uitoefent op eenzelfde manier als waarop zij controle uitoefent over haar eigen domein, waarbij in geen geval de transparantie bij openbare aanbestedingen in het geding mag zijn;

50. meent dat regionale en lokale autoriteiten, in overleg met het maatschappelijk middenveld en de sociale partners, moeten worden betrokken bij het proces van de opstelling en evaluatie van regels betreffende overheidsopdrachten, teneinde discrepanties tussen de regels en praktische organisatiemethoden en de feitelijke praktijk te voorkomen; wijst er tevens op territoriale samenwerking tussen regio's kan bijdragen aan de vaststelling van optimale werkmethoden;

51. wijst nadrukkelijk op de tweeslachtigheid met betrekking tot het recht van lidstaten om sociale, milieu- en kwaliteitscriteria in openbare aanbestedingen en overheidsopdrachten te eisen, en vestigt de aandacht op de wijzigingen in het wetgevingskader die uit het Verdrag van Lissabon en het Handvest van de grondrechten voortvloeien; verzoekt, met het oog op eerlijke handel, de voorkoming van een neerwaartse nivelleringsslag en de verlening van hoogwaardige diensten, om een uitbreiding van het concept van "economische meest voordelige aanbod", zodat bij aanbestedingen en overheidsopdrachten, alsmede bij onderaanbestedingen voor de verlening van DAB, waaronder SDAB, moet worden voldaan aan relevante criteria van de lidstaten op nationaal en/of lokaal niveau inzake milieu en kwaliteit van de dienstverlening, waarbij gebruik moet worden gemaakt van optimale internationale werkmethoden; benadrukt dat, ter handhaving van de normen, de criteria voor de gunning van opdrachten niet alleen op prijs gebaseerd moeten zijn; benadrukt dat bij de hervormingen de specifieke status van dienstverleners zonder winstoogmerk en ondernemingen van de sociale economie niet uit het oog mag worden verloren;

52. beklemtoont dat de organisatie van SDAB in de lidstaten historisch gegroeid is en het resultaat is van verschillende culturele tradities, zodat het noch mogelijk, noch wenselijk is daarvoor een uniform Europees model te creëren, en dat er derhalve een flexibele aanpak moet worden gevolgd, waarbij – met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel – rekening moet worden gehouden met het recht op zelfbestuur van regionale en plaatselijke overheden en de lidstaten voldoende speelruimte moet worden gelaten voor specifieke ontwikkelingen overeenkomstig hun respectieve organisatievormen;

Initiatief ter bevordering van hervormingen

53. erkent de grote waarde van wederzijds leren en de uitwisseling van goede praktijken voor het stimuleren en bevorderen van de verdere modernisering van SDAB in verschillende lidstaten en dringt er bij de Commissie op aan om dergelijke activiteiten proactief te blijven initiëren en ondersteunen, en regionale en lokale instanties scholing te bieden inzake de toepassing van EU-regels op SDAB; benadrukt dat de problemen die aanbieders en ontvangers van SDAB hebben vastgesteld onmiddellijk opgelost moeten worden op basis van een pragmatische benadering;

54. dringt erop aan dat de Commissie, in aansluiting op de mededeling van 2007 over DAB en de huidige hervorming van de regels voor aanbestedingen en staatssteun, een programma van hervorming, aanpassing en verheldering opzet ter ondersteuning en erkenning van de niet-marktgerichte eigenschappen van SDAB, met het oog op volledige conformiteit met niet alleen de bepalingen van de interne markt, maar ook met de sociale verplichtingen van de Verdragen; is van mening dat de invoering van een verplicht kader voor bepaalde categorieën SDAB dient te worden verkend;

55. is van mening dat een kaderverordening van de EU betreffende diensten van algemeen economisch belang uit hoofde van artikel 14 VWEU momenteel niet van centraal belang is;

56. is van mening dat het Comité voor sociale bescherming een belangrijke bijdrage heeft geleverd en zal blijven leveren aan de gemeenschappelijke interpretatie en de rol van SDAB; wijst er echter op dat het in het Verdrag vastgelegde mandaat (artikel 160 VWEU) slechts een puur adviserende taak omvat en niet voorziet in uitbreiding van het lidmaatschap van het Comité tot het maatschappelijk middenveld, het Europees Parlement, de sociale partners of anderen;

57. stelt de oprichting voor van een werkgroep op hoog niveau zoals aanbevolen door het derde SDAB-forum, die open, flexibel en transparant is, waarin de belanghebbenden breed zijn vertegenwoordigd en die gericht is op het doorvoeren van hervormingen zoals de beleidsinitiatieven die in dit verslag en de adviezen bij dit verslag, in de aanbevelingen van het derde SDAB-forum, het tweede tweejaarlijkse verslag van de Commissie en de SPC-rapporten alsmede in andere relevante voorstellen zijn vastgesteld; stelt voor dat de werkgroep wordt voorgezeten door zowel het Europees Parlement als de commissaris voor Sociale Zaken en bestaat uit vertegenwoordigers van het Parlement, bevoegde commissarissen, de Raad, de sociale partners, organisaties uit het maatschappelijk middenveld die gebruikers en verleners van SDAB vertegenwoordigen, het Comité van de Regio's, lokale instanties en andere relevante belanghebbenden;

     De werkgroep:

· bespreekt de relatieve voordelen van het oprichten van een Europees waarnemingscentrum of resource centre voor SDAB om informatie uit verschillende bronnen in de lidstaten te vergaren en de uitwisseling mogelijk te maken van optimale werkmethoden inzake SDAB op nationaal, regionaal en lokaal niveau;

· streeft naar een brede consensus inzake de opheldering van juridische onduidelijkheden en meerduidigheden met betrekking tot SDAB;

· evalueert of de regels van de interne markt die negatieve gevolgen hebben voor de verlening van SDAB moeten worden herzien zodat de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de definiëring, financiering en levering van SDAB worden geëerbiedigd en gesteund, daarbij rekening houdend met de huidige herziening van de regels door de Commissie;

· voert met ondersteuning van het Comité voor sociale bescherming een uitgebreide studie uit van de werking van SDAB;

· onderzoekt hoe de lidstaten genderspecifieke diensten, met name raadgevende en sociale diensten voor vrouwen, evenals belangrijke dienstverlening die bijdraagt aan de kwaliteit van het leven van vrouwen en aan gelijkheid, zoals gezondheidszorg en met name seksuele en reproductieve gezondheid, onderwijs en zorg voor afhankelijke personen, in de definitie van sociale diensten van algemeen belang op kunnen nemen;

· stimuleert innovaties zoals een SDAB-register van de lidstaten, een proefprogramma voor ouderenzorg en actieprogramma's op basis van het facultatieve Europese kwaliteitskader;

· onderzoekt hoe de lidstaten vormen van thuishulp en ondersteuning van ouderen en kwetsbare personen door zowel mannen als vrouwen kunnen ontwikkelen en de negatieve gevolgen kunnen verminderen voor de beroepsactiviteiten en pensioenen van degenen die zorgen voor afhankelijke gezinsleden;

58. verzoekt om een vierde Europees forum over SDAB, teneinde het initiatief van het verslag-Ferreira van 2007 voort te zetten en teneinde de voortgang op het gebied van hervorming te beoordelen; en verzoekt dat de voorgestelde werkgroep een voortgangsrapport indient bij het vierde forum om het forum continuïteit, richting en inhoud te verschaffen;

Facultatief Europees kwaliteitskader

59. is verheugd over het facultatieve Europese kwaliteitskader en dringt erop aan dat de beginselen toegepast en bewaakt moet worden door de voorgestelde kwaliteitscriteria te hanteren in een open coördinatiemethode waarbij ook belanghebbende partijen worden betrokken;

60. is verheugd dat de Commissie in de kerninitiatieven in de bijlage bij haar mededeling over het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting voorstelt om op sectoraal niveau een facultatief Europees kwaliteitskader voor sociale diensten, met inbegrip van diensten op het gebied van langdurige zorg en daklozen, te ontwikkelen; beveelt aan om ook aandacht te besteden aan kinderopvang, handicaps en sociale huisvesting, en daarbij gelijke kansen als indicator te gebruiken;

61. verzoekt de Europese Commissie het verband tussen het kwaliteitskader als omschreven in het facultatieve Europese kwaliteitskader en het Prometheus-programma te verduidelijken, teneinde verdubbelingen te voorkomen; dringt erop aan dat de lidstaten het facultatieve Europese kwaliteitskader gebruiken om kwaliteitsaccreditatie- en kwaliteitsbewakingsmethoden op te stellen of te verbeteren al naargelang de behoeften van elke lidstaat; is van mening dat de werking van het facultatieve Europese kwaliteitskader door de lidstaten moet worden geëvalueerd aan de hand van het Handvest van de grondrechten en Protocol nr. 26 van het VWEU;

62. benadrukt dat goede en stabiele arbeidsomstandigheden voor mannen en vrouwen, in overeenstemming met het recht en de praktijk van de lidstaten, gekoppeld aan geregelde hoogwaardige opleidingen evenals de participatie en het mondig maken van gebruikers, met inachtneming van genderaspecten, essentieel zijn voor de levering van hoogwaardige sociale diensten; benadrukt dat vrijwilligerswerk in de SDAB-sector waardevol is maar geen vervanging mag zijn van een voldoende aantal geschoolde beroepskrachten, zoals maatschappelijk werkers en regulier personeel;

63. roept de lidstaten op het scheppen van banen en het groeipotentieel in de sector sociale, gezondheids- en onderwijsdiensten te stimuleren door migranten en EU-burgers fatsoenlijke arbeidsomstandigheden en toegang tot uitgebreide stelsels voor sociale bescherming te bieden;

64. meent dat van de werkzaamheden van de maatschappelijk werkers vooral die activiteiten van bijzondere betekenis moeten zijn, die de motivatie voor het aannemen van werk en het starten van een opleiding of een bedrijf vergroten, teneinde verzelfstandiging en zelfvoorziening te bewerkstelligen;

65. is van mening dat de beginselen van het facultatieve Europese kwaliteitskader aangewend zouden kunnen worden om de kwaliteitscriteria voor diensten mede te definiëren, zodat deze toegepast kunnen worden op de herziene regels betreffende overheidsopdrachten en aanbestedingen, inclusief onderaanbestedingen;

66. stelt voor om het facultatieve Europese kwaliteitskader verder te verbeteren en daarbij een verwijzing op te nemen naar de status van financierings- of dienstenaanbieder;

67. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de kandidaat-lidstaten, het Comité van de Regio's en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

  • [1]  PB C 303 van 14.12.2007, blz. 1.
  • [2]  PB L 23 van 27.1.2010, blz. 35.
  • [3]  PB L 315 van 3.12.2007.
  • [4]  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 68.
  • [5]  PB L 298 van 7.11.2008, blz. 29.
  • [6]  Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2010)0223.
  • [7]  Werkdocumenten van de diensten van de Commissie bij COM(2008)0418 – tweejaarlijkse verslag betreffende sociale diensten van algemeen belang.
  • [8]  PB L 307 van 18.11.2008, blz. 1.
  • [9]  Plenaire debatten, woensdag 6 oktober 2010 - Brussel, punt 13, sociale bepalingen van het Verdrag van Lissabon (debat), verklaring door commissaris László Andor.
  • [10]  Verslag aan de voorzitter van de Commissie door Mario Monti, 9 mei 2010.
  • [11]  Raad van de EU, 16062/08, ADD1, 20 november 2008.
  • [12]  SPC/2010/10/8 def.
  • [13]  Raad van de EU, 6500/10, 15 februari 2010.
  • [14]  Eerste forum over sociale diensten van algemeen belang, 17 september 2007, Lissabon, Portugees voorzitterschap;
    Tweede forum over sociale diensten van algemeen belang (SDAB), 28 en 29 oktober 2008, Frans voorzitterschap;
    Derde forum over sociale diensten van algemeen belang (SDAB), 26 en 27 oktober, Brussel, Belgisch voorzitterschap.
  • [15]  Raad van de EU, 6624/11, SOC 135, ECOFIN 76, SAN 30 van 18 februari 2011.
  • [16]  Vergadering van de Raad, Brussel, 16 en 17 december 2008, Sociale diensten van algemeen belang, blz. 18.
  • [17]  Advies CvdR 181/2006 def. over COM(2006)0177, PB C 305E van 14.12.2006, blz. 141.
  • [18]  PB C 306E van 15.12.2006, blz. 277.
  • [19]  PB C 301E van 13.12.2007, blz. 140.
  • [20]  PB C 9E van 15.1.2010, blz. 11.
  • [21]  PB C 76E van 25.3.2010, blz. 16.
  • [22]  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0371.
  • [23]  Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2010)0173.
  • [24]  http://www.eurofound.europa.eu/surveys/eqls/2007/index.htm.
  • [25] 1 Eurofound – enquêtes over levenskwaliteit http://www.eurofound.europa.eu/publications/htmlfiles/ef09108.htm.
  • [26]  Conclusies van de staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone van 11 maart 2011.

TOELICHTING

De wereld is veranderd sinds het verslag-Hasse/Ferreira in 2007 sociale diensten van algemeen belang (SDAB) aan de orde stelde. Ten eerste is het economische model met beperkte regelgeving, waarvoor de Commissie en de Raad zich vele jaren lang beijverd hebben, aan het einde van dat jaar ineengestort. Ten tweede, en dat is positiever, heeft het Verdrag van Lissabon een nieuw regelgevings- en beleidsklimaat in het leven geroepen voor de ondersteuning en ontwikkeling van SDAB. SDAB zijn essentiële sociale en economische pijlers van onze samenlevingen. Er moet naar middelen worden gezocht om deze toereikend te kunnen financieren. In dit verslag worden mogelijkheden aangegeven waarop de zorgen van aanbieders en gebruikers van SDAB op voortvarende en afdoende wijze kunnen worden aangepakt. Het is met name van cruciaal belang dat er een toegewijd en niet-hiërarchisch officieel orgaan wordt opgericht waarin alle belanghebbende partijen zijn vertegenwoordigd, en dat dit orgaan de noodzakelijke hervormingen vaststelt en uitvoert.

De economische crisis

De ineenstorting is gepaard gegaan met enorme economische en sociale verliezen, waaronder economische stagnatie en een toename van de werkloosheid en armoede. In sommige gevallen hebben de schulden en begrotingstekorten van de lidstaten een crisisniveau bereikt door de socialisering van schulden van private banken. De druk op de begroting als gevolg van deze situatie heeft de financiering van SDAB enorm onder druk gezet en komt nog eens bij de druk op deze diensten die voortvloeit uit het neoliberale economische model, dat dergelijke diensten ziet als optionele extra's. Hierdoor zijn de zorgen toegenomen die de aanbieders van SDAB en burgers al veel langer hebben over de wijze waarop SDAB gefinancierd en geleverd moeten worden, gezien de beperkingen die worden opgelegd als gevolg van de wijze waarop de Commissie de Verdragen interpreteert.

In het huidige beleid van de Raad en de Commissie ligt de nadruk op begrotingsconsolidatie – het in ere herstellen van de criteria voor schulden en begrotingstekorten in het stabiliteits- en groeipact (SGP), zelfs al heeft de crisis de volledige ontoereikendheid van het SGP als maatregel voor een gezonde economie aangetoond. Het debat over de wijze waarop deze problemen moeten worden aangepakt, gaat tevens over de vraag hoe we het Europese sociale model kunnen beschermen tegen onherstelbare schade. De zoektocht naar de juiste combinatie voor elke lidstaat van uitgaven voor DAB, belastingen en stimulansen om een duurzame groei van onze economieën te ondersteunen, en in het verlengde daarvan de schulden en tekorten binnen een redelijk tijdsbestek tot beheersbare proporties terug te brengen, is opgegeven ten gunste van een puur ideologische agenda. De belangrijke rol die SDAB in deze tijd kunnen spelen als veiligheidsnet en groeibevorderaar wordt tot op heden grotendeels genegeerd.

Het Verdrag van Lissabon

Echter, de nieuwe mogelijkheden op het gebied van regelgeving en beleid die het Verdrag van Lissabon biedt, kunnen, mits er op intelligente wijze gebruik van wordt gemaakt, helpen bij het doen herleven van dit essentiële onderdeel van ons Europees sociale model. De reactie op de crisis kan een mogelijkheid bieden voor een hernieuwd politiek engagement met betrekking tot de sociale en economische rol van universele SDAB.

De nieuwe Verdragsbepalingen (artikel 3, lid 3 en 9 van het VWEU) stellen ons in staat om een moderne sociale markteconomie te ontwikkelen. Artikel 14 van het VWEU erkent dat diensten van algemeen economisch belang (DAEB) een wezenlijk onderdeel vormen van het sociale model van Europa. In Protocol nr. 26 wordt duidelijk genoemd welke verantwoordelijkheden de lidstaten hebben als het gaat om de levering van dergelijke diensten, terwijl het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie het recht van burgers op toegang tot DAEB erkent.

In dit verslag wordt vastgesteld welke mogelijkheden er zijn om de zorgen van aanbieders en gebruikers van SDAB op voortvarende en afdoende wijze aan te pakken. In het verslag worden de regels en het beleid vastgesteld die ontwikkeld kunnen worden om ervoor te zorgen dat sociale diensten van algemeen belang (SDAB), zowel economische als niet-economische, hun normale rol kunnen vervullen, en ons tegelijkertijd kunnen helpen om de crisis te boven te komen en een bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van de sociale en economische strategie voor 2020, zoals in december 2010 erkend door de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken.

Sociale rol van SDAB

Sociale diensten van algemeen belang (SDAB) vormen een onderdeel van diensten van algemeen belang (DAB) en worden volgens heersende interpretaties soms onjuist ingedeeld onder "economische" diensten. SDAB en de gebruikers daarvan beschikken naast de gemeenschappelijke eigenschappen van DAB over een aantal bijzondere eigenschappen. SDAB omvatten, naast medische diensten, zowel wettelijk verplichte als aanvullende algemeen verkrijgbare en rechtstreeks aan de persoon geleverde diensten, die preventief werken en de sociale samenhang en inclusie bevorderen, en die de sociale grondrechten tastbaar maken.

Algemeen verkrijgbare diensten van hoge kwaliteit, zoals gezondheidszorg, onderwijs en kinderopvang, en essentiële netwerkdiensten, zoals transport, energie en telecommunicatie, zorgen voor een gezonde, actieve, hechte en inclusieve samenleving en zijn tevens essentieel voor een grotere arbeidsmarktparticipatie en de ontwikkeling van een concurrerende sociale markteconomie.

Economische rol van SDAB

SDAB leveren als geheel een zeer grote bijdrage in termen van banen, economische activiteit en koopkracht. In het tweede tweejaarlijkse verslag van de Commissie staat dat medische en sociale zekerheidsdiensten goed zijn voor 5% van de economische productie en werk creëren voor 21,4 miljoen mensen.

Het CEEP[1] schat dat aanbieders van diensten van algemeen belang (DAB) in de EU rechtstreeks 26% (2 412 miljard euro) van het BBP van de EU bijdragen en werk verschaffen aan 64 miljoen mensen, waarvan een derde werkt in de gezondheidszorg en sociale dienstverlening.

Eurofound Research heeft in zijn enquêtes over levenskwaliteit[2] vastgesteld dat een van de belangrijkste manieren voor het vergroten van de levenskwaliteit van burgers wordt gevormd door het zorgen voor volledige deelname aan de maatschappij en het bieden van sociale en territoriale samenhang bij de levering en ontwikkeling van DAB/SDAB, ongeacht of deze geleverd worden door departementen of agentschappen van de overheid, lokale autoriteiten of door ondernemingen en actoren op het gebied van sociale economie, zoals onderlinge verenigingen, coöperaties en vrijwilligersorganisaties.

Financiering

Een communautaire benadering van solidariteit, een sterk verhoogde EU-begroting ter ondersteuning van de zwakkere economieën, een grotere rol voor de Europese Investeringsbank en een Europees schuldagentschap voor het stabiliseren van de schulduitgaven zouden zorgen voor een sneller herstel en zouden de Europese Unie versterken op een moment dat er sprake is van een toename van centrifugale krachten die de Unie verzwakken. Een Europese belasting van maximaal 0,5% op financiële transacties, zoals overeengekomen in het verslag-Berès, zou jaarlijks 200 miljard euro kunnen opleveren.

INITIATIEF VOOR HET BEVORDEREN VAN HERVORMING

Overheidsdiensten die betrokken zijn bij de levering of mandatering van SDAB hebben een duidelijke juridische grondslag nodig voor hun diensten en uitgaven. De informatie- en ophelderingsdienst die is ontwikkeld door de Commissie is van essentieel belang voor aanbieders, en het verbeteren van die diensten zal met open armen ontvangen worden. De uitleg van de Commissie heeft de juridische onzekerheid echter niet weggenomen. Het Hof van Justitie ziet zich geconfronteerd met de taak van het rechtspreken in deze zaken, die via wetgeving opgehelderd moeten worden. Dit is niet bevredigend vanuit het perspectief van een democratische of efficiënte besluitvorming.

Vrijwilligersorganisaties en ondernemingen op het gebied van sociale economie, die weinig middelen en managementstructuren hebben en die SDAB leveren, kunnen insolvent raken vanwege de bureaucratische last van regels betreffende overheidsopdrachten en staatssteun. Het gevolg hiervan is dat hun capaciteit afneemt en lokale autoriteiten minder bereid zijn om dergelijke organisaties in te zetten voor het leveren en testen van innovatieve diensten.

De uitdaging is om een stabiel en flexibel kader voor SDAB af te bakenen en in het leven te roepen, met gebruikmaking van alle instrumenten die ons ter beschikking staan, teneinde ervoor te zorgen dat de sociale doelstellingen van de Unie worden gesteund in plaats van geblokkeerd door regels die bedoeld zijn om commerciële ondernemingen te reguleren.

Volgens de rapporteur dient een hervormingspakket een raamverordening voor SDAB[3] te bevatten, waarbij artikel 14 van het VWEU wordt gebruikt om de diensten van algemeen belang te definiëren en de invloed van de regels betreffende de interne markt te begrenzen. De verordening zou een onderscheid kunnen maken tussen economische en niet-economische DAB, en de algemene beginselen en gemeenschappelijke voorwaarden voor de succesvolle werking van deze diensten bijeen kunnen brengen en verhelderen. De politieke samenstelling van de Raad en de Commissie maakt het echter onwaarschijnlijk dat dergelijke wetgeving in de nabije toekomst kan worden aangenomen, terwijl oplossingen nu nodig zijn.

Dit verslag schetst een hervormingsprogramma dat de moeilijkheden aanpakt die als gevolg van de regels betreffende overheidsopdrachten en staatssteun zijn ontstaan voor de levering van SDAB. Daarnaast behandelt het andere kwesties en doet het voorstellen voor het tot stand brengen van een flexibele benadering die door nationale en lokale autoriteiten kan worden gehanteerd bij het financieren en toewijzen van SDAB. De hervormingen moeten tevens onder andere: de rol van ondernemingen, spelers en vrijwilligersorganisaties op het gebied van sociale economie definiëren als het gaat om de levering van SDAB; de naleving van nationale en lokale sociale en kwaliteitscriteria voor overheidsopdrachten verplicht stellen, ook wanneer gebruik wordt gemaakt van onderaannemers; de kwestie aanpakken van het voorwenden van het verrichten van werkzaamheden anders dan uit loondienst bij de levering van SDAB; voorzien in een Europese wet om onderlinge verenigingen in staat te stellen te opereren op transnationale basis.

Task force waarin meerdere belanghebbende partijen zijn vertegenwoordigd

Het is heel belangrijk dat een ambitieus hervormingsprogramma voor SDAB een officieel kader heeft dat gericht is op het uitvoeren van de noodzakelijke hervormingen. In dit verslag wordt voorgesteld een "task force op hoog niveau waarin meerdere belanghebbende partijen zijn vertegenwoordigd" op te richten, waarvoor steun gevonden wordt in de aanbevelingen van het derde tweejaarlijkse forum over SDAB. De opdracht van de task force zou zijn om te streven naar een brede consensus over de verschillende voorstellen, waaronder die van het Europees Parlement, de Commissie, het SPC, de sociale partners en belangenorganisaties van aanbieders en gebruikers, en om vast te stellen welke aanpassingen op het gebied van beleid en wetgeving noodzakelijk zijn, teneinde hoge kwaliteitsnormen en de juridische zekerheid te creëren die nodig zijn om de sociale en economische rol die SDAB in de Europese samenleving kunnen spelen volledig te realiseren. De leden zouden moeten bestaan uit de hierboven genoemde organisaties en het voorzitterschap zou moeten berusten bij het DG Sociale Zaken. Tot de leden zouden tevens het DG Mededinging, het DG Interne markt en diensten, het DG Milieu en het DG Gezondheid en consumenten moeten behoren. De task force zou in eerste instantie een opdracht krijgen voor twee jaar, met het oogmerk om een voortgangsrapport te overhandigen aan een vierde tweejaarlijks forum over SDAB, hetgeen eveneens in dit verslag wordt voorgesteld.

Een aanvullend idee, waarover de voorgestelde task force zou moeten nadenken, is afkomstig van UNIOPSS[4], dat een "Europees resourcecentrum voor SDAB" voorstelt. Dit zou kunnen fungeren als technisch referentiepunt tussen de lidstaten, de Commissie en het maatschappelijke middenveld op EU-niveau. Het zou een effectief Europees juridisch kader kunnen bevorderen, investeringen mogelijk kunnen maken, beste praktijken kunnen uitwisselen, statistieken kunnen verzamelen en vergelijkende onderzoeken kunnen organiseren. Het zou geraadpleegd kunnen worden voor ieder wetgevingsvoorstel dat van invloed is op SDAB. Het verslag-Monti over de voltooiing van de interne markt van 2010 stelt dat DAB in economisch en sociaal opzicht een belangrijke rol spelen en concludeert dat er behoefte bestaat aan een nieuwe universeel recht op toegang tot breedbandinternet en tot bankiersdiensten. Deze en reeds bestaande zorgen over de invloed van de wetgeving betreffende de interne markt op SDAB moeten wettelijk worden geregeld.

Facultatieve Europese kwaliteitsnormen

Toegang tot hoogwaardige SDAB is een burgerrecht. Er is al veel werk verzet met betrekking tot deze kwestie, onder andere door het maatschappelijke middenveld, en we staan aan de vooravond van de goedkeuring van een facultatief Europees kwaliteitskader. Er zitten echter hiaten in dit kwaliteitskader en in dit verslag is een poging gedaan om daarvoor oplossingen aan te dragen. Van fundamenteel belang voor kwaliteit zijn: respect voor de menselijke waardigheid en grondrechten; diensten moeten uitnodigen tot participatie, moeten gebruikers de mogelijkheden bieden om zelfstandig beslissingen te nemen, moeten holistisch en continu zijn, moeten worden geleverd in samenwerking met gemeenschappen en andere actoren, moeten geleverd worden door vaardige professionals die werkzaam zijn in passende dienstbetrekkingen en arbeidsomstandigheden, moeten op transparante wijze gestuurd worden en moeten verantwoordelijk zijn.

Conclusie

Er liggen nog vele andere voorstellen van de EPSU en het EVV, alsmede van dienstenaanbieders zoals het CEEP, van veel belangenorganisaties van lokale autoriteiten en belangenorganisaties uit het maatschappelijk middenveld, zoals Solidar, het Europese sociale netwerk, het sociale platform, REVES, BAGFW, AIM, MEPLF, Eurodiaconia, CEDAG, REIF en Eurocities. Ik heb deze visies allemaal zorgvuldig bekeken. Ze komen allemaal voort uit hun ervaring en verdienen het om actief en serieus en op een gestructureerde en geïntegreerde wijze bekeken te worden, bijvoorbeeld door de voorgestelde task force.

De problemen die aanbieders en gebruikers hebben vastgesteld, moeten dringend opgelost worden. Gezien de economische en werkloosheidscrisis hebben onze burgers meer behoefte dan ooit aan hoogwaardige sociale diensten van algemeen belang, terwijl onze economieën en onze samenleving tevens behoefte hebben aan de voordelen die dergelijke diensten kunnen bieden.

ADVIES van de Commissie economische en monetaire zaken (23.3.2011)

aan de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

inzake de toekomst van sociale diensten van algemeen belang
(2009/2222(INI))

Rapporteur voor advies: Sophie Auconie

SUGGESTIES

De Commissie economische en monetaire zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie werkgelegenheid en sociale zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1. is van mening dat sociale diensten van algemeen belang (SDAB) actief bijdragen aan de verwezenlijking van de in de Verdragen neergelegde doelstellingen van de Unie, inzonderheid wat betreft de bevordering van de economische, sociale en territoriale cohesie, en roept de Commissie er derhalve toe op de evaluatie en herziening van het Monti-Kroespakket te gebruiken om meer duidelijkheid te verschaffen omtrent en toezicht te houden op de toepassing van de EU-regels op het gebied van SDAB door gebruikmaking van een gerichte aanpak die gemakkelijk kan worden toegepast door de organisatie van de overheidsinstanties daarop af te stemmen en acht te slaan op de specifieke organisatorische kenmerken van dergelijke sociale diensten, hun wettelijke status en hun sterk lokale inslag, en door rekening te houden met het feit dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de organisatie en financiering van deze diensten;

2. beklemtoont dat de organisatie van SDAB in de lidstaten historisch gegroeid is en het resultaat is van verschillende culturele tradities, zodat het noch mogelijk, noch wenselijk is daarvoor een uniform Europees model te creëren, en dat er derhalve een flexibele aanpak moet worden gevolgd, waarbij – met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel – rekening moet worden gehouden met het recht op zelfbestuur van regionale en plaatselijke overheden en de lidstaten voldoende speelruimte moet worden gelaten voor specifieke ontwikkelingen overeenkomstig hun respectieve organisatievormen;

3. is van mening dat een EU-kaderverordening voor alle diensten van algemeen belang niet het juiste instrument is om op dit gebied rechtszekerheid te creëren;

4. verzoekt de Commissie een oriëntatienota te doen uitgaan waarin de door de lokale overheden te volgen methodiek wordt uiteengezet en nader wordt aangegeven hoe de Europese regels moeten worden toegepast; acht het in dit verband zinvol plaatselijke overheden meer opleidingen aan te bieden om de rechtsonzekerheid bij aanbestedingen te verkleinen;

5. verzoekt de Commissie na te gaan in hoeverre het wenselijk zou zijn met een voorstel te komen voor een specifieke de-minimisverordening voor sociale diensten van algemeen belang of de de-minimisdrempel voor dergelijke diensten aan te passen, om te bewerkstelligen dat het door de Europese Unie uitgeoefende toezicht op staatssubsidies op dat terrein zich concentreert op sociale diensten die wellicht van wezenlijke invloed zijn op het grensoverschrijdende intracommunautaire handelsverkeer;

6. verzoekt de Commissie zich te beraden over de mogelijkheid om meer sociale diensten van algemeen belang van de aanmeldingsverplichting zonder drempels vrij te stellen, tegen de achtergrond van de overwegingen die tot de bestaande vrijstelling van de aanmeldingsverplichting voor ziekenhuizen en de sector sociale huisvesting hebben geleid en rekening houdend met het feit dat in dit stadium van de ontwikkeling van de interne markt de mate van verstoring van de mededinging in deze sectoren niet noodzakelijkerwijs evenredig is met inkomsten en geboden compensaties; verzoekt de Commissie subsidies die worden verleend in het kader van middels een openbare aanbesteding gegunde contracten van de verplichting tot aanmelding vrij te stellen, rekening houdend met het feit dat de bestaande alternatieven voor openbare aanbestedingen (in-house opdrachtvervulling, goedkeuringsregelingen, mandatering, enz.) mogelijkerwijs beter bij de specifieke kenmerken van sociale diensten van algemeen belang aansluiten;

7. verzoekt de Commissie de lidstaten opdracht te geven uitsluitend van openbare aanbestedingen gebruik te maken voor diensten waarvoor een reële en natuurlijke vraag- en aanbodmarkt bestaat, aangezien aanbestedingen voor diensten waarvoor geen reële en natuurlijke markt voorhanden is tot onnodige kosten en administratieve rompslomp leiden;

8. verzoekt de Commissie nader aan te geven in hoeverre de begrippen "economische en niet-economische activiteiten" en "ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer" op diensten van algemeen belang van toepassing zijn, en concrete voorwaarden te formuleren voor de toepassing van het concept "noodzakelijke compensatie op basis van de kosten die een gemiddelde, goed beheerde onderneming, die zodanig met vervoermiddelen is uitgerust dat zij aan de vereisten van de openbare dienst kan voldoen, zou hebben gemaakt om deze verplichtingen uit te voeren" (HvJ, C-280/00, Altmark);

9. stelt zich nadrukkelijk op het standpunt dat een machtigingsbesluit een waarborg van transparantie is, die moet worden gehandhaafd; verzoekt de Commissie nog eens te bekijken of de regels die zijn vastgesteld voor machtiging en monitoring van overcompensatie wel aansluiten bij de specifieke kenmerken van sociale diensten en maatregelen te nemen indien dit niet het geval mocht blijken te zijn; onderstreept dat de mogelijkheden voor mandatering (via een machtigingsbesluit) moeten worden uitgebreid, met name door de regels op dat gebied flexibeler toe te passen;

10. stelt zich op het standpunt dat sociale diensten van algemeen belang op personen toegesneden diensten zijn en dat zij beogen in te spelen op de behoeften van de allerkwetsbaarsten in de samenleving teneinde hen in staat te stellen een significante rol te spelen in het sociaaleconomische leven (conclusies van de Raad van 6/7 december), en is derhalve van mening dat elementaire bankdiensten als diensten van algemeen economisch belang moeten worden beschouwd en onder de algemene dienstverleningsverplichtingen moeten vallen om toegankelijkheid, betaalbaarheid, transparantie en een hoge mate van kwaliteit te kunnen waarborgen;

11. verzoekt de Commissie met wetgevingsvoorstellen voor projectobligaties te komen teneinde de langetermijn- en duurzame financiering veilig te stellen van voor de EU relevante en duurzame diensten van algemeen economisch belang, met name op het vlak van de sociale huisvesting (voor energie-efficiëntie bij renovatieprojecten) en bij de renovatie van openbare gebouwen;

12. beklemtoont dat de berekening van de compensatie niet uitsluitend moet plaatsvinden op basis van economische en financiële, maar ook op basis van sociale criteria;

13. kijkt uit naar de resultaten van de evaluatie van het Monti-Kroespakket, waaruit zal blijken of, en zo ja welke verdere aanpassingen er nodig zijn.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

16.3.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

26

6

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Burkhard Balz, Sharon Bowles, Udo Bullmann, Pascal Canfin, Nikolaos Chountis, George Sabin Cutaş, Leonardo Domenici, Derk Jan Eppink, Diogo Feio, Vicky Ford, Ildikó Gáll-Pelcz, José Manuel García-Margallo y Marfil, Jean-Paul Gauzès, Sven Giegold, Sylvie Goulard, Liem Hoang Ngoc, Wolf Klinz, Philippe Lamberts, Astrid Lulling, Íñigo Méndez de Vigo, Ivari Padar, Antolín Sánchez Presedo, Edward Scicluna, Peter Simon, Peter Skinner, Theodor Dumitru Stolojan, Ivo Strejček, Marianne Thyssen, Corien Wortmann-Kool

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Sophie Auconie, Elena Băsescu, Saïd El Khadraoui, Danuta Jazłowiecka, Olle Ludvigsson, Thomas Mann, Sirpa Pietikäinen, Catherine Stihler

ADVIES van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (5.4.2011)

aan de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

over de toekomst van sociale diensten van algemeen belang
2009/2222(INI)

Rapporteur voor advies: Damien Abad

SUGGESTIES

De Commissie interne markt en consumentenbescherming verzoekt de ten principale bevoegde Commissie werkgelegenheid en sociale zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  is van mening dat SDAB (sociale diensten van algemeen belang) in brede zin bijdragen aan de implementatie van de beginselen die zijn neergelegd in artikel 3 van het EU-Verdrag en in de artikelen 9 en 14 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), vooral wat betreft de ontwikkeling van een sociale markteconomie met een sterk concurrentievermogen en de bevordering van de economische, sociale en territoriale samenhang in de Unie;

2.  benadrukt in deze context dat het van belang is de sociale dimensie van de interne markt te versterken door het specifieke karakter van SDAB beter in acht te nemen, waarbij de voorkeur dient uit te gaan naar een pragmatische aanpak waarin de toegankelijkheid, universaliteit, rechtvaardigheid, kwaliteit en efficiëntie van deze diensten centraal staan;

3.  vestigt er de aandacht op dat er in Europa een heel scala aan modellen van publieke dienstverlening bestaat en dat het respecteren van het subsidiariteitsbeginsel als leidraad moet fungeren bij de beraadslagingen over de precieze relatie tussen enerzijds het Europese en anderzijds het lokale, regionale en nationale niveau;

4.  wijst er nogmaals op dat SDAB continu meeëvolueren met de nieuwe economische, maatschappelijke, institutionele en technologische ontwikkelingen; roept de Commissie en de lidstaten ertoe op door te gaan met de modernisering van de infrastructuur, de organisatie en de financiering van diensten van algemeen belang, in het licht van de voortdurende veranderingen op de interne markt en de essentiële behoeften van de Europese burger;

Het politieke belang van SDAB opwaarderen

5.  is van mening dat de Europese Unie, gezien de plaats van deze diensten in Europa en in het bijzonder in een context van economische crisis, het belang van SDAB dient te onderkennen; verzoekt de Commissie derhalve na te gaan of de oprichting van een Europees waarnemingscentrum voor sociale diensten een adequaat instrument zou kunnen zijn om uit verschillende bronnen in de lidstaten informatie te verzamelen en optimale praktijken op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau te bevorderen;

6.  verzoekt de Commissie daarnaast ook de internetsite "vragen en antwoorden over SDAB" te actualiseren en een methodiek te ontwikkelen die beter op de behoeften van overheden die openbare diensten verstrekken en bedrijven is toegesneden en die inzichtelijk, direct toepasbaar en toegankelijk is in alle officiële talen van de EU;

7.  onderstreept het belang dat voor een beter begrip van gemeenschappelijke concepten inzake de kwaliteit van SDAB is verbonden aan het in 2010 door het Comité sociale bescherming ontwikkelde facultatief Europees kwaliteitskader voor sociale diensten; verlangt dat er gemeenschappelijke coördinatie-instrumenten worden gedefinieerd met het oog op een zo effectief mogelijk gebruik van dit facultatieve kader en om optimale praktijken te kunnen uitwisselen teneinde te komen tot vergelijkbare kwaliteitsindicatoren;

8.  roept de Commissie ertoe op de specifieke kenmerken van sociale diensten van algemeen belang nader te omschrijven en een algemeen geaccepteerde definitie te formuleren van diensten van algemeen belang, onder volledige inachtneming van de verantwoordelijkheden van de lidstaten en van de specifieke en karakteristieke manieren waarop deze diensten binnen Europa gestalte krijgen;

Invulling van de economische dimensie van sociale diensten

9.  wijst nogmaals op de substantiële betekenis van SDAB voor de totale werkgelegenheid in de EU en voor de overheidsfinanciën van de lidstaten; acht het gezien de heersende economische en budgettaire crisis noodzakelijk een evenwichtige aanpak te volgen waarbij de continuïteit en de kwaliteit van de sociale diensten gehandhaafd wordt en zij efficiënter kunnen worden ingezet;

10. is derhalve van mening dat er behoefte is aan een discussie, eerst en vooral ter verduidelijking van de gehanteerde concepten, inzonderheid met betrekking tot het mandateringsconcept, alsmede over de relatie tussen enerzijds de noodzaak tot naleving van de regels voor overheidsopdrachten en anderzijds de SDAB-sector – vooral waar het nieuwe beheersystemen zoals in-house opdrachtvervulling en samenwerking tussen lokale overheden betreft – en ten tweede over de verscherping van de kwaliteitscriteria bij de keuze tussen concurrerende aanbiedingen, zodat mkb-bedrijven en andere organisaties op voet van gelijkheid aan aanbestedingen kunnen deelnemen;

11. wijst in dit verband op de concurrentieregels voor dienstverleners en herinnert aan de algemene beginselen van het Verdrag (non-discriminatie, gelijke behandeling, evenredigheid) ter vrijwaring van eerlijke concurrentieverhoudingen tussen overheids- en particuliere bedrijven die SDAB verstrekken;

Vaststelling van een regelgevingskader voor SDAB

12. onderstreept dat de juridische onzekerheden omtrent SDAB moeten worden opgehelderd; is ingenomen met de actualisering van de leidraad van de Commissie inzake de toepassing van de EU-regels inzake overheidssteun, overheidsopdrachten en interne markt op SDAB, maar wijst er nogmaals op dat daarmee niet kan worden volstaan, aangezien de regels voor tal van marktdeelnemers problemen opleveren; dringt er bij de Commissie op aan deze regels te vereenvoudigen;

13. neemt kennis van de voorstellen in het verslag-Monti, in het bijzonder die met betrekking tot de toepassing van artikel 14 VWEU en Protocol nr. 26; acht het van essentieel belang dat er op een pragmatische manier wordt doorgewerkt aan het definiëren van de echte problemen en het vinden van potentiële oplossingen daarvoor; verzoekt de Commissie in samenwerking met het Europees Parlement en de Raad een diepgaand onderzoek in te stellen naar de werking van de SDAB-sector, bijvoorbeeld wat betreft dienstverlening voor bejaarden, een zeer belangrijk aspect aangezien de EU in de nabije toekomst met bijzonder ingrijpende demografische veranderingen te maken krijgt;

14. verzoekt de lidstaten erop toe te zien dat overheids- en particuliere bedrijven die SDAB aanbieden voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen; verzoekt de Commissie om naast informatie over in de lidstaten toegepaste optimale praktijken ook informatie te verzamelen over de nationale kwaliteitseisen;

15. verwelkomt het initiatief van de Commissie tot verbetering van de transparantie en de bewustwording op het gebied van staatssteun, overheidsopdrachten, publiek/private partnerschappen en concessies door het ontwikkelen van communicatiemiddelen op het gebied van sociale diensten; wijst er echter op dat een aantal kwesties nog steeds niet zijn opgelost en dat de regels moeten worden aangepast aan de behoeften van lokale overheden en kleine leveranciers, en is derhalve van mening dat de Commissie ook in de toekomst moet zorgen voor een duidelijke rechtsgrondslag en voor informatie over de toepassing van de EU-regels, zodat de diensten van algemeen belang hun missie kunnen vervullen en kunnen bijdragen aan een betere bestaanskwaliteit voor de Europese burger;

16. onderstreept het belang van een nauwere samenwerking tussen verleners van en belanghebbenden bij SDAB, alsmede van een grotere betrokkenheid van gebruikers, zodat de verwachtingen nader kunnen worden gepreciseerd en de kwaliteit wordt verbeterd;

17. wijst erop dat tal van sociale diensten niet onder de toepassing van de dienstenrichtlijn voor de interne markt vallen; spreekt de hoopt uit dat de Commissie zo snel mogelijk een balans opmaakt van de omzetting van de desbetreffende uitsluitingsbepalingen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

22.3.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

34

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Pablo Arias Echeverría, Adam Bielan, Cristian Silviu Buşoi, Lara Comi, Anna Maria Corazza Bildt, António Fernando Correia De Campos, Jürgen Creutzmann, Christian Engström, Evelyne Gebhardt, Iliana Ivanova, Philippe Juvin, Sandra Kalniete, Eija-Riitta Korhola, Edvard Kožušník, Kurt Lechner, Toine Manders, Gianni Pittella, Mitro Repo, Zuzana Roithová, Heide Rühle, Matteo Salvini, Christel Schaldemose, Andreas Schwab, Catherine Stihler, Kyriacos Triantaphyllides, Bernadette Vergnaud, Barbara Weiler

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Damien Abad, Cornelis de Jong, Ashley Fox, Constance Le Grip, Pier Antonio Panzeri, Antonyia Parvanova, Sylvana Rapti, Amalia Sartori

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Michael Gahler

ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (13.4.2011)

aan de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

over de toekomst van sociale diensten van algemeen belang
(2009/2222(INI))

Rapporteur voor advies: Luís Paulo Alves

SUGGESTIES

De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie werkgelegenheid en sociale zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. overwegende dat in artikel 3, lid 3, van het VEU bepaald is dat de ontwikkeling van de EU op een sociale markteconomie stoelt, dat in artikel 14 van het VWEU en in protocol 26 hiervan erkend wordt dat diensten van algemeen belang onlosmakelijk deel uitmaken van het Europees sociaal model en dat het Europees Parlement en de Raad onverminderd de bevoegdheid van de nationale, regionale en plaatselijke overheden, de beginselen en de voorwaarden ervan moeten vaststellen,

B.  overwegende dat sociale diensten van algemeen belang en hun kwaliteit en doeltreffendheid van essentieel belang zijn om de doelstellingen van de EU-strategie voor 2020 na te blijven streven omdat deze voor de economische groei, de werkgelegenheid en de sociale en territoriale samenhang tot positieve resultaten leiden,

1.  wijst erop dat de diversiteit tussen de lidstaten van de organisatiemodellen van sociale diensten van algemeen belang uit hoofde van het subsidiariteitsbeginsel gerespecteerd moet worden; pleit voor de verbreiding van optimale praktijken en kennisoverdracht vanuit de lidstaten en regio's die de meeste ervaring met het verlenen van deze diensten hebben aangezien dit van cruciaal belang voor hun toekomstige ontwikkeling is;

2.  benadrukt de doorslaggevende rol van de regionale en lokale autoriteiten in het kader van de sociale dienstverlening en is van mening dat bij de definitie hiervan door de lidstaten rekening met hun mening moet worden gehouden;

3.  verzoekt de lidstaten om - nu burgers wegens de ernstige economische crisis steeds meer beroep op sociale diensten van algemeen belang doen - ervoor te zorgen dat de overheveling van bevoegdheden naar regionale of plaatselijke overheden, met de toewijzing van de nodige begrotingsmiddelen gepaard gaat;

4.  benadrukt dat sociale diensten van algemene aard wegens hun structurerend en alomvattend karakter een relevante, nuttige en doeltreffende bijdrage leveren aan de ontwikkeling van alle regio’s door de overheid en de plaatselijke of regionale autoriteiten de mogelijkheid te bieden om met openbare en particuliere middelen een rol te spelen; is van oordeel dat sociale diensten van algemene aard vooral in plattelands- en kwetsbare regio's behouden moeten blijven en onderstreept tevens dat sociale diensten van algemene aard een cruciale rol spelen als het erom gaat de risico's te beperken dat gedestabiliseerde en gemarginaliseerde gemeenschappen buiten de boot vallen;

5.  wijst erop dat binnen de sociale diensten van algemeen belang niet-economische activiteiten bestaan die niet aan de regels van de interne markt onderworpen zijn en ook niet onderworpen mogen worden en die aan de doelstelling van territoriale cohesie van de Europese Unie bijdragen;

6.  spoort de Commissie aan te reageren op het feit dat degenen die sociale diensten van algemene aard verstrekken en organiseren binnen het huidige wetgevingskader behoefte aan rechtszekerheid hebben, door gebruik te maken van de lopende herziening van het Monti-Kroes-pakket om op maat gesneden oplossingen voor sociale diensten te vinden; verzoekt de Commissie de openbare autoriteiten een methodologie aan de hand te doen waarmee zij de regels van de Europese Unie correct kunnen toepassen;

7.   verzoekt de Commissie na te gaan of territoriale samenwerking op het gebied van sociale diensten van algemeen belang haalbaar is om te zijner tijd alle hinderpalen die uit financiële voorschriften voortvloeien, uit de weg te ruimen;

8.  pleit voor de toepassing van een vrijwillig Europees kwaliteitskader voor sociale diensten van algemeen belang;

9.  is van mening dat de nationale, regionale en lokale autoriteiten publiek-private partnerschappen op het gebied van sociale diensten van algemeen belang moeten uitbreiden zodat deze doeltreffender en beter beschikbaar worden.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

12.4.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

37

4

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

François Alfonsi, Luís Paulo Alves, Catherine Bearder, Jean-Paul Besset, Victor Boştinaru, Alain Cadec, Tamás Deutsch, Rosa Estaràs Ferragut, Elie Hoarau, Danuta Maria Hübner, Juozas Imbrasas, María Irigoyen Pérez, Seán Kelly, Evgeni Kirilov, Constanze Angela Krehl, Jacek Olgierd Kurski, Petru Constantin Luhan, Ramona Nicole Mănescu, Riikka Manner, Iosif Matula, Erminia Mazzoni, Miroslav Mikolášik, Jan Olbrycht, Wojciech Michał Olejniczak, Markus Pieper, Monika Smolková, Georgios Stavrakakis, Nuno Teixeira, Lambert van Nistelrooij, Oldřich Vlasák, Kerstin Westphal, Hermann Winkler, Joachim Zeller, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Karima Delli, Richard Falbr, Marek Henryk Migalski, Elisabeth Schroedter, Patrice Tirolien, Derek Vaughan, Sabine Verheyen

ADVIES van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (26.4.2011)

aan de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

inzake de toekomst van sociale diensten van algemeen belang
(2009/2222(INI))

Rapporteur voor advies: Siiri Oviir

SUGGESTIES

De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie werkgelegenheid en sociale zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. overwegende dat de sociale diensten van algemeen belang (SDAB) een essentiële rol spelen bij de strijd tegen maatschappelijke uitsluiting en discriminatie, de waarborging van de mensenrechten en de menselijke waardigheid, de bevordering van de sociale rechtvaardigheid en bescherming, gelijke kansen, de gelijkheid van mannen en vrouwen, de solidariteit tussen de generaties, de bescherming van de rechten van kinderen, de combinatie van werk en gezin en de verwezenlijking van economische, sociale en regionale samenhang,

B.  overwegende dat gendersegregatie in sociale diensten, zowel in sectoren als in beroepen, een schadelijke invloed heeft op de arbeidsomstandigheden en de salarisniveaus, en dat onbetaald huishoudelijk werk en de zorg voor kinderen en ouderen voornamelijk door vrouwen worden gedaan,

C. overwegende dat sociale diensten van algemeen belang, en met name de toegang tot voorzieningen voor kinderopvang en zorg voor ouderen en andere afhankelijke personen, van essentieel belang zijn om een evenwichtige deelname van mannen en vrouwen aan de arbeidsmarkt, onderwijs en opleiding te bewerkstelligen,

D. overwegende dat de uitbreiding van sociale diensten van algemeen belang een drijvende kracht is geweest achter het aantrekken van meer vrouwen op de arbeidsmarkt,

1.  dringt er bij de lidstaten op aan te zorgen voor blijvende beschikbaarheid van dezelfde toegankelijke, betaalbare, hoogwaardige sociale diensten als tijdens perioden van snelle economische groei, en niet discriminerende toegang tot deze diensten te waarborgen ongeacht geslacht, inkomen, ras of etnische herkomst, religie of geloof, handicap, leeftijd, seksuele geaardheid of arbeidsomstandigheden; is van mening dat sociale diensten van fundamenteel belang zijn voor het waarborgen van gendergelijkheid, aangezien deze diensten, samen met gezondheidszorg en kinderopvang, een van de belangrijkste elementen zijn om de participatie op de arbeidsmarkt door vrouwen en de gelijkheid in het algemeen te stimuleren;

2.  onderstreept dat moet worden voorkomen dat de huidige financiële en economische crisis en de nog te verwachten economische problemen de ontwikkeling van de sociale diensten van algemeen belang in gevaar brengen, aangezien dit op de lange termijn ten koste zal gaan van de werkgelegenheidsontwikkeling, de economische groei in de EU, het niveau van de belastinginkomsten, de geboortecijfers en de bevordering van gendergelijkheid;

3.  wijst erop dat de uitbreiding van diensten van algemeen belang een drijvende kracht is geweest om meer vrouwen op de arbeidsmarkt te brengen en wijst op de arbeidskrachtenenquête 2008, die laat zien dat 79 % van het personeel in de gezondheidszorg, 81 % in de dienstverlening in tehuizen en 83 % in de maatschappelijke diensten waarbij geen onderdak wordt verschaft, uit vrouwen bestond;

4.  verzoekt de lidstaten moderne proactieve strategieën op het gebied van welvaart op te zetten, teneinde de doeltreffendheid en effectiviteit van sociale uitgaven te waarborgen, waarbij ook aandacht moet zijn voor beginselen inzake gendergelijkheid; wijst erop dat deze beleidsmaatregelen, waaronder de bevordering van voor iedereen toegankelijke arbeidsmarkten, preventie en herintegratie, aanvankelijk hogere financiering kunnen vereisen, maar op langere termijn kostenbesparingen en betere resultaten moeten opleveren;

5.  pleit ervoor om meer aandacht te besteden aan de behoefte aan voorbereidende trainingen en cursussen voor mensen die werken met bijzonder kwetsbare groepen, bijvoorbeeld kinderen, probleemjongeren en ouderen, teneinde een optimale aanpassing van de dienstverlening aan de behoeften van de individuele klant te waarborgen en de kwaliteit ervan te verhogen;

6.  benadrukt dat het van wezenlijk belang is rekening te houden met het genderperspectief en te werken aan een sterkere klantgerichtheid en user-empowerment, alsmede aan een betere toegang tot sociale rechten, in het bijzonder voor kansarme groepen, waaronder alleenstaande moeders, gehandicapte vrouwen, vrouwen die het slachtoffer zijn van seksueel geweld, immigrantenvrouwen, vrouwen die tot minderheden behoren, laaggeschoolde vrouwen en oudere vrouwen, aangezien deze groepen bijzonder kwetsbaar zijn voor en de kans hebben eerder te vervallen tot armoede, in een omgeving waar de behoefte aan diensten steeds moderner en gecompliceerder wordt; roept de Commissie op de universele toegang tot gezondheidszorg en sociale diensten te waarborgen en te komen met effectieve strategieën ter bestrijding van meervoudige discriminatie;

7.  adviseert de lidstaten genderspecifieke diensten, met name raadgevende en sociale diensten voor vrouwen, evenals belangrijke dienstverlening die bijdraagt aan de kwaliteit van het leven van vrouwen en aan gelijkheid, zoals gezondheidszorg en met name seksuele en reproductieve gezondheid, onderwijs en zorg voor afhankelijke personen, in de definitie van sociale diensten van algemeen belang op te nemen;

8.  verzoekt de Commissie om de bevordering van gelijke kansen als indicator te gebruiken bij het beoordelen van de prestaties van sociale diensten van algemeen belang;

9.  wijst erop dat de economische en financiële crisis en het bezuinigingsbeleid dat aan de lidstaten wordt opgelegd, niet tot gevolg mogen hebben dat er minder in SDAB geïnvesteerd wordt, maar dat deze diensten, gezien hun belang en noodzaak, juist verder verstevigd moeten worden om tegemoet te kunnen komen aan de noden van vrouwen;

10. roept de Commissie en de lidstaten op om een gendereffectbeoordeling van de verschillende sociale diensten van algemeen belang uit te voeren en erop toe te zien dat de beoordeling van voorgestelde EU-activiteiten vanuit het oogpunt van gendergelijkheid een regulier en transparant proces wordt met duidelijke uitkomsten, en dat het genderperspectief aan bod komt in de begroting voor alle programma's en beleidsmaatregelen van de EU en van de lidstaten; verzoekt de Commissie tevens in haar toezichtsverslagen aandacht te besteden aan gendergelijkheid;

11. verzoekt de lidstaten om in het kader van een gericht beleid voor het combineren van gezins- en beroepsleven de beschikbaarheid te waarborgen van toegankelijke, betaalbare, kwalitatief hoogwaardige en diverse voorzieningen voor kinderopvang, zoals beschreven in de Barcelonadoelstellingen, en de zorgvoorzieningen voor ouderen en zorgbehoevende personen te verbeteren, als wezenlijke stap vooruit naar gelijkheid voor vrouwen en mannen, aangezien diensten op het gebied van kinderopvang niet alleen de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt vergemakkelijken, maar ook banen opleveren; verzoekt de Commissie en de lidstaten om actie te ondernemen voor de erkenning van personen die onbetaald huishoudelijk werk verrichten en zorg verlenen aan kinderen en ouderen (meestal vrouwen), en die een uiterst belangrijke rol vervullen bij de instandhouding van sociale systemen;

12. merkt op dat, als gevolg van demografische veranderingen dienstverlening, gezondheidszorg en sociale diensten in het algemeen een groeisector vormen die in potentie banen kan scheppen voor zowel vrouwen als mannen; roept de lidstaten op dit potentieel aan te boren om deze onderbetaalde en ondergewaardeerde sectoren, waarin vrouwen oververtegenwoordigd zijn, te versterken door lonen, infrastructuren en beroepsopleidingen te verbeteren;

13. verzoekt de lidstaten om de totstandkoming te bevorderen van overeenkomsten tussen de sociale partners inzake het combineren van gezin en beroep en inzake initiatieven voor sociale zekerheid op ondernemings- of territoriaal niveau, rekening houdend met de in de laatste jaren langs contractuele weg gerealiseerde positieve acties en de door het Europees Sociaal Fonds gefinancierde experimenten;

14. benadrukt dat het van belang is dat de nationale, regionale en lokale autoriteiten de toegang tot sociale huisvesting makkelijker maken voor vrouwen die in nood verkeren of het risico lopen op sociale uitsluiting, en voor vrouwen die het slachtoffer zijn van seksueel geweld, en in beide gevallen met name voor vrouwen met ten laste komende kinderen;

15. verzoekt de Commissie om actief mee te werken aan de verwezenlijking van het doel dat erin bestaat op Europees niveau een kader uit te werken en goed te keuren bestaande uit door de sociale partners overeengekomen regels inzake de bevestiging van de grondrechten van gelijkheid en de uitbreiding van de gendergerelateerde waarborgen tot toegang, beloning, arbeidsomstandigheden, maatregelen voor het combineren van gezin en beroep, onderwijs, carrièreverloop en veiligheid;

16. wijst erop dat het van wezenlijk belang is de toegang tot diensten voor arbeidsbemiddeling en opleiding te waarborgen voor de kwetsbaarste groep vrouwen teneinde hun economische onafhankelijkheid en hun volledige deelname aan de maatschappij te garanderen;

17. wijst erop dat, om problemen met het aanwerven van gekwalificeerde werknemers, personeelstekorten en een mindere kwaliteit van de sociale diensten van algemeen belang in de toekomst te voorkomen, de lidstaten meer aandacht moeten besteden aan de adequate beloning van mensen die in de sociale dienstverlening en de gezondheidszorg werken; wijst erop dat juist in die sectoren de afgelopen tijd de meeste werkgelegenheid is gecreëerd, vooral voor vrouwen;

18. wijst erop dat werknemers in de sociale dienstverleningssector, merendeels vrouwen, meer waardering voor hun werk moeten krijgen, aangezien hun werk moeilijk is, een zorgverlenend karakter en een bijzondere persoonlijke inzet vergt, en een niet al te hoog sociaal prestige geniet;

19. verzoekt de lidstaten om via belastingverlichting en specifieke economische steunverlening faciliteiten te bieden voor thuishulp en ondersteuning van ouderen en kwetsbare personen – overwegend vrouwen – en de negatieve gevolgen te verminderen voor de beroepsactiviteiten van gezinsleden, met name vrouwen, die zorgen voor afhankelijke gezinsleden.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

20.4.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

26

0

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Regina Bastos, Edit Bauer, Emine Bozkurt, Andrea Češková, Marije Cornelissen, Silvia Costa, Edite Estrela, Ilda Figueiredo, Zita Gurmai, Mary Honeyball, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Constance Le Grip, Barbara Matera, Elisabeth Morin-Chartier, Angelika Niebler, Siiri Oviir, Antonyia Parvanova, Raül Romeva i Rueda, Nicole Sinclaire, Joanna Katarzyna Skrzydlewska, Eva-Britt Svensson, Marc Tarabella, Marina Yannakoudakis, Anna Záborská

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Izaskun Bilbao Barandica, Anne Delvaux, Christa Klaß, Katarína Neveďalová, Rovana Plumb

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

6.6.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

36

8

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Regina Bastos, Edit Bauer, Heinz K. Becker, Mara Bizzotto, Philippe Boulland, Milan Cabrnoch, David Casa, Alejandro Cercas, Ole Christensen, Karima Delli, Proinsias De Rossa, Frank Engel, Sari Essayah, Thomas Händel, Marian Harkin, Martin Kastler, Ádám Kósa, Jean Lambert, Patrick Le Hyaric, Veronica Lope Fontagné, Elizabeth Lynne, Thomas Mann, Elisabeth Morin-Chartier, Csaba Őry, Rovana Plumb, Konstantinos Poupakis, Sylvana Rapti, Licia Ronzulli, Elisabeth Schroedter, Jutta Steinruck

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Georges Bach, Raffaele Baldassarre, Françoise Castex, Silvia Costa, Julie Girling, Kinga Göncz, Sergio Gutiérrez Prieto, Richard Howitt, Jelko Kacin, Jan Kozłowski, Gesine Meissner, Antigoni Papadopoulou, Evelyn Regner, Claude Turmes, Cecilia Wikström

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

John Stuart Agnew