VERSLAG over een nieuw handelsbeleid voor Europa in het kader van de EUROPA 2020-strategie
28.6.2011 - (2010/2152(INI))
Commissie internationale handel
Rapporteur: Daniel Caspary
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over een nieuw handelsbeleid voor Europa in het kader van de EUROPA 2020-strategie
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s ‘Handel, groei en wereldvraagstukken – Handelsbeleid als kernelement van de Europa 2020-strategie’ (COM(2010)0612),
– gezien de mededeling van de Commissie ‘EU 2020: een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei’(COM(2010)2020),
– gezien de mededeling van de Commissie ‘Europa als wereldspeler: wereldwijd concurreren. Een bijdrage aan de EU-strategie voor groei en werkgelegenheid’ (COM(2006)0567),
– gezien zijn resolutie van 17 februari 2011 over Europa 2020[1],
– gezien zijn resolutie van 11 mei 2011 over de stand van zaken bij de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India[2],
– gezien zijn resolutie van 11 mei 2011 over de economische en handelsbetrekkingen tussen de EU en Japan[3],
– gezien zijn resolutie van 8 juni 2011 over de economische en handelsbetrekkingen tussen de EU en Canada[4],
– gezien zijn resolutie van 6 april 2011 over het Europees internationaal investeringsbeleid[5],
– gezien zijn resolutie van 17 februari 2011 over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de Republiek Korea[6],
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité "Bijdragen aan een duurzame ontwikkeling: de rol van Fair Trade en niet-gouvernementele handelsgerelateerde programma's om duurzaamheid te waarborgen" (COM(2009)215),
– gezien zijn resolutie van 25 november 2010 over handelsbeleid in de context van de klimaatveranderingsvereisten[7],
– gezien zijn resolutie van 25 november 2010 over mensenrechten, sociale normen en milieunormen in internationale handelsovereenkomsten[8],
– gezien zijn resolutie van 25 november 2010 over maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van internationale handelsovereenkomsten[9],
– gezien zijn resolutie van 21 oktober 2010 over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Latijns-Amerika[10],
– gezien zijn resolutie van 21 september 2010 over handel en economische betrekkingen met Turkije[11],
– gezien zijn resolutie van 16 juni 2010 over EU-2020[12],
– gezien zijn resolutie van 26 maart 2009 over een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India[13],
– gezien zijn resolutie van 5 februari 2009 over de handels- en economische betrekkingen met China[14],
– gezien zijn resolutie van 5 februari 2009 over versterking van de rol van het Europese midden- en kleinbedrijf in de internationale handel[15],
– gezien zijn resolutie van 18 december 2008 over de impact van namaak op de internationale handel[16],
– gezien de mededeling van de Commissie van 17 oktober 2008 'De ultraperifere regio's: een troef voor Europa',
– gezien zijn resolutie van 4 september 2008 over de handel in diensten[17],
– gezien zijn resolutie van 20 mei 2008 over de handel in grond- en hulpstoffen[18],
– gezien zijn resolutie van 24 april 2008 over een routekaart voor hervorming van de Wereldhandelsorganisatie[19],
– gezien zijn resolutie van 19 februari 2008 over de EU-strategie voor markttoegang ten behoeve van Europese exporteurs[20],
– gezien zijn resolutie van 13 december 2007 over de handels- en economische betrekkingen met Korea[21],
– gezien zijn resolutie van 22 mei 2007 over Europa als wereldspeler - Externe aspecten van het concurrentievermogen[22],
– gezien zijn resolutie van 12 oktober 2006 over de economische en commerciële betrekkingen tussen de EU en Mercosur met het oog op het sluiten van een interregionale associatieovereenkomst[23],
– gezien zijn resolutie van 28 september 2006 over de economische en handelsbetrekkingen van de EU met India[24],
– gezien zijn resolutie van 1 juni 2006 over de transatlantische economische betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten[25],
– gezien de conclusies van het voorzitterschap naar aanleiding van de bijeenkomst van de Europese Raad van 17-18 juni 2010,
– gezien artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie internationale handel en de adviezen van de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A7-0255/2011),
Het aandeel van de Unie en de Verenigde Staten in het mondiale BBP[26] loopt terug terwijl de economische prestaties van de opkomende landen snel verbeteren
A. overwegende dat de Unie in 2000, bij de invoering van de Lissabon-strategie, nog 25 % van het mondiale BBP voor haar rekening nam (uitgedrukt in koopkrachtpariteit (KKP)) maar dat dit aandeel in 2020 naar schatting nog slechts 18 % zal bedragen, hetgeen neerkomt op een daling van 28 % van haar relatieve economische prestaties,
B. overwegende dat de twee grootste ontwikkelde economieën, de Europese Unie en de Verenigde Staten, in 2000 nog 48 % van het mondiale BBP voor hun rekening namen (uitgedrukt in KKP), maar dat dit aandeel in 2020 naar schatting 35 % zal bedragen, hetgeen neerkomt op een daling van 27 % van hun relatieve gezamenlijke economische prestaties,
C. overwegende dat de twee grootste opkomende economieën, China en India, in 2000 10 % van het mondiale BBP voor hun rekening namen (uitgedrukt in KKP), maar dat dit aandeel in 2020 naar schatting 25 % zal bedragen, hetgeen neerkomt op een toename van 150 % van hun relatieve economische prestaties,
Deze relatieve daling van het BBP van de Unie wordt weerspiegeld in haar handelsprestaties[27]
D. overwegende dat de Unie in 1999 19 % van de wereldwijde export van goederen voor haar rekening nam en dat dit aandeel in 2009 nog slechts 17,1 % bedroeg, hetgeen neerkomt op een daling van 10 % van haar relatieve exportprestaties,
E. overwegende dat de Unie in 1999 19,5 % van de wereldwijde import van goederen voor haar rekening nam en dat ze in 2009 nog slechts 17,1 % van de wereldwijde import voor haar rekening nam, hetgeen neerkomt op een daling van 10 % van haar relatieve importprestaties,
F. overwegende dat tussen 1999 en 2009 het aandeel van de Unie in de export van diensten van 26,7 % tot 30,2 % is gestegen,
G. overwegende dat vijftig landen (dertig indien de EU als een eenheid wordt gerekend) 80 % van de wereldhandel vertegenwoordigen,
Demografische veranderingen[28] zijn ook van invloed op de economische prestaties
H. overwegende dat de bevolking van de Unie in 2035 naar verwachting met bijna 5 % zal zijn gegroeid, gevolgd door een gestage daling daarna, en overwegende dat de beroepsbevolking van de Unie naar verwachting vanaf 2010 zal afnemen,
De economie van de Unie is sterk afhankelijk van groei in het buitenland
I. overwegende dat groei, welvaart, werkgelegenheid en het behoud van het Europese sociale model onderling samenhangen en elkaar ondersteunen,
J. overwegende dat volgens schattingen van de Commissie in 2015 90 % van de mondiale groei buiten de Unie zal worden gegenereerd,
K. overwegende dat liberalisering van de handel leidt tot hogere productiviteit, bijdraagt aan een betere concurrentiepositie en ruim 1,5 % directe economische groei en aanzienlijke voordelen voor de consument zou kunnen opleveren,
L. overwegende dat volgens schattingen van de Commissie 18 % van de Europese beroepsbevolking, ofwel 36 miljoen arbeidsplaatsen, afhankelijk zijn van de handelsprestaties van de Unie, en overwegende dat handelsliberalisering in de afgelopen 10 jaar gepaard is gegaan met nieuwe werkgelegenheid en banen,
M. overwegende dat het, gezien de verwachte demografische ontwikkelingen in de Unie en de negatieve gevolgen daarvan voor de potentiële groei, van cruciaal belang is het groeipotentieel inherent aan productiviteitsverhoging en het groeipotentieel inherent aan buitenlandse handel te benutten,
Een toekomstige Europese strategie inzake handelsbeleid moet rekening houden met de industriële en territoriale kenmerken van de EU en haar afhankelijkheid van externe groei
N. overwegende dat de mededeling van de Commissie ‘Handel, groei en wereldvraagstukken’ adequate maatregelen voor de korte termijn voorstelt, maar niet ingaat op de toekomstige rol van de Unie in een veranderde wereld,
O. overwegende dat de Commissie een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van overgangsregelingen voor bilaterale investeringsovereenkomsten tussen lidstaten en derde landen heeft voorgesteld,
Het Parlement verwachtte een echte handelsstrategie voor de toekomst, die rekening houdt met ontwikkelingen op de middellange en lange termijn en niet uitgaat van de onjuiste veronderstelling dat de status-quo in de wereldhandel onveranderd blijft
1. verwelkomt in grote lijnen het drievoudige streven van Europa 2020 naar slimme, inclusieve en duurzame groei, evenals de mededeling van de Commissie 'Handel, groei en wereldvraagstukken' en verzoekt de Commissie een innovatieve handels- en investeringsstrategie met een blik op de toekomst, die de nieuwe uitdagingen van de EU in aanmerking neemt, te presenteren;
2. betreurt het dat vele specifieke doelstellingen van de ‘Global Europe’-strategie nog niet zijn verwezenlijkt, en had een kritischere analyse van de strategie verwacht om meer inzicht te krijgen in de redenen waarom deze doelstellingen nog niet zijn verwezenlijkt;
3. beklemtoont dat de Unie een coherente handelsstrategie voor de lange termijn nodig heeft om rekening te houden met de toekomstige uitdagingen en in het bijzonder de grote opkomende landen; onderstreept dat een dergelijke strategie gebaseerd moet zijn op een grondige analyse van de huidige trends in de wereldhandel, de ontwikkeling van de Unie binnen en buiten Europa, alsmede de diversiteit van de Europese ondernemingen, hun knowhow en hun technologische vooruitgang; betreurt het dat de mededeling geen uitgebreide prognose bevat over hoe de 'handelswereld' er vanuit een beleidsperspectief van vijftien à twintig jaar zou kunnen uitzien; is van mening dat deze analyse de doelstellingen van de Commissie voor haar bilaterale handelsbetrekkingen voor deze periode moet vaststellen, met inbegrip van een duidelijke geografische strategie, bijvoorbeeld via nieuwe overeenkomsten of nieuwe doelstellingen voor de afschaffing van tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen met haar belangrijkste handelspartners;
4. verzoekt de Commissie vóór de zomer van 2012 met een dergelijke prognose te komen en een herziene handelsstrategie voor de middellange en lange termijn te presenteren, aangezien de mededeling betreffende handel, groei en wereldvraagstukken hierin tekortschiet;
Het Parlement beseft dat handelsbeleid geen doel op zich vormt
5. herinnert alle belanghebbenden eraan dat een modern handelsbeleid rekening moet houden met andere beleidsterreinen zoals:
a) de mensenrechten,
b) behoud en scheppen van werkgelegenheid,
c) de arbeidsrechten en de arbeidsnormen van de IAO,
d) maatschappelijk verantwoord ondernemen,
e) het landbouwbeleid,
f) het milieubeleid,
g) de klimaatverandering,
h) de armoedebestrijding binnen en buiten de EU,
i) het ontwikkelingsbeleid,
j) de bescherming van de rechten en belangen van consumenten,
k) zekerheid van de grondstoffen- en energievoorziening,
l) het buitenlands beleid,
m) het nabuurschapsbeleid,
n) het industriebeleid,
o) de bescherming van eigendomsrechten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten,
p) de bevordering van de rechtsstaat;
6. beklemtoont dat de beginselen over de mensenrechten en sociale en milieunormen in internationale handelsovereenkomsten[29], over maatschappelijk verantwoord ondernemen in internationale handelsovereenkomsten[30] en over het internationaal handelsbeleid in het kader van de vereisten in verband met de klimaatverandering[31], als verwoord in de resoluties van 25 november 2010, die door het Europees Parlement met grote meerderheid zijn aangenomen, horizontaal in aanmerking moeten worden genomen, en dat de sociale en milieunormen en mensenrechten verplicht moeten worden opgenomen in alle internationale handelsovereenkomsten;
7. acht het bereiken van de klimaatdoelstellingen alleen mogelijk als wordt samengewerkt met de belangrijkste handelspartners van de EU, die tevens verantwoordelijk zijn voor de grootste CO2-uitstoot; is er daarom van overtuigd dat de Europese industrie alleen bij een mondiale, multilaterale klimaatovereenkomst zijn concurrentievermogen kan behouden;
8. beklemtoont dat het handelsbeleid weliswaar niet al te zeer moet worden beperkt door zaken die niet direct verband houden met internationale handel, maar ook niet in een vacuüm kan worden gevoerd, en benadrukt de noodzaak om een balans te vinden tussen de handelsdoelstellingen van de EU en andere aspecten van haar buitenlands beleid, zoals de milieustrategie en humanitaire doelstellingen en de eerder gedane toezeggingen om samenhang in het ontwikkelingsbeleid te waarborgen; roept de Commissie op om bij het sluiten van handelsovereenkomsten hoge prioriteit te geven aan de handelsbelangen van de EU ten opzichte van haar handelspartners en om te zorgen voor een betere intra- en interinstitutionele coördinatie bij de behandeling van handelskwesties; moedigt daarom andere politieke disciplines aan vaker na te gaan hoe andere beleidsterreinen enerzijds een nadelige uitwerking kunnen hebben op en anderzijds een positieve bijdrage kunnen leveren aan het handelsbeleid;
9. is van mening dat toekomstige multilaterale en bilaterale handelsovereenkomsten deel moeten uitmaken van EU-strategie voor de lange termijn, in het bijzonder voor de duurzame vernieuwing en versterking van de industriële basis, en de hierdoor gegenereerde werkgelegenheid, in de Europese Unie;
10. benadrukt dat het handelsbeleid een belangrijk element is van het nieuwe industriële beleid van de Unie en dat handel gebaseerd moet zijn op eerlijke wereldwijde concurrentie en volledige wederkerigheid om in Europa een gezonde industriële basis te behouden;
We moeten meer doen om de burgers bij de zaak te betrekken
11. betreurt het dat voor veel burgers van de Unie mondialisering staat voor een daling van de Europese productie en verlies van werkgelegenheid; roept de Commissie en de lidstaten daarom op een betere communicatiestrategie op te zetten over het handelsbeleid van de Unie en over de voor- en nadelen van internationale handel;
Het Parlement geeft nadrukkelijk de voorkeur aan een multilaterale benadering in het kader van de WTO
12. herhaalt dat het multilaterale handelsstelsel, belichaamd door de WTO, nog altijd verreweg het beste kader is om een vrije en eerlijke handel op mondiaal niveau te bereiken; is echter van oordeel dat de WTO, in het bijzonder van de geschillencommissie, moet worden hervormd om de doeltreffendheid ervan te vergroten, en dat de EU met voorstellen zou moeten komen om de WTO te versterken en haar regelgevende bevoegdheden uit te breiden naar nieuwe terreinen van handelsbeleid, ook door te verzekeren dat de WTO-regels zo geïnterpreteerd en ontwikkeld worden dat zij verbintenissen in het kader van multilaterale milieu-overeenkomsten steunen;
13. verklaart nogmaals voorstander te zijn van een geslaagde afronding van de Doha-ontwikkelingsronde, met dien verstande dat deze de verschuivingen in de mondiale handelspatronen en de verdeling van de opbrengsten van de wereldhandel sinds het begin van de Ronde moet weerspiegelen, en ook met dien verstande dat er behoefte is aan een evenwichtige NAMA-tekst die toegang tot opkomende markten zoals India, China en ASEAN-landen waarborgt en tegelijkertijd voorkomt dat opkomende economieën de flexibiliteit van NAMA gebruiken om specifieke sleutelsectoren te beschermen door piektarieven te handhaven;
Het Parlement ziet vrijhandelsovereenkomsten als belangrijke instrumenten voor markttoegang
14. herhaalt dat alle nieuwe vrijhandelsovereenkomsten die de EU afsluit overeen moeten stemmen met de WTO-regels, alomvattend en ambitieus moeten zijn, ook op het gebied van duurzame ontwikkeling, evenwichtig moeten zijn en moeten leiden tot een werkelijk wederkerige markttoegang en verder moeten reiken dan bestaande multilaterale verbintenissen en de verbintenissen die volgens verwachting zullen voortvloeien uit een geslaagde afronding van de Doharonde; is verheugd over de vooruitgang die bij sommige onderhandelingen is geboekt; betreurt het evenwel dat de meeste onderhandelingen nog niet zijn afgerond; verzoekt de Commissie na te gaan wat er moet gebeuren of veranderen om lopende onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten beter en sneller af te ronden, echter zonder dat dit gaat ten koste van de Europese belangen, aangezien de inhoud van de overeenkomst altijd belangrijker is dan tijdsoverwegingen; verzoekt de Commissie na te gaan wat de mogelijke gevolgen zijn voor de werkgelegenheid in het bijzonder met het oog op aanpassing van haar mandaten zodat ze vrijhandelsovereenkomsten kan afsluiten die op lange termijn de groei van de EU ten goede komen; verzoekt de Commissie te onderzoeken of WTO-mechanismen voor geschillenbeslechting kunnen worden opgenomen in bilaterale vrijhandelsovereenkomsten; verzoekt de Commissie om verlegging van handelsverkeer als reactie op inconsistente bepalingen in overlappende preferentiële handelsovereenkomsten ('Spaghetti-Bowl Effect') te beperken, bijv. door te onderhandelen over multilaterale oorsprongsregels; dringt erop aan een hoofdstuk over duurzaamheid, gekoppeld aan waarborgclausules, inzake terreinen als handel, milieu, productie en verwerking, op te nemen in vrijhandelsovereenkomsten;
15. herinnert de Commissie eraan dat zij - binnen een kader dat de handelsprioriteiten met betrekking tot tijdsschema's en strategische regio's vastlegt - een grondige, onpartijdige en onbevooroordeelde evaluatie moet uitvoeren van de Europese belangen alvorens besluiten te nemen over toekomstige vrijhandelspartners en onderhandelingsmandaten; benadrukt dat vrijhandelsovereenkomsten alleen met landen van economisch belang moeten worden gesloten en essentiële beginselen zoals wederkerigheid, ontmanteling van tarieven op basis van 'zero for zero', afschaffing van niet-tarifaire barrières, verbod op teruggave van douanerechten en uniforme toepassing van een hoge drempel voor oorsprongsregels moeten eerbiedigen ; verzoekt de Commissie en de Raad serieus rekening te houden met het standpunt van Parlement alvorens besluiten te nemen over de mandaten; verzoekt de Commissie uitgebreide effectbeoordelingen uit te voeren, in het bijzonder met betrekking tot de impact op de verschillende Europese bedrijfstakken en sectoren, door diepgaande raadplegingen van alle betrokken partijen, zowel vóór de afsluiting van onderhandelingen als op gezette tijden gedurende de looptijd van de overeenkomst; wijst de Commissie en de Raad erop dat zij, indien zij verwachten dat het Parlement zijn goedkeuringsbevoegdheden op verantwoordelijke wijze uitoefent, het Parlement in iedere fase vanaf het akkoord over het onderhandelingsmandaat en gedurende iedere onderhandelingsronde bij het proces moeten betrekken;
Het Parlement verlangt meer en betere resultaten van besprekingen op hoog niveau met belangrijke handelspartners zoals de VS, China, Japan en Rusland
16. benadrukt dat het belangrijk is om vooruitgang te boeken in onze handelsbetrekkingen met belangrijke handelspartners, zoals de VS, China, Japan en Rusland, wat betreft de afschaffing van tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen, met name inzake technische normen, intellectuele-eigendomsrechten, markttoegang, overheidsopdrachten en de grondstoffenvoorziening; betreurt het echter dat er tot dusver op deze terreinen onvoldoende vorderingen zijn gemaakt; spoort de Commissie daarom aan proactieve onderhandelingen te voeren om onze handelsbetrekkingen met deze landen te verbeteren, en moedigt onze handelspartners aan hetzelfde te doen;
17. benadrukt dat de trans-Atlantische economische betrekkingen verder moeten worden versterkt zonder dat het EU-beleid op gebieden zoals milieunormen, culturele diversiteit, sociale rechten en overheidsdiensten onder druk komt te staan; onderstreept specifiek dat er meer vooruitgang moet worden geboekt in de belangrijkste handelsrelatie ter wereld, met name als het gaat om normen en technische handelsbelemmeringen; is verheugd dat de Trans-Atlantische Economische Raad (TEC) nieuw leven wordt ingeblazen en moedigt de partijen bij de TEC aan te streven naar een geïntegreerde trans-Atlantische markt in de zeer nabije toekomst, maar is van oordeel dat deze dialoog, om een kans van slagen te hebben, verder geïntensiveerd moet worden op alle niveaus en dat er regelmatiger bijeenkomsten op hoog niveau van de Commissie, het Europees Parlement en hun Amerikaanse tegenhangers moeten plaatsvinden;
18. verzoekt de Commissie een volledige effectbeoordeling uit te voeren van de voor- en nadelen voor de verschillende bedrijfssectoren en voor de Europese werkgelegenheid teneinde vooruitgang te kunnen boeken met de economische en handelsdialoog op hoog niveau met China; verklaart dat het handelsbeleid van de EU ten aanzien van China rekening moet houden met de Europese belangen, met name als het gaat om intellectuele-eigendomsrechten, markttoegang, overheidsopdrachten en grondstoffen, en gebaseerd moet zijn op de inachtneming van het wederkerigheidsbeginsel; stelt dat China, als het wil vermijden dat er gebruik wordt gemaakt van handelsbeschermingsinstrumenten, aan zijn WTO-verplichtingen moet voldoen; dringt erop aan dat de Unie systematischer gebruik maakt van de passende juridische instrumenten indien China zijn verplichtingen niet nakomt;
19. is verheugd dat bilaterale kwesties in verband met de toetreding van Rusland tot de WTO uit de weg zijn geruimd en beschouwt een snelle toetreding van Rusland tot de WTO als een belangrijke prioriteit; juicht ook de bilaterale onderhandelingen over een alomvattende overeenkomst tussen de EU en Rusland toe en spoort Rusland aan het handelsklimaat voor Europese bedrijven in Rusland te verbeteren;
20. verklaart geïnteresseerd te zijn in verbetering van de handelsbetrekkingen tussen de EU en Japan, om te beginnen door niet-tarifaire handels- en investeringsbelemmeringen af te schaffen; is onvoldaan over het feit dat op dit terrein in de afgelopen jaren nauwelijks vooruitgang is geboekt; verzoekt de Commissie, alvorens enige verbintenis aan te gaan, zo snel mogelijk een alomvattende effectbeoordeling voor te leggen aan het Parlement waarin ze de mogelijke voor- en nadelen van een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Japan op een rijtje zet;
Het beleid blijft in de eerste plaats gericht op open markten en markttoegang
21. onderkent dat de markttoegangstrategie doeltreffend is geweest in het voorkomen van van protectionistische maatregelen tijdens de financiële crisis; juicht derhalve de markttoegangstrategie en de nauwe samenwerking tussen de Commissie, de lidstaten en de belanghebbenden toe; roept niettemin de Commissie en de lidstaten op meer te doen om het gebruik te bevorderen van bestaande initiatieven en beschikbare instrumenten, zoals de 'databank markttoegang' en de 'exporthelpdesk', zodat burgers en KMO's de handelsbetrekkingen van de EU volledig kunnen benutten;
22. beklemtoont dat de voornaamste reden voor het economische succes van de EU gelegen is in de activiteiten van diverse marktdeelnemers, waaronder zowel KMO’s als multinationals; spoort de Commissie daarom aan de specifieke behoeften en belangen van verschillende marktdeelnemers mee te laten wegen in alle handelsbesprekingen en nieuwe interne regelingen;
Anderzijds heeft de betrekkelijk open economie van de Unie doeltreffende instrumenten voor de bescherming van haar handel nodig
23. verklaart nogmaals dat de liberalisering van de handel alleen verder kan worden voortgezet als de EU de Europese producenten kan beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken; beschouwt handelsbeschermingsinstrumenten dan ook als een onmisbaar bestanddeel van de EU-strategie, ook al mogen deze nooit worden aangewend uit protectionistische overwegingen; juicht alle pogingen toe om de ontwikkeling van deze instrumenten te stroomlijnen en te versnellen, onder meer door verbetering van de transparantie en voorspelbaarheid, en de toegang tot deze instrumenten voor het Europese bedrijfsleven, in het bijzonder voor de KMO's te verbeteren (bijvoorbeeld via de klachtenprocedure van de helpdesk voor markttoegang);
Het concurrentievermogen en economische succes van de EU is afhankelijk van diensten en goed beschermde buitenlandse directe investeringen
24. wijst op het sterk toegenomen potentieel voor goederen en diensten in de internationale handel, maar herhaalt dat de markttoegang en de afschaffing van handelsbelemmeringen op WTO-niveau en in onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten bij deze ontwikkeling zijn achtergebleven; is zich ervan bewust dat talloze belemmeringen voor de handel in goederen en diensten met name voortkomen uit nationale regelgeving; herhaalt dat iedere verdergaande liberalisering op dit gebied niet de mogelijkheden mag ondermijnen om bestaande en toekomstige diensten van algemeen belang te ontwikkelen, die een cruciaal element zijn van duurzame ontwikkeling in alle landen;
25. verlangt dat de Commissie alles in het werk stelt om ervoor te zorgen dat onze handelspartners betere markttoegang gaan bieden aan Europese dienstverleners, temeer daar de interne markt al betrekkelijk open is voor buitenlandse dienstverleners; merkt echter op dat sommige openbare diensten uitgesloten moeten blijven op grond van nationale of regionale cultuurverschillen;
26. beschouwt de bescherming van investeerders als een eerste prioriteit in het licht van het toekomstige Europese investeringsbeleid, en is van mening dat de regelgevende capaciteit van de overheid eveneens gewaarborgd en beschermd moet worden; verzoekt de Commissie derhalve om de rechtszekerheid van de bescherming voor EU-investeerders te waarborgen; roept de Raad op de Commissie mandaten voor toekomstige investeringsovereenkomsten te geven waarin rekening wordt gehouden met de zienswijzen en standpunten van het Parlement als verwoord in de resolutie van 6 april 2011 over het toekomstig Europees internationaal investeringsbeleid[32];
27. herinnert eraan dat de EU historische banden heeft met Afrika, Latijns-Amerika en Azië en dat daar dus een adequaat investeringsbeleid moet worden gevoerd met het oog op duurzame ontwikkeling;
28. onderkent dat tijdelijke verkeer van natuurlijke personen (dienstverleningsvorm 4) een belangrijke plaats heeft in de bilaterale onderhandelingen van de EU; acht het van belang dat dienstverleningsvorm 4 niet het beginsel van collectieve onderhandeling en wetgeving inzake minimumlonen ondermijnt;
Het Parlement dringt aan op positieve wederkerigheid op internationale markten voor overheidsopdrachten
29. betreurt dat de grote openheid van de Europese markten voor overheidsopdrachten op alle overheidsniveaus veelal beantwoord wordt met een even grote markttoegang voor EU-aanbieders in het buitenland; wijst erop dat sommige overheidsdiensten uitgesloten moeten blijven op grond van nationale of regionale cultuurverschillen;
30. verzoekt de Commissie te streven naar wederkerige toegang in deze belangrijke economische sector, met dien verstande dat het bij wederkerige toegang in de eerste plaats gaat om buitenlandse markten voor overheidsopdrachten open te stellen en niet om onze markten te sluiten;
Het Parlement dringt aan op ambitieuze stappen om belemmeringen als gevolg van regelgeving aan te pakken – binnen en buiten Europa
31. wijst op de steeds grotere rol die regelgevingskwesties spelen in de internationale handel en dringt derhalve aan op meer consistentie tussen Europese regels en praktijken en die van onze voornaamste handelspartners, waarbij nadrukkelijk moet worden gesteld dat dit niet mag leiden tot een uitholling van EU-normen, maar tot een betere acceptatie van bestaande multilaterale normen;
32. benadrukt dat een dergelijke harmonisatie van internationale normen en certificatie met derde landen niet mag leiden tot minder strenge normen op het gebied van techniek, gezondheid, veiligheid en consumentenbescherming; verzoekt de Commissie om bescherming van de EU-normen en om handhaving ervan tegenover importeurs en marktdeelnemers die hun producten in Europa op de markt brengen;
33. steunt het 'Single Market Act'-voorstel over convergentie van de regelgeving met de belangrijkste handelspartners van de EU, met name op het gebied van consumenten- en milieubescherming, dierenwelzijn, gezondheid en arbeidsnormen; benadrukt dat het belangrijk is op deze cruciale gebieden strenge internationale normen goed te keuren; herhaalt dat het normalisatiebeleid, wederzijdse erkenning, licenties, diensten en toegang tot overheidsopdrachten de kern moeten vormen van onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten;
34. verzoekt de Commissie het effect van het Europese interne beleid en regelgeving op het mondiale concurrentievermogen van de Unie systematisch te evalueren en in haar voorstellen die opties te kiezen die het minst waarschijnlijk de concurrentiepositie van Europese bedrijven binnen en buiten Europa negatief zullen beïnvloeden;
35. verzoekt de Commissie het aspect van de internationale concurrentiepositie mee te laten wegen in alle effectbeoordelingen met betrekking tot nieuwe wetgevingsvoorstellen;
36. vraagt de Commissie bijzondere aandacht te besteden aan de niet-tarifaire belemmeringen en barrières in verband met regelgeving die vele landen, ook WTO-leden, opwerpen voor Europese export, ook met het oog op toekomstige handelspartnerschapsovereenkomsten; wijst erop dat tijdens onderhandelingen moet worden voorzien in interventie-instrumenten die de wederkerigheid en evenwichtige voorwaarden tussen de partijen moeten herstellen wanneer er unilaterale maatregelen ("niet-tarifaire belemmeringen") worden genomen, ook van administratieve aard (certificeringen, inspecties), die de concurrentiepositie van de Europese bedrijven nadelig kunnen beïnvloeden en ongelijke bedrijfsomstandigheden scheppen; verzoekt de EU zich op internationaal vlak in te zetten voor samenwerking op regelgevingsgebied om equivalentie en convergentie van de internationale normen te bevorderen en aldus de geschillen en daarmee gepaard gaande handelskosten te beperken;
Het Parlement zet zich in voor de bestrijding van armoede binnen en buiten de EU
37. wijst erop dat het Parlement belang hecht aan vrije en eerlijke handel, en dat niet alleen de lidstaten maar ook de Unie als geheel een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben; meent dat zowel de EU-cohesiefondsen als het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering moeten worden gebruikt en verder ontwikkeld in het belang van de bevolking en om het continu scheppen van nieuwe concurrerende arbeidsplaatsen binnen de Unie te steunen;
38. wijst erop dat micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen 99 procent van alle ondernemingen in de EU vertegenwoordigen en een groot potentieel hebben voor het scheppen van nieuwe banen en innovatie; is derhalve van oordeel dat intern en extern beleid beter afgestemd moet zijn op hun specifieke behoeften om hun concurrentievermogen te verbeteren, en dat met name de toegankelijkheid en transparantie van de EU-cohesiefondsen moeten worden verbeterd om het concurrentievermogen van KMO's te bevorderen;
39. merkt op dat het Parlement de Commissie in het extern beleid steunt bij haar streven om onder meer duurzame ontwikkeling, eerlijke handel, internationale arbeidsnormen en fatsoenlijk werk te bevorderen, bijvoorbeeld door te onderhandelen over economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's), die rekening houden met de belangen van zowel Europa als van ACS-landen; herinnert eraan dat het handelsbeleid ontwikkeling moet bevorderen, de regionale integratie moet verbeteren, investeringen moet stimuleren en economisch bestuur moet verbeteren, waarbij alle belanghebbenden eraan herinnerd worden dat andere regio's in de wereld hebben laten zien hoe handel kan bijdragen aan welvaart; dringt bij de Commissie aan op een geïntegreerde benadering van handelsbeleid, buitenlands beleid, ontwikkelingsbeleid, sociaal beleid, landbouwbeleid en milieubeleid; herhaalt zijn eerdere oproep aan de Commissie om gecoördineerd beleid ter ondersteuning van eerlijke handel te waarborgen;
40. herinnert eraan dat de EU in het kader van haar nieuwe handelsstrategie er bijzonder belang bij heeft de endogene ontwikkeling van de ultraperifere regio's te ondersteunen vanwege hun biodiversiteit en hun geografische ligging waardoor de EU toegang heeft tot de zee, tropische bossen en een gebied voor proeven en ruimteonderzoek;
41. roept de Commissie in verband met EPO's op om rekening te houden met eerdere resoluties van het Parlement over de noodzaak om in de onderhandelingen met onze partners blijk te geven van flexibiliteit en om toezeggingen inzake een bijzondere en gedifferentieerde behandeling aan ontwikkelingslanden na te komen;
42. merkt op dat het Parlement van plan is zijn goedkeuring te geven aan het toekomstige systeem van algemene preferenties (SAP), dat zich meer moet richten op de wijze waarop de meest behoeftige landen die voldoen aan onze handels- en investeringsnormen in aanmerking kunnen komen voor het SAP;
43. verzoekt de Commissie de mogelijkheid te onderzoeken om noodmaatregelen te nemen voor handelssteun aan landen die getroffen door natuurrampen en conflicten zijn, om hun economie weer op te bouwen; verzoekt de Commissie om concrete voorbeelden te geven van maatregelen die in een noodtoestand op korte termijn soelaas kunnen bieden alsook van maatregelen die een impact hebben op de middellange- of langetermijnontwikkeling, alvorens het Parlement om toestemming te vragen voor dergelijke maatregelen;
44. benadrukt dat het buitenlandse handelsbeleid de EU in staat moet blijven stellen een sterke landbouwsector in stand te houden om de voedselveiligheid en autonomie van de voedselvoorziening van 500 miljoen consumenten in de EU te waarborgen;
Het Parlement vraagt om een duurzame en eerlijke grondstoffenvoorziening
45. roept de Commissie op een consistente, duurzame, omvattende en horizontale strategie te voeren inzake grondstoffen, gericht op het voorkomen en uitbannen van oneerlijke handelspraktijken, zoals exportbeperkingen, uitvoerheffingen en zogenoemde dubbeleprijsstelling op multilateraal en bilateraal niveau, waarbij onderkend wordt dat onder bepaalde omstandigheden exportbeperkingen als een belangrijk instrument beschouwd kunnen worden voor de ondersteuning van ontwikkelingsdoelstellingen, de bescherming van het milieu en de duurzame exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in armere ontwikkelingslanden zoals minst ontwikkelde landen en eilandstaatjes in ontwikkeling; verzoekt de Commissie om haar leveranciers van grondstoffen te diversifiëren en op dit gebied bilaterale overeenkomsten voor de lange termijn af te sluiten; meent dat dit beleid rekening moet houden met het ontwikkelingsbeleid van de EU en met de ontwikkelingsdoelstellingen van de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's);
46. wijdt erop dat het belangrijke is het maatschappelijk middenveld bij vrijhandelsovereenkomsten te betrekken; steunt het initiatief van de Commissie in het kader van de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Korea om een interne adviesgroep te beleggen om de input van het maatschappelijk middenveld mogelijk te maken; verzoekt de Commissie dit initiatief uit te werken in toekomstige vrijhandelsovereenkomsten;
47. spoort de Commissie aan zich bij alle toekomstige bilaterale vrijhandelsovereenkomsten vast te houden aan haar standpunt inzake de uitbanning van exportbeperkingen, uitvoerheffingen en dubbeleprijsstelling; verzoekt de Commissie in het kader van de WTO onderhandelingen te initiëren over duidelijke multilaterale regels;
48. spoort de Commissie aan niet alleen te klagen over het onaanvaardbare gedrag van sommige handelspartners, maar er ook kordaat en gepast op te reageren; herinnert de Commissie aan het feit dat er naast het handelsbeleid andere beleidsterreinen, zoals landbouw, milieu, onderzoek en buitenlandse zaken, zijn die een gemeenschappelijk beleid inzake grondstoffenvoorziening moeten steunen; onderstreept dat onderzoeksactiviteiten gesteund en ontwikkeld moeten worden, in het bijzonder op het gebied van biochemie en de recycling van chemische stoffen, om de Europese Unie minder afhankelijk te maken van landen die grondstoffen en zeldzame aardmetalen leveren;
Er is een verbetering van de douanesamenwerking binnen en buiten de EU nodig
49. schaart zich achter het initiatief van de Commissie om de internationale douanesamenwerking binnen de Werelddouaneorganisatie en op bilateraal niveau te versterken, teneinde douaneregelingen doeltreffender te maken, kosten te besparen voor handelaren en uitdagingen op het gebied van veiligheid, beveiliging en intellectuele-eigendomsrechten (IER’s) beter het hoofd te bieden;
50. verzoekt de Commissie en de lidstaten het idee van een gemeenschappelijke Europese douanedienst serieus te overwegen, met het oog op een doeltreffendere toepassing van douaneregels en -regelingen binnen het douanegebied van de EU;
Het Parlement verlangt een adequate bescherming van IER’s, die ook rekening houdt met de belangen van de allerarmsten
51. beklemtoont dat namaak leidt tot banenverlies en ten koste gaat van innovaties, en onderstreept dat passende bescherming van IER's en doeltreffende handhaving de basis vormen voor een mondiale economie; beschouwt de adequate bescherming van IER's, in het bijzonder handelsmerken en geografische aanduidingen, door onze voornaamste handelspartners als een onontbeerlijke voorwaarde voor het behoud en de verbetering van de concurrentiepositie van de EU; juicht de inzet van de Commissie voor de handhaving van bestaande verplichtingen toe;
52. herinnert de Commissie eraan dat Europees beleid inzake IER's ten aanzien van de minst ontwikkelde en arme ontwikkelingslanden, alsmede ten aanzien van de belangrijkste producenten van generieke geneesmiddelen, met name India en Brazilië, moet voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit het TRIPS Akkoord en de Verklaring van Doha van 2001 over het TRIPS Akkoord en de volksgezondheid volledig moet eerbiedigen, met name als het gaat om generieke geneesmiddelen en de volksgezondheid;
o
o o
53. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.
- [1] Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0068.
- [2] Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2011)0224.
- [3] Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2011)0225.
- [4] Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2011)0257.
- [5] Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2011)0141.
- [6] Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2011)0063.
- [7] Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0445.
- [8] Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0434.
- [9] Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0446.
- [10] Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0387.
- [11] Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0324.
- [12] Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0223.
- [13] PB C 117E van 6.5.2010, blz. 166.
- [14] PB C 67E van 18.3.2010, blz. 132.
- [15] PB C 67E van 18.3.2010, blz. 101.
- [16] PB C 45E van 23.2.2010, blz. 47.
- [17] PB C 295E van 4.12.2009, blz. 67.
- [18] PB C 279E van 19.11.2009, blz. 5.
- [19] PB C 259E van 29.10.2009, blz. 77.
- [20] PB C 184E van 6.8.2009, blz. 16.
- [21] PB C 323E van 18.12.2008, blz. 520.
- [22] PB C 102E van 24.4.2008, blz. 128.
- [23] PB C 308E van 16.12.2006, blz. 182.
- [24] PB C 306E van 15.12.2006, blz. 400.
- [25] PB C 298E van 8.12.2006, blz. 235.
- [26] ‘Convergence, Catch Up and Overtaking’, PwC, 2010.
- [27]
- [28] Europese Commissie, Ageing Report 2009; Eurostat/UNECE Work Session 2010.
- [29] Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0434.
- [30] Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0446.
- [31] Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0445.
- [32] Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0141.
TOELICHTING
De mededeling van de Commissie geeft goede impulsen voor de komende maanden, maar vormt geen echte toekomststrategie.
Op 9 november 2010 presenteerde de Commissie haar mededeling ‘Handel, groei en wereldvraagstukken’ over de toekomstige handelsstrategie van de Europese Unie. Deze mededeling, die de externe aspecten van de EU2020-strategie uiteenzet, is in de eerste plaats een vervolg op de ‘Global Europe’-strategie uit 2006.
Het Europees Parlement heeft in 2007 in een door dezelfde rapporteur uitgewerkt verslag stelling genomen inzake de ‘Global Europe’-strategie en de initiatieven daarin op hoofdlijnen toegejuicht. De Commissie en het Parlement hebben in 2010 een evaluatie van deze strategie doorgevoerd. Uit deze evaluatie komt duidelijk naar voren dat veel van de in de ‘Global Europe’-strategie verwoorde doelstellingen nog niet zijn verwezenlijkt. De rapporteur roept de Commissie, de lidstaten en alle betrokkenen dan ook op na te gaan waarom veel doelstellingen niet zijn verwezenlijkt en daaruit de passende conclusies te trekken. De jongste publicatie van de Commissie is een poging hiertoe. De argumenten voor de in het toenmalige Commissiedocument genoemde maatregelen, uiteengezet in de toelichting op het verslag ‘Europa als wereldspeler – externe aspecten van het concurrentievermogen’ (2006/2292), zijn ook nu nog van toepassing en worden hier dan ook niet herhaald.
Inhoudelijk verwijst de rapporteur naar de toelichting op zijn verslag uit 2006 over de externe aspecten van het concurrentievermogen
De rapporteur juicht de mededeling ‘Handel, groei en wereldvraagstukken’ van de Commissie in grote lijnen toe – temeer daar de EU door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon nieuwe bevoegdheden heeft gekregen, zoals het investeringsbeleid. Positief is met name dat de Commissie verder erkent dat onze welvaart en groei afhangen van een goed functionerend internationaal handelsstelsel.
Niettemin levert de rapporteur kritiek op het feit dat de mededeling weliswaar talloze relevante kwesties aankaart, maar verzuimt een toekomstgerichte handels- en investeringsstrategie te presenteren. De mededeling ‘Handel, groei en wereldvraagstukken’ is naar het oordeel van de rapporteur eerder een beleidsplan voor de komende maanden dan een alomvattende handelsstrategie van de Europese Unie dat een antwoord formuleert op de uitdagingen van een in rap tempo veranderende wereldeconomie en een sterke verschuiving van het macro-economische evenwicht.
De wereld is in de afgelopen jaren ingrijpend veranderd
Dankzij de WTO en tal van multilaterale en bilaterale initiatieven is de wereldhandel enorm gegroeid. Waar de Europese Unie bij de invoering van de strategie van Lissabon in 2000 echter nog 25 % van de wereldwijde toegevoegde waarde voor haar rekening nam, zal dit aandeel in 2020 naar verwachting nog maar 18 % bedragen. De twee meest dichtbevolkte landen China en India daarentegen namen in 2000 slechts 10 % van de wereldwijde economische prestaties voor hun rekening, terwijl dit aandeel volgens verschillende bronnen in 2020 zal zijn toegenomen tot 25 %. Een dergelijke verschuiving moet ook in de diverse beleidslijnen van de EU tot uitdrukking komen.
Sinds de jaren negentig zijn steeds meer opkomende en ontwikkelingslanden betrokken geraakt bij de wereldhandel en uitgegroeid tot een drijvende kracht achter de wereldeconomie. Dit bleek met name in de crisisjaren 2008 en 2009, toen vooral de opkomende landen een stabiliserende invloed hadden op de wereldeconomie.
Het aandeel van de EU en de VS in de wereldwijde exporten bedroeg in 2009 nog maar 29 %, in vergelijking met 37 % in 1999. Het aandeel van de BRIC-landen in de wereldwijde export daarentegen steeg van 9,3 % in 1999 naar 20,4 % in 2009 – en deze trend zal zich waarschijnlijk voortzetten. Veel opkomende landen hebben een handelsoverschot, de exporten en de economie groeien onstuimig en de schuldniveaus dalen. Vooral de zuid-zuidhandel zit sterk in de lift, zodat de afhankelijkheid van de vraag uit industrielanden sterk is teruggelopen.
Daarnaast loopt de bevolkingsgroei binnen de EU sterk terug, terwijl de inwonertallen van met name ontwikkelingslanden nog altijd spectaculair toenemen. Dit zal ook van invloed zijn op de economische situatie van de EU-lidstaten.
Als we bedenken dat nu reeds 18 % ofwel 36 miljoen arbeidsplaatsen in de EU afhankelijk zijn van de buitenlandse handel en in 2015 naar verwachting 90 % van de wereldwijde economische groei buiten de Europese Unie zal worden gegenereerd, dan is een langetermijnstrategie voor buitenlandse handel die oog heeft voor de veranderende rol van de EU in de wereldeconomie van bijzonder groot belang.
... en daarom moet de Commissie binnen afzienbare tijd een werkelijk duurzame handelsstrategie presenteren
Op grond van deze ontwikkelingen roept de rapporteur de Commissie op de actuele wereldeconomie en huidige situatie in de Europese Unie te analyseren en waarschijnlijke toekomstige ontwikkelingen in kaart te brengen. Aan de hand hiervan moet het mogelijk zijn een langetermijnstrategie op te stellen die tegemoetkomt aan de behoeften van de Europese Unie en haar burgers.
ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (4.3.2011)
aan de Commissie internationale handel
over een nieuw handelsbeleid voor Europa in het kader van de EUROPA 2020-strategie
(2010/2152(INI))
Rapporteur: Birgit Schnieber-Jastram
SUGGESTIES
De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie internationale handel onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. herinnert eraan dat de externe handel van de EU een sectoroverschrijdend beleidsterrein is en van essentieel belang voor de beleidssamenhang op ontwikkelingsgebied en dat als zodanig, de handelsstrategie voor EU 2020 gebaseerd moet zijn op een beoordeling van haar bijdrage tot de doelstellingen als bepaald in artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU);
2. is derhalve bezorgd over het feit dat de mededeling van de Commissie "Handel, groei en wereldvraagstukken" vrijwel uitsluitend gericht is op BRIC-landen en overige "groeimarkten" terwijl er weinig aandacht wordt besteed aan de minst ontwikkelde landen (MOL's); waarschuwt dat opsplitsing van het handelsbeleid in afzonderlijke mededelingen over "groei" en "ontwikkeling" de beleidscoherentie van de Unie als verankerd in het Verdrag zou kunnen ondermijnen;
3. merkt op dat de nieuwe handelsstrategie gericht is op versterking van een economisch model dat gebaseerd is op export en daarmee op intensiever vervoer; onderstreept dat de toename van de CO2-uitstoot door vervoer en internationale handel de doeltreffendheid van de klimaatveranderingsstrategie van de EU ondermijnt; merkt tevens op dat uitstoot door vervoer slechts één component is van de effecten van handel en handelsexpansie op emissies; verzoekt derhalve de Commissie een strategie uit te stippelen die rekening houdt met alle effecten die van belang zijn voor de netto emissiebalans, d.w.z. verschillen in emissies al naargelang de plaats van productie, de productietechnologieën en gebruikte grondstoffen, of verschillen in kosten van emissiereductie tussen landen en sectoren, en het mogelijke effect van verspreiding van emissiereducerende technologieën; is van mening dat er in overeenstemming met het beginsel van beleidscoherentie voor ontwikkeling, een handelsstrategie zou moeten worden ontworpen die in de eerste plaats de endogene ontwikkelings-, consumptie- en productiepatronen versterkt;
4. bevestigt opnieuw dat economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) moeten worden opgezet als instrument ter bevordering van het ontwikkelingsproces en niet zonder meer als internationaal handelsinstrument moeten worden beschouwd;
5. benadrukt in dat verband dat het uiterst belangrijk is dat er een handelsbeleid wordt geformuleerd dat leidt tot de verwezenlijking van MDG 8 (ontwikkeling van een wereldwijd partnerschap voor ontwikkeling), waarbij rekening wordt gehouden met de verschillen tussen middeninkomenslanden, lage-inkomenslanden en fragiele staten;
6. dringt er bij de Commissie op aan haar mededeling "Handel, groei en wereldvraagstukken als kernelement van de Europa 2020-strategie" te herzien om van het potentieel van de internationale handel wereldwijd gebruik te maken voor het scheppen van werkgelegenheid, armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling; benadrukt dat de handelsstrategie prioriteit moet geven aan multilaterale handelsbesprekingen over bilaterale vrijhandelsovereenkomsten; benadrukt dat een billijk resultaat van de ontwikkelingsagenda van Doha impliceert dat er rekening wordt gehouden met de zorgen van armere WTO-leden om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken;
7. herinnert eraan dat de EU, om inclusieve economische groei ten gunste van de armen te stimuleren, er in haar handelsbeleid naar moet streven dat er binnen twee jaar een ontwikkelingsvriendelijke Doha-ronde wordt afgesloten en dat er aanvullende steun wordt verleend aan de Zuid-Zuid-handel en de regionale integratie aldaar;
8. is van oordeel dat de WTO-regels moeten worden gewijzigd om te zorgen voor coherentie en consistentie met de toezeggingen in het kader van het protocol van Kyoto en de multilaterale milieuovereenkomsten;
9. dringt er bovendien bij de Commissie op aan om in de Doha-onderhandelingen in ontwikkelde landen een transparanter en doelmatiger systeem te bevorderen voor de overdracht van technologie naar de minst ontwikkelde landen (MOL's), met bijzondere nadruk op groene technologie;
10. dringt er bij de EU op aan haar agenda inzake TRIPS-plus en de "Singapore-kwesties" niet door te drukken, aangezien vele ontwikkelingslanden allang duidelijk hebben gemaakt dat zij erop tegen zijn om te onderhandelen over versterkte octrooibescherming en investeringsovereenkomsten, zowel in de WTO als in andere vrijhandelovereenkomsten met de EU; herinnert eraan dat handelsgerelateerde bijstand ontwikkelingslanden moet ondersteunen hun economieën te diversifiëren en hun afhankelijkheid van de export van grondstoffen te verminderen;
11. herinnert eraan dat de Hulp-voor-handel-strategie tot doel heeft de ontwikkelingslanden te helpen bij het onderhandelen over, toepassen van en profijt trekken uit handelsovereenkomsten, bij het uitbreiden van hun handel en bij een snellere uitroeiing van armoede;
12. verzoekt de Commissie het Parlement jaarlijks gedetailleerd verslag uit te brengen over de begrotingslijnen die aangewend worden voor de financiering van handelsgerelateerde bijstand en Hulp-voor-handel, alsmede de volledige cijfers voor alle Hulp-voor-handel-financiering uit de EU-begroting; verzoekt de Commissie voorts het Parlement op de hoogte te stellen van het gebruik van de middelen uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) om handelsgerelateerde bijstand en Hulp-voor-handel te bevorderen, omdat het EOF nog altijd niet is opgenomen in de EU-begroting hoewel het Parlement hier herhaaldelijk op heeft aangedrongen;
13. wijst erop dat de invoering van het wederkerigheidsbeginsel ten aanzien van openbare aanbestedingen uiterst nadelig kan zijn voor ontwikkelingslanden, aangezien het onder andere de ontwikkeling van jonge industrieën en de verwerkende sector kan belemmeren; dringt er derhalve bij de EU op aan haar nieuwe handelsstrategie te bepalen met volledige inachtneming van de "bijzondere en gedifferentieerde behandeling" van ontwikkelingslanden;
14. dringt er derhalve bij de EU op aan geen buitensporige druk uit te oefenen op ontwikkelingslanden om investeringsovereenkomsten te sluiten die hen belemmeren om regelgeving vast te stellen ten behoeve van sociale ontwikkelingsdoelstellingen;
15. benadrukt dat duurzame ontwikkeling moet worden gestimuleerd en dat bij de onderhandelingen over handelsovereenkomsten en investeringsverdragen systematisch rekening gehouden moet worden met sociale en milieunormen, met het oog op het doel van handel een katalysator te maken voor ontwikkeling die partnerlanden de beleidsruimte bieden om hun voedselzekerheid veilig te stellen en plaatselijke en regionale markten tot stand te brengen; is in dit verband van mening dat de tenuitvoerlegging van het principe van de nationale behandeling in investeringsverdragen, waardoor buitenlandse investeerders dezelfde rechten krijgen als binnenlandse investeerders, ontwikkelingslanden minder manoeuvreerruimte zal bieden om binnenlandse investeerders, zoals kleine of jonge ondernemingen, een voorkeursbehandeling te geven; roept de Commissie op een coherente strategie te formuleren voor de ontginning van grondstoffen; is van mening dat een dergelijke strategie ervoor moet zorgen dat het ontginningsproces zowel in milieu- als in sociaal opzicht duurzaam is door inachtneming van internationale normen verplicht te stellen, en in economisch opzicht duurzaam is door voor die landen een redelijk inkomen te verzekeren; wijst erop dat deze strategie zo nodig er ook voor zou kunnen zorgen dat de grondstoffen behouden blijven voor later gebruik;
16. verzoekt de EU initiatieven van de particuliere sector te steunen die gericht zijn op transparantie en maatschappelijk verantwoord ondernemen in de grondstoffenontginningssector; verzoekt de Commissie ook initiatieven te steunen van farmaceutische bedrijven die uitsluitend voor gebruik op de minst ontwikkelde markten bepaalde octrooien afstaan aan producenten van generieke medische producten;
17. verzoekt de Commissie om bij de onderhandelingen over en de uitvoering van handelsovereenkomsten, de beleidscoherentie voor ontwikkeling te versterken, alsmede de bevordering van fatsoenlijk werk, het scheppen van rijkdom en het creëren van werkgelegenheid, en er ook voor te zorgen dat handelsafspraken voldoende asymmetrisch zijn en in overgangsperioden voorzien, alsmede dat de prioriteiten van elk land worden gerespecteerd en dat de belangrijkste actoren en het maatschappelijk middenveld naar behoren worden geraadpleegd;
18. verzoekt de EU zich te houden aan de overeenkomst die gesloten is onder het Zweedse Voorzitterschap om met een concreet plan te komen teneinde het "Protect, Respect and Remedy"-project van de Verenigde Naties ten uitvoer te leggen;
19. verzoekt de Commissie de invoering van een permanent mechanisme te overwegen om ontwikkelingslanden te helpen hun economie opnieuw op te bouwen na rampen als aardbevingen en overstromingen; wijst erop dat een optie zou kunnen zijn tijdelijke initiatieven op het gebied van de oorsprongregels om het gebruik van producten of goederen uit het land dat getroffen is door een dergelijke ramp te stimuleren;
20. verzoekt de Commissie te zorgen voor beleidscoördinatie ter ondersteuning van eerlijke handel (Fair Trade) en herhaalt zijn eerdere verzoek[1] aan de Commissie om binnen haar structuur een contactpunt te openen dat voor een geregelde coördinatie inzake Fair Trade-kwesties tussen haar verschillende diensten zorgt.
- [1] Paragraaf 18 van de resolutie over eerlijke handel (Fair Trade) en ontwikkeling (2005/2245(INI). A6‑0207/2006. Rapporteur voor advies: Frithjof Schmidt.
ADVIES van de Commissie industrie, onderzoek en energie (28.4.2011)
aan de Commissie internationale handel
over een nieuw handelsbeleid voor Europa in het kader van de EUROPA 2020-strategie
(2010/2152(INI))
Rapporteur voor advies: Andrzej Grzyb
SUGGESTIES
De Commissie industrie, onderzoek en energie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie internationale handel onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. is er verheugd over dat voor het openen van de toegang tot nieuwe markten als middel ter bevordering van economische groei en concurrentiekracht voor het bedrijfsleven gekozen wordt voor een nadrukkelijker inzet en een meer pro-actieve benadering; onderstreept dat, waar dat nodig is, doeltreffend gebruik moet worden gemaakt van instrumenten ter verdediging van de handel die zich richten op oneerlijke handelspraktijken, en waarmee wederzijds toegang kan worden verkregen tot markten voor overheidsopdrachten in het buitenland welke commerciële kansen bieden in sectoren waarin Europese ondernemingen zeer concurrerend zijn;
2. benadrukt dat handel een van de hoekstenen vormt van een succesvol Europees industriebeleid; onderstreept verder dat meer nadruk op het punt van de internationale markttoegang voor dienstverleners niet ten koste mag gaan van de handel in industriegoederen; is derhalve van mening dat handelsakkoorden zodanig van opzet moeten zijn dat de industriële basis in Europa wordt verstevigd; wenst daarom dat toekomstige multi- en bilaterale handelsakkoorden op coherente wijze deel uitmaken van een industriële strategie die berust op een ambitieus streven naar innovatie, eerlijke wereldwijde concurrentie en volledige wederkerigheid met betrekking tot in de eerste plaats voorschriften, normen en certificatiemechanismen, en die aldus concurrentievermogen en duurzaamheid bevordert; wijst opnieuw op de grote betekenis van het voeren van handelsonderhandelingen met in het bijzonder landen en regio's die economisch belangrijk zijn voor het bedrijfsleven van de EU en die enorme nieuwe uitvoermogelijkheden aan alle EU-sectoren kunnen bieden;
3. is van oordeel dat uiteenlopende wettelijke voorschriften en het ontbreken of het achterwege laten van de toepassing van gemeenschappelijke normen EU-ondernemingen – wegens de hoge kosten van het zakendoen in het buitenland – beletten ten volle gebruik te maken van hun potentieel;
4. is van oordeel dat de EU de leiding moet nemen bij het sluiten van internationale handelsakkoorden inzake milieugoederen en –diensten (EGSA), gericht op technologieën voor hernieuwbare energiebronnen; onderstreept hoe belangrijk het is dat de EU haar handelspartners moet verzoeken om volledige tariefafbraak en volledige afschaffing van niet-tarifaire handelsbelemmeringen en hen moet verzoeken geen afzwakking van de regels van oorsprong en teruggave van douanerechten toe te staan;
5. is van mening dat er behoefte is aan een nieuw Europees handelsbeleid waarin het feit erkend wordt dat er in Europa behoefte bestaat aan zowel op kennis gebaseerde bedrijven als productie-ondernemingen en waarmee derhalve de industriële productie in Europa verder wordt bevorderd en geen prikkels worden gegeven om bedrijven naar buiten de interne markt over te plaatsen is van oordeel dat er in handelsakkoorden met externe partners:
- rekening dient te worden gehouden met het concurrentievermogen van de Europese industrie, kmo's, de landbouwsector en de bedrijfstak levensmiddelenproductie, waarbij rekening moet worden gehouden met het toenemende handelstekort bij de landbouwproducten en de strenge normen waaraan het bedrijfsleven van de EU zich dient te houden;
- gestreefd moet worden naar een samenwerking met de ontwikkelingslanden die wederzijds voordeel oplevert;
- getracht moet worden handelsverstorende maatregelen van derde landen te bestrijden, zoals uitvoerheffingen en onbillijke overheidssteun aan de binnenlandse productie;
6. onderstreept dat het belangrijk is bilaterale vrijhandelsakkoorden af te sluiten tussen de EU en, met name, Zuid-Amerikaanse en Aziatische groeiende economieën in de context van een toenemende groei en vrijheid om in internationaal verband te concurreren op wederzijds erkende transparante en eerlijke voorwaarden; erkent dat vrijhandelsakkoorden niet alleen elk van de partijen in staat stellen van schaalvoordelen te profiteren, maar de EU ook de gelegenheid bieden zich te concentreren op de op kennis gebaseerde en producerende bedrijven die haar een concurrentievoordeel op de wereldmarkt verschaffen; is van oordeel dat deze vrijhandelsakkoorden tot een verhoging van de kwantiteit en kwaliteit van producten en diensten op de wereldmarkten kunnen bijdragen, en dat zulks in het bijzonder noodzakelijk is in het licht van de demografische uitdagingen waarmee Europa zich geconfronteerd ziet;
7. neemt nota van het tempo van de lopende onderhandelingen over bilaterale vrijhandelsovereenkomsten die slechts een deel van de totale internationale handel van de EU beslaan; benadrukt dat er meer en urgenter aandacht moet uitgaan naar de opkomende markten met strategisch belang; acht het belangrijk dat het bestaande handelstekort met China vermindert en dat een ruimere toegang tot deze zich uitbreidende markt wordt verkregen;
8. acht het van belang dat effectbeoordelingen worden gemaakt alvorens handelsonderhandelingen worden gestart en voordat de onderhandelingen worden afgesloten; is van oordeel dat het verrichten van evaluaties achteraf na de ratificering van handelsakkoorden zeer relevant voor de toekomstige besluitvoering zou kunnen zijn;
9. is van oordeel dat de ontwikkeling van het Europese handelsbeleid gepaard moet gaan met een toeneming van het aantal banen;
10. meent dat de samenhang tussen de interne en de externe dimensies van het industriebeleid voortdurend moet worden versterkt om te zorgen voor voorspelbare regelgeving, eenvoud, stabiliteit en gelijke randvoorwaarden voor de Europese industrie op de interne markt en op de markten daarbuiten;
11. benadrukt het belang van het bevorderen van convergentie of gelijkwaardigheid in internationale normen en certificeringspraktijken met derde landen; wenst een duidelijker verband tussen voorschriften voor externe markten en de interne markt om onnodige kosten voor bedrijven te verminderen, een einde te maken aan belemmeringen als gevolg van regelgeving en innovatie, en om toegang tot de handel te bespoedigen;
12. benadrukt dat een dergelijke harmonisatie niet ten koste mag gaan van minder strenge normen op de gebieden techniek, gezondheid, veiligheid en consumentenbescherming; verzoekt de Commissie om bescherming van de EU-normen en om handhaving ervan tegenover importeurs en marktdeelnemers die hun producten in Europa op de markt brengen;
13. verzoekt de lidstaten en de Commissie een gunstig klimaat te scheppen dat de opzet en groei van nieuwe bedrijven en het uitwisselen van ervaringen tussen jonge ondernemers aanmoedigt, de voorwaarden te creëren voor de internationalisering van Europese kmo's , te zorgen voor een verbetering van hun toegang tot internationale handelsfinanciering en kredietverzekering, van hun innovatiecapaciteit, met name met het oog op de verwezenlijking van een economie met een geringe CO2-uitstoot, en van hun concurrentievermogen en ontwikkeling, zodat zij hun positie tegen een oneerlijke of vervalste concurrentie kunnen verdedigen; verzoekt de Commissie met het oog op het belang van kmo's voor de Europese economie, om de aanpak van obstakels als tarifaire en niet-tarifaire handelsbelemmeringen waarmee deze sector te maken heeft;
onderstreept dat de ontwikkeling en bescherming van de concurrentievoordelen van de EU op het gebied van innovatieve producten van belang is;
15. benadrukt het strategische belang van een duurzame en ongehinderde grondstoffenvoorziening voor een milieuefficiënte industriële ontwikkeling en een groter concurrentievermogen van de Europese industrie; verzoekt de Commissie daarom een ambitieuze en breed opgezette grondstoffenbeleidsstrategie voor Europa te presenteren met concrete maatregelen om verbetering te brengen op het punt van een eerlijke toegang tot grondstoffen op zowel de interne als de externe markten, en een daadwerkelijke efficiënte omgang met hulpbronnen te bevorderen door middel van recycling, vervanging, afvalbeheer, onderzoek en uitwisseling van gegevens over grondstoffen; waarschuwt de Europese industrie ervoor op monopolistische leveranciers van grondstoffen te vertrouwen, zoal het geval is bij de leveranciers van zeldzame aardmetalen;
16. onderstreept het belang van multilaterale regels in de energiehandel die de toegang op billijke en gelijkwaardige voorwaarden tot duurzame en veilige energiebronnen garanderen;
17. stelt vast dat de Commissie een verder gebruik voorziet van buitengewone unilaterale commerciële concessies in geval van natuurrampen; onderstreept dat de last van zulke maatregelen niet gelijkmatig over alle lidstaten wordt verdeeld, maar bepaalde landen, regio's, industriesectoren en banen sterker raakt dan andere; vraagt de Commissie om een zorgvuldige evaluatie vooraf van de gevolgen van dergelijke instrumenten;
18. wenst dat maatregelen worden genomen ter ondersteuning en bevordering van ecologisch verantwoorde groei, een efficiënt hulpbronnengebruik en de bescherming van de biodiversiteit, geflankeerd door een eerlijke en duurzame concurrentie;
19. vestigt er de aandacht op dat, in verband met de globalisering, van een international handelsstelsel met meer openheid verschillende invloeden op de diverse Europese landen uitgaan, wat ook gevolgen voor de interne cohesie heeft; acht het noodzakelijk het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering uit te breiden en te vereenvoudigen, zodat het een waardevol instrument wordt dat meehelpt de nadelige gevolgen van de globalisering te bestrijden; spoort bovendien aan tot mobilisering van het relevante interne EU-beleid, zoals steun aan innovatie en kmo's, bespoediging van herstructurering en aanpassing aan nieuwe handelsvoorwaarden in benadeelde regio's;
20. acht het bereiken van de klimaatdoelstellingen alleen mogelijk als wordt samengewerkt met de belangrijkste handelspartners van de EU, die tevens de grootste emittenten van CO2 zijn; is er daarom van overtuigd dat de Europese industrie alleen bij een wereldomspannende, multilaterale klimaatovereenkomst zijn concurrentievermogen kan behouden; is er verder van overtuigd dat handelsakkoorden ten aanzien van de uitstoot van broeikasgassen bij de productie van naar de EU te exporteren goederen moeten stipuleren dat hier dezelfde eisen gelden als bij productie in de EU.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
12.4.2011 |
|
|
|
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
44 2 1 |
||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Jean-Pierre Audy, Zigmantas Balčytis, Bendt Bendtsen, Jan Březina, Reinhard Bütikofer, Maria Da Graça Carvalho, Giles Chichester, Pilar del Castillo Vera, Christian Ehler, Lena Ek, Ioan Enciu, Adam Gierek, Robert Goebbels, Jacky Hénin, Romana Jordan Cizelj, Krišjānis Kariņš, Lena Kolarska-Bobińska, Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz, Judith A. Merkies, Angelika Niebler, Jaroslav Paška, Aldo Patriciello, Anni Podimata, Miloslav Ransdorf, Herbert Reul, Amalia Sartori, Francisco Sosa Wagner, Konrad Szymański, Patrizia Toia, Evžen Tošenovský, Claude Turmes, Niki Tzavela, Alejo Vidal-Quadras |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Antonio Cancian, António Fernando Correia De Campos, Francesco De Angelis, Ilda Figueiredo, Matthias Groote, Andrzej Grzyb, Satu Hassi, Yannick Jadot, Silvana Koch-Mehrin, Bernd Lange, Werner Langen, Mario Pirillo, Algirdas Saudargas, Catherine Trautmann |
|||||
ADVIES van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (14.4.2011)
aan de Commissie internationale handel
inzake een nieuw handelsbeleid voor Europa in het kader van de Europa 2020-strategie
(2010/2152(INI))
Rapporteur voor advies: Malcolm Harbour
SUGGESTIES
De Commissie interne markt en consumentenbescherming verzoekt de ten principale bevoegde Commissie internationale handel onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. steunt het "Single Market Act" voorstel inzake convergentie van de regelgeving met betrekking tot de belangrijkste handelspartners van de EU, met name op het gebied van consumenten- en milieubescherming, dierenwelzijn, gezondheid en arbeidsnormen; benadrukt dat het belangrijk is op deze cruciale gebieden strenge internationale normen goed te keuren; herhaalt dat het normalisatiebeleid, wederzijdse erkenning, licenties, diensten en toegang tot overheidsopdrachten de kern moeten vormen van onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten;
2. benadrukt eens te meer dat de Europese Unie met haar handelspartners evenwichtige handelsovereenkomsten moet sluiten, in een geest van wederkerigheid en wederzijdse voordelen;
3. steunt het voornemen van de Commissie om bij de onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten een volledige analyse te verrichten van de gevolgen die deze overeenkomsten kunnen hebben voor de interne markt en andere interne beleidsvormen van de Europese Unie; vraagt dat deze effectbeoordeling wordt toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad opdat zij er kennis kunnen van nemen vóór de ondertekening van de overeenkomsten;
4. benadrukt het enorme belang van de betrekkingen met de VS; is ingenomen met de strategie van de Commissie om de Trans-Atlantische Economische Raad nieuw leven in te blazen, waarbij de aandacht met name uitgaat naar de evolutie van toekomstige technologieën en de ontwikkeling van normen op cruciale gebieden zoals koolstofarme en energie-efficiënte technologieën, en is tevens ingenomen met het toenemende belang dat wordt gehecht aan wetgevings- en regelgevingskwesties in het kader van de Trans-Atlantische wetgevingsdialoog;
5. verzoekt de Commissie en de Raad internationale normalisatie te bevorderen en niet-tarifaire en technische handelsbelemmeringen af te schaffen, en met belangrijke handelspartners zoals China verder te werken aan de veiligheid van consumentenproducten, de eerbiediging van intellectuele-eigendomsrechten, gezondheids- en veiligheidsnormen en productieomstandigheden, met name wat de uitbuiting van vrouwen en kinderen betreft, en met handelspartners zoals Japan bijzondere aandacht te besteden aan de afschaffing van ongerechtvaardigde niet-tarifaire belemmeringen;
6. herinnert eraan dat de openstelling van de Europese markt de veiligheid van de consumenten niet in het gedrang mag brengen; wijst eens te meer op het belang van samenwerking tussen douane-instanties en markttoezichtautoriteiten aan de buitengrenzen, zodat adequate controles kunnen worden uitgevoerd op producten die de Unie binnenkomen, en wenst dat de rol van de Commissie op dit gebied wordt versterkt; is ingenomen met de uitstekende samenwerking tussen het Europees Parlement, de Europese Commissie en de U.S. Consumer Product Safety Commission op het gebied van productveiligheid; is ingenomen met de samenwerking die op dit gebied geleidelijk tot stand komt tussen zijn Commissie interne markt en consumentenbescherming en landen zoals India en China; is van oordeel dat dergelijke samenwerkingsvormen in het kader van de onderhandelingen over handelsovereenkomsten moeten worden versterkt en uitgebreid tot andere partners;
7. is van mening dat het handelsbeleid een van de belangrijkste instrumenten is waarover de EU beschikt om de recente ontwikkelingen met het oog op hervormingen en democratisering in Noord-Afrika en het Middellandse Zeegebied te steunen, en is in deze context van mening dat de EU de openheid van haar markt verder moet verbeteren, in de eerste plaats ten aanzien van Egypte en Tunesië;
8. is van mening dat de EU tegelijkertijd moet overwegen een dialoog op gang te brengen om deze landen aan te moedigen hun regionale handelsbetrekkingen te versterken, met als uiteindelijk doel zelf een eigen douane-unie op te richten;
9. verzoekt de Raad onmiddellijk de conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels goed te keuren, waarna de Commissie dringend voorstellen moet doen om de oorsprongsregels te moderniseren teneinde handel en economische integratie in de regio te vergemakkelijken;
10. dringt aan op vrije en eerlijke handel in landbouwproducten om de wederzijdse uitwisseling van goederen en technologieën tussen de EU en de ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen te vergroten en te ontwikkelen; benadrukt de voordelen voor de consumenten in de respectieve landen die dergelijke handelsbetrekkingen tussen de betrokken partijen met zich brengen;
11. is van oordeel dat de EU-handel in diensten een belangrijke bron van groei en werkgelegenheid vormt en dat de potentiële concurrentiepositie van de EU als grootste dienstenmarkt ter wereld verre van bereikt is en moet worden versterkt;
12. is van mening dat door de vergrijzing van de bevolking oudere werknemers een waardevolle bron in het handelsverkeer zijn, en dat alle belemmeringen moeten verdwijnen om hen aan te moedigen en te stimuleren om te blijven werken;
13. wijst erop dat overheidsopdrachten een aanzienlijk en groeiend aandeel van het wereldwijde BBP uitmaken en bovendien onontgonnen nieuwe groeimogelijkheden voor innovatieve bedrijven bieden; betreurt dat de markten voor overheidsopdrachten van de belangrijkste handelspartners van de EU enorm gesloten zijn en verzoekt de Commissie bij onze handelspartners een symmetrische toegang tot overheidsopdrachten voor EU-bedrijven te bevorderen; verzoekt de Commissie met klem gegevens over te leggen met betrekking tot de mate van toegankelijkheid van procedures voor overheidsopdrachten, en te zorgen voor wederkerigheid met andere geïndustrialiseerde landen en de belangrijkste opkomende economieën;
14. is van oordeel dat innovatie en het identificeren van concurrentievoordelen voor de EU van cruciaal belang zijn in een wereldeconomie waarin concurrentievermogen vaak gebaseerd is op goedkope arbeidskosten; benadrukt de rol die het handelsbeleid van de EU door aanwending van groene technologieën kan vervullen voor duurzame ontwikkeling en voor het creëren van meer en betere banen, en verzoekt de Commissie bijgevolg initiatieven voor te stellen om de ontwikkeling van geavanceerde en groene technologieën, producten en diensten te steunen;
15. herinnert aan het belang van rechtstreekse buitenlandse investeringen voor de Europese economie; stelt niettemin voor dat het wenselijk is op Europees niveau na te denken over de mogelijkheid en de noodzaak de gevolgen van deze investeringen voor de interne markt te beoordelen, om indien nodig schadelijke gevolgen van deze investeringen voor innovatie en de Europese knowhow te voorkomen;
16. verzoekt de Commissie en de lidstaten het belang van innovatie voor sterke en duurzame groei te erkennen door te waarborgen dat innovatie naar behoren wordt gefinancierd, met name door Europese projectobligaties in te voeren en door middel van een wettelijk kader dat risicokapitaalfondsen de mogelijkheid biedt overal in de Unie vrij te investeren.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
13.4.2011 |
|
|
|
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
33 0 3 |
||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Pablo Arias Echeverría, Adam Bielan, Lara Comi, Anna Maria Corazza Bildt, António Fernando Correia De Campos, Jürgen Creutzmann, Christian Engström, Evelyne Gebhardt, Louis Grech, Małgorzata Handzlik, Iliana Ivanova, Philippe Juvin, Sandra Kalniete, Eija-Riitta Korhola, Edvard Kožušník, Kurt Lechner, Toine Manders, Mitro Repo, Robert Rochefort, Zuzana Roithová, Heide Rühle, Matteo Salvini, Christel Schaldemose, Andreas Schwab, Eva-Britt Svensson, Róża Gräfin von Thun und Hohenstein, Kyriacos Triantaphyllides, Emilie Turunen, Bernadette Vergnaud, Barbara Weiler |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Ashley Fox, María Irigoyen Pérez, Constance Le Grip, Konstantinos Poupakis, Olle Schmidt, Marc Tarabella |
|||||
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
3.3.2011 |
|
|
|
||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
19 0 0 |
||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Thijs Berman, Ricardo Cortés Lastra, Nirj Deva, Leonidas Donskis, Charles Goerens, András Gyürk, Eva Joly, Franziska Keller, Gay Mitchell, Norbert Neuser, Birgit Schnieber-Jastram, Michèle Striffler, Alf Svensson, Eleni Theocharous, Iva Zanicchi, Gabriele Zimmer |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Fiona Hall, Cristian Dan Preda |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Jolanta Emilia Hibner |
|||||
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
21.6.2011 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
23 4 1 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
William (The Earl of) Dartmouth, Laima Liucija Andrikienė, Kader Arif, David Campbell Bannerman, Daniel Caspary, Marielle De Sarnez, Christofer Fjellner, Yannick Jadot, Metin Kazak, Bernd Lange, David Martin, Emilio Menéndez del Valle, Vital Moreira, Paul Murphy, Cristiana Muscardini, Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Niccolò Rinaldi, Tokia Saïfi, Helmut Scholz, Peter Šťastný, Robert Sturdy, Keith Taylor, Iuliu Winkler, Pablo Zalba Bidegain, Paweł Zalewski |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Catherine Bearder, George Sabin Cutaş, Mário David, Syed Kamall, Maria Eleni Koppa, Elisabeth Köstinger, Jörg Leichtfried, Inese Vaidere, Jarosław Leszek Wałęsa |
||||