VERSLAG over een doeltreffende grondstoffenstrategie voor Europa

25.7.2011 - (2011/2056(INI))

Commissie industrie, onderzoek en energie
Rapporteur: Reinhard Bütikofer
Rapporteur voor advies (*): Judith A. Merkies, Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
(*) Procedure met medeverantwoordelijke commissies – Artikel 50 van het Reglement


Procedure : 2011/2056(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0288/2011
Ingediende teksten :
A7-0288/2011
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over een doeltreffende grondstoffenstrategie voor Europa

(2011/2056(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 2 februari 2011 over "Grondstoffen en grondstoffenmarkten: uitdagingen en oplossingen" (COM(2011)0025),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 4 november 2008 met de titel "Het grondstoffeninitiatief – voorzien in onze kritieke behoeften aan groei en werkgelegenheid in Europa" (COM(2008)0699),

–   gezien het verslag over "Kritieke grondstoffen voor de EU" van de subsgroep van de Raw Material Supply Group van het Directoraat-generaal ondernemingen en industrie[1],

–   gezien de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 getiteld "Europa 2020: Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" (COM(2010)2020),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 26 januari 2011 getiteld "Efficiënt gebruik van hulpbronnen – Vlaggenschipinitiatief in het kader van de Europa 2020-strategie" (COM(2011)0021),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 8 maart 2011 getiteld "Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050" (COM(2011)0112/4),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 28 oktober 2010 getiteld "Een geïntegreerd industriebeleid in een tijd van mondialisering – Concurrentievermogen en duurzaamheid centraal stellen" (COM(2010)0614),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 6 november 2010 getiteld "Europa 2020-kerninitiatief Innovatie-Unie" (COM(2010)0546),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 9 november 2010 getiteld "Handel, groei en wereldvraagstukken – Handelsbeleid als kernelement van de Europa 2020-strategie" (COM(2010)0612),

–   gezien zijn resolutie van 9 maart 2011 over een industriebeleid voor het tijdperk van de globalisering[2],

–   gezien zijn resolutie van 3 februari 2011 over afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA)[3],

–   gezien zijn resolutie van 16 juni 2010 over EU 2020[4],

–   gezien het document met richtsnoeren betreffende "Non-energy mineral extraction and Natura 2000" van het Directoraat-generaal milieu van de Commissie[5],

–   gezien het werkdocument bij de mededeling van de Commissie van 4 november 2008 getiteld "Het grondstoffeninitiatief – voorzien in onze kritieke behoeften aan groei en werkgelegenheid in Europa" (COM(2008)0699 – SEC(2008)2741),

–   gezien het Jaarverslag 2009 betreffende het grondstoffenbeleid van het Directoraat-generaal handel van de Commissie[6],

–   gezien de studie over "The links between the environment and competitiveness" van het Directoraat-generaal milieu van de Commissie[7],

–   gezien het Groenboek van de Commissie van 10 november 2010 getiteld "EU‑ontwikkelingsbeleid ter ondersteuning van groei voor iedereen en duurzame ontwikkeling – Het EU‑ontwikkelingsbeleid trefzekerder maken" (COM(2010)0629),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 10 november 2010 getiteld "Over de consolidatie van de betrekkingen tussen de EU en Afrika" (COM(2010)0634),

–   gezien de geplande mededeling van de Commissie over handel en ontwikkeling,

   gezien de mededeling van de Commissie van 15 september 2009 getiteld "Coherentie van het ontwikkelingsbeleid – Vaststelling van een beleidskader dat de hele Unie omvat" (COM(2009)0458),

   gezien zijn resolutie van 18 mei 2010 over de samenhang van het EU‑ontwikkelingsbeleid en het concept "officiële ontwikkelingshulp plus"[8],

   gezien zijn resolutie van 25 november 2010 over het in internationale handelsovereenkomsten opnemen van clausules over maatschappelijk verantwoord ondernemen[9],

   gezien de conclusies van de Raad van 10 maart 2011 over het aanpakken van de uitdagingen op het gebied van grondstoffen en grondstoffenmarkten,

   gezien artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (Verdrag van Lissabon), waarin bevestigd wordt dat de Unie bij de uitvoering van beleid dat gevolgen kan hebben voor de ontwikkelingslanden rekening houdt met de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking,

–   gezien de lopende onderhandelingen in het kader van de Doha-ronde,

–   gezien de gemeenschappelijke strategie Afrika-EU 2007 en de Verklaring van Tripoli van de derde Top Afrika-EU op 29‑30 november 2010,

–   gezien de lopende WTO-zaak van de EU, de VS en Mexico tegen China betreffende negen grondstoffen,

–   gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de Commissie buitenlandse zaken, de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie internationale handel en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A7‑0288/2011),

A. overwegende dat de EU behoefte heeft aan een sterke industriebasis, die in grote mate afhankelijk is van een adequate bevoorrading met grondstoffen, terwijl hij 'vergroent', ten einde de overstap te kunnen maken op een koolstofarme economie en zijn concurrentievermogen op peil te houden,

B.  overwegende dat de complexiteit van de administratieve processen en het gebrek aan coördinatie tussen administraties erin kan resulteren dat jaren vertraging ontstaan bij het verkrijgen van vergunningen voor de exploitatie van minerale grondstoffen, en dat dergelijke vertragingen buitensporig zijn, de kapitaalkosten van investeringen vergroten en kleine en middelgrote ondernemingen uitsluiten van de markt,

C. overwegende dat de mondiale vraag naar grondstoffen, in het bijzonder zogenaamde 'technologiemetalen', voortdurend toeneemt,

D. overwegende dat de EU-lidstaten, Australië en de Verenigde Staten in staat zijn eigen capaciteit voor de extractie van kritieke grondstoffen, onedele metalen en zeldzame aardmetalen te ontwikkelen,

E.  overwegende dat de ontwikkeling van nieuwe technologieën de vraag naar grondstoffen die voor deze industrieën nodig zijn, verder zal doen toenemen,

F.  overwegende dat het internationale aanbod ten dele wordt beperkt door exportquota, en prijzen tot recordhoogte oplopen,

G. overwegende dat in de productiesector het aandeel van de materiaalkosten in de totale productiekosten aanzienlijk groter is dan het aandeel van de personeelskosten, en overwegende dat in de trend van het groter wordende aandeel van de materiaalkosten in alle sectoren in ieder geval op de middellange termijn naar verwachting geen verandering zal optreden,

H. overwegende dat markten baat hebben bij billijke en voor iedereen gelijke randvoorwaarden,

I.   overwegende dat een fellere strijd om grondstoffen de internationale betrekkingen schade kan toebrengen en tot grondstoffenconflicten kan leiden,

J.   overwegende dat deze uitdagingen een kans kunnen zijn voor nieuwe, innovatieve, voor alle partijen gunstige partnerschappen en samenwerking tussen de EU en derde landen,

K. overwegende dat in veel ontwikkelingslanden de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen ten gevolg van ondemocratische regimes, fraude, corruptie en/of gewapende conflicten niet ten goede is gekomen aan de bevolking,

L.  overwegende dat de acties die de Commissie voorstelt ter verbetering van de grondstoffenefficiëntie en recyclage niet veel verder gaan dan beoordelingen van wat zou kunnen worden gedaan in plaats van voorstellen voor concrete maatregelen, en daarom niet volstaan om de genoemde doelstellingen te verwezenlijken,

M. overwegende dat de Commissie stelt dat een betere tenuitvoerlegging en handhaving van de bestaande afvalstoffenwetgeving van cruciaal belang is voor het bevorderen van een Europa met een hogere mate van grondstoffenefficiëntie,

N. overwegende dat méér recyclage van waardevolle materialen, in het bijzonder zeldzame aardmetalen, alleen mogelijk is wanneer ook méér wordt ontmanteld,

O. overwegende dat recyclage alleen winstgevend is indien gebruik kan worden gemaakt van betrouwbare en doeltreffende classificerings- en scheidingstechnologieën, aangezien de waarde van gerecycleerde materialen afhangt van hun fractiezuiverheid,

P.  overwegende dat vergroting van efficiëntie en méér recycling goed is voor duurzaamheid, het concurrentievermogen en zekerheid van bevoorrading,

Q. overwegende dat de arbeidsproductiviteit de afgelopen decennia veel meer is toegenomen dan de grondstoffenproductiviteit, waarbij uit ramingen blijkt dat arbeidskosten minder dan 20% van de prijs van een product vertegenwoordigen, terwijl grondstoffen 40% uitmaken; overwegende dat dit implceert dat we snel iets moeten doen om de grondstoffenefficiëntie te verbeteren,

R.  overwegende dat het van cruciaal belang is tijdig adequate maatregelen te nemen voor het implementeren van een doeltreffende strategie en het boeken van resultaten bij het Europese grondstoffeninitiatief,

Een grondstoffenstrategie

1.  is van oordeel dat grondstoffen voor Europa zowel uitdagingen met zich meebrengen, als kansen inhouden; onderstreept dat de EU nu, op het moment dat de vraag naar grondstoffen mondiaal sterk toeneemt, de kans heeft haar slag te slaan door de bevoorrading met en de efficiëntie van grondstoffen te vergroten, en tegelijkertijd tegemoet te komen aan de behoeften van het bedrijfsleven in de Unie en de grondstoffensector; onderstreept dat billijke toegang tot, en stabiele en voorspelbare prijzen van grondstoffen van essentieel belang zijn voor het ontwikkelingspotentieel, het concurrentievermogen, innovatie en het behoud van de Europese industrie; terwijl beperkingen bij toegang tot en bevoorrading, in het bijzonder van kritieke grondstoffen zoals zeldzame aardmetalen, alsmede een hoge prijsvolatiliteit, schadelijk kunnen zijn voor het concurrentievermogen, de milieu-efficiëntie en de innovatievooruitzichten van de EU-industrie, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen; is verheugd over het feit dat in 2008 de Commissie het grondstoffenbeleid als prioriteit heeft onderkend in haar grondstoffeninitiatief, en verzoekt de Commissie en de lidstaten snel werk te maken van de tenuitvoerlegging van het grondstoffeninitiatief; is van oordeel dat grondstoffenbeleid en grondstoffendiplomatie voor de EU van groot belang zijn, niet alleen wat het industrie en de internationale handel betreft, maar ook horizontaal, wat verschillende terreinen van het intern beleid, alsook het buitenlands en veiligheidsbeleid betreft; vraagt de Commissie aan dit onderwerp net zo veel aandacht te besteden als aan het onderwerp energie; beschouwt dit ook als een taak voor de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO);

2.  is van mening dat de verantwoordelijkheid voor een samenhangende en doeltreffende EU‑diplomatie bij de EDEO en de relevante diensten van de Commissie moet liggen – in het bijzonder met DG Handel wat handelskwesties betreft – die nauw samenwerken met de Raad en het Parlement; is verder van oordeel dat de strategische betekenis van grondstoffen tot uitdrukking moet komen in de organisatie van de EDEO en in de personeelbezetting van de betrokken EU-delegaties; onderstreept het belang van coördinatie van het buitenlandse beleid van de EU en de lidstaten op het gebied van grondstoffen;

3.  verzoekt de Commissie om voldoende aandacht te geven aan zowel de grondstoffenmarkten, als het grondstoffeninitiatief, aangezien beide een verschillende aard hebben en specifieke maatregelen behoeven om hun verschillende problemen op te lossen; onderstreept het feit dat financiële en grondstoffenmarkten nu meer verstrengeld zijn dan ooit tevoren, en dat de prijsvolatiliteit van grondstoffen door speculatie wordt vergroot; wijst erop dat een goed werkende grondstoffenmarkt het bedrijfsleven de noodzakelijke stimulansen zal bieden om grondstoffen efficiënt te gebruiken, grondstoffen te vervangen, aan recyclage te doen en meer te investeren in O&O-activiteiten gericht op vervanging; verzoekt de Commissie daarom te werken aan een goed functionerende grondstoffenmarkt, bijvoorbeeld door de richtlijn betreffende markten voor financiële diensten te herzien, om de handel transparanter te maken; onderztreept dat de drie pijlers van het grondstoffeninitiatief elkaar wat de onderwerpen 'grondstoffen' en zekerstelling van de grondstoffenbevoorrading in de EU betreft aanvullen; verzoekt de Commissie de grondstoffenstrategie op evenwichtige en samenhangende wijze ten uitvoer te leggen, in het bijzonder met inachtneming van ander belangrijk Europees beleid, met name op de gebieden industrie, onderzoek, milieu en vervoer, en Europa 2020; wijst in dit verband in het bijzonder op de belangrijke rol die voor een sterk innovatie- en industriebeleid is weggelegd;

4.  is verheugd over het werk van de Commissie op het vlak van het identificeren van kritieke grondstoffen, die allemaal belangrijke 'technologiemetalen' zijn en waarmee bij latere maatregelen rekening moet worden gehouden; verzoekt de Commissie:

- de lijst van kritieke grondstoffen regelmatig bij te werken en te zorgen voor een analyse van niet‑zeldzame maar wel strategisch belangrijke grondstoffen, teneinde iets te doen aan inflatietendensen die tot concentraties van eigendom van leveranciers leiden;

- een risicorader voor kritieke grondstoffen te ontwikkelen voor het analyseren van de bestaande en toekomstige behoeften en prijzen, alsook de negatieve effecten van tekorten in potentiële kritieke grondstoffen, in het bijzonder zeldzame aardmetalen, op de sectoren hernieuwbare energieën, spitstechnologie, defensie en zelfs ook de auto-industrie;

- een analyse te maken van de bevoorradingsketens die van kritieke grondstoffen afhankelijk zijn, de raffinagecapaciteit, ook die tot halffabricaten leidt, en de interactie tussen kritieke grondstoffen en de gerelateerde onedele metalen;

herinnert eraan dat niet alle grondstoffen en in het bijzonder niet alle kritieke grondstoffen even kritiek zijn, en dat er ook bij beschikbaarheid, gebruik, noodzaak van verwerking en, in het verlengde daarvan, prijs in de verschillende stadia van de bevoorradingsketen verschillen zijn, waarmee in de analyse rekening moet worden gehouden; wijst daarnaast op de verscheidenheid aan logistieke paradigmata voor grondstoffenstromen op de gemeenschappelijke markt;

5.  stelt vast dat niet alle grondstoffenmarkten gelijk zijn en dat met name landbouwgrondstoffenmarkten aan sterke seizoens- en klimaatschommelingen onderhevig zijn en bijgevolg bijzondere aandacht verdienen;

6.  verzoekt de Commissie in dit opzicht een studie te verrichten over de Europese invoer van grondstoffen die als niet essentieel gecatalogeerd zijn (bijvoorbeeld lithium, hafnium en nikkel), maar die toch strategisch blijken om te beantwoorden aan de behoeften van het Europese bedrijfsleven en om consumptiegoederen met een grote toegevoegde waarde te produceren; wijst erop dat deze studie eveneens moet beoordelen in welke mate ons bedrijfsleven van deze grondstoffen afhankelijk is en hoe zeker de bevoorrading is, welke de milieukosten voor de winning zijn en welke haalbare alternatieven er zijn;

7.  is verheugd over het feit dat een breed scala aan grondstoffen, zoals natuurlijk rubber, hout en aggregaten, opgenomen zijn in de mededeling van de Commissie; verzoekt de Commissie een analyse te maken van de beschikbaarheid van en de potentiële vraag naar deze materialen en op basis daarvan passende maatregelen te nemen, indien nodig en daar waar nodig; geeft aan dat hierbij in het bijzonder aandacht dient te worden besteed aan strategische en kritieke grondstoffen;

8.  wijst erop dat een doeltreffend grondstoffenbeleid van cruciaal belang is voor het succes van de grondstoffenstrategie; is van oordeel dat een effectieve strategie om een continue dialoog met de betrokken partijen moet omvatten; benadrukt de noodzaak van nauwere samenwerking tussen en betere informatieverschaffing binnen de Commissie en het Europees Parlement, en tussen de lidstaten; beveelt aan in 2011 een interdepartementale task force op hoog niveau voor grondstoffen op te richten, zoals in Frankrijk en de VS, met vertegenwoordigers van de relevante DG's, het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, het Europees Milieuagentschap en de EDEO, om beleid te ontwikkelen, te controleren en te herzien, inclusief partnerschapsovereenkomsten, voor strategische samenhang te zorgen en de aanzet te geven voor de oprichting van een systeem voor vroegtijdige waarschuwing, waaronder voor conflicten die het gevolg zijn van marktverstoringen en grondstoffentekorten, aangevuld met een groep voor monitoring; verzoekt de Commissie een Europese routekaart voor grondstoffen met horizon 2050 te ontwikkelen, in het kader waarvan potentiële toekomstige ontwikkelingen, bedreigingen en kansen met betrekking tot grondstoffen en kritieke grondstoffen in kaart worden gebracht, en die Europese industrieën, wetenschappelijke en onderzoeksinstellingen kan helpen bij langetermijnplanning en ‑investeringen; verzoekt de Commissie daarnaast de lidstaten te helpen bij het ontwikkelen van hun eigen grondstoffenstrategieën, en samenwerking en de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten te bevorderen, waaronder met betrekking tot de externe dimensie; geeft in overweging dat de aangekondigde mededeling over de externe dimensie van energie als voorbeeld zou kunnen dienen;

9.  vindt het van groot belang dat het Europees Parlement middels een jaarlijks voortgangsverslag regelmatig op de hoogte wordt gebracht van de ontwikkeling van niet-energiegrondstoffen in het kader van het grondstoffeninitiatief en van de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, inclusief een beoordeling vanuit de optiek van de coherentie van het handels-, ontwikkelings- en milieubeleid en de sociale gevolgen, en van gegevens betreffende kritieke grondstoffen;

Van een uitdaging naar een kans voor de Europese industrie: grondstoffenefficiëntie, hergebruik, recycling en vervanging

10. wijst erop dat de grondstoffenuitdagingen tegelijkertijd een kans zijn om de industriebasis, de technologische capaciteit en de kennis van de EU te vernieuwen en haar concurrentievermogen en gekwalificeerd arbeidspotentieel te vergroten door middel van een ambitieuze strategie voor industriële innovatie; wijst erop dat, niettegenstaande het belang van een doeltreffend handelsbeleid en het gebruik van eigen grondstoffen, een goed grondstoffenbeheer en een grotere doeltreffendheid, hergebruik, energie-efficiënte recycling, een lager grondstoffengebruik, waaronder door middel van verbeterde normen voor productkwaliteit en, daar waar van toepassing, het beginsel ’gebruik het langer', en het toepassen van groene technologieën van essentieel belang zal zijn voor het concurrentievermogen, de duurzaamheid en de zekerstelling van de bevoorrading op de middellange tot lange termijn; is van oordeel dat alle initiatieven in dit verband moeten stoelen op gedegen effectbeoordelingen, met speciale aandacht voor de potentiële milieu- en sociale gevolgen en de gevolgen voor het concurrentievermogen; onderstreept het belang van een stelselmatige toepassing van de juridisch bindende Europese afvalstoffenhiërarchie zoals bedoeld in de kaderrichtlijn afvalstoffen, waarin prioriteit wordt toegekend aan preventie, hergebruik en recyclage, gevolgd door terugwinning en stort; is van oordeel dat sociale innovatie, veranderingen van levensstijl en nieuwe concepten zoals eco-leasing, chemische leasing en -sharing door de Commissie moeten worden gesteund;

11. merkt op dat terugdringing van het gebruik, afvalpreventie en hergebruik fundamentele elementen zijn van de overgang naar een hulpbronnenefficiënte economie;

12 stelt voor dat de Commissie een alomvattende studie verricht naar economische leasingmodellen als alternatief voor eigendom van goederen en de gevolgen ervan voor grondstoffengebruik en terugwinning; benadrukt dat bewustmaking de belangrijkste uitdaging is in dit verband;

13. onderstreept dat gewerkt moet worden aan het van elkaar loskoppelen van economische groei en een steeds groter gebruik van grondstoffen, hetgeen ook zal bijdragen aan het verlagen van de relatieve importafhankelijkheid; wijst op het belang van het ontwikkelen van de grondstoffenstrategie, ook binnen de bredere context van klimaatverandering; is daarom verheugd over het plan van de Commissie om een vlaggenschipinitiatief betreffende grondstoffenefficiëntie te lanceren; verzoekt de Commissie de obstakels voor het vergroten van de grondstoffenproductiviteit (waaronder technische belemmeringen, de kosten, enz.) in kaart te brengen en middellange- en langetermijndoelstellingen voor verbetering van de grondstoffenefficiëntie te ontwikkelen die een weerspiegeling vormen van de noodzaak om de afhankelijkheid van de import van grondstoffen van de EU te verlagen, gezien het feit dat de import van grondstoffen per hoofd van de bevolking in de EU de hoogste van de wereld is; verzoekt de Commissie, met het oog op het objectief meten en het maken van vergelijkingen met andere landen, een meer betrouwbare methode voor het meten van grondstoffenefficiëntie te ontwikkelen, en daarbij rekening te houden met het werk van Eurostat op dit gebied, alsook met de resultaten van een recentelijk in opdracht gegeven studie van het Europees Parlement over dit onderwerp;

14. is verheugd over de ontwikkeling van instrumenten en indicatoren, zoals TEEB (studie naar de economische aspecten van ecosystemen en biodiversiteit); dringt er bij de Commissie op aan de ontwikkeling van dergelijke instrumenten en het gebruik ervan te promoten en te stimuleren;

15. is van oordeel dat een belasting op minerale grondstoffen geen passend fiscaal instrument is voor het vergroten van de grondstoffenefficiëntie, en roept de Commissie op een studie te laten uitvoeren naar de effecten van een belasting op water- en landgebruik, waarbij specifiek gekeken moet worden naar mogelijke onbedoelde neveneffecten op economische activiteiten en op de productie van hernieuwbare energie in de EU;

16. verzoekt de Commissie serieus na te denken over de mogelijkheid om de ecodesignbenadering, na een gedegen effectbeoordeling, tot grondstoffen uit te breiden, de mogelijkheid van het introduceren van nieuwe instrumenten te onderzoeken, met normalisatieorganen samen te werken, de haalbaarheid van een 'toprunner'-programma voor producten wat grondstoffenefficiëntie betreft te onderzoeken en de adviesdiensten betreffende grondstoffenefficiëntie, met name voor het MKB, te verbeteren, bijvoorbeeld door dergelijke programma's te versterken in het Europees Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie; verzoekt de Commissie het mkb op dit gebied te ondersteunen, onder andere via het bevorderen van het uitwisselen van goede praktijken tussen de lidstaten, het bieden van toegang tot relevant onderzoek in het kader van FP7 en andere onderzoekprogramma's van de EU; verzoekt het bedrijfsleven gebruik te maken van hetzij het Eco-Management and Audit Scheme (EMAS) hetzij ISO-normen; verzoekt de Commissie en de lidstaten openbare aanbestedingen te gebruiken om grondstoffenefficiënte producten en producten die secundaire grondstoffen gebruiken, te bevorderen, alsook om te zorgen voor een goede en transparante recyclage daarvan aan het eind van hun levenscyclus; merkt op dat het bij recyclage niet alleen om kwantiteit, maar ook om kwaliteit gaat; onderstreept daarom het belang van recyclage-vriendelijk productontwerp; onderstreept het belang van het in de productinformatie en op ecolabels opnemen van gegevens betreffende het gebruik van grondstoffen om voor empowerment van de consument te zorgen; verzoekt de Europese normalisatieorganen het onderwerp grondstoffenefficiëntie bij het vaststellen van normen te stroomlijnen;

17. verzoekt de Commissie te onderzoeken hoe de richtlijn ecodesign, de richtlijn oude auto's, de richtlijn oude elektrische en elektronische apparatuur en de richtlijn oude batterijen kunnen worden gewijzigd teneinde recyclage niet alleen in het algemeen te bevorderen, maar ook recyclage met het oog op het herwinnen van waardevolle grondstoffen, waaronder zeldzame aardmetalen, bijvoorbeeld door middel van specifiekere vereisten inzake ontmanteling, en hiertoe wijzigingsvoorstellen te presenteren;

18. wijst op de bijdrage die hergebruik en recycling kunnen leveren aan het reduceren van de broeikasgasemissies, aangezien het gebruik van grondstoffen een belangrijke bron van broeikasgassen is;; wijst daarnaast op de hoge recyclagepercentages van bepaalde sectoren waarvoor recyclagewetgeving van toepassing is; verzoekt de Commissie te onderzoeken op welke wijze recyclage in relevante sectoren verder kan worden bevorderd, bijvoorbeeld door het wettelijk kader voor de 'kringloopeconomie' te verbeteren; onderstreept de noodzaak van investeringen in het recycleren van grondstoffen, in het bijzonder zeldzame aardmetalen; verzoekt de Commissie een gedetailleerde analyse te maken van de materiaalstromen in de EU op basis van de hele levenscyclus van grondstoffen (van de winning tot het afvalstadium), uitgesplitst per sector, met het oog op het beoordelen en in voorstellen vervatten van kostenefficiënte manieren voor het vergroten van recyclage van grondstoffen, met inachtneming van de milieuimpact; verzoekt de Commissie de Europese wetgeving en minimumrecylagenormen te harmoniseren teneinde tot een grotere mate van samenhang te komen; verzoekt de lidstaten te zorgen voor een goede implementatie van bestaande wetgeving, en verzoekt daarnaast de beroepsorganisaties in de lidstaten recyclage onder hun leden actief te bevorderen en de samenwerking met onderzoeksinstituten en andere sectoren te vergemakkelijken; wijst erop dat het belangrijk is een ontkoppeling aan te brengen tussen de hoeveelheid geproduceerd afval en de toename van de industrieproductie;

19. wijst op het belang van het tot stand brengen van industriële synergieën met betrekking tot recycling en van het helpen van bedrijven om te ontdekken op welke wijze hun afvalstoffen en bijproducten als grondstoffen voor anderen kunnen dienen; verzoekt de Commissie en de lidstaten benaderingen zoals het Britse National Industries Symbiosis Programme te bevorderen;

20. verzoekt de Commissie:

- projecten op het gebied van 'urban mining' te onderzoeken en te bevorderen, aangezien 'urban mining'-bronnen een veel hoger rendement kunnen hebben dan primaire winningsbronnen, en een groot deel van de waardevolle secundaire grondstoffen geschikt zijn voor terugwinning, hergebruik en recyclage, en te investeren in projecten die het gebruik van grondstoffen over het algemeen verlagen en aldus bijdragen tot een maatschappelijke verandering,

- te onderzoeken, onder andere via een onafhankelijke effectbeoordeling, of gesloten stortplaatsen opnieuw kunnen worden opengesteld om potentieel schrootafval met de best beschikbare technieken (BAT's) te recyclen, aangezien dit zou resulteren in een grotere beschikbaarheid van grondstoffen in Europa en ook de broodnodige nieuwe werkgelegenheid in de EU creëren,

- nog bestaande stortplaatsen met mijnbouwafval en afval van de metaalindustrie te onderzoeken,

- vóór 2012 een EU-gegevensbank met mijnbouwafval samen te stellen en te zorgen voor implementatie van de richtlijn mijnbouwafvalstoffen,

- erop toe te zien dat dit afval middels BAT's wordt verwerkt,

- het levenscyclusbeheer van gebouwen te bevorderen, teneinde er daar waar mogelijk voor te zorgen dat de in gebouwen gebruikte materialen kunnen worden gerecycleerd,

- geleidelijk in de hele EU een verbod op stortplaatsen te introduceren;

21. is van mening dat er dringend behoefte bestaat aan meer informatie over 'urban mining' en verzoekt de Commissie derhalve om vooral het potentieel, maar ook de mogelijke beperkingen van een dergelijke nuttige toepassing te evalueren;

22. spoort de Commissie aan een recyclingstrategie te ontwikkelen waarbij de terugwinning zo dicht mogelijk bij de afvalbron plaatsvindt, met inbegrip van afvalwaterzuivering, aangezien zo een groter percentage grondstoffen kan worden herwonnen, het verloren gaan van grondstoffen kan worden voorkomen, de negatieve gevolgen voor het milieu kunnen worden beperkt en mogelijk een hogere energie-efficiëntie kan worden bereikt;

23. verzoekt de Commissie een voorstel tot wijziging van de Richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen[10] in te dienen en de in artikel 5, lid 2, genoemde doelstellingen bij te werken en uit te breiden; is verder van mening dat de in de kaderrichtlijn afvalstoffen bedoelde reductiedoelstelling van het verbod op het storten van biologisch afbreekbaar stedelijk afval vanaf 2020 dient te worden uitgebreid tot alle biologisch afbreekbare afvalstoffen en dat een reductiedoelstelling van 5% moet worden vastgesteld;

24. verzoekt de Commissie recyclingpartnerschappen met ontwikkelingslanden te bevorderen; dringt er bij de Commissie op aan steun te verlenen aan proefprojecten zoals 'zero waste'-zones;

25. verzoekt de Commissie te onderzoeken op welke wijze de Europese Investeringsbank (EIB) kan helpen bij het reduceren van de financiële risico's van investeringen in recyclinginstallaties met een hoog innovatiegehalte en andere recylage-initiatieven;

26. verzoekt de Commissie steun te geven aan onderzoek en ontwikkeling betreffende economische stimulansen voor recyclage, waaronder recyclage van zeldzame aardmetalen, en daarbij effectbeoordelingen niet vergeten; verzoekt de Commissie daarnaast te bekijken op welke wijze markten voor gerecycleerde materialen kunnen worden ondersteund, bijvoorbeeld door middel van groene certificaten voor gerecycleerde materialen en ecodesign-vereisten, en ervoor te zorgen dat ook het cohesiebeleid en begrotingen worden ingezet om grondstoffenefficiëntie en recycling te bevorderen;

27. onderstreept de noodzaak van het bestrijden van illegale transporten van recycleerbare materialen en van afvalstoffen met grondstoffen daarin, in het bijzonder elektronische afvalstoffen die onder de richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (2002/96) vallen, door middel van het verbeteren van de wetgeving en de handhaving daarvan, en verzoekt de lidstaten hier prioriteit aan toe te kennen; verzoekt de Commissie te onderzoeken op welke wijze een bredere toepassing van het concept producentenverantwoordelijkheid bij kan dragen aan de verwezenlijking van deze doelstelling; onderstreept het belang van het invoeren van een mondiaal certificeringsysteem voor recyclinginstallaties; wijst op het belang van samenwerking tussen nationale douanebeambten; verzoekt de Commissie te onderzoeken of er behoefte bestaat aan een collectief mechanisme voor informatie aan autoriteiten over illegale transporten; verzoekt de Commissie een onderzoek te houden naar illegale afvalstromen en regelmatig verslag uit te brengen over successen die worden behaald bij de bestrijding van illegale exporten van afvalstoffen; verzoekt de Commissie te bevorderen dat in douaneverklaringen een duidelijk onderscheid wordt aangebracht tussen nieuwe en tweedehandsgoederen door dit op te nemen in de uitvoeringsbepalingen van het gemoderniseerde communautaire douanewetboek (MCCC-IP);

28. dringt er in dit verband bij de Commissie op aan de handelspartners van de EU te helpen bij het vaststellen van passende regelgeving en het toepassen van adequate controlemaatregelen om alle illegale invoer van afval op hun grondgebied te voorkomen en om actief corruptie te bestrijden, die vaak aan de bron ligt van het feit dat deze illegale invoer kan gebeuren;

29. verzoekt de Commissie rekening te houden met de kritische opmerkingen van een aantal lidstaten over de verordening van de Raad tot vaststelling van criteria aan de hand waarvan kan worden vastgesteld wanneer bepaalde soorten schroot niet langer als afvalstoffen zoals bedoeld in richtlijn 2008/98/EG worden beschouwd, en verzoekt de Commissie de vereisten inzake productkwaliteit aan te scherpen en betere mogelijkheden te scheppen om de controleren en te waarborgen dat schroot dat als 'end-of-waste-schroot' is aangegeven de vereiste kwaliteit heeft;

30. verzoekt de Commissie prioriteiten in kaart te brengen voor onderzoek naar en innovatie op het gebied van duurzame exploratie- en productiemethoden, productlevenscycli en recycling ('cradle to cradle'), vervanging en hulpbronefficiëntie, aangezien dit de importafhankelijkheid van Europa van monopolistische leveranciers zou kunnen verlagen; verzoekt de Commissie iets te doen aan de bestaande uitdagingen met betrekking tot recycling binnen de kaderprogramma's, en onderstreept dat aandacht moet worden besteed aan de verschillende recyclingstrategieën die nodig zijn voor massametalen en voor kritieke grondstoffen zoals zeldzame aardmetalen; verzoekt de Commissie om financiering voor onderzoek naar kritieke grondstoffen, zoals zeldzame aardmetalen, te koppelen aan duidelijke doelstellingen, zoals de Japanse doelstelling om het gebruik van zeldzame aardmetalen met een derde te reduceren; verzoekt de Commissie rekening te houden met de ervaringen van derde landen die reeds hoge inzamelingsniveaus hebben bereikt, zoals Noorwegen, waar rond de 80% van alle elektronische afvalstoffen wordt ingezameld, en adequate inzamelingsdoelstellingen voor de EU vast te stellen; onderstreept het belang van publiek-private partnerschappen op dit gebied, met deelname van de industrie, universiteiten en de overheid; erkent de waarde die dit soort instituten ook hebben voor kmo's; onderstreept het belang van het European Innovation Partnership betreffende strategische grondstoffen voor het ontwikkelen van grondstoffenefficiëntie, sleuteltechnologieën, bevoorradingszekerheid en de interne grondstoffensector; verzoekt de Commissie in 2011 zo'n partnerschap te lanceren;

31. betreurt het feit dat in de mededeling onvoldoende aandacht aan vervanging en hergebruik wordt besteed; herinnert eraan dat vervanging, in het bijzonder in het geval van kritieke grondstoffen en zeldzame aardmtealen, zeer relevant is en indien mogelijk efficiënte oplossingen kan bieden voor bevoorradings- en milieurisico's; verzoekt de Commissie derhalve hier meer oog voor te hebben door financiering voor onderzoek en innovatie ter beschikking te stellen middels de mogelijke ontwikkeling van een O&O-programma inzake vervanging in het volgende kaderprogramma voor onderzoek, en steun te geven aan proeffabrieken; spoort de Commissie en de lidstaten aan na te denken over het vaststellen van vervangingsdoelstellingen met inachtneming van relevante effectbeoordelingen; verzoekt de Commissie de bestaande bevoegdheid ten aanzien van zeldzame aardmetalen binnen de EU volledig te benutten;

Duurzame bevoorrading in de EU

32. dringt aan op niet-fiscale maatregelen om interne grondstoffensectoren te helpen bij het aantrekken van investeringen; is derhalve verheugd over samenwerking tussen nationale geologische onderzoeken; wijst erop dat er beter moet worden samengewerkt tussen nationale geologische diensten en moedigt het gebruik aan van gezamenlijke normen en methoden waardoor uitwisseling en benutting van beschikbare geologische gegevens zouden worden vergemakkelijkt; is verheugd over de publicatie van een jaarlijks Europees jaarboek over grondstoffen, en onderstreept dat ook gegevens met betrekking tot secundaire grondstoffen en 'urban mining' hieronder moeten vallen; verzoekt de Commissie te onderzoeken of het nuttig is op het niveau van de EU een geologische dienst in het leven te roepen die het werk van nationale onderzoeken bijeenbrengt en met internationale partners samenwerkt; steunt het werk van de Commissie gericht op het verbeteren van de geologische kennisbasis van de EU; verzoekt de Commissie in samenwerking met de lidstaten een digitale grondstoffenkaart van de EU op te stellen;

33. wijst op de betekenis van binnenlandse grondstoffen voor de grondstoffenaanvoer in Europa; vindt daarom dat:

- gezorgd moet worden voor een betere coördinatie van exploratie, extractie, distributie, verwerking, hergebruik en recycling;

- de bevoegde (nationale, regionale en plaatselijke) autoriteiten voor de toekening van vergunningen voor de exploitatie van binnenlandse grondstoffen duidelijke, efficiënte en gecoördineerde administratieve procedures moeten toepassen, eventueel middels de toepassing van het 'one-stop-shop'-beginsel, om de procedures te versnellen;

- de lidstaten over een ruimtelijkeordeningsbeleidmoeten beschikken, inclusief langetermijnramingen betreffende de vraag naar regionale en plaatselijke mineralen, en hiermee rekening moeten houden in hun nationale grondstoffenbeleid, dat moet stoelen op de gedetailleerde kennis betreffende grondstoffen die op dit moment in de verschillende lidstaten voorhanden is en geen belemmering mag vormen voor handel in de EU of grensoverschrijdende vraag mag uitsluiten;

stelt vast dat toeleverende dienstverlenende ondernemingen in het kader van binnenlandse mijnbouw een belangrijke rol spelen; wijst op het belang voor de duurzame mijnbouw in Europa van het bevorderen van regionale of nationale grondstoffenclusters waarin de industrie, geologische diensten, toeleverende dienstverlenende bedrijven, producenten van apparatuur, en mijnbouw- en raffinageondernemingen alsook de vervoersindustrie en de sociale partners zijn samengebracht, mede met gebruikmaking van nieuwe mijnbouwtechnologieën;

34. verzoekt de Commissie de doelstellingen van het actieplan inzake biodiversiteit in de grondstoffenstrategie op te nemen om de band tussen economie en milieu te versterken en rekening te houden met de milieueffecten van winning, productie, gebruik en verwijdering van grondstoffen; dringt er bij de Commissie op aan de ontwikkeling van een strategische ruimtelijke ordening in alle lidstaten te steunen om de winning van grondstoffen met andere wensen op het gebied van ruimtelijke ordening in overeenstemming te brengen en om het milieu te beschermen en de biodiversiteit in stand te houden;

35. wijst erop dat winningsactiviteiten moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de strengste normen voor veiligheid op de werkplek en milieubescherming, zodat ongevallen worden voorkomen en de getroffen gebieden worden hersteld;

36. verzoekt de Commissie voldoende aandacht te besteden aan de ontwikkeling van gebieden die rijk zijn aan grondstoffen en een omvattende benadering van de verbetering van de vervoersinfrastructuur op te nemen in haar streven Europese grondstoffen naar haar industriegebieden te brengen; verzoekt de Commissie dan ook erop toe te zien dat de herziene richtsnoeren inzake de trans-Europese vervoersnetwerken (TEN‑T) voldoen aan de behoeften van de industrie door te zorgen voor soepele toegang tot grondstoffen;

37. bevestigt nogmaals dat de NATURA 2000-richtsnoeren, rekening houdend met het subsidiariteitsbeginsel, een goede basis vormen voor niet-energie-extractie; verzoekt de Commissie regelmatig na te gaan of er in de lidstaten vooruitgang is geboekt op het gebied van verenigbaarheid van grondstoffenwinning en natuurbescherming; wijst erop dat codes met praktijken voor het bereiken van technische, sociale, mededingingings- en milieutechnische excellentie belangrijke instrumenten zijn; herinnert aan de resolutie van het Parlement van 20 januari 2011 over een duurzaam EU‑beleid voor het Hoge Noorden[11] en verzoekt de Commissie in dit verband, in overeenstemming met het voorzorgsbeginsel, te evalueren wat de mogelijkheden zijn voor het op milieuvriendelijke wijze exploiteren van gevoelige gebieden die mogelijkerwijs waardevolle winningsgebieden van essentiële grondstoffen zijn, zoals de Noordpool, het gebied van de Barentszzee en Groenland en, indien mogelijk, de bestaande partnerschapsovereenkomsten met de landen in deze regio's uit te breiden;

38. wijst op de behoefte aan doorzichtiger en voorspelbaarder kadervoorwaarden met betrekking tot regelgevende toestemmingsprocedures voor de opening van nieuwe mijnen voor de winning van metalen en mineralen, terwijl tegelijkertijd niet wordt getornd aan milieunormen;

39. stelt vast dat de landen van Noord-Europa en de regio rond de Barentszzee beschikken over aanzienlijke ertsvoorraden, mineralen en bossen; is van mening dat de regio Noord-Europa in aanzienlijke mate kan bijdragen tot de levering van grondstoffen waaraan andere Europese bedrijven behoefte hebben, en aldus de Europese afhankelijkheid van invoer kan beperken; is van mening dat er in de huidige gedachtewisseling over grondstoffen duidelijk behoefte bestaat aan opvoering van het besef van de mogelijkheden van Noord-Europa;

40. wijst op het belang van onderzoek, ontwikkeling en innovatie (O&O&I) om nieuwe problemen aan te pakken; wijst op het belang van O&O&I in de ontwikkeling van innovatieve technologieën en duurzame methoden voor mijnbouw, raffinage en ertsproductie, en recycling, om de milieuvoetafdruk en negatieve sociale effecten tot een minimum te beperken;

41. moedigt de Commissie aan maatregelen te nemen die aanzetten tot overweging van heropening van bepaalde mijnen, en deze duurzaam te exploiteren om het gevaar van een grondstoffentekort voor de Europese industrie te verkleinen;

42. onderstreept het belang van vaardigheden en training, en van de rol van geologen en ingenieurs, mijnwerkers en ander personeel; verzoekt de Commissie en de lidstaten nauw overleg te voeren met de sociale partners, universiteiten en vertegenwoordigers van de industrie; verzoekt de Commissie uiterlijk in 2012 de behoefte aan en de beschikbaarheid van vakpersoneel te bepalen in de sector O&O, winning, raffinage, verwerking en hergebruik van grondstoffen en haar bevindingen te delen met het Europees Parlement; verzoekt de Commissie en de lidstaten in samenwerking met industrie en universiteiten het onderwijs over grondstoffen te steunen door speciale universiteitsprogramma’s en cursussen; steunt in dit verband uitwisselingsprogramma's op dit gebied, zoals het programma betreffende mineralen en het milieu van Erasmus Mundus;

43. neemt met voldoening kennis van het voorstel om een "EU-diplomatie" voor grondstoffen en zeldzame aardmetalen te ontwikkelen die tot doel heeft een internationaal regelgevingsplatform in te stellen, de toegang tot en de voorziening met grondstoffen, met name die welke als van cruciaal belang worden beschouwd, te garanderen, open wereldmarkten te garanderen en internationale samenwerking bij de duurzame winning van grondstoffen en efficiënt gebruik van hulpbronnen op basis van gemeenschappelijke belangen te bevorderen; onderstreept in dit verband de noodzaak om op het gebied van grondstoffendiplomatie een intensieve dialoog op gang te brengen tussen de industrielanden, de nieuwe industrielanden en de grondstoffenrijke ontwikkelingslanden, met het oog op de bevordering van de mensenrechten, goed bestuur, regionale stabiliteit en voorkoming van het risico van grondstoffenconflicten;

44. verzoekt de Commissie toe te zien op zo strikt mogelijke naleving van de huidige EU wetgeving; veiligheid en normen voor goudmijnen op te nemen in de maatregelen in het kader van het kerninitiatief "Innovatie-Unie"; een specifiek onderwerp over goudwinning op te nemen voor het Internationaal Forum voor duurzaam grondstoffenbeheer (UNEP), o.m. aspecten van veiligheid, innovatie, beheer van chemische stoffen, illegale mijnbouw en ambachtelijke mijnbouw, om een duurzame oplossing voor de lange termijn te vinden die waarborgt dat goud op duurzame wijze wordt geproduceerd of voor gebruik in de EU ingevoerd, en herziening te overwegen van de richtsnoeren voor kleinschalige en ambachtelijke mijnbouw (Berlijn II);

45. wijst erop dat de ambachtelijke en kleinschalige mijnbouw (ASM) een fundamentele rol kan vervullen op plaatselijk niveau, voor werkgelegenheid kan zorgen en ontwikkelingsdoelstellingen kan ondersteunen, indien deze mijnbouw officieel wordt erkend, gereguleerd en ondersteund; betreurt het relatieve gebrek aan kennis en analytische instrumenten op dit gebied en onderstreept de noodzaak de zichtbaarheid ervan te verbeteren, een doelmatiger uitwerking en tenuitvoerlegging van het beleid inzake ASM te vergemakkelijken, en toezicht te houden op de hulpinspanningen ter voorkoming van de armoedeval, zoals kinderarbeid, onveilige werkomgevingen, dwangarbeid (die vaak voorkomt in de ambachtelijke mijnbouw), en conflicten die verband houden met kleinschalige mijnactiviteiten; verzoekt de EU en haar lidstaten tevens ontwikkelingslanden zowel nationaal als lokaal te ondersteunen door kennis en ervaring op het gebied van duurzame mijnbouwpraktijken, een efficiënter gebruik van grondstoffen en hergebruik en recycling beschikbaar te stellen;

46. verzoekt de Commissie te beoordelen of het nodig is een opslagmechanisme op te zetten voor kritieke grondstoffen, met name zeldzame aardelementen, waardoor Europese bedrijven gegarandeerd toegang zouden hebben tot strategische materialen die worden gebruikt in de groene, technologisch geavanceerde, defensie- en gezondheidsindustrie en waardoor zij beschermd zouden zijn tegen monopolistische druk en prijsstijgingen; wijst erop dat de rol van de EU in eventuele opslagprogramma’s beperkt moet blijven tot bepaling van het wettelijk kader en toezicht op de regelgeving;

Billijke en duurzame bevoorrading met grondstoffen op internationaal niveau

47. wijst erop dat de handel in grondstoffen steeds vaker met beperkingen en concurentieverstoringen te maken heeft; verzoekt de Commissie de kwestie van export- en handelsbeperkingen op regionaal, multilateraal en bilateraal niveau stelselmatig in de gaten te houden en aan te kaarten; handelsverstorende maatregelen ten aanzien van industriegrondstoffen, en in het bijzonder kritieke grondstoffen, moeten diepgaand worden onderzocht en zouden tot verdere juridische stappen in WTO-kader kunnen leiden; verzoekt de WTO de impact van import- en exportbeperkingen aan een nauw onderzoek te onderwerpen, en steunt in dit verband de oprichting in WTO-kader van een monitoringinstrument voor tarifaire en non-tarifaire belemmeringen voor de handel in grondstoffen en zeldzame aardmetalen, en de oprichting in G20-verband van een 'Raw Materials and Rare Earths Stability Board'; verzoekt de Commissie gebruik te maken van al haar internationale netwerken, met inbegrip van de diplomatieke dienst, om de betrekkingen met landen en regio’s die grondstoffen en kritieke grondstoffen leveren te verbeteren, en aldus de internationale handel in grondstoffen en met name kritieke grondstoffen te vergemakkelijken; is verheugd over het voornemen van de EU om een actieve grondstoffendiplomatie te voeren, bestaand uit meerdere onderdelen, zoals maatregelen op de gebieden buitenlands beleid, handelsbeleid, milieubeleid en ontwikkelingsbeleid, ter bevordering en versterking van democratische beginselen, mensenrechten, regionale stabiliteit, transparantie en duurzame ontwikkeling; is van oordeel dat op zeer korte termijn concrete prioritaire maatregelen en een alomvattende strategie voor de duurzame levering van zeldzame aardmetalen moeten worden ontwikkeld; verzoekt de Commissie Europese belanghebbenden bij zeldzame aardelementen te betrekken bij het bepalen van dit soort maatregelen;

48. erkent de legitieme rechten van regeringen en parlementen van ontwikkelingslanden om in het openbaar belang, in overleg met het maatschappelijk middenveld, beleid te entameren en de buitenlandse investeringen te reguleren, op zodanige wijze dat buitenlandse investeringen de lokale economie ten goede komen, een binnenlandse toegevoegde waarde creëren en ontwikkeling bevorderen; benadrukt dat de grondstoffenstrategie van de EU geen belemmering mag zijn voor deze rechten;

49. is ingenomen met de inspanningen van de EU om duurzame grondstoffenhandel (bijv. FLEGT) met derde landen te bevorderen;

50. benadrukt dat er duidelijke regels moeten worden vastgesteld voor de samenwerking op het gebied van grondstoffenhandel tussen alle betrokkenen (producenten, exporteurs, doorvoerlanden, importeurs);

51. verzoekt de Commissie voor samenhang te zorgen tussen ontwikkelingsbeleid en het grondstoffeninitiatief, waarbij het EU-grondstoffenbeleid ten volle rekening moet houden met duurzame economische groei in de ontwikkelingslanden en moet stroken met de overkoepelende doelstelling van het uitroeien van armoede, zoals vastgelegd in artikel 208 VWEU; onderstreept dat via krachtige steun voor de economische, maatschappelijke en milieutechnische ontwikkeling van grondstoffenrijke landen zou kunnen worden bijgedragen tot het opzetten van stevige en democratische instellingen, hetgeen zowel de exporterende, als de importerende landen ten goede zal komen; dringt er daarom op aan dat er een mensenrechten- en democratieclausule wordt opgenomen in de toekomstige overeenkomsten met partnerlanden die grondstoffen exporteren; is van mening dat de EU ontwikkelingslanden eveneens moet helpen bij het diversifiëren van hun economieën, vermindering van hun afhankelijkheid van de uitvoer van grondstoffen en vergroting van de waarde van hun producten door binnenlandse productie en verwerking; roept de Commissie op bij de voorbereiding van de nieuwe instrumenten voor extern beleid voor de periode na 2013 in de programma's voor de democratische en economische stabiliteit van kwetsbare staten die grondstoffen exporteren maatregelen te voorzien ter ondersteuning van goed beheer en duurzame exploitatie;

52. beschouwt het de verantwoordelijkheid van ondernemingen voor hun grondstoffen te zorgen; erkent de problemen in verband met de levering van grondstoffen aan het MKB; verzoekt de Commissie dan ook te onderzoeken op welke wijze concepten als een Europese grondstoffenholding op niet-financiële wijze zouden kunnen worden gesteund; verzoekt de Commissie en de lidstaten de Japanse JOGMEC nauwgezet te onderzoeken;

53. verzoekt de lidstaten met elkaar samen te werken in het kader van een Europese grondstoffenstrategie; dringt erop aan dat in het kader van deze strategie gebruik wordt gemaakt van de elkaar onderling versterkende effecten van het economisch, mijnbouw-, industrie- en internationaal beleid en dat zij gericht zou zijn op het veilig stellen van de aanvoer van strategische stoffen;

54. verzoekt de Commissie de resultaten van de WTO-zaak tegen China te evalueren en in de toekomst waar van toepassing van WTO-mechanismen gebruik te maken;

55. wijst op het belang van de betrekkingen tussen de EU en Afrika, en van het akkoord van Addis Abeba van juni 2010; vindt het belangrijk dat dit partnerschap stoelt op voordelen voor beide partijen en wijst erop dat het bij de bevordering van duurzame mijnbouwpraktijken van belang is optimale werkmethoden uit te wisselen over behoorlijk bestuur, en dat gewerkt moet worden aan een doelmatiger grondstoffengebruik, hergebruik en recycling, beheer van schilfers en afvalgesteente, herstel van mijnbouwerfgoed, gezondheid en veiligheid, bescherming van werknemers en uitroeiing van kinderarbeid; wijst erop dat de Afrikaanse Unie in het Afrikaanse mijnbouwperspectief heeft verklaard dat Afrikaanse landen tot dusverre niet hebben kunnen profiteren van hun concurrentievoordeel op het gebied van grondstoffen; daarom moeten er maatregelen worden overwogen om ervoor te zorgen dat de rijkdom uit grondstoffen ten goede komt aan de bevolking van grondstofrijke landen;

56. wijst op de betekenis van bilaterale samenwerking inzake grondstoffen zoals aangetoond door de EU en de Afrikaanse Unie in juni 2010, en moedigt verdere inspanningen in de context van het gemeenschappelijk actieplan Afrika-EU voor 2011‑2013 aan; dringt erop aan met andere landen die grote producenten van kritieke grondstoffen zijn, een vergelijkbare vorm van samenwerking te ontwikkelen; stelt brondiversificatie voor als een van de concrete doelen van de grondstoffendiplomatie, om voor bepaalde grondstoffen waarvoor de EU afhankelijk is van invoer uit derde landen om te schakelen van Zuidoost-Azië naar Latijns-Amerika en Afrika;

57. juicht het toe dat dit actieplan voorziet in opleiding in positieve praktijken op het gebied van onderhandelingen over mijnbouwcontracten en in bevordering van wetenschappelijke samenwerking in de mijnbouwsector, naast de bevordering van goed bestuur, met inbegrip van transparantie;

58. betreurt het feit dat in de mededeling geen andere regio's en landen worden genoemd; is van oordeel dat alternatieve grondstoffenbronnen moeten worden onderzocht om afhankelijkheid van de EU van een beperkt aantal landen te vermijden; verzoekt de Commissie hiertoe ook met andere grondstoffenrijke landen voor beide partijen gunstige akkoorden te sluiten; is van oordeel dat de EU zogenaamde driehoekspartnerschappen (met betrekking tot infrastructuur, uitwisseling van kennis en grondstoffen) moet aanbieden; verzoekt de EU grondstoffenrijke landen te helpen bij het ontwikkelen van hun geologische kennis, hun kennis van mijnbouw en van de verwerking van mineralen, alsook hun wetenschappelijke en juridische kennis, teneinde tot de opbouw van een duurzame capaciteit op deze terreinen te komen; stelt in dit verband voor binnen geologische faculteiten gemeenschappelijk te financieren leergangen te creëren; verzoekt de Commissie door grondstoffenrijke landen met niet‑EU-landen gesloten internationale overeenkomsten nauwgezet in het oog te houden indien deze uitsluitende toegang tot grondstoffen behelzen, en te zorgen voor eerlijke toegang tot deze grondstoffen en de behoorlijke werking van internationale handelswetten te waarborgen;

59. maakt zich zorgen over het feit dat er geen strategie voor dialoog en samenwerking met China en andere belangrijke internationale marktpartijen is uitgestippeld; onderstreept de noodzaak van een handels- en technologiedialoog met China; verzoekt de Commissie te onderzoeken op welke wijze met China tot wederzijds voordeel proefprojecten op het gebied van duurzame mijnbouw en verwerking van delfstoffen, vervanging, doelmatig gebruik van grondstoffen of recycling van kritieke grondstoffen tot stand kunnen worden gebracht; is ook sterk voorstander van vergelijkbare bilaterale dialogen over ter zaken doende grondstoffenkwesties met andere belangrijke leveranciers, zoals Brazilië, Rusland, India en China, aangezien zij grote hoeveelheden grondstoffen beziten en gebruiken; verzoekt de Commissie de grondstoffenproblematiek ook mee te nemen in haar Europese nabuurschapsbeleid;

60. is van mening dat in de grondstoffenstrategie van de EU de verschillen dienen door te klinken tussen ontwikkelde en grote opkomende economieën enerzijds en minst ontwikkelde landen anderzijds;

61. benadrukt dat de kwestie van de toegang tot grondstoffen opgenomen moet worden in beleidsmaatregelen met het oog op vredestichting en conflictpreventie, daar in bepaalde regio's veel conflicten weer zijn opgelaaid;

62. is van oordeel dat ontwikkelingsbeleid landen kan helpen hun rijkdom aan grondstoffen te gebruiken voor duurzame en inclusieve groei, onder andere door het verbeteren van governance en het vergroten van transparantie; onderstreept het feit dat ontwikkelingsbeleid, inclusief het Stelsel van Algemene Preferenties, geen instrument van grondstoffendiplomatie is, maar is van mening dat het in het Europees grondstoffenbeleid een belangrijke ondersteunende rol kan spelen; verzoekt de Commissie derhalve voor samenhang tussen deze twee te zorgen; spreekt zijn voldoening uit over de opneming van expliciete garanties inzake niet-discriminerende toegang tot de grondstoffenmarkt in EU-handelsovereenkomsten en als een voorwaarde voor het lidmaatschap van de WTO; onderschrijft evenwel dat handelsovereenkomsten de nodige flexibiliteit moeten bieden om ontwikkelingslanden te helpen bruggen te slaan van de winningssector naar het lokale bedrijfsleven; is van oordeel dat de grondstoffensoevereiniteit van landen moet worden gerespecteerd, en verzoekt de Commissie in dit verband haar verzet tegen uitvoerheffingen in ontwikkelingslanden in evenwicht te brengen door een gedifferentieerde benadering toe te passen, waarin rekening wordt gehouden met de uiteenlopende situatie per land, zodat ontwikkelingsdoelen en industrialisatie van ontwikkelingslanden niet in gevaar worden gebracht; wijst erop dat vrije en eerlijke handel van cruciaal belang is voor de ontwikkeling van de mondiale grondstoffensector en voor de totstandbrenging van welvaart in alle samenlevingen; stelt vast dat inkomsten uit grondstoffen een belangrijke rol kunnen spelen door minst-ontwikkelde landen in staat te stellen de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken;

63. vreest dat het herziene grondstoffeninitiatief geen verwijzing bevat naar het SAP of SAP+ en evenmin alternatieve handelsstimulansen voor de bevordering van de mensenrechten, milieunormen, vermijding van kinderarbeid en steun voor binnenlandse hervormingen voorstelt voor landen die buiten deze regelingen vallen; verzoekt de Commissie diversificatie-initiatieven in ontwikkelingslanden die zeer afhankelijk zijn van bepaalde grondstoffen, te steunen en te stimuleren;

64. verzoekt de Commissie ontwikkelingslanden te helpen bij het oplossen van de informatieasymmetrie bij het voeren van onderhandelingen over grondstoffen- en mijnbouwcontracten door middel van het opbouwen van capaciteit, en te helpen bij onderhandelingen over technologie-overdracht, zowel op nationaal niveau, als tussen plaatselijke gemeenschappen;

65. onderstreept de rol die sociaal verantwoord ondernemen speelt bij het in acht nemen van hoge milieu-, sociale en arbeidsnormen in derde landen en het toepassen van de best beschikbare technologieën; is van oordeel dat deze via de relevante kanalen, zoals de G8 en de G20, de WTO, de OESO, UNCTAD, UNEP en het Internationaal Panel voor duurzaam beheer van de hulpbronnen, de internationale metaalstudiegroepen en andere organen, moeten worden gepromoot; spreekt in dit verband zijn waardering uit voor de positieve bijdragen die worden geleverd door het Global Compact van de VN; verzoekt EU-ondernemingen een passende gedragscode te ontwikkelen voor activiteiten in derde landen en aan hun werkzaamheden de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en ISO 26000 ten grondslag te leggen; verzoekt de Commissie maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat Europese bedrijven die in derde landen delfstoffen winnen zich aan sociale, milieu- en arbeidsnormen houden; verzoekt de Commissie met een eigen voorstel te komen over verslaglegging per land inzake conflictmineralen en het voorbeeld te volgen van de Amerikaanse Dodd-Frankwet door winningsondernemingen wettelijk te verplichten de inkomstenbetalingen die zij verrichten aan gastlanden voor ieder project waarin zij investeren in ieder land waar zij actief zijn te publiceren; steunt het transparantie-initiatief voor de extractie-industrie (EITI) en het mondiaal netwerk Publiceer wat je betaalt (PWJB); is van oordeel dat deze normen in het bijzonder moeten worden toegepast op projecten waaraan EU-financiering, bijvoorbeeld via de EIB, wordt toegekend; dringt er bij de EU op aan te onderzoeken hoe de invoer van onwettig verhandelde of gewonnen delfstoffen kan worden voorkomen; verzoekt de Commissie te onderzoeken of de zogenaamde 'fingerprinting'-technologie in dit verband kan worden gebruikt en proefprojecten op basis van de ervaringen die met de 'coltan'-vingerafdruk zijn opgedaan, te bevorderen; verzoekt de EIB regelmatig een analyse te maken van de gevolgen die haar leningsactiviteiten naar verwachting zullen hebben op de winningsindustrie;

66. uit zijn ernstige bezorgdheid over de talloze goed gedocumenteerde gevallen van Europese ondernemingen die zich schuldig maken aan schending van milieu- en arbeidsnormen en mensenrechten;

67. herhaalt dat initiatieven om meer transparantie in de mijnbouwsector te scheppen in feite in het belang zijn van het bedrijfsleven, rechtszekerheid kunnen scheppen, duurzame partnerschappen voor de lange termijn kunnen creëren en een waarborg kunnen zijn tegen heropening van onderhandelingen of uitzetting; merkt op dat bepaalde problemen aangepakt moeten worden en dat bij sommige overeenkomsten vertrouwelijkheid nodig is, maar dat er toch openbare controle moet zijn; merkt op dat de Ghanese wet inzake het beheer van olieopbrengsten een goed voorbeeld is van een wet die voorziet in een bepaalde mate van vertrouwelijkheid enerzijds en waarborging van parlementaire controle anderzijds;

68. is van mening dat EU-bedrijven in eigen land juridisch aansprakelijk moeten zijn voor elke schending van mensenrechten, milieunormen of belangrijke ILO-arbeidsnormen door hun filialen in het buitenland en door entiteiten waarover zij zeggenschap hebben;

69. verzoekt de EIB en de Commissie om, voordat zij beslissen over het ondersteunen van winningsindustrieën in de ontwikkelingslanden, zorgvuldiger te bekijken of projecten bijdragen aan uitroeiing van de armoede, duurzame ontwikkeling en inclusieve groei;

70. is bezorgd over de voortdurende handel in en het gebruik van mineralen die afkomstig zijn uit conflictgebieden, waarbij de winning gewelddaden en onaanvaardbare illegale activiteiten met zich brengt; verzoekt de Commissie, de EDEO, de Raad en de lidstaten rekening te houden met deze situatie in het kader van hun betrekkingen met derde landen; dringt er bij de Commissie en de strategische bevoorradingslanden van de EU op aan samen werk te maken van de ontwikkeling van doeltreffende systemen voor de traceerbaarheid van grondstoffen, vanaf de invoer tot en met recycling of storten, en een wederzijds bindend certificeringsstelsel voor grondstoffen en hun distributieketens (Certified Trading Chains) in te voeren, om eerlijke handel te kunnen waarborgen en met name om oneerlijke handel in grondstoffen uit crisisgebieden te verhinderen; verzoekt de Commissie met de relevante internationale instellingen (VN, OESO, IAO) samen te werken om de beste certificeringspraktijken vast te stellen en de harmonisatie ervan te bewerkstelligen;

71. benadrukt dat de financiële markten een belangrijke rol kunnen spelen om zowel producenten als gebruikers van grondstoffen tegen risico's in te dekken; verzoekt de Commissie maatregelen te nemen om transparantie op de grondstoffenmarkten te garanderen en onverantwoorde grondstoffenspeculatie, die leidt tot misbruik van de grondstoffenmarkt, afdoend te voorkomen indien dit na een grondige empirische analyse noodzakelijk wordt geacht; wijst erop dat hiertoe ook desbetreffende initiatieven in het kader van de G8- en de G20-onderhandelingen behoren;

72. is bezorgd over de gevolgen van de derivatenmarkten voor de prijsontwikkeling van grondstoffen; is van mening dat de OTC-derivatenmarkten efficiënter moeten worden gecontroleerd; steunt in deze context maatregelen zoals meer transparantie op het gebied van OTC-derivaten onder toezicht van de EAEM; is van mening dat dergelijke maatregelen meer zekerheid kunnen bieden voor beleggers en kmo's, alsook meer planningszekerheid voor de Europese producenten;

73. is verheugd over hetgeen in de OESO, de G8 en de G20 ten aanzien van grondstoffen en duurzaamheid wordt gedaan en onderstreept dat de grondstoffendialoog in de G20 moet worden voortgezet om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen; is daarnaast verheugd over de bereidheid van de leden van de G8 en de G20 om de strijd aan te gaan met prijsvolatiliteit en dringt aan op de ontwikkeling van concrete maatregelen om speculatie op dit gebied terug te dringen; verzoekt de Commissie de werkzaamheden te bevorderen die de OESO verricht naar de gevolgen van uitvoerbeperkingen en hun gebruik als beleidsinstrument; steunt de participatie van niet-OESO-landen in deze gesprekken; dringt aan op een strategische samenwerking tussen de EU, de VS en Japan ten aanzien van kritieke grondstoffen, teneinde door middel van het uitwisselen van vraag- en aanbodgegevens, gemeenschappelijke ramingen, het uitwisselen van goede praktijken, technische kennis en octrooien, het analyseren van bevoorradingsketens, onderzoek naar de mogelijkheden voor het aanleggen van gemeenschappelijke strategische voorraden en het ontwikkelen van gemeenschappelijke O&O-projecten tot een mondiale grondstoffenmonitoring te komen; is van mening dat deze kwesties aan bod moeten komen op de volgende EU-VS-topbijeenkomsten; verzoekt de Commissie, waar het gaat om grondstoffen, "track II diplomacy" te bevorderen door financiële steun te verlenen aan uitwisselingen tussen niet-gouvernementele organisaties, universiteiten en denktanks uit de EU en uit landen die over aanzienlijke hulpbronnen beschikken; verzoekt de Commissie in samenwerking met landen die over aanzienlijke hulpbronnen beschikken op gezette tijden evenementen rond het thema grondstoffen te organiseren, naar het voorbeeld van de "Metal Saloons"van JOGMEC; verzoekt de Commissie daarnaast te onderzoeken of een internationaal initiatief met betrekking tot statistieken over kritieke grondstoffen kan worden gelanceerd naar het voorbeeld van het Joint Organisations Data Initiative (JODI) en te bezien of een internationale overeenkomst inzake metalen een nuttig instrument zou kunnen zijn; verzoekt het Europees Defensieagentschap overeenkomstig artikel 42, lid 3, van het VEU te helpen bij het identificeren van maatregelen ter versterking van de industriële en technologische grondslag van de defensiesector wat grondstoffen betreft;

Landbouwproducten en grondstoffenmarkten

74. sluit zich aan bij de analyse van de Commissie met betrekking tot landbouwproducten in de context van de wereldwijde continuïteit van de voedselvoorziening, bij afnemende wereldwijde voedselvoorraden en toenemende bevolking en honger, en vanuit marktperspectief extreme prijsvolatiliteit bij voedings- en voedermiddelen, de tekortkomingen van de voedsel- en voedermiddelenketen en de rol van financiële instrumenten en speculatie als mogelijke en grondig te onderzoeken oorzaak van instabiliteit; herinnert aan het feit dat vier EU-lidstaten tot de landen behoren die bijzonder kwetsbaar zijn als het om stijging van de voedselprijzen gaat;

75. eist dat er zorgvuldig aandacht wordt besteed aan de fundamentele onzekerheid omtrent de toenemende interactie tussen de prijsbewegingen van energie en niet-energetische grondstoffen en dan met name voedsel;

76. dringt er, net als de Commissie, op aan dat de internationale gemeenschap een gecoördineerde langetermijnaanpak goedkeurt met betrekking tot de mondiale continuïteit van de voedselvoorziening, met inbegrip van grotere onderzoeksinspanningen en investeringen in de landbouw van ontwikkelingslanden, met name door middel van prioriteiten in het ontwikkelingsbeleid, ten einde hun weerbaarheid tegen schokken op de voedselmarkt en hun capaciteit om zich aan dergelijke schokken aan te passen te vergroten;

77. steunt de recente inspanningen van de G20 met betrekking tot beleidsreacties op prijsvolatiliteit op de voedsel- en landbouwmarkten, waaronder een betere uitwisseling van informatie over de verwachtingen met betrekking tot de voedselproductie, en onderstreept de noodzaak van grotere transparantie en tijdigere informatie over voedselvoorraden;

78. is ingenomen met het gezamenlijke communiqué van de derde top van landbouwministers op 22 januari 2011 in Berlijn, dat door 48 landen werd ondertekend, en dat oproept tot een beter functioneringsvermogen van de landbouwmarkten, en het belang van de handel erkent voor de ontwikkeling van een balans tussen de verschillende actoren op de landbouwmarkten en voor een betere toegang voor de landbouwers tot grondstoffen en energie;

79. verzoekt de Commissie om een verslag inzake financiële derivaten en grondstoffenregelgeving ten einde te kunnen vaststellen of er, gezien het specifieke karakter van de sector, voor de landbouwgrondstoffen aparte wetgeving moet komen; spreekt zijn steun uit aan de recente voorstellen van de Commissie over de regulering van otc-derivaten en de publieke raadpleging over de MiFiD-richtlijn; is van mening dat niets ontziende speculatie, uitwassen en misbruik op derivatenmarkten dringend aangepakt moeten worden;

80. verzoekt de Commissie concrete maatregelen voor te stellen om de continuïteit van de voedselvoorziening te waarborgen, de instabiliteit van de markt aan te pakken en de werking van de derivatenmarkten voor landbouwgrondstoffen in het kader van een duurzame algemene verantwoordelijkheid te versterken;

o

o       o

81. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de lidstaten.

TOELICHTING

Inleiding

De Europese industrie ondervindt steeds grotere problemen bij de bevoorrading met grondstoffen. Dit geldt in het bijzonder voor de 14 kritieke grondstoffen die de Commissie heeft geïdentificeerd. De toenemende mondiale vraag in combinatie met een achterblijvend aanbod ten gevolg van lange aanlooptijden in de mijnbouwindustrie en het feit dat grondstoffenrijke landen steeds vaker uitvoerbeperkingen hanteren, drijven niet alleen de prijzen tot recordhoogte op, zoals de prijs van koper, maar resulteren ook in potentiële tekorten. Bovendien geldt dat de EU voor veel grondstoffen, en met name kritieke grondstoffen, in hoge mate van importen afhankelijk is. Wat zeldzame aardmetalen betreft, is China een typisch voorbeeld; het land controleert momenteel 97% van de mondiale productie en beperkt de export.

Dit is cruciaal want de toekomst van de EU-industrie staat of valt per slot van rekening in belangrijke mate met deze niet-energie-, niet-landbouwgrondstoffen. Deze grondstoffen zijn met name van belang voor de omvorming tot een koolstofarme en duurzame economie, aangezien zij in high-techproducten als katalysatoren en batterijen worden gebruikt, en bij de uitbouw van hernieuwbare energieën.

Schaarste aan grondstoffen kan daarnaast gevolgen hebben voor de internationale politieke arena, uitmondend in een 'gevecht' om grondstoffen en een steeds groter wordende kloof tussen grondstoffenrijke en grondstoffenarme landen. Niemand is bij zo'n scenario gebaat. Dit zijn de redenen dat er nieuwe benaderingen moeten worden ontwikkeld voor niet-energie, niet-landbouwgrondstoffen, en met name de grondstoffen die als het meest kritiek zijn geïdentificeerd, waarbij innovatie en innovatiebevordering sleutelbegrippen zijn, teneinde uiteindelijk zogenaamde 'zero sum'-situaties te vermijden.

In dit verband is het grondstoffeninitiatief een belangrijke eerste stap. De Europese Unie heeft behoefte aan een coherente en gerichte strategie met prioritaire acties, in het bijzonder voor de meest kritieke grondstoffen. Hiertoe moet de Commissie niet alleen differentiëren tussen adequate aandacht voor het grondstoffeninitiatief en grondstoffenmarkten, maar ook een werkgroep Grondstoffen in het leven roepen waarin vertegenwoordigers van alle relevante DG's zitting hebben. Zo'n interdepartementale werkgroep moet prioritaire acties in kaart brengen voor kritieke grondstoffen, in het bijzonder zeldzame aardmetalen, en voor strategische samenhang zorgen. Frankrijk en de VS beschikken reeds over dergelijke werkgroepen.

Een strategie voor industriële innovatie ter waarborging van de bevoorrading met grondstoffen en van ons concurrentievermogen

Elke grondstoffenstrategie zal uiteindelijk in het bijzonder gericht moeten zijn op een meer innovatief gebruik van grondstoffen door het Europese bedrijfsleven, aangezien dit een belangrijke bijdrage zal leveren aan ons concurrentievermogen, duurzaamheid en de bevoorradingszekerheid. De grondstoffenuitdaging moet omgevormd worden tot een kans voor Europa's bedrijfsleven door middel van het aanboren van ons innovatie- en O&O-potentieel, één van de sleutelaspecten van het vlaggenschipinitiatief van de Commissie 'Het industriebeleid voor Europa', het vlaggenschipinitiatief Grondstoffenefficiëntie en van een innovatiepartnerschap inzake grondstoffen. Indien andere landen op het gebied van grondstoffen met ons concurreren, moeten we ons richten op onze eigen sterke punten, te weten in het bijzonder onze innovatiecapaciteit en onze sterke traditie op het vlak van onderzoek en ontwikkeling.

Het op de gebieden grondstoffenefficiëntie, cradle-to-cradle recycling, vervanging en duurzame mijnbouw doen gelden van deze sterke punten zal cruciaal zijn. Zo heeft het Duitse agentschap voor grondstoffenefficiëntie berekend dat met de toepassing van efficiëntere processen jaarlijks ongeveer 100 miljard euro kan worden bezuinigd. Deze kostenbesparing zou het concurrentievermogen dramatisch doen toenemen. Tegelijkertijd leidt dit tot een verlaging van de CO2-emissies en van het grondstoffengebruik, hetgeen de zekerheid van onze grondstoffenbevoorrading ten goede komt doordat het de vraag doet afnemen. Hetzelfde geldt voor recycling, hetgeen een positieve bijdrage levert aan de bestrijding van klimaatverandering. Zo is volgens de industrie de productie van aluminium met gerecycleerd materiaal 95% minder belastend dan de productie van aluminium op basis van oergrondstoffen. Voor recycling is ook 'urban mining' een goede bron. Nog een stap verder is het opnieuw openen van oude stortplaatsen. Volgens de industrie kunnen, ook indien slechts 4% van de stortplaatsen uit metalen en schroot bestaan, alleen al in Duitsland miljoenen tonnen daarvan worden teruggewonnen. Tot slot zorgt de recyclingsector voor veel werkgelegenheid en zijn er wat dit aspect betreft nog groeimogelijkheden. In dit verband is het belangrijk deze sector te steunen en te versterken, onder andere door ervoor te zorgen dat recycling altijd voorrang krijgt op verbranding.

Andere landen hebben reeds serieuze stappen gezet. Zo legt bijvoorbeeld Japan bijna 1 miljard euro op tafel, op voorwaarde dat het bedrijfsleven hetzelfde doet, voor het bevorderen van grondstoffenefficiëntie, recycling en andere maatregelen om zichzelf wat zeldzame aardmetalen betreft in een betere positie te manoeuvreren. In dit verband heeft het land zichzelf een voorlopige doelstelling gesteld van het met een derde verminderen van het gebruik van zeldzame aardmetalen.

De EU moet ervoor zorgen dat zij op het vlak van concurrentievermogen niet voorbij wordt gestreefd doordat andere landen op het gebied van efficiëntie winst boeken. We beschikken over voldoende beleidsmaatregelen om ons toekomstige concurrentievermogen veilig te stellen, zoals ecodesign, FP7- en FP8-financiering, recycling en andere creatieve economische prikkels, waarmee we de broodnodige grondstoffen- en materialeninnovatie kunnen aanzwengelen.

Tegen deze achtergrond heeft een innovatiepartnerschap met betrekking tot grondstoffen overduidelijk urgentie. Een ander cruciaal aspect is vervanging en dit moet beter in het grondstoffeninitiatief van de Commissie tot uitdrukking komen. Hetzelfde geldt voor veranderingen in levensstijl en sociale innovaties, zoals eco-leasing en -sharing. Het vaststellen van voorlopige doelen is ook belangrijk voor het ontwikkelen van een visie. De EU moet ernaar streven haar grondstoffenefficiëntie per jaar met 3% te verbeteren en haar grondstoffengebruik te reduceren tot 6‑10 ton per hoofd van de bevolking in 2050.

Duurzame mijnbouw speelt in dit verband ook een belangrijke rol. De EU beschikt over natuurlijke grondstoffenvoorraden, bijvoorbeeld zeldzame aardmetalen in Zweden, en blijft haar geologische kennisbasis verbreden middels projecten als PRO-MINE. Dit werk kan worden geïntensiveerd door verbetering van de samenwerking tussen de verschillende nationale geologische onderzoeken die door de Commissie worden gepland. Tegelijkertijd beschikt de EU over een goede basis voor de verantwoorde extractie van niet-energiegrondstoffen in de vorm van haar NATURA 2000-richtsnoeren. Ook hier kan de EU nog winst boeken door betere, meer duurzame en doeltreffender mijnbouwtechnologieën te ontwikkelen. Met name meer milieuvriendelijke mijnbouwtechnologieën zijn van groot belang, zeker ook omdat bij de winning van sommige grondstoffen, bijvoorbeeld zeldzame aardmetalen, radioactiviteit vrij kan komen. Dit soort technologieën, in combinatie met hoge milieu- en sociale normen, zullen niet alleen zorgen voor evenwicht tussen duurzaamheid en bevoorradingsveiligheid, maar ook, indien deze voorwaarden stelselmatig worden gehandhaafd en verbeterd, voor een betere reputatie van Europese ondernemingen. Dit zal er uiteindelijk toe leiden dat Europese bedrijven sneller voet aan de grond krijgen in grondstoffenrijke landen, wanneer die landen de meerwaarde erkennen van samenwerking met EU-bedrijven die EU-normen hanteren in tegenstelling tot andere bedrijven van buiten de EU.

Grondstoffendiplomatie

Ook met een strategie voor industriële innovatie die zich op een lager grondstoffengebruik en meer recycling richt, en ondanks het binnenlandse duurzaamheidspotentieel, zal de Unie voor de bevoorrading met grondstoffen ongetwijfeld afhankelijk blijven van externe leveranciers. Grondstoffendiplomatie is derhalve van cruciaal belang.

De EU moet in dit verband voor alle betrokken partijen gunstige partnerschappen aangaan, dat wil zeggen partnerschappen die voor zowel de grondstoffenrijke landen, als de EU een 'win-win'-situatie opleveren. Naast een partnerschap Afrika-EU, valt te denken aan partnerschappen met Oost-Europa, Latijns-Amerika en Azië. China is een potentiële prioritaire partner, aangezien dat land de meeste kritieke zeldzame aardmetalen produceert. Ook zal moeten worden gedifferentieerd tussen de verschillende landen en hun economische ontwikkeling. De "infrastructuur-in-ruil-voor-grondstoffen"-benadering is bijvoorbeeld slechts op een bepaald aantal ontwikkelingslanden toepasbaar. Hier zouden Europese bedrijven industrieclusters kunnen vormen bestaande uit extractie- en bouwbedrijven. Voor andere landen, in het bijzonder grondstoffenrijke landen met een hoog ontwikkelingsniveau, is zo'n model daarentegen überhaupt niet interessant. Voor deze landen is een "grondstoffen-in-ruil-voor-technologie-en-know how"-benadering veel geschikter. Een dergelijke benadering zou gebruikt kunnen worden in de betrekkingen met China. Zo hebben we voor een bepaalde, korte periode, in feite tot het moment waarop we kunnen terugvallen op nieuwe mijnbouwactiviteiten in landen zoals de VS, Canada en Australië, behoefte aan toegang tot China's zeldzame aardmetalen. Op zijn beurt is Peking voor eenzelfde soort periode, en totdat het zijn eigen capaciteit voor het ontwikkelen van spitstechnologie heeft vergroot, uitermate geïnteresseerd in onze high tech. Dit is een goede basis voor het doen van zaken.

Tegelijkertijd kan de EU onderzoeken hoe op andere dan financiële wijze kan worden bijgedragen aan de oprichting van een grondstoffenholding bestaande uit een groot aantal Europese bedrijven voor het inkopen van grondstoffen. Andere bedrijven opteren misschien voor een strategie van verticale integratie ter vergroting van hun zekerheid van bevoorrading met grondstoffen.

De Commissie moet erop toezien dat het Europese bedrijfsleven zich bij activiteiten in het buitenland aan milieu- en sociale normen houdt, ten einde de betrekkingen met grondstoffenrijke landen van een steviger fundament te voorzien. In dit verband zou de EU zich kunnen aansluiten bij de Amerikaanse Dodd-Frankwet en van bedrijven verlangen dat zij openheid van zaken verschaffen indien hun grondstoffen uit conflictregio's afkomstig zijn, en van extractiebedrijven dat zij hun betalingen aan buitenlandse regeringen openbaar maken, ter vergroting van de transparantie en ter waarborging van goed bestuur. Om grondstoffenrijke landen een geloofwaardig partnerschapsaanbod te kunnen doen, moet de EU voor dit doel niet het ontwikkelingssamenwerkingsinstrument misbruiken. Dit geldt in het bijzonder voor het stelsel van algemene preferenties en het Europees Ontwikkelingsfonds. In plaats daarvan moet de EU grondstoffenrijke landen helpen bij het aanpakken van reële problemen, zoals de informatieasymmetrie bij het voeren van onderhandelingen over grondstoffen- en mijnbouwcontracten, aangezien veel regeringen niet over de expertise beschikken om goed te kunnen beoordelen wat de waarde is van hun natuurlijke rijkdommen en er dientengevolge moeilijk in slagen gunstige overeenkomsten te sluiten.

Tot slot, maar daarom niet minder belangrijk, moet de EU met andere industrie- en opkomende landen samenwerken, ten einde synergieën tot stand te brengen. Naast samenwerking in en met de OESO en de G8/G20 moet de EU streven naar coöperatie met de VS en Japan. Dit zou het uitwisselen van gegevens en het creëren van gemeenschappelijke O&O-programma's kunnen omvatten.

Om de grondstoffenuitdaging uiteindelijk het hoofd te kunnen bieden, heeft de EU behoefte aan een alomvattende en geïntegreerde strategie met korte- en langetermijnmaatregelen voor in de Unie en daarbuiten, in het bijzonder ten aanzien van de kritieke grondstoffen zoals zeldzame aardmetalen. De kern hiervan moet worden gevormd door een strategie voor industriële innovatie die stoelt op grondstoffenefficiëntie en recycling, aangezien dat de enige maatregelen zijn die doeltreffend kunnen inspelen op de drievoudige uitdaging van het waarborgen van het toekomstige concurrentievermogen, duurzaamheid en bevoorradingszekerheid.

ADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheiD (*) (28.6.2011)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake een doeltreffende grondstoffenstrategie voor Europa
(2011/2056(INI))

Rapporteur voor advies (*): Judith A. Merkies

(*) Medeverantwoordelijke commissie - Artikel 50 van het Reglement

SUGGESTIES

De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  is verheugd over de mededeling van de Commissie over "Grondstoffen en grondstoffenmarkten: uitdagingen en oplossingen" (COM(2011)0025 en met name over het feit dat hierin het accent wordt gelegd op grondstoffen en teruggewonnen grondstoffen uit minerale en biotische hulpbronnen alsmede op hulpbronnenefficiëntie en recycling, dat het belang wordt erkend van nuttige toepassing van stedelijk afval ("urban mining") als waardevolle bron voor terugwinning, d.w.z. hergebruik, upcycling en recycling van grondstoffen en dat het vaste voornemen wordt uitgesproken om aandacht te besteden aan de drie hoofdaspecten van deze uitdaging, te weten het garanderen van een billijke en duurzame grondstoffenvoorziening via de internationale markten, het bevorderen van een duurzame bevoorrading in de EU en het bevorderen van het efficiënte gebruik van hulpbronnen en recycling;; merkt op dat recycling vaak tot een waardeverlaging van de betrokken grondstoffen leidt en dat meer aandacht moet worden besteed aan upcycling waarbij teruggewonnen grondstoffen een hogere waarde opleveren; wijst op het potentieel van hergebruik als aparte categorie om de levensduur van producten te verlengen en dringt bij de Commissie aan op de ontwikkeling van hergebruik, met name in het kader van haar beleid inzake ecologisch ontwerp en haar afvalbeleid; betreurt evenwel dat het ontbreekt aan voorstellen van de Commissie voor concrete maatregelen en waarschuwt dat de verklaarde doelstellingen zonder dergelijke maatregelen waarschijnlijk niet zullen worden bereikt;

2.  benadrukt dat – vooral met betrekking tot grondstoffen – een coherent beleid, een strategische visie voor de lange termijn en een tussen alle betrokken actoren, met name bij de Commissie, gecoördineerde aanpak van het grootste belang zijn;

3.  beklemtoont dat verdere gegevens en meer studies nodig zijn om een gerichte aanpak te waarborgen, met name met betrekking tot analyses van afvalstromen, maar ook wat betreft het potentieel aan innovatieve technologieën op het gebied van recycling en vervanging;

4.  is verheugd over het feit dat de Commissie het belang erkent van nuttige toepassing van stedelijk afval ("urban mining") als waardevolle bron voor terugwinning, recycling en upcycling van grondstoffen, en is van mening dat er dringend behoefte bestaat aan meer informatie over "urban mining"; verzoekt de Commissie derhalve om vooral het potentieel, maar ook de mogelijke beperkingen van een dergelijke nuttige toepassing te evalueren; wijst op het potentieel van hergebruik als aparte categorie om de levensduur van producten te verlengen en dringt bij de Commissie aan op de ontwikkeling van hergebruik;

5.  merkt op dat terugdringing van het gebruik, afvalpreventie en hergebruik fundamentele elementen zijn van de overgang naar een hulpbronnenefficiënte economie;

6.  benadrukt dat het gezien de groei van de wereldbevolking, het toenemende gebruik en de doelstellingen voor economische groei in de EU meer dan ooit van belang is groei en grondstoffengebruik van elkaar los te koppelen; dringt er derhalve op aan dat reductiedoelstellingen worden vastgesteld om het gebruik van grondstoffen te stabiliseren en stelt een robuuste en betrouwbare methode voor voor het meten van grondstoffenefficiëntie, wat zou resulteren in jaarlijkse sectorale hulpbronnenreductiedoelstellingen van de EU; is van oordeel dat vooruitgang bij de verwezenlijking van deze doelstellingen en de tenuitvoerlegging van flankerend beleid door de lidstaten in kaart dient te worden gebracht door het Europees semester, het rapportagesysteem om het begrotings- en structuurbeleid van de lidstaten te coördineren en te controleren; erkent dat de drie in de mededeling genoemde "pijlers" noodzakelijk zijn om aan de toekomstige groeiende vraag naar grondstoffen te kunnen voldoen, maar stelt voor om tussen die pijlers een duidelijke rangorde vast te leggen, waarbij prioriteit wordt gegeven aan hulpbronnenefficiëntie en recycling, dan pas aan duurzame winning in de EU en in de laatste plaats aan billijke en duurzame toegang tot grondstoffen uit derde landen; onderstreept dat een op grondstoffenefficiëntie gericht beleid onderdeel moet zijn van een geïntegreerde aanpak waarin de beste elementen van de bestaande Europese milieuwetgeving, die betrekking heeft op de grondstoffenefficiëntie in verschillende sectoren, worden opgenomen; onderstreept eveneens de noodzaak van een heldere, wetenschappelijk gefundeerde definitie van "grondstoffenefficiëntie";

7.  dringt er bij alle actoren op aan het bewustzijn voor de concurrentie met betrekking tot het gebruik van grondstoffen aan te scherpen; dringt bij de Commissie aan op onderzoek naar de ontwikkeling van een hiërarchie van grondstoffen ter stimulering van een brede discussie over het gebruik van grondstoffen overeenkomstig hun hoogste toegevoegde waarde zonder dat afbreuk wordt gedaan aan het milieu; verzoekt de Commissie de concurrentie rond deze grondstoffen in kaart te brengen en onnodig gebruik van grondstoffen aan te pakken;

8.  verzoekt de Commissie om gegevens te vergaren, te analyseren en te publiceren over de beschikbaarheid en toegankelijkheid van en de handel in grondstoffen en teruggewonnen grondstoffen op EU-niveau; is voorts van mening dat gegevens dienen te worden verzameld met het oog op een vergelijkende analyse met betrekking tot grondstofeigenschappen, vervangingsmogelijkheden, een zo efficiënt mogelijk gebruik en de uitwisseling van beste praktijken;

9.  benadrukt dat het van belang is een levenscyclusbenadering voor grondstoffen te ontwikkelen, te bevorderen en concreet gestalte te geven, waarbij de gevolgen voor het milieu worden vastgesteld en de externe milieukosten verbonden aan de winning en het gebruik van grondstoffen worden geïnternaliseerd en waarmee de hoogste kwaliteit en levensduur ervan wordt verlengd, en dat indicatoren nodig zijn om een efficiënt en effectief gebruik van de hulpbronnen te meten;

10. wijst op het belang dat in dit verband aan volledige tenuitvoerlegging van de ecodesign-richtlijn[1] toekomt, waarbij naast energie-efficiëntie tevens aandacht dient te worden besteed aan hulpbronnenefficiëntie en andere milieueffecten; pleit er bovendien voor om in alle uitvoeringsmaatregelen die vanaf 2013 worden vastgesteld, een verplichting tot recycling en vereisten inzake hulpbronnen op te nemen; is van mening dat actief aandacht moet worden besteed aan de rol van ontwerpers en wetenschappers wanneer het erom gaat een efficiënt en effectief gebruik van grondstoffen gedurende de gehele levenscyclus van producten te waarborgen, aangezien hoogwaardige recycling alleen mogelijk is als sprake is van een geheel gesloten voorzieningskringloop en alle belanghebbenden samenwerken om een hoog terugwinningspercentage te bereiken;

11. onderstreept dat innovatie een voorwaarde is om de nieuwe uitdagingen het hoofd te kunnen bieden en dat grondstoffenefficiëntie een integrerend onderdeel moet zijn van een beleid dat gericht is op het bevorderen van onderzoek en innovatie, waarmee de concurrentiekracht van de Europese bedrijven wordt bevorderd;

12. spoort de Commissie aan een recyclingstrategie te ontwikkelen waarbij de terugwinning zo dicht mogelijk bij de afvalbron plaatsvindt, met inbegrip van afvalwaterzuivering, aangezien zo een groter percentage grondstoffen kan worden herwonnen, het verloren gaan van grondstoffen kan worden voorkomen, de negatieve gevolgen voor het milieu kunnen worden beperkt en mogelijk een hogere energie-efficiëntie kan worden bereikt;

13. verzoekt de Commissie en de lidstaten het gebruik en de ontwikkeling van passende economische instrumenten, met inbegrip van prikkels ter stimulering van de producentenverantwoordelijkheid, verder uit te breiden om een efficiënt grondstoffengebruik te bevorderen en te zorgen voor een grotere mate van herbruikbaarheid, re- en upcycleerbaarheid, herbewerkbaarheid, demontage en terugwinning van grondstoffen; verzoekt de Commissie met name om herziening van de ecodesign-richtlijn, de richtlijn autowrakken[2], de AEEA-richtlijn[3] en de richtlijn inzake batterijen[4]; wijst in dit verband op het belang van een doeltreffende kringloopeconomie;

14. roept de Commissie en de lidstaten op om voorlichtings- en bewustwordingscampagnes te organiseren voor consumenten, met het oog op gebruik van uit recycling verkregen producten;

15. is van mening dat (een zo volledig mogelijke) recycling van materialen niet alleen belangrijk is om schade aan het milieu tegen te gaan aan het einde van de levensduur (afvalstoffen) en om bij te dragen aan een oplossing voor de schaarste van verschillende primaire grondstoffen, maar ook om kansen te scheppen voor de ontwikkeling van de lokale industrie; dringt bij de Commissie aan op steun om deze kansen, die in de huidige crisissituatie van essentieel belang zijn, concreet gestalte te geven;

16. verzoekt de Commissie een bewakingsketen, onderworpen aan een passende effectbeoordeling, voor alle grondstoffen te creëren waarbij de producent wordt geïnstrueerd de herkomst van de grondstoffen te vermelden met behulp van een transparant systeem overeenkomstig bestaande voorbeelden (zoals Verordening (EU) nr. 995/2010 inzake hout), wat de toekomstige ontwikkeling van duurzaamheidscriteria voor grondstoffen mogelijk maakt;

17. dringt aan op een goede en snelle tenuitvoerlegging van de kaderrichtlijn afvalstoffen[5], een geleidelijk in te voeren verbod op het storten van recycleerbare grondstoffen, de ontwikkeling van ecodesigncriteria ter waarborging van de recycleerbaarheid van de overgrote meerderheid van de in de handel gebrachte producten en strenge en ambitieuze efficiencycriteria voor verbranding met terugwinning van energie die gericht moeten zijn op hergebruik en recycling van grondstoffen in plaats van verbranding, om op die manier zoveel mogelijk bruikbare grondstoffen zo vroeg mogelijk en zo dicht mogelijk bij de afvalbron terug te winnen, teneinde het verloren gaan van grondstoffen te voorkomen, negatieve gevolgen voor het milieu te verminderen en de energie-efficiëntie te verhogen;

18. verzoekt de Commissie een voorstel tot wijziging van de Richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen[6] in te dienen en de in artikel 5, lid 2, genoemde doelstellingen bij te werken en uit te breiden; is verder van mening dat de in de kaderrichtlijn afvalstoffen bedoelde reductiedoelstelling van het verbod op het storten van biologisch afbreekbaar stedelijk afval vanaf 2020 dient te worden uitgebreid tot alle biologisch afbreekbare afvalstoffen en dat een reductiedoelstelling van 5% moet worden vastgesteld;

19. stemt in met de analyse van de Commissie dat een betere uitvoering en handhaving van de bestaande afvalwetgeving van essentieel belang is, wil men een efficiënt gebruik van hulpbronnen in Europa bevorderen, en verzoekt de Commissie derhalve om uiterlijk eind 2011 een voorstel in te dienen voor de oprichting van een Europees afvalagentschap in combinatie met een specifiek Europees orgaan voor het uitvoeren van rechtstreekse milieu-inspecties, aangezien een betere tenuitvoerlegging van de bestaande wetgeving naast voordelen voor het milieu en de menselijke gezondheid belangrijke economische voordelen zou opleveren en de toegang tot waardevolle secundaire grondstoffen zou verbeteren;

20. is van mening dat de doelstellingen met betrekking tot de inzameling en scheiding van afval die reeds in verschillende richtlijnen zijn vastgesteld, verder dienen te worden ontwikkeld en moeten worden afgestemd op een qua hoeveelheid en kwaliteit optimale terugwinning van grondstoffen in alle recyclingfasen: inzameling, demontage, voorbehandeling en recycling/raffinage;

21. verzoekt de Commissie de doelstellingen van het actieplan inzake biodiversiteit in de grondstoffenstrategie op te nemen om de band tussen economie en milieu te versterken en rekening te houden met de milieueffecten van winning, productie, gebruik en verwijdering van grondstoffen; dringt er bij de Commissie op aan de ontwikkeling van een strategische ruimtelijke ordening in alle lidstaten te steunen om de winning van grondstoffen met andere wensen op het gebied van ruimtelijke ordening in overeenstemming te brengen en om het milieu te beschermen en de biodiversiteit in stand te houden;

22. is verheugd over de ontwikkeling van instrumenten en indicatoren, zoals TEEB (studie naar de economische aspecten van ecosystemen en biodiversiteit), in het kader waarvan de monetaire waarde van biodiversiteit en ecosystemen wordt beoordeeld en belangrijke ramingen worden gedaan van de reële prijs van de winning, het gebruik en de verwijdering van grondstoffen, zodat externe kosten kunnen worden geïnternaliseerd; dringt er bij de Commissie op aan de ontwikkeling van dergelijke instrumenten en het gebruik ervan te promoten en te stimuleren;

23. wijst erop dat winningsactiviteiten moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de strengste normen voor veiligheid op de werkplek en milieubescherming, zodat ongevallen worden voorkomen en de getroffen gebieden worden hersteld;

24. merkt op dat, terwijl met de voor het milieu bijzonder gevaarlijke mijnbouwtechnologie op basis van cyanide uit een ton erts slechts twee gram goud kan worden geproduceerd, uit een ton gebruikte mobiele telefoons 150 keer zo veel - dat wil zeggen bijna 300 gram goud - kan worden gewonnen, zonder dat cyanide wordt gebruikt; herinnert de Commissie daarom aan de op 5 mei 2010 aangenomen resolutie van het Europees Parlement waarin de oproep is vervat tot een volledig verbod in de EU van de mijnbouwtechnologie op basis van cyanide voor het eind van 2011[7];

25. onderstreept de rol van maatschappelijk verantwoord ondernemen, inachtneming van de hoogste internationale milieu- en arbeidsnormen en toepassing van BBT (best beschikbare technieken); onderstreept verder de grote verantwoordelijkheid van ondernemingen om er bij de winning voor te zorgen dat de gezondheid van mensen die in de omgeving wonen, niet onder de winning te lijden heeft; verzoekt de Commissie zich aan te sluiten bij de geest van de Amerikaanse Dodd-Frankwet betreffende conflictmineralen en verzoekt haar met klem een wetgevingsvoorstel in te dienen; steunt het initiatief inzake transparantie van de winningsindustrieën (EITI);

26. onderstreept dat het ontwikkelingsbeleid geen instrument van grondstoffendiplomatie is; onderschrijft dat handelsovereenkomsten de nodige flexibiliteit moeten bieden om ontwikkelingslanden te helpen bruggen te slaan van de winningssector naar het lokale bedrijfsleven; is van oordeel dat de grondstoffensoevereiniteit van landen moet worden gerespecteerd, en verzoekt de Commissie in dit verband een gedifferentieerde benadering toe te passen, waarbij rekening wordt gehouden met de uiteenlopende situatie per land, zodat de ontwikkelingsdoelen en de industrialisatie van ontwikkelingslanden niet in gevaar worden gebracht;

27. benadrukt de noodzaak van samenhang met geformuleerde doelstellingen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en -hulp; is van mening dat ontwikkelingslanden met een grote rijkdom aan grondstoffen niet weer teruggedrukt moeten worden in de rol van netto exporteur van grondstoffen, maar juist hun eigen beleid moeten ontwikkelen op het gebied van industrie en ontwikkeling, en een belangrijkere plaats moeten krijgen in de waardeketen; kant zich tegen een neokoloniale visie, die schuilgaat achter de noemer "grondstoffendiplomatie";

28. dringt aan op de actieve invoering en bevordering van duurzamere economische modellen die zijn losgekoppeld van het grondstoffengebruik ten einde de beschikbaarheid van grondstoffen in de EU in de toekomst te waarborgen; verzoekt de Commissie nieuwe instrumenten te ontwikkelen (zoals "groene certificaten" ter bevordering van de toepassing van secundaire grondstoffen) die zijn gericht op een efficiënter gebruik van de hulpbronnen en een boemerangeffect moeten voorkomen; stelt voor dat de Commissie een alomvattende studie verricht naar economische leasingmodellen als alternatief voor eigendom van goederen en de gevolgen ervan voor grondstoffengebruik en terugwinning; benadrukt dat bewustmaking de belangrijkste uitdaging is in dit verband;

29. onderstreept dat een nieuwe indicator die niet alleen op het BBP is gebaseerd, maar ook op meting van het verbruik van hulpbronnen en de productiviteit van hulpbronnen, essentieel is voor de ontkoppeling van economische groei en het gebruik van grondstoffen;

30. vraagt aandacht voor de desastreuze gevolgen van speculatie met grondstoffen; is van mening dat de fysieke markt niet overschaduwd mag worden door de financiële markt van derivaten, die in de loop der jaren onevenredig is toegenomen in volume, waardoor het dringend noodzakelijk is geworden maatregelen op dit gebied te nemen; onderstreept het belang van officiële, betrouwbare informatie over de fysieke stromen en voorraden van grondstoffen;

31. dringt bij de Commissie aan op onderzoek naar de gevolgen van een belasting op minerale grondstoffen, ongebruikte gewonnen grondstoffen, niet-energie grondstoffen, het gebruik van water en land, en met name naar eventuele neveneffecten zoals niet-duurzame vervanging, belastingontduiking of een verschuiving van economische activiteiten naar derde landen, en verzoekt haar voorstellen voor daartoe strekkende EU-instrumenten in te dienen waarbij prioriteit wordt gegeven aan een efficiënt gebruik van hulpbronnen; wijst erop dat het belasten van primaire grondstoffen als metalen ertoe zou bijdragen de balans ten gunste van recycling in plaats van winning van nieuwe grondstoffen te verschuiven en de belastingdruk te verplaatsen van arbeid naar hulpbronnen;

32. spoort de Commissie aan verder te werken aan de voorbereiding van een innovatiepartnerschap inzake grondstoffen in het kader van het vlaggenschipinitiatief "Innovatie-Unie" en benadrukt dat het belangrijk is dat alle bij dit partnerschap betrokken instanties reeds in een vroeg stadium nauw samenwerken;

33. is van mening dat de verlenging van de levensduur van producten en daarmee ook die van grondstoffen en biotische materialen dient te worden bevorderd, aangezien de winning, het gebruik en de verwijdering ervan grote gevolgen hebben voor landgebruik, water, energie en vervoer; wijst erop dat de grondstoffenstrategie moet worden geïntegreerd in de bredere EU 2020-strategie en een essentieel onderdeel van de overkoepelende doelstellingen ervan moet vormen; dringt aan op meer gerichte innovatie op het gebied van hulpbronnenefficiëntie en wijst erop dat een hogere mate van efficiëntie bij het gebruik van grondstoffen van grote invloed is op de industrie en de vervoersector;

34. verzoekt de Commissie om gegevens te verzamelen over het in de EU aanwezige potentieel voor de terugwinning van grondstoffen door de nuttige toepassing van gestort afval ("landfill mining") en om normen te ontwikkelen voor de voorwaarden waaronder stortplaatsen kunnen worden afgegraven, ook voor de mogelijke terugwinning van andere hulpbronnen, en gegevens te verzamelen over de energie-efficiëntie daarvan in vergelijking met de winning van primaire grondstoffen, mogelijke neveneffecten voor het milieu en de menselijke gezondheid (zoals de uitstoot van broeikasgassen en het vrijkomen van giftige stoffen) en het potentieel voor energieproductie en landschappelijk herstel;

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

21.6.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

42

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

János Áder, Kriton Arsenis, Sophie Auconie, Pilar Ayuso, Nessa Childers, Chris Davies, Esther de Lange, Bas Eickhout, Edite Estrela, Jill Evans, Karl-Heinz Florenz, Elisabetta Gardini, Gerben-Jan Gerbrandy, Julie Girling, Françoise Grossetête, Cristina Gutiérrez-Cortines, Satu Hassi, Jolanta Emilia Hibner, Karin Kadenbach, Linda McAvan, Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė, Gilles Pargneaux, Antonyia Parvanova, Mario Pirillo, Pavel Poc, Vittorio Prodi, Oreste Rossi, Dagmar Roth-Behrendt, Daciana Octavia Sârbu, Carl Schlyter, Horst Schnellhardt, Richard Seeber, Theodoros Skylakakis, Åsa Westlund, Glenis Willmott, Marina Yannakoudakis

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

João Ferreira, Jutta Haug, Marisa Matias, Judith A. Merkies, Miroslav Mikolášik, Bill Newton Dunn, Birgit Schnieber-Jastram, Michail Tremopoulos

  • [1]             Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten; PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.
  • [2]             Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken; PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34.
  • [3]             Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA); PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24.
  • [4]             Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu's en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG; PB L 266 van 26.9.2006, blz. 1.
  • [5]             Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.
  • [6]             Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen; PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1.
  • [7]             Resolutie van het Europees Parlement van 5 mei 2010 over een algeheel verbod op het gebruik van cyanide in de mijnbouw in de Europese Unie; P7_TA(2010)0145.

ADVIES van de Commissie buitenlandse zaken (31.5.2011)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake een doeltreffende grondstoffenstrategie voor Europa
(2011/2056(INI))

Rapporteur voor advies: Elmar Brok

SUGGESTIES

De Commissie buitenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. overwegende dat in een multipolaire wereldorde een individueel handelende lidstaat er niet meer in kan slagen zich adequate toegang te verschaffen tot niet-energetische grondstoffen zoals "gewone" grondstoffen en zeldzame aardmetalen; overwegende dat een strategische en zekere grondstoffenvoorziening voor het Europese bedrijfsleven alleen gegarandeerd kan worden door een door de EU geleide gemeenschappelijke aanpak,

B.  overwegende dat de grondstoffenvoorziening voor veel industriële toepassingen van essentieel belang is; overwegende dat uitvoerbeperkingen een belemmering vormen voor de totstandkoming van open en transparante markten, voor knelpunten kunnen zorgen in de grondstoffenvoorziening, het innovatiepotentieel van de Europese bedrijven kunnen inperken en problemen kunnen veroorzaken op de arbeidsmarkt,

C. overwegende dat ongeveer de helft van alle mondiale hulpbronnen van grondstoffen en zeldzame aardmetalen, met inbegrip van de kritieke grondstoffen, zich in kwetsbare staten of onstabiele regio's bevinden,

1.  neemt met voldoening kennis van het voorstel om een "EU-diplomatie" voor grondstoffen en zeldzame aardmetalen te ontwikkelen die tot doel heeft een internationaal regelgevingsplatform in te stellen, de toegang tot en de voorziening met grondstoffen, met name die welke als van cruciaal belang worden beschouwd, te garanderen, open wereldmarkten te garanderen en internationale samenwerking bij de duurzame winning van grondstoffen en efficiënt gebruik van hulpbronnen op basis van gemeenschappelijke belangen te bevorderen; onderstreept in dit verband de noodzaak om op het gebied van grondstoffendiplomatie een intensieve dialoog op gang te brengen tussen de industrielanden, de nieuwe industrielanden en de grondstoffenrijke ontwikkelingslanden, met het oog op de bevordering van de mensenrechten, goed bestuur, regionale stabiliteit en voorkoming van het risico van grondstoffenconflicten;

2.  is van mening dat als op EU-niveau in alle fasen van de grondstoffenstrategie meer de klemtoon zou worden gelegd op innovatie en vervanging, dit de onderhandelingspositie van de Europese Unie zou kunnen versterken en afhankelijkheid van voorzieningsmonopolies zou kunnen voorkomen;

3.  verzoekt de Commissie, waar het gaat om grondstoffen, "track II diplomacy" te bevorderen door steun te verlenen aan uitwisselingen tussen niet-gouvernementele organisaties, universiteiten en denktanks uit de EU en uit andere landen die over aanzienlijke hulpbronnen beschikken;

4.  verzoekt de Commissie in samenwerking met landen die over aanzienlijke hulpbronnen beschikken op gezette tijden evenementen rond het thema grondstoffen te organiseren, naar het voorbeeld van de "Metal Saloons"van JOGMEC, waaraan een breed scala van belanghebbenden deelneemt;

5.  wijst erop dat het grondstoffenbeleid weliswaar onafhankelijk moet zijn maar tegelijk in synergie met de andere EU-beleidslijnen, in het bijzonder met het beleid inzake de voorziening met niet-minerale grondstoffen (bijvoorbeeld landbouwgoederen) en energie;

6.  is van mening dat de grondstoffendiplomatie, het ontwikkelingsbeleid en beleidslijnen ter ondersteuning van democratisering in het voordeel moeten zijn van alle partijen en synergieën moeten creëren; dringt er daarom op aan dat er een mensenrechten- en democratieclausule wordt opgenomen in de toekomstige overeenkomsten met partnerlanden;

7.  onderstreept dat er als onderdeel van de strategische samenwerking van de EU met de belangrijkste spelers, met name de VS, Rusland, China, Japan en het Arctisch gebied, een mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing met betrekking tot marktdistorsies, ontoereikend aanbod en grondstoffenconflicten dient te worden ingevoerd, aangevuld met een toezichthoudende instantie op EU-niveau, bestaande uit vertegenwoordigers van de EU‑instellingen, de lidstaten en de betrokken industriesectoren;

8.  onderstreept de betekenis van goede betrekkingen met de BRICS-landen (Brazilië, Rusland, India, China, Zuid-Afrika), omdat zij over aanzienlijke grondstoffenreserves beschikken, maar in de toekomst meer grondstoffen zullen gaan gebruiken en daardoor de concurrentie met het Europese bedrijfsleven zullen opdrijven;

9.  dringt aan op internationale regelgevingsnormen inzake recycling, duurzame exploitatie en goed beheer, met inbegrip van sociale rechten, arbeidsrechten en mensenrechten, maatschappelijk verantwoord ondernemen en milieunormen, die via de relevante kanalen, zoals de G8 en de G20, de WTO, de OESO, UNCTAD, UNEP en het Internationaal Panel voor duurzaam beheer van de hulpbronnen, de internationale metaalstudiegroepen en andere organen die zich bezighouden met de bevordering van een structuur voor duurzaam en globaal beheer van de exploitatie en productie van en de handel in grondstoffen, worden gepromoot, op basis van het beginsel van niet-inmenging in het recht van andere landen op ontwikkeling binnen het raamwerk van de internationale regelgeving;

10. is ingenomen met de bereidheid van de G8 en de G20 om actie te ondernemen tegen de sterke schommelingen van de grondstoffenprijzen en dringt aan op concrete maatregelen om de grondstoffenvoorziening veilig te stellen en grondstoffenspeculatie aan banden te leggen;

11. roept de WTO op nauwlettend toezicht te houden op de impact van invoer- en uitvoerrestricties en andere belemmeringen op de prijs van grondstoffen; steunt in dat opzicht de oprichting binnen de WTO van een instrument voor toezicht op tarifaire en non-tarifaire belemmeringen voor de handel in grondstoffen en zeldzame aardmetalen alsook de oprichting binnen de G20 van een "raad voor stabiliteit op het gebied van grondstoffen en zeldzame aardmetalen"; roept DG Handel op toezicht te blijven uitoefenen op de exportrestricties en andere belemmeringen die de prijs van grondstoffen beïnvloeden;

12. spreekt zijn voldoening uit over de opneming van expliciete garanties inzake niet-discriminerende toegang tot de grondstoffenmarkt in EU-handelsovereenkomsten en als een voorwaarde voor het lidmaatschap van de WTO; dringt erop aan dat toegang tot en duurzaam beheer van grondstoffen in alle EU-overeenkomsten met de desbetreffende derde landen worden opgenomen, zulks op basis van de erkenning van de toenemende onderlinge afhankelijkheid van de landen, maar onderstreept het belang van een gedifferentieerde grondstoffendiplomatie, die rekening houdt met de respectieve nationale situaties;

13. pleit voor consensuele samenwerking tussen de EU en de relevante derde landen, in de geest van waar partnerschap, hetgeen tot beider voordeel zou strekken wat hun grondstoffenvoorziening betreft; dringt er daarom op aan de ontwikkelingslanden te steunen en te voorzien in overdracht van wetenschappelijke en juridische kennis, teneinde te zorgen voor duurzame capaciteitsopbouw, en dringt ook aan op gemeenschappelijke exploitatie- en productienormen, met inbegrip van normen op het gebied van de mensenrechten;

14. wijst op de betekenis van bilaterale samenwerking inzake grondstoffen zoals die is aangetoond door de EU en de Afrikaanse Unie in juni 2010, en moedigt verdere inspanningen in de context van het gemeenschappelijk actieplan Afrika-EU voor 2011-2013 aan; dringt erop aan met andere landen die grote producenten van essentiële grondstoffen zijn, een vergelijkbare vorm van samenwerking te ontwikkelen; stelt brondiversificatie voor als een van de concrete doelen van de grondstoffendiplomatie, om voor bepaalde grondstoffen waarvoor de EU afhankelijk is van invoer uit derde landen om te schakelen van Zuidoost-Azië naar Latijns-Amerika en Afrika;

15. is van mening dat het aanzienlijke potentieel van het Arctische gebied samenhangt met zijn natuurlijke hulpbronnen en de daarmee verbonden industrieën; onderstreept de noodzaak van eerlijke toegang tot grondstoffen in het Arctische gebied, overeenkomstig zijn resolutie van 20 januari 2011 over een duurzaam EU-beleid voor het hoge noorden ((P7_TA(2011)0024); onderstreept het belang van duurzame ontwikkeling en een veilig en gecontroleerd gebruik van de natuurlijke hulpbronnen in het Arctische gebied overeenkomstig het voorzorgsbeginsel;

16. onderstreept het belang van transparantie en bekrachtigt zijn steun aan het initiatief inzake transparantie van de winningsindustrieën (EITI) alsmede aan de “Publiceer wat je betaalt”-campagne (PWYP) als goede voorbeelden voor internationale transparantienormen, en verzoekt de Commissie en de EDEO maatregelen te nemen om de transparantie op het gebied van de grondstoffenvoorziening te verbeteren; is van mening dat bij investeringen die door de Europese Investeringsbank gesubsidieerd worden deze normen moeten worden toegepast om duurzame winningspraktijken in de betrokken derde landen te bevorderen;

17. verwelkomt het voorbereidende werk van de Commissie voor een wetgevingsvoorstel betreffende openbaarmakingsvereisten die gelden voor in de EU beursgenoteerde ondernemingen uit de winningsindustrie; spoort de Commissie ertoe aan daarbij uit te gaan van de Amerikaanse openbaarmakingsvereisten van artikel 1504 van de Dodd-Frank-wet en dringt aan op rapportagevoorschriften per land;

18. roept de Commissie op bij de voorbereiding van de nieuwe instrumenten voor extern beleid voor de periode na 2013 in haar programma's voor de democratische en economische stabiliteit van kwetsbare staten die grondstoffen exporteren maatregelen te voorzien ter ondersteuning van goed bestuur en duurzame exploitatie;

19. is van mening dat de verantwoordelijkheid voor een samenhangende en doeltreffende EU-diplomatie bij de EDEO en de relevante diensten van de Commissie moet liggen – in het bijzonder met DG Handel wat handelskwesties betreft – die nauw samenwerken met de Raad en het Parlement; is verder van oordeel dat de strategische betekenis van grondstoffen tot uitdrukking moet komen in de organisatie van de EDEO en in de personeelbezetting van de betrokken EU-delegaties; acht het van groot belang dat het buitenlandse beleid van de EU en de lidstaten op het gebied van grondstoffen wordt gecoördineerd;

20. is van mening dat de EU met de VS en andere partners maatregelen moet coördineren die erop gericht zijn de bronnen van zeldzame aardmetalen te diversifiëren en de afhankelijkheid van de grote leveranciers van grondstoffen en zeldzame aardmetalen te verminderen; is van mening dat deze kwesties aan bod moeten komen op de volgende EU-VS-topbijeenkomsten;

21. verzoekt het Europees Defensieagentschap overeenkomstig artikel 42, lid 3, van het VEU te helpen bij het identificeren van maatregelen ter versterking van de industriële en technologische grondslag van de defensiesector wat grondstoffen betreft.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

24.5.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

58

3

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Sir Robert Atkins, Dominique Baudis, Frieda Brepoels, Elmar Brok, Arnaud Danjean, Michael Gahler, Marietta Giannakou, Ana Gomes, Andrzej Grzyb, Heidi Hautala, Anna Ibrisagic, Anneli Jäätteenmäki, Jelko Kacin, Othmar Karas, Ioannis Kasoulides, Tunne Kelam, Nicole Kiil-Nielsen, Evgeni Kirilov, Andrey Kovatchev, Paweł Robert Kowal, Eduard Kukan, Alexander Graf Lambsdorff, Krzysztof Lisek, Sabine Lösing, Ulrike Lunacek, Mario Mauro, Kyriakos Mavronikolas, Willy Meyer, Francisco José Millán Mon, María Muñiz De Urquiza, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Norica Nicolai, Raimon Obiols, Kristiina Ojuland, Ria Oomen-Ruijten, Cristian Dan Preda, Fiorello Provera, Libor Rouček, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Nikolaos Salavrakos, Jacek Saryusz-Wolski, Werner Schulz, Hannes Swoboda, Charles Tannock, Inese Vaidere, Kristian Vigenin, Graham Watson, Boris Zala

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Reinhard Bütikofer, Nikolaos Chountis, Véronique De Keyser, Tanja Fajon, Kinga Gál, Elisabeth Jeggle, Georgios Koumoutsakos, Norbert Neuser, Doris Pack, Vittorio Prodi, Dominique Vlasto, Luis Yáñez-Barnuevo García

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Joachim Zeller

ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (14.6.2011)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake een doeltreffende grondstoffenstrategie voor Europa
(2011/2056(INI))

Rapporteur voor advies: Birgit Schnieber-Jastram

SUGGESTIES

De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  is van mening dat de EU afhankelijk is van de import van grondstoffen voor haar industrie, met name voor de hightechsector, en dat het Europese grondstoffeninitiatief tot doel heeft de toegang tot deze grondstoffen te verzekeren;

2.  roept in herinnering dat het grondstoffeninitiatief door sommige NGO's is bekritiseerd omdat het de ontwikkelingsdoelstellingen van arme landen zou ondermijnen en niet zou stroken met de EU-toezegging om te zorgen voor samenhang in het ontwikkelingsbeleid; herinnert aan de verplichtingen ten aanzien van samenhang in het ontwikkelingsbeleid die zijn verankerd in artikel 208 van het VWEU; verzoekt de Commissie om een interdepartementale werkgroep op te zetten die een meer gedetailleerde strategie inzake grondstoffen moet uitwerken waarin met deze verplichtingen rekening wordt gehouden; herinnert eraan dat de illegale handel in grondstoffen nog steeds een van de hoofdoorzaken van permanente of langdurige conflicten in ontwikkelingslanden is;

3.  beklemtoont hoe belangrijk het is dat het Europese grondstoffenbeleid (zoals verankerd in artikel 208 VWEU) ten volle rekening houdt met de duurzame economische groei in de ontwikkelingslanden en hun specifieke sociale normen en dat wordt gezorgd voor samenhang tussen ontwikkelingsbeleid en grondstoffeninitiatief; is dan ook van mening dat de EU ontwikkelingslanden eveneens moet helpen bij het opbouwen van verwerkingsinstallaties, het diversifiëren van hun economieën, het verkleinen van hun afhankelijkheid van de uitvoer van grondstoffen en het vergroten van de toegevoegde waarde van hun producten door middel va binnenlandse productie en verwerking;

4.  verzoekt de Commissie ook de volgende doelstellingen in het grondstoffeninitiatief op te nemen: a) beperking van het grondstoffenverbruik in de EU, b) beperking van de afhankelijkheid van de EU van ingevoerde grondstoffen, en c) totstandbrenging van een duurzaam en billijk systeem voor het beheer van 's werelds natuurlijke rijkdommen;

5.  vindt het van groot belang dat het Europees Parlement middels een jaarlijks voortgangsverslag regelmatig op de hoogte wordt gebracht van de ontwikkeling van het grondstoffeninitiatief en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan; wenst dat in dit verslag ook een beoordeling van het grondstoffeninitiatief vanuit de optiek van de inzet van de EU voor coherentie van het ontwikkelingsbeleid wordt opgenomen;

6.  vreest dat het herziene grondstoffeninitiatief geen verwijzing bevat naar het SAP of SAP+ en evenmin alternatieve handelsstimulansen voorstelt ter bevordering van de mensenrechten, milieunormen, vermijding van kinderarbeid en steun voor binnenlandse hervormingen ten behoeve van landen die buiten deze regelingen vallen; verzoekt de Commissie diversificatie-initiatieven in ontwikkelingslanden die zeer afhankelijk zijn van bepaalde grondstoffen, te steunen en te stimuleren;

7.  wijst erop dat inkomsten uit grondstoffen een belangrijke rol kunnen spelen door de minst ontwikkelde landen in staat te stellen de Millenniumontwikkelingsdoelen te verwezenlijken; verzoekt de Commissie de ontwikkelingslanden te helpen hun economieën te diversifiëren en hun afhankelijkheid van grondstoffen te verminderen ter bescherming van eindige natuurlijke hulpbronnen, en om de minst ontwikkelde landen met advies en capaciteitsopbouw te steunen bij het opzetten van effectieve alternatieve belastinggenererende mechanismes;

8.  verzoekt de Commissie rekening te houden met de ontwikkelingsbaten die uitvoerbeperkingen voor grondstoffen hebben voor de minst ontwikkelde landen, want uitvoerheffingen zijn een belangrijke bron van inkomsten, met name voor de minst ontwikkelde landen, en stimuleren de ontwikkeling van binnenlandse productie en verwerkende industrieën die de uitvoer van producten met een grotere toegevoegde waarde mogelijk maken; onderstreept het belang van een betere bescherming van het milieu door de onbeperkte exploitatie van natuurlijke hulpbronnen te voorkomen;

9.  wijst erop dat de prijsvolatiliteit van grondstoffen in zekere mate is toe te schrijven aan speculatie;

10. verzoekt de Commissie om spoedig een wetsvoorstel voor een rapportage per land in te dienen op basis van de normen van het initiatief inzake transparantie van winningsindustrieën (EITI) en artikel 1502 van de Wet Dodd-Frank in de Verenigde Staten; herinnert eraan dat dit door de Commissie ontwikkelingssamenwerking is voorgesteld als een parlementaire prioriteit in het kader van de gestructureerde dialoog over het werkprogramma van de Commissie voor 2012; dringt er bij de Commissie op aan in haar voorstel de eis op te nemen dat winningondernemingen per land rapporteren over verkoop en winsten, alsmede over belastingen en opbrengsten, als maatregel tegen corruptie en ter voorkoming van belastingontwijking; onderstreept dat transparantie, maatschappelijk verantwoord ondernemen en een functionerend bestuur zowel ten goede komen aan de woningbedrijven als aan de samenleving van ontwikkelingslanden die rijk zijn aan grondstoffen; verzoekt de Commissie een wetgevingsvoorstel voor te bereiden dat equivalent is aan artikel 1502 van de Wet Dodd-Frank, dat bepaalt dat bedrijven die delfstoffen betrekken uit de Democratische Republiek Kongo en buurlanden, moeten aantonen met welke maatregelen zij waarborgen dat hun aankoop van deze delfstoffen niet ten goede komt aan gewapende groeperingen die schendingen van de mensenrechten begaan; roept de Europese Unie en de lidstaten in dit verband op druk uit te oefenen op de Europese ondernemingen die in ontwikkelingslanden werkzaam zijn, opdat zij een voorbeeldfunctie vervullen op het gebied van sociale verantwoordelijkheid en bevordering van fatsoenlijk werk;

11. dringt aan op een wetgevingsvoorstel dat Europese ondernemingen die zich niet houden aan de EU-normen bij hun activiteiten in ontwikkelingslanden moet uitsluiten van elke vorm van Europese financiële ondersteuning, en uit zijn ernstige bezorgdheid over de talloze goed gedocumenteerde gevallen van Europese ondernemingen die zich schuldig maken aan schending van milieu- en arbeidsnormen en mensenrechten;

12. erkent de legitieme rechten van regeringen en parlementen van ontwikkelingslanden om in het openbaar belang, in overleg met het maatschappelijk middenveld, beleid te entameren en de buitenlandse investeringen te reguleren, op zodanige wijze dat buitenlandse investeringen de lokale economie ten goede komen, een binnenlandse toegevoegde waarde creëren en ontwikkeling bevorderen; benadrukt dat de grondstoffenstrategie van de EU geen belemmering mag zijn voor deze rechten;

13. verzoekt de EU en de Afrikaanse Unie concrete acties op het gebied van capaciteitsopbouw voor te stellen en te implementeren voor ontwikkelingslanden die rijk zijn aan grondstoffen, in het kader van het tweede actieplan 2011-2013 van de gemeenschappelijke strategie Afrika-EU, in samenwerking met de lidstaten, het bedrijfsleven en belanghebbenden; juicht het toe dat dit actieplan voorziet in voorlichting over positieve praktijken op het gebied van onderhandelingen over mijnbouwcontracten en in bevordering van wetenschappelijke samenwerking in de mijnbouwsector, naast de bevordering van goed bestuur, met inbegrip van transparantie;

14. herhaalt dat initiatieven om meer transparantie in de mijnbouwsector te scheppen in feite in het belang zijn van het bedrijfsleven, rechtszekerheid scheppen, duurzame partnerschappen voor de lange termijn creëren en een waarborg zijn tegen heropening van onderhandelingen of uitzetting; merkt op dat bepaalde problemen aangepakt moeten worden en dat bij sommige overeenkomsten vertrouwelijkheid nodig is, maar dat er toch openbare controle moet zijn; merkt op dat de Ghanese wet inzake het beheer van olieopbrengsten een goed voorbeeld is van een wet die voorziet in een bepaalde mate van vertrouwelijkheid enerzijds en waarborging van parlementaire controle anderzijds;

15. is verheugd over de bevordering van meer openbaarmaking van de financiële informatie en de door de Commissie geplande verslaglegging over winningsindustrieën per land en ziet uit naar het aanstaande wetgevingsvoorstel van de Commissie over de automatische openbaarmaking van winsten en fiscale afdrachten van transnationale ondernemingen in elk afzonderlijk ontwikkelingsland waar zij actief zijn, met het oog op de bestrijding van misbruik van belastingparadijzen, belastingontduiking en illegale kapitaalvlucht; dringt tevens aan op een grotere transparantie met betrekking tot bedrijven die grondstoffen winnen in ontwikkelingslanden, om te waarborgen dat deze de verschuldigde belastingen betalen en openbaarheid betrachten over hun activiteiten; wijst op het belang van de samenwerking tussen de EU en de VN inzake het Kimberley-proces;

16. verzoekt de EU overeenkomsten inzake eerlijke handel met ontwikkelingslanden te sluiten, die in het geval van de minst ontwikkelde landen ook technologieoverdracht omvatten en als model dienen voor een duurzaam handelsbeleid dat voldoet aan een serie sociale en milieucriteria;

17. dringt aan op meer internationale samenwerking inzake strategische hulpbronnen door het lanceren van een open, inclusief en transparant proces ter bespreking van het toekomstige gebruik van grondstoffen in de wereld, met deelname van maatschappelijke netwerken zoals Publish What You Pay (PWYP); is van oordeel dat wereldwijde initiatieven op een zo gevoelig terrein kunnen dienen als vertrouwenwekkende maatregelen tussen de EU en opkomende economieën, zoals China, Brazilië en India;

18. dringt er bij de EU op aan voor investeerders de verplichting in te voeren bij hun activiteiten in ontwikkelingslanden de mensenrechten, en de belangrijkste milieu- en arbeidsnormen van de IAO na te leven; is van mening dat Europese bedrijven in eigen land juridisch aansprakelijk moeten zijn voor elke schending van deze rechten door hun filialen in het buitenland en door instanties waarover zij zeggenschap hebben;

19. is van mening dat in de grondstoffenstrategie van de EU rekening moet houden met de verschillen tussen ontwikkelde en grote opkomende economieën enerzijds en de minst ontwikkelde landen anderzijds;

20. verzoekt de EIB en de Commissie om, voordat zij beslissen over het ondersteunen van winningsindustrieën in de ontwikkelingslanden, zorgvuldiger te bekijken of projecten bijdragen aan uitroeiing van de armoede, duurzame ontwikkeling en inclusieve groei; dringt aan op een moratorium op financiering uit EU-middelen voor mijnbouwprojecten totdat er verordeningen zijn aangenomen tegen belastingontduiking en ter bevordering van transparantie, zorgvuldigheid en de naleving van sociale en milieunormen;

21. merkt op dat de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen moet worden voortgezet om een land te helpen bredere sociale en economische doelen te realiseren, en niet als doel op zich;

22. wijst erop dat de ambachtelijke en kleinschalige mijnbouw (ASM) een fundamentele rol kan vervullen op plaatselijk niveau, voor werkgelegenheid kan zorgen en ontwikkelingsdoelstellingen kan ondersteunen, indien deze mijnbouw officieel wordt erkend, gereguleerd en ondersteund; betreurt het relatieve gebrek aan kennis en analytische instrumenten op dit gebied en onderstreept de noodzaak de zichtbaarheid ervan te verbeteren, een doelmatiger uitwerking en tenuitvoerlegging van het beleid inzake ASM te vergemakkelijken, en toezicht te houden op de hulpinspanningen ter voorkoming van de armoedeval, zoals kinderarbeid, onveilige werkomgevingen, dwangarbeid (die vaak voorkomt in de ambachtelijke mijnbouw), en conflicten die verband houden met kleinschalige mijnactiviteiten; verzoekt de EU en haar lidstaten tevens ontwikkelingslanden zowel nationaal als lokaal te ondersteunen door kennis en ervaring op het gebied van duurzame mijnbouwpraktijken, een efficiënter gebruik van grondstoffen en hergebruik en recycling beschikbaar te stellen;

23. benadrukt dat de kwestie van de toegang tot grondstoffen opgenomen moet worden in beleidsmaatregelen met het oog op vredestichting en conflictpreventie, daar in bepaalde regio's veel conflicten weer zijn opgelaaid; is van mening dat het een doel op lange termijn van de EU moet zijn om een systeem voor vroegtijdige waarschuwing en conflictpreventie op te zetten dat het mogelijk maakt om tijdig vast te stellen of grondstoffen de inzet zijn van een conflict.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

14.6.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

23

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Michael Cashman, Ricardo Cortés Lastra, Corina Creţu, Leonidas Donskis, Charles Goerens, Catherine Grèze, András Gyürk, Filip Kaczmarek, Franziska Keller, Miguel Angel Martínez Martínez, Gay Mitchell, Norbert Neuser, Bill Newton Dunn, Maurice Ponga, Birgit Schnieber-Jastram, Michèle Striffler, Alf Svensson, Eleni Theocharous, Ivo Vajgl, Anna Záborská, Iva Zanicchi

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Kriton Arsenis, Isabella Lövin

ADVIES van de Commissie internationale handel (23.6.2011)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake een doeltreffende grondstoffenstrategie voor Europa
(2011/2056(INI))

Rapporteur voor advies: Bernd Lange

SUGGESTIES

De Commissie internationale handel verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  onderstreept dat het handelsbeleid van de EU zijn rol moet versterken als middel ter verbetering van de toegang van de EU tot grondstoffen op de wereldmarkten en ter waarborging van een betrouwbare en zekere aanvoer van grondstoffen voor de Europese industrie, en het mogelijk moet maken echte partnerschappen tot stand te brengen die in overeenstemming zijn met het beleid inzake duurzame ontwikkeling dat wordt gevoerd ten aanzien van de landen die over deze natuurlijke hulpbronnen beschikken;

2.  stelt vast dat niet alle grondstoffenmarkten gelijk zijn en dat met name landbouwgrondstoffenmarkten aan sterke seizoens- en klimaatschommelingen onderhevig zijn en bijgevolg bijzondere aandacht verdienen;

3.  wijst op het belang van de legale grondstoffenhandel voor een duurzame economische groei en dringt aan op de ontwikkeling van een geïntegreerde EU-strategie voor grondstoffen, inclusief een gerichte diplomatie voor landen die strategische leveranciers zijn, die uitgaat van hun agenda voor het industrie- en landbouwbeleid en spoort met het ontwikkelings- en het milieubeleid van de EU; verzoekt de Commissie tevens synergie tot stand te brengen tussen alle betrokken Europese beleidsvormen en belanghebbenden, bijvoorbeeld via de oprichting van nationale comités voor strategische metalen waarin overheidsinstanties, bedrijven uit de sector, inclusief kmo's, en het maatschappelijk middenveld zijn vertegenwoordigd;

4.  verzoekt de Commissie in dit opzicht een studie te verrichten over de Europese invoer van grondstoffen die als niet essentieel gecatalogeerd zijn (bijvoorbeeld lithium, hafnium en nikkel), maar die toch strategisch blijken om te beantwoorden aan de behoeften van het Europese bedrijfsleven en om consumptiegoederen met een grote toegevoegde waarde te produceren; wijst erop dat deze studie eveneens moet beoordelen in welke mate ons bedrijfsleven van deze grondstoffen afhankelijk is en hoe zeker de bevoorrading is, welke de milieukosten voor de winning zijn en welke haalbare alternatieven er zijn;

5.  dringt er bij de Commissie op aan dat zij een regelmatige en zekere toegang tot voor het bedrijfsleven relevante grondstoffen en zeldzame aardmetalen waarborgt door middel van wederzijds gunstige en eerlijke handels- en investeringsovereenkomsten en strategische commerciële partnerschappen op de lange termijn die het de ontwikkelingslanden mogelijk maken hun economie te diversifiëren en te industrialiseren en banen en duurzame economische groei te creëren, terwijl de EU-industrie van vitale hulpbronnen wordt voorzien; dringt er in dat opzicht bij de Commissie op aan de naleving van de IAO-verdragen en de internationale milieunormen in alle handelsovereenkomsten te verankeren;

6.  verzoekt de Commissie te overwegen richtsnoeren uit te vaardigen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen van Europese bedrijven die betrokken zijn bij de grondstoffenwinning in productielanden; verzoekt de bedrijven zich onverwijld vrijwillig te verplichten tot maatschappelijk verantwoord ondernemen; dringt erop aan dat deze toezeggingen in overeenstemming zijn met de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en dat het zorgvuldigheidsbeginsel dat geldt voor bevoorradingsketens, zoals bedoeld in de OESO-richtsnoeren voor 2010, deel uitmaakt van deze normen; verzoekt de Commissie samen met het bedrijfsleven de doelmatigheid van dit vrijwillig verplichtingsproces te controleren en te bevorderen; herinnert in deze context aan het feit dat alle bedrijven de geldende wetgeving in de respectieve gastlanden moeten eerbiedigen;

7.  is bezorgd over de voortdurende handel in en het gebruik van mineralen die afkomstig zijn uit conflictgebieden, waarbij de winning gewelddaden en onaanvaardbare illegale activiteiten met zich brengt; verzoekt de Commissie, de EDEO, de Raad en de lidstaten rekening te houden met deze situatie in het kader van hun betrekkingen met derde landen; dringt er bij de Commissie en de strategische bevoorradingslanden van de EU op aan samen werk te maken van de ontwikkeling van doeltreffende systemen voor de traceerbaarheid van grondstoffen, vanaf de invoer tot en met recycling of storten, en een wederzijds bindend certificeringsstelsel voor grondstoffen en hun distributieketens (Certified Trading Chains) in te voeren, om eerlijke handel te kunnen waarborgen en met name om oneerlijke handel in grondstoffen uit crisisgebieden te verhinderen; verzoekt de Commissie met de relevante internationale instellingen (VN, OESO, IAO) samen te werken om de beste certificeringspraktijken vast te stellen en de harmonisatie ervan te bewerkstelligen; verzoekt de Commissie zich aan te sluiten bij de geest van de Amerikaanse Dodd-Frankwet betreffende handel in conflictmineralen;

8.  benadrukt dat de financiële markten een belangrijke rol kunnen spelen om zowel producenten als gebruikers van grondstoffen tegen risico's in te dekken; verzoekt de Commissie maatregelen te nemen om transparantie op de grondstoffenmarkten te garanderen en onverantwoorde grondstoffenspeculatie, die leidt tot misbruik van de grondstoffenmarkt, afdoend te voorkomen indien dit na een grondige empirische analyse noodzakelijk wordt geacht; wijst erop dat hiertoe ook desbetreffende initiatieven in het kader van de G8- en de G20-onderhandelingen behoren; is met name van oordeel dat recycling, substitueerbaarheid en een efficiënt gebruik van hulpbronnen pistes zijn die moeten worden verkend, en dat de Commissie O&O-acties op deze gebieden moet bevorderen en starten;

9.  is bezorgd over de gevolgen van de derivatenmarkten voor de prijsontwikkeling van grondstoffen; is van mening dat de OTC-derivatenmarkten efficiënter moeten worden gecontroleerd; steunt in deze context maatregelen zoals meer transparantie op het gebied van OTC-derivaten onder toezicht van de EAEM; is van mening dat dergelijke maatregelen meer zekerheid kunnen bieden voor beleggers en kmo's, alsook meer planningszekerheid voor de Europese producenten;

10. betreurt de houding van derde landen, met name sommige opkomende landen, die hun positie van dominante leverancier gebruiken om de wereldgrondstoffenmarkt te verstoren; verzoekt de Commissie oplossingen te zoeken in een bilateraal kader, en indien nodig met de betrokken landen overleg te beginnen of zelfs terug te grijpen naar handelsbeschermingsinstrumenten die in overeenstemming zijn met de regels en beginselen van de WTO, en ondersteunt de recente inspanningen van de Commissie om een WTO-panel bijeen te roepen; verzoekt de WTO te overwegen een sterk signaal uit te sturen naar de lidstaten om geen uitvoerrestricties in te voeren onder het voorwendsel van ontwikkelings- of milieubeleid, tenzij dit op deze gronden naar behoren aan de WTO wordt gerechtvaardigd; verzoekt de Commissie fundamentele strategische hulpbronnen voor de EU te identificeren en de toegang ertoe te waarborgen;

11. neemt kennis van de strategie van de Commissie in de onderhandelingen met ontwikkelingslanden (vrijhandelsovereenkomsten, economische partnerschapsovereenkomsten en partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten) om het gebruik van uitvoerheffingen op grondstoffen af te schaffen; is van oordeel dat de grondstoffensoevereiniteit van landen moet worden gerespecteerd, en verzoekt de Commissie in dit verband haar verzet tegen uitvoerheffingen in ontwikkelingslanden in evenwicht te brengen door een gedifferentieerde benadering toe te passen waarbij rekening wordt gehouden met de uiteenlopende situatie per land, zodat ontwikkelingsdoelen en de industrialisatie van ontwikkelingslanden niet in gevaar worden gebracht; benadrukt dat vrije en eerlijke handel van cruciaal belang is voor de ontwikkeling van de mondiale grondstoffensector en voor de totstandbrenging van welvaart in alle samenlevingen;

12. onderstreept dat er nog steeds aanzienlijke hoeveelheden recycleerbaar en grondstofhoudend afval illegaal uit de EU worden geëxporteerd; verzoekt de Commissie al het mogelijke te doen om illegale uitvoer te identificeren en er een einde aan te maken, en om in internationale overeenkomsten recyclingnormen te laten opnemen die vergelijkbaar zijn met de Europese; verzoekt de lidstaten de exportcontrolemiddelen significant te verbeteren en verzoekt de Commissie de huidige lacunes in de verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen te dichten, met name op het gebied van douanecontroles aan de buitengrenzen van de EU; dringt er in dit verband ook bij alle handelspartners van de EU, met name ontwikkelingslanden, op aan passende regelgeving vast te stellen en adequate controlemaatregelen toe te passen om alle illegale invoer van afval op hun grondgebied te voorkomen en om actief corruptie te bestrijden, die vaak aan de bron ligt van het feit dat deze illegale invoer kan gebeuren;

13. verzoekt de Commissie onderzoek naar recyclage van afval dat grondstoffen bevat adequaat te financieren; benadrukt dat gerecycleerd industrieel afval niet als rommel mag worden beschouwd, maar eerder als een nieuwe grondstof; stelt de Commissie bijgevolg voor de interne grondstoffenmarkt van de EU en de legale uitvoer van gerecycleerde grondstoffen en aanverwante producten uit de EU flink te steunen door passende stimuli die het gebruik van gerecycleerde grondstoffen en aanverwante producten in de EU alsook de handel in gerecycleerde industriële goederen bevorderen;

14. herinnert eraan dat de recyclingprocessen kunnen worden verbeterd en dat de Commissie en de lidstaten hun inspanningen moeten opdrijven om doeltreffende stimuleringsmaatregelen in te voeren om onderzoek te steunen en te ontwikkelen, met name op het gebied van biochemie en recycling van chemische stoffen om de EU minder afhankelijk te maken van landen die grondstoffen en zeldzame aardmetalen leveren;

15. benadrukt dat de handel in grondstoffen niet mag worden gebruikt als een instrument om politieke doelstellingen te verwezenlijken, maar een louter economische dimensie moet hebben; wijst erop dat dergelijke handel niet tot politieke afhankelijkheid mag leiden, maar onderworpen moet zijn aan de gebruikelijke economische regels; is ingenomen met de inspanningen van de EU om duurzame grondstoffenhandel (bijv. FLEGT) met derde landen te bevorderen;

16. benadrukt dat er duidelijke regels moeten worden vastgesteld voor de samenwerking op het gebied van grondstoffenhandel tussen alle betrokkenen (producenten, exporteurs, doorvoerlanden, importeurs); is evenwel van mening dat de Commissie zich moet verzetten tegen projecten die tegen dit beginsel indruisen; moedigt de Commissie en de bedrijven in de EU aan om milieuvriendelijke technologieën te bevorderen en erin te investeren.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

21.6.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

24

3

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

William (The Earl of) Dartmouth, Laima Liucija Andrikienė, Kader Arif, David Campbell Bannerman, Daniel Caspary, Marielle De Sarnez, Christofer Fjellner, Yannick Jadot, Bernd Lange, David Martin, Emilio Menéndez del Valle, Vital Moreira, Paul Murphy, Cristiana Muscardini, Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Niccolò Rinaldi, Tokia Saïfi, Helmut Scholz, Peter Šťastný, Robert Sturdy, Keith Taylor, Iuliu Winkler, Pablo Zalba Bidegain, Paweł Zalewski

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Josefa Andrés Barea, George Sabin Cutaş, Syed Kamall, Maria Eleni Koppa, Elisabeth Köstinger, Jörg Leichtfried, Jarosław Leszek Wałęsa

ADVIES van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (28.6.2011)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake een doeltreffende grondstoffenstrategie voor Europa
(2011/2056(INI))

Rapporteur voor advies: Daciana Octavia Sârbu

SUGGESTIES

De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  neemt met voldoening kennis van de mededeling van de Commissie en de daarin geschetste benadering, waarbij grondstoffen en agrarische basisproducten als prioritaire aandachtspunten voor de EU worden aangemerkt; merkt op dat de mededeling grotendeels over grondstoffen gaat, en betreurt het dat de landbouw slechts beperkt aan bod komt;

2.  wijst in dit kader op het belang van het niet verloren laten gaan van grondstoffen en nutriënten uit dierlijke mest, en roept de Commissie en lidstaten op mestverwerking te bevorderen; wijst in dit kader op het belang van het definiëren van digestaat als mestvervanger;

3.  sluit zich aan bij de analyse van de Commissie met betrekking tot landbouwproducten in de context van de wereldwijde continuïteit van de voedselvoorziening, bij afnemende wereldwijde voedselvoorraden en toenemende bevolking en honger, en vanuit marktperspectief extreme prijsvolatiliteit bij voedings- en voedermiddelen, de tekortkomingen van de voedsel- en voedermiddelenketen en de rol van financiële instrumenten en speculatie als mogelijke en grondig te onderzoeken oorzaak van instabiliteit; herinnert aan het feit dat vier EU-lidstaten tot de landen behoren die bijzonder kwetsbaar zijn als het om stijging van de voedselprijzen gaat;

4.  eist dat er zorgvuldig aandacht wordt besteed aan de fundamentele onzekerheid omtrent de toenemende interactie tussen de prijsbewegingen van energie en niet-energetische grondstoffen en dan met name voedsel;

5.  vestigt de aandacht op de onzekerheid van het aanbod van uit import afkomstige landbouwproducten onder de onlangs door verschillende landen opgelegde exportbeperkingen; is van mening dat de EU haar burgers moet beschermen tegen de gevolgen van dergelijke verschijnselen door de mate van afhankelijkheid terug te dringen;

6.  is van mening dat de lidstaten moeten streven naar een optimale exploitatie van het beschikbare landbouwareaal door gronden van verslechterde kwaliteit te herstellen en ongebruikte en braakliggende gronden weer in productie te nemen;

7.  erkent dat het toenemende gebruik van landbouwgrond voor de productie van hernieuwbare energie een effect heeft op de landbouwproductie; is evenwel van mening dat er voor de agrarische sector een belangrijke rol is weggelegd in de productie van bio-energie en dringt er dan ook op aan dat wordt vastgesteld wat de mogelijkheden zijn voor synergie tussen beide domeinen;

8.  verzoekt de Commissie om op aanmoediging gebaseerde initiatieven in het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de grondstoffenstrategie op te nemen ten einde het potentieel van landbouwers om hun productie van duurzame energie te verhogen, dat momenteel nog onderbenut wordt, volledig te benutten, en aldus nieuwe banen op het platteland en extra inkomsten voor de landbouwers te genereren;

9.  steunt met betrekking tot de continuïteit van de voedselvoorziening de bevinding van de Commissie dat de voedselproductiecapaciteit zonder een gemeenschappelijk landbouwbeleid en een mechanisme voor rechtstreekse steun in gevaar wordt gebracht; benadrukt derhalve de noodzaak van een coherent toekomstig GLB waarbij het bestaande financieringsniveau wordt gehandhaafd; is het er verder mee eens dat de EU een belangrijke rol speelt en moet blijven spelen bij het waarborgen van voldoende voedsel voor de toenemende wereldbevolking; is dan ook voorstander van een strategie op het gebied van grondstoffen en basisproducten die berust op een geïntegreerde aanpak welke alle aandachtspunten op het gebied van landbouw, financiën, milieu, handel, energie en ontwikkelingsbeleid omvat;

10. dringt er, net als de Commissie, op aan dat de internationale gemeenschap een gecoördineerde langetermijnaanpak goedkeurt met betrekking tot de mondiale continuïteit van de voedselvoorziening, met inbegrip van grotere onderzoeksinspanningen en investeringen in de landbouw van ontwikkelingslanden, met name door middel van prioriteiten in het ontwikkelingsbeleid, ten einde hun weerbaarheid tegen schokken op de voedselmarkt en hun capaciteit om zich aan dergelijke schokken aan te passen te vergroten;

11. bekrachtigt zijn steun aan een systeem van wereldwijde noodvoorraden aan voedsel onder toezicht van het stelsel van VN-instellingen, en is van mening dat de EU een leidende rol bij het bepleiten van dit initiatief op zich zou moeten nemen; steunt de recente inspanningen van de G20 met betrekking tot beleidsreacties op prijsvolatiliteit op de voedsel- en landbouwmarkten, waaronder een betere uitwisseling van informatie over de verwachtingen met betrekking tot de voedselproductie en onderstreept de noodzaak van grotere transparantie en tijdigere informatie over voedselvoorraden; acht het voorts zinvol om nationale noodvoorraden aan te leggen om de continuïteit van de voedselvoorziening te waarborgen;

12. is ingenomen met het gezamenlijke communiqué van de derde top van landbouwministers op 22 januari 2011 in Berlijn, dat door 48 landen werd ondertekend en dat oproept tot een beter functioneringsvermogen van de landbouwmarkten, en het belang van de handel erkent voor de ontwikkeling van een balans tussen de verschillende actoren op de landbouwmarkten en voor een betere toegang voor de landbouwers tot grondstoffen en energie;

13. verwacht dat de grondstoffenstrategie afgestemd wordt op de prioriteiten van de Europa 2020-strategie met betrekking tot slimme, inclusieve en duurzame groei; is van mening dat het gebruik door de landbouwsector van grondstoffen, grond en watervoorraden in de voorstellen opgenomen moet worden;

14. herhaalt dat het zich inzet voor maatregelen tegen extreme prijsvolatiliteit, die een ernstige bedreiging voor de continuïteit van de voedselvoorziening kan betekenen gezien het marktgedrag in het geval van landbouwgrondstoffen; dit zou bijvoorbeeld kunnen plaatsvinden via een verhoging van de landbouwproductiviteit en aanpassing aan de gevolgen van de klimaatverandering; stelt vast dat deze volatiliteit soms door vaak eenzijdig opgelegde handelsbarrières wordt verergerd;

15. herinnert eraan dat de markt voor landbouwproducten structureel gekenmerkt wordt door volatiliteit in verband met de seizoensgebondenheid van producten, weersomstandigheden en andere factoren die het voor de producenten moeilijk maken om op korte termijn op fluctuaties van de vraag te reageren; herinnert eraan dat de landbouw een strategische sector is en dat de werking ervan niet uitsluitend aan de marktkrachten mag worden overgelaten; onderstreept dat hervormingen in de voedselketen ervoor zouden moeten zorgen dat hogere prijzen voor landbouwproducten leiden tot hogere inkomens voor landbouwers die geconfronteerd worden met hogere productiekosten en een grotere prijsvolatiliteit;

16. verzoekt de Commissie om een verslag inzake financiële derivaten en grondstoffen ten einde te kunnen vaststellen of er, gezien het specifieke karakter van de sector, voor de landbouwgrondstoffen aparte wetgeving moet komen; spreekt zijn steun uit aan de recente voorstellen van de Commissie over de regulering van otc-derivaten en de publieke raadpleging over de MiFiD-richtlijn; is van mening dat niets ontziende speculatie, uitwassen en misbruik op derivatenmarkten dringend aangepakt moeten worden;

17. herinnert eraan dat de markten voor derivaten van landbouwproducten oorspronkelijk dienden als dekking tegen risico's en als mogelijkheid om geld uit de markt te verkrijgen, hetgeen beide in het belang van de landbouwers was; stelt echter met bezorgdheid vast dat veel investeerders nu geen rechtstreekse banden met de landbouw meer hebben en dat het aantal gesloten overeenkomsten de wereldwijde productie van voedsel vele malen overstijgt, en verzoekt de Commissie om na te gaan of dit de weg vrijmaakt voor speculatieve zeepbellen;

18. betreurt het feit dat teveel landbouwafval momenteel niet optimaal wordt gebruikt; is van mening dat landbouwafval als een waardevol product moet worden gezien en verzoekt de Commissie derhalve onderzoek te verrichten naar nieuwe manieren om het als grondstof in andere sectoren te gebruiken;

19. merkt op dat een effectief toezicht op het beleid inzake landbouwgrondstoffen essentieel is voor een doeltreffende strategie; benadrukt de noodzaak van een nauwere afstemming binnen de Commissie en tussen de lidstaten en dringt erop aan dat het Europees Parlement regelmatig op de hoogte wordt gehouden van de voortgang van het initiatief betreffende landbouwgrondstoffen door middel van een jaarlijks activiteitenverslag;

20. verzoekt de Commissie deze punten in haar strategie op te nemen en concrete maatregelen voor te stellen om de continuïteit van de voedselvoorziening te waarborgen, de instabiliteit van de markt aan te pakken en de werking van de derivatenmarkten voor landbouwgrondstoffen in het kader van een duurzame algemene verantwoordelijkheid te versterken.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

27.6.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

32

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

John Stuart Agnew, Liam Aylward, Luis Manuel Capoulas Santos, Michel Dantin, Paolo De Castro, Albert Deß, Diane Dodds, Herbert Dorfmann, Iratxe García Pérez, Béla Glattfelder, Sergio Gutiérrez Prieto, Martin Häusling, Esther Herranz García, Peter Jahr, Elisabeth Jeggle, Jarosław Kalinowski, Elisabeth Köstinger, Agnès Le Brun, George Lyon, Gabriel Mato Adrover, Mariya Nedelcheva, James Nicholson, Georgios Papastamkos, Marit Paulsen, Britta Reimers, Czesław Adam Siekierski, Sergio Paolo Francesco Silvestris, Alyn Smith, Marc Tarabella, Janusz Wojciechowski

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Luís Paulo Alves, Pilar Ayuso, Salvatore Caronna, Maria do Céu Patrão Neves, Dimitar Stoyanov, Milan Zver

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Oreste Rossi

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

30.6.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

43

3

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jean-Pierre Audy, Ivo Belet, Reinhard Bütikofer, Maria Da Graça Carvalho, Pilar del Castillo Vera, Lena Ek, Ioan Enciu, Gaston Franco, Adam Gierek, Fiona Hall, Jacky Hénin, Romana Jordan Cizelj, Krišjānis Kariņš, Lena Kolarska-Bobińska, Béla Kovács, Philippe Lamberts, Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz, Marisa Matias, Judith A. Merkies, Jaroslav Paška, Herbert Reul, Teresa Riera Madurell, Michèle Rivasi, Jens Rohde, Paul Rübig, Amalia Sartori, Francisco Sosa Wagner, Konrad Szymański, Britta Thomsen, Patrizia Toia, Ioannis A. Tsoukalas, Claude Turmes, Marita Ulvskog, Vladimir Urutchev, Kathleen Van Brempt, Alejo Vidal-Quadras, Henri Weber

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Francesco De Angelis, Ilda Figueiredo, Jolanta Emilia Hibner, Ivailo Kalfin, Marian-Jean Marinescu, Vladko Todorov Panayotov, Algirdas Saudargas, Hannu Takkula, Silvia-Adriana Ţicău