VERSLAG over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Adrian Severin

21.6.2011 - (2011/2070(IMM))

Commissie juridische zaken
Rapporteur: Francesco Enrico Speroni

Procedure : 2011/2070(IMM)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0242/2011
Ingediende teksten :
A7-0242/2011
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Adrian Severin

(2011/2070(IMM))

Het Europees Parlement,

–   gezien het aan het Parlement voorgelegde verzoek om opheffing van de immuniteit van Adrian Severin, dat op 5 april 2001 werd ingediend door de Direcţia Naţională Anticorupţie (Nationale Directie tegen corruptie) (parket bij de Înaltă Curte de Casaţie şi Justiţie, de Roemeense cassatierechter), en van de ontvangst waarvan op 6 april 2011 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven,

–   na Adrian Severin op 23 mei 2011 te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 7, lid 3, van zijn Reglement,

–   gezien artikel 9 van het Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden in het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,

–   gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 mei 1964, 10 juli 1986, 15 en 21 oktober 2008 en 19 maart 2010[1],

–   gezien de bepalingen van artikel 72, lid 2, van de Roemeense grondwet,

–   gezien de bepalingen van artikel 11 van het Roemeense wetboek van strafrecht, krachtens welke het Roemeense strafrecht van toepassing is op strafbare feiten die buiten Roemenië worden gepleegd door Roemeense staatsburgers indien de handeling in kwestie ook een strafbaar feit is op grond van het strafrecht van het land waarin de handeling is gepleegd,

–   gezien artikel 6, lid 2, en artikel 7 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A7-0242/2011),

A. overwegende dat de Direcţia Naţională Anticorupţie van Roemenië om de opheffing van de immuniteit van Adrian Severin, lid van het Parlement, heeft verzocht, zodat de Roemeense openbaar aanklager het nodige onderzoek kan verrichten en in rechte tegen Adrian Severin kan optreden, een verzoek kan indienen om de woning of kantoren van de betrokkene te doorzoeken en computer- of ander noodzakelijk IT-onderzoek te verrichten, een strafproces tegen hem kan instellen op grond van de beschuldiging van passieve omkoping en/of ongeoorloofde beïnvloeding of enige andere delictsomschrijving waaronder het/de vermeende strafbare feit/feiten voor de bevoegde strafrechters kan/kunnen worden gebracht,

B.  overwegende dat om de opheffing van de immuniteit van Adrian Severin is verzocht in verband met vermeende omkoping zoals bedoeld in artikel 6 van de Roemeense wet nr. 78/2000 juncto artikel 254 (omkoping) en artikel 257 (ongeoorloofde beïnvloeding) van het wetboek van strafrecht, evenals artikel 81, sub b, van wet nr. 78/2000,

C. overwegende dat het niet aan het Europees Parlement is zich uit te spreken over de schuld van het betrokken lid noch over de mogelijkheid het lid wegens de feiten die hem worden verweten, strafrechtelijk te vervolgen,

D. overwegende dat het derhalve wenselijk is aan te bevelen de parlementaire immuniteit in casu op te heffen,

1.  besluit de immuniteit van Adrian Severin op te heffen, met dien verstande dat diens persoonlijke vrijheid niet kan worden beperkt;

2.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de bevoegde autoriteiten van de Republiek Roemenië en aan Adrian Severin.

  • [1]  Zaak 101/63, Wagner/Fohrmann en Krier, Jurispr. 1964, blz. 195; zaak 149/85, Wybot/Faure e.a., Jurispr. 1986, blz. 2391; zaak T-345/05, Mote/Parlement, Jurispr. 2008, blz. II-2849; gevoegde zaken C-200/07 en C-201/07, Marra/De Gregorio en Clemente, Jurispr. 2008, blz. I‑7929; zaak T-42/06, Gollnisch/Parlement.

TOELICHTING

1. Inleiding

Tijdens de vergadering van 6 april 2011 heeft de Voorzitter overeenkomstig artikel 6, lid 2, van het Reglement van het Europees Parlement medegedeeld dat hij op 5 april 2011 een brief had ontvangen van de Direcţia Naţională Anticorupţie (Nationale Directie tegen corruptie) (parket bij de Înaltă Curte de Casaţie şi Justiţie, de Roemeense cassatierechter) houdende een verzoek om opheffing van de parlementaire immuniteit van Adrian Severin.

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, heeft de Voorzitter het verzoek naar de Commissie juridische zaken verwezen.

2. De feiten

Op 21 maart 2011 heeft de Direcţia Naţională Anticorupţie een procedure ingeleid tegen Adrian Severin, lid van het Europees Parlement, op basis van aanwijzingen dat Severin in de periode van december 2010 tot maart 2011 zijn positie als lid van het Europees Parlement zou hebben misbruikt en een bedrag van 100 000 euro zou hebben aangenomen van vertegenwoordigers van een zogenoemd consultancybedrijf dat zich presenteerde onder de naam "Taylor Jones Public Affairs" in ruil voor zijn ondersteuning in het Europees Parlement van een amendement op Richtlijn 94/19/EG inzake depositogarantiestelsels, over de termijn voor terugbetaling aan deposanten in geval van faillissement van een bank.

Volgens de Roemeense autoriteiten is uit het vooronderzoek (met name uit een verklaring van een ander lid van het Europees Parlement, het afschrift van de factuur en de geluidsopnames afkomstig van de media) de ernstige verdenking naar voren gekomen dat Severin een overeenkomst heeft gesloten met de vertegenwoordigers van bedrijf dat zich voordeed als consultancybedrijf, en nadien, zowel persoonlijk als via zijn secretariaat, contact heeft opgenomen met ten minste een ander lid van het Europees Parlement om te informeren of een amendement ter behandeling in de Commissie juridische zaken was ingediend over de termijn voor de terugbetaling aan deposanten in geval van faillissement van een bank. Nadat hij de "vertegenwoordigers van het consultancybedrijf" had verzekerd dat hun amendement door een ander Roemeens lid van het Europees Parlement, Sebastian Bodu, was ingediend en zou worden behandeld in de Commissie juridische zaken, heeft Severin hun toegezegd dit amendement te zullen steunen en verzocht om een eerste termijn van 12 000 euro voor de verleende diensten, waarvoor een factuur is uitgereikt.

Volgens Severin heeft Taylor Jones Public Affairs, een fictieve vennootschap die door de Engelse krant de Sunday Times is opgericht, hem een bezoldigde functie als lid van zijn internationale adviesraad aangeboden. In deze rol zou hij, zoals ook beschreven in de voorlopige overeenkomst, niet betrokken zijn bij de opstelling van amendementen of bij het bevorderen of wijzigen van wetgeving.

Volgens Severin heeft men hem verzekerd dat tegen deze overeenkomst geen juridische bezwaren bestonden en er geen sprake was van belangenverstrengeling met zijn taken als Parlementslid. Bovendien was de factuur uitgereikt voor adviesdiensten. Een amendement dat vergelijkbaar was met het door de vermeende vennootschap voorgestelde amendement was door Bodu ingediend en had niets met hem van doen.

Severin stelt dat hij betrekkingen heeft onderhouden met een fictieve vennootschap en is misleid. Daarnaast stelt hij dat zulks geen juridische consequenties meebrengt en dat hij zijn taken als Parlementslid, hoe dan ook, nooit tegen geldelijke vergoeding heeft vervuld. Kort gezegd waren de vennootschap en de overeenkomst fictief. Severin heeft geen lobbyactiviteiten ondernomen, er is geen schade toegebracht, geen geld overhandigd en de wetgeving is niet gewijzigd.

Het verzoek van de Roemeense autoriteiten is gebaseerd op de verklaringen en geluidsopnames van de door de Sunday Times opgerichte vennootschap. Deze documentatie is het resultaat van manipulatie door de journalisten van de Sunday Times, die zich onder valse naam en met bedrieglijke bedoelingen de toegang tot het Parlement hebben verschaft.

Hoewel zulks ethisch laakbaar is en bedenkelijk met het oog op correcte betrekkingen tussen de pers en Parlementsleden, en zelfs de schijn wekt van optreden als agents-provocateurs, zijn er geen aanwijzingen van fumus persecutionis door de Roemeense gerechtelijke autoriteiten, d.w.z. een voldoende ernstig en precies vermoeden dat de zaak aanhangig is gemaakt met de bedoeling het lid politieke schade toe te brengen.

3. Het recht

Roemeens strafrecht

In de Roemeense rechtsorde zijn de hierboven beschreven feiten strafbaar gesteld bij artikel 6 van wet nr. 78/2000 ter voorkoming, vaststelling en bestraffing van omkoping, juncto artikel 254 (omkoping) en artikel 257 (ongeoorloofde beïnvloeding) van het wetboek van strafrecht, evenals artikel 81, sub b, van wet nr. 78/2000 ter voorkoming, vaststelling en bestraffing van omkoping.

De bovengenoemde bepalingen luiden als volgt.

Artikel 6 van wet nr. 78/2000 ter voorkoming, vaststelling en bestraffing van omkoping:

"Passieve omkoping (zich laten omkopen), als bedoeld in artikel 254 van het wetboek van strafrecht, en actieve omkoping, als bedoeld in artikel 255 van het wetboek van strafrecht, het aanvaarden van onverschuldigde voordelen, als bedoeld in artikel 256 van het wetboek van strafrecht, en ongeoorloofde beïnvloeding, als bedoeld in artikel 257 van het wetboek van strafrecht, worden overeenkomstig de betrokken wettelijke bepalingen bestraft."

Artikel 254 van het wetboek van strafrecht:

"(1) Ambtenaren die, direct of indirect, geld of een ander voordeel vragen of aannemen dat hun niet verschuldigd is, of deze niet afwijzen, teneinde in hun functie iets te doen, na te laten of uit te stellen, dan wel om in strijd met hun plicht te handelen, worden bestraft met gevangenisstraf van drie tot twaalf jaar en ontzegging van bepaalde rechten. (2) Ambtenaren die een feit als omschreven in het eerste lid begaan in verband met hun controlerende taken, worden gestraft met een gevangenisstraf van drie tot vijftien jaar en ontzegging van bepaalde rechten."

Artikel 257 van het wetboek van strafrecht:

"(1) Hij die voldoende invloed heeft op een ambtenaar, of voorwendt die te hebben, om hem ertoe te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten, en daarvoor ten behoeve van hemzelf of van een derde, direct of indirect, goederen of andere voordelen vraagt of aanneemt, of beloften of giften aanneemt, wordt bestraft met gevangenisstraf van twee tot tien jaar."

Artikel 81, sub b, van wet nr. 78/2000 ter voorkoming, vaststelling en bestraffing van omkoping:

"De bepalingen van de artikelen 254 tot en met 257 van het wetboek van strafrecht en de artikelen 61 en 82 van deze wet zijn ook van toepassing op de volgende categorieën:

b) leden van parlementaire vergaderingen van internationale organisaties waarvan Roemenië lid is".

De bevoegdheid van de Direcţia Naţională Anticorupţie in casu berust op de bepalingen van artikel 13 van noodbeschikking nr. 43/2002 van de regering inzake de Direcţia Naţională Anticorupţie:

"(1) De vervolging van de feiten genoemd in wet nr. 78/2000 ter voorkoming, vaststelling en bestraffing van omkoping, zoals nadien gewijzigd en aangevuld, valt onder de bevoegdheid van de Direcţia Naţională Anticorupţie indien zij onder de navolgende omstandigheden zijn begaan:

a) de feiten hebben materiële schade berokkend ten belope van een bedrag hoger dan het equivalent van 200 000 euro in Roemeense leu, dan wel de werkzaamheden van een publieke autoriteit, overheidsinstelling of andere rechtspersoon bijzonder ernstig verstoord, of de waarde van het bedrag of de zaak die het voorwerp is van de omkoping is hoger dan het equivalent van 10 000 euro in Roemeense leu, ongeacht de hoedanigheid van de daders;

b) de feiten zijn begaan […] door de personen genoemd in artikel 81 van wet nr. 78/2000, zoals nadien gewijzigd en aangevuld, […] ongeacht de hoogte van de materiële schade of de mate waarin de werkzaamheden van een publieke autoriteit, overheidsinstelling of andere rechtspersoon zijn verstoord, of de waarde van het bedrag of de zaak die het voorwerp is van de omkoping."

Artikel 11 van het wetboek van strafrecht:

"Het strafrecht is van toepassing op strafbare feiten die buiten Roemenië zijn begaan door een Roemeens staatsburger of een in Roemenië verblijvende staatloze indien de handeling ook door het strafwetboek van het land van vervolging als een strafbaar feit wordt beschouwd."

Het recht van de Europese Unie

Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, dat aan de Verdragen is gehecht, bepaalt:

"Artikel 9:

Tijdens de zittingsduur van het Europees Parlement genieten de leden:

a) op hun eigen grondgebied, de immuniteiten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend,

b) op het grondgebied van elke andere lidstaat, vrijstelling van aanhouding en gerechtelijke vervolging in welke vorm ook.

De immuniteit beschermt hen eveneens, wanneer zij zich naar de plaats van de bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren.

Op deze immuniteit kan geen beroep worden gedaan in geval van ontdekking op heterdaad, terwijl zij evenmin kan verhinderen dat het Europees Parlement het recht uitoefent de immuniteit van een van zijn leden op te heffen."

Voorschriften van de Roemeense grondwet inzake de immuniteit van leden van het Roemeense parlement

Artikel 72, lid 2: "Afgevaardigden en senatoren kunnen strafrechtelijk worden vervolgd en gedagvaard voor feiten die niet verband houden met politieke opvattingen die zij hebben geuit of een stem die zij hebben uitgebracht in de uitoefening van hun mandaat. Zij kunnen echter niet aan hun lichaam of kleding worden onderzocht, aangehouden of aan vrijheidsbenemende maatregelen worden onderworpen zonder de toestemming van de kamer waarvan zij deel uitmaken en niet dan nadat zij behoorlijk zijn gehoord. Enkel het parket van de openbare aanklager bij de Înaltă Curte de Casaţie şi Justiţie kan de strafrechtelijke procedure inleiden en de betrokkene dagvaarden. De Înaltă Curte de Casaţie şi Justiţie is bevoegd van de zaak kennis te nemen."

4. Conclusie

Gelet op de bovenstaande overwegingen, na onderzoek van de argumenten voor en tegen de opheffing van de immuniteit van het lid, beveelt de Commissie juridische zaken het Europees Parlement overeenkomstig artikel 6, lid 2, van het Reglement aan, de parlementaire immuniteit van Adrian Severin op te heffen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

20.6.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

12

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Sebastian Valentin Bodu, Christian Engström, Marielle Gallo, Klaus-Heiner Lehne, Bernhard Rapkay, Francesco Enrico Speroni, Alexandra Thein, Diana Wallis, Cecilia Wikström, Tadeusz Zwiefka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Eva Lichtenberger, József Szájer